REVUE BELGE DE
NUMISMATIQUE ET DE SIGILLOGRAPHIE
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR NUMISMATIEK EN ZEGELKUNDE PUBLIÉE
UITGEGEVEN
SOUS LE HAUT PATRONAGE DE S. M. LE ROI
ONDER DE HOGE BESCHERMING VAN Z. M. DE KONING
PAR LA
DOOR HBT
SOCIÉTÉ ROYALE DE NUMISMATIQUE DE BELGIQUE
KONINKLIJK BELGISCH GENOOTSCHAP VOOR NUMISMATIEK
Directeurs GHISLAINE
MOUCHARTE, PIERRE COCKSHAW, CALLATAY et JOHAN VAN HEESCH
FRANÇOIS DE
CL - 2004 BRUXELLES
BRUSSEL
BART MINNEN (*)
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS HET VOORBEELD VAN HET CONVENTSZEGEL VAN DE ABDU VROUWENPARK (ROTSELAAR, PROVo VLAAMS-BRABANT) ZegeIs en kunstgeschiedenis Zegels ontbreken vaak nog in algemene werken over middeleeuwse kunst el. Nochtans zijn zegelmatrijzen volwaardige kunstvoorwerpen, vervaardigd door een edelsmid el. AIs zegels al worden beschouwd als een element voor de kunstgeschiedenis, gaat het om het kunstobject zelf dat het zegel is. Uiterst zelden wordt het zegel bekeken als een bron voor (verloren gegane) reële kunstvoorwerpen, en met name beelden ('). Nochtans vermoedde de Franse kerkhistoricus Victor Carrière reeds in 1934 dat sommige van de overtalrijke kerkelijke zegels met een afbeelding van Maria misschien wel in hun tijd bekende beelden van Maria vertonen: « Les images de Notre-Dame y sont innombrables; on est tenté de croire que quelques-unes reproduisent, avec une fidélité relative, des effigies célébres, objets de dévotion locale ou buts de pe1erinages renommés, peut-être disparus aujourd'hui: encore est-il absolument nécessaire que d'autres documents viennent confirmer cette hypothe'se » ("), Dat Carrière het bij het rechte eind had, bewijst het laat-middeleeuwse conventszegel van de Cisterciënzerinnenabdij Vrouwenpark, te Rotselaar bij Leuven (provincie Vlaams-Brabant).
(*) Bart Minnen. Abdijlaan 32, B-3111 Wezemaal. Met dank aan prof. dr. B. Cardon (KU Leuven, Kunstwetenschappen). - Afkorting: RAL, KAB = Rijksarchief Leuven, Kerkelijke archieven van Brabant. (1) M. PASTOUREAU, Les sceaux (Typologie des sources du Moyen Âge occidental, 36). Turnhout, 1981, p. 74. (2) M. PASTOUREAU, Les sceaux, p. 75; D. CIECIURA, De zege/ma/rijzen van de collectie van het Penningkabinet van de Konink/ijke Bib/iotheek en van de Afde/ing Sigillografie van he/ Algemeen Rijksarchief, tentoonstellingscatalogus, Brussel, 1997, p. 17-18; K. VEELENTURF, Identiieit verbceld: over de kloosterzegels van het Kapiltel van Windesheim, in ID. (red.), Geen povere schoonheid. Laai-middeleeuwse kunsi in verband met de Moderne Deootie, Nijmegen, 2000, p. 291; R. LAURENT, Sigillografie, Brussel, 1986, p. 6. (3) Aileen Kittel vermeldt dat zegels, naast tal van andere objecten, ook kunstwerken kunnen afbeelden (E. KITTEL, Siegel (Bibliothek Iür Kunst- und Antiquitâtenfreunde, 11), Braunschweig, 1970, p. 195). (4) V. CARRIÈRE, Élémen/s de sigillographie ecclésiastique française, in ID., Introduction aux études d'histoire ecclésiastique locale, 2: L 'histoire locale à travers les âges, Parijs, 1934, p. 152-153.
RBN, 150, 2004, p. 203-216.
204
BART MINNEN
Het conventszegel van Vrouwenpark Conventszegels zijn uiterst zeldzaam. Dat is ook het geval met het conventszegel van Vrouwenpark. Uit haar bijna zeshonderdjarig bestaan (kort voor 1215-1796) (') resten slechts twee exemplaren: één aan een oorkonde van 6 mei 1400 ('), een ander aan een oorkonde van 27 november 1564 (Fig. 1 en 2) ('). Beide zegels zijn identiek ; rond 1564 gebruikte men dus nog steeds de matrijs van rond 1400 ("). Het gaafste exemplaar is dat van 1564. De zegels zijn in greene of bruine was en rond, met een diameter van 42 mm. Beide zegels tonen een staande Maria met het Kind Jezus; de Mariafiguur op het zegel van 1400 vertoont de rninste slijtage. De gekroonde Maria is staande afgebeeld, ten voeten uit. Door de contraposthouding (steunend op het linkerbeen) vertoont de figuur een sierlijke S-vorm. Maria draagt het Kind op de linkerarm, terwijl haar gebogen rechterarm zacht de linkervoet van J ezus ondersteunt. De hoofden van Moeder en Kind zijn naar elkaar gewend. De figuur is geplaatst onder een gotisch baldakijn, dat wordt gedragen door twee slanke pijlers aan weerskanten. Het baldakijn rust op twee evenwijdige horizontale lijnen. De buitenste pijlers dragen een spitsboog. De binnenste pijlers vormen boven het hoofd van Maria een drielobbige boog. De achtergrond van het zegelveld bestaat uit een fijnmazig ruitenpatroon, dat zich doorzet onder het baldakijn, waar het patroon wordt aangevuld met krullende ranken. Het cirkelvormige randschrift in unciale letters luidt: S. CONVENTVS BEA[T]E MARIE DE PARCO DOMINAR[V]M (« Zegel van het convent van de Gelukzalige Maria van Vrouwenpark ,}).
(5) Over het ontstaan van de abdij, zie G. DESPY en A. DESPY-MEYER, Un problème d'histoire cistercienne: les débuts de l'abbaye de Parc-les-Dames, in Belqiscli tijâsctuiît voor {ilologie en geschiedenis, 42, 1964. p. 1242-1254. (6) En niet 6 maart (n. st.), zoals in É. BROUETTE, Abbaye de Parc-les-Dames, à Rotselaar, in Monasticoti belge, IV: Province de Brabant, 2, Luik, 1968, p. 516. (7) RAL, KAB, 9490, 6 mei 1400 (groene was: samen met zegels van de abt van Vlierbeek, het couvent van Vlierbeek, en een fragment van het abdiszegel van Vrouwenpark); 9496,27 november 1564 (brnine was; sarnen met een fragment van bet zegel van abdis Catharina Haecx}. Het Monasiicon belge vermeldt nog twee andere exemplaren. aan oorkonden uit 1249 en 1381. Aan de oorkonde van 1249 hangt echter niet het conventszegel (het conventszegel kwam trouwens pas vanaf 1335 in zwang, zie verder), maar dat van WiIlem, plebaan in Erps (Erps-Kwerps, provincie Vlaams-Brabant) (RAL, KAB, 9485). Ook de oorkonde van 9 april 1381 (n. st.) heeft niets te maken met het couvent. De verwijzing naar een oorkonde nit 1570 bewaard te Parijs (É. BROUETTE, i.e.) konden we niet natrekken. (8) Het zegel van 1400 lijkt iets kleiner, maar dat komt omdat de randen zijn afgebroken.
205
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS
Fig. 1.
Fig. 2.
Fig. 1. Conventszegel van de abdij Vrouwenpark, aan de oorkende van 6 mei 1400 (RAL, KAB, 9490). (foto: Rijksarchie{ Leuven). Fig. 2. Conventszege1 van de abdij Vrouwenpark, aan de oorkende van 27 november 1564 (RAL, KAB, 9496). (foto: Rijksarchie{ Leuven). Fig. 3. Mariabeeld afkomstig uit de abdij Vrouwenpark (ca. 1260-1275), en thans opgesteld in de Sint-Pieterskerk te Rotselaar. (foto: Paul Sluyven) .
. Fig. 3.
206
BART MINNEN
Datering van de zegehnatrijs Om paal en perk te stellen aan de wildgroei van zegelvariaties binnen de Cisterciënzerorde, herinnerde het Generaal Kapittel van de Orde de abten er in 1200 aan dat slechts twee afbeeldingen aanvaard werden: ofwei de ab t, ofwel een hand die de abtsstaf omklemt. De afbeelding moest onpersoonlijk zijn, het zegel mocht dus niet de na am van de abt dragen (9). Ret convent mocht geen eigen zegel hebben: dat verbod werd uitdrukkelijk opgenomen in de Statuten van de Orde in 1218 (10) en herhaald in 1280 ("). Ook het convent maakte in de 13de en vroege 14de eeuw gebruik van dit onpersoonlijke abtszegel (12). De abt of abdis was de behoeder van de ene officiële zegelmatrijs van de abdij (l'). Paus Benedictus XII (1334-1342), zelf een oud-Cisterciënzerabt (14), was niet ongevoelig voor het verlangen van de conventen naar meer inspraak in het heheer van de abdijbezittingen, en bijgevolg het gebruik van een eigen zegel. In zijn constitutie van 12 juli 1335 over de hervorming van de Cisterciënzerorde legde hij de abdijen het gebruik van twee zegels op: naast een voortaan persoonsgebonden abtszegel (bij de dood van de abt moest de matrijs met daarop zijn naam vernietigd worden), kreeg het convent het recht om een eigen zegel te gebruiken. Ret Generaal Kapittel concretiseerde datzelfde jaar de pauselijke beslissing in een uitvoeringsbesluit: de conventsmatrijs moest rond zijn, van koper, en moest een afbeelding van Maria dragen, omdat Zij een centrale plaats inneemt in de spiritualiteit van de Orde ("), Deze bepalingen werden al snel overal gevolgd (16). Ret ronde conventszegel werd op het continent (9) E. KIITEL, Siegel, p. 401; T.A. HESLOP, Cistercian Seals in England and Wales, in Ch. NORTON en D. PARK (eds.), Cistercian Art and Architecture in the British Isles, Cambridge, 1986. p. 266, met als bijlage (p. 282) een uittreksel uit de Statuten van 1200. (10) P.G. MÜLLER, Von den Siegeln im Orden, in Cistcrcienser-Chronik, 31, 1919, p. 5; U. BERLIÈRE, Le sceau conventuel, in Revue Bénédictine, 38, 1926, p. 305; D.H. WILLIAMS, The Seal in Cistercian Usage with Especial Reference la Wales, in B. CHAUCIER (ed.), Mélanges d la mémoire dLl père Anselme Dimier, 11/3, Arbois, 1984, p. 251; T.A. HESLOP, Cistercian Seals, p. 266, 273, 282; P.D.A. HARVEY en A. MCGUINNESS, A Guide to British Medieval Seals, Londen, 1996, p. 100-102. (11) E. KITTEL, Siegel, p. 416. (12) E. KITTEL, Sieçet, p. 40. Heslop (Cistercian Seals, p. 267) gaat te ver wanneer hij zegt dat de abt de enige gebruiker van het zegel was. (13) T.A. HESLOP, Cistercien Seals, p. 267; R. LAURENT, Les sceallX et lliéraldique de l'abbaye et des abbesses, in Th. COOMANS (red.), La Ramée. Abbaye cistercienne en Brabant wallon, Brussel, 2002, p. 67. (14) P.G. MÜLLER, Vom Cistercienser Orden, in Cistercienser-Cbronik, 38, 1926, p. 44; L. LEKAI, The White Monks. A History vf the Cistcrcian Order, Okauchee, 1953, p. 61. (15) Zie bv. J. LONGÈRE (ed.), La Vierge dans la tradition cislercienne. Communications présentées à la 54 e Sessîon de la Société française d'Études mariales, Orval, 1998, Parijs, 1999. (16) P.G. MÜLLER, Von den Siegeln, p. 3, 6-7; ID., Vom Cistercienser Orden, p. 44-45; U. BERLIÈRE, Le sceaLl convenlLlel, p. 305; L. LEKAI, The White Monks, p. 61-63; D.H.
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS
207
het meest voorkomende type (17), waarbij meestal Maria werd afgebeeld (18). Voor vrouwenabdijen golden dezelfde richtlijnen. Voigens een instructie uit 1340 moesten abdissen die zich hieraan uiet hielden door hun vader-abt worden gestraft ("). Het conventszegel van Vrouwenpark beantwoordt volkomen aan de richtlijnen uit 1335. Qua vorm en afmetingen past het zegel perfect bij de conventszegels die na 1335 in voege kwamen: meestal zijn die rond, met een doorsnede van ongeveer 40 millimeter (20). Ofschoon er wei enkele voorbeelden bekend zijn van conventen die reeds enkele jaren voor de constitutie van Benedictus XlI een eigen zegel gebruikten (2'), kunnen we 1335 ais terminus post quem beschouwen voor het conventszegel van Vrouwenpark. Gezien hun aspiraties brachten de conventen immers wellicht met een zekere gretigheid de pauselijke toelating in de praktijk en hebben zij vermoedelijk al zeer snel na 1335 matrijzen besteld. In Nederland dateren de oudste documenten met een cisterciënzerinnen-conventszegel al uit 1336 <>2). Een indicatie voor een snelle toepassing van het pauselijk decreet in Vrouwenpark is het unciaal lettertype van het randschrift. Op het continent is hierover nauwelijks onderzoek verricht, maar WILLIAMS, The Seal in Cistercien Usage, p. 251-252: T.A. HESLOP, Cislercian Seals, p. 278,280-281: P.D.A. HARVEY en A. McGUINNESS. A Guide, p. 102-103; E. KITTEL, Siegel, p. 401, 417, 418. De Statnten uit 1335 bepalen « ... quod sigillum rolundum fabricabiiur et de cupro ; imago Beatae Virginis, in cutus honore [unâata sunt omnia Ordînis monasteria, imprimetur i (T.A. HESLOP, Cislercian Seals, p. 283). Deze en andere maatregelen hadden tot doel de macht van de abt in te perken en meer controle toe te kennen aan de kloostergemeenschap, zodat de abt bv. niet langer alleen schulden of verplichtingen kan aangaan ten laste van de ganse kloostergemeenschap zander dat die daar inspraak in had (P.G. MÜLLER, Von den Siegeln, p. 5-6; L. LEKAI, The White Motiks, p. 61-63; M. PACAUT, Les moines blancs. Hisloire de l'Ordre de Cîteaux, Parijs, 1993, p. 289-290). In Engeland had de wereldlijke macht reeds enkele decennia eerder daartoe het initiatief genomen. Daar besliste het Parlement van Carlisle al in 1307 dat aile abdijen (van welke orde ook) een conventszegel moesten bezitten. De drang om de affiliatiebanden met het continent te verzwakken speelde hierbij eveneens een roI (D.H. WILLIAMS, The Seal in Cislercian Usage, p. 251; T.A. HESLOP, Cistercian Seals, p. 273274). - Merkwaardig genoeg ontbreken de conventszegels in het overzicht van de Franse kerkelijke sigiIlografie van V. Carrière (zie noot 4). (17) T.A. HESLOP, Cistercian Seals, p. 282. (18) W. EWALD, Siegelkunde, Berlijn, 1914 (München-Berlijn, 19752 ) , p. 220; E. KITTEL, Siegel, p. 418; J. STIENNûN, Les sceaux, œuvres d'art du Pays mosan et de la Rhénanie, in Rhin-Meuse. Art el civilisation 800-1400, Keulen-Brussel, 1972, p. 45. (19) P.G. MÜLLER, Von den Siegeln, p. 7-8. (20) T.A. HESLOP, Cistercian Seals, p. 279. (21) P.G. MÜLLER, Von den Siegeln, p. 7 (Eberbach, 1332). In Rameien of La Ramèe dateert het oudst bekende exemplaar van het conventszegel uit 1387 (R. LAURENT, Les sceaux el l'héraldique de l'abbaye et des abbesses, p. 67). (22) Nederlandsche kloosierzeqels v66r 1600. II. Cisterciënzers, 's-Gravenhage, 1948, p. 102 (abdij Ter Hunneppe of Mariënhorst te Deventer). Dat zegel bIeef in gebruik tot in de jaren tussen 1445 en 1472. Het op één na oudste voorbeeld is dat van de Sint-Servatiusabdij te Utrecht, aan een oorkonde van 1348. Dat zegel bleef minstens in gebruik tot 1461 (Nederlandsche klooslerzcgels, p. 157).
208
BART M1NNEN
althans in Engeland en Wales werd pas na ongeveer 1345 de legende gesneden in gehoekte, geschreefde gotische letters (23). Indien deze vaststelJing wordt bevestigd voor het continent, zou dit betekenen dat de matrijs van het conventszegel van Vrouwenpark dateert uit de periode 1335-ca. 1345. Dat deze (niet-persoonsgebonden) matrijs nog in zwang was in de 16de eeuw, is niet ongewoon: bij de cisterciënzers bleef de conventsmatrijs vaak gedurende meerdere eeuwen in gebruik f"), en het Generaal Kapittel verzette zich tegen nieuwe artistieke trends waarbij de oorspronkelijke eenvoud van de afbeelding in het gevaar kwam (25). Daarnaast is er nog een reden waarom de matrijs zo Jang in zwang bleef, die verderop duidelijk wordt. De Maria-afbeelding van Vrouwenpark in een vergelijkend perspectief Dat het conventszegel van Vrouwenpark Maria met het Kind .Jezus toont, is dus heel gewoon. De meeste conventszegels van Cisterciënzerinnenkloosters dragen een afbeelding van Maria met het kind J ezus e'). In Nederiand gaat het in de meeste gevalIen om een zittende Maria 7 ) . Een staande Maria in S-vorm zien we daar pas verschijnen vanaf 1472, en dan nog ais vervanging van een oudere matrijs, die vanaf 1336 tot minstens na 1445 in gebruik bleef eS). Van de Cisterciënzerinnenabdijen in het hertogdom Brabant is het conventszegel van Vrouwenpark, sarnen met dat van Binderen (Helmond, Noord-Brahant, NederIand), het enige van de bewaarde laatmiddeleeuwse conventszegels waarop O.-L.-Vrouw staande wordt weergegeven 9 ) :
e
e
Ahdij
Oorkonden
Formaat
Afbeelding
Randschrift
uit HameienjLa Ra- 1387. mée 1394, (Jaucbelette) C") t440,
1521, 1546
rond;
0'
47 mm
Gekroonde Maria, zit- + S'. CONVENTVS tend op bank versierd . BTE . MARIE met arcatures. Houdt DE RAMEYA op linkerarm Kind Jezus, met nimbus. Veld: verslerd met gebladerde takken.
(23) T.A. HESLOP, Cisiercian Seals, p. 279-280. (24) R. LAURENT, Les sceaux el l'héraldique de l'abbaye el des abbesses, p. 67. (25) Zo werden de abten van Engeland en Scotland nog in 1447 verzoeht bij de oude voorstellingswijze te blijven: P.G. MÜLLER, Von den Siegeln, p. 23. (26) Zie afbeeldingen van alle bekende conventszegels van de Nederlandse Cistercienzerinnenkloosters in Nederlandsche klooslerzegels. (27) Zie de afbeeldingen in Nederlandsche kloas/erzegels. (28) Nederlandsche klaos/erzegels, p. 102 (Ter Hunneppe of Mariënborst, te Deventer). (29) Voor België exeerpeerden we bet M anaslican belge, IV: Province de Braban/, 2, Luik, 1968: VIII: Province d'Anvers, 1, Luik, 1992. Jammer genoeg zijn de heschrijvingen niet aIle van dezelfde kwaliteit, en soms ronduit foutief. (30) R. LAURENT, Les sceaux e/l'héraldique de l'abbage e/ des abbesses, p. 67.
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS Nizelles (Woutersbrakel) (1440) (") Aywières (Couture-SaintGermain) (") Bloemendaal{ Florival (Eerken{ Archennes) (") Ter Kameren (Elsene) (") O.-L.-V. Ten
Wijngaard 1
(Leuven) (0 1519) (") Oriënten (Rummen)
's-Hertogendaaf Valduc (Hamme-
1517
(geen
bewaard)
rond (geen a gegeven)
e
J
Maria gezeten op bank.
209
Legende onlees-
haar.
)
(geen
bewaard) 1497
(zonder beschrijving)
(geen bewaard)
1371, 1509 1369, 1512, 1587
rond (geen a gegeven) rond, (l 36 mm
Mille) (")
Maria gezeten op bank (geen legende verof reliekschrijn. meld) Maria gezeten op een S. CONVENTVS bank. Kind J ezus in Iin- B+E MARIE kerhand, in rechterhand VALLlS DVCIS een globe. Geflankeerd dOOT
twee aankijkende
vogels, zittend op de randen van de bank. Sint-Bernardsdal (Diest) (")
Maagdendaal (Oplinter} 1")
1
(geen
bewaard) 1360, 1460
Woutersbrakel
1423. 1440, 1509, 1539
Nazareth (Lier, Brecht) (")
1592
Rozendaal (SintKatelijneWaver) el) Binderen of Keizerinneplaats (Helmond, NU (")
(geen bewaard) 1444
(geen 0 vermeld) rond, e 34 mm
opgedrukt in grijze was op papier; " 4 cm
04,2 cm
Maria gezeten op reliekschrijn. Gekroonde Maria op een schrijn geflankeerd door 2 olijfbomen op een ruitvormig veld. Maria gezeten op bank met Kind Jezus tegen de borst.
(geen legende vermeld) CONVENTVS MARIE BEATE DE WA ... BREANI [+ ... C)ONVENTV[S B.I MARIE DE NAZARETH
Staande met [S] CONVENTUS Maria Kind op linkerarm. Aan B[EATE MAR]IE weerszijden een D[E BYNjDEREN bloeiende rozenstruik.
(31) Monasticon belge, IV/2, p. 330. (32) Monasiicon belge, lV/2, p. 410. (33) De auteur vermeldt ten onrechte aIs conventszegeIs, twee niet gepersonaliseerde abdissenzegels uit 1224 en 1442. (34) Monaslicon belge, IV/2, p. 429. (35) Monaslicon belge, IV/2, p. 445. (36) Monaslicon belge, IV/2, p. 492. (37) Monasiicon belge, IV/2, p. 535. (38) M onasiicon belge, IV/2, p. 551. (39) Monasiicon belge, IV/2, p. 570. (40) Monasiicon belge, VIII/l, p. 108. (41) Monasiicon belge, VIII/l, p. 139. (42) Nederlandsche kloos/erzegels, p. 118.
210
BART MINNEN
Vrouwenpark stond onder de geestelijke supervisie van de abdij van Villers. Werd de keuze van een staande Maria ingegeven door het conventszegel van deze beroemde Brabantse abdij? Van dit zegel is de matrijs bewaard (in de zegelcollectie van het Algemeen Rijksarchief te Brussel). De diameter is iets groter (47 mm) dan het zegel van Vrouwenpark (43). Onder drie arcaden, rustend op vier pijlers versierd met rozen, zien we ook hier een gekroonde, rechtstaande Onze-Lieve-Vrouw, gedrapeerd in een mantel, met het Kind op de linkerarm. Jezus kijkt naar zijn moeder, maar in tegenstelling tot Vrouwenpark kijkt Maria voor zich uit. Ook verschillend zijn de kleinere gestalten van twee knielende engelen, onder de arcaden links en rechts van Maria, op een bed van rozen, zwaaiend met een wierookvat. De legende, in unciale letters, luidt: CONVENTUS B[EA)TE MARIE DE VILLARI IN BREBENTIA (sic) «, Het convent van de Gelukzalige Maria van Villers in Brabant »). Brouette situeerde de zegelmatrijs in de tweede helft van de 13de eeuw, maar liet zich daarbij wellicht misleiden door het archaïsch aandoende unciale schrift. De matrijs dateert eerder uit de 14de eeuw, gelet op de ontstaanscontext van de cisterciënzer-conventszegels en de stilistische kenmerken (de weergave van de ogieven en de drapering van het kleed van Maria). Ook dit zegel was nog in gebruik in de 15de eeuw (1444) (44).
Ret conventszegel en het Mariabeeld in de abdijkerk Een staande Maria op een zegel van een cisterciënzerinnenconvent was dus eerder ongewoon. Maar wat het Vrouwenpark-zegel zo bijzonder maakt, is dat het een heel herkenbare weergave biedt van het 13de-eeuwse beeld van Maria met Kind dat in de abdijkerk stond opgesteld en dat vandaag wordt bewaard in de Sint-Pieterskerk van Rotselaar. Na de opheffing van de abdij, in 1796, bracht een lekenzuster, Clara Bousmans, het beeld, dat aIs miraculeus werd bestempeld, naar deze parochiekerk, in de hoop dat het eens naar de wederopgerichte abdij zou kunnen terugkeren (45), wat nooit gebeurde ("). Wanneer we afbeeldingen van het zegel en het beeld naast elkaar zetten, vallen de overeenkomsten op: de S(43) É. BROUETTE, Abbaye de Villers, à Tilly, in Monastieon belge, IV: Prooinee de Brabanl, 2, Luik, 1968, p. 356. Dat Is precies dezelfde maat aIs het conventszegel van Rameien (R. LAURENT, Les sceaux el l'héraldique de l'abbaye el des abbesses, p. 67). (44) É. BROUETTE, Abbaye de Villers. p. 356; vgl. TOURNEUR V., [Voordracht over de zegels van de abdij van Villers voor de] Société royale de numismatique. Extraits des procès-verbaux. Assemblée générale lenue à Villers-la-Ville le dimanche 16 juillel 1922, in REN. 74. 1922, p. 237-238 [« eerste helft 15de eeuw »). Het zegel is a/gebeeld op de titelpagina van G. DESPY, lnuenlaire des archives de l'abbaye de Villers, Brussel, 1959. (45) Blijkens een aantekening uit 1803 van de toenmalige pastoor van Rotselaar, Thomas De Boeck: T.J. GERITS. Enkele gegevens over de Ivlgevallen van het O.-L.- Vrouwbeeld van 'Vrouwenpark' le Rotselaar, in Oosl, 8, 1971, p. 27. Zie oak ID., Aanlekening over de devotie toi O.-L.-Vrouw van Rotselaar, in Eigen schoon en De Brobander, 51, 1968, p. 165-166.
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS
211
houding van Maria, de plooienval van haar kleed, het hoofd dat naar het Kind is gewend, de gebogen rechterarm die zacht het linkervoetje van Jezus ondersteunt. Aileen de kroon ontbreekt op het nog bestaande beeld, maar zoals we hierna zullen zien, was het beeld in de abdij met een kroon getooid. Traditioneel werd het beeld van Rotselaar gedateerd rond 1330. Op grond van stilistische kenmerken stelde de Leuvense hoogleraar Bert Cardon recent dat het beeld werd gesneden rond 1260. Ofwel betreft het een Maaslandse interpretatie van de grote Franse voorbeelden van Madonnabeelden, ofwel gaat het om een rechtstreeks uit Frankrijk geïmporteerd product (47). Deze datering past wonderwel in de bouwgeschiedenis van de abdijkerk. Rond 1266 was men volop bezig met de nieuwbouw van de kerk (48). De nieuwbouw was voltooid omstreeks 1275: uit die periode dateert de teruggevonden gewelfsleutel uit het koor van de abdijkerk met daarop in hoogverheven reliëf een gepolychromeerde sculptuur van de kroning van Maria ("), Het is dus denkbaar dat het beeld besteld is rond 1260-1275 om een plaats te krijgen in de nieuwe abdijkerk. Het belang van het Mariabeeld voor Vrouwenpark In Vrouwenpark kwam de centrale plaats die Maria innam in de Cisterciënzerdevotie in de eerste plaats tot uiting in het patrocinium van de abdij en haar kerk. (50). Maria was ook zeer nadrukkelijk aanwezig in de meest sacrale plaats in de kerk, het priesterkoor: daar werden de blikken (46) In de Ioop van de I9de eeuw herinnerden niet aIle inwoners van de parochie zich nog de herkomst van het beeId. Wei wist men al van het mirakuleus karakter, maar het volksgeloof fantaseerde daar een eigen verhaal rond: toen lang geleden in het dorp de pest woedde, en de mensen in boeteprocessie voor het beeld kwamen hidden, neigden Maria en het Kind het hoold naar elkaar toe ; toen hield de pest op (E. JACOBS, Eenige aantekeningen over de folklore van Rotselaar, in De Brabantsche [olkore, 18, 1938-1939, p. 125-126). - Een ander Mariabeeld uit Vrouwenpark, 45 cm hoog en volgens een op de mg gekleeld papier gesneden uit de eik van Scherpenheuvel, is in 1936 temg in bezit gekomen van de paters Montfortanen die zich in 1928 vestigden op de site van Vrouwenpark: J. SCHORPION, De Lieve Vrouw van Rotselaar, in De Brabanlse folklore, 18, 1938-1939, p. 272: J. COOLS, Rotselaar, in De toerisi, 21, 1942, p. 9394; L. HUMBLÉ, L. MOORS en A. WITTEBOLS, Gedenkboek 50 jaar O.-L.-Vrouwepark Rotselaar, Rotselaar, 1978, p. 218. (47) B. CARDON, Beelden in de Sint-Pielerskerk le Rolselaar, in B. MINNEN et al., De Sint-Pieterskerk van Rotselaar 1844-1848. Een nieuwe kerk mel oude wortels, Rotselaar, 1998, p. 217-218, met opgave van de oudere literatuur. (48) Dat blijkt uit een pauselijke bulle uit dat jaar: RAL, KAB, 9497, r 143v"-144r". (49) F. VAN MOLLE, Een gewelfsleutel uit de abdijkerk van Vrouwenpark bij Leuven, in Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, 6, 1955, p. 73-84; B. MINNEN, W. CAES en P. HOOFT, Hel archeologisch onderzoek van de kerk en het kerkhof van de cisterciënzerinnenabdij Vrouwenpark (Rotselaar, België), in Cîteaux. Commentarii cisiercienses. Revue d'histoire cistercienne, 51, 2000. p. 170-171, 175. (50) J. COOLS, De deootie in het Land van Rotselaar, p. 14.
212
BART MINNEN
via het convergerende lijnenspel van de gewelfribben ais vanzelf geleid naar de Kroning van Maria op de gewelfsleutel. Ook zieke nonnen werd het beeld van de vertroostende Maria voor ogen gehouden: er bestond een afzonderlijk O.-L.-Vrouwaltaar in het « infirmeriekoor '), dat tot tegen de kerk reikte (51). In zijn Brabanliana Mariana uit 1632 besteedt de Tongerlose Norhertijn Augustinus Wichmans uitvoerig aandacht aan de plaats die Maria bekleedde in Vrouwenpark. Een « heilig » beeld van Maria boven de kloosterpoort maakte aan de buitenwereld meteen duidelijk dat de abdij aan Maria was gewijd ("). Een bijzondere plaats in de Mariacultus bekleedde het miraculeus beeld van Maria. Dat stond volgens Wichmans opgesteld in het «gastkoor », links van het hoofdaltaar. Hiermee kan niets anders zijn bedoeld dan de transept-achtige noordelijke dwarskapel, eveneens afgebeeld op de gravure van rond 1700 (53), waarvan de onderste muurresten in ijzerzandsteen en een fragment van de geglazuurde tegelvloer werden teruggevonden tijdens de opgravingscampagne van 19971999 (54). Meerdere cisterciënzerinnenabdijen bezaten een dergelijk gastkoor of lekenkapel. Die kapel was goed afgescheiden van de kloostergebouwen en was daarom aangebouwd tegen die zijgevel van de kerk die niet in verbinding stond met de conventsgebouwen, de zijgevel dus die georiënteerd was naar buitenwereld. In Rameien en Vrouwenpark, en zoals nu nog steeds is te zien in Ter Kameren, bevond het conventskwartier zich ten zuiden van de kerk, en was deze lekenkapel bijgevolg aangebouwd tegen de noordzijde van de kerk (55). (51) RAL, KAB, 9593 (1612; geen foliëring). (52) « Et seme solo (rontispicio SUD saiis intiuit, hic domum NIariae esse, siquiâem supra monasterii porfam eius sacrum ostentai imaginem »: A. WrcHMANS, Brabaniia Mariana tripartita, Antwerpen, 1632, p. 635. - Wellicht bevond dit beeld zich in de nis in de buitenste toegangspoort die te zien is op een kopergravure van Vrouwenpark door J. Groes van omstreeks 1700 (115 x 200 mm): Délices de la noblesse, Amsterdam, 1706, pl. 22; herdrukt in Groot kerkelijk Toneel des Hertogdoms van Brabant, 's-Gravenhage, 1727, p. 61, en in Le grand théâtre sacré du duché de Brabant, dl. l , 's-Gravenhage, 1734, p. 153. Een goede recente afbeelding vindt men in L. HUMBLÉ, L. MOORS en A. WITTEBOLS, Gedenkboek, p. 210. - Zie de notitie van F. G(istelinck) in M. SABBE, M. LAMBERIGTS en F. GISTELINCK (eds.), Bernardus en de Cisterciënzerîamilie in Belqië, 1090-1990, Leuven, 1990, p. 569-570. (53) Tot die conclusie kwam ook al S. VAN DEN HOOF, L'abbaye de Parc-les-Dames depuis les origines jusqu'en 1334, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1962, p. 83/1. (54) B. MINNEN, W. CAES en P. HOOFT, He! archeologisch onderzoek, p. 176-177; W. CAES, D. V AN ELDERE en B. MINNEN, Les {ouilles SlU' le site de l'abbaye de 'Vrouwenpark' à Rotselaar (Ptou. Vlaams-Brabant) et la découverte d'une abbesse médiévale inconnue, in M. LODEWIJCKX (ed.), Belgian Archaeology in a European Setiinq. Album Amicorum Prof. J.R. Meriens (1921), dl. l, Leuven, 2001, p. 184. (55) Th. COOMANS, L'église et les bâtiments monastiques du X11 r au XVI 11' siècle, in In. (red.), La Ramée. Abbaye cistercienne en Brabant wallon, Brussel, 2002, p. 58. Overigens bevond zicb ook aan de noordzijde een dergelijke kapel. Beide kapellen gaven de
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS
213
Blijkens de opgraving was dit gastkoor niet groot. Het altaar was dan ook van bescheiden omvang ("). Toch kan de betekenis van deze plek niet worden onderschat. De benaming {' gastkoor », die we zowel aantreffen in het archief van Vrouwenpark ais bij Wichmans, drukt exact de functie van deze ruimte uit: de plaats waar het gasten, mensen uit de bnitenwereld dus, was toegestaan in ontmoeting te treden met de besloten 'binnen'-wereld van het convent. Het was het contactpnnt tussen twee zones, die toch strikt van elkaar gescheiden bleven; het punt waar de leken deelachtig konden zijn aan de diepste geloofsmysteries zoals die tot uiting kwamen in de kloosterliturgie (mis en koordienst). De leken hadden uitzicht op het hoogaltaar, maar zij werden van de sacrale ruimte van de kerk afgeschermd door een traliewerk (57). Zelfs toen de abt-generaal van Cîteaux in 1682 het Vrouwenpark bezocht, werd hij ontvangen do or de biechtvader (een monnik van Villers) in het portaal van het gastkoor; de monialen ontvingen van hem de zegening met wijwater via dit traliewerk ("). Maar ook eenvoudige lieden hadden toegang tot het gastkoor: zij offerden in natura (bv. eieren) (59). Offergeld kwam in de « stock » terecht (60). Toen Wichmans Vrouwenpark bezocht hing bij het Mariabeeld een bord of paneel waarop een reeks mirakels stond opgetekend die zich hadden voorgedaan tussen 1506 en 1618. Van vijf mirakels, nit de periode 1506-1605, bestaat bovendien een notarieel afschrift uit de 18de eeuw, kennelijk overgeschreven van datzelfde bord (61). Het beeld moet Wichmans oud hebben toegeschenen (62), want hij acht het mogelijk dat dit het beeld was dat een bijzondere plaats innam in het hart van de beindruk dat de kerk een transept bezat, zoals te zien is op een 18de-eeuwse kaart (E. VAN ERMEN, De wandkaarten van het hertoqdom Aarschot 1759-1775, opgesteld in opdracht van de hertog van Arenberg, Brussel, 1998, blad Rotselaar - 6). In werkelijkheid ging het Dm twee zijkoren, die aIs zodanig oak vermeld woren in 1672: (1 Item in aug. 1672 heeft meester Gielis, plecker van Looeti, onse kercke mette 2 sijde chooren gewidt ende gerepareert, wani de 2 sijde chooren mosien veel geplecki worden» (RAL, KAB, 9656, r 26vO). (56) In of kort voor 1628 werd dit altaartje vernieuwd (« het nieu auiaerken [van] Onse Lieve Vrouwe »: RAL, KAB, 9610 (geen foliëringj). (57) RAL, KAB, 10114, a" 1551 (geen foliëring): (, binnen iegen die traeile ». (58) De abt-generaal, Jean Petit, werd vergezeld door de abten van Vaucelles en La Charité. De abdijrekening nit dat jaar vermeldt: « ••• als wanneer heer Ludovicus Pauli, confessoer alhier, hem heefi inghehaelt int portael vanden Gasichoor, ende heeft aende religieusen hel weywater gegheuen dOOT die iraillien, die welcke alsdoen begonsten te singen Audi Israel; daer nuer sonck den po ors. con{essoor den Te Deum laudamus, ende men speelde die orgelen »: RAL, KAB, 9987III! (geen foliëring). Dit is overigens de laatste vermelding van het « gastkoor )) in de rekeningen van de abdij. (59) RAL, KAB, 10114, a" 1555, 1558, 1560. (60) RAL, KAB, 10114, a" 1559, 1561, 1571. (61) T.J. GER1TS, Aantekening over de deuotie, p. 165-166. Van bijzonder belang voor de kloostergemeenschap zelf moet de genezing zijn geweest van de dove kosteres Christina Vander Meeren in 1605, die nadien abdis is geworden (1608-1618). (62) Hoewel het mogelijk in 1627-1628 opnieuw was beschilderd. ln dat boekjaar (1 nov. 1627-31 okt. 1628) ontving een niet bij naam genoemde schilder 30 Rijnsgulden
214
BART MINNEN
keerde Leuvense Jodin Rachel, die (rond 1220) ais achtjarig meisje onder de na am Catharina intrad in Vrouwenpark, en waarvan Wichmans de vita kende, opgesteld door Thomas van Cantimpré (63). Maar de zusters van Vrouwenpark gingen nog verder in het aandikken van het belang van hun beeld en hun abdij: zij beweerden met klem dat dit het beeld was dat een centrale roi speelde in het verhaal van Beatrijs zoals dat was opgetekend door de Cisterciënzer Cesarius van Heisterbach ("), ook al geeft die in zijn Dialogus miraculorum (1219-1223) no ch de naam van de orde waartoe het klooster behoorde, noch de naam van het klooster ("). Er bestaat geen enkele historische aanwijzing om de Beatrijslegende in Vrouwenpark te situeren (66). De mirakelverhalen en de Beatrijs-claim hebben de abdij ongetwijfeld extra inkomsten opgeleverd (6'), in die mate zelfs dat het beheer van de goederen en inkomsten van het altaar van 0.L.-Vrouw in het gastkoor werd toevertrouwd aan een non die speciaal met deze taak werd belast ("). voor het schilderen van « hel crucifix ende Onse Lieve Vrouwe J), waarmee mogelijk het Mariabeeld wordt bedoeld (RAL, KAB, 9610, geen foliëring). (63) A. WICHMANS, Brabantia Mariana, p. 635-637. - Er bestaan twee vitae van deze Catharina 'van Leuven': Cesarius van Heisterbach, Dialogus miraculorum (ed. J. STRANGE), dl. 1, Koblenz, 1851, p. 95-98; Thomas van Cantimpré, Liber qui dicitur Bonum uniuersale de proprietatibus opium (ed. G. COLVENERlUS), Donai, 1627, p. 296. De beide uitae, die los van elkaar ontstonden (de eerste (ca. 1222) belicht de kindertijd, de tweede (ca. 1257) het leven in de abdij), werden later tot één geheel gecompileerd. Die eengemaakte versie werd, naar het 15de-eeuws Novale sanctorum van Jan Gielemans, kanunnik in het Rooklooster (Oudergem), gepubliceerd door G. HENSCHENlUS en D. PAPEBROCHIUS. De venerabili Catharina sanetimoniali Ordinis Cislerciensis Parei in Brabaniia, in Acta Sanctorum, Maii tomus primus, Parijs-Rome, 1856, p. 537-539. Zie S. ROISIN, L1zagiographie cistercienne dans le diocêse de Liëqe au XII I" sierle, Leuven-Brussel, 1947, p. 65-67; É. BROUETTE, Abbaye de Parc-les-Dames, p. 514; ID., La Bienheureuse Catherine de Louvain {ut-elle abbesse de Parc-les-Dames?, in Analecta Bollandiana, 78, 1960, p. 84-91. (64) (Wichmans citeert uit Cesarius van Heisterbach:) (, (Beatrix) accedens vero ad allare B. Virginis Oratorii (en hij interpoleert daarbij:) (hoc in supra dicta Choro, vemacule (1 den Gast-Choor 1), sanctimonioles de Pareo ex tradilione antiqua contigisse [ittniier adseveranl) ... H actenus Caesarius, author tam pius quam antiquus, cui, ut praedixi, su{(raganlur Moniales didi loci, adserenles hanc Beatricem, suam Consororem, & in prae{ato sacello, ac coram sacra Dei-parae imagine, ea omnia accidisse »: A. W ICHMANS. Brabantia Mariana, p. 637-638. (65) « In monasterio quodam sanctimonialium, cuius nomen ignoro »: citaat weergegeven in R. GUIETTE, La légende de la Sacristine, Étude de littérature comparée. Parijs, 1927, p. 18. Alle latere heweringen dat Vrouwenpark de plaats was of zou kunnen zijn waar zich het Beatrijs-wonder zou hebben afgespeeld, zijn terug te voeren op Wichmans: R. GUlETTE, O.C., p. 270-271, 298-299, 304-305, 309-311, 329, 332-333, 335, 337, 341,345,354-355,364,373,468-470,500. (66) Dat blijkt uit de grondige studie van S. Van den Hoof (L'abbaye de Parc-les-Dames depuis les origines jusqu'en 1334, Leuven, 1962). (67) Cf. Th. MEDER en W. WILMINK, Beairijs. Een middcleeuws Moria-mirakcl, Amsterdam, 1995 (met een afbeelding van bet Rotselaarse Mariaheeld op p. 97). (68) RAL, 10114, fragmenten van de rekeningen van O.-L.-Vrouw in het gastkoor uit de jaren 1551-1573.
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST OP ZEGELS
215
De oudste vermelding van « Onze-Lieve-Vrouw in het gastkoor » in de archivalia van Vrouwenpark dateert uit 1491. De kapel was voorzien van tapijten en kussens (69). Niet alleen Maria werd er vereerd. Het altaar in het gastkoor was gewijd aan O.-L.-Vrouw, Sint-Nicolaas ('0) en het Heilig Kruis (71). Jaarlijks werd hier het Sint-Nicolaasfeest gevierd met de confessor (uit Villers) en de kapelaan van de abdij (72). Maar het beeld van Maria werd met bijzonder veel eerbetoon omhangen. Het beeld werd, wellicht op Mariale feestdagen, getooid met juwelen, een kroon en kostbare mantels, die in een afsluitbare schapraai konden worden opgeborgen (73). In 1554 lieten de nonnen een groot zilveren kruis maken en kochten ze een zilveren verguld kruis met vijf edelstenen in (74). In 1573 werd opnieuw een zilveren kruis aangekocht, bezet met drie pa reIs ("). Conclusies Conventszegels met afbeeldingen van (patroon)heiligen kunnen een belangrijke historische en kunsthistorische bron zijn. Men moet rekening hou den met de mogelijkheid dat de afgebeelde figuren fel verkleinde, maar toch goed herkenbare weergaven zijn van een belangrijk beeld van deze heilige binnen de abdij (76). De keuze om precies dit beeld op het (69) RAL, 10114, a" 1553 (geen foliëring). (70) (,Onse Lieve Vrouwe ende Sinter Claes inden qastcoor » (1491): RAL. 9544, r 49vo; "Ons Vrouwe inde gastfcJoer" (1493): RAL, KAB, 10113, r Iûr", (71) Op het einde van de 16de eeuw worden er, buiten het hoofdaltaar, vier altaren vermeld: Drie Koningen, Sint-Jan-de-Evangelist, Sint-Jan-de-Doper, en het altaar van het Heilig Kruis en Onze-Lieve-Vrouw (1586; RAL, KAB, 9956, r 70vo-710. (72) RAL, 10114, a 1560, en jaarlijks vanaf 1567. (73) (l Van enen slotele van die scapre duer Onser Lieve Vrouwen juweylen in liggen ) (1532-1533): RAL, KAB, 10113, r Iôr", De rekeningen van O.-L-Vrouw in het gastkoor maken melding van mantels nit greene damast, de aankoop van wit Brugs satijn, zwart fluweel voor de zoom van de witte manteLs van het beeld (1551); geel Brugs satijn voor de zoom van de oude mantels uit goudlaken (1552), (' sijen sattijn ghebtoemd ", Brugs satijn, TODd « pessement », rode zijde voor de mantels van Oc-Le-Vrouw, een vergulde zoom voor de groene damasten mantel; repareren van 4 mantels (1561). Verder: een zijden kroon "met IHS croene <) (1555); goud voor de (, beste » halsband te maken (1555); twee vergulde boorden: van de ene wordt eeu « propren hoet » gemaakt, van de andere een halsband; daartoe worden nog gekocht: 24 Iijne parels en ongesponnen zijde (1573); aankoop voor Onze-Lieve-Vrouw van een zilveren Pater Noster bestaande nit 63 « teekenen ) (Maria-insignes1), 63 zilveren vergulde « greynen 1) (kralen) en een niet genoernd aantal grote vergulde tekens, 66 zilveren vergulde « greynen » voor Haar « beste karaien » Pater Noster, en vergulde en zilveren grote « ieekenen ) VODT in Haar zwarte gitten Pater Noster (1559); gift van een kristallen Pater Noster do or de beberende non (1562). In 1562 werd voor de kostbare mantels van het beeld een schapraai gekocht die in het gastkoor werd opgesteld (RAL, KAB, 10114 (geen Ioliëringj), (74) RAL, KAB, 10114, a 1554. 1573. (75) RAL, KAB, 10114, (76) P. LEFÈVRE, La signification des sceaux pour l'étude du type de la Madone au Moyen Âge, in Vereniging van de Oudheidkundige en Geschiedkundige van Betgië, O
O
a
216
BART MINNEN
conventszegel weer te geven is betekenisvol: door zijn centrale plaats in de kloosterdevotie gold dit beeld ais een krachtig identiteitsmerk van de religieuze gemeenscbap. Dat verklaart mede waarom de zegelmatrijzen van deze conventszegels zo lang in gebruik bleven: de matrijs van Vrouwenpark, die vermoedelijk kort na 1335 werd gesneden, drukte de identiteit van de kloostergemeenschap nog steeds even krachtig uit rond 1560. Precies deze belangrijke plaats van het Rotselaarse Mariabeeld bracht één van de laatste lekenzusters er toe om het beeld in 1796 in veiligheid te brengen in de parochiekerk van Rotselaar, waar het zich nog steeds bevindt. Voor heel wat andere abdijen is de beeldenschat definitief verloren. Bij ontstentenis van het origineel kunnen conventszegels dus een klein maar uniek venster zijn op zowel de vorm aIs de betekenis van het beeld voor de kloostergemeenschap. Vanuit deze vaststelling zouden wij ten slotte een warme oproep willen doen om meer aandacht te besteden aan kloosterzegels en zegels van religieuze orden. Dat geldt in het bijzonder voor de Cisterciënzer-sigillografie, waarvan de geschiedenis nog moet worden geschreven (77). Goede studies zijn zeldzaam ( 8 ) , en zelfs een inventaris zoals die bij onze noorderburen reeds lang bestaat (Nederlandsche kloosterzegels voor 1600) moet in België nog worden opgesteld (79).
Summary The convent's seal of the cistercian wornen's abbey of Vrouwenpark (c. 1215-1796) shows the still existing wooden statue of the standing Holy Virgin with the Child Jesus (e. 1260), originating from this abbey. Pose and
gestures are clearly recognizable. This statue stood in the visitors' chapel that was built against the abbey church. At least from the 16th century on, the nuns bestowed miraculous forces ta it and even claimed that this was the statue that played a central raie in the famous legend of Beatrijs as it was written down in Cesarius of Heisterbach's Dialogus miraeulorum (1219-1223). Because of the central position of this statue in the abbey, the convent adopted it as the powerful mark of identity for its seal, eut shortly after 1335, which stayed in use until the late 16th century. This (Jase shows that seals of medieval religious communities may constitute an important source for other, yet disappeared medieval statues and their significance for the cornmunity. XXXII' zittinq. Congres van Antwerpen, 27-31 juli 1947. 1'" deel: Mededelingen, Antwerpen, 1950, p. 259-263. (77) T.A. HESLOP, Cistereian Seals, p. 266. (78) Een reeent voorbeeld is K. VEELENTURF, Identiteit uerbeeld: over de kloosterzegels van hel Kapiltel van Windesheim, in ID, (red.), Geen povere schoonheid. Laal-middeleeuwse kunst in verband met de Moderne Deootie, Nijmegen, 2000, p. 291-314. (79) Voor een beschrijving van de middeleenwse zegels van Belgische kloostergemeenschappen kan men terecht in de bijdragen per abdij in het Monasticon belge; maar de beschrijvingen zijn zowel qua ornvang ais kwaliteit erg verschillend, zoals onder meer het voorbeeld van Vrouwenpark aantoont.