Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
juni 2013
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
Auteurs: Judith Snepvangers Leonie van de Wiel Edwin Raap
Landschapsbeheer Nederland is het samenwerkingsverband van 12 provinciale organisaties Landschapsbeheer dat zich inzet voor het behoud en ontwikkeling van ons landschap waarin we wonen, werken en recreëren. Het landschap vraagt om duurzaam beheer, zodat we er nu en in de toekomst van kunnen genieten. Wij werken samen met mensen, organisaties, bedrijven en overheden, via projecten en lobby.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 5 Voorwoord .................................................................................................................................. 7 Samenvatting............................................................................................................................. 9 1 – Inleiding ............................................................................................................................. 11 2 – De conclusies Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap (2012)......................................... 13 3 – Perspectief van de conclusies ......................................................................................... 15 4 – Kengetallen van de meetnetgebieden ............................................................................ 17 5 – Voorraad ............................................................................................................................ 20 6 – Gesteldheid ....................................................................................................................... 26 7 – Bedreiging ......................................................................................................................... 31 8 – Beheernoodzaak ............................................................................................................... 35 Bijlage 1 – Methodebeschrijving ............................................................................................ 40 Bijlage 2 – Overzichtstabel ..................................................................................................... 46 Bijlage 3 – Rapportages per meetnetgebied (alleen digitaal) ............................................. 47
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
5
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
6
Voorwoord Inmiddels is dit het derde rapport over het Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap van het samenwerkingsverband Landschapsbeheer Nederland. Onze database groeit en groeit. Zowel de kwantiteit als de kwaliteit van onze data neemt toe. Daardoor worden onze conclusies ook scherper. Deze conclusies zijn niet positief. De gegevens uit het Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap bevestigen onze zorgen over de kleine landschapselementen in het cultuurlandschap. Meer dan de helft van de landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig en veel elementen worden bedreigd, met name in west Nederland. Politiek is er bovendien zeer weinig aandacht voor de kwaliteit van landschap. Dat maakt onze zorgen alleen maar groter. De maatschappelijke en economische waarde van landschap is reeds in vele studies naar voren gekomen. Met de harde cijfers uit het Meetnet tonen we aan dat we aanzienlijke waarden weg laten lekken, juist in deze tijd van krapte. Ik hoop dat het Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap als hét referentiekader voor de kwaliteit van dat landschap zal leiden tot meer aandacht voor beleid, behoud en beheer. Als er geen kentering komt, hebben we straks alleen de foto’s nog. Ons agrarisch cultuurlandschap verarmt.
Utrecht, juni 2013 Marieke van der Werf Directeur Landschapsbeheer Nederland
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
7
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
8
Samenvatting Landschapsbeheer Nederland is in 2010 gestart met een eigen Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap. In 2012 is voor het derde jaar gemeten. Landschapsbeheer Nederland is daarmee halverwege de eerste steekproefperiode van 5 jaar beland. De database van de eerste steekproef is nu zodanig van omvang dat scherpe uitspraken mogelijk zijn over de staat van de landschapselementen in de meetnetgebieden en tevens een duidelijke indicatie voor de staat van alle Nederlandse landschapselementen. Het is niet goed gesteld met de kleine landschapselementen in de tot dusver opgenomen gebieden. De helft van de kleine landschapselementen kent een matige of slechte gesteldheid. Meer dan de helft van de elementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig om in stand te kunnen blijven. Bovendien is 17% van de elementen vanuit externe oorzaken bedreigd. Verwaarlozing is veruit de grootste bedreiging. Landschapsbeheer Nederland stelt vast dat de conclusies van het meetnet agrarisch cultuurlandschap EN de recente politieke ontwikkelingen zeer zorgelijk zijn voor de toekomst van het agrarisch cultuurlandschap.
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
9
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
10
1 – Inleiding Landschapsbeheer Nederland is in 2010 gestart met haar eigen Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap, kortweg Meetnet. Dit Meetnet biedt objectieve kennis over de toestand van het cultuurlandschap: voor het prioriteren van de eigen activiteiten en om overheden en andere partners van Landschapsbeheer te informeren over de staat van het landschap in Nederland. In het Meetnet wordt het agrarisch cultuurlandschap steekproefsgewijs in het veld geïnventariseerd met de MKLE methode (monitor kleine landschapselementen) om daarmee de veranderingen in het agrarisch cultuurlandschap op elementniveau te volgen om zo onderbouwd uitspraken te kunnen doen over de gesteldheid van het cultuurlandschap. De kwantiteit en kwaliteit van kleine landschapselementen staat centraal in het Meetnet. Kleine landschapselementen zijn de basisbouwstenen van ons landschap. Definitie en verwerking Klein Landschapselement Een klein landschapselement is een punt-, lijn - of vlakelement kleiner dan 5 hectare, gelegen in het landschap buiten de bebouwde kom. Bij het inventariseren voor het Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap gaat het in eerste instantie om opgaande 'groene' elementen, zoals een vrijstaande boom, een bomenrij, een knotwilg of een bosje, en om onverharde wegen, kleine natuurterreintjes en zogenaamde 'blauwe' elementen, zoals poelen en wielen. De informatie kan (digitaal) worden in gevuld op het 'inventarisatieformulier voor landschapselementen'. Voor elk element moet een apart formulier worden ingevuld. Bijvoorbeeld een wandelpad tussen een dubbele bomenrij vormen twee elementen: vu l voor beiden een apart formulier in.
Binnen het Meetnet worden kleine (<0,5 ha) streekeigen landschapselementen geïnventariseerd in het agrarisch cultuurlandschap. In 2012 is voor het derde jaar gemeten. Landschapsbeheer Nederland is daarmee halverwege de eerste steekproefperiode van 5 jaar beland. De database van de eerste steekproef is nu zodanig van omvang dat scherpe uitspraken mogelijk zijn over de staat van de landschapselementen in de meetnetgebieden en tevens een duidelijke indicatie voor de staat van alle Nederlandse landschapselementen. Hoofdstukken 2 en 3 van het rapport bevatten de belangrijkste conclusies en het perspectief van deze conclusies o.a. in relatie tot recent landschapsbeleid. Voor wie meer achtergrondinformatie wil hebben bevatten de hoofdstukken 4 tot en met 8 meer details over de resultaten uit het meetnet. Hoofdstuk 4 presenteert de basiskenmerken van de meetnetgebieden die tot op heden zijn opgenomen. Daarna wordt per hoofdstuk een basisvraag beantwoord: 1. Wat is de voorraad aan landschapselementen? (hoofdstuk 5) 2. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? (hoofdstuk 6) Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
11
3. In hoeverre worden de landschapselementen bedreigd? (hoofdstuk 7) 4. Wat hebben de landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? (hoofdstuk 8) Bijlage 1 beschrijft de achtergronden van de gebruikte methode. Bijlage 2 laat een overzichtstabel zien met hierin opgenomen alle in de kaarten geprojecteerde cijfers per meetnetgebied. In bijlage 3 zijn korte rapporten van de analyses van de individuele steekproefgebieden terug te vinden. Deze bijlage is alleen digitaal beschikbaar. Dit is de basis voor de resultaten in dit rapport.
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
12
2 – De conclusies Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap (2012) 1. Wat is de voorraad aan landschapselementen? (hoofdstuk 5) Gemiddeld kennen de meetnetgebieden 5% groene elementen. In de open landschappen is dit vaak lager (enkele procenten). Met een opvallende uitzondering voor gebieden waar rietkragen sterk ontwikkeld zijn. Van deze 5% wordt slechts 3% bepaald door de fijnmazige elementen als poelen en knotboomrijtjes. Deze fijnmazige structuur is vanuit cultuurhistorisch oogpunt en voor beleefbaarheid en biodiversiteit veelal het meest waardevol. In de literatuur wordt 5% groen regelmatig als ondergrens genomen voor een goed landschap vanuit biodiversiteit bezien. Slechts 13 van de 44 gebieden hebben meer dan 5% groene elementen. De overige 70% van de gebieden biedt daarmee onvoldoende kansen voor biodiversiteit. 2. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? (hoofdstuk 6) Meer dan de helft van de kleine landschapselementen kent een matige of slechte gesteldheid. Er is geen significant verschil in gesteldheid van landschapselementen tussen verschillende landschapstypen. 3. In hoeverre worden de landschapselementen bedreigd? (hoofdstuk 7) Een aanzienlijk deel van de kleine landschapselementen wordt bedreigd (16%). Verwaarlozing en verdrukking zijn de belangrijkste oorzaken van bedreiging. Er is ook hier geen significante samenhang tussen landschapstype en mate van bedreiging. Met name in de Randstad en Noord-Holland zijn relatief veel elementen bedreigd. 4. Wat hebben de landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? (hoofdstuk 8) Bijna de helft (55%) van de kleine landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig. 12% heeft zelfs binnen 1 jaar beheer nodig om het element in stand te kunnen houden. Snoeien en varianten van snoeien zijn het meest voorkomende noodzakelijke beheer in alle landschapstypen. Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
13
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
14
3 – Perspectief van de conclusies De conclusies geven aan dat het niet goed gesteld is met de kleine landschapselementen in Nederland. Een groot deel is in matige conditie en heeft dringend beheer nodig. Veel elementen worden bedreigd door verwaarlozing en verdrukking. De neergang van het aantal landschapselementen is niet nieuw. Al sinds het begin van de 20e eeuw neemt het aantal elementen gestaag af. Schaalvergroting in de landbouw, groei van steden en infrastructuur, technische vooruitgang waardoor elementen hun functie verloren zijn hier in belangrijke debet aan. Landschapselementen hebben tegenwoordig geen directe economische waarde voor de eigenaar, waardoor ze niet de aandacht krijgen die nodig is om ze in stand te houden. Ondanks de inspanningen van de landschapsbeheerstichtingen is de achteruitgang niet gestopt, hooguit vertraagd, zoals uit de figuur valt op te maken. De voorraad slinkt intussen wel tot een bedenkelijk percentage ten opzichte van wat het ooit was. De ondergrens lijkt in zicht, getuige de constatering dat slechts 13 van de 44 gebieden voldoen aan het percentage van 5% groene dooradering.
Figuur 3.1 – Achteruitgang kleine landschapselementen sinds 1900 (bron: Koomen, A., H. Dijkstra en H. Farjon, 2006. Overzicht ontwikkeling historische landschapselementen in Nederland. In: Zande, A. van der , Landschap voor betekenissen., p. 6)
De maatschappelijke waarde van de kleine landschapselementen in ons cultuurlandschap is echter wel groot. We recreëren en voelen ons thuis in het cultuurlandschap. Planten en dieren vinden er hun voedsel en toevluchtsoord. De kleine landschapselementen zorgen voor schone lucht en schoon water. Kortom: ze dragen bij aan een vitaal landschap als basis voor een gezonde samenleving. Landschapselementen hebben waarden waar de gehele maatschappij van profiteert en niet alleen (of juist niet) de eigenaar van de kleine landschapselementen. In 2012 is helder geworden dat er op rijksniveau amper aandacht is voor de (maatschappelijke) waarden van het cultuurlandschap. Provincies en gemeenten staan Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
15
aan de lat voor behoud en ontwikkeling van deze waarden. Echter, in het Natuurakkoord dat de decentralisatie naar deze overheden vormgeeft, wordt nauwelijks gesproken over landschap. Het Investeringsbudget Landelijk Gebied waarmee het rijk tot en met 2013 onder andere landschapsherstel stimuleerde, is afgerond. Landschapsbeheer Nederland stelt vast dat de conclusies van het meetnet agrarisch cultuurlandschap EN de recente politieke ontwikkelingen zeer zorgelijk zijn voor de toekomst van het agrarisch cultuurlandschap. Op basis van de conclusies van het Meetnet in 2012, prioriteren wij onze inspanningen als volgt: 1) Stimuleren van economisch nut landschapselementen voor eigenaren, al dan niet in combinatie met het stimuleren van subsidies (inclusief het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)) voor het beheer van kleine landschapselementen; 2) Versterkte inzet van vrijwillig landschapsbeheer om de achterstand in beheernoodzaak te verminderen; 3) Fysieke en mentale verbinding van mensen aan hun landschap om zo de bewustwording van de waarden van het cultuurlandschap te bevorderen en daarmee vooral ook politieke aandacht te genereren. Onze boodschap naar politiek, bestuurders en beleidsmakers: 1) Europa: houdt aandacht in het GLB voor de kwaliteit en beheernoodzaak van kleine landschapselementen in het Nederlandse cultuurlandschap; 2) Rijk: zorg voor een beleids- en wettelijk kader voor de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het cultuurlandschap; 3) Provincies: stel ontwikkelingsgericht landschapsbeleid op waarmee de economische ontwikkeling en de kwalitatieve ontwikkeling van het landschap hand-in-hand kunnen gaan met financiering voor uitvoering van dit landschapsbeleid. 4) Gemeenten: neem ontwikkeling van landschapskwaliteit als uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid in het landelijk gebied. Benoem landschap(skwaliteit) als Omgevingswaarde, zoals omschreven in de toetsversie van de Omgevingswet.
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
16
4 – Kentallen van de meetnetgebieden De meetnetgebieden zijn verspreid over Nederland en over landschapstypen gekozen. Tot en met 2012 zijn 48 meetnetgebieden geïnventariseerd. De 48 meetnetgebieden bedekken ruim 24.000 ha agrarisch cultuurlandschap, verspreid over Nederland (Tabel 4.1 en Figuur 4.1). De verdeling over de verschillende landschapstypen is nog niet evenredig. In de laatste twee jaar van de eerste steekproef zal uiteindelijk een evenredige verdeling ontstaan (meer uitleg over de methodiek van de steekproef is terug te vinden in Bijlage 1). aantal meetnetgebieden Droogmakerijen Heuvelland Laagveengebied Rivierengebied Zandgebied Zeekleigebied Totaal
7 2 7 7 7 18 48
totale oppervlakte meetnetgebieden [ha] 2.715 539 3.559 3.385 4.264 9.556 24.018
Tabel 4.1 – Verdeling van de 44 geïnventariseerde meetnetgebieden over de landschapstypen.
Kentallen van de 48 meetnetgebieden zijn opgenomen in tabel 4.2. Korte beschrijvingen van de individuele resultaten zijn terug te vinden in Bijlage 3 (alleen digitaal).
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
17
Figuur 4.1: steekproefgebieden, groen is geïnventariseerd in de eerste steekproef, blauw nog te inventariseren.
Resultaten Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap 2012
18
Figuur 4.2 Metadata van alle Meetnetgebieden 2010-2012
Code TOTAAL FL-01 FL-02 FL-03 FR-03 FR-04 FR-05 FR-07 GE-01 GE-02 GE-03 GE-04 GE-09 GR-01 GR-02 GR-03 LB-01 LB-02 LB-03 NH-01 NH-02 NH-03 NH-04 NH-05 NH-06 NH-07 OV-01 OV-02 OV-03 OV-05 OV-06 OV-09 OV-14 UT-01 UT-02 ZH-01 ZH-02 ZH-03 ZH-04 ZH-05 ZH-09 ZH-10 ZH-16 ZH-20 ZH-50 ZL-03 ZL-04 ZL-05 ZL-06
Naam
Landschapstype
Ontginningstype
Kraggenburg Dronten Schollevaar
Droogmakerijen Droogmakerijen Droogmakerijen Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zandgebied Rivierengebied Zandgebied Rivierengebied Rivierengebied Zeekleigebied Zandgebied Zeekleigebied Rivierengebied Heuvelland Heuvelland Droogmakerijen Droogmakerijen Zandgebied Zeekleigebied Laagveengebied Laagveengebied Zeekleigebied Zandgebied Zandgebied Zandgebied Laagveengebied Zeekleigebied Rivierengebied Rivierengebied Laagveengebied Laagveengebied Zeekleigebied Droogmakerijen Zeekleigebied Droogmakerijen Zeekleigebied Laagveengebied Laagveengebied Rivierengebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied Zeekleigebied
Zuiderzeepolders Zuiderzeepolders Zuiderzeepolders Jonge zeekleipolders Jonge zeekleipolders Jonge zeekleipolders Zeekleipolders enkenlandschap en veenontginning Stroomrug- en komontginningen Kampen- en esontginningen Stroomrug- en komontginningen Stroomrug- en komontginningen Zeekleipolders Kampen- en esontginningen Kwelderwal- en knikkleiontginningen Stroomrug- en komontginningen Lössontginningen Lössontginningen Droogmakerijen van voor 1900 Droogmakerijen van voor 1900 Kampen- en esontginningen Zeekleipolders Laagveenontginningen Veenontginningen Zeekleipolders oude hoevenlandschap Kampen- en esontginningen Kampen- en esontginningen Veenontginningen
Pietersbierum Stiens Foudgum Tjerkwert Nunspeet Oude Ijsselstreek Doetinchem Rivierengebied Heumen Noordpolder Haren Reitdiep Wessum Ransdaal Eijserheide Beemster Schermer Texel-zand Zijpe Waterland Westzaan Hauwert Schipbeek Zuid Almelo Agelo Jutjesriet Giethoorn Zalk Grafhorst Lopik Woerden Boomdijk Nieuwkoop Oosthoek Zevenhuizen Oostflakkee Achterbroek Reeuwijk Polder Achthoven Goeree-Overflakkee Voorne Putten Aagtekerke oost Geersdijk Wolphaartsdijk Oudelande
Stroomrug- en komontginningen Stroomrug- en komontginningen Laagveenontginningsgebied west Laagveenontginningsgebied west Jonge zeekleipolders Droogmakerijen van voor 1900 Jonge zeekleipolders Droogmakerijen van voor 1900 Jonge zeekleipolders Laagveenontginningen Laagveenontginningen Stroomrug- en komontginningen Jonge zeekleipolders Jonge zeekleipolders Oude zeekleipolders Jonge zeekleipolders Jonge zeekleipolders Oude zeekleipolders
Opp (ha) 24.018 462 284 264 580 722 765 735 1.004 323 298 573 972 127 694 1.248 130 305 234 324 354 400 581 555 418 623 721 416 731 647 583 515 590 539 513 250 470 330 558 282 286 600 282 397 315 506 505 503 504
Aantal KLE 21.048 636 44 80 239 451 350 172 628 341 451 170 1031 292 2917 1017 92 78 84 150 126 167 353 366 76 169 1016 608 1285 607 561 1114 686 341 309 10 63 19 5 220 582 750 200 417 273 564 209 182 547
5 – Voorraad Het totale aantal kleine landschapselementen (KLE) dat tot en met 2012 is opgenomen in de Meetnet database is 21.048, met een gezamenlijke oppervlakte van 24.018 ha. Het overgrote deel (96,6 %) van de KLE in de meetnetgebieden is groen, denk hierbij aan opgaand groen, kleine natuurgebieden (bijv. moeras of riet) en boomgaarden. De overige elementen zijn met name (wandel)paden en poelen. Met behulp van de oppervlakte die de groene KLE innemen kunnen we vaststellen wat het percentage groene KLE in de meetnetgebieden is, een maat voor de groene dooradering van deze gebieden, zie kader. Gemiddeld genomen is het percentage groene KLE 5 %. Dat betekent dat van iedere 100 ha 5 ha bedekt is met groene KLE. De groene dooradering is de verzameling streekeigen ‘groene’ kleine landschapselementen in het agrarisch cultuurlandschap. Het gaat dan om opgaand groen, zoals houtwallen, losse bomen, singels, heggen, bosjes en bosstroken, maar ook om kleine natuurgebieden, zoals moeras, heide en riet (voor zover deze kleiner zijn dan 5 ha).
Er zijn echter flinke uitschieters wanneer we de spreiding van het percentage groen vergelijken over verschillende landschapstypen (Figuur 5.1). Opvallend is de grote spreiding binnen de zeekleigebieden. Dit is goed verklaarbaar: in sommige gebieden komen veel rietkragen/-landen voor en in andere gebieden ontbreken deze juist, dit resulteert in deze grote spreiding. 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Figuur 5.1 – Spreiding van het percentage groen over de verschillende fysisch geografische landschapstypen (de markering geeft het gemiddelde aan, de lijn verbindt telkens het minimum met het maximum).
Wanneer we de groene KLE nader onderverdelen op basis van oppervlakte in klein, middelgroot en groot (zie tekstvak hieronder) om nader inzicht te krijgen in de fijnmazigheid van de dooradering, valt op dat er duidelijke verschillen zijn tussen landschapstypen (Figuur 5.2).
Klein: < 200 m2 grotendeels solitairen (struiken, bomen) of zeer kleine lijnelementen (erfheggetjes, etc.) bijvoorbeeld een knotboom
Middelgroot: ≥ 200 – 10.000 m2 grotendeels lijnelementen en kleine vlakelementen bijvoorbeeld een singel
Groot: ≥ 10.000 – 50.000 m2 Grotere elementen, veelal vlakelementen bijvoorbeeld een klein bos
10%
% groen groot % groen middel % groen klein
9% 8% 7%
6% 5% 156 KLE
4% 3% 2%
5178 KLE
1% Zeekleigebied
Zandgebied
Rivierengebied
Laagveengebied
Heuvelland
Droogmakerijen
Totaal
14.990 KLE
0%
Figuur 5.2 – Percentages van de verdeling groene KLE in oppervlakteklassen
De zandgebieden en het heuvelland kennen relatief meer middelgrote elementen dan de andere landschapstypen, waar vaak grote elementen overheersen. Dit is te verklaren vanuit de ontginningswijze van deze gebieden, de zandgebieden en het heuvellandschap zijn over het algemeen kleinschalig ontgonnen. Ook de droogmakerijen kennen
grotendeels elementen van een medium grootte, hier is het totaal percentage KLE dan wel weer veel kleiner dan in de andere landschapstypen, dit zijn dan ook open gebieden. Op basis van de indeling in oppervlakteklassen kunnen we het gemiddelde percentage van 5% groen onder verdelen: Klein = 0,4 %
Middelgroot = 2,5 %
Groot = 2,6 %
Hieruit zou je kunnen concluderen dat de grote KLE belangrijker zijn. Als we echter kijken naar de aantallen KLE per oppervlakteklasse verandert dat beeld: Klein = 14.990 KLE
Middelgroot = 5.178 KLE
Groot = 156 KLE
Dan wordt duidelijk dat een % groen oppervlak niet de enige waarde kan zijn die bepaalt hoe het gesteld is met de voorraad KLE. Juist de KLE in de oppervlakteklasse ‘klein’ komen veruit het meeste voor! Juist de kleine en middelgrote KLE die verspreid door het landschap aanwezig zijn, maken dat grotere elementen en natuurgebieden verbonden worden met elkaar. Daarnaast zorgt het voor veel afwisseling in het landschap tussen bijvoorbeeld opgaand groen en boerenland. Dit is positief voor de biodiversiteit en voor de beleving van het landschap door de mens. Bovendien is de fijnmazige structuur vaak een resultante van historische structuren, waardoor juist de kleine en middelgrote elementen een kijkje in de cultuurhistorie van het landschap bieden. We kunnen stellen dat het gemiddelde cijfer van 5% groene dooradering daarmee een te positief beeld geeft. Voor de fijnmazige dooradering zijn de percentages klein en middelgroot veel belangrijker: dit leidt tot een schatting van 3% fijnmazig groen. Individuele verschillen tussen de gebieden zijn zichtbaar in Figuur 5.3 en 5.4. Deze kaarten laten zien dat de verschillen tussen gebieden, zeer groot kunnen zijn. De uitschieter van het gebied in Groningen (GR-01; 49%) is te verklaren door zeer lange lijnvormige landschapselementen en een relatief klein meetnetgebied (127 ha). Dit meetnetgebied moet uitgebreid worden. Meetnetgebied NH-06 (38,5%) heeft eveneens enkele grote rietkragen/-landen. De uitschieter in Zuid-Holland (ZH-16; 33,7%) wordt veroorzaakt door een aantal grote bosjes en een eendenkooi binnen dit meetnetgebied. In Figuur 5.4 is ook weergegeven welke gebieden een percentage groen kennen van meer dan 5%. Dit percentage wordt vaak als maat genomen voor de potentiële waarde van een gebied voor een gezonde biodiversiteit. Opvallend is dat slechts 13 van de 48 gebieden hieraan voldoen. De overige 36 gebieden bieden veel minder groen dan in potentie nodig is voor een gezonde biodiversiteit.
Figuur 5.3 – Procentuele verdeling van groene KLE in oppervlakteklassen klein, middelgroot en groot.
Figuur 5.4 Percentage groene KLE per meetnetgebied.
6 – Gesteldheid Het grootste deel van de groene landschapselementen heeft een matige tot slechte gesteldheid (67%; Figuur 6.1). De gesteldheid van de groene landschapselementen wordt bepaald op basis van een vijftal parameters (vitaliteit, gelaagdheid, kruidlaag, aantal soorten en boomsoorten). De wijze waarop is in bijlage 1 beschreven. Als vuistregel geldt dat gelaagde elementen waardevoller zijn voor o.a. de biodiversiteit. Er is meer schuilgelegenheid, meer variatie in plantensoorten en daarmee in voedingswaarde, etc. Ongelaagde elementen zijn vaak restanten van gelaagde elementen. Bijvoorbeeld bomenrijen die ontstaan als vee elzensingels ‘opkruint’. goed ontwikkelde, dichte elzensingel:
door vee ‘opgekruind’ restant elzensingel
Tussen de landschapstypen zijn geen grote verschillen zichtbaar in de gesteldheid (Figuur 6.1). In alle landschapstypen is de gesteldheid gemiddeld genomen matig, waarbij het lage percentage voor ‘goed’ in de droogmakerijen zorgwekkend is. Tussen de individuele meetnetgebieden zijn zeer grote verschillen zichtbaar. Dit komt tot uiting in Figuur 6.2. De variatie binnen de landschapstypen zandgebied, zeekleigebied, laagveengebied en droogmakerij is zeer groot, met verschillen tussen minimum en maximum waarden van 60-90%. Als voorbeeld: in het ene zandgebied kan het voor slechts 10% matig tot slecht gesteld zijn met de landschapselementen, terwijl het in een ander zandgebied voor maar liefst 100% matig tot slecht gesteld is met de landschapselementen. Deze variatie is ook zichtbaar in Figuur 6.3, waar de individuele waarden per meetnetgebied zichtbaar zijn.
100% 90%
80% 70% 60% 50%
Slecht
40%
Matig
30% 20% 10%
Goed Zeer goed
0%
Figuur 6.1 – Procentuele verdeling van de gesteldheid over de landschapstypen.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
min aantal per ha max aantal per hectare gem. aantal per hectare
Figuur 6.2 – Spreiding van het percentage landschapselementen (binnen de meetnetgebieden) waarmee het matig of slecht gesteld is per landschapstype.
Figuur 6.3 - Gesteldheid van de elementen voor alle meetnetgebieden.
7 – Bedreiging Een aanzienlijk deel (16%) van de KLE wordt bedreigd door externe factoren. De spreiding tussen de verschillende landschapstypen is groot voor wat betreft het percentage bedreigde KLE (Figuur 5.1). Zo werd slechts 7% van de KLE als bedreigd beoordeeld in het rivierengebied en maar liefst 92% in de droogmakerijen. In de kaart met alle steekproefgebieden en hun percentage bedreigde KLE (Figuur 5.2) is tevens grote spreiding zichtbaar. Bovendien is in deze spreiding een ruimtelijk patroon zichtbaar. In het verstedelijkte west is de bedreiging van landschapselementen beduidend groter dan in andere gebieden in Nederland. 100% 80% 60% 40%
min. % bedreigd
20%
max. % bedreigd
0%
gem. % bedreigd
Figuur 7.1 – Spreiding van het percentage bedreigde elementen
Figuur 7.2 – Verdeling bedreigde en niet bedreigde elementen voor alle meetnetgebieden.
Verwaarlozing is duidelijk de veruit de grootste oorzaak van bedreiging van KLE (Figuur 7.3). In 56% van de bedreigde KLE is verwaarlozing de belangrijkste bedreiging. Verdrukking is landelijk de nummer twee. In het laagveengebied en het rivierengebied vormt verdrukking de grootste bedreiging. 100% 90% 80% 70%
verkeer/infrastructuur
60%
vernatting
50%
verdroging
40%
vertreding
Totaal (18%)
0% Zeekleigebied (15%)
vervuiling
Zandgebied (24%)
10% Rivierengebied (7%)
verwaarlozing
Laagveengebied (12%)
20%
Heuvelland (73%)
verdrukking (ook bebouwing)
Droogmakerijen (92%)
30%
overmatige voedselrijkdom anders
Figuur 7.3 – Spreiding van de oorzaken van bedreigingen over de landschapstypen (tussen haakjes is het totaal percentage bedreigde elementen in het landschapstype weergegeven).
8 – Beheernoodzaak Maar liefst 55% van de landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig om het element in stand te houden. Hiervan heeft 12% binnen 1 jaar beheer nodig. Elementen die per definitie binnen 1 jaar beheer nodig hebben, zoals heggen, zijn niet in deze cijfers betrokken. In Figuur 8.1 is de spreiding van het percentage dat beheer binnen 5 jaar nodig heeft per landschapstype weergegeven. Ook hier blijkt dat de variatie binnen landschapstypen even groot of groter is dan tussen landschapstypen (droogmakerijen en heuvelland uitgezonderd). Dat betekent dat de beheernoodzaak in het ene landschapstype niet sterker of minder sterk is dan in een ander landschapstype. De variatie tussen individuele meetnetgebieden is groot. Dit is in de kaart van Figuur 8.2 goed zichtbaar. Duidelijke patronen zijn hierin niet vast te stellen. 100% 80% 60% 40% 20%
min. % beheer binnen 5 jaar max. % beheer binnen 5 jaar
0%
Figuur 8.1 – Spreiding van het percentage elementen dat binnen 5 jaar beheer nodig heeft.
Figuur 8.2 – Kaart beheernoodzaak voor alle meetnetgebieden
De beheermaatregel die veruit het meest genoemd wordt is snoeien (40%), zie Tabel 8.1). Varianten op snoeien, scheren of knippen, opsnoeien, knotten en kroonsnoei, staan respectievelijk op plaats 2 tot en met 5. Daarmee kunnen we stellen dat snoeien in al zijn varianten het belangrijkste beheer is voor de KLE. Genoemde beheermaatregel snoeien scheren of knippen opsnoeien knotten kroonsnoei gaten dichten boompaal vastmaken/weghalen vrijmaken verjongen afzetten uitbaggeren ongewenste soorten bestrijden wal bijwerken onkruid verwijderen plaveisel herstellen maaien beschadigingen behandelen aanvullen dunnen ophogen of herstellen afrasteren afval verwijderen
Aantal keer genoemd t.o.v. totaal [%] 40,25% 11,24% 10,76% 10,47% 6,52% 5,03% 2,31% 2,00% 1,91% 1,73% 1,48% 1,36% 1,30% 1,26% 0,85% 0,46% 0,26% 0,22% 0,19% 0,15% 0,14% 0,07%
Tabel 8.1 – Voorkomen van benodigde eerste beheermaatregel voor alle geïnventariseerde landschapselementen.
Bijlage 1 – Methodebeschrijving Steekproef & meetfrequentie De steekproef is in totaal ca. 60.000 ha groot en duurt 5 jaar. Jaarlijks wordt ca. 1/5 gemonitord. Iedere provincie doet jaarlijks 1.000 ha en daarmee totaal 5.000 ha over de totale steekproefperiode van 5 jaar. De steekproef is verdeeld in meetnetgebieden ter grootte van 250 tot 750 ha. Voor de spreiding over landschapstypen is gebruik gemaakt van de landschapstypenkaart van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (figuur a) en de verhouding in oppervlakte tussen landschapstypen over de provincies (figuur b). Figuur a - Gebruikte landschapstypenkaart
De intentie achter de steekproef is niet om statistisch volledig onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de toestand van het Nederlandse cultuurlandschap als geheel. Daarvoor is het aantal vrijheidsgraden te groot (variatie in o.a. landschapstypen en ontginningsvormen over Nederland) en dienen de steekproefgebieden met een zekere mate van toevalligheid (random) te worden geselecteerd. De intentie achter de steekproef is wel dat deze handvaten moet bieden om de variatie van de toestand van het landschap te beschrijven. Met andere woorden: we kunnen op basis van de steekproef niet vaststellen dat het goed of slecht gesteld is met het gehele Nederlandse cultuurlandschap, maar wel dat het met het landschap in de geïnventariseerde gebieden goed of slecht gesteld is en of deze situatie verbetert, verslechtert of stabiel is en dat dit indicatief kan zijn voor de onderscheiden landschapstypen. Het Meetnet zal voor heel Nederland een signalerende functie hebben.
Alterra heeft Landschapsbeheer 90% Nederland hierover 80% geadviseerd: “Idealiter wordt de 70% omvang van een Kustzone 60% Droogmakerijen steekproef (aantal te Zeekleigebied selecteren Laagveengebied 50% Rivierengebied steekproefeenheden) Hoogveenontginningsgebied 40% Zandgebied gebaseerd op de Heuvelland gewenste 30% betrouwbaarheid of 20% nauwkeurigheid van het steekproefresultaat. In 10% dit geval is dit moeilijk, 0% omdat de “staat van het landschap” door veel karakteristieken gekwantificeerd kan worden bijv. met het Figuur b – Verhouding tussen oppervlakten landschapstypen uit figuur a totale aantal en de over de provincies gemiddelde afmeting van typen elementen, de samenstelling (soorten bomen en struiken, gelaagdheid) van elementen, de kwaliteit (volledigheid, vitaliteit e.d.) van elementen enz.. Om deze reden is de steekproefomvang niet gebaseerd op een nauwkeurigheidseis, maar op de beschikbare capaciteit per provincie.” (Bron: Advies Alterra aan Landschapsbeheer, maart 2010) g
bu r
Li m
nd
-B ra ba nt
N
el a
Ze
ol
la n
d
nd
ZH
-H
N
U
tre
ol la
ch t
nd
d
rla
el de
G
l
ol an
Fl ev
ijs se
nd
re nt e
D
ve r
O
G
sl a
Fr ie
ro ni ng en
100%
Binnen de afgesproken aantallen ha’s per provincie en per landschapstype zijn op basis van de volgende criteria steekproefgebieden geselecteerd: Minimale omvang 250 ha, maximaal 750 ha. Begrenzing volgt logische lijnen in het landschap (dijken, wegen, kavelgrenzen, etc.). Gebied heeft als hoofdbestemming agrarisch cultuurlandschap is en o geen recreatieterrein of EHS, o wel weidevogelgebied. Gebied staat niet onder directe ruimtelijke druk (bedrijventerreinen, woonwijken, natuurontwikkeling e.d.). Gebied ligt niet in een stadsrand o ‘stadsrand’ = binnen 10 km van kern met > ca. 50.000 inwoners o Uitzondering: per landschapstype wordt één gebied binnen 10 km van stedelijk gebied gekozen. Dit zijn de grijs gearceerde gebieden in Tabel A. Frequentie van monitoring Na 5 jaar is de gehele steekproef van 60.000 ha geïnventariseerd. Vervolgens starten we met de volgende steekproefperiode en worden in het tweede blok van 5 jaar alle gebieden opnieuw opgenomen. Dit alles betekent dat eind 2014 alle steekproefgebieden eenmaal zijn geïnventariseerd. Daadwerkelijke monitoring vindt plaats vanaf het jaar 2015, wanneer we de eerste gebieden opnieuw gaan inventariseren.
Parameters die worden opgenomen Er worden twee sets parameters verzameld: Gebiedskenmerken Van ieder steekproefgebied is een set gebiedskenmerken vastgesteld om de interpretatie van de monitoringdata te ondersteunen. Het gaat dan om kenmerken als de verdeling van het grondgebruik, de RO-status en het al dan niet aanwezig zijn van een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) met uitvoeringsprogramma. Het vaststellen van de gebiedskenmerken wordt gedaan door een schatting te doen van percentages en een korte analyse van beleidsdocumenten. MKLE parameters die in het veld worden opgenomen voor alle landschapselementen in het steekproefgebied.. In onderstaande tabellen zijn de gebiedskenmerken en MKLE parameters weergegeven.
Gebiedskenmerken gebiedscode: gebiedsnaam: 1) Hoeveel procent van de cultuurgrond in gebruik voor agrarische productie? Geef een schatting.
% evt opmerkingen Grasland % Akkerbouw % Vollegr. tuinbouw % 2) Wat is de aard van het agrarische grondgebruik? Geef een schatting. Glastuinbouw % Prod.boomgaard % Overig % namelijk: Nationaal landschap % Belvederegebied % 3) Heeft het gebied (of delen van het gebied) een bijzondere beschermde status? Weidevogelgebied % Geef een schatting als slechts gedeelten een bijzondere beschermde status Prov. ecol. verbindingszone % hebben. Overig % namelijk: provinciaal: 4) Wat is de Ruimtelijke Ordenings beleidsstatus van het gebied/ de gemeente: bestemming? evt. opmerkingen: ja of nee zo ja, welk programma + uitvoeringsperiode: 5) Is er een actief uitvoeringsprogramma voor landschapsversterking? Indicatie hoeveelheid geinvesteerd geld (EUR): evt. opmerkingen: ja of nee 6) Geldt voor dit gebied een landschapsbeleidsplan, zoals een LOP? zo ja, van welk jaar is dit beleid (LOP): evt. opmerkingen: huidige kwaliteit - hoog/middel/laag 7) Geef een schatting van de huidige en potentiele landschappelijke kwaliteit van potentiele kwaliteit - hoog/middel/laag het gebied? evt. opmerkingen: Fysische geografie: Ontginningstype: 8) Omschrijving landschapstype Landschapstype (Optioneel, mag leeggelaten worden) evt. opmerkingen:
Parameters kenmerk Lengte Breedte Hoogte Type element Type bedreiging Verhardingsmateriaal - klassen (alleen voor wegen, paden, etc.) Volledigheid Vitaliteit Gelaagdheid Samenstelling kruidlaag Aantal boom- en struiksoorten Meest voorkomende boomstoort Tweede meest voorkomende boomstoort Derde meest voorkomende boomstoort Vierde meest voorkomende boomstoort Beheernoodzaak Belangrijkste benodigde beheermaatregel Tweede belangrijkste benodigde beheermaatregel *klasse-indelingen: zie Bijlage 1
eenheid meters meters meters klasse* klasse* klasse* klasse* % klasse* klasse* klasse* % en klasse* % en klasse* % en klasse* % en klasse* klasse* klasse* klasse*
Detailinformatie van alle geklassificeerde parameters en opname richtlijnen is terug te vinden in de ‘veldgids meetnet agrarisch cultuurlandschap’ (digitaal beschikbaar vanaf www.landschapsbeheer.nl).
Analysemethode Vier vragen staan centraal in de analyse van de meetnetgegevens: 1. Wat is de voorraad aan landschapselementen? 2. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? 3. In hoeverre worden de landschapselementen bedreigd? 4. Wat hebben de landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? Deze vragen worden zowel per meetnetgebied beantwoord en gepresenteerd. Op basis van de cijfers worden bovendien uitspraken gedaan voor de gegroepeerde meetnetgebieden per landschapstype en gegroepeerd voor heel Nederland (alle steekproefgebieden samen). Voorraad De voorraad aan landschapselementen wordt bepaald door een % landschapselementen vast te stellen. Het totale oppervlakte aan landschapselementen wordt hiertoe gedeeld door het totale oppervlak van het steekproefgebied. Vanwege de specifieke interesse vanuit Landschapsbeheer Nederland voor de groene elementen wordt ook de groene voorraad bepaald, dat wil zeggen alle elementen behalve paden/recreatievoorzieningen en waterelementen. Deze groene voorraad is een maat voor de groene dooradering van een gebied. De groene KLE worden in de analyse onderverdeeld in oppervlakteklassen: < 200 m2 klein grotendeels solitairen (struiken, bomen) of zeer kleine lijnelementen (erfheggetjes, etc.) 200 – 10.000 m2 medium grotendeels lijnelementen en kleine vlakelementen 10.000 – 50.000 m2 groot Grotere elementen, veelal vlakelementen Deze indeling is gemaakt om de fijnmazige dooradering te kunnen onderscheiden van de grovere dooradering. Over het algemeen geldt dat de belevingswaarde en biodiversiteitswaarde van een fijnmazige dooradering groter is dan van een grove dooradering, mits kwalitatief goed ontwikkeld.
De groene dooradering is de verzameling streekeigen ‘groene’ kleine landschapselementen in het agrarisch cultuurlandschap zoals houtwallen, losse bomen, singels, heggen, bosjes, bosstroken, moerasjes, sloten, poelen, brede bermen, dijken (voor zover deze kleiner zijn dan 5 ha). Gesteldheid De gesteldheid stellen we vast op basis van een combinatie van parameters, welke we scoren om zo tot een indeling in vier categorieën van gesteldheid te komen. We bepalen de gesteldheid alleen voor de groene elementen, met uitzondering van een aantal zeer specifieke typen. Uitgangspunt is dat een ideaal landschapselement de volgende kenmerken heeft: o is vitaal; o heeft een goed ontwikkelde boom-, struik en kruidlaag (definiëren per landschapselementtype); o heeft een gevarieerde menging in soorten; o heeft een laag aandeel dominante soorten of ongewenste soorten (vogelkers, ratelpopulier). Deze kenmerken vertalen we als volgt naar een gesteldheidscore Vitaliteitsklasse Score Vitaal 4 Duidelijke gebreken 2 Veel sterfte 0 Gelaagdheidsklasse Score 1 boom/struiklaag 1 2 of meer boom of struiklagen 2 Kruidlaagklasse Score Geen kruidlaag 0 Overwegend gras 1,5 Overwegend kruiden < 10 soorten 3 Overwegend kruiden > 10 soorten 4,5 Aantal boom- en struiksoorten Score 1 boom- en struiksoort 0,5 2-5 boom- en struiksoorten 1,5 5-10boom- en struiksoorten 3 > 10 boom- en struiksoorten 4,5 Voorkomen ongewenste soorten Score Meest voorkomende boomsoort is NIET -3 (=aftrek) ratelpopulier of Amerikaanse vogelkers Tweede meest voorkomende boomsoort is NIET -2 (=aftrek) ratelpopulier of Amerikaanse vogelkers Derde meest voorkomende boomsoort is NIET -1 (=aftrek) ratelpopulier of Amerikaanse vogelkers De totaalscore is de som van alle scores per parameter zoals in tabel beschreven. Missende waarden worden vertaald naar een score van 1 en geen aftrek voor ongewenste soorten. Vervolgens wordt een klasse indeling gehanteerd om de gesteldheidsklasse te bepalen: Score Gesteldheidsklasse > 12 zeer goed (donkergroen) 8 – 11,75 goed (groen) 4 – 7,75 matig (oranje) 0 – 3,75 slecht (rood) Elementen die zijn opgenomen in het meetjaar 2010 missen de parameters kruidlaag en aantal soorten. Hiervoor is een aangepaste score vastgesteld. Bedreiging Voor het analyseren van de bedreiging gebruiken we de parameter bedreigingstype. Met deze parameters wordt zowel vastgesteld of het element bedreigd wordt als welke bedreiging het belangrijkst is. Hieronder zijn de mogelijkheden weergegeven. In de analyse wordt per meetnetgebied, per landschapstype en
landelijk gekeken hoeveel % van de elementen (in aantallen) bedreigd is en welke bedreigingen het meest voorkomen. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 20
geen bedreiging overmatige voedselrijkdom vertreding vervuiling verwaarlozing verdrukking (ook bebouwing) verdroging vernatting verkeer/infrastructuur anders
Beheernoodzaak De noodzaak voor beheer en de belangrijkste beheermaatregel worden in het veld per element bepaald. De noodzaak wordt in drie categorieën bepaald: binnen 1 jaar, binnen 5 jaar of voorlopig geen beheer nodig. We bepalen hoeveel procent van de elementen (in aantallen) binnen 1 jaar, binnen 5 jaar of voorlopig geen beheer nodig hebben. We doen dit alleen voor die elementen die niet sowieso jaarlijks onderhoud nodig hebben, zoals heggen en hagen. Voor de belangrijkste beheermaatregel kan gekozen worden uit ruim 20 maatregelen. Per meetnetgebied, per landschapstype en landelijk wordt vastgesteld welke maatregelen het meest voorkomen als belangrijkste beheermaatregel.
Bijlage 2 – Overzichtstabel (alle in de kaarten geprojecteerde cijfers per meetnetgebied)
TOTAAL FL-01
Kraggenburg
Droogmakerijen
Zuiderzeepolders
24.018 462
FL-02
Dronten
Droogmakerijen
Zuiderzeepolders
284
FL-03
Schollevaar
Droogmakerijen
Zuiderzeepolders
264
FR-03
Pietersbierum
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
580
FR-04
Stiens
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
722
FR-05
Foudgum
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
765
FR-07
Tjerkwert
Zeekleigebied
Zeekleipolders
735
GE-01
Nunspeet
Zandgebied
enkenlandschap en veenontginning
GE-02
Oude Ijsselstreek
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
323
GE-03
Doetinchem
Zandgebied
Kampen- en esontginningen
298
GE-04
Rivierengebied
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
573
GE-09
Heumen
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
972
1.004
GR-01
Noordpolder
Zeekleigebied
Zeekleipolders
127
GR-02
Haren
Zandgebied
Kampen- en esontginningen
694
GR-03
Reitdiep
Zeekleigebied
Kwelderwal- en knikkleiontginningen
LB-01
Wessum
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
1.248 130
LB-02
Ransdaal
Heuvelland
Lössontginningen
305
LB-03
Eijserheide
Heuvelland
Lössontginningen
234
NH-01
Beemster
Droogmakerijen
Droogmakerijen van voor 1900
324
NH-02
Schermer
Droogmakerijen
Droogmakerijen van voor 1900
354
NH-03
Texel-zand
Zandgebied
Kampen- en esontginningen
400
NH-04
Zijpe
Zeekleigebied
Zeekleipolders
581
NH-05
Waterland
Laagveengebied
Laagveenontginningen
555
NH-06
Westzaan
Laagveengebied
Veenontginningen
418
NH-07
Hauwert
Zeekleigebied
Zeekleipolders
623
OV-01
Schipbeek Zuid
Zandgebied
oude hoevenlandschap, klein gedeelte maten- en fl
721
OV-02
Almelo
Zandgebied
Kampen- en esontginningen
416
OV-03
Agelo
Zandgebied
Kampen- en esontginningen
731
OV-05
Jutjesriet
Laagveengebied
Veenontginningen
647
OV-06
Giethoorn
Zeekleigebied
OV-09
Zalk
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
583 515
OV-14
Grafhorst
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
590
UT-01
Lopik
Laagveengebied
Laagveenontginningsgebied west
539
UT-02
Woerden
Laagveengebied
Laagveenontginningsgebied west
513
ZH-01
Boomdijk
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
250
ZH-02
Nieuwkoop
Droogmakerijen
Droogmakerijen van voor 1900
470
ZH-03
Oosthoek
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
330
ZH-04
Zevenhuizen
Droogmakerijen
Droogmakerijen van voor 1900
558
ZH-05
Oostflakkee
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
282
ZH-09
Achterbroek
Laagveengebied
Laagveenontginningen
286
ZH-10
Reeuwijk
Laagveengebied
Laagveenontginningen
600
ZH-16
Polder Achthoven
Rivierengebied
Stroomrug- en komontginningen
282
ZH-20
Jonge zeekleipolders
397
ZH-50
Goeree-Overflakkee Zeekleigebied Zeekleigebied Voorne Putten
Jonge zeekleipolders
315
ZL-03
Aagtekerke oost
Zeekleigebied
Oude zeekleipolders
506
ZL-04
Geersdijk
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
505
ZL-05
Wolphaartsdijk Oudelande
Zeekleigebied
Jonge zeekleipolders
503
Zeekleigebied
Oude zeekleipolders
504
ZL-06
aantal per hectare
TOTAAL
water
bossen en beplantingen
ontginningstype
natuurgebieden
fysisch geografische landschapstype
AANTAL KLE hoogstamboomgaard
OPP
infrastructuur
TYPE 2
recreatief
TYPE 1
[ha]
NAAM
CODE
171
277
254
1.081
18.991
274
21.048
0,88
0 0 0 0 0 0 0 8 1 0 1 3 1 89 9 0 0 0 0 0 2 0 0 4 0 15 0 11 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 1 1 2 0 0 7 2 6 6
0 0 0 1 2 0 0 18 2 14 0 16 10 40 8 5 0 0 0 0 3 1 1 1 0 12 0 22 12 23 12 37 0 0 0 0 0 0 1 4 0 0 5 0 0 14 12 1
0 0 0 6 10 4 1 9 5 18 3 23 4 36 5 0 10 1 18 4 0 0 5 0 5 12 0 10 1 2 7 3 0 8 0 2 0 0 1 7 13 7 3 6 0 1 3 1
1 0 0 0 1 0 0 14 0 0 2 2 10 3 7 0 0 0 0 0 10 8 38 5 11 17 2 16 11 0 16 19 0 0 0 6 0 0 6 1 0 1 0 0 453 41 21 359
635 44 80 232 438 346 171 560 332 416 164 978 244 2655 981 86 67 82 132 122 152 344 320 66 153 960 606 1209 575 535 1059 622 341 300 8 54 19 5 207 568 734 189 397 263 93 151 138 158
0 0 0 0 0 0 0 19 1 3 0 9 23 94 7 1 1 1 0 0 0 0 2 0 0 0 0 17 8 1 19 5 0 1 2 0 0 0 5 1 2 1 12 4 11 0 2 22
636
1,38
44
0,15
80
0,30
239
0,41
451
0,62
350
0,46
172
0,23
628
0,63
341
1,06
451
1,51
170
0,30
1031
1,06
292
2,30
2917
4,21
1017
0,81
92
0,71
78
0,26
84
0,36
150
0,46
126
0,36
167
0,42
353
0,61
366
0,66
76
0,18
169
0,27
1016
1,41
608
1,46
1285
1,76
607
0,94
561
0,96
1114
2,16
686
1,16
341
0,63
309
0,60
10
0,04
63
0,13
19
0,06
5
0,01
220
0,78
582
2,03
750
1,25
200
0,71
417
1,05
273
0,87
564
1,12
209
0,41
182
0,36
547
1,09
BEHEERNOODZAAK
TOTAAL
2,47% 1,37%
2,60% 0,00%
5,46% 2,1%
8% 0%
23% 2%
67% 96%
1% 2%
0%
45% 96%
0,00
3,042
0,00
3,04
0,05%
0,55%
0,47%
1,1%
2%
0%
89%
9%
0%
0,00
0,00
4,86
0,12%
0,71%
1,02%
1,8%
0%
0%
90%
10%
0,02
0,19
0,00
4,860 10,06
0,00 0,00
10,27
0,18%
1,37%
0,22%
1,8%
6%
36%
55%
0,05
0,32
0,56
11,43
0,00
12,36
0,26%
1,44%
0,00%
1,7%
4%
29%
66%
0,00
0,00
0,12
0,00
11,21
0,00
11,33
0,16%
1,32%
0,00%
1,5%
5%
24%
FR-07
0,00
0,00
0,00
4,81
0,10%
0,56%
0,00%
0,7%
9%
2,22
2,99
2,63
4,74 36,37
0,00
GE-01
0,07 0,23
2,46
46,90
0,23%
3,34%
0,33%
3,9%
83%
GE-02
0,11
0,17
0,47
0,00
14,01
0,01
14,77
0,43%
4,05%
0,00%
4,5%
1%
19%
GE-03
0,00
2,00
1,38
0,00
31,83
0,02
35,23
0,54%
7,23%
3,38%
11,1%
11%
26%
GE-04
0,24
0,00
0,73
0,06
18,69
0,00
19,73
0,10%
1,90%
1,41%
3,4%
5%
23%
GE-09
0,46
2,03
3,89
8,85
58,72
0,10
74,04
0,44%
3,72%
3,19%
7,4%
5%
GR-01
0,21
1,01
0,11
57,71
4,32
0,51
63,87
1,06%
2,43%
45,48%
49,0%
GR-02
5,08
3,16
1,98
0,07
92,49
3,14
105,94
1,99%
6,77%
4,87%
13,6%
GR-03
0,52
0,44
0,14
5,17
11,26
16,60
34,12
0,42%
0,58%
0,34%
LB-01
0,00
1,74
0,00
0,00
6,59
0,02
8,35
0,14%
4,93%
LB-02
0,00
0,00
8,05
0,00
5,86
0,01
13,92
0,05%
2,86%
LB-03
0,00
0,00
2,88
0,00
5,74
0,01
8,63
0,16%
NH-01
0,00
0,00
0,54
0,00
5,11
0,00
5,65
0,23%
NH-02
0,00
0,00
0,52
0,00
3,33
0,00
3,85
NH-03
0,75
0,32
0,00
0,50
5,51
0,00
NH-04
0,00
0,98
0,00
2,66
22,05
NH-05
0,00
0,06
0,16
10,47
4,11
NH-06
0,64
0,40
0,00
156,39
4,49
NH-07
0,00
0,00
2,30
8,06
16,53
OV-01
0,52
1,82
1,53
3,55
107,77
OV-02
0,00
0,00
0,00
1,20
27,98
OV-03
0,44
4,48
0,45
2,20
102,87
OV-05
0,00
0,41
0,06
1,19
8,32
OV-06
0,00
2,44
0,08
0,00
OV-09
0,61
17,64
0,26
OV-14
0,00
11,41
UT-01
0,00
UT-02
0,00
0,00
FL-03
0,00
0,00
FR-03
0,00
FR-04
0,00
FR-05
Matig
Goed
recreatief FL-02
binnen 5 jaar
% groot
0,39% 0,72%
36,83 0,00
Slecht
% middelgroot
1.435,18 9,63
64,21 0,00
Zeer goed
% klein
43,90 0,00
16%
9,474
15,08 0,00
water
880,76
0,16 0,00
infrastructuur
394,41
TOTAAL FL-01
binnen 1 jaar
% BEDREIGING
niet direct nodig
GESTELDHEID
TOTAAL
natuurgebieden
hoogstamboomgaard
% GROEN bossen en beplantingen
OPPERVLAKTE KLE [ha]
CODE
36% 1%
18% 3%
100%
0%
0%
0%
50%
50%
0%
2%
19%
52%
26%
23%
1%
8%
63%
14%
23%
71%
0%
5%
51%
28%
21%
21%
70%
0%
2%
69%
18%
13%
9%
7%
0%
100%
74%
19%
8%
79%
1%
38%
40%
22%
37%
63%
0%
7%
68%
26%
7%
73%
0%
4%
63%
31%
6%
27%
68%
0%
5%
47%
33%
20%
0%
36%
62%
1%
14%
57%
27%
16%
2%
26%
71%
1%
19%
49%
29%
22%
1,3%
2%
26%
72%
1%
19%
33%
34%
32%
0,00%
5,1%
1%
51%
47%
0%
8%
85%
12%
4%
1,65%
4,6%
7%
9%
84%
0%
99%
28%
51%
21%
2,29%
1,23%
3,7%
3%
17%
80%
0%
49%
31%
53%
16%
1,52%
0,00%
1,7%
0%
0%
98%
2%
100%
12%
74%
14%
0,22%
0,87%
0,00%
1,1%
0%
0%
91%
9%
100%
18%
65%
17%
7,08
0,19%
1,31%
0,00%
1,5%
0%
0%
87%
13%
100%
18%
62%
20%
0,00
25,68
0,24%
2,79%
1,22%
4,3%
4%
38%
58%
0%
40%
52%
47%
2%
7,58
22,38
0,32%
1,93%
0,40%
2,7%
0%
34%
65%
1%
36%
31%
62%
7%
0,00
161,92
0,06%
1,17%
37,26%
38,5%
5%
71%
25%
0%
24%
34%
41%
25%
0,00
26,90
0,12%
1,47%
2,73%
4,3%
3%
36%
61%
1%
48%
25%
57%
18%
0,00
115,18
0,43%
10,21%
5,01%
15,7%
79%
15%
5%
0%
24%
25%
48%
27%
0,00
29,18
0,60%
5,39%
1,03%
7,0%
2%
22%
76%
0%
5%
66%
16%
18%
0,09
110,53
0,64%
8,89%
4,90%
14,4%
6%
33%
61%
0%
28%
29%
39%
31%
0,21
10,19
0,48%
1,00%
0,00%
1,5%
1%
11%
86%
2%
6%
41%
38%
21%
5,46
0,01
7,98
0,51%
0,44%
0,00%
1,0%
0%
15%
85%
1%
3%
34%
43%
22%
3,50
13,85
0,23
36,08
1,14%
2,27%
0,00%
3,4%
0%
13%
86%
1%
1%
32%
37%
31%
0,18
6,60
4,71
0,13
23,03
0,57%
0,59%
0,79%
1,9%
0%
8%
91%
1%
5%
33%
48%
19%
0,00
0,00
0,00
10,57
0,00
10,57
0,38%
1,03%
0,54%
2,0%
0%
0%
100%
0%
100%
47%
49%
3%
0,00
0,00
0,15
0,00
11,14
0,05
11,34
0,25%
1,95%
0,00%
2,2%
0%
0%
97%
3%
100%
17%
43%
39%
ZH-01
0,00
0,00
0,00
0,00
1,53
0,01
1,54
0,00%
0,61%
0,00%
0,6%
75%
25%
0%
0%
100%
0%
100%
0%
ZH-02
0,07
0,00
0,08
0,18
1,91
0,00
2,24
0,06%
0,40%
0,00%
0,5%
68%
9%
24%
0%
58%
12%
73%
15%
ZH-03
0,00
0,00
0,00
0,00
1,04
0,00
1,04
0,00%
0,30%
0,00%
0,3%
100%
0%
0%
0%
100%
0%
89%
11%
ZH-04
0,00
0,00
0,00
0,00
1,92
0,00
1,92
0,00%
0,04%
0,30%
0,3%
50%
0%
50%
0%
100%
33%
67%
0%
ZH-05
0,00
0,01
0,01
1,00
4,57
1,58
7,17
0,33%
1,65%
0,00%
2,0%
1%
39%
60%
0%
0%
91%
8%
1%
ZH-09
0,18
0,84
0,17
0,03
7,49
0,01
8,72
0,83%
1,86%
0,00%
2,7%
0%
39%
60%
1%
3%
64%
29%
7%
ZH-10
0,11
0,00
0,72
0,00
8,75
3,60
13,17
0,60%
0,98%
0,00%
1,6%
0%
20%
79%
1%
0%
96%
3%
1%
ZH-16
0,48
0,00
5,56
12,59
76,95
0,01
95,59
0,29%
1,44%
32,01%
33,7%
2%
13%
85%
0%
3%
88%
10%
2%
ZH-20
0,00
6,41
2,46
0,00
12,21
0,13
21,21
0,40%
2,60%
0,68%
3,7%
1%
38%
60%
0%
1%
80%
7%
13%
ZH-50
0,00
0,00
0,36
0,00
11,53
7,25
19,14
0,33%
3,11%
0,34%
3,8%
0%
35%
64%
0%
0%
93%
7%
0%
ZL-03
0,71
0,00
0,00
5,41
14,86
0,06
21,03
0,63%
2,12%
1,25%
4,0%
12%
73%
13%
2%
4%
1%
92%
7%
ZL-04
0,37
1,71
0,09
36,11
11,15
0,00
49,43
0,13%
2,68%
6,58%
9,4%
0%
48%
52%
0%
33%
20%
66%
14%
ZL-05
0,69
1,66
0,41
23,81
9,49
0,01
36,07
0,12%
2,40%
4,19%
6,7%
7%
39%
54%
1%
52%
24%
55%
21%
ZL-06
0,66
0,02
0,19
43,75
22,85
0,11
67,58
0,46%
4,61%
8,18%
13,3%
8%
34%
58%
0%
2%
2%
83%
15%
Bijlage 3 – Rapportage per meetnetgebied – Flevoland Noot van de karteerder: Landschapsbeheer Flevoland is in het najaar van 2012 ingestapt in het landelijk Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap. De kartering van de drie monitoringsgebieden vond hierdoor pas plaats in oktober/november 2012. Door de late karteringsdatum en het korte tijdsbestek waarin dit kon worden gedaan was het niet mogelijk om alle landelijk benodigde data naar behoren te zien en op te nemen. In de praktijk is ervoor gekozen om de focus in eerste plaats te leggen op de voorraad aan landschapselementen, in tweede plaats op de vitaliteit (voor zover in het najaar nog te beoordelen). De beheernoodzaak is meestal niet nader ingevuld. De bespreking van de drie meetnetgebieden in Flevoland in 2012 op de volgende pagina’s moeten dan ook met het volgende in het achterhoofd gelezen worden: De kenmerken van het meetnetgebied (1) en de voorraad van de landschapselementen (2) staan accuraat beschreven. De conclusies bij de gesteldheid van de landschapselementen (3) en beheernoodzaak (4) dekken de lading vaak niet goed, omdat die landelijk bepaald zijn aan de hand van meerdere parameters, die dit jaar in Flevoland niet allemaal meegenomen konden worden. In de meeste gevallen is er wél beheernoodzaak van de meeste elementen binnen een tijdsbestek van vijf jaar. Over het algemeen betreft dit snoei/opkronen of regulier onderhoud aan erfsingels.
Meetnetgebied FL-01 Kraggenburg 1. Kenmerken meetnetgebied: meetnetgebied: •
Landschapstype: Droogmakerijen
• • • •
Oppervlakte: 462 ha Kenmerken agrarische omgeving: 95% agrarisch landschap, waarvan 5%grasland en 60% akkers. Huidige landschapskwaliteit is middel en de potentiële landschapskwaliteit is hoog. Aantal gemonitorde landschapselementen: 636
Figuur 1.1: Ligging meetnetgebied
Figuur 1.2: Verspreiding elementen
2. Wat is de voorraad aan landschapselementen? landschapselementen? Er zijn 636 elementen opgenomen. Dit betreft 11 verschillende landschapselementen. Veruit het meest voorkomende landschapselement is solitaire boom (51%). Figuur 1.3 geeft een volledig overzicht van de gevonden landschapselementen. De groene elementen beslaan 6,63 hectare. Het percentage groene dooradering in dit gebied komt daarmee op 2,08. Dit is relatief een hoge score voor Droogmakerijen (gemiddelde = 1,1%) en een relatief lage score voor het landelijk gemiddelde (5,68%). De verdeling van het percentage groene dooradering in categorieën kleine elementen (< 200 m2), middelgroot (20010000 m2) en groot (> 10000 m2) is respectievelijk 0,72%, 1,37% en 0%.
1
De verspreiding (zie figuur 1.2) van de elementen is vrij homogeen over het gebied, gebied, doch is er enige mate van clustering te herkennen.
700 600 500 400
328
300 200 25
2
2 overig
22
bomenrij met struiken
2
struikenrij
2
1
102
65
struikenrij met bomen
86
100
Eindtotaal
niet ingevuld
heg of haag
dubbelen bomenrij met struiken
enkele bomenrij
struikengroep
solitaire boom
rietland - rietkraag
0
Figuur 1.3: Opgenomen elementen
3. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? De gesteldheid van de elementen lementen is aan de hand van de kenmerken erken vitaliteit, boomsoort, gelaagdheid, aantal soorten en kruidlaag bepaald. In het meetnetgebied is het met 0% van de elementen zeer goed gesteld, met 2% goed, 96% matig en 2% slecht (zie figuur 1.4 Gesteldheid van de elementen).
FLFL-01 Kraggenburg FL-01 Goed FL-01 Matig FL-01 Slecht
Figuur 1.4: Gesteldheid van de elementen
2
4. Wat hebben de landschapselemen landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? instandhouding? De beheernoodzaak is als volgt: • •
1% van de landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig. Dit is ruim onder het landelijk gemiddelde (=55%). 3% van de totale hoeveelheid landschapselementen hebben binnen een jaar beheer nodig. Dit is lager dan gemiddeld (=18%).
In figuur 1.5 is de beheernoodzaak van alle groene elementen weergegeven, waarbij rekening gehouden is met elementen met een korte beheercyclus (heggen, knotbomen) en lange beheercyclus (overige groene elementen). Er zijn geen beheermaatregelen opgenomen voor de landschapselementen. 100% 90% 80% 70% binnen 1 jaar
60% 50%
binnen 5 jaar
40% maatregelen niet direct nodig
30% 20% 10% 0% bossen en beplantingen (lange beheercyclus)
bossen en beplantingen (korte beheercyclus)
Figuur 1.5: Beheernoodzaak groen (hoge en lage cyclus) 5. Waardoor worden de landschapselementen bedreigd? In figuur 1.6 zijn de bedreigingen van de elementen weergegeven. Landelijk gezien wordt 16% van de elementen bedreigd. 0% van de elementen in dit meetnetgebied zijn bedreigd.
6. Bijzonderheden -
3
Meetnetgebied FL-02 Dronten 1. Kenmerken meetnetgebied: meetnetgebied: •
Landschapstype: Droogmakerijen
• • • •
Oppervlakte: 284 ha Kenmerken agrarische omgeving: 95% agrarisch landschap, waarvan 0% grasland en 85% akkers. Huidige landschapskwaliteit is laag en de potentiële landschapskwaliteit ismiddel. Aantal gemonitorde landschapselementen: 44
Figuur 1.1: Ligging meetnetgebied
Figuur 1.2: Verspreiding elementen
2. Wat is de voorraad aan landschapselementen? landschapselementen? Er zijn 44 elementen opgenomen. Dit betreft 6verschillende landschapselementen. Veruit het meest voorkomende landschapselement is heg of haag (43%). Figuur 1.3 geeft een volledig overzicht van de gevonden landschapselementen. De groene elementen beslaan 3,04 hectare. Het percentage groene dooradering in dit gebied komt daarmee op 1,07. Dit is relatief een gemiddelde score voor Droogmakerijen (gemiddelde = 1,0%) De verdeling van het percentage groene dooradering in categorieën kleine elementen (< 200 m2), middelgroot (200-10000 m2) en groot (> 10000 m2) is respectievelijk 0,05%, 0,55% en 0,47%.
1
De verspreiding (zie figuur 1.2) van de elementen is vrij homogeen over het gebied, doch is er enige mate van clustering te herkennen.
50 44
45 40 35 30 25 19
20 15 10
8
5
7
7
2
1 Eindtotaal
loofbos met struiken
bomenrij met struiken
heg of haag
dubbele bomenrij met struiken
enkele bomenrij
solitaire boom
0
Figuur 1.3: Opgenomen elementen in deelgebied
3. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? De gesteldheid van de elementen is aan de hand van de kenmerken vitaliteit, boomsoort, gelaagdheid, aantal soorten en kruidlaag bepaald. In het meetnetgebied is het met 2% van de elementen zeer goed gesteld, met 0% goed, 89% matig en 9% slecht (zie figuur 1.4 Gesteldheid van de elementen).
2
FLFL-02 Dronten FL-02 Zeer goed FL-02 Matig FL-02 Slecht
Figuur 1.4: Gesteldheid van de elementen
4. Wat hebben de landschapselemen landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? instandhouding? De beheernoodzaak is als volgt: • •
0% van de landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig. Dit is ruim onder het landelijk gemiddelde (=55%). 0% van de totale hoeveelheid landschapselementen hebben binnen een jaar beheer nodig. Dit is lager dan gemiddeld (=18%).
De belangrijkste beheermaatregel bestaa uit afval verwijderen (1 element)..
5. Waardoor worden de landschapselementen bedreigd? Landelijk gezien wordt 16% van de elementen bedreigd. 0% van de elementen in dit meetnetgebied zijn bedreigd.
6. Bijzonderheden -
3
Meetnetgebied FL-03 Schollevaar 1. Kenmerken meetnetgebied: meetnetgebied: •
Landschapstype: Droogmakerijen
• • • •
Oppervlakte: 264 ha Kenmerken agrarische omgeving: 95% agrarisch landschap, waarvan 0% grasland en 85% akkers. Huidige landschapskwaliteit is laag en de potentiële landschapskwaliteit is middel. Aantal gemonitorde landschapselementen: 80
Figuur 1.1: Ligging meetnetgebied
Figuur 1.2: Verspreiding elementen
2. Wat is de voorraad aan landschapselementen? landschapselementen? Er zijn 80 elementen opgenomen. Dit betreft 8 verschillende landschapselementen. Veruit het meest voorkomende landschapselement is solitaire boom (61%). Figuur 1.3 geeft een volledig overzicht van de gevonden landschapselementen. De groene elementen beslaan 4,86 hectare. Het percentage groene dooradering in dit gebied komt daarmee op 1,84. Dit is relatief een hoge score voor Droogmakerijen (gemiddelde =1,0%). De verdeling van het percentage groene dooradering in categorieën kleine elementen (< 200 m2), middelgroot (200-10000 m2) en groot (> 10000 m2) is respectievelijk 0,12%, 0,71% en 1,02%. De verspreiding (zie figuur 1.2) van de elementen is vrij homogeen over het gebied, doch is er enige mate van clustering te herkennen.
1
90 80 80 70 60 50
49
40 30 20 20 1
1
1 boomweide
1
bomenrij met struiken
1
(elzen) singel
6
10
Eindtotaal
heg of haag
dubbele bomenrij / laan
enkele bomenrij
boomgroep
solitaire boom
0
Figuur 1.3: Opgenomen men elementen in deelgebied
3. Hoe is het met de landschapselementen gesteld? De gesteldheid van de elementen lementen is aan de hand van de kenmerken erken vitaliteit, boomsoort, gelaagdheid, aantal soorten en kruidlaag bepaald. In het meetnetgebied is het met 0% van de elementen zeer goed gesteld, met 0% goed, 90% matig en 10% slecht (zie figuur 1.4 Gesteldheid van de elementen).
FLFL-03 Schollevaar
FL-03 Matig FL-03 Slecht
Figuur 1.4: Gesteldheid van de elementen
2
4. Wat hebben de landschapselemen landschapselementen nodig voor duurzame instandhouding? instandhouding? De beheernoodzaak is als volgt: • •
50%van de landschapselementen heeft binnen 5 jaar beheer nodig. Dit is onder het landelijk gemiddelde (=55%). 0% van de totale hoeveelheid landschapselementen hebben binnen een jaar beheer nodig. Dit is veel lager dan gemiddeld (=18%).
Voor het overgrote deel is deze parameter niet opgenomen. De belangrijkste beheermaatregelen bestaan uit aanvullen (1 element).
5. Waardoor worden de landschapselementen bedreigd? In figuur 1.6 zijn de bedreigingen van de elementen weergegeven. Landelijk gezien wordt 16% van de elementen bedreigd. o% van de elementen in dit meetnetgebied zijn bedreigd.
6. Bijzonderheden -
3