Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
RICHTLIJN Datum December 2013
Auteurs Yoe Kwa (Inview) Gert Koelewijn (Nictiz)
1
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
Achtergrondinformatie over de richtlijn In 2012-2013 heeft het project ‘Schone lei voor de tweede lijn’ plaatsgevonden, ter voorbereiding op het uitwisselen van medicatiegegevens van ziekenhuissystemen met andere zorgsystemen, zoals apotheeksystemen. Het doel van het project is inzicht te verschaffen in het aandeel van geneesmiddelen met lokale productcodes in de geneesmiddelenbestanden van ziekenhuizen, en de integriteit van deze bestanden. Het project is in opdracht van Nictiz uitgevoerd door Z-Index en de NVZA. De bevindingen uit dit project en het eerder uitgevoerde project ‘Schone lei voor de eerste lijn en poliklinische apotheken’, zijn omgevormd tot eisen voor het goed beheren van het geneesmiddelenbestand. Deze eisen zijn gebundeld in bijgaande richtlijn. Het gebruiken van een goed beheerd geneesmiddelenbestand draagt bij aan een betere medicatieveiligheid. Dit wordt geïllustreerd door de CMR-alert van de Centrale Medicatie Registratie over de gevolgen van het gebruik van een vrij ZI-nummer bij uitwisseling tussen zorgverleners (mei 2013). De richtlijn is opgesteld in samenwerking met: Projectgroep Schone lei: Yoe Kwa, projectleider (inview) Leonora Grandia (Z-Index) Rob Knijff (Z-Index) Eric Verheijen (Z-Index) Peter Wittop Koning (Nictiz) Vivian Zander (Z-Index) Begeleidingscommissie Schone Lei: Krijn Dekens, ziekenhuisapotheker Martini ziekenhuis, Groningen Ton Grüter, apotheker Apotheek Haarlemse ziekenhuizen, Haarlem Bea van der Kleij, ziekenhuisapotheker Westfries Gasthuis, Hoorn Henk van Til, apotheker Ziekenhuis St Jansdal, Harderwijk Ed de Vogel, bestuur NVZA, ziekenhuisapotheker Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordrecht Erik Wilms, ziekenhuisapotheker Apotheek Haagse ziekenhuizen, Den Haag Gert Koelewijn, programmamanager (Nictiz) Tosca Noorlander, senior beleidsadviseur ICT (KNMP) Paul Haarbosch, ICT Raad/KNMP Hoofdbestuur Berry Daemen, Coördinator richtlijnen (KNMP)
2
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
Voorwoord Medicatieveiligheid is een belangrijk aandachtspunt binnen de zorg, vooral als het gaat om elektronisch uitwisselen van informatie over geneesmiddelen. Het is bij de uitwisseling belangrijk dat de ontvanger van elektronisch verstuurde recepten en medicatieoverzichten de informatie juist en herkenbaar ontvangt. Om dit te bereiken maken zorgverleners, zoals apothekers, huisartsen, specialisten, in Nederland gebruik van de productcodes uit de G-Standaard van Z-Index. Hiermee wordt een geneesmiddel uniek geïdentificeerd, waardoor iedereen dit geneesmiddel herkent. In de praktijk blijkt echter dat in de geneesmiddelenbestanden ook lokale productcodes zijn opgenomen die niet in de GStandaard bekend zijn. Bij de uitwisseling van informatie met andere zorgverleners zorgen deze lokale productcodes voor onveilige situaties, omdat het betreffende geneesmiddel dan niet wordt herkend. Door het ontbreken van informatie over het betreffende geneesmiddel heeft een zorgverlener geen actueel medicatieoverzicht en voldoet hij niet aan de eis van de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’. Veel zorgverleners zijn, voor het leveren van goede zorg, in toenemende mate afhankelijk van het uitwisselen van geneesmiddelengegevens. Hiervoor moeten de productcodes conform de GStandaard zijn. Daarom is het belangrijk om kwaliteitseisen te stellen aan het beheren van het geneesmiddelenbestand. De richtlijn ‘Goed beheerd geneesmiddelenbestand’ beschrijft de kwaliteitseisen die gesteld worden aan het beheren van het geneesmiddelbestand. Dit document bestaat uit twee onderdelen: 1. de toelichting op de richtlijn 2. de richtlijn
3
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
1.
Toelichting richtlijn
Achtergrond Het uitwisselen van recepten en informatie over het geneesmiddelengebruik van de patiënt moet veilig en betrouwbaar gebeuren. Het proces begint bij het geneesmiddelenbestand1 van waaruit wordt voorgeschreven en de verstrekking van geneesmiddelen aan patiënten wordt geregistreerd. Vervolgens worden respectievelijk het voorschrift en het medicatieoverzicht via elektronisch berichten uitgewisseld met andere zorgverleners in de keten. Uit oogpunt van medicatieveiligheid is het van belang dat het geneesmiddel in een elektronische bericht herkend wordt door de ontvanger. Bovendien moet de productcode2 waarmee het geneesmiddel wordt geïdentificeerd voor zowel de zendende als de ontvangende partij dezelfde betekenis hebben. Een onbekende productcode in het bericht leidt er toe dat de ontvangende partij niet weet welk geneesmiddel moet worden verstrekt. Of dat één of meerdere geneesmiddelen ontbreken in het medicatieoverzicht van de patiënt, waardoor de medicatiebewaking op basis van onvolledige informatie plaatsvindt. Zodra de productcode voor de zendende partij niet exact dezelfde betekenis heeft als voor de ontvangende partij, is er een risico ten aanzien van de medicatieveiligheid. Zorgorganisaties maken daarom gebruik van de G-Standaard - de geneesmiddelendatabank van Z-Index - om te zorgen voor ‘eenheid van taal’.
Opnemen van geneesmiddelen die niet in de GStandaard staan
Beheren
Voorschrijven
Artikelen EVS
Artikelen (Z)AIS, EVS
Aanpassing in HPK, PRK of GPK leidend tot ander geneesmiddel
Risico’s: • Productcode geneesmiddel onbekend • Productcode geneesmiddel onjuist
Verstrekken
Onvoldoende beheer (voorschrijf)bestand
Figuur 1: potentiële risico’s die kunnen leiden tot uitwisseling van onjuiste of onbekende geneesmiddelen
1
Onder geneesmiddelenbestand wordt hier verstaan het bestand met het assortiment aan geneesmiddelen bij de zorgaanbieder van waaruit wordt voorgeschreven en verstrekt. 2
Een geneesmiddel wordt uniek worden geïdentificeerd door: het artikelnummer (ZI-nummer), de handelsproductcode (HPKcode), de prescriptiecode (PRK-code) en de generieke productcode (GPK-code). De term productcode is de verzamelnaam voor deze productcodes.
4
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
Bij het beheren van het geneesmiddelbestand is een aantal risico’s te onderkennen die er toe kunnen leiden dat de medicatieveiligheid in het geding is omdat de informatie over het geneesmiddelen niet of niet juist overkomt bij de ontvangende partij (zie figuur 1): In het bestand worden geneesmiddelen opgenomen die niet bekend zijn in de G-Standaard. Deze geneesmiddelen krijgen een lokale productcode. Het gevolg is dat de ontvangende partij in een receptbericht of een medicatiebericht het geneesmiddel niet herkent. De integriteit van het geneesmiddel in het bestand is aangetast doordat de items die identificerend zijn voor een geneesmiddel (zoals de HPK-, PRK- en GPK-code) worden gemuteerd zonder dat de betreffende code wordt gewijzigd. Het gevolg is dat deze codes een andere betekenis hebben als dezelfde codes in de G-standaard. Er zijn bovendien ICT-systemen die het mogelijk maken dat in de keten van ‘ZI-nummer – HPK – PRK – GPK’ wordt gemuteerd, bijvoorbeeld door aan een GPK-code een andere HPK-code te koppelen dan wat in de GStandaard is opgenomen. Hierdoor hebben de zender en de ontvanger het niet meer over hetzelfde geneesmiddel. Ook kunnen eenheden worden verwisseld, waardoor bij de ‘sterkte’ of de verstrekte hoeveelheid een verkeerde eenheid staat. In ziekenhuizen en andere verpleeginrichtingen komt het voor dat het systeem waarmee wordt voorgeschreven een ander is dan waar de (ziekenhuis)apotheek mee werkt. In deze situatie zijn er dus meerdere geneesmiddelenbestanden die beheerd moeten worden. Het risico is dat in het geneesmiddelenbestand van waaruit wordt voorgeschreven, wijzigingen worden doorgevoerd die niet worden aangebracht in het geneesmiddelenbestand van de (ziekenhuis)apotheek. Bijvoorbeeld omdat er geen afspraken zijn gemaakt dat het bestand van de (ziekenhuis)apotheek leidend is. Bijkomend risico is dat het geneesmiddelenbestand van het voorschrijfsysteem onvoldoende wordt beheerd, waardoor bijvoorbeeld ook geneesmiddelen met vervallen of onjuiste productcodes worden voorgeschreven en uitgewisseld.
Over de richtlijn De richtlijn richt zich op het goed beheren van het geneesmiddelenbestand in systemen van waaruit medicatieberichten (zoals medicatieoverzichten en voorschriften) worden uitgewisseld met andere systemen van zorgverleners in de keten. Het doel is door middel van een combinatie van organisatorische en softwarematige maatregelen te zorgen voor een geneesmiddelenbestand dat zodanig op orde is, zodat veilig en betrouwbaar medicatie-informatie wordt uitgewisseld. De richtlijn is van toepassing op de geneesmiddelen waarvan door betrokken partijen is vastgesteld dat ze in aanmerking komen voor uitwisseling via elektronische berichten. De richtlijn stelt eisen aan: de (organisatie van de) zorgaanbieder; de software voor het beheren van het geneesmiddelenbestand; de identificeerbaarheid van het geneesmiddel in de berichtuitwisseling; de leverancier van de software.
Structuur G-Standaard De systemen die op een gestructureerde manier gegevens over geneesmiddelen uitwisselen maken gebruik van de G-Standaard, de geneesmiddelendatabank van Z-Index. De G-Standaard bevat diverse informatie over een geneesmiddel, zoals: informatie over samenstelling en medicatiebewaking; productinhoudelijke informatie; prijs-/vergoedings- en logistieke informatie.
5
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
De belangrijkste basisinformatie over een geneesmiddel wordt op vier verschillende, hiërarchisch aan elkaar gerelateerde niveaus uitgeleverd (zie figuur 2): Het generieke product niveau (GPK) bevat gegevens over de werkzame samenstelling3. De GPK wordt bepaald door de werkzame samenstelling (bijvoorbeeld furosemide), de sterkte (bijvoorbeeld 10 mg.), de farmaceutische vorm (bijvoorbeeld injectievloeistof), de eenheid van het generieke product (bijvoorbeeld ml., stuks) en toedieningsweg (bijvoorbeeld parenteraal). Het prescriptie (PRK) niveau bevat de informatie uit het GPK-niveau waar gegevens over de verpakking aan zijn toegevoegd die relevant zijn bij het generiek voorschrijven (bv. ampul 2 ml). Het handelsproduct (HPK) niveau onderscheidt zich van het PRK-niveau door de informatie over de fabrikant van het geneesmiddel die er aan is toegevoegd en door verschillende (niet werkzame) hulpstoffen die wordt gebruikt. Het product met de werkzame stof furosemide met een sterkte van 10 mg/ml injectievloeistof in een ampul van 2 ml krijgt de merknaam van de fabrikant: respectievelijk Lasix (fabrikant: Sanofi-Aventis) en Furosemide Fresenius Kabi (fabrikant: Fresenius Kabi). Het verpakkingsniveau (ZI-nummer) bevat informatie uit het HPK-niveau waar gegevens aan zijn toegevoegd over de verpakking van het product (bv. een verpakking met 50 ampullen), de firma die verantwoordelijk is voor het verpakken van het product en de prijs. Deze verpakkingskenmerken kennen een hiërarchie waardoor 1 strip van 20 stuks een ander ZInummer heeft dan 2 strips van ieder 10 stuks (beide een 20 stuks verpakking). Daarnaast speelt ook de registratie (RVG of EMA) een rol bij de identificatie van een ZI-nummer. Meer informatie is te vinden in de implementatie richtlijnen van de G-Standaard. De medicatiebewakingsgegevens worden op zowel GPK-, PRK- als HPK-niveau uitgeleverd, afhankelijk van het type medicatiebewaking. Het verpakkingsniveau (ZI-nummer) bevat geen medicatiebewakingsgegevens. Door de relatie van het ZI-nummer met de HPK-code zijn de medicatiebewakingsgegevens wel beschikbaar vanuit een ZI-nummer. Deze structuur biedt de mogelijkheid om de gegevens omtrent de identificatie van het geneesmiddel op een ander niveau uit te wisselen dan het verpakkingsniveau. Ontslagmedicatie kan bijvoorbeeld op het GPK-of PRK-niveau worden uitgewisseld omdat de ontvanger alleen geïnteresseerd in het generieke product zonder verpakkingsinformatie. Ook het elektronisch voorschrijven gebeurt doorgaans op GPK, PRK of HPK niveau en niet op verpakkingsniveau.
3
Er wordt gesproken over een werkzame samenstelling omdat een geneesmiddel meerdere werkzame stoffen kan bevatten
6
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
GPK = 6262
Werkzame samenst. (GNK)
GPK =
FUROSEMIDE INJECTIEVLST 10MG/ML
+
PRK = 1651 FUROSEMIDE INJECTIEVLST 10MG/ML AMP 2ML
+
HPK = 50814
+
Farmaceutische vorm
+
Eenheid farm.vorm
+
Toedieningsweg
Aanvullende identificerende kenmerken t.b.v. generiek voorschrijven en hulpstoffen
PRK +
LASIX INJVLST 10MG/ML AMPUL 2ML (Sanofi-Aventis)
Sterkte (hvh + eenh)
Identificerende kenmerken m.b.t. fabrikant
HPK = 1906216 FUROSEMIDE FRESENIUS KABI INJVLST 10MG/ML AMP 2ML (Fresenius Kabi)
HPK +
1 verp. 25 stuks
1 verp, 5 stuks
1 verp, 50 stuks
ZI = 12325139
ZI = 15313263
ZI = 15313271
Verpakkingsgegevens
ZI-nr
Figuur 2: de structuur van de G-Standaard op hoofdlijnen
Doelgroep De richtlijn is bedoeld voor: gebruikers van (ziekenhuis)apotheeksystemen en voorschrijfsystemen en hun organisaties. leveranciers van software voor (ziekenhuis)apotheeksystemen en voorschrijfsystemen.
Implementatie van de richtlijn De richtlijn dient te zijn geïmplementeerd zodra gegevens over geneesmiddelen elektronisch worden uitgewisseld.
Beheer van de richtlijn De richtlijn wordt inhoudelijk beheerd door Nictiz, in nauwe samenspraak met de NVZA, Z-Index en de KNMP.
7
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
2.
Richtlijn
1. Definities 1.1. Geldig ZI-nummer, HPK-, PRK- en GPK-code Onder een geldig ZI-nummer, HPK-, PRK- of GPK-code wordt verstaan dat de code bekend is in de G-Standaard en niet de status ‘vervallen’ heeft. 1.2. Geneesmiddel Een geneesmiddel is een substantie of een samenstel van substanties zoals beschreven in de Geneesmiddelenwet. Deze richtlijn is van toepassing op de geneesmiddelen waarvan door betrokken partijen is vastgesteld dat ze in aanmerking komen voor uitwisseling via elektronische berichten. 1.3. Generieke productcode (GPK-code) De generieke productcode (GPK-code) beschrijft het geneesmiddel op het niveau van de werkzame samenstelling met kenmerken zoals beschreven in de ‘Implementatie Richtlijnen’ van de G-Standaard. 1.4. Handelsproductcode (HPK-code) De handelsproductcode (HPK-code) beschrijft het geneesmiddel op het handelsproductniveau en omvat de prescriptiecode (PRK) met informatie over de fabrikant/producent van het geneesmiddel zoals beschreven in de ‘Implementatie Richtlijnen’ van de G-Standaard. 1.5. Identificerende kenmerken Bij het ZI-nummer, de HPK-, PRK- en GPK-code horen een aantal kenmerken die identificerend zijn voor de respectievelijke codes. De identificerende kenmerken die in het kader van uitwisseling van gegevens van belang zijn, zijn in onderstaande tabel weegegeven. Omschrijving Eenheid werkzame samenstelling Hoeveelheid werkzame samenstelling Omschrijving werkzame samenstelling Code werkzame samenstelling Toedieningsweg Farmaceutische vorm ATC-code GPK-code Emballagetype PRK-eenheid (Basiseenheid product) Productgrootte algemeen PRK-code Samenstelling (incl. hulpstoffen) Handelsproduct eenheid Productgroep Productomschrijving HPK-code Registratie dossier Leverancier van de verpakking Omschrijving van eenheid Eenheid van verpakking Hoeveelheid van verpakking
8
GPK
PRK
HPK
ZI-nr
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
1.6. Prescriptiecode (PRK-code) De prescriptiecode (PRK-code) beschrijft het geneesmiddel op het voorschrijfniveau en omvat de GPK-code met gegevens over de verpakking die relevant zijn bij het generiek voorschrijven zoals beschreven in de ‘Implementatie Richtlijnen’ van de G-Standaard. 1.7. Productcode De productcode is de verzamelnaam voor de volgende codes waarmee een geneesmiddel uniek wordt geïdentificeerd: het ZI-nummer, de HPK-code, PRK-code en GPK-code. 1.8. Vrije nummerreeks/lokaal nummer De nummerreeks die aan een lokaal gedefinieerde productcode, HPK-, PRK- of GPK-code wordt toegekend. Deze reeks begint bij 90.000.000. 1.9. ZI-nummer Het ZI-nummer beschrijft het geneesmiddel op verpakkingsniveau en omvat de HPK-code met gegevens over de verpakking van het handelsproduct zoals beschreven in de Implementatie Richtlijnen van de G-Standaard.
2. Eisen aan de zorgaanbieder 2.1. De zorgaanbieder dient een verantwoordelijke te benoemen (de beheerder) voor het beheer van alle geneesmiddelbestanden die binnen de organisatie van de zorgaanbieder worden gebruikt als bron voor het uitwisselen van geneesmiddelen informatie via elektronische berichten. De beheerder dient kennis te hebben van de structuur van de G-Standaard en hoe deze is geïmplementeerd in de systemen van de organisatie. 2.2. Wanneer er binnen de eigen organisatie meerdere geneesmiddelenbestanden zijn die als bron gebruikt worden voor elektronische berichtenuitwisseling, dient de zorgaanbieder één bestand aan te wijzen als (hoofd)geneesmiddelenbestand (‘masterfile’) waar de andere bestanden volgend aan zijn. Vanuit het hoofdbestand dienen de overige bestanden direct te worden bijgewerkt. 2.3. De beheerder dient de updates van de G-Standaard voor de eerste van de maand waar de update voor geldt, in te lezen en te verwerken in het (hoofd)geneesmiddelenbestand. 2.4. De GPK-code is identificerend voor de PRK-code, de PRK-code is identificerend voor de HPK-code en de HPK-code is identificerend voor het ZI-nummer. Zodra er in een van deze niveaus een mutatie in de identificerende kenmerken wordt aangebracht, dient de beheerder er voor te zorgen dat voor het betreffende niveau en alle onderliggende niveaus in het geneesmiddelenbestand een lokale productcode wordt toegekend uit de vrije nummerreeks. Dus bij een mutatie in de GPK-code dient er voor de GPK-, PRK-, HPKcode en voor het ZI-nummer een lokale productcode te worden gemaakt. Wanneer er een mutatie in de identificerende kenmerken van bijvoorbeeld de HPK-code plaats vindt, kan het product wel onder een bestaande PRK-code blijven, maar het dient wel een lokale HPK-code en lokaal ZI-nummer te krijgen. 2.5. De beheerder dient te beschikken over een werkprocedure die er voor moet zorgen dat: a. er geen geneesmiddelen met lokale productcodes in het (hoofd)geneesmiddelbestand zijn of worden opgenomen die reeds zijn opgenomen in de G-Standaard. b. bij elke maandelijkse update van de G-Standaard wordt gecontroleerd of er nieuwe geneesmiddelen zijn toegevoegd aan de G-Standaard die de bestaande geneesmiddelen met een lokale productcode kunnen vervangen.
9
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
c.
in voorkomende gevallen het geneesmiddel met een lokale productcode vervangen wordt door het alternatief uit de G-Standaard.
2.6. Wanneer het noodzakelijk is om een geneesmiddel op te nemen in het (hoofd)geneesmiddelenbestand dat niet voorkomt in de G-Standaard, dient de beheerder het geneesmiddel op te nemen met een productcode uit de vrije nummerreeks. In dit verband is het belangrijk dat geneesmiddelen die via elektronische berichten worden uitgewisseld snel worden opgenomen in de G-Standaard (zie ook 2.8). 2.7. De beheerder dient te beschikken over een werkprocedure voor het opnemen van geneesmiddelen die een lokale productcode krijgen in het bestand. Hierin dient ten aanzien van het opnemen van geneesmiddelen met een lokale productcode aandacht te worden gegeven aan de volgende punten: a. handhaaf waar mogelijk de HPK-, PRK- en/of GPK-code die bekend is in de GStandaard, b. zorg dat bij berichtuitwisseling de uit te wisselen aantallen in overeenstemming zijn met de eenheid van productcode (= GPK-code, PRK-code, HPK-code of ZI-nummer) waarmee de informatie wordt uitgewisseld. 2.8. De zorgaanbieder dient producenten van geneesmiddelen die niet zijn opgenomen in de G-Standaard maar wel relevant zijn om te worden uitgewisseld, aan te sporen hun artikelen omwille van de medicatieveiligheid te laten opnemen in de G-Standaard. 2.9. De zorgaanbieder dient via de gebruikersvereniging van hun softwarepakket met de ICTleverancier afspraken te maken over de termijnen waarop de verbeteringen die in het overleg met ZI-Index (de leverancier van de G-Standaard) zijn afgesproken, in het softwarepakket worden geïmplementeerd.
3. Eisen aan de software voor het beheren van het geneesmiddelenbestand 3.1. Het geneesmiddelenbestand dient in elk geval de volgende gegevens te bevatten: ZI-nummer met de identificerende kenmerken HPK-code met de identificerende kenmerken PRK-code met de identificerende kenmerken GPK-code met de identificerende kenmerken De codes dienen uniek te zijn. 3.2. De software dient gebruik te maken van de tabellen die hiertoe in de G-Standaard zijn uitgeleverd, in elk geval voor: de identificerende kenmerken van het ZI-nummer, de HPK-, PRK- en GPK-code. de codes die gebruikt worden in de elektronische berichten, zoals ‘toedieningsweg’, ‘doseerhoeveelheid’ en ‘doseereenheid’; de doseereenheid dient gerelateerd te zijn aan de eenheid die hoort bij de identificerende code voor het geneesmiddel (ZInummer, de HPK-, PRK- of GPK-code). 3.3. De software dient te borgen dat bij geneesmiddelen met een geldig ZI-nummer de HPK-, PRK- en GPK-code identiek zijn aan dezelfde codes in de G-Standaard. 3.4. Indien een identificerend kenmerk van het ZI-nummer, de HPK-, PRK- of GPK-code wordt gemuteerd dient de software: a. eerst automatisch te controleren of het geneesmiddel met het gewenste kenmerk wellicht in de G-Standaard aanwezig is. b. (indien het geneesmiddel niet aanwezig is in de G-Standaard) een ZI-nummer uit de vrije nummer reeks toe te kennen aan het geneesmiddel; afhankelijk van welk
10
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand
c.
identificerend kenmerk gewijzigd is, dient ook de GPK-, PRK- en/of HPK-code een (lokaal) nummer te krijgen uit de vrije nummerreeks (zie ook 2.4). een logging bij te houden van: de datum/tijd van de wijziging, door wie deze is aangebracht, wat de reden van de wijziging is en wat de oorspronkelijk waarde van het kenmerk is. De logging is toegankelijk voor de beheerder.
3.5. De software dient te waarschuwen wanneer: a. meer dan twee maanden geen updates van de G-Standaard is ingelezen. b. de update die wordt ingelezen niet opvolgend is aan de vorige update; in voorkomende gevallen mag de update niet worden ingelezen. 3.6. De software dient bij het verwerken van updates van de G-Standaard te controleren of er wellicht nieuwe artikelen zijn opgenomen die de geneesmiddelen met een lokaal (artikel)nummer kunnen vervangen.
4. Eisen aan de software ten aanzien van geneesmiddelidentificatie bij berichtuitwisseling 4.1. Geneesmiddelen die via elektronische berichten worden uitgewisseld ten behoeve van onder andere het voorschrijven of het informeren van zorgverleners in de keten over de verstrekte medicatie aan een patiënt, moeten uniek te identificeren zijn middels een van de volgende codes: ZI-nummer, handelsproductcode (HPK-code), prescriptiecode (PRKcode) of generiek productcode (GPK-code). De code dient geldig te zijn. 4.2. Bij geneesmiddelen die geen enkele van de bij 4.1 genoemde geldige codes hebben, dient ter identificatie de omschrijving van het geneesmiddel te worden uitgewisseld. De identificatie door de ontvanger kan alleen handmatig gebeuren. Lokale of vervallen ZInummers, HPK-, PRK- en GPK-codes mogen niet worden uitgewisseld.
5. Eisen aan de leverancier van de software 5.1. De leverancier dient er voor te zorgen op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen en nieuwe releases van de G-Standaard en de (implementatie van) HL7-berichten door onder andere het bijwonen van de bijeenkomsten voor de ICT-leveranciers die door Z-Index, Nictiz en VZVZ worden georganiseerd. 5.2. De leverancier dient de gebruikers/beheerders van haar applicatie(s) te informeren over de ontwikkelingen en releases zoals vermeld in 5.1. en wanneer deze in de applicatie(s) beschikbaar komen. 5.3. De leverancier dient de implementatierichtlijnen van de G-Standaard te volgen. 5.4. De leverancier dient de implementatierichtlijnen van de HL7-medicatieberichten te volgen. Vanuit het oogpunt van medicatieveiligheid dient specifiek aandacht te worden gegeven aan de eisen zoals geformuleerd bij 4.1 en 4.2.
11
december 2013 | Richtlijn Goed beheerd geneesmiddelenbestand