Rekentips voor kinderen in groep 1 tot en met groep 8
Rekenen is overal! Ga met deze tips direct thuis aan de slag om je kind te helpen zijn rekenvaardigheden te verbeteren. Kleuters: tafeldekken Je kind kan helpen bij het tafeldekken. Handig ... vooral om je kind te leren hoeveelheden te bepalen. Stel tijdens het tafeldekken vragen als: • Hoeveel borden hebben we nodig? • Hoeveel vorken? • Hoeveel messen? Zet ook eens 4 soepkommen of bekers op tafel, terwijl er 5 nodig zijn. Hebben we genoeg soepkommen?
Kleuters: getalbegrip Een van de onderdelen bij getalbegrip is de aanduiding van een hoeveelheid: '4' betekent 'het aantal is vier'. Meestal komen kleine kinderen aan het aantal door te tellen. Daarna realiseren ze zich dat het laatste telgetal de hoeveelheid aangeeft, bijvoorbeeld: 1 – 2 – 3 – 4, het zijn er vier. Vervolgens wordt het symbool toegekend: 4 voor vier.
Ouders kunnen thuis het getalbegrip van hun kind bevorderen. Tel samen met je kind het aantal poten van een stoel. Het zijn er vier. We tekenen een mooie 4 op een post-it en plakken dit op de stoel. Hierna begint het spel pas echt. Vraag: 'Vier? Ik zie maar één stoel. Hoe kan dat?' Hopelijk herinnert je kind zich nog dat '4' staat voor het aantal stoelpoten. Uiteraard geloof je dit niet en laat je je kind het aantal poten tellen. En ja hoor: het klopt! Zo kun je samen verschillende post-its in huis opplakken. Bouw het langzaam op. Voorbeelden • Aan de kast hangt een 3. Jij: 'Maar het is toch maar 1 kast?' Je kind: 'Jawel, maar deze kast heeft 3 deuren. Kijk maar: 1 – 2 – 3. Dus daarom een 3.' • Aan de lamp hangt een 5. Jij: 'Maar het is toch maar 1 lamp?' Je kind: 'Zie je dan niet dat de lamp 5 kleine lampjes heeft? Tel maar mee...' • Aan de kamerdeur hangt een 4. Jij: 'Maar ik zie maar 1 deur.' Je kind: 'Het is wel 1 deur, maar er zitten 4 kleine ruitjes in.' Kortom, vraag steeds wat het cijfer betekent en laat je kind het uitleggen. Op deze manier komt de kamer lekker vol te hangen met getallen en het mooie is: elk getal verwijst naar een 'geheime' hoeveelheid. Juist dat geheim wekt een bijzondere interesse bij je kind en dit zorgt ervoor dat het getalbegrip verdiept wordt.
Kleuters: ruimtelijke begrippen Met onderstaande activiteit leert je kind spelenderwijs allerlei ruimtelijke begrippen. Verzamel met je kind verschillende verpakkingsmaterialen, zoals doosjes, zakjes, flesjes, blikjes, kartonnetjes, tubes, enzovoort. Stop verder allerlei kleine materialen in een schoenendoos, zoals rietjes, touw, rolletjes, wol, paperclips, knijpers, watjes, enzovoort. Bespreek met je kind dat jullie samen iets gaan maken met het materiaal. Dat kan van alles zijn: een trein, een vliegtuig, een schip, een droomhuis, een beeld, een fantasiedier, een moderne auto, een superkast, een droombed, of welk (fantasie)ding dan ook.
Bepaal samen met je kind wat jullie gaan maken. Geef je kind de ruimte en reik ook suggesties aan om het geheel nog mooier te maken. Je kind bevestigt de elementen aan elkaar met behulp van (een van) de materialen in de schoenendoos. Help daar eventueel bij. Bespreek welk materiaal het kind gebruikt en wat voor vorm het heeft. Is het rond, bol, vierkant? Is het dik, klein, smal, lang, kort, recht, krom? Zet het eindproduct op een mooie plaats neer en laat je kind eventueel aan anderen vertellen wat jullie gemaakt hebben. Kleuters: telboek maken Materiaal: Licht karton of wat zwaarder papier van ongeveer 20 x 20 cm. Het materiaal is bij voorkeur ook licht van kleur zodat je kind erop kan tekenen, kleuren, schilderen, plakken. Getallenrij tot en met 10 Het beheersen van de getallenrij tot en met 10 is een basisvoorwaarde voor het rekenen. Een eigen telboek kan het leren van de getallen ondersteunen, doordat eigen emoties, ervaringen en herkenningspunten het proces positief beïnvloeden. Kies een object We beginnen bij 1. Bespreek met je kind van welk object het er één heeft. Denk bijvoorbeeld aan: • een lievelingspop, mascotte, knuffel; • lievelingsspeelgoed; • het eigen lichaam: 1 neus, 1 mond etc.; • lievelingskleding: pet, sjaaltje etc.; • lievelingssieraad. Hij kiest 1 object. Belangrijk is het verhaal erachter. De beleving/het gevoel zorgt ervoor dat hij het aantal (het getal) onthoudt. Kies verwerkingsvormen Bespreek met je kind hoe we het getal gaan schrijven. Met pen of met (kleur)potlood? Gaan we het getal schilderen? Knippen we het uit en plakken we het op? Het getal 1 wordt vervolgens mooi op het papier van 20 x 20 cm geplaatst. Daarna bespreek je hoe we het gekozen object bij de 1 zetten. Ga samen na wat hij leuk vindt: • tekenen en kleuren; • schilderen; • fotograferen, afdrukken en opplakken; • uitknippen en opplakken enzovoort. Zo komen op een gegeven moment alle getallen van 1 t/m 10 aan bod. (Uiteraard hoeft het telboekje niet binnen 1 week af te zijn.) Bespreek steeds mogelijke objecten en de manieren waarop het gekozen object vormgegeven kan worden. Verzamel ten slotte alle vellen, maak er gaatjes in en bindt alles bijeen tot een mooi boekje. Regelmatig bespreken Bespreek het telboekje regelmatig en laat hij vertellen wat bijvoorbeeld '4' is. Aandachtspunten: • Hoe ziet het cijfer 4 eruit? Teken het in de lucht, teken het met je vinger op tafel, schrijf het op papier. • Wat houdt het getal 4 in? Dat zijn in dit geval de gekozen objecten, bijvoorbeeld 4 vingers naast mijn duim, 4 knopen aan je jas, we zijn thuis met 4 mensen,
ik heb 2 tantes en 2 ooms (= samen 4), mijn zusje is 4 jaar, de tafel heeft 4 poten, er staan 4 planten voor het raam enzovoort. Bewaar het telboekje. Het krijgt steeds meer waarde!
Groep 3 en groep 4: vleksommen Zogenaamde 'vleksommen' zijn een uitstekende manier om sommen tot bijvoorbeeld 10 te oefenen. De meeste leerlingen van groep 3 en 4 zullen de werkwijze wel kennen. Met onderstaande tip kun je thuis extra oefenen. Laat je kind optelsommen tot 10 op een groot vel papier schrijven. Bijvoorbeeld: 5 + 5 = 10 3 + 6 = 9 4 + 4 = 8 2 + 6 = 8 4 + 5 = 9 3 + 3 = 6 6 + 3 = 9 7 + 3 = 10 3 + 4 = 7 2 + 7 = 9 4 + 2 = 6 5 + 3 = 8 Vervolgens mag je kind 12 'vlekken' (stukjes) uit krantenpapier scheuren. Elk stukje papier heeft de grootte van een geschreven getal. Hierna bedek je met een stukje papier steeds een getal in de sommen, naar het voorbeeld van de afbeelding. Kan je kind de sommen vlot oplossen? Controleer de oplossing steeds door het stukje papier weg te halen nadat je kind een uitkomst genoemd heeft. Hierna legt je kind stukjes papier neer en probeer je zelf de sommen vlot op te lossen. Je kind controleert de uitkomsten. Als deze optelsommen vlot gaan, laat je kind dan plus- én min-sommen tot de 10 door elkaar opschrijven. Vervolgens legt hij weer stukjes papier op getallen in de sommen. Nu wordt het knap lastig. Zou het lukken? Groep 4 en hoger: de tafeltrainer app De tafels train je natuurlijk spelenderwijs met een leuke, educatief goed onderbouwde app. Zwijsen maakte de Tafeltrainer voor iPad, iPhone en Android in samenwerking met de makers van Wizwijs, de rekenmethode.
Groep 4-6: getallen plaatsen In de middenbouw van de basisschool leren kinderen getallen plaatsen. ‘Positioneren’ noemen we dat. Kinderen moeten weten dat bijvoorbeeld 45 vóór 54 staat en 34 vóór 43. Met dit eenvoudige spel kun je het positioneren op een leuke manier thuis oefenen. Je kunt het spel met 2, 3 of 4 personen spelen. Elke speler krijgt een vel papier en tekent hierop 5 hokjes naast elkaar: Verder heb je 2 dobbelstenen nodig en voor elke speler een pen of een potlood. • Met de 2 dobbelstenen kun je een getal maken. Een 2 en een 4 bijvoorbeeld maken samen 24 of 42. Vraag van tevoren aan je kind wat het kleinst mogelijk getal en het grootst mogelijke getal is dat met de dobbelstenen samengesteld kan worden (dat zijn 11 en 66). • Degene die aan de beurt is, gooit met de dobbelstenen. Deze speler bepaalt ook welk getal met de gegooide ogen gemaakt wordt. Dit getal schrijft elke speler in een van de hokjes op zijn eigen papier. Let op: plaats je bijvoorbeeld het getal 14 in het eerste hokje, dan kun je daar niet meer het getal 11, 12 of 13 plaatsen. Het gaat er dus om de getallen slim te plaatsen. • Wie het eerste alle hokjes goed ingevuld heeft met de gegooide getallen (bijvoorbeeld 14, 21, 33, 45 en 62), heeft gewonnen. Veel plezier !
Groep 4-6: plattegrond Je kunt samen met je kind een plattegrond maken. Bijvoorbeeld van de woonkamer, van de tuin of van de slaapkamer van je kind. Het enige wat je nodig hebt, is ruitjespapier, potloden, een gum en eventueel een liniaal. Bespreek vooraf hoe een plattegrond ontstaat: je kijkt eigenlijk van bovenaf naar bijvoorbeeld de meubels die in een kamer staan. Je tekent alles veel kleiner dan in werkelijkheid. Want als je een kamer op ware grootte zou tekenen, zou je een vel papier nodig hebben dat net zo groot is als de kamer. Teken om de beurt een stukje van de plattegrond naar aanleiding van de werkelijkheid. Beredeneer ook samen hoe groot de afbeelding van elk object is. 'Als de tafel zo groot is, dan zijn de stoelen zo groot.' (Aantal vierkantjes van het ruitjespapier.) Op deze manier ontstaat een mooie plattegrond. Verstop hierna een klein voorwerp. Je kind mag niet zien waar je het voorwerp verstopt. Wijs vervolgens op de plattegrond aan waar je het voorwerp verstopt hebt. Je kind gaat het zoeken. Bespreek aan de hand van de plattegrond of hij in de goede richting of goede hoek zoekt. Als het voorwerp gevonden is, is je kind aan de beurt om iets te verstoppen. Vervolgens wijst hij op de plattegrond aan waar het voorwerp verstopt is.
Groep 5-8: grafieken Het komt niet vaak voor dat we thuis met grafieken te maken krijgen. Hooguit staat er zo nu en dan een grafiek in de krant. Niettemin kan het voor je kind leuk en leerzaam zijn om mooie grafieken te maken naar aanleiding van zelf verzamelde gegevens. We onderscheiden staafgrafieken en lijngrafieken: Voor de activiteiten heb je alleen ruitjespapier nodig. Activiteit 1 We gaan dagelijks bijhouden hoeveel telefoongesprekjes er in huis gevoerd worden. Maak hier na een week een staafgrafiek van. Verticaal noteert u het aantal telefoontjes, horizontaal de dagen. Zo krijg je een staaf voor maandag, een staaf voor dinsdag, enzovoort. Bespreek het resultaat: • Op welke dag waren er de meeste telefoontjes? • Op welke dag waren er de minste telefoontjes? Activiteit 2 We gaan dagelijks bijhouden hoeveel folders, kranten, brieven enzovoort het huis binnenkomen. Maak hier na een week een mooie lijngrafiek van en bespreek deze met je kind: • Hoeveel materialen hebben we op woensdag gekregen? • Op welke dag krijgen we het meest?
Activiteit 3 We gaan de temperatuur bijhouden. Voordat je kind naar school gaat en nadat hij 's middags thuisgekomen is, meet u samen de buitentemperatuur. Maak aan het eind van de week een mooie lijngrafiek. Verticaal noteer je de temperatuur (in graden), horizontaal de dagen. De grafiek telt nu twee lijnen: een lijn voor de ochtendtemperatuur (bijvoorbeeld een oranje lijn) en een lijn voor de middagtemperatuur (bijvoorbeeld een blauwe lijn). Bespreek het resultaat: • Op welke dag was de temperatuur het laagst? • Op welke dag was de temperatuur het hoogst? • Op welke dag was het temperatuurverschil het grootst? • Op welke dag was het temperatuurverschil het kleinst? Op deze manier kun je samen met je kind allerlei gegevens in een grafiek opnemen. Denk maar aan: • Hoeveel boterhammen eet iedereen per dag? (Lijngrafiek met meerdere lijnen.) • Hoeveel aardappelen eet het gezin per dag?(Staafgrafiek.) Hoe vaak gebruikt iedereen de trap? Iedereen die boven aan de trap komt, zet een streepje op een stukje papier. (Staafgrafiek.) • Enzovoort. Veel plezier!
Groep 6-8: inhoudsmaten We gaan nauwkeurig inhoudsmaten als liter, deciliter, centiliter en milliliter meten. Materiaal Verzamel samen met je kind voorwerpen waarvan je de inhoud kunt meten, zoals een maatbeker, verschillende soorten lepels, potjes, flessen, vazen, pannen, enzovoort. Activiteiten • Bekijk samen verschillende flesjes en flacons waarop de inhoud vermeld staat. Bijvoorbeeld
een fles afwasmiddel van 500 ml, een kartonnetje frisdrank van 0,2 liter (200 ml) of een fles schoonmaakmiddel van 750 ml. Wat betekenen deze maten? (Ze geven de inhoud aan, oftewel: ze geven aan hoeveel erin zit/kan.) • Bekijk de maataanduidingen op de maatbeker. De liter wordt verdeeld in 10 deciliter, 100 centiliter en 1000 milliliter (cc). • Pak een fles. Schat samen hoeveel water in de fles gaat. Ga vervolgens met behulp van de maatbeker na wat de werkelijke inhoud is. Wie heeft er nauwkeurig geschat? Herhaal met een thee- of limonadeglas. • Kijk nog eens naar de spullen die je verzameld hebt. Zien we materiaal waar méér dan 1 liter in kan? (Bijvoorbeeld de pan of de vaas.) Meet het na. • Meet vervolgens de hoeveelheid water die in de verschillende soorten lepels kan. Hoeveel milliliter kan een soeplepel hebben? Hoeveel een theelepeltje? Wat zou een handige manier zijn om nauwkeurig te bepalen hoeveel er in een theelepeltje kan? (Bijvoorbeeld 50 theelepeltjes water in een maatbeker doen en dan meten. Het totaal delen door het aantal lepeltjes.) Tot slot krijgt je kind 200 milliliter melk of frisdrank. Of wil hij liever 0,2 liter...?