Gemeente Rotterdam College van Burgemeester en Wethouders
H.M. d e J o n g e W e t h o u d e r Onderwijs, Jeugd en Zorg
B e z o e k a d r e s : S t a d h u i s C o o l s i n g e l 40 3011 A D
Rotterdam
P o s t a d r e s : Postbus 70012 3 0 0 0 KP
Rotterdam
Website: www.rotterdam.nl E-mail:
[email protected] F a x : 0 1 0 - 2 6 7 35 6 0 I n l i c h t i n g e n : S. J a c o b s
Aan de commissie Zorg, Onderwijs, Cultuur en Sport
T e l e f o o n : 06-12659264
Dienst: 14M013619
114bb004224
Datum: 9 september 2014 B e t r e f t : Monitor Zorg voor Jeugd, Prestatieindicatoren en evaluatie Nieuw Rotterdams J e u g d stelsel
1 2 SEP 2014 Geachte commissieleden,
In de brief van BenW over de voortgang van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel d.d. 2 juli 2014 is aangegeven dat de gemeente haar eigen verantwoordelijkheid neemt om te meten of de invoering van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel de gewenste effecten heeft. Aangegeven is dat dit gebeurt op drie manieren: a)
Via monitoring
b) Via prestatie-indicatoren c) Via evaluatie onderzoek In deze brief wordt u hierover gedetailleerder geïnformeerd en ontvangt u als bijlage de monitor Zorg voor jeugd 2014.
Relatie met eerder aangenomen moties en gedane toezeggingen Met deze brief wordt voorgesteld toezegging (R13092) af te doen.
Monitor Zorg voor Jeugd Bijgevoegd vindt u voor de derde keer op rij de monitor Zorg voor Jeugd met gegevens over socio-demografische kenmerken, vindplaatsen, kwetsbare jeugd, gebruik van preventieve en geïndiceerde zorg en veiligheid tot en met 2013. Het beeld van de Rotterdamse jeugd dat uit de monitor 2014 naar voren komt, verschilt weinig van het beeld uit de voorgaande monitoren. Het aantal kwetsbare kinderen en jongeren (waaronder het aantal kinderen dat in een bijstandsgezin of een éénoudergezin opgroeit) is vrijwel niet veranderd. Ook zijn er op basis van de beschikbare cijfers niet veel verschuivingen te zien in het gebruik van preventieve en geïndiceerde hulp. Op een aantal punten zijn er trends zichtbaar die ook landelijk naar voren komen, zoals de afname van het bereik van jonge kinderen via kinderopvangvoorzieningen, en de toename van het aantal jongeren dat werkzoekend is en/of een uitkering heeft. Een aantal minder gunstige ontwikkelingen zijn de lichte toenames in jeugdreclassering, voogdijmaatregelen en crisisinterventies. Ook het toegenomen aantal uithuisplaatsingen en omgangszaken valt op. De toename van het aantal uithuisplaatsingen wordt overigens verklaard door herplaatsingen van jeugdigen van residentiële voorzieningen naar pleegzorg. Dit betekent dan ook dat de resultaten uit het vliegwiel project Beter Beschermd Plus (BB+) overeind blijven. In dit project was een afname te zien van het aantal uithuisplaatsingen vanuit (nieuwe) ondertoezichtstellingen (OTS) in de stadsregio Rotterdam-Rijnmond. Gunstige ontwikkelingen zijn een afname in AWBZ indicaties, een afname van het aantal onderzoeken door het AMK en het aantal raadsonderzoeken door de Raad voor de (O
b l a d : 2/7
Kinderbescherming. Wat veiligheid betreft zijn over het algemeen de ontwikkelingen gunstig, maar is het aantal problematische jeugdgroepen, dat de afgelopen jaren was afgenomen, in 2013 weer iets gestegen. Vervolg In de komende collegeperiode (met ingang van 2015) zal monitoring worden uitgebreid met de prestatie-indicatoren die zijn opgesteld voor het Nieuw R otterdams Jeugdstelsel, waarover hieronder meer. Het voornemen is om in 2016 een eerste vernieuwde monitor uit te brengen, met hierin cijfers over 2015 en voorliggende jaren over het brede jeugddomein. Deze nieuwe monitor moet logisch samenhangen met de monitor Sociaal Domein, die een prominente plek zal krijgen in de informatievoorziening over de decentralisaties in het sociale domein. Dit betekent dat er in de zomer van 2015 geen Monitor Zorg voor jeugd verschijnt, omdat er dan nog geen resultaten van de nieuwe prestatie-indicatoren beschikbaar zijn.
Prestatie-indicatoren In de brief van 2 juli jl. bent u geïnformeerd over de indeling van prestatie-indicatoren in: 1)
Informatie over de productie
2)
Informatie over uitkomsten van hulp
3)
Informatie over maatschappelijke situatie
Informatie over de uitwerking van de indicatoren op productie en uitkomsten van hulp is in de eerder genoemde brief over de voortgang van het Nieuw R otterdams Jeugdstelsel meegezonden. Met deze indicatoren gaan ook de regio-gemeenten werken, zoals afgesproken in het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling jeugdhulp Rotterdam-Rijnmond. Voor de volledigheid zijn deze indicatoren opgenomen in het totaaloverzicht in de bijlage bij deze brief. Met de keuze voor deze indicatoren sluit gemeente R otterdam in ieder geval aan bij de prestatieindicatoren die landelijk gekozen zijn. De landelijke indicatoren worden dan ook optimaal benut, aangevuld met voor R otterdam relevante indicatoren. Hieronder treft u de uitwerking van prestatie-indicatoren op maatschappelijke situatie: Uitwerking prestatie-indicatoren maatschappelijke situatie In de doelstellingen van het NR J wordt het bevorderen van de zelfredzaamheid van zowel jeugdigen, als van ouders genoemd. Bij de vormgeving van de indicatoren voor de maatschappelijke situatie is zelfredzaamheid geoperationaliseerd als "meer eigen kracht in gezinnen". Meer eigen kracht in gezinnen kan als maatschappelijk effect worden beschouwd van alle doelstellingen van het Nieuw R otterdams Jeugdstelsel. Het meer benutten van eigen kracht in gezinnen is ook een hoofddoel van de Jeugdwet. Vanuit overall perspectief kan men stellen dat er sprake is van eigen kracht in een gezin als het kind een (gestructureerde) dagbesteding heeft, er weinig problemen in een gezin zijn, het gezin over voldoende sociaal netwerk beschikt en opvoeders hun problemen zoveel mogelijk zonder hulp van de overheid oplossen. Wanneer gezinnen meer gebruik maken van preventieve voorzieningen, er minder zorggebruik en er minder inzet in het gedwongen kader is, kan aangenomen worden dat dit voor een groot deel toe te schrijven is aan een toename van eigen kracht in het gezin. Eigen kracht in een gezin is niet aan één indicator af te meten. Er zijn meerdere indicatoren nodig om het beeld compleet te maken. Hierbij zal ook juist de combinatie van factoren veelzeggend zijn. Bijvoorbeeld een verschuiving in de verhouding tussen preventieve hulp en zorggebruik. Normering op de afzonderlijke indicatoren is niet mogelijk, omdat het ook om de samenhang tussen de indicatoren gaat. Bij de uitwerking van de prestatie-indicatoren is vooral gelet op de meetbaarheid van de indicatoren. Belangrijke randvoorwaarde hierbij was dat de indicatoren met zo min mogelijk extra administratieve last voor zorgaanbieders beschikbaar moeten zijn, door bijvoorbeeld
Ě i
b l a d : 3/7
informatie te aggregeren uit bestaande systemen en eventueel aanvullende onderzoeksvragen te stellen via bestaande enquêtes of monitor-onderzoeken. Ook is er naar gestreefd om indicatoren voor maatschappelijke effecten zo te kiezen dat ze zoveel mogelijk bruikbaar zijn voor het domein van alle drie de decentralisaties. In onderstaande indicatorenkaart is een overzicht gegeven van de indicatoren die samen een beeld geven van de gewenste toename van eigen kracht in het gezin. In de vervolgtekst worden deze indicatoren nader toegelicht.
a
ĩ
1
1 i \
\ \
01
S in
ra a
•a ũ a
á OJ
TO
a)
2 m -a O)
I
fl)
QJ I/I
e
ī 2 a Jg E S
CD
tn
01
ñ Nc 1
Z
to
Ē 1
1
CJ
c ra o) a
CD
E
W
I
\
a.
v
so 3
B N -
OJ
1 a
c
CD
8.
CD
CD
01
ro
1
rrv
\
:
ro ro -
?
I
ro ro QJ
1
I
CO
T3
--
Meer kinderen hebben een (gestructureerde) dagbesteding Bij deze indicator wordt gemeten of meer jongeren werk hebben, meer kinderen/ jongeren naar school gaan en of sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim. Wanneer een kind/ jongere naar school gaat, dan is dat een van de indicatoren die aangeeft dat een kind een dagbesteding heeft. Met een gestructureerde dagbesteding wordt bedoeld dat er een bepaald ritme in zit. Wanneer ongeoorloofd schoolverzuim hoog is, geeft dit aan dat er geen gestructureerde dagbesteding is. Het aantal jongeren dat een beroep doet op een uitkering is een volgende indicator van het ontbreken van een (gestructureerde) dagbesteding. Er wordt dan immers geen onderwijs gevolgd en er is geen dagbesteding in de vorm van werk. Meer gebruik preventieve voorzieningen Bij deze indicator wordt gemeten of meer gebruik wordt gemaakt van opvoedhulp (in individueel verband), meer gebruik van vrijwillige opvoedondersteuning (in groepsverband) en of er meer verwijzingen zijn naar het wijknetwerk. Wanneer een gezin meer gebruik maakt van preventieve voorzieningen zoals opvoedhulp/ vrijwillige opvoedondersteuning (bv adviesgesprekken binnen de Jeugdgezondheidzorg met CJG pedagogen of korte interventies zoals 'Ouders in Zicht'), is de kans naar verwachting groter dat problemen tijdig worden opgelost of voorkomen. Daardoor is het minder snel nodig om gebruik te maken van basishulp of specialistische zorg. Hoewel er altijd situaties blijven waarbij een beroep op hulp van het wijkteam nodig is. Onder het wijknetwerk bij de indicator 'meer verwijzing naar het wijknetwerk' wordt verstaan: de professionals die werkzaam zijn binnen het netwerk. Te denken valt aan huisartsen, school maatschappelijk werker, CJG medewerkers bij voorlichtingbijeenkomsten, etc. Met het CJG zullen aanvullende afspraken gemaakt moeten worden om deze verwijzingen meetbaar te krijgen. Meer gebruik sociaal netwerk Bij deze indicator wordt gemeten of er meer verwijzingen zijn door het wijkteam naar het eigen sociale netwerk, of er meer deelname is aan vrijwilligers initiatieven en er meer inzet is van mantelzorgers. Net als bij de voorgaande indicator kan geconcludeerd worden dat als een gezin eerder haar problemen (her)kent en haar sociale netwerk inzet bij problemen, zoals de buren/ familie/ wijkinitiatieven (bv maatjes projecten of lotgenotengroepen), dit de kans vermindert dat er basishulp of specialistische hulp ingezet moet worden. Ook hier zal met het CJG aanvullende afspraken gemaakt moeten worden om deze verwijzingen meetbaar te krijgen. Hoewel maar een kleine doelgroep gebruik maakt van mantelzorgers bij kinderen is het belangrijk om deze mee te nemen als indicator om dit iets zegt over meer gebruik van het sociaal netwerk. Minder problemen bij ouders en kinderen Bij deze indicator wordt gemeten of er minder problemen voorkomen in gezinnen, waaronder minder verslaving, minder schulden, minder werkloze ouders, minder kindermishandeling en verwaarlozing, minder jeugdige verdachten en ten slotte of er een betere psychische gezondheid aanwezig is bij kinderen en jongeren. Wanneer een gezin in de problemen zit, kan zich dat uiten in een of enkele problemen, zoals verslaving, schulden, werkeloosheid, kindermishandeling, verwaarlozing en criminaliteit. Onder werkloze ouders wordt verstaan: ouders die werkzoekend zijn en ingeschreven staan bij het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen. Bij huiselijk geweld, kindermishandeling en verwaarlozing zijn er enerzijds de meldingen bij het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, die ook een teken zijn van meldingsbereidheid en anderzijds de ingestelde onderzoeken. Wanneer de eigen kracht in gezinnen toeneemt, waar nodig ondersteund met tijdige en passende jeugdhulp, zal dit ook zichtbaar worden in een verbetering van de psychische gezondheid van kinderen. De verwachting is dat het percentage kinderen met een goede psychische gezondheid zal toenemen. Informatie hierover wordt standaard verzameld in de vierjaarlijkse Gezondheidsmonitor en via reguliere contacten bij het CJG.
1
6/7
Minder inzet gedwongen kader Bij deze indicator wordt gemeten of er minder huip in het gedwongen kader plaatsvindt, waaronder crisisopvang, ondertoezichtstellingen, voogdij bij gecertificeerde instellingen, uithuisplaatsingen en jeugdreclassering. Als deze vormen van zorg of maatregelen minder nodig zijn, gaat het binnen de gemeente Rotterdam maatschappelijk gezien beter. Dat betekent dat gezinnen meer in hun eigen kracht staan of dat zij vroegtijdige, adequate begeleiding krijgen van hun wijkteam of specialistische hulp. De verhouding van hulp in het gedwongen kader versus hulp in het vrijwillig kader zal hierbij ook veelzeggend zijn. Minder zorggebruik Bij deze indicator wordt gemeten of er sprake is van minder specialistische hulp, of er een minder groot beroep wordt gedaan op jeugdhulp, en of er sprake is van minder residentiële hulp. Een verschuiving van dure, specialistische jeugdhulp naar basishulp is een van de hoofddoelen van de Jeugdwet. Deze verschuiving zal niet direct in 2015 zichtbaar zijn, maar in de komende jaren zichtbaar moeten worden wanneer specialistische hulp wordt afgezet tegen basishulp en preventieve voorzieningen. Een ander doel is minder kosten. Dat kan door goedkoper inkopen maar ook door te stimuleren dat er minder beroep op jeugdhulp gedaan wordt. Veel andere activiteiten genoemd bij andere categorieën indicatoren dragen hier aan bij. Opname als aparte categorie draagt bij aan een extra versterkte focus op deze doelen. Vervolg De prestatie-indicatoren zullen worden opgenomen in diverse gemeentelijke monitoren, waaronder de vernieuwde monitor op het gebied van Jeugd en de monitor Sociaal Domein. Gezien de huidige dynamiek als gevolg van de opstart van de gehele gemeentelijke jeugdketen, is het overigens niet ondenkbaar dat extra indicatoren opgenomen zullen worden in de loop van de collegeperiode. Er wordt actief afgestemd met de outcome indicatoren voor de andere transities op het sociale domein. Hierin staan 'bevordering van zelfredzaamheid', 'stimuleren van participatie' en 'bestrijden van eenzaamheid' centraal.
Evaluatie NRJ De gemeente Rotterdam vindt de evaluatie van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel van belang om vast te kunnen stellen of de invoering van het nieuwe jeugdstelsel de verwachte resultaten heeft opgeleverd, welke eventuele ongewenste neveneffecten zich voordoen en te onderzoeken welke factoren bepalend zijn voor succes en of hierin verschillen zijn naar bepaalde doelgroepen of wijken. Eind 2014 wordt gestart met een nulmeting. Vervolgens zullen jaarlijkse vervolgmetingen worden uitgevoerd. In 2018 wordt de eindevaluatie opgeleverd. De evaluatie van het NRJ is een extra onderzoeksinspanning bovenop het jaarlijkse monitoren op prestatie-indicatoren, die voor de invoering van het nieuwe jeugdstelsel zijn opgesteld. De evaluatie zal een dieper inzicht opleveren in de cijfers die via de monitor op prestatieindicatoren worden verzameld. Daarnaast zullen er voor deze evaluatie extra gegevens worden verzameld waar nodig en zal de evaluatie verklaringen bieden voor de ontwikkelingen die we de komende jaren zullen zien bij de invoering van het nieuwe jeugdstelsel. Kwantitatieve gegevens In de nulmeting zal worden nagegaan hoe de gemeente Rotterdam nu scoort op belangrijke indicatoren waarvan verwacht wordt dat het NRJ hier effect op heeft. Hierbij wordt in ieder geval aangesloten op de prestatie-indicatoren voor zover reeds beschikbaar. Het gaat hierbij om zowel maatschappelijke effect indicatoren (delinquentie, schooluitval, verslaving, etcetera) als om gegevens over zorggebruik dan wel productie en uitkomst indicatoren (bereik, verhouding basis/specialistische hulp, verhouding gedwongen/vrijwillig kader, snelheid hulp, verhouding zorgvraag/zorggebruik, zelfredzaamheid, vroegtijdig ingrijpen, kosten, etcetera). Deze informatie zal zoveel mogelijk op wijkniveau worden verzameld en geanalyseerd, zodat
Blad:
7/7
vergelijkingen tussen wijken mogelijk zijn. Ook zal uitdieping plaatsvinden op bijvoorbeeld leeftijdscategorieën. Kwalitatieve gegevens Verder zullen vier wijken ais case-study dienen. In deze wijken zullen kwantitatieve gegevens en kwalitatieve gegevens gecombineerd gaan worden om beter zicht te krijgen op succes en faalfactoren van de invoering van het NRJ. in deze wijken zal op basis van interviews met professionals uit de brede jeugdhulpketen informatie worden verzameld. Bij de nulmeting wordt voornamelijk navraag gedaan naar gewenste en ongewenste effecten, randvoorwaarden voor succes, en kansen voor het realiseren van de impliciete en expliciete doelstellingen van het NRJ. De vier case-study wijken zullen gekozen worden op basis van hoogte van het hulpgebruik, mate van zelfgerapporteerde problematiek door ouders en jongeren en mate van discrepantie tussen deze twee. De keuze wordt zo gemaakt dat de gewenste verschuivingen in de jeugdhulpketen goed bestudeerd kunnen worden en er voldoende diversiteit is in de wijken. Cliëntenperspectief Ook het perspectief van de cliënten van de jeugdhulpketen zal inzichtelijk worden gemaakt. Op basis van interviews met kinderen en ouders met uiteenlopende problematiek zullen cliëntportretten worden gemaakt. In de cliëntportretten zal naar voren komen hoe cliënten die preventieve hulp, basishulp of specialistische hulp ontvangen, het proces van signaleren, toeleiding en hulpverlening in het huidige jeugdhulpstelsel ervaren, en wat hun ervaring is met integraliteit van zorg, beroep op eigen kracht en bevorderen van zelfredzaamheid. Uitvoering Het onderzoek zal worden uitgevoerd door onderzoekers van de Rotterdamse Service Organisatie. Begin 2015 zullen de eerste kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksresultaten beschikbaar zijn en zal er een nader uitgewerkt voorstel liggen voor de vervolgmetingen. Om de wetenschappelijke kwaliteit en objectiviteit te waarborgen zal de evaluatie worden begeleid door een externe begeleidingscommissie van wetenschappers uit diverse wetenschappelijke disciplines. Ook za! om input en commentaar worden gevraagd van vertegenwoordigers van cliënten.
Met vriendelijke groet,
ř.M. de Jonge Wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg
Bijlage 1. 2.
Monitor Zorg voor Jeugd 2014 Indicatorenoverzicht