RIJSWIJK, 15 februari 2001
mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mevr. dr. N.O.M. Rethmeier, secretaris
Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 Nederlands octrooi
"!$# # %
Verzoekster
:
Kwekerij Varenschut C.V., te Helmond
Gemachtigde
:
mr. ir. E.E. de Vries
Octrooihoudster
:
Wimpy’s Trade & Finance B.V., te Nieuwerkerk a.d. IJssel
Gemachtigde
:
B. Merkelbach
$&
' (*),+$(-".0/1+ Verzoekster heeft op 5 september 2000 een verzoekschrift (met bijlagen A1-A5) ingediend, met het verzoek een advies volgens artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 (Row 95) uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75, eerste lid Row 95 genoemde nietigheidsgronden op het
5
Nederlands octrooi 1007449. Octrooihoudster heeft het verzoek beantwoord op 24 oktober 2000, onder het voorstellen van een nieuwe tekst voor de conclusies 10 tot en met 12. Ter hoorzitting van 20 december 2000 hebben partijen hun standpunt doen bepleiten, verzoekster door mr.ir. E.E. de Vries, vergezeld van de heer P.W.J. van Gog, octrooihoudster door de heren B. Merkelbach en P. Eilbracht, vergezeld van de heren W. van den Heide en ir. Z. Rup 2 i 2 , waarbij
10
pleitnotities zijn overgelegd namens de heren de Vries, Merkelbach en Eilbracht. De inhoud van vorengenoemde stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2
Octrooihoudster is rechthebbende op het Nederlands octrooi 1007449, haar op een aanvrage van 4 november 1997 op de voet van de Row 95 voor 6 jaar verleend voor een “Werkwijze voor het continu doortelen resp. oogsten van gewassen.”
5
Het octrooi telt 15 conclusies, waarvan conclusie 1 als volgt luidt: "!#!#%$&(') *#*&,+- .0/ !213'451&687&!#!#'4 +-19 *#1;:<+5*#13'41#=>519$&('@?# !21#7& 0 *#1
",6#/$3' 7&*A31#7&B:<+5*#13'41C!2*&+5.D'4!#EF*3'41,:<+5*#13'41#=51) 1G *#.,=HI*#*&,?# J7&F:<+5*#13'41-/$K?#"51#7&1 1(L !NMO!#7&1PA3N:<+5*#13'J51@$&!#627& .Q!NMO.R6#?2.'4*#*3' A3!'41#=J"!#!#S-1@ *#1>
[email protected]#?2.'4*#*3'4E7&-6#EF= I*#*&,?# $&('B.R6#?2.'4*#*3' A3!#!' .T.'4 EU!:V 1Q?#N:W*#*&+57&)$&!#!XAY'4) *#1Z!#7&1Q51A3.'4 +57#=[1Z +5" 10
^
B*&/$3'4 , 1#"!#+ A31#.\!#EF *3'] _"`#`#H,.-:<&*#*#1$&('?#RA351 *#1a 1D'4 +' .R !#1Y] 3*&+5.H-/$D51b7&F *#.c1&!XAd",6#/$3' 7&*A31#7&BA3I*#.,.R1D?#"51#7&1b *#.B1b$&!#627& .B51e!#7&fEF*#"1 "!#!#a1&- 62e*#*#1,:<+5*#13' =\"13'46# +cE a.-:< / MX-C$&('\" 1&- 621g *#1g7&C?#!27& E?#7& "51A= $&('h" 1&- 621#=i!213' .RE('-'41j7#*#1j +i*#1#7& .k51#.>?# "1j *#1;.R6#?2.'4*#*3'4EF*3'-'41#=Z$&('
15
/$& E5.R/$i!NMK?#-!#+-!XA35.R/$i!213' .RE('-'41l *#1l7&m *#.,=$&('51#.'4 +-+-1l *#1i 1i"1#-/$3'B"!#!#n7& '4 +'4!#EF.' *#1#7& A$&7&1#=oE p.-:< / MX-q'41
?#$&!#"r *#1
*#*#1#R A3s?#-!#+-!XA35.R/$&
?#.'4, 7&51A.RE57#7& +-13tu#\$&('\"`#`#D$&('Y:<+5*#13'41h51#.'4 +-+-1g *#1g7&n$&!#627& .e!:v 1GA3.R/$&5X'4 $&!#!XAY'4(tw$&('3:<+5*#13'41G *#1G1&- 62F:<+5*#13'41h'462.,.R1G1&!XAg*#*#1#R A3n"!#+5I*#.,.R1d:<+5*#13'41 *#1O$&('a"!#, A3x'4 +' .R !#13tJy#a$&('b"13'46# +D1#*O$&('B:<+5*#13'41P *#1P7&Q1&- 62Q*#*#1,:<+5*#13' 20
51#.'4 +-+-1b *#1b7&F$&!#!XAY'4F *#1b7&F$&!#627& .,=!27#*#1& Ad7#*3'z'4 +5"1#.c7&F$&!#!XAY'4F *#1d7&f!#!XA.'Y *#1d7& "!#+5I*#.,.R1*#*#1,:<+5*#13'!:7&\A31#.'4B 2{-, 5"| }($&!#!XAY'4B"!#Ef'-t ~[I'4 7&1#.[ 1)'4 +' .R !#1#=W*&+5.-/$m51C7&a *#.f1&!XA",6#/$3' 7&*A31#7&a"!#+5I*#.,.R1m1m!:A3,!# -1#7& *#*#1,:<+5*#13'?#"51#7&1Y]
25
#$&('!:#51#7&1J *#1J7&1&- 62*#*#1,:<+5*#13' =<51C$&('W?# !21#7& [*#*#1m 1C.'4 621&!#SA*#*#13t(_$&('W!: !27#*#1& A3K$&!#!XAY'4g51#.'4 +-+-1x *#1x7&h.R6#?2.'4*#*3' A3!'417#*3'"!#+5I*#.,.R1G:<+5*#13'41
!: 1
+5*A3 , :<+5*#*3' ." ,?#+- "13tY$&('z?# !:<+-!:<1#7&f!#!XA.' $&!#!XAY'4[ *#1d7&"!#+5I*#.,.R1J*#*#1,:<+5*#13'!:W1&- 62Q51 $&!#!XAY'4G51#.'4 +-+-1Z *#1Z7&).R6#?2.'4*#*3' A3!'41Q1(L !NMg$&('[.'4 621&!#SA*#*#1#=fI*#*&1#*+- RA#A3 !#!XA.'4g1 7#*#*&1#*!213'4?#+5*#7& 7&K.'41A3 +5. *#1$&('[A3I*#.G*&+5.K+-62.,.R11#*#*#.'7&KA3!'41$#*#1A313td#$&('
30
{-+- RA}X!#!XA.'41 *#1$&('I!#627&aA3I*#.tc#<$&('<" 7& ,1 *#1G$&('H+- RA#A3 !#!XA.'4DA3I*#.D6#'7& .R6#?2.'4*#*3' A3!'413td#[$&('[" "!#+ A31#.K!:W1&- 62?#,1A31 *#17&h.R6#?2.'4*#*3' A3!'41
!:1&- 62 A31#.'4h $&!#!XAY'4l/ 4#b'4 +' $&!#!XAY'4=f!2*&+5.GI*#1#1& )$&('a1&- 62hA3I*#.g",6#/$3' 7&*A31#7 !#73'-t#&$&(''4 7&1#.H$&('&"!#!#' A*#*#1#7&'4 +' .R !#1 *#17&B1&- 62F*#*#1,:<+5*#13'z'4 +5"1#.B!:W1&- 62 51$&!#!XAY'4d51#.'4 +-+-1 *#17&e.R6#?2.'4*#*3' A3!'41K1(L !NMC$&('.'4 621&!#SA*#*#13tu#$&('H!#!XA.'41G *#1G7&
35
1&- 62B*#*#1,:<+5*#13'-tz1
3
_*#*#1$&(' 51#7&B *#1a 1D'4 +' .R !#1Y] #$&(''4, M-MX1g *#1g"!#!#,?# , 57&51A31#=B 1h1g*#1#7& D$&- ,?#!2"1GA31&!# EF7h!21#7& *#*#1,:<+5*#13'41U *#1U1&- 62
A3I*#.VE('K$&('g!#!XA3E !#E
1j7&!#!#,+-!:<1#7
^
=c"!#!#D$&('
'4 +' .R !#1
'4
?# .'4 +-+- A317&!#!#$&('/ T3/ +-5.R ,1 *#1$&('&*#*#1,:<+5*#13'41a1a/ !213'451&6!#!XA.'41&
5
De volgconclusies hebben betrekking op uitwerkingen van de werkwijze (conclusies 2 t/m 9), een inrichting (conclusies 10 t/m 12), een verhijsbaar ophangsysteem (conclusie 13), een kas (conclusie 14) en een onderhouds- en oogstwagen (conclusie 15). 10
& S ( 4
Verzoekster heeft in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de redactie van conclusie 1, waarin niet is afgebakend van een bekende stand van de techniek en welke conclusie ook overigens moeilijk leesbaar is omdat bij een groot aantal maatregelen wordt vermeld dat deze “eventueel” kunnen worden toegepast.
15
Verzoekster heeft vervolgens een aantal publicaties genoemd welke naar haar mening, al dan niet in combinatie, bezwarend zijn voor de inventiviteit van de verleende conclusies. Als eerste bespreekt zij daarbij het artikel “Niveauverschil verbetert kwaliteit” in het tijdschrift Groenten + Fruit / Glasgroenten – Week 29, 19 juli 1996, waarin de heer A. Gresnigt verslag uitbrengt over zijn experimenten met tomatenkweek in de kas. Een voorpublicatie staat afgedrukt in het voorafgaande
20
nummer van hetzelfde tijdschrift, uitgifte Week 28, 12 juli 1996.
b& [ ( R !"S Octrooihoudster acht de tekst van de conclusies, gelezen in samenhang met de beschrijving,
25
duidelijk genoeg om door een deskundige te worden begrepen en toegepast. Kenmerkend voor haar vinding acht zij dat de substraatgoten (2) waarin de jonge aanplanten (fig. 5A) zijn gepoot op een hoger niveau in de kas (1) zijn gehangen dan de substraatgoten waarin de rijpere gewassen (fig. 5B) zich bevinden, terwijl de substraatgoten met de plukrijpe of oogstbare vruchten (fig. 5C) zich nabij de bodem van de kas (1) bevinden en de vruchten zich alsdan op plukhoogte zullen bevinden.
30
Naar de mening van octrooihoudster kan een dergelijk systeem niet ontleend worden aan de publicatie in Groenten + Fruit, terwijl het artikel geenszins melding maakt van het door het gehele jaar continu telen van de gewassen en dooroogsten van de vruchten. De beide publicaties in Groenten + Fruit betreffen in feite, aldus octrooihoudster, een methode om de kwaliteit van de tomaten te verbeteren door het toepassen van een gelijkmatig verhoogd ophangen van de goten, dat
35
wil zeggen dat de betreffende stalen goten op 1,5 meter hoogte aan het kasdek worden opgehangen.
4
& 4 ( " "
#-H!21&/ +-62.R- 5
Voor de hoofdconclusie wordt de meest nabijkomende stand van de techniek gevormd door het artikel “ Niveauverschil verbetert kwaliteit” van Gerard Boonekamp in Groenten + Fruit / Glasgroenten-Week 29, 19 juli 1996. Hieruit is bekend een werkwijze voor het telen van tomatenplanten in een kas, waarbij de planten worden geplant in substraatgoten, voorzien van een substraatmedium, waarbij het substraatgootsysteem op een geschikte werkhoogte is opgehangen.
10
Uit het artikel kan de volgende wijze van werken worden afgeleid. Vóór respectievelijk aan het begin van een teeltseizoen worden kas en houders in orde gemaakt voor nieuwe aanplant. De substraatgoten zijn vóór het planten opgehangen op een geschikte werkhoogte, in het artikel wordt genoemd 1,5 meter. Vervolgens worden jonge planten in de substraatgoten geplant; deze tomatenplanten worden opgeboden aan een draad (steunorgaan). Tijdens het teeltseizoen worden
15
nieuwe planten tussen de reeds aanwezige planten geplant. Ook deze jonge tomatenplanten worden opgebonden aan draden. De draden kunnen zodanig in hoogte worden ingesteld dat, als dit nodig is, het jonge gewas boven het oude gewas uitsteekt. De volwassen planten worden geoogst. Bij oplopende oogsthoogte van de volwassen aanplant wordt de hoogte van de draden steeds opnieuw ingesteld, zodanig dat leeggeoogste stengels van het gewas als lussen naast de goten hangen. Geheel
20
leeggeoogst gewas worden verwijderd uit de substraatgoten. Tijdens het voortgaande teeltseizoen van de nieuwe aanplant worden telkens opnieuw de draden in hoogte ingesteld. Op deze wijze wordt steeds op schouderhoogte geoogst. Door deze wijze van tussenplanten blijkt het mogelijk om het oogsten meer over het jaar te spreiden. Omdat het een eenmalige proef betreft spreekt het artikel er niet over dat aan het eind van het teeltseizoen voorbereidingen worden getroffen voor het aanplanten
25
van nieuw gewas, dit is echter voor de vakman vanzelfsprekend. Niet alle elementen uit de hoofdconclusie zijn bekend uit het besproken artikel “ Niveauverschil verbetert kwaliteit” . Ten eerste is uit het artikel niet bekend dat de substraatgoten in hoogte verstelbaar zijn (zie de stappen 6 en 10 van de hoofdconclusie). Het Bureau laat in dit verband de stappen 4, 7 en 11 buiten beschouwing, omdat hierin de maatregel slechts facultatief is aangegeven.
30
Voorts is uit het artikel niet expliciet bekend dat het gehele jaar continu kan worden geoogst door het cycliseren van het aanplanten. Wel wordt melding gemaakt van meerdere oogsten, maar niet van over het hele jaar door continu oogsten. De hoofdconclusie is derhalve ten opzichte van de meest nabijkomende stand van de techniek, het artikel “ Niveauverschil verbetert kwaliteit” , nieuw. De vraag is nu of de nieuwe elementen het voorstel van octrooihoudster ook inventief maken.
5 Naar het oordeel van het Bureau is dit niet het geval, nu een verband tussen het in hoogte verstellen van de substraatgoten en het continu oogsten door het cycliseren van het aanplanten niet uit de hoofdconclusie is af te leiden, terwijl de beschrijving hieromtrent evenmin nadere uitleg verschaft. Desgevraagd heeft de heer van der Heide (mede-uitvinder) ter zitting dit verband ook niet nader aannemelijk kunnen maken. Op basis hiervan kan in het octrooi het continu oogsten door cycliseren
5
van het aanplanten niet als meer dan een wens worden gelezen. Denkbaar is dat er in de praktijk specifieke maatregelen zijn genomen om de wens te realiseren, deze maatregelen zijn echter niet te lezen in de hoofdconclusie. Een derde kan derhalve niet zonder meer, door het enkele uitvoeren van de maatregelen van de conclusie, tot een continu oogst als omschreven onder stap 13 komen. Tenslotte wijst het Bureau er op dat de maatregel van het in hoogte verstellen van de substraatgoten
10
op zichzelf bekend is uit de Nederlandse terinzagelegging NL-A 9202143. Hierin staat beschreven een kas met een hefinrichting, aan welke hefinrichting verschillende voorwerpen kunnen worden opgehangen in de kas; als voorbeeld worden plantengoten genoemd. Uit deze aanvrage is derhalve bekend dat goten in hoogte kunnen worden versteld. Het Bureau acht het voor de hand liggend deze maatregel toe te passen bij de wijze van werken als bekend uit het besproken artikel in Groenten +
15
Fruit. Men kan zich overigens afvragen of een vakman, bij lezing van dit artikel, zich al niet vanzelf zal realiseren dat het variëren in hoogte door het opnieuw instellen van de (steun)draden evengoed bereikt kan worden door de goten zelf hoger of lager te laten hangen. De tegen conclusie 1 aangevoerde inventiviteitsbezwaren treffen derhalve doel. Hierna behoeven de tegen deze conclusie aangevoerde nawerkbaarheids-bezwaren geen bespreking meer.
20
aB"!#+ A3/ !21&/ +-62.R-.
#4u#
De conclusies 2 t/m 9 vormen een uitwerking van conclusie 1.
25
H!21&/ +-62.R-u De hierin vermelde maatregel is reeds bekend uit het besproken artikel in Groenten + Fruit, en kan de conclusie derhalve niet inventief maken.
30
k1m/ !21&/ +-62.R-dwG{ D"!#+ A31#.1 *#1)/ !21&/ +-62.R-.D| u2=II*#*&,?# e E_:<-,5.R/$$&('IE!#E13'< *#1 1&- 62h*#*#1,:<+5*#13'!#73'51A3.'4 +57
E('$&('!#!XA3E i!#E 1
51O7&Z+-!#!: *#1O$&('a7&!#!#,+-!:<1#7& '4 +' .R !#1g1#*A31&!#RAi/ !21#.' *#13'c!#!XA.' "!#+-6#E'4C?# .'4 +-+- A31 }
wordt een doel geformuleerd,
zonder dat de voor het bereiken daarvan nodige specifieke maatregelen worden aangegeven. Conclusie 3 mist derhalve nieuwheid.
6 Hetzelfde geldt voor
/ !21&/ +-62.R-fy
, waar eveneens geen maatregelen maar slechts een doel – veiliger
arbeidsomstandigheden bij het oogsten – wordt aangegeven.
H!21&/ +-62.R- 5
stelt
voor
gebruik
te
maken
van
“ de
reeds
aanwezige
biologische
bestrijdingsmiddelen” . Dit is een logisch en daarmee voor de hand liggend voorstel, de conclusie mist derhalve inventiviteit.
H!21&/ +-62.R-.
P' L E
stellen voor de onderhavige werkwijze toe te passen bij respectievelijk
aardbeiplanten, komkommerplanten, potplanten en gerbera’s. Het enkele noemen van een nieuw 10
toepassingsgebied maakt de conclusies niet inventief.
In haar antwoord op het verzoekschrift heeft octrooihoudster nieuwe
/ !21&/ +-62.R-.
#' L E
u
geformuleerd, ter vervanging van de geoctrooieerde conclusies 10 t/m 12. De nieuwe conclusies
15
luiden als volgt: # k1&,-/$3'451AJ"!#!#B$&(''4!#N:W*#.,.R1J *#1J7& "!#+ A31#.
1J7& F"!#!#SA*#*#1#7&/ !21&/ +-62.R-.| 2=
E('&$&('&"1&E =7#*3'2A3I*#.,.R1a!NMW:<+5*#13'41n{-uS}51D 1b.R6#?2.'4*#*3'4EF*3'{-} 1A3N:5.
20
?#".'4 A7&
# k1&,-/$3'451A@"!#+ A31#.i/ !21&/ +-62.R-#X=eE('D$&('D"1&E =d7#*3'D$&('e$& .R!#SA*#*#1>51@$&!#!NM(7*#*#
5. .,*&E1A3.'4 +57a6#' 1*#*#13' *&+3*#.,.R1e{-y}I*#*&*#*#17&B *&?# +5.F{wS}[E('37#*#*&*#*#1b.R6#?2.'4*#*3' A3!'41n{-u} "621#1&1J!#7&1n?#".'4 A7#= +5"a*#.,.R1K{-y}d*#*#1m 1C!#,EF- +5 *#.'H{-uS}b 1JA3"!:#:< +57C +5"
7&!#!#H 1aE!'4!#{} *#1!#7&1*#*#1A37&,"1&
u# k1&,-/$3'451Ab"!#+ A31#.\/ !21&/ +-62.R-f#!NMa#X=YE('3$&('3"1&E =7#*3' 1b.R6#?2.'4*#*3' A3!#!'{-u}f"!#+ A31#.c7& 25
7#I*&.,7&!#!#.,1&7&51b$&!#!NM(7*#*#A3"!#,EF7b!#73'37&!#!#c 1D?#!27& EP{-}f +5"F"5*D6#' 7&-N:<51A31m{k } 51G7&5" SA3 ,1#7&eI*#1#7&1i{-}m!2" SA*#*#1K1h51g7&C6#' 7&-N:<51A31g7&,6:#:< +-?#6# 1g"!#!#D7&C!:O7& ?#!27& EO{-}A3N:<+5*#*3' .'4B.R6#?2.'4*#*3'4| EF*3'-'41e{-}*#*#1#R A 1&
Zoals hierboven reeds aangegeven, is uit het artikel “ Niveauverschil verbetert kwaliteit” bekend 30
tomatenplanten in een substraatmat te poten, welke mat in een goot is aangebracht. Uit de Nederlandse aanvrage 9202143 is een hefinrichting voor in een kas bekend, in welke inrichting de goten aan kabels zijn bevestigd, welke kabels zijn bevestigd aan boven in de kas aangebrachte H!21&/ +-62.R-b# houdt niet meer in dan een voor de hand liggende combinatie regelbare hijsorganen. van het bekende uit deze beide publicaties.
7 De inrichting volgens
/ !21&/ +-62.R-#
verschilt slecht op ondergeschikte punten met de zojuist
genoemde bekende hefinrichting. Het belangrijkste verschil is dat in de onderhavige inrichting een wormwielkast is opgenomen. Toepassen van dit standaard werktuigbouwkundige element kan de conclusie echter geen inventiviteit verlenen. / !21&/ +-62.R-lu betreft de vorm van de dwarsdoorsnede van de substraatgoot. In de De nieuwe
5
beschrijving wordt de vorm slechts als een voorbeeld gepresenteerd (zie blz. 7, regels 15-17); volgens het octrooi voldoet iedere vorm die de noodzakelijke functionaliteit bezit. De beschrijving maakt verder niet duidelijk dat de vorm van deze goot meer biedt dan die van gebruikelijke goten. Conclusie 12 mist derhalve inventiviteit. 10
H!21&/ +-62.R-P#w
biedt geen nieuwe maatregelen of elementen ten opzichte van de voorgaande
conclusies, en mist derhalve nieuwheid.
Het is gebruikelijk dat in kassen verwarmingsbuizen als spoor voor railvoertuigen worden gebruikt. Zodra de goten aan de hefinrichting zijn gehangen is het voor de vakman duidelijk dat de
15
spoorbreedte kan worden vergroot. Deze vergroting van de spoorbreedte is een nuttig neveneffect, maar dit effect kan de op zichzelf voor de hand liggende maatregel niet tot een inventieve maken. De vakman is er voorts mee bekend dat een grotere spoorbreedte een grotere stabiliteit voor het / !21&/ +-62.R-.By1D railvoertuig oplevert. De missen derhalve inventiviteit. 20
6.
Samenvattend komt het Bureau I.E. tot de slotsom dat de aangedragen nietigheidsgronden van toepassing zijn op alle conclusies van het onderhavige octrooi.
Aldus gedaan, op 15 februari 2001, door C. Eskes, D. van den Berge en M.W.D. van der Burg voornoemd.
w.g. mw. C. Eskes w.g. mw. N.O.M. Rethmeier