REVUE BELGE DE
NUMISMATIQUE ET DE SIGILLOGRAPHIE
BELGISCH TUDSCHRIFT
VOOR NUMISMATIEK EN ZEGELKUNDE PUBLIÉE
sous
UITGEGEVEN
LE HAUT PATRONAGE DE S. M. LE ROI PAR
ONDER DE HOGE BESCHERMING VAN Z. M. DE KONING
LA
DOOR IIET
SOCIÉTÉ ROYALE DE NUMISMATIQUE DE BELGIQUE AVEC L'AIDE FINANCIÈRE DU MINISTÈRE DE L'ÉDUCATION
NATIONALE
KONINKLIJK BELGISCH GENOOTSCHAP VOOR NUMISMATIEK MET DE FINANCIËLE RULP VAN UET l\1INISTERIE VAN DE VL:\AMSE GEMEENSCHAP
ET DU
EN RET
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAl'
MINISTÈRE DE L'ÉDUCATION NATlONALE
DIRECTEURS: NASTER, COLAERT,
PAUL MAURICE
TONY HACKENS, PATRICK MARCHETTI
CXXXI - 1985
BRUXELLES
BRUSSEL
MIET
HEYMANS
DE LIBERALITAS PRINCIPIS TIJDENS DE EERSTE EN DE TWEEDE EEUW NA CHRISTUS ASPECTEN VIT DE SOCIAAL-ECONOMISCHE GESCHIEDENIS VAN DE ROMEINSE KEIZERTIJD * (Pl. 1) In dit artikel willen we een beeld geven van enkele aspecten van het begrip liberalitas, een term die wij weergeven door (l vrijgevigheid Il. De liberalitas was een van de belangrijkste deugden van de romeinse keizer en kon door hem op verschillende manieren tot uitdrukking gebracht worden. Frumentationes, congiaria, alimenta, Iinanciële hulp aan privépersonen en soldaten, het aanbieden van spelen, steun aan door katastrofen getroffen stedeu uit het imperium e.d. kunnen gerangschikt worden onder de benaming Iiheralitas. Wij hebben uit deze lijst van de vormen waaronder de vrijgevigheid van de princeps zich kan voordoen, drie elementen gekozen nI. de frumentationes, de congiaria en de alimenta. We zullen in deze uiteenzetting de grootste aandacht besteden aan, jammer genoeg, slechts een zeer beperkte keuze van numismatische getuigenissen i.v.m. ons onderwerp. Naast hun functie ais betaalmiddel, speelden de munten in de romeinse keizertijd immers een roi ais propagandamiddel. De belangrijkste onderdelen van dit artikel zijn wei de tabellen van de muntwaarden. Deze tabellen zijn gebaseerd op een chronologisch . (*) Graag willen we hier een kort overzicht geven van de belangrijkste reaultaten van de verhandeling die in 1983 aan de Katholieke Untversttelt Leuven werd voorgedragen tot het bekomen van de graad van Licentiaat in de Geschtedenis, Afdeling Oudheid. Promotor was Prof. Dr. P. NASTER die we nogmaals van harte danken voor zijn hulp.
6
MIET HEYMANS
gerangschikte Iijst van munten i.v.rn, ons onderwerp. Voor het opstellen van deze nitgehreide reeks waarin meer dan 900 munten werden opgenornen, baseerden we ons op de grote numismatische catalogen ('). Daarnaast werden in die lijst ook alle munten i.v.rn, onze studie die zich in het Penningkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België bevinden, opgetekend,
FRUMENTATIONES
1. Organisatie in he! alqemeen
In 123 v. Chr. startte C. Gracchus met het frumentum publicum, Dankzij de Lex Sempronia frumentaria ontving elke romeinse burger maandelijks graan tegen betaling van 6 1/3 as per modius. In 58 v. Chr. bepaalde de Lex Clodia frumentaria dat de burgers het graan gratis zouden krijgen. Deze wet had negatieve gevolgen op sociaal en economisch gebied: vanuit heel Italië kwamen er immers mensen naar Rome en het aantal vrijgelatenen steeg enorm ('). Pas Caesar en Augustus zouden resultaten boeken bij het wegwerken van de slechte gevolgen van de Lex Ciodia frumentaria door het beperken van de frumentatio. In 46 v. Chr. verminderde Caesar het aantal mensen die recht hadden op de graanuitdelingen van 320.000 tot 150.000. Opdat ook in de toekomst het aantal begunstigden constant zou bIijven en niet opnieuw zou gaan aangroeien, besloot Caesar de subsortitio in te steUen ; hierdoor werden er slechts mensen opgenomen in de lijsten in de mate dat er plaatsen vrijgekomen waren door de dood van een rechthebbende (3). Na de
(1) H. COHEN, Description historique des monnaies frappées sous l'Empire romain, 8 vol., Parîjs, 1880-1892 (= Graz, 1955); H. MATTINGLY, Coins of the Roman Empire in the British Museum, 6 vol., Landen, 1923R1962; H. MATTINGR LY - E. A. SYDENHAM, The Roman Imperial Cainage, Landen, vol. I, 1923, vol. II, 1926, vol. III, 1930, herdrukt 1972; P. STRACI{, Untersuchungen zur rômiscnen Reichspriigung des zweiten Jahrhunderis, Stuttgart, 1: 1931, II: 1933, III: 1937. (2) P. A. BRUNT, Ilalian lIfanpower, Oxford, 1971, p. 380-381 ; G. RICKMANN, The Com Supply of Ancient Rome, Oxford, 1980, p. 48-49; D. VAN BERCHEM, Les distributions de blé et d'argent à la plèbe romaine sous l'empire, Genève, 1939 (= New York, 1975), p. 15-21. (3) Suet., Caee. 41. 3; Dio Casso XLIII 21. 4; Plut., Gaes. LV 3; D. VAN BERCHEM, op. cil., p. 23-24.
LIBERALITAS PRINCIPIS
7
dood van Caesar werden zijn bepalingen gedurende een tijd niet meer nageleefd. Het aautal reehthebbenden op het frumentum publicum steeg voordurend. Pas in 2 v. Chr. verordende Augustus een nieuwe recensus van de plebs frumentaria. Er werden ongeveer 200.000 namen opgetekend ('). Wie behoorde er nu in feite tot de plebs frumentaria? Het frumentum publieum was voorbehouden aan de burgers die Rome aIs origo hadden ; weI werden de senatoren- en de ridderstand hiervan uitgesloten (5). De minimum leeftijd voor jongens om deel te nemen aan de frumentatio was 10 jaar (6). Missehien moehten ook weduwen en wezen genieten van het frumentum publieum ('). Welke werkwijze werd er gebruikt bij de frumentatio? Een keer per maand werden er tesserae uitgedeeld aan de plebs frumentaria, die dan konden ingewisseld worden voor vijf modii graan ('). Vermoedelijk evolueerde de tessera tijdens de lste helft van de lste eeuw n. Chr. naar een permanent document en was zij niet langer meer een soort bon die slechts geldig was voor één uitdeling (9). De tesserae waren aIs het ware legitimatiebewijzen. Waarsehijnlijk werd de naam van de eigenaar erop vermeld en aangeduid op welke dag en op welke plaats hij zieh moest aanbieden Dm zijn portie te krijgen (10). Waar vonden de frumentationes plaats? In het begin van de lste eeuw n. Chr. was er waarschijnlijk nog geen vast centrum voor deze graandelingen bepaald; vermoedelijk vonden ze plaats in horrea en missehien bij een of andere porticus. Dit gebeurde naar aUe waarschijnlijkheid aan aUe reehthebbenden tegelijkertijd, maande(4) Dio Casso LV la. 1. (5) Cfr c.a. O. HIRSCHFELD, Die Getreideverwaltung in der rômiecbai Kaiserzeil, in Philologus, 29, 1870, p. 6-8 ; M. ROSTOWZEW, Frumentum, in RE, VII, 1, 1910, kol. 179; D. VAN BERCHEM, op. oit., p. 32, 34-36; G. RrcKMANN, op. cit., p. 184, is van menîng dat de origo van Rome niet een van de condlties was om opgenomen te kunnen worden in de lijsten. (6) Suet., Aug. 41. 2; D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 32-33. (7) D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 42-43. ,(8) Suet., Aug. 40.2. (9) D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 87-88. (10) Cl. NICOLET, Tessères frumentaires et tessères de vote, in Mélanges J. Heurgon (Collection de l'École française de Rome, 27), Rome, 1967, p. 703-704; D. VAN BERCHEM, in RN, Ser. 4, 39, 1936, p. 299.
8
MIET HEYMANS
lijks Op een vooraf bepaalde dag ("). Vermoedelijk werd dit" systeem ') gewijzigd vanaf Clandius. AIs centrum van de uitdelingen fungeerde vanaf dan de Porticus Minucia ('2), een gebouw met 45 ostia ('3). Zo komt het dat, vanaf het midden van de lste eeuw n. Chr., de frumentationes werden gespreid over de maand ; ze vonden telkens in verschillende ostia plaats en kwamen dan ten goede aan verschillende groepen rechthebbenden. Bij de organisatie van de graannitdelingen en de graanvoorziening van Rome in het algemeen, werden er vele ambtenaren ingeschakeld. We kunnen bijvoorbeeld denken aan de praefecti frumenti dandi ex senatus consulto eu de praefectus annonae. We mogen ook niet vergeten dat de frumentationes thuis horen in het ruimere kader van de graanvoorziening van Rome. Over voldoende graan beschikken voor alle inwoners van deze grote stad, was een van de grootste bekommernisseu van de keizer. Voedseltekort kon immers aanleiding geven tot rellen, zoals bijv. in 51 n. Chr. tijdens de regering van Claudius ("). 2. Frumentationes en de graanvoorziening lJan Rome van Gaesar toi
Commodus: de munien Tijdens de regering van Nero vinden we voor de eerste keer een belangrijke hoeveelheid munten terug die verband houden met de graantoevoer naar Rome. Op sestertii uit de periode 64-66 n. Chr. staat er ANNONA AUGUST! CERES S C geschreven (Pl. I, n, Dit zeer mooie type is een goede illustratie van de zorg van de keizer voor de korentoevoer naar Rome in de moeilijke omstandigheden na
de grote brand vau 64 n. Chr. Op deze geldstukken zien we Ceres naar links zitten; ze houdt korenaren in haar rechterhand en een
(11) G. RICKMANN, op. cu., p. 185; M. ROSTOWZEW, Rëmische Bleitesserae, ein Beitrag ZUT Sozial- und Wirtscha{tsgeschichle der romisenen. Kaieerzeit, in tcuo, Beih. 3, 1905, p. 15. (12) Cl. NICOLET, Le Temple des Nymphes et les distributions frumentaires à Rome à l'époque républicaine d'après des découvertes récentes, in Comptes Rendus de l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, 29, 1976; B. \VALL, Porticus Minucia, in Acta Instituti Romani Regni Sueciae, 2, 1932, p. 44. (13) Cfr Chronograaf a. 354. (14) Suet., Claud. 5. 18. 2; Tac., Ann. XII 43.
LIBERALITA8 PRINCIPIS
9
toorts in haar linkerhand. Haar voeten rusten op een laag voetbankje. Ceres was vooral de godin van de land- en graanbouw ('5). In de keizertijd werd ze meer en meer de godin van de graanvoorziening ('6). Tegenover haar staat Annona, personificatie van de jaarlijkse oogst en graantoevoer (17). Ze draagt een tunica en een bovenkleed dat tot onder het middel valt. Haar rechterhand rust op de heup en in haar linkerhand houdt ze een overvloedshoorn, symbool van rijkdom, welstand en overvloed ("). Annona verschijnt hier ais begeleidster van Ceres die de meest eervolle positie inneemt omdat zij zit. Later zal Annona zich van de godin van landen graanbouw losmaken en zelfstandig optreden (19). Tussen beide figuren is er een altaar met guirlandes versierd waarop er een modius met korenaren staat. Een modius was een romeinse inhoudsmaat en met deze term werd ook het vat, dat een modius bevatte, aangeduid (20). Op de achtergrond ziet men de prora van een schip, het symbool van de vloot die ingezet werd voor de bevoorrading van Rome (21). Men mag deze afbeelding ais een van de mooiste en fijnste types, die op munten uit de keizertijd voorkomen, beschouwen. De kunstenaar heeft het altaar met de modius erop maar vooral de prora gebruikt om de verschillende elementen tot een eenheid sarnen te voegen en heeft diepte aan de compositie gegeven door het openhreken van de achtergrond (22). Ceres en Annona worden aIs het ware met elkaar verbonden doordat de uitgestoken rechterhand van de ene bijna de overvloedshoorn van de andere raakt.
(15) Cfr. o.a. W. EISENHUT, Ceres, in Der Kleine Pauly, I, 1964, kol. 11131114; G. Wrssowx, Religion und Kultus der Ramer, Munchen, 1971, p. 192-195. (16) H. LE BONNIEC, Le Culte de Cérès à Rome, Parijs, 1958, p. 379-380. (17) Cfr o.a. M. GRANT, Roman Imperial Money, Landen, 1954 (= Amsterdam, 1972), p. 119; Renate SCHEIPER, Bildpropaganda der rômischen Kaiserzeit unter
besonderer Berücksichtigung der Trajanssëule in Rom und korrespondierender Münzen, Bonn, 1982, p. 95. (18) M. GRANT, op. oit., p. 258; R. SCHEIPER, op. cit., p. 108. (19) G. RICKMANN, op. oit., p. 261 ; R. SCHEIPER, op. cil., p. 96. '(20) W. BECHER, Modius, in RE, XV 2, 1932, kcl. 2328. (21) Cfr o.a. Laura BREGLIA, Roman Imperial Coins. Their Art and Teclmique, Landen, 1968, p. 74; R. RAHIER, .ll1ünzen erziihlen Geschichte, in Kolender für das Bleuer Land, 1974, p. 133-134. (22) L. BREGLIA, op. cit., p. 74.
10
MIET HEYMANS
Dit 145-147n. Chr. (regering Antoninus Pius) dateert een sestertius met randschrift ANNONA AUG FELIX S C (pI. r, 2). De munt toont ons een zeer interessant Annonatype dat enkel voorkomt in deze periode. Annona staat frontaal en heeft haar hoofd naar links gewend. In haar rechterhand houdt ze een langwerpig voorwerp en in haar linkerhand een dubbel-lateraal roer. Op de achtergrond links ziet men gedeelten van twee schepen: de ene boot draagt aplustra (versiering van de achtersteven) ; de andere een modius die korenaren en een papaver bevat. Rechts van Annona wordt een verlichte vuurtoren met vier verdiepingen afgebeeld ; de hoogste etage zit verborgen achter het roer (23). Het gaat bij deze munt Dm de vuurtoren van Ostia die zich van de Pharos van Alexandrië onderscheidde door zijn verdiepingen en zijn bredere, zwaardere verschijningsvorm ("'). Het rechthoekig voorwerp in de hand van Annona wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd. De ene auteur ziet er een schrijf- of rekentafeltje in (25), een andere een papyrusrol (") en nog een andere meent dat het een etiket is dat werd gebruikt Dm graanzakken dicht te binden (27). Zeer waarschijnlijk gaat het hier echter Dm een tessera frumentaria, een houten, rechthoekig tablet, zo'n 20-30 cm. lang, met een knop aan het einde. Vermoedelijk werd hierop de naam van de eigenaar aangeduid, evenals de dag en de plaats waarop de bezitter zich moest aanbieden om zijn portie te ontvangen (23). Wat is nu de betekenis van dit type? Dikwijls denkt men dat het een verwijzing is naar het herstel van de vuurtoren te Ostia (29) ; een andere mogelijkheid is dat de sestertii verband houden met het einde van een graanschaarste (30).
(23) H. MATTINGLY, BMCRE, IV, 1940, p. 267 en G. RICKMANN, op. cit., p. 265 zijn van mening dat de vuurtoren slechts drie verdleplngen telt. (24) Ctr- o.a. G. STUHLFAUTH, Der Leuchlturm von Ostia, in Rom. Mill., 63, 1938, p. 139-142.
(25) A.
GÔTTLICHER,
Nautisebe Attribuie Romischer Gottheiten, Bremen,
1981, p. 150; J. VOGT, Die Alexandrinischen Münzen, Stuttgart, 1924 (= Hildesheim-New York, 1976), p. 130. (26) R. MEIGGs, Roman Oslia, Oxford, 1973 2 , Pl. XVIII. (27) PH. LEDERER, Zum Annona-Typus, in Berl. Mzbl., 44, 1924, p. 137. (28) Cl. NICOLET, op. cit., p. 704-705; D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 92-93. (29) Hist. Aug., Ani. P. VIII 2; R. MEIGGs, op. cil., Pl. XVIII; P. STRACI<:, Reictuprëçunq, 1, 1931, p. 137. (30) Ibid., p. 136.
11
LIBERALITAS PRINCIPIS
3. Tabel van de munLwaarden in verband meL de [rumentationes en de graanooorziening van Rome
"
-"
~ -e
-c
;;:
CY
0
0
-
•
-
"
"'•
'C
::l
uo
Cl
c,
<
"
V>
-
-
-
-
-
-
-
-
-
4
-
-
-
Vespasianus
-
1
-
1 +1 +-------+ 1 10 2
Titus
-
1
-
2
-
3+1i. 1
7
-
-
-
+1~1
~
-
-
-
3
3
1
3
-
-
9
13+5? +lv. 9+2?
14 5
-
1
1
2
-
Trajanus Hadriauus
-
-
-
Aut. Pius
3
1 +3+1?+-)- 3+1? 3 <---+ 3
5+1 ? 17 6+1? 16+27 7 3 +11+1 ?+-)-+11+1? 16 + lb. 22+1 ? 48
M. Aurelius
-
-
-
6
4
8
Commodus
-
-
-
1
3
Totaal
3
1 19 +7+11+-++7+1 ?
b. i.
-
2
-
-
v.
-
2
7 5
1
«:
-
-
....
0
0
22
Domitianus Nerva
Legende-:
0
-
11 4 +1 +---+ 1 10 3 6+1v.
88+11 45+1 ? +lb. + li. +12+ 1 1+-)-+ 12+ 1 ? +1?
•0
"c
~
0
-
•c
0
0
-
Caesar Augustus Tiberius Caligula Claudius Nero Galba Otho Vitellius
•
:a"
. ·S
§
1+1 ?
15 15+37
7 1
52+31
2 7
25
17+61 +2b 16
150+-31 +lv.
145+201 +lv.+2b.
+1?
onzekere of hybride munt behoort tot eeu van deze muntwaarden valse munt barbaarse munt imitatie
N.B.: Op heden werd geen zilveren of gouden quinarius teruggevouden.
41
~.
""
~
0
f-<
0 2 0 0 7+1i 28 7 4 5 49+57 +lv. 34+2?
24 12+1 ? +lv. 50+2? 57+71 146+41 +lb. 42-6? +2b. 45
--512 +271 +2v. +3b. +1i.
12
MIET HEYMANS
In deze lijst hebben we naast de afbeeldingen van Annona en Ceres ook symbolen i.v.m. graan en overvloed (modius, overvloedshoorn en korenaren) opgenomen. WeI hebben we de munten waarop Ceres wordt geïdentificeerd met vrouwen uit het keizerlijk huis laten wegvallen omdat ze niet betrekking hebben op ons thema doch symbool zijn van de afgestorven en vergoddelijkte vorstin ('"). Ook afbeeldingen van Aequitas hebben we niet opgenomen omdat deze figuur eigenlijk een bredere betekenis heeft dan louter de rechtvaardigheid van de keizer bij de graanuitdelingen, de zorg van de princeps voor het juist gewicht van het koren (32). Wanneer we deze tabel overlopen, dan valt op dat er in de eerste helft van de eerste eeuw n. Chr, bijna geen munten werden geslagen die verband houden met de frumentationes of de graantoevoer naar Rome. Vanaf Vespasianus gaat het aantal van deze geldstukken, die ook reeds onder Nero in een behoorlijke hoeveelheid werden geslagen, met een sprong omhoog. Vanaf dan zal het thema van de voedselvoorziening van Rome ruimschoots aandacht krijgen. Aileen Nerva's regering lijkt buiten deze tendens te vallen, maar we mogen niet vergeten dat zijn bewind te kort was om de propaganda op munten tot voile ontplooiing te brengen. De keizer die de meeste zorg droeg voor het bekend maken van zijn ijver voor de bevoorrading, is ongetwijfeld Antoninus Pius: liefst zo'n 35% van de geldstukken die in dit overzicht zijn opgenomen, dateren uit zijn regering. Een ander element uit deze tabel dat in het oog springt, is het feit dat vernit de meeste afbeeldingen van Annona, Ceres, modius e.d. voorkomen op sestertii en denarü.
CONGIARIA
1. Organisatie in he! algemeen. De term congiarium is afgeleid van congius, een inhoudsmaat VOOT vloeistoffen. Zo'n congius bevatte 3 1{4liter. Deze etymologie toont
tua.,
III, 1937, p. 48. Kaiser und Senat in der Zeil von Nero bis Nerva, dlss. Munster, 1964, p. 150; A. WALLACE-HADRILL, Galba's Aequitas, in Ne, 141, 1981, p. 20-37. (31)
(32) B.
GRENZHEUSER,
LIBERALITAS PRINCIPIS
13
aan dat de congiaria oorspronkeIijk uitdelingen varen van olie of wijn ("'). Tijdens de republiek werden ze ten persoonlijken titel gegeven door magistraten en veldheren ; soms gingen ze vergezeld van gelduitdelingen (34). Caesar wijzigde de aard en de betekenis van het congiarium door ais eerste de nadruk te leggen op het geven van geld, terwijl olie en graan slechts als bijkomstig werden beschouwd. Sinds deze tijd kwam het recht om zulke uitdelingen in Rome te doen, uitsluitend toe aan de keizer (35). Wei was het toegelaten om in de provincies en in de italische steden schenkingen te doen (3'). Het congiarium is een van de vele vormen waaronder de liberalitas zich kan voordoen. Het verband, de samenhang tussen beide termen is uiteindelijk zo groot geworden, dat men het ene begrip i.p.v. het andere kan gebruiken. Op geldstukken van Marcus Aurelius bijvoorbeeld, ontbreekt er de 4de IiberaIitas in de serie van de genummerde liberalitates ; in de plaats hiervan vindt men op de munten wei het 4de congiarium terug (37). Op de vraag wie de congiaria ontving, kunnen we ais antwoord geven dat het die personen waren, naar wie ook het frumentum pubIicum ging. Graan en geld werden dus uitgedeeld aan dezelfde mensen ("). Er is echter één uitzondering op deze regel : bij bepaalde geldschenkingen werden er immers ook kinderen jonger dan 11 jaar toegelaten (39). De gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot een congiarium, kunnen we opsplitsen in twee categorieën: enerzijds kunnen we tirocinium, adoptie en huwelijk van een zoon onderbrengen bij de voorvallen die verband houden met het keizerIijk hnis en ander-
(33) HULTSCH, Congius, in RE, IV, 1901, kol. 880-881. (34) Cfr. o.a. A. R. HANDS, Charities and Social Aid in Greece and Rome, Londen, 1968, p. 105; R. SCHEIPER, op. cit., p. 98. (35) Ibid. ; D. VAN BERCHEM, Les distributions de blé et d'argent, p. 120-121. (36) S. MROZEK, Quelques remarques sur les inscriptions relatives aux distributions privées de l'argent et de la nourriture dans les Municipes italiens aux Ir, Ile et Ille siècles d.n.ë., in Epigraphica, 30, 1968, p. 156-171; Id., Les bénéficiaires des distributions privées d'argent et de nourriture dans les villes italiennes à l'époque du Haut-Empire, in Epigraphica, 34, 1972, p. 30-54. (37) J. DOBIAs, Le monnayage de Marc Aurèle et les bas-reliefs, in RN, 4 e S., 16,1932, p. 172, n. 110. (38) Cfr. o.a. H. KLOFT, op. cu., p. 90; D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 128. (39) Zo b.v. tijdens de regering van Auguatus, cîr. Suet.,; Aug. 41 2.
14
MIET HEYMANS
zijds horen feiten zoals een triomf, een troonsbestijging en een consulaat thuis bij de staatsaangelegenheden. Wanneer we de sommen bestuderen die er werden uitgedeeld, dan is in deze bedragen duidelijk een stijgende lijn te herkennen. Van Caesar tot Hadrianus werden er normaliter 300 HS geschonken. In de 2de eenw n. Chr. evolueert het gemiddelde bedrag naar 400 HS ; soms werd er zelfs een congiarinm duplex uitbetaald. 2. Congiaria van Caesar tot Commodus : de munten
Op sertertii tijdens de periode 64-66 n. Chr, (regering Nero) vin den we een afbeelding van een congiarium waarin men een driehoekige compositie kan herkennen (pI. 1, 3). Aan de rechterzijde bevindt zich de keizer op een curnlische zeteI. Bij hem staat er een bediende die Nero aankijkt. Mogelijk is dat de praefectus annonae die in de hoedanigheid van de ambtenaar die de supervisie heeft over het congiarium, op het platform naast de keizer wordt afgebeeld (40). Voor het lage platform staan er twee personen; rechts is er een bediende met een voorwerp in zijn rechterhand. Dit apparaat werd doorheen de tijden op verschillende manieren geïnterpreteerd. Lange tijd zag men er een tessera in, die elke begunstigde kreeg (41) ; deze tessera moest hij dan naar de beambten van de porticus Minuciae brengeu, alwaar hij het geld ontving (42). Sommige auteurs menen dat op dit voorwerp de betekenis van de scène stond opgeschreven 01 gesymboliseerd (43). Op munten van Antoninus Pius echter zien we Liberalitas met in haar rechterhand de ,< tabula » en in de linkerhand een vexillum met erop VIol LIB AUG VI geschreven (PI. l, 4). In dit geval heeft dus het vaandel de functie die wordt toegeschreven aan de ,< tabula» (4.'). Bepaalde auteurs zijn van mening dat de punten die soms op het voorwerp te zien zijn, aanduiden wat er aan elke burger gegeven
(40) R. BRILLIANT, Gesfure and Rank in Roman Art, New Haven, Conn., 1963, p.77. (41) Zo bijv. M. BERNHART, Handbuch zur Münzkunde der rëmischea Kaiserzeit, Halle, 1926. (42) M. ROSTOWZEW, Congiarium, in RE, IV, 1901, kol. 879. (43) re., in tcu«, Beih. 3, 1905, p. 20. (44) P. G. HAMBERG, Etudies in Roman Imperial Art wilh Special Reference to the State Reliefs of the Second Century, Uppsala, 1945.
LIBERALITAS PRINCIPIS
15
werd (45). Soms wordt het voorwerp geïnterpreteerd aIs abacus ("), eeu rekeubord waarop met behulp vau « rekensteentjes >) (= calculi) berekeuingen konden gemaakt worden (47). In feite gaat het hier echter om wat we zoudeu kuuueu noemeu eeu muntenteller: het is een dun, rechthoekig of vierkant bakje waaraan een handvat is bevestigd, zodat men het horizontaaI kan houden. Aau de bovenkant zijn er een aantal gaten, die in parallelle rijen geordend zijn. Diegene die het geld aan de burgers moest uitdelen, gooide een haudvol munteu op het oppervlak met de openingen of duwde het toeste! iu een zak of koffer met geldstukken. De overtollige munteu werden dan verwijderd zodat er zich iu elke holte één munt bevond. 20 verkreeg men in enkele ogenblikken eu zouder vergissiugen de gewenste som. De begunstigde van de keizerlijke liberalitas slaat dau een stuk van zijn toga met zijn beide handen open. Zo vormt hij een soort zak, de sinus. Het toesteI werd dan boven de sinus van de toga van de ontvanger gehouden en eenvoudig omgedraaid, zodat de munten uit de openingen konden vallen. Indien nodig, werd dit herhaald totdat de burger de beloofde som had ontvangen. Wanneer er bijv. 12 openingen in de muntenteller waren en er 60 denarii moesten uitgedeeld worden, dan werd het gevulde toestel 5 maal geledigd in de opengehouden toga van de ontvanger ("). Vooral op het liberalitasreliëf van de boog van Konstantijn is het apparaat duidelijk te herkennen (49) (Cfr. Pl.
r, 5).
Terug nu naar de sestertius uit de regering van Nero. In het midden van de voorstelling, op de achtergrond, hoog boven aile anderen uitstekend, staat de gehelrnde Minerva met een uil in haar rechterhand en een speer in haar linkerhand. Deze figuur versterkt ais het (45) H. BERVE, Liberalitas, in RE, XIII, 1, 1926, kol. 90 ; S. W. STEVENSONMADDEN e.a., Dictionary of Roman Coins, Landen, 1889 (~ 1964), p. 515. (46) H. MATTINGLY, Doles in Ancient Rome, in Edinburgh Review, 1927, p. 57; In., BMCRE; ID. en E. A. SYDENHAM, RIC. (47) J. M. PULLAN, The History of the Abacus, Landen, 1950 (= New York, 1970), p. 17-29. (48) C. W. A. CARLSON, Congiaria and Liberolitaies, Cash Distributions to the People, in JSAN, 6, 4, 1975, p. 59; P. G. HAMBERG, op. cit., p. 36; H. P. L'ORANGE - A. VON GERKAN, Der spiitantike Bilâsohmuck des Rcnstaruinsboqens (Studien zur spâtantlken Kunstgeschlchte, 10), Berlijn, 1939, p. 96; D. VAN BERCHEM, op. oit., p. 168. (49) Cfr. H. P. L'ORANGE - A. VON GERKAN, op. cit., Taf. 5b-16-22a. G. R. SMITH-F. W.
16
MIET HEYMANS
ware door de beweging van haar uitgestrekte armen de relatie tussen de keizer ais schenker en de bnrger ais ontvanger (50). Op de achtergrond van deze scène wordt er een portiek afgebeeld, die wordt afgedekt met een rechte bail, (51). De vage afbeelding van het bouwwerk staat een juiste en preciese identificatie in de weg. De aanwezigheid van Minerva wordt op verschillende manieren verklaard. Heel wat auteurs hebben het standbeeld van Minerva geïnterpreteerd ais een genius loci. Het zou nI. het Chaleidicum (= Atrium Minervae) aanduiden, waar zich een standbeeld van deze godin bevond ("). Soms wordt de aanwezigheid van Minerva op bepaalde munten op een heel andere manier verklaard : D. van Berchem ziet haar niet aIs een genius loci, maar kent haar een symbolische waarde toe. Minerva, de bewaakster van de lijsten van de burgers, toont aan dat alleen zij, waarvan de namen zijn opgenomen in de lijsten van het Atrium Libertatis (hier werden de rollen met daarop de namen van de rechthebbende burgers bewaard), mogen deelnemen aan de congiaria. Ze verpersoonlijkt het burgerrecht dat een van de hasiselementen van de gelduitdelingen was ("). Een andere, minder waarschijnlijke, interpretatie die naar varen wordt geschoven, is dat het hier gaat om een standbeeld van Pallas, de godin die de olijventeelt had uitgevonden ; door middel van dit beeld zou dan aangeduid worden dat het congiarium oorspronkelijk een uitdeling van olie was (54). De congiarium-munten die geslagen werden tijdens de regering van Nero, kunnen we rangschikken onder realistische, narratieve typen ; de afgebeelde scène geeft, weliswaar in een geconcentreerde vorm, de realiteit weer. De gadin Minerva is enkel passief aanwezig in de vorm van een standbeeld en neemt niet echt deel aan de actie,
zodat zij geen afbreuk doet aan de waarheidsgetrouwe weergave van de realiteit (").
(50)R. BRILLIANT, op. cil., p. 77.
(51) G. FUCHS, Arcllitekturdarstellungen auf rümischen Mtuizen der Republik: und der früllen Raiserzeit (Deutsches Archëologlschcs Institut. Antike Münzen und geschnittene Steine, 1), Berlijn, 1969, p. 46. (52) H. P. L'ORANGE - A. VON GERKAN, op. cit., p. 93-94; M. ROSTOWZEW, op. cit., kol. 879. (53) D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 169-176. (54) A. MERLIN, Les revers monétaires de l'empereur Nerva, Parijs, 1906, p. 71. (55) P. G. HAMBERG, op. cit., p. 33; p. 36.
LIBERALITAS PRINCIPIS
17
In de periode 134-138 n. Chr. (regering Hadrianus) wordt Liberalitas afgebeeld met de overvloedshoorn in de linkerarm en munteuteller in de rechterhand (Pl. I, 6). Er zijn zes gaten zichtbaar in dit apparaat. Het voorwerp is, in de han den van Liberalitas, van gebruiksvoorwerp tot attribuut geworden. De allegorie heeft alzo de historische scène vervangen (56). De legende LIBERALITAS AUG II komt voor op aurei uit 140144 n. Chr. (Pl. 1,7). We zien er Liberalitas, die voor de keizer staat op het platforrn en de overvloedshoorn Iedigt. Er vallen munten uit die terechtkomen in de toga van een burger, die voorde suggestus naar links staat. Op deze munt wordt het aantai personages beperkt tot drie : Antoninus Pius (de schenker), Liberalitas (de verpersoonlijkte handeling) en de burger (de begunstigde). Dat de keizer de werkelijke bron is vau de liberalitas wordt aangeduid door het feit dat zijn vrijgevige rechterarm ais het ware doorloopt in de overvloedshoorn waaruit het geschenk te voorschijn komt (57). ln dit type heeft men de realistische voorstelling verlaten en is men overgegaan naar de parafrase, een trend die vanaf Hadrianus de meer getrouwe weergave van de werkelijkheid zal verdringen. De scène werd op het niveau van de allegorie gebracht door de tussenkomst van de Liberalitas en wordt veralgemeend door de rnuntenteller te vervangen door de overvloedshoorn. Een aantal elementen van de concrete congiarium-ceremonie werden toch nog bewaard : de zittende keizer, het platform en de positie van de begunstigde die het geschenk ontvangt. Munten waarop een congiarium-scène wordt weergegeven of Liberalitas wordt afgebeeld, duiden de gelduitdelingen aan die door de keizer bij bepaalde gelegenheden werden gehouden. Bij deze categorie horen in feite ook bepaalde Libertas-afbeeldingen, want de band tussen Libertas en Liberalitas is erg nauw (56). Doch omdat wij ons noodzakelijk moesten beperken, hebben wij deze figuur niet opgenomen in ons onderzoek.
(56) Hist., (57) (58)
Ibid., p. 37; A. WALLACE-HADRILL, The Emperor and his Virlues, in 30, 1981, p. 312, 321. R. BRILLIANT, op. oit., p. 133. H. MATTINGLY, The Man in lhe Roman Street. New York, 1947, p. 75 ; A. STYLOW, Libertes und Liberolitas in der romtscnen Propaganda, diss. Munehen, 1970, p. 165 en passim.
2
18
MIET HEYMANS
3. Tabel van de munlwaarden i.o.m. de congiaria. '0 e 0
~
"
"
" il
~
0.
~
.:: -- -Vitellius Vespasianus Titus
Domltlanus Nerva Trajanus
Hadrianus Ani. Pius
M. Aurelius Commodus
-
en
10~
4
7 1
Q
-
20
-
-
-
-
-
-
-
-
1+1 ?
-
-
·C
~
~
Q
Nera Galba Otho
""
~
e
"" ·5 ""
.ôl"
"
c
0
-
-
1...-....1
-
-
-
-
10
4 7 4
Iv.
3 7 23 23 40 17+1 ?
37 23 +1
(
13+1 ? 14+1b
~
- "" ~
~
e
<: --20 0
-
0
[-0
0 0 1+1 ?
1
-
Iv.
-
-
1 5
3 8 75
4
29+2?
88+2?
- -... 1 14
81+1 ?
-
42+1 ?+lb
6 -~-
Totaal
12
15
+10 +--+ +10
134+2 ?
87+1 ?
+lv.
+lb.
l+l~T
4
55+21
319 +5?
+1 +-
1
+1
e tv. +lb.
1
1
onzekere of hybride muni behoort tot één van deze muntwaarden v. valse munt b. barbaarse munt N.B.: Op heden werd geen medaillon, quadrans, semis of zilvcren qutnarlus teruggevonden. ~ Oak geen enkele van de andere waarden van Caesar tot Nera.
Legende:? +-+
Wanneer we deze tabel overlopen, valt Op dat, tot aan Trajanus, de congiarium-scènes alleen terug te vinden zijn op sestertii, Pas tijdens de regering van deze keizer werden er voor de eerste maal a1.1rei geslagen die verband houden met de gelduitdelingen. Het is echter niet zeker dat deze geldstukken werkelijk thuishoren in de rij van de congiarium-munten : men is het er namelijk niet over eens of Liberalitas of Annona hierop wordt afgebeeld. Mogelijk komen de aurei dus pas voor vanaf Hadrianus, tijdens wiens regering voor de eerste keer denarü werden uitgegeven. Vanaf Hadrianus werden de
LIBERALITAS PRINCIPIS
19
congiaria geïIlustreerd op verschiIlende muntsoorten, ook regehnatig op hogere waarden zoals denarii en aurei. Deze evolutie loopt parallei met een verhoging van de geschonken som in de 2de eeuw n. Chr. Het feit dat vanaf Hadrianus dikwijls Liberalitas alleen wordt afgebeeld, is gedeeltelijk te verklaren door de kleinere muntschijf van de denarii en de aurei in verhouding tot de sestertii waarop men relatief gemakkelijk een congiarium realistisch kon afbeelden. Deze technische omstandigheid verklaart waarschijnlijk ook waarom meer dan 1/3 van de munten die geslagen werden van Caesar tot Commodus, sestertii zijn, Opvallend in deze tabel is ook het ontbreken van munten met congiarium-scènes erop gedurende een groot gedeelte van de eerste eeuw n. Chr. Uitzondering hierop is Nero die in totaal zo'n 20 geldstukken liet slaan. In feite komen pas vanaf Hadrianus de munten veelvuldig voor. A. Merlin veronderstelde dat de geldstukken waarop er een congiarium wordt afgebeeld, werden uitgedeeld bij de schenking zelf (59). Er zijn echter een aantal argumenten die dit tegenspreken : men kan immers moeilijk geloven dat bijvoorbeeld de som van 300 HS die Nerva in 96 n. Chr. uitdeelde en die enkel op sestertii wordt vermeld, ook in werkelijkheid in deze munt werd uitbetaald. Deze werkwijze zou irnmers heel wat practische problemen met zich meegebracht hebben, niet alleen voor de bedienden, maar ook voor de begunstigden. Men kan o.a. denken aan het volume en het gewicht dat men moest meesleuren (300 HS van elk 26 gram (60) = 7,8 kilo 1) en de tijd die men verloor wanneer er zo'n 300 geldstukken per persoon met de muntenteller moesten uitgedeeld worden. Een ander argument dat tegen deze stelling ingaat is dat de congiaria dikwijls tegelijk op gouden, zilveren en bronzen munten worden geïIlustreerd. Daarenboven volgde de emissie meestal pas na het uitdelen van de beloofde som ("). D. van Berchem is van mening dat de congiaria werden uitbetaald in aurei maar vooral in zilver (62). Men kan zich de vraag stellen of de betaling in anrei geen practische problemen opwierp voor het gewone volk ; waarschijnlijk kon men met deze
(59) A. MERLIN, op. cit., p. 66. (60) H. MATTINGLY, BMCRE, l, 1923, p. xlv; Ibid., II, 1930, p. xv; Ibid., III, 1936, p. xvi. (61) D. VAN BERCHEM, op. cit., p. 163. (62) Ibid.
20
MIET HEYMANS
geldstukken moeilijk de alledaagse produkten betalen, vermits een aureus toeh een hoge som geld betekende.
ALIMENTA
1. Orqanisatie in hel algemeen
In elke stad waarin er alimenta zouden zijn, werd er door de keizer een bepaald bedrag uit de fiseus ter besehikking gesteld. Deze som werd verdeeld onder de grondbezitters, in verhouding tot de waarde van het grondbezit, dat ze bij de ambtenaren hadden laten registreren en dat gold ais pand ("). De waarde van de grond die men gaf, was veel hoger dan het bedrag dat men ontving. De eigenaars waren verpIieht interest te betalen op deze som. Deze rente werd dan gebruikt om de alimenta die bestonden uit een maandelijkse uitdeling van graan of geld (64) te bekostigen ("). De begunstigden waren bijna uitsluitend wettige kinderen ; bovendieu waren het vooraI [ongens die, tenminste van Hadrianus, normaliter steun ontvingen tot hun IBe jaar. De meisjes kregen geringere uitdelingen tot hun I4e jaar ("). Dank zij de epigrafie zijn er tot nu toe meer dan 50 steden in Italië bekend, waar er voor het onderhoud van een aantal kinderen werd gezorgd (67). Tot de ambtenaren die belast waren met de alimenta behoren o.a, de praefeetus alimentorum, de proeurator alimentorum en de quaestor alimentorum ("). (63) Scmmlge auteurs menen dat de staat eigenaar werd van de grand; zie Etnriotüunqerc der sozialen Sicherung in der qriechischen und rômisehen Anlike, Berlijn, 1969, p. 125-126. (64) tua., p. 125; E. RUGGIERO, Alimenta, in E. RUGGIERO, Diz. Epigr., 1 (1895-1961), p. 404. (65) E. RUGGIERO, op. cft., p. 404; P. VEYNE, Les Alimenta de Trajan, in Les Empereurs romains d'Espagne (Colloques internationaux du Centre national de la recherche scientifique, Madrid, 1964), Parijs, 1965, p. 163. (66) M. PFEFFER, op. oit., pp. 124-125; E. RUGGIERO, op. cil., p. 404. (67) De lijst bij E. RUGGIERo, op. cit., p. 405 (39 steden) werd aangevuld door R. DUNCAN-JONES, Tne Economy of the Roman Empire, Quantitative Stuâies, Cambridge, 1974, p. 206-209 (49 stedcn) en W. ECK, Die staailiche Organisation Italiens in der hohen Kaiserzeit, Munchen, 1979, p. 187-189. (68) Ctr. o.a. W. ECK, op. cit., p. 166-182; E. RUGGIERo, op. cit., p. 406-407; V. A. SIRAGO, L'Ilalia aoraria sotta Traiano,1958 (Université de Louvain. Recueil de travaux d'histoire et de philologie, IV 16), p. 299. M. PFEFFER,
LlBERALITAS PRINCIPIS
21
Over het doel van de alimenta lopen de meningen nit elkaar. Men kan een onderscheid maken tnssen enerzijds de ontwikkeling van de landbonw door het helpen van de boeren en anderzijds het bevorderen van de bevolkingsgroei door het steunen van de kinderen. Dit ons onderzoek is gebleken dat het ondersteunen van de kinderen en dus het bevorderen van de bevolkingsaangroei het belangrijkste doel was. Daarnaast wou men ook wei de italische landbouw helpen ; deze doelstelling was echter duidelijk ondergeschikt aan het propagandereu van de bevolkingstoename. Over het nut en de resultaten van de alimenta kan weinig met zekerheid gezegd worden. Zeker is dat een aantal boeren, die onmiddellijk geld nodig hadden, werden geholpen en dat ook in heel wat gezinnen de financiële problemen werden verlicht. Toch schijnen de alimenta de italische bevolking niet aangespoord te hebben tot het opvoeden van meer kinderen. Deze houding van de italische bevolking is goed te begrijpen, ais men bedenkt dat het aantal kinderen, aan wie de alimenta ten goede kwamen, erg klein was in verhouding tot de bevolking (69). 2. De alimenia van Nerva tot Commodus : de munien Vooral tijdeus de regering van Trajanus krijgen de alimenta heel wat publiciteit in de icouografische bronnen. Op één van de vier verschillende typen uit deze periode staat !talia of Annona frontaal, hoofd naar links (Pl. I, 8). In haar linkerhand houdt ze een overvloedshoorn ; haar rechterhand, waarin ze korenaren draagt, houdt ze beschermend boven een kind, dat links van haar staat. Deze jongen heeft soms een roi in zijn linkerhand. Het is mogelijk dat de figuur naast !talia of Annona de italische landbouwer voorstelt, die voordeel haalt uit de alimenta. De legende in de afsnede is ALIM ITAL. Antoninus Pius voegde een nieuw element toe aan de alimenta. Ter ere van zijn echtgenote Faustina de oudere, die in 141 n. Chr. was overleden, stichtte hij de naar haar genoemde " puellae Faustinianae J> (70). Zoals de naam al aanduidt, kwam dit soort van alimenta alleen ten goede aan meisjes. Antonius Pius heeft de op(69) Cfr o.a. R. DUNcAN-JONES, op. ott., p. 316-317; P. VEYNE, Le pain et le cirque. Sociologie historique d'un pluralisme politique, Parijs, 1976, p. 651. (70) Hist. Aug., Ani. P. VIII 1.
22
MIET HEYMANS
riehting van de instelling van de « Puellae Faustinianae ,) op de munten verkondigd in twee typen, telkens met de legende PUELLAE FAUSTINIANAE met of zonder S C. Op aurei uit de periode 141-161 n. Chr. (Cfr. PI. 1, 9) zien we een overdekte tribune (71) of een gebouw met twee verdiepingen (72), waarvan het dak dat versierd is met voluten, gedragen wordt door twee zuilen. Op het verhoog of de eerste verdieping staat links de keizer met een boekenrol in zijn Iinkerhand, terwijl hij zijn reehterhand uitsteekt. Tegenover hem bevinden er zieh twee bedienden (73) : de ene zit aan een tafel, de andere staat naast hem en buigt zieh voorover. Missehien dieteert Antoninus Pius de bepaIingen van de stichting aan een klerk die ze optekent (74). Anderzijds is het ook mogelijk, gezien de overeenkomst met het volgende type, dat de bedienden een uitdeIing doen (75). Op de grond staan er een aantal personen, waaronder duideIijk twee mannen in tunica, die elk een kind dragen, te herkennen zijn. Verder staan er links nog drie vrouwen, elk met een kind op de arro en tussen de twee mannen in, een vrouw zonder kind ("). De kinderen zijn de meisjes, die voordeel haalden uit de stiehting ter ere van Diva Faustina. Op denarii en sestertii uit de periode 141-161 n. Chr. (Cfr. PI. I, 10) worden er twee bedienden (77) reehts op een platform afgebeeld ; de erre zit en de andere staat naast hem. Beiden buigen ze zich over een kind dat zijn armen naar hen uitsteekt. Dit kind wordt gedragen door een man in tuniea; deze kleding (tuniea i.p.v. toga) wijst erop
(71) P. STRACK, Reictieprôçunq, III, 1937, p. 97. (72) H. KÛTHMANN - B. OVERBECK e.a., Baulen Roms auf Miinzen und Medaillen. Munchen, 1973, p. 26; H. MATTINGLY, BMCRE, IV, 1940, p. 48, nr. 324. (73) H. MATTINGLY, ·op. cit., p. ix en ID.-E. SYDENHAM, RIe, III, 1930, p. 16, zien in de figuur die zioh naast de zlttende bediende voorover buigt Faustina. Dit ls echter, vgl. P. STRACK, op. cit-, p. 97, n. 295, niet mogelijk omdat het hier gaat om een instelling die Antoninus Pius oprichtte ter ere van zijn gestorven vrouw, Faustina. (74) H. MATTINGLY, op. cit., p. x ; ID.-E. SYDENHAM, op. eit., p. 16. (75) P. STRACK, op. ctt., p. 97. (76) H. KÜTHMANN-B. OVERBECK, op. cit., p. 26; H. MATTINGLY, op. cit., p. 48, nr. 323 ; P. STRACK, op. cit., p. 98 ziet aIle afgebeelde üguren met uitzondertng van de twee mannen, aIs puellae Faustinlanae. (77) Bepaalde auteurs interpreteren de twee üguren aIs Antoninus Pius en Faustina die de kinderen verwelkomen. Dit is echter onwaarschijnlijk, cfr supra, n. 73.
23
LIBERALITAS PRINCIPIS
dat hij behoort tot de lagere klassen die de alimenta goed konden gebrniken ("). Voor het platform rent er een andere man, die een kind voor zich uitduwt om op zijn beurt de gift in ontvangst te nemen.
3. Tabel van de munlwaarden i.o.m. de alimenta
•0
0
:; -c • :E -
Nerva Trajanus Hadrianus Ant. Pius M. Aurelius Commodus
1
-
Totaal
1
•
:a0
.9
-c•
0
-
-
7
8 -
--
:Ê
•"
0 Co
~
:l
0
-
en
8
."
; •0" -<:
""•
0
~
0
f-<
lv. 9
-
-
3
3+1?
2 2
-
-
1
1
5
-
-
-
-
- - -- - 7
s•
13 +lv.
-4
4+1 ?
lv. 30+1 ? 2
37
«tv. +1?
Legende:
?
v.
onzekere of hybride munt valse munt
N.B.: Op heden werd geen quadrans, semis of quinarius, noch zilveren noch
gouden, teruggevonden.
Om ons te beperken, zijn we in dit onderdeel voorbijgegaan aan bepaalde munten die verband houden met de alimenta, zoals bijvoorbeeld exemplaren van het Spes-type ("). Wanneer we de tabel bekijken, dan is het opvallend dat Trajanns veel aandacht schonk aan de alimenta; méér dan 3/4 van de munten die geslagen werden van Nerva tot Commodns, dateren uit zijn regering. Dit stemt overeen met het beeld dat we van Trajanus hebben uit de literaire en epigrafische bronnen, Het was immers deze keizer die de alimenta op een grootse wijze heeft nitgebouwd. Het feit dat er tijdens de regering van Antoninus Pius relatief veel munten i.v.m. de alimenta werden geslagen, is te wijten aan het feit (78) P. STRACK, op. cit., p. 97. (79) ID., l, 1931, p. 168-170.
24
MIET HEYMANS
dat hij de instelling van de Puellae Faustinianae heeft opgericht. Anderzijds is het merkwaardig dat el' uit de tijd van Marcus AureIius geen geIdstukken die verhand houden met de alimenta, tot ons gekomen zijn, alhoewei we uit de literaire hronnen weten dat hij actief was op dit gehied (nieuwe groep Puellae Faustinianae ter nagedachtenis van Faustina de jongere). Een ander eIement uit deze tabeI dat in het oog springt, is het feit dat méér dan 1/3 van de munten die werden uitgegeven van Nerva tot Commodus i.v.m, de alimenta sestertii zijn. BESLUIT
In dit artikeI hebben we getracht een aantaI facetten van de keizerlijke Iiberalitas uit de eerste en de tweede eeuw n. ChI'. te belichten. De drie vormen van vrijgevigheid die wij aIs onderwerp hebben gekozen nI. frumentationes, congiaria en alimenta, werden in deze mededeling apart behandeId. Toch bestaat el', zoaIs uit onze uiteenzetting blijkt, een nauw verband tussen hen, zeker wat de graanen geIduitdeIingen betreft. De burgers die geId ontvingen, waren immers dezeIfden aIs zij die maandelijks graan kregen en de congiaria werden door de begunstigden beschouwd ais een toemaatje bij het frumentum publicum. Tevens bestaat er veel overeenkomst tussen deze uitdelingen en de alimenta; ook bij de alimenta gaat het immers om graan- en/of gelduitdelingen, zij het dan aan een andere bevoIkingsgroep dan de pIebs frumentaria, nI. kinderen uit geheeI Italië, De liberalitas werd doorheen de tijd steeds in grotere mate door de princeps betoond. VooraI vanaf de tweede eeuw n. ChI'. ging de keizerlijke vrijgevigheid in stijgende Iijn. We zien dit bijvoorbeeId aan de toename van het aantaI munten dat i. v.rn. deze bekommernis werd gesIagen ; vanaf Trajanus, maar vooraI vanaf Hadrianus gaat deze hoeveeIheid fors de hoogte in, zeker in vergelijking met de geIdstukken in dit genre die el' in de eerste eeuw n. ChI'. werden uitgegeven. Een ander element dat in de richting van deze evolutie wijst, is het feit dat de keizers tijdens hun regering steeds meer congiaria uitdeeIden en dat daarbij de geschonken som de hoogte in ging. Dit kan verkIaard worden door de concurrentie van de regerende princeps met zijn voorganger en mogelijk tevens door het daIen van de koopkracht van het geId voor de bevolking.
LIBERALITAS PRINCIPIS
25
Wanneer we de tabellen van de munten overlopen, dan is het opvallend dat de grootste hoeveelheid munten uit onze studie de frumentatioues en de graanvoorziening van Rome betreffen en het kleinste aantal betrekking heeft op de alimenta. Dit is goed te begrijpen wanneer men bedenkt dat de graanuitdelingen en de graantoevoer gedurende heel de keizertijd veel aandacht vroegen van de princeps, terwijl de alimenta pas georganiseerd werden op het einde van de eerste eeuw n. Chr. en dus v66r deze tijd niet op munten worden vermeld. Een ander element dat in het oog springt wanneer men deze tabellen bekijkt, is het feit dat het merendeel van de betrokken geldstukken uit brons en zilver vervaardigd werden; het waren hoofdzakelijk sestertii. Deze Iagere muntwaarden bereikten immers het grootste aantal mensen omdat ze werden gebruikt bij de aankoop van alledaagse produkten. Daarbij komt nog dat deze munten en dan vooral de sestertii een tamelijk grote muntschijf hebben zodat er grotere en meer gedetailleerde scènes konden op afgebeeld worden. Wanneer we zien dat de keizers enorme sommen spendeerden aan hun liberalitas, dan kunnen we ons afvragen waarom ze dit deden. De liefdadigheid en de bezorgdheid om het welzijn van de bevolking hebben zeker een roI gespeeld, maar toch hebben de heersers dit alles niet belangeloos gedaan. De liberalitas van de keizer was er grotendeels op gericht de sympathie van de bevolking voor zich te winnen. De graan- en gelduitdelingen droegen ook heel wat politieke elementen in zich ; zo verzekerde een congiarium bij de troonsbestijging de heerschappij van de nieuwe keizer en werd de vrijgevigheid dikwijls gezien aIs de voortzetting van het systeem van clientes uit de republiek (SO). Soms gaat men zelfs zover dat men zegt dat de massa welbewust werd zoet gehouden om ze af te leiden van de politiek (81). Wat betekenden nu de graan- en gelduitdelingen concreet voor de massa? Ouze studie heeft uitgewezen dat de maandelijkse graanuitdelingen niet voldoende waren om een famille te voeden ; men kreeg nI. meer dan nodig is voor één individu maar niet genoeg voor
twee personen (82). De begunstigde van een congiarium ontving (80) H. MATTINGLY, in Edinburgh Review, 1927, p. 55; P. VEYNE, op. cit., p.687-690. (81) Cfr. J. R. EVENHUIS, Euergetisme in de oudbeiâ. Milddadig maar niet sociaal, in Hermeneus, 51, 1979, p. 197-198. (82) Cfr. o.a. R. P. DUNCAN-JONES, op. ctt., p. 146; G. RICKMANN, The Corn Supply of Ancien; Rome, Oxford, 1980, p. 10.
26
MIET HEYM:ANS
een bedrag waarvoor hij normaliter bijna drie maanden moest werken. Een congiarium had VOOT de ontvanger ervan dus ongetwijfeld veel betekenis. Het feit dat de graan- en geldnitdelingen een grote bijdrage leverden tot het verlichten van de financiële nood in vele Iamilies, mag ons toch niet doen vergeten dat niet aile inwoners van Rome van deze voordelen konden genieten. ,< Slechts » 200.000 burgers of zo'n 20% van de totale bevolking van Rome (83) konden genieten van deze vormen van keizerlijke liberalitas. RÉSUMÉ
Nous avons voulu, dans cet article, décrire quelques aspects de la liberalitas principis au cours des deux premiers siècles de l'empire. Notre étude traite, successivement, de trois formes de libéralité que nous avons retenues, les frumenlationes, les congiaria et les alimenta. Il existe entre ces institutions des rapports certains. Ainsi les {rumentationes (distribution de blè) et les congiaria (distributions de numéraire) vont aux mêmes favorisés pour qui l'argent était un complément apprécié de la ration mensuelle. Les alimenta sont aussi des distributions de blé et de numéraire, mais destinées à des bénéficiaires n'appartenant pas à la plebs [rumenlaria et plus précisément à des enfants de toute l'Italie. Au cours des temps, les libéralités impériales se sont étendues. L'accroissement fut surtout considérable depuis le 2e siècle, comme en témoigne l'augmentation du nombre des monnaies qui proclament cette préoccupation des empereurs. Sous Trajan déjà, mais surtout sous Hadrien, l'accroissement par rapport au premier siècle est considérable. Les empereurs ont fait de plus en plus de distributions de congiaires dont, en outre, la valeur augmentait. Le souci de chaque empereur de faire mieux que son prédécesseur et l'abaissemeut du pouvoir d'achat de la monnaie expliquent pour une part le phénomène. Les tableaux de monnaies représentent l'élément le plus important de l'article. Ils constituent un catalogue chronologique des monnaies ayant un rapport avec la liberalilas principis. Ce répertoire de plus de 900 monnaies est fondé sur les ouvrages de H. COHEN, H. (83) In de veronderstelling dat, zoals over het algemeen wordt aangenomen, deze stad 1 miljoen zielen telde.
LIBERALITAS PRINCIPIS
27
MATIINGLV, H. MATIINGLV - E. A. SVDENHAM et P. STRACR (voir note 1). De plus, nous avons examiné toutes les monnaies relatives au sujet étudié appartenant au Cabinet des médailles de Bruxelles. Ces tableaux mettent en évidence que la plupart des monnaies recensées concernent la frumentalio et la politique impériale de l'annone. Une minorité seulement est relative aux alimenta. Ceci n'a rien de surprenant si l'on ne perd pas de vue que les distributions de blé et le commerce des grains ont reçu l'attention des empereurs pendant toute la période impériale, alors que les alimenta n'ont été organisés qu'à partir de la fin du premier siècle de notre ère; on ne pourrait donc en trouver mention sur des monnaies antérieures. Les tableaux mettent aussi en évidence que ces monnaies sont pour la plupart en bronze et en argent, avec prédominance des sesterces. Leur valeur réduite faisait qu'elles étaient manipulées par le plus grand nombre de citoyens, pour leur usage quotidien. De plus, la plus grande surface des sesterces permettait de multiplier les détails et de représenter des scènes plus complexes. Pourquoi les empereurs ont-ils consacré des sommes si importantes à leur liberalitas't Un souci charitable du bien-être de la population a certainement joué un rôle, mais il ne fut pas exclusif. La volonté de s'assurer la popularité s'y ajoutait. Les préoccupations politiques n'étaient pas non plus absentes: le congiaire justifié par l'accession au trône assurait le pouvoir et la libéralité peut être considérée comme la suite du système des clientes de l'époque républicaine (voir note 80). On a dit aussi que le souverain cherchait délibérémeut à satisfaire la foule pour détourner son attention de la politique (voir note 81). Que représentaient concrètement, pour la masse, les distributions de blé et d'argent? Nous avons pu montrer que les frumentationes mensuelles ne pouvaient pas suffire à l'entretien d'une famille: assez pour une personne, mais pas pour deux (voir note 82) ; quant au congiarium, il correspondait au salaire d'un ouvrier pendant trois mois. D'où son importance pour le bénéficiaire. Si les distributions de blé et d'argent ont beaucoup contribué à alléger la misère financière de bien des gens, on ne peut cependant pas perdre de vue que les habitants de Rome n'en bénéficiaient pas tous. 200.000 citoyens tiraient profit de ces formes de liberalitas principis, soit, si on retient l'évaluation généralement admise d'un million d'habitants, 20 % de la population.