Remeha P 500 Overdrukketel Vermogen: 635 - 1900 kW
Technische informatie
Remeha P 500 INHOUD Voorwoord
3
1. Toestelomschrijving 1.1 Algemeen 1.2 Branders
3 3 3
2. Constructiegegevens 2.1 Algemeen 2.2 Leden 2.3 Bemanteling
4 4 4 4
3. Rendementsgegevens 3.1 Waterzijdig rendement 3.2 Stooktechnisch rendement
4 4 4
4. Technische gegevens en afmetingen 4.1 Overdrukketel 4.2 Clysan ventilatorbrander voor aardgas 4.3 Monarch ventilatorbrander voor aardgas 4.4 Clysan en Monarch ventilatorbranders voor olie
5 5 6 7
9. Installatievoorschrift voor de elektrotechnische installateur 9.1 Algemeen 9.2 Elektrotechnische gegevens 9.3 Brandschakelaar 9.4 Niveaubeveiliging 9.5 Bedieningspaneel 9.6 Stroomkringschema 10. Inbedrijfstellingsvoorschrift 10.1 Overdrukketel met gasbrander 10.1.1 In bedrijf stellen 10.1.2 Uit bedrijf nemen 10.2 Overdrukketel met oliebrander 10.2.1 In bedrijf stellen 10.2.2 Uit bedrijf nemen
7
5. Toepassingsgegevens 5.1 Algemeen 5.2 Warmwateruitvoering 5.2.1 Watertemperatuur 5.2.2 Waterdruk 5.2.3 Watercirculatie 5.2.4 Waterbehandeling 5.3 Economisers 5.4 Low NOx uitvoering 5.5 Geluidsproductie 5.6 Rookgasafvoersysteem 5.7 Olietoevoer
8 8 8 8 8 8 8 8 9 9 10 10
6. Plaatsingsvoorschriften 6.1 Voorschriften 6.2 Opstellingsmogelijkheden in het ketelhuis 6.3 Steunoppervlak
11 11 11 11
7. Componenten van de regel- en beveiligingsapparatuur 7.1 Overdrukunit voor aardgas 7.1.1 Unit met Clysan ventilatorbrander voor aardgas 7.1.2 Unit met Monarch ventilatorbrander voor aardgas 7.2 Overdrukunit voor olie
8. Montagerichtlijnen en installatievoorschriften voor het waterzijdig gedeelte 13 8.1 Algemeen 13 8.2 Ketelmontage 13 8.3 Wateraansluitingen 13
11. Richtlijnen voor het lokaliseren en opheffen van storingen 11.1 Overdrukketel met gasbrander 11.1.1 Maximaalthermostaat vergrendelt 11.1.2 Niveaubeveiliging vergrendelt 11.1.3 Gasdrukstoring of luchtdrukstoring vergrendelt 11.2 Overdrukketel met oliebrander 11.2.1 Maximaalthermostaat vergrendelt 11.2.2 Niveaubeveiliging vergrendelt 12. Onderhoudsvoorschrift 12.1 Algemeen 12.2 Het reinigen van het ketelblok 12.3 Het onderhouden van de brander § 12.3.1 De gasbrander 12.3.2 De oliebrander 12.4 Inspectie op rookgaszijdige lekkage 12.5 Op goede werking testen en zonodig opnieuw afstellen van de regel- en beveiligingsapparatuur 12.6 Controle van de verbranding d.m.v. meting van de rookgassen 12.7 Controle van de wateraansluitingen
12 12 12 12 12
2
14 14 14 14 14 15 16 17 17 17 17 17
18 18 18 18 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19 19
19 19 19
VOORWOORD Deze technische informatie bevat nuttige en belangrijke informatie voor het goed functioneren en onderhouden van de Remeha c.v.-ketel, model P 500. Tevens bevat het belangrijke aanwijzingen om vóór het in bedrijf stellen en tijdens het in bedrijf zijn van de ketel mogelijke ongevallen en ernstige beschadigingen te voorkomen en een zo veilig en storingvrij mogelijk functioneren van de ketel mogelijk te maken. Lees vóór het in werking stellen van de ketel deze handleiding goed door, maak u met de werking en de bediening van de ketel goed vertrouwd en volg de gegeven aanwijzingen stipt op.
Indien u nog vragen heeft of verdere uitleg wenst aangaande specifieke onderwerpen die op deze ketel betrekking hebben, aarzelt u dan niet met ons contact op te nemen. De in deze technische informatie gepubliceerde gegevens zijn gebaseerd op de meest recente informatie. Zij worden verstrekt onder voorbehoud van latere wijzigingen. Wij behouden ons het recht voor op ongeacht welk moment de constructie en/of uitvoering van onze producten te wijzigen zonder verplichting eerder gedane leveranties dienovereenkomstig aan te passen.
1. TOESTELOMSCHRIJVING 1.1 Algemeen Type: Overdrukketel, geschikt voor het stoken van aardgas en huisbrandolie, door middel van een ventilatorbrander. De ketel is gekeurd op essentiële eisen van onderstaande richtlijnen: - Gasrichtlijn nr. 90/396/EEG en voldoet aan de volgende richtlijnen: - Laagspanningsrichtlijn nr. 73/23/EEG - EMC-richtlijn nr. 89/336/EEG Type indeling i.v.m. rookgasafvoer: B23
Levering: Met brander als unit of als losse ketel zonder brander. Ook leverbaar met ECO (alleen voor aardgas). 1.2 Branders In principe kunnen alle CE-gekeurde ventilatorbranders worden toegepast, mits aangepast aan de ketelcapaciteit en ketelconstructie. De combinatie gasbrander/ketel dient op de brandervoorkeurlijst van Remeha voor te komen.
3
Remeha P 500 2. CONSTRUCTIEGEGEVENS 2.1 Algemeen Het ketelblok bestaat uit gietijzeren leden, die door middel van conische nippels worden samengebouwd. De ketel is ontworpen volgens het 3-treks-principe. Het ketelblok is geïsoleerd met 100 mm dik glaswol.
2.3 Bemanteling De ketel is voorzien van een stabiele, plaatstalen bemanteling. De frontdeur is draaibaar uitgevoerd, naar keuze links- of rechtsdraaiend. Op de frontdeur bevindt zich een aansluiting voor een rookgasrecirculatieleiding.
2.2 Leden De leden zijn van perlitisch gietijzer. Gewichten en afmetingen van de leden: Voorlid : 220 kg; Hoogte x Breedte 1252 x 1130 mm Tussenlid : 250 kg; Hoogte x Breedte 1238 x 1130 mm Achterlid : 250 kg; Hoogte x Breedte 1238 x 1130 mm.
3. RENDEMENTSGEGEVENS 3.1 Waterzijdig rendement Gem. 90,2% t.o.v. Hi (81,3% t.o.v. Hs) bij vollast en gem. 92,5% t.o.v. Hi (83,3% t.o.v. Hs) bij deellast. Gem. watertemperatuur 70°C (80/60°C).
3.2 Stooktechnisch rendement Gem. 91,2% t.o.v. Hi (82,2% t.o.v. Hs) bij vollast en gem. 93,0% t.o.v. Hi (83,8% t.o.v. Hs) bij deellast.
4
4. TECHNISCHE GEGEVENS EN AFMETINGEN 4.1 Overdrukketel
vooraanzicht
achteraanzicht
zijaanzicht Afb. 01 Afmetingen overdrukketel Flenzen volgens DIN 2633 Voor maten K, L, M en N: zie de branderspecificaties in par. 4.2 en par. 4.3. Aantal Nominaal leden vermogen kW 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
635 750 865 980 1095 1210 1325 1440 1555 1670 1785 1900
Nominale belasting Hs Hi kW kW 706 834 962 1090 1218 1333 1468 1592 1719 1846 1973 2100
784 926 1068 1210 1352 1488 1630 1767 1908 2049 2190 2331
Waterzijd. Waterzijd. Water- Gewicht RookRookgasRookweerst. weerst. inhoud hoeveelheid gaszijdige gaszijdige ca. Æt=20°C Æt=10°C weerstand * inhoud kg mbar mbar l kg/h mbar m3 1102 1302 1502 1702 1901 2081 2292 2485 2683 2882 3080 3278
1,7 2,3 3,0 3,8 3,9 4,8 5,0 5,9 5,5 6,0 6,5 7,0
0,8 0,9 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9
37 42 45 49 47 50 53 59 66 74 84 96
* Bepaald bij een luchtovermaat van 20%
5
149 166 180 194 189 200 213 234 262 295 337 382
495 550 605 660 715 770 825 880 935 990 1045 1100
2650 2910 3175 3435 3695 3955 4220 4480 4740 5005 5265 5525
Afmetingen in mm A
B
C
ØD
1350 1500 1650 1800 1950 2100 2250 2400 2550 2700 2850 3000
1660 1810 1965 2115 2265 2415 2565 2715 2870 3020 3170 3320
1270 1420 1570 1720 1870 2020 2170 2320 2470 2620 2770 2920
400 400 400 400 500 500 500 500 500 500 500 500
Remeha P 500 4.2 Clysan ventilatorbrander voor aardgas
600 VK RC 620 VK RC 800 VK RC 820 VK RC 1200 VK RC
Afb. 02 Afmetingen Clysan ventilatorbrander voor aardgas Afmetingen in mm
Type 600/620 VK LN 800/820 VK LN 1200 VK LN
Aantal leden
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
A
B
255 265 320
390 390 540
C 210 210 260
Nominaal vermogen
Brandertype
600 VK RC 620 VK RC 620 VK RC 800 VK RC 800 VK RC 820 VK RC 820 VK RC 1200 VK RC 1200 VK RC 1200 VK RC 1200 VK RC 1200 VK RC
D
E
725 735 1130
780 780 1200
Nominale belasting
H 840 870 1250
Gasverbruik * Gasvoordruk
kW
Hi kW
Hs kW
m3s /h
mbar
635 750 865 980 1095 1210 1325 1440 1555 1670 1785 1900
706 834 962 1090 1218 1333 1468 1592 1719 1846 1973 2100
784 926 1068 1210 1352 1488 1630 1767 1908 2049 2190 2331
87 103 118 134 150 164 181 196 212 227 243 258
25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100 25/100
Regeling H/L Units 9 t/m 20 leden voldoen aan de CE voorschriften * Cal. waarde 29,25 MJ/m3s. ** 11/2 en 2" is draadaansluiting DN65 + DN80 zijn flensaansluitingen. Motorgegevens 600/620 VK RC 230/400 V 800/820 VK RC 230/400 V 1200 VK RC 230/400 V
2,2 kW 2,2 kW 5,5 kW
6,3/3,6 A 6,3/3,6 A 16/9 A
2800 omw./min. 2800 omw./min. 2800 omw./min.
6
Gasaansluiting**
2"/11/4 " DN65/ 2 " DN65/ 2 " DN65/ 2 " DN65/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 " DN80/ 2 "
Gewicht brander ca.
Afmetingen gasstraat
kg
K mm
L mm
M mm
N mm
85 85 85 105 105 105 105 105 190 190 190 190
550 550 550 550 550 550 550 550 550 550 550 550
1325 1325 1325 1335 1335 1335 1335 1335 1300 1300 1300 1300
307 307 307 267 267 267 267 267 247 247 247 247
300 300 300 300 300 300 300 300 300 300 300 300
4.3 Monarch ventilatorbrander voor aardgas
G5 G7 G30 G40
Afb. 03 Afmetingen Monarch ventilatorbrander voor aardgas Afmetingen in mm
Type
Aantal leden
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
F 278 326 330 350
E 310 330 370 405
G5 G7 G30 G40 Brandertype
Nominale belasting
Nominaal vermogen
G5/1-D-ZNA G7/1-D-ZNA G7/1-D-ZNA G7/1-D-ZNA G7/1-D-ZNA G7/1-D-ZNA G30/2-A-ZMNA G40/1-B-ZMNA G40/1-B-ZMNA G40/2-A-ZMNR G40/2-A-ZMNR G40/2-A-ZMNR
H 868 965 1075 1140 GasvoorGasdruk verbruik *
Afmetingen gasstraat
Hi kW
Hs kW
m3s /h
mbar
mm
kg
K mm
L mm
M mm
N mm
635 750 865 980 1095 1210 1325 1440 1555 1670 1785 1900
706 834 962 1090 1218 1333 1468 1592 1719 1846 1973 2100
784 926 1068 1210 1352 1488 1630 1767 1908 2049 2190 2331
87 103 118 134 150 164 181 196 212 227 243 258
25/100 25/100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
DN80/R 11/2" DN80/R 11/2" R 11/2" R 2" R 2" R 2" DN65 DN65 DN65 DN65 DN65 DN65
96 136 136 136 136 136 145 200 200 200 200 200
350/250 350/250 250 310 310 310 350 350 350 350 350 350
870/700 990/700 700 770 770 770 870 870 870 870 870 870
420/409 380/385 385 385 385 385 375 375 375 375 375 375
200/150 200/150 150 185 185 185 200 200 200 200 200 200
Motorgegevens 230/400 V 230/400 V 400 V 400 V 400 V
Gewicht brander ca.
kW
Regeling H/L Units 9 t/m 20 leden voldoen aan de CE-voorschriften * Cal. waarde 29,25 MJ/m3s. ** Flensaansluiting
G5 G7 G30 G40/1 G40/2
Gasaansluiting **
1,4 kW 2,2 kW 4,5 kW 5,5 kW 7 kW
6,3/3,5 A 9,8/5,7 A 9,5 A 11,5 A 14 A
2820 2800 2900 2900 2900
omw./min. omw./min. omw./min. omw./min. omw./min.
4.4 Clysan en Monarch ventilatorbranders voor olie Op aanvraag 7
Remeha P 500 5. TOEPASSINGSGEGEVENS Met deze circulatie wordt voorkomen, dat b.v. bij dichtlopen van installatiemengkleppen op het moment dat de ketel in bedrijf is, de maximaalthermostaat wordt aangesproken. De nominale watercirculatie door de ketel (Æt=20°C) volgt uit de formule:
5.1 Algemeen De ketel is toe te passen in alle ketelhuizen zowel in nieuwbouw als in bestaande bouw en daar waar, door de constructie van het rookgasafvoersysteem en de ketelafmetingen, het plaatsen van een compacte ketel noodzakelijk is. 5.2 Warmwateruitvoering 5.2.1 Watertemperatuur Warmwater tot 110°C. De maximale bedrijfstemperatuur is 95°C. De minimaal toegestane retourtemperatuur bedraagt zowel voor gas- als voor oliegestookte ketels 40°C, bij een waterdoorstroming overeenkomend met een Æt van 20°C bij een nominale belasting.
nominaal vermogen (kW) 23
= ... m3/h
5.2.4 Waterbehandeling Waterbehandeling is onder normale omstandigheden niet vereist (zie onze publicatie waterkwaliteitsvoorschrift).
5.2.2 Waterdruk De ketel is toepasbaar voor open en gesloten warmwaterinstallaties tot een maximale bedrijfsdruk van 6,0 bar en een minimale bedrijfsdruk van 0,8 mbar. Dak- of kelderopstelling van de ketel is zonder bezwaar mogelijk.
5.3 Economisers ECO's kunnen op aanvraag geleverd worden. Aanpassing van het brandertype kan noodzakelijk zijn. Voor specificatie zie onze Technische Informatie ECO 13/14/15 (alleen voor aardgas).
5.2.3 Watercirculatie De minimale watercirculatie door de ketel volgt uit de formule: nominaal vermogen (kW) = ... m3/h 70
8
5.4 Low NOx uitvoering De Remeha P 500 ketels in combinatie met de in dit document vermelde Clysan en Monarch gasbranders, voldoen aan het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A en B (BEES A en BEES B). De NOx-uitstoot bedraagt bij deze combinaties namelijk minder dan 70 mg/m3 bij O2=3%. Bij de Clysan RC-branders, wordt deze NOx-uitstoot verkregen door rookgasrecirculatie vanuit de tweede trek van de ketel. De Clysan RC-branders worden geleverd inclusief geïsoleerde rookgasrecirculatie, die op de daarvoor bestemde aansluiting op de frontdeur van de ketel wordt aangesloten. Bij de Monarch NA- en NR-branders, wordt de lage NOx-uitstoot verkregen door de verbranding in twee fasen te laten plaatsvinden, nl. een onderstoichiometrische eerste en een overstoichiometrische tweede bij lagere vlamtemperatuur. Raadpleeg voor meer informatie onze afdeling Marketing & Sales support.
Remeha P 500 met Clysanbrander (met geluiddempkap) Remeha P 500 met Monarchbrander (zonder geluiddempkap)
5.5 Geluidsproductie Het gemeten ketelhuisgeluidsniveau op 1 meter afstand rond de ketel, bedraagt ca. 75 tot 90 dBA. Het uitmondingsgeluidsniveau van het rookgasafvoersysteem zal, afhankelijk van belasting, branderfabrikaat en uitvoering van het rookgasafvoersysteem, zonder geluidsdemper variëren van 75 tot 90 dBA gemeten op 1 meter afstand van de uitmonding. Indien deze geluidsproductie aanleiding geeft tot problemen in de directe omgeving, dan dienen hiertoe geluidswerende of -absorberende maatregelen te worden genomen.
De gemeten geluidswaarden zijn gemiddelden uit diverse metingen en gemeten op ca. 1 m afstand rond de ketel op een hoogte van ca. 1m.
Afb. 04 Geluidswaarneming overdrukketel met brander
9
Remeha P 500 5.6 Rookgasafvoersysteem Voor het afvoeren van de rookgassen is geen schoorsteentrek vereist. De druk, gemeten op het rookgasaansluitstuk van de ketel, moet tussen de -0,5 en +0,5 mbar liggen. Bij een te verwachten overdruk in het rookgasafvoerkanaal wordt geadviseerd de ketel en brander in overleg met onze afdeling Marketing & Sales support te selecteren. Bij een te verwachten trek van meer dan 0,5 mbar wordt geadviseerd een trekregelaar toe te passen. De aansluiting op en de uitvoering van het rookgasafvoerkanaal overeenkomstig NEN 2757.
Afb. 05 Olietoevoer Legende: 1. Oliebrander 2. Filter 3. Snel afsluiter 4. Zuigleiding
5.7 Olietoevoer De olieleidingen moeten zodanig aan de brander worden gemonteerd, dat de olieslangen spanningsvrij kunnen worden aangesloten. Er moet op gelet worden dat de brander eenvoudig kan openzwenken. In de zuigleiding dient een filter met snelafsluiter te worden gemonteerd. De mazen van het filter dienen 0,06 mm groot te zijn. De overdruk aan de zuigzijde van de pomp mag maximaal 2 bar bedragen. Na montage dienen de olieleidingen te worden afgeperst. Deze controle vindt plaats met perslucht of stikstof bij een minimale druk van 5 bar. De brander mag tijdens het afpersen van de olieleidingen niet oliezijdig zijn aangesloten. De totale lengte van de leiding is de lengte van alle horizontale en verticale leidingen en bochten. De statische zuighoogte H (max. 3,0 m) is de loodrechte afstand tussen pomp en voetklep in de tank. De zuigweerstand mag 0,4 bar niet overschrijden. Bij hoger vacuüm wordt de pomp beschadigd, terwijl tevens een hevig geruis zal optreden.
5. Terugslagventiel 6. Retourleiding 7. Olietank 8. Voetklep
Filter Het inbouwen van een oliefilter biedt grote voordelen. Deze vangt het vuil in de olie en het montagevuil uit de leidingen op. Indien geen filter wordt toegepast, kunnen de volgende storingen optreden: - het verstoppen van de pompzeef. - het blokkeren van het magneetventiel. - het verstoppen van de verstuiver.
Bij een pompcapaciteit 50 L/h Lengte van de zuigleiding in m
Bij een pompcapaciteit 70 L/h Lengte van de zuigleiding in m
Hoogteverschil tussen pomp en voetklep bij lager liggende olietank H (m)
6
8
10
12
15
20
6
8
10
12
15
20
0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0
6 6 6 6 8 8 10
6 6 8 8 8 10 12
6 8 8 8 8 10 12
8 8 8 8 10 10 14
8 8 8 8 10 10 14
8 8 8 10 10 12 16
6 6 6 8 8 10 12
6 6 8 8 8 10 12
6 8 8 8 10 10 14
8 8 8 10 10 12 14
8 8 10 10 12 12 16
8 10 10 10 12 12 16
De gemiddelde weerstanden van filter, voetklep, afsluiter en bochten zijn in deze tabel verwerkt.
10
6. PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN 6.1 Voorschriften Voor de ketelopstelling dienen de normen NEN 3028 1986 en NEN 1078 (GAVO 1987) of NEN 2078 te worden geraadpleegd. De installatie dient voorzien te zijn van een veiligheidsklep, overeenkomstig NEN 3028 - 1986 (art. 10.3 en 12).
6.3 Steunoppervlak Aantal leden
A mm
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1350 1500 1650 1800 1950 2100 2250 2400 2550 2700 2850 3000
6.2 Opstellingsmogelijkheden in het ketelhuis De noodzakelijke minimale opstellingsruimte van de ketel volgt uit onderstaande tekening.
H = 80 mm zonder trillingdemper H = 120 mm met trillingdemper Afb. 07 Steunoppervlak
* Volgens NEN 3028 Afb. 06 Opstellingsruimte
11
Remeha P 500 7. COMPONENTEN VAN DE REGEL- EN BEVEILIGINGSAPPARATUUR 7.1 Overdrukunit voor aardgas 7.1.1 Unit met Clysan ventilatorbrander voor aardgas Deze bestaat uit: - Remeha-overdrukketel type P 500 voorzien van: - bedieningspaneel (par. 9.5) - complete set tegenflenzen.
7.1.2 Unit met Monarch ventilatorbrander voor aardgas Deze bestaat uit: - Remeha-overdrukketel type P 500 voorzien van: - bedieningspaneel (par. 9.5). - complete set tegenflenzen
- Clysan ventilatorgasbrander, voorzien van: - kunststof geluiddempkap - compleet bedrade gasstraat, geheel volgens CE-voorschriften, die naar keuze links of rechts langs de ketel gemonteerd kan worden - schakelpaneel, onder de kunststofkap op de brander gebouwd en waarin ondergebracht de complete branderregeling - complete bekabeling van gasstraat naar brander - aansluiting op bedieningspaneel d.m.v. stekers - gaskraan en gasfilter.
- Monarch ventilatorgasbrander, voorzien van: - compleet bedrade gasstraat, geheel volgens CE-voorschriften, die naar keuze links of rechts langs de ketel gemonteerd kan worden - afhankelijk van brandertype, een ingebouwd schakelpaneel of een op de gasstraat gebouwde schakelkast - complete bekabeling van gasstraat naar brander - aansluiting op bedieningspaneel d.m.v. stekers - gaskraan en gasfilter. Opmerkingen: - De elektrische voeding en de gasaansluiting worden niet door Remeha aangebracht. - Inbedrijfstellen wordt door Remeha verzorgd. - Aanwezigheid van Remeha-personeel bij inspectie in het kader van de wet milieubeheer (voorheen Visainspectie) is mogelijk (tegen meerprijs). - Voor een laag geluidsniveau is een verrijdbare geluiddempkast leverbaar (tegen meerprijs). - Tevens zijn er NA-gasbranders leverbaar, die volgens het zogenaamde getrapte verbrandingsprincipe werken (par. 5.4).
Opmerkingen: - De elektrische voeding en de gasaansluiting worden niet door Remeha aangebracht. - Inbedrijfstellen wordt door Remeha verzorgd. - Aanwezigheid van Remeha-personeel bij inspectie in het kader van de wet milieubeheer (voorheen Visainspectie) is mogelijk (tegen meerprijs). - Tegen meerprijs is een modulerende branderregelaar leverbaar. - Tegen meerprijs kunnen de branders geschikt gemaakt worden voor rookgasrecirculatie. De recirculatieleiding die dan meegeleverd wordt, kan op de daarvoor bestemde aansluiting op de frontdeur van de ketel worden aangesloten (par. 5.4).
7.2 Overdrukunit voor olie Op aanvraag
12
8. MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN VOOR HET WATERZIJDIG GEDEELTE 8.1 Algemeen De Remeha ketel P 500 wordt in losse delen geleverd. De afmetingen zijn zodanig, dat alle delen via een normale toegangsdeur in het ketelhuis kunnen worden gebracht. De bemanteling en de apparatuurdelen worden in verpakkingseenheden geleverd. De ketel kan eventueel zonder bemanteling in bedrijf gesteld worden. Later kan de bemanteling zonder demontage van de wateraansluitingen worden aangebracht. 8.2 Ketelmontage De installatie van de ketel mag alleen door een erkende installateur plaatsvinden, overeenkomstig de door Remeha samengestelde montagehandleiding. De installatie moet voldoen aan de veiligheidseisen voor centrale verwarmingsinstallaties (NEN 3028 en NEN1078 - GAVO 1987 of NEN 2078). De plaatselijke voorschriften van de energiebedrijven dienen te worden nageleefd.
8.3 Wateraansluitingen De wateraansluitingen bevinden zich aan de achterzijde van de ketel. De aanvoer- en retouraansluiting bestaan uit aansluitstukken met flens volgens DIN 2633. Bij de unit-uitvoeringen worden voor deze aansluitstukken voorlas-tegenflenzen Ø 150 mm meegeleverd. De bovenste blindflens aan de voorzijde van de ketel is voorzien van 3 x G 1/2" draadgaten voor de montage van de niveaubeveiligingselektrode en dompelbuizen. Het retouraansluitstuk is voorzien van een G 3/4" draadgat, waarin een vul- en aftapkraan wordt gemonteerd. De ketel moet voorzien zijn van een veiligheidsklep, die qua afmeting en plaatsing dient te voldoen aan de eisen, zoals gesteld in NEN 3028/1986 (art. 10.3 en 12).
13
Remeha P 500 9. INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Algemeen De elektrische aansluitingen en -voorzieningen moeten worden uitgevoerd volgens NEN 1010 en de voorschriften van de plaatselijke energiebedrijven. De elektrische aansluitingen dienen overeenkomstig de meegeleverde en de in par. 9.6 weergegeven schema's te worden uitgevoerd.
9.3 Brandschakelaar Overeenkomstig NEN 3028 dient buiten de stookruimte een zgn. brandschakelaar te worden gemonteerd om in geval van calamiteiten de voeding naar het toestel te kunnen verbreken. 9.4 Niveaubeveiliging De niveaubeveiligingsautomaat is ondergebracht in het Remeha bedieningspaneel. De niveaubeveiliging is vergrendelend uitgevoerd en de elektrode wordt gemonteerd in de bovenste blindflens van het gietijzeren ketelblok.
De bedrading dient overeenkomstig NEN 1010 in doorvoerbuizen of kabelkanalen gelegd en op deugdelijke wijze aan het toestel gemonteerd te worden. Alle aan te sluiten onderdelen dienen voorzien te zijn van een deugdelijke aarding.
Technische gegevens Fabrikaat Type Voeding Opgenomen vermogen Elektrode spanning Werkgebied
9.2 Elektrotechnische gegevens Voeding : 230/400 V - 50 Hz.(brander) Maximale zekeringswaarde : 10/16 A Aansluitkabel : 21/2 mm2 Stuurspanning : 230 V - 50 Hz Maximale zekeringswaarde : 6 A Verbindingskabel : 11/2 mm2.
14
: : : : : :
Dungs. DWEB 53E. 230 V - 50 Hz. 5 W. 42 V (AC). ca. 0,5 en 1,5 mA (AC).
9.5 Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat alle benodigde besturingsen meetinstrumenten om de ketel te regelen. Alle aansluitingen zijn voorbedraad en de branderkabels zijn uitgevoerd met stekers.
10
De capillairen en voelerleiding, die uit het bedieningspaneel komen, worden in de dompelbuizen geplaatst, welke voor in de ketel zijn gemonteerd. Het bedieningspaneel is voorzien van een niveaubeveiligingsautomaat.
1
2
3
9
4
5
Afb. 08 Bedieningspaneel 1. Bedrijfsschakelaar Aan/Uit. 2. Regelthermostaat Aan/Uit, instelling tussen 35 en 95°C. 3. Regelthermostaat Hoog/Laag, instelling tussen 35 en 95°C. 4. Urenteller totaal branduren. 5. Urenteller vollast branduren. 6. Analoge thermometer ketelwatertemperatuur. 7. Maximaalthermostaat 110°C (vergrendelend). 8. Centrale storingslamp, rood. 9. Resetschakelaar niveaubeveiligingsautomaat met optische signalering, geel. 10. Inbouwmogelijkheid voor een rematic® weersafhankelijke ketelregeling.
15
6
7
8
9.6 Stoomkringschema
Afb. 09 Stroomkringschema 16
Remeha P 500
2.) Externe aansturing hoog 1.) Externe aansturing laag
10. INBEDRIJFSTELLINGSVOORSCHRIFT 10.1 Overdrukketel met gasbrander 10.1.1 In bedrijf stellen De eerste inbedrijfstelling is bij de prijs inbegrepen en dient derhalve door Remeha-personeel te worden uitgevoerd. Wanneer de ketel na een periode van stilstand opnieuw in bedrijf genomen moet worden, gaat u als volgt te werk: a. Open de hoofdgaskraan. b. Stel de weersafhankelijke regeling (indien gemonteerd) in op handbediening. c. Stel de thermostaten in op warmtevraag (hoogste stand). d. Schakel de circulatiepomp in. e. Schakel de hoofdschakelaar t.b.v. de ketel in. f. Schakel de bedrijfsschakelaar in het bedieningspaneel in.
10.2 Overdrukketel met oliebrander 10.2.1 In bedrijf stellen De eerste inbedrijfstelling is bij de prijs inbegrepen en dient derhalve door Remeha-personeel te worden uitgevoerd. Wanneer de ketel na een periode van stilstand opnieuw in bedrijf genomen moet worden, gaat u als volgt te werk: a. Open de olietoevoer (par. 5.7). b. Stel de weersafhankelijke regeling (indien gemonteerd) in op handbediening. c. Stel de thermostaten in op warmtevraag (hoogste stand). d. Schakel de circulatiepomp in. e. Schakel de hoofdschakelaar t.b.v. de ketel in. f. Schakel de bedrijfsschakelaar in het bedieningspaneel in.
Het volgende zal nu plaatsvinden: De ventilator van de gasbrander gaat draaien en de vuurhaard wordt gedurende de spoeltijd geventileerd met geheel geopende luchtklep. De luchtklep zal dan naar startstand gaan. De ontsteking wordt ingeschakeld en de startgasklep geopend. De aansteekvlam ontstaat en wordt gecontroleerd. Vervolgens geeft de beveiligingsautomaat het signaal vrij de brander naar vollast te sturen. Zet de weersafhankelijke regeling weer in de bedrijfsstand.
Het volgende zal nu plaatsvinden: De ventilator en de oliepomp van de oliebrander gaan draaien en de vuurhaard wordt gedurende de spoeltijd geventileerd met geheel geopende luchtklep. Daarna gaat de luchtklep naar de startstand. De ontsteking wordt ingeschakeld en de olietoevoer wordt vrijgegeven. De vlam ontstaat en wordt gecontroleerd. De beveiligingsautomaat geeft het signaal vrij de brander naar vollast te sturen. Zet de weersafhankelijke regeling weer in de bedrijfsstand.
10.1.2 Uit bedrijf nemen Het is voldoende de bedrijfsschakelaar in het bedieningspaneel uit te schakelen. Het verdient aanbeveling om bij werkzaamheden aan de brander ook de hoofdgaskraan te sluiten.
10.2.2 Uit bedrijf nemen Het is voldoende de bedrijfsschakelaar in het bedieningspaneel uit te schakelen. Het verdient aanbeveling om bij werkzaamheden aan de brander en bij langdurige stilstand ook de olietoevoer af te sluiten.
17
Remeha P 500 11. RICHTLIJNEN VOOR HET LOKALISEREN EN OPHEFFEN VAN STORINGEN 11.1 Overdrukketel met gasbrander 11.1.1 Maximaalthermostaat vergrendelt - Controleer de watercirculatie (circulatiepomp). Ontgrendel de maximaalthermostaat (ontgrendelknop bevindt zich in het bedieningspaneel onder de afdekkap van de maximaalthermostaat). - Waarschuw de installateur bij hervergrendeling.
11.2 Overdrukketel met oliebrander 11.2.1 Maximaalthermostaat vergrendelt - Controleer de watercirculatie (circulatiepomp). Ontgrendel de maximaalthermostaat (ontgrendelknop bevindt zich in het bedieningspaneel onder de afdekkap van de maximaalthermostaat). - Waarschuw de installateur bij hervergrendeling.
11.1.2 Niveaubeveiliging vergrendelt (gele signaallamp op bedieningspaneel brandt). Mogelijke oorzaken: - Het waterniveau in de ketel (installatie) is te laag. - Lekkage: de oorzaak van de lekkage opsporen en opheffen; ketel (installatie) hervullen en de niveaubeveiliging ontgrendelen d.m.v. de resetschakelaar in het bedieningspaneel. - Bij hervergrendeling: installateur waarschuwen! - De niveaubeveiligingselektrode is vervuild. - Ketel aftappen. Niveaubeveiligingselektrode demonteren en reinigen. Na reiniging van de elektrode deze weer monteren, de ketel hervullen en de niveaubeveiliging ontgrendelen. - Beschadiging of breuk van de kabel van de niveaubeveiligingselektrode. - Kabel vervangen en de niveaubeveiliging ontgrendelen. - Toevoegingen aan het installatiewater - Hierdoor kan de stroom bij de niveaubeveiligingselekrode buiten het werkgebied vallen. Sluit voor het meten van deze stroom een universeelmeter in serie aan met de elektrode. De gemeten stroom dient tussen 0,5 en 1,5 mA ~AC te liggen.
11.2.2 Niveaubeveiliging vergrendelt (gele signaallamp op bedieningspaneel brandt). Mogelijke oorzaken: - Het waterniveau in de ketel (installatie) is te laag. - Lekkage: de oorzaak van de lekkage opsporen en opheffen; ketel (installatie) hervullen en de niveaubeveiliging ontgrendelen d.m.v. de resetschakelaar in het bedieningspaneel. - Bij hervergrendeling: installateur waarschuwen! - De niveaubeveiligingselektrode is vervuild. - Ketel aftappen. Niveaubeveiligingselektrode demonteren en reinigen. Na reiniging van de elektrode deze weer monteren, de ketel hervullen en de niveaubeveiliging ontgrendelen. - Beschadiging of breuk van de kabel van de niveaubeveiligingselektrode. - Kabel vervangen en de niveaubeveiliging ontgrendelen. - Toevoegingen aan het installatiewater - Hierdoor kan de stroom bij de niveaubeveiligingselektrode buiten het werkgebied vallen. Sluit voor het meten van deze stroom een universeelmeter in serie aan met de elektrode. De gemeten stroom dient tussen 0,5 en 1,5 mA ~AC te liggen.
11.1.3 Gasdrukstoring of luchtdrukstoring vergrendelt (signalering door signaallamp): - Ontgrendel de betreffende storing. - Waarschuw de installateur bij hervergrendeling.
18
12. ONDERHOUDSVOORSCHRIFT 12.1 Algemeen Het ketelblok en de voorzetbrander dienen, afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden, één of meerdere malen per jaar te worden nagezien en gereinigd. De voor het onderhoud te verrichten werkzaamheden omvatten:
12.3.2 De oliebrander Het is noodzakelijk minstens éénmaal per jaar de brander een goede onderhoudsbeurt te geven om verzekerd te zijn van een goede en veilige werking. De volgende punten zijn hier van belang: - Controleer en reinig: - de stuwplaat; - de vlambeker; - het schoepenwiel; - de nozzles (zonodig vervangen); - de ontstekingselectroden; - het zuigfilter.
12.2 Het reinigen van het ketelblok - Stel de ketel buiten bedrijf. - Open de frontdeur, zonodig na demontage van de brander. - Verwijder de retarders. - Reinig de vuurhaard en de rookgaskanalen. Doe dit met behulp van een passende borstel (verkrijgbaar bij Remeha). - Reinig de uitgenomen retarders (9 t/m 16 leden). - Demonteer de achtermantel van de ketel en verwijder het schoonmaakdeksel (dit bevindt zich aan de onderzijde van de rookkast). - Zuig de ketel en de rookkast schoon. - Zonodig de pakking van de frontdeur na reiniging van de ketel vernieuwen. - Monteer de losgenomen onderdelen en sluit de frontdeur. - Monteer de brander (indien deze was losgenomen).
- Controleer tevens de afstelling van: - de stuwplaat; - de ontsteking; - de pompdruk; - het vlambeeld. Raadpleeg hierbij ook de documentatie van de brander. 12.4 Inspectie op rookgaszijdige lekkage 12.5 Op goede werking testen en zonodig opnieuw afstellen van de regel- en beveiligingsapparatuur
12.3 Het onderhouden van de brander 12.3.1 De gasbrander Het is noodzakelijk minstens éénmaal per jaar de brander een goede onderhoudsbeurt te geven om verzekerd te zijn van een goede en veilige werking. De volgende punten moeten dan worden nagezien: - Meet de gasdichtheid van de gas- en hoofdgaskleppen. - Controleer de afstelling van de gas- en luchtregelkleppen. - Ontdoe het schoepenwiel van afgezet vuil. - Demonteer de branderkop door het ventilatorhuis open te schanieren. Draai hierna de drukbout boven op het branderhuis los, waarna de branderkop in zijn geheel kan worden uitgenomen. - Controleer stand en betrouwbaarheid van de ontstekings- en ionisatie-elektroden: bij twijfel vernieuwen. - Trek de bouten van de branderring opnieuw aan en test deze op lekkage. - Vervang de pakking, monteer de branderkop weer en schanier het ventilatorhuis weer dicht. - Stel vervolgens de brander in bedrijf en controleer alle afstellingen en beveiligingen. Raadpleeg hierbij ook de documentatie van de brander.
12.6 Controle van de verbranding d.m.v. meting van de rookgassen 12.7 Controle van de wateraansluitingen
19
©
Copyright Alle in deze technische informatie vervatte technische en technologische informatie alsmede eventueel door ons ter beschikking gestelde tekeningen en technische beschrijvingen blijven ons eigendom en mogen zonder onze voorafgaande schriftelijke toestemming niet worden vermenigvuldigd. Wijzigingen voorbehouden Art.nr. 53.470/5000/06.98/Bo.
ISO 9001 sinds 1988
Remeha B.V. Postbus 32 7300 AA Apeldoorn Tel.: 055 - 549 69 69 Fax: 055 - 549 64 96 Email:
[email protected]