REGLEMENT TOT HET VERLENEN VAN EEN PREMIE VOOR HET FUNCTIONEEL VERBETEREN VAN WONINGEN ARTIKEL 1 De gemeenteraadsbeslissing van 24 april 2007 houdende goedkeuring van het reglement tot het verlenen van een premie voor het functioneel verbeteren van woningen met ingang 01 mei 2007, wordt opgeheven. Met ingang van 01 januari 2010, binnen de perken van het jaarlijks op de stadsbegroting uitgetrokken en goedgekeurd krediet en voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden in dit reglement bepaald, verleent het stadsbestuur van Mortsel een premie aan particulieren die overgaan tot het functioneel verbeteren van een woning, die op het grondgebied van de stad Mortsel gelegen is en waarvan de woonkwaliteit onvoldoende is. Het vaststellen van de woonkwaliteit gebeurt op basis van de Vlaamse Wooncode. Hiervoor stelt het college een bevoegd ambtenaar aan. De premieaanvragen worden chronologisch behandeld, waarbij de door het college vastgestelde data bepalend zijn. ARTIKEL 2 Begripsbepalingen Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 2.1. “college”: Het College van burgemeester en schepenen van de stad Mortsel. 2.2. “woning”: - het huis of appartement dat als zelfstandige woongelegenheid hoofdzakelijk dient voor de huisvesting van één gezin en dat als dusdanig in de kadastrale documenten is opgenomen; - het gebouw dat, hoewel het in de kadastrale stukken niet is opgenomen als huis of appartement, na toestemming van het college tot bestemmingswijziging en na volledige verbetering hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin. De woonentiteiten, bedoeld in het decreet van 4 februari 1997, houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, komen niet in aanmerking voor deze premie. 2.3. “persoon ten laste”: - het inwonend kind dat op de aanvraagdatum gedomicilieerd is op het adres van de aanvrager en op die datum geen 18 jaar oud is; - de aanvrager of een familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin, met een invaliditeitspercentage van minimum 66%. De gegevens van het Rijksregister op de aanvraagdatum zijn hierbij bepalend. 2.4. “premieaanvrager”: Elke meerderjarige natuurlijke persoon én eventueel ook de belastingplichtige perso(o)n(en) met wie hij op de aanvraagdatum samenwoont. De gegevens van het Rijksregister op de aanvraagdatum zijn hierbij bepalend. Indien twee of meerdere particulieren, die niet samenwonen op de aanvraagdatum, een woning saneren met het oog op een toekomstige samenwoning in de premiewoning, dan worden zij eveneens als samenwoner-aanvrager beschouwd.
1
2.5. “inkomen”: het aan de personenbelasting onderworpen gezamenlijk belastbaar inkomen van de premieaanvrager van het voorlaatste jaar dat de datum van de aanvraag of de bijkomende aanvraag voorafgaat, verminderd met 2.500 euro per persoon ten laste. Indien dit inkomen in België vrijgesteld is van belastingen wordt het werkelijk inkomen in aanmerking genomen, bepaald aan de hand van alle bewijsstukken of attesten terzake. 2.6. “aanvraagdatum”: postdatum van de aangetekende zending of datum van het ontvangstbewijs van de ingediende aanvraag per drager. 2.7. “kadastraal inkomen”: het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van de woning. 2.8. “geleidingscoëfficiënt U” : het verhoogde thermische comfort wordt aangeduid door middel van de U-waarde ( warmtedoorgangscoëfficiënt of k-waarde ). Deze waarde geeft het warmteverlies per seconde, per vierkante meter en per graad temperatuursverschil tussen binnen en buiten aan. Hoe lager deze waarde, hoe lager het warmteverlies en dus hoe hoger de temperatuur aan de binnenzijde van het glas. ARTIKEL 3 3.1. De werken moeten de woonkwaliteit verbeteren zodat de basisstructuur van de woning voldoet aan alle vereisten die op dat ogenblik gesteld worden aan een gezonde, veilige en aangepaste woning. Hier geldt de Vlaamse Wooncode als basis. Het college kan de aanvrager bijkomende werken opleggen indien de aangevraagde werken niet volstaan. 3.2. Alleen de werken aan bewoonbare ruimten komen in aanmerking. Als bewoonbare ruimten worden beschouwd: hal, traphal, leefruimte, keuken, slaapkamers, badkamer, mits ze van voldoende licht- en luchttoevoer voorzien zijn. 3.2.1. Eisen lichttoevoer: de glasoppervlakte bedraagt minimum 1/8 van de vloeroppervlakte voor daglokalen en minimum 1/12 voor nachtlokalen. 3.2.2. Werken aan kelders, bergingen, zolders, vrijstaande gebouwen, garages en beroepslokalen worden niet betoelaagd, tenzij deze werken noodzakelijk zijn voor de gezondheid of de fundering van de bewoonbare ruimten. 3.3. De woning moet, wat bewoonbare ruimten betreft, voldoen aan volgende minimumvereisten: - oppervlakte-eisen (gemeten binnen de muren): - totale oppervlakte (per verdieping): 28m² voor alleenstaanden of voor een gezin van 2 personen, verhoogd met 10 m² voor: - het eerste kind; - elke volgende groep van 2 kinderen; - elke bijkomende volwassene; - oppervlakte leefruimte: 20 m², verhoogd met 2 m² per persoon; - oppervlakte slaapkamers: 10 m² voor 2 personen en 6 m² voor 1 persoon. - hoogte zoldering: de vrije hoogte tussen vloer en plafond van de lokalen wordt als volgt bepaald:
2
- voor woon- en slaapkamers: minimum 2,30 meter (bij een schuine zoldering dient die hoogte bereikt te worden over minimum 2/3 van de oppervlakte; - voor keukens, sanitaire vertrekken, bergingen, (trap)hallen: minimum 2,20 meter. - aantal slaapkamers: de woning moet minstens over volgende slaapkamers beschikken: - 1 slaapruimte voor de aanvrager (en eventueel de persoon met wie hij samenwoont, wat blijkt uit de bevolkingsregisters); - 1 slaapruimte per kind of per 2 kinderen; - 1 slaapruimte per bijkomende persoon of paar. 3.4. Zorgwonen De combinatie van het gebrek aan betaalbare bouwgronden en woningen én de vergrijzing van de bevolking resulteert in de intentie tot het aanmoedigen van het zogenaamde ‘zorgwonen’ (lees ook: kangoeroewonen). In functie van het stimuleren van het zorgwonen kunnen de verschillende premiecategorieën van artikel 7 van toepassing zijn. Los van de premieaanvraag in functie van zorgwonen, kan deze woonvorm slechts gerealiseerd worden conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (inwerkingtreding 1 september 2009), de stedenbouwkundige voorschriften en de gemeentelijke bouw- en woonverordening van de stad Mortsel. ARTIKEL 4 4.1. De premie kan alleen aangevraagd worden door een particulier als volle eigenaar of vruchtgebruiker van de te verbeteren woning. Indien de premieaanvraag uitgaat van de vruchtgebruiker moet deze het akkoord van de naakte eigenaar(s) voorleggen voor de werken waarvoor (volgens het burgerlijk wetboek) de naakte eigenaar(s) moet(en) instaan. 4.2. De premieaanvrager mag op de aanvraagdatum niet meer dan 1 woning in volle eigendom (1/1) of vruchtgebruik (1/1) bezitten. Het totale (niet-geïndexeerde) kadastraal inkomen van alle onroerende goederen van de premieaanvrager mag niet meer bedragen dan 1.100 euro. 4.3. Enkel woningen, die op het ogenblik van de aanvraag 50 jaar of ouder zijn (de datum van de eerste ingebruikname is bepalend, hetgeen blijkt uit de kadastrale gegevens), komen in aanmerking. ARTIKEL 5 De premieaanvrager verbindt zich ertoe: - in de premiewoning zijn hoofdverblijf te vestigen en te behouden gedurende een ononderbroken periode van 5 jaar vanaf de voltooiing van de werken. De gegevens van het Rijksregister op de aanvraagdatum en de datum van de controle na de werken door de bevoegde ambtenaar zijn hierbij bepalend; - het eigendomsrecht of het vruchtgebruik van de premiewoning noch geheel noch deels over te dragen binnen een periode van 5 jaar vanaf de voltooiing van de werken; - de functie van de woning, waarvoor een premie werd goedgekeurd, niet te wijzigen binnen een periode van 5 jaar vanaf voltooiing van de werken, zelfs indien hiervoor een bouwvergunning werd bekomen; - het voorschot op de premie (zoals bepaald in artikel 8.1.) terug te betalen indien de werken niet uitgevoerd zijn binnen een termijn van 2 jaar vanaf de aanvraagdatum. De aangegane verbintenissen, vermeld onder de eerste twee bepalingen van artikel 5, vervallen bij het overlijden van de (of één van de) premieaanvrager(s). Het college kan bij gemotiveerd besluit afwijkingen toestaan op de aangegane verbintenissen vermeld onder die twee punten.
3
ARTIKEL 6 6.1. Het bedrag van de premie wordt vastgesteld in functie van het inkomen van de premieaanvrager: Belastbaar inkomen Premiepercentage Van 0 tot en met 22.500 euro
15 %
Van 22.500,01 tot en met 45.000 euro
10 %
Indien het inkomen 45.000 euro overschrijdt, kan de premie alsnog toegekend worden, mits de inkomstenoverschrijding lager is dan het premiebedrag. De premie wordt dan verminderd met dat deel van het inkomen dat 45.000 euro overschrijdt. 6.2. Het bedrag van de kostprijs van de werken (inclusief BTW), dat in aanmerking genomen kan worden voor de premie, is gekoppeld aan een minimum en een maximum. Per categorie van werken (meer gespecifiëerd in artikel 7) wordt in onderstaande tabel weergegeven: - het minimumbedrag in euro van de investering, dat in aanmerking kan genomen worden; - het maximumbedrag in euro van de investering, dat in aanmerking kan genomen worden; - het minimum- en maximumbedrag in euro van de premie per inkomenscategorie PREMIETABEL : ZIE BIJLAGE 6.3. De maximum premie per premiewoning of per premieaanvrager kan nooit meer dan 2.000 euro bedragen in premiecategorie 1 en niet meer dan 3.000 in premiecategorie 2. ARTIKEL 7 Een premie kan toegekend worden wanneer bovenstaande voorwaarden vervuld zijn en wanneer werken in 1 of meer van de 6 volgende categorieën worden uitgevoerd. 7.1. Ruwbouw Deze categorie heeft betrekking op alle afbraakwerken en werken aan muren en draagvloeren: - slopingswerken:
afbraak van verkrotte delen (muren, schouwen, vloeren) binnen het gebouw of van bouwvallige aanpalende bijgebouwen, horend bij het hoofdgebouw.
- stabiliteitswerken:
verstevigen of vervangen van constructieve delen (funderingen, muren, schouwen, verdiepingsvloeren, ondervloeren) om de stabiliteit van het gebouw te garanderen.
- aanpassingswerken:
- oprichten van noodzakelijke nieuwe bijgebouwen met woonfunctie ter vervanging van gesloopte gebouwen of indien het bestaande gebouw onvoldoende ruimte biedt zoals bepaald in artikel 3. Met betrekking tot het optrekken van buitenmuren, achter- en zijgevels voor zover zij niet zichtbaar zijn van op het openbaar domein wordt in dit reglement inzake isolatienormering richtlijn NBN B 62-002 opgelegd (cfr. ‘isolatie van muren); - aanpassen van de bestaande binnenindeling of –structuur om de bewoonbaarheid te verbeteren; - inrichten en bewoonbaar maken van nog niet als woonruimte gebruikte delen (bergingen, zolders, …) indien het bestaande gebouw onvoldoende ruimte biedt zoals bepaald in artikel 3; - vergroten of maken van gevelopeningen, indien de glasoppervlakte in de bestaande openingen kleiner is dan 1/8 van de vloeroppervlakte voor dagvertrekken of 1/12 van de vloeroppervlakte voor nachtvertrekken;
4
- uitbreiden of volledig vernieuwen van de huisriolering (zowel onder- als bovengrondse leidingen), evenals de aansluitingskosten; - het installeren van een volledig gescheiden stelsel voor afval- en regenwater. De woning moet liggen in een straat met gescheiden riolering voor afval- en regenwater. De voorwaarden van de stedenbouwkundige bouwverordening moeten gerespecteerd worden; - het plaatsen van een septische put; - het plaatsen van een bezinkput; - het plaatsen van sierbepleistering op binnenmuren, achter- en zijgevels voor zover zij niet zichtbaar zijn van op het openbaar domein; - vernieuwen van onstabiele, te steile of slecht gesitueerde trappen naar bewoonbare verdiepingen. De trappen moeten gebruiksveilig zijn. - vochtbescherming:
- waterdichting van kelders onder bewoonbare ruimten; - bestrijding opstijgend grondvocht in muren (onderkappen, injecteren); - bestrijding regendoorslag gevels (oprichten spouwmuur, waterdichte bekleding, hervoegen); - zwambestrijding.
- isoleren van muren:
- buitenmuren, achter- en zijgevels voor zover zij niet zichtbaar zijn van op het openbaar domein; - de R-waarde van het geplaatste isolatiemateriaal, exclusief de eventuele reeds bestaande isolatielaag, moet minimum 1,3m²K/W bedragen. De R-waarde wordt bepaald door de dikte van de isolatie te delen door de lambdawaarde (richtlijn NBN B 62-002); - de factuur vermeldt met betrekking tot het isolatiemateriaal het merk, de soort, het type, de R-waarde, het aantal m² en de dikte; - thermische (isolerende) folies komen niet in aanmerking.
(cfr. Artikel 11.4.) Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de subsidies, toegekend op basis van het reglement REG (rationeel energiegebruik) van de Stad Mortsel. (cfr. Artikel 11.5.) Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de premies toegekend op basis van het reglement tot het verlenen van een premie voor het verfraaien van gevels van de stad Mortsel. 7.2. Dak Deze categorie omvat volgende werken aan bestaande hellende of platte daken boven bewoonbare ruimten: - aanpassen, verstevigen of vernieuwen van de dakstructuur; - vernieuwen van dakbedekking. Indien dit gepaard gaat met het plaatsen van dakisolatie, bevestigt de geregistreerde aannemer onder de vorm van een attest dat het isolatiemateriaal een k-waarde haalt van maximum 0,30 W/m².K; - het plaatsen van dakisolatie. De geregistreerde aannemer bevestigt onder de vorm van een attest dat het isolatiemateriaal een k-waarde haalt van maximum 0,30 W/m².K; - vernieuwen dakgoten (structuur en/of bekleding); - vernieuwen regenafvoer; - plaatsen koepels of dakvlakramen, indien de glasoppervlakte in bestaande openingen kleiner is dan 1/8 van de vloeroppervlakte voor dagvertrekken of 1/12 van de vloeroppervlakte voor nachtvertrekken; - aanpassen of vernieuwen van bovendakse schouwen. (cfr. Artikel 11.4) Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de subsidies, toegekend op basis van het reglement REG (rationeel energiegebruik) van de Stad Mortsel. 7.3. Buitenschrijnwerk Deze categorie omvat het vernieuwen van buitendeuren en buitenvensters ( ramen + beglazing ). De
5
geregistreerde aannemer bevestigt dat de globale geleidingscoëfficiënt ( of U ) van het venster ( ramen + beglazing ), berekend volgens de vereenvoudigde formules van de geldende norm ( NBN B 62 ), lager ligt dan of gelijk is aan 2,0 W/(m².K). Bovendien moet het hoogrendementsglas een U-waarde halen die lager ligt of gelijk is aan 1,1 W/(m²K). Om in aanmerking te komen voor deze categorie voldoet het schrijnwerk niet meer aan de grondvoorwaarde inzake de kwaliteitsvereisten, zoals vermeld in artikel 3.1 of voldoet het schrijnwerk niet aan de minimumvereisten inzake lichttoevoer, zoals vermeld in artikel 3.2. (cfr. Artikel 11.4) Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de subsidies, toegekend op basis van het reglement REG (rationeel energiegebruik) van de Stad Mortsel. 7.4. Sanitaire installatie Deze categorie omvat: - uitbreiden of vernieuwen van het waterleidingnet; - uitbreiden of vernieuwen van de gasinstallatie, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en aansluiting ervan de nodige veiligheidsgaranties bieden. Het college kan een proces-verbaal van gelijkvormigheid vragen wanneer de gasinstallatie klaarblijkelijk niet voldoet. De kosten van deze keuring komen in aanmerking voor betoelaging; - warmwatervoorziening (boiler, geiser, …); - plaatsen van sanitaire toestellen, aangesloten op een afvoerkanaal met reukafsluiter. Per woning komt telkens één stuk van volgende toestellen in aanmerking: bad of douche, wastafel, gootsteen met bijhorende kranen, wc met spoeling geplaatst in de woning. 7.5. Elektrische installatie Deze categorie omvat het uitbreiden, vernieuwen of beveiligen van de elektrische installatie, met uitsluiting van verlichtingsarmaturen en verbruikstoestellen. De premieaanvrager legt in geval van volledige vernieuwing een recent proces-verbaal van gelijkvormigheid voor, waaruit blijkt dat de vernieuwde elektrische installatie voldoet aan de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. Het college kan op eender welk moment een proces-verbaal van gelijkvormigheid vragen wanneer de elektrische installatie klaarblijkelijk niet voldoet. 7.6. Centrale verwarming Deze categorie omvat het volgende: - aanleg van verdeelleidingen en collectoren; - aanleg van vloer- of muurverwarmingsystemen (ook elektrische); - plaatsing van radiatoren of vloerconvectoren; - plaatsing van een condensatieketel op aardgas; - plaatsing van meet- en regelapparatuur zoals kamerthermostaat; - aanpassing of plaatsing van rookafvoerkanalen. De centrale verwarmingsinstallatie moet overeenkomstig de Vlaamse Wooncode minstens de leefruimte kunnen verwarmen. Alle overige kamers en ruimten in de woning moeten vorstvrij zijn. De bevoegde ambtenaar controleert in de premiewoning aan de hand van de structuur en de situering van het gebouw of de volledige woning vorstvrij is. Eventuele niet-vorstvrije kamers of ruimten – andere dan de leefruimte – moeten tevens verwarmd kunnen worden door de centrale verwarmingsinstallatie. Het plaatsen van een condensatieketel wordt enkel betoelaagd in geval van volledige vernieuwing van de installatie of wanneer het bestaande toestel overeenkomstig de Vlaamse Wooncode CO-gevaar in de hand werkt. Voor te leggen bij de aanvraag tot uitbetaling van de premie: (enkel in geval van volledige vernieuwing van de installatie)
6
- in geval van een verwarming op gas: een keuringsattest van de gasvoeding vanaf de hoofdteller tot aan de brander van de ketel; - in geval van elektrische vloerverwarming: een keuringsattest van de elektrische voeding vanaf de hoofdteller; - indien de centrale verwarmingsinstallatie klaarblijkelijk niet voldoet, kan het college een proces-verbaal van gelijkvormigheid voor de gehele installatie vragen. ARTIKEL 8 8.1. De aanvrager, wiens inkomen 22.500 euro niet overschrijdt, kan een voorschot op de premie bekomen vooraleer de werken volledig uitgevoerd zijn. Het voorschot kan aangevraagd worden zodra de premie principieel is goedgekeurd door het college. Het voorschot zal 50% bedragen van de theoretische premie, berekend aan de hand van de offertes van de aangevraagde en goedgekeurde werken. Het voorschot is beperkt tot 1.000 euro. Het voorschot op de premie wordt in de fase van de toekenning in mindering gebracht van het premiebedrag. 8.2. Het premiebedrag, berekend overeenkomstig artikels 6 en 7, wordt verhoogd met 10% wanneer de inhoud van het reglement ‘Belasting op de leegstand en verwaarlozing van gebouwen en het onbewoond zijn of de verwaarlozing van woningen – dienstjaren 2008/2013’ op de premiewoning van toepassing is. De aanvrager mag in het kader van dit belastingreglement op de inventarisdatum GEEN eigenaar van de woning of het gebouw zijn. Het verhogen van het premiebedrag met 10%, ingevolge bovenvermelde voorwaarden, wordt beperkt tot het maximum premiebedrag voor alle categorieën samen (per inkomenscategorie), zoals vermeld in artikel 6. ARTIKEL 9 Volgende werken komen NIET in aanmerking voor de premie: - alle werken voor onderhoud, afwerking en verfraaiing van de woning zoals: - onderhoud van daken (bv. ontmossen, onderhoudslagen); - bekleden van kroonlijsten, oversteken en buitendeuren; - gevelwerken: hiervoor is het reglement van de stad Mortsel voor het verlenen van een premie voor het verfraaien van gevels van toepassing; - rol- en sierluiken; - vloer- en wandbekleding; - tegelvloeren en valse plafonds; - keuken- en badkamermeubilair EN binnendeuren; - afwerking van muren, plafonds, vloeren, …; - alle werken uitsluitend in functie van thermische en/of akoestische isolatie van de woning; - de erelonen van architect en/of ingenieur; - het plaatsen van voorzetramen of vervangen van beglazing in te behouden ramen; - werken die het gevolg zijn van verzekerbare accidentele gebeurtenissen zoals brandschade, stormschade, …; - huur van gereedschap, werktuigen, machines. Deze opsomming is niet limitatief. ARTIKEL 10 10.1. De aanvraag tot betoelaging moet voor de aanvang van de werken bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs ingediend worden bij het college, voor aanvang van de werken. Dit gebeurt aan de hand van het door de premieaanvrager ondertekende en vastgestelde ‘formulier 1 – aanvraag’, waarvan een model aan dit reglement wordt toegevoegd.
7
10.2. Op straf van verval van de premie mogen de werken slechts aangevat worden na een plaatsbezoek van een bevoegd ambtenaar in aanwezigheid van de premieaanvrager en na het schriftelijk principieel akkoord van het college. Bovendien mogen werken slechts aangevat worden indien de premieaanvrager over alle eventuele verplichte stedenbouwkundige vergunningen beschikt. 10.3. Het college spreekt zich over de aanvraag uit binnen de termijn van 30 kalenderdagen na de premieaanvraag. 10.4. Het aanvraagdossier moet uiterlijk 3 maanden na de aanvraagdatum volledig zijn (=het college beschikt over de nodige gegevens om na te gaan of de aanvraag aan alle voorwaarden voldoet en de aanvrager over de vereiste vergunningen beschikt). Van deze termijn kan slechts door een administratieve fout en door een collegebeslissing afgeweken worden. ARTIKEL 11 11.1. De kostprijs van de uitgevoerde werken en/of uitrustingen moet minimum 1.500 euro bedragen (BTW inclusief) per aangevraagde premiecategorie, met uitzondering van de categorie ruwbouw, waar het minimum op 2.500 euro vastgesteld wordt. 11.2. Binnen een periode van 10 jaar, ingaande op de dag van de eerste aanvraag, kan per premieaanvrager, per woning en per categorie de premie niet meer bedragen dan de maximale premie, voorzien in de artikels 6 en 7. 11.3. In het kader van artikel 11.2 worden volgende maximumbedragen in aanmerking genomen: 3.000 euro (BTW inclusief) per premiecategorie, met uitzondering van de categorie ruwbouw, waar het maximum op 5.000 euro wordt vastgesteld. 11.4. Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de subsidies, toegekend op basis van het reglement REG (rationeel energiegebruik) van de Stad Mortsel. 11.5. Premies toegekend op basis van dit reglement zijn noch geheel, noch gedeeltelijk cumuleerbaar met de premies toegekend op basis van het reglement tot het verlenen van een premie voor het verfraaien van gevels van de stad Mortsel. ARTIKEL 12 12.1. Op straf van verval van het recht op de premie, moet de premieaanvrager het bewijs voorleggen dat alle werken volledig werden uitgevoerd binnen een termijn van 2 jaar na de aanvraagdatum van de premie. Dit bewijs moet worden geleverd door het indienen van het vastgestelde formulier ‘melding einde werken’, waarvan een model aan dit reglement wordt toegevoegd, en van de processen-verbaal van gelijkvormigheid van de elektrische, de gas- en de cv-installatie (indien die vereist zijn). Bij onvoorziene omstandigheden of overmacht is het college bevoegd om deze termijn te beoordelen. 12.2. De bevoegde stadsambtenaar gaat na de werken bij een plaatsbezoek na of de woning voldoet aan alle vereisten om de aangevraagde premie definitief te kunnen toekennen. 12.3. De premie wordt vastgesteld en toegekend door het college op voorlegging van de officiële facturen van geregistreerde aannemer(s). Enkel gedetailleerde facturen op naam van de premieaanvrager worden aanvaard. De facturen moeten dateren van na de aanvraagdatum. 12.4. De premie kan pas uitbetaald worden wanneer de premieaanvrager zijn hoofdverblijf heeft gevestigd in de premiewoning. De gegevens van het Rijksregister zijn hierbij bepalend. ARTIKEL 13 13.1. Het college is gemachtigd om door bevoegde ambtenaren alle onderzoeken te laten instellen die nodig zijn om de verstrekte gegevens te laten controleren.
8
13.2. Weigering tot medewerking aan de onderzoeken, het niet verstrekken van de nodige gegevens voor controle, het opgeven van onjuiste gegevens of het aanrekenen van te hoge prijzen kan verval van het recht op de premie of beperking van het recht op de premie teweegbrengen. 13.3. Het college stelt per collegebeslissing de data van aanvang en beëindiging van de werken vast. ARTIKEL 14 14.1. De premieaanvrager moet de volledige, toegekende premie aan de stad Mortsel terugbetalen: - in geval van volledige overdracht van het eigendomsrecht of het vruchtgebruik van de woonentiteit binnen een periode van 5 jaar vanaf de voltooiing van de werken, behalve wanneer deze overdracht het gevolg is van een overlijden van de (of één van de) premieaanvrager(s); - wanneer binnen een periode van 5 jaar vanaf de voltooiing van de werken de functie van de woning gewijzigd wordt, waardoor de woonentiteit onderverdeeld wordt in meerdere woongelegenheden en/of kamers en de woning bestemd wordt voor huisvesting van meer dan 1 gezin OF wanneer de woonfunctie vervalt (zelfs indien hiervoor een bouwvergunning werd bekomen); - wanneer de premieaanvrager zijn hoofdverblijfplaats niet voortdurend heeft in de verbeterde woning gedurende een periode van 5 jaar vanaf de voltooiing van de werken, behalve in geval van overlijden. Wanneer één van de premieaanvragers zijn hoofdverblijfplaats vervroegd elders heeft, wordt ook zijn deel van de premie teruggevorderd in verhouding tot het aandeel in de eigendom. De gegevens van het Rijksregister zijn hierbij bepalend. 14.2. Het terug te betalen bedrag wordt verhoogd met de wettelijke intrest, te rekenen vanaf - de datum waarop het eigendomsrecht of het vruchtgebruik werd overgedragen OF - de datum waarop de functie van de premiewoning werd gewijzigd OF - de datum waarop de woning niet langer diende tot hoofdverblijf van de premieaanvrager (De gegevens van het Rijksregister zijn hierbij bepalend) en dit tot de datum van de terugbetaling aan de stad Mortsel. 14.3. De premieaanvrager moet het voorschot op de premie – toegekend overeenkomstig artikel 8.1. – aan de stad Mortsel terugbetalen indien de premie niet wordt toegekend aan de aanvrager. Het terug te betalen bedrag wordt verhoogd met de wettelijke intrest, te rekenen vanaf de datum waarop het voorschot werd betaald tot de datum van terugbetaling van dit bedrag. ARTIKEL 15 Het college wordt belast met de uitvoering van dit reglement dat in werking treedt op 01 januari 2010. Goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 november 2009. __________________________________________________________________________________________
9