Regelventielen
ZK 610 ZK 613
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing 819083-00
Inhoudsopgave Voorwoord ..........................................................................................................................................3 Beschikbaarheid....................................................................................................................................3 Symbolen in de tekst .............................................................................................................................3 Veiligheid............................................................................................................................................3 Correcte toepassing...............................................................................................................................3 Principiële veiligheidsinstructies .............................................................................................................4 Kwalificatie personeel ............................................................................................................................5 Beschermende kleding ..........................................................................................................................6 Symbolen voor de veiligheidsinstructies in de tekst ..................................................................................6 Beschrijving........................................................................................................................................6 Leveringsomvang en omschrijving apparaat ............................................................................................6 Taak en werking..................................................................................................................................13 Apparaat opslaan en transporteren ................................................................................................14 Apparaat opslaan ................................................................................................................................14 Apparaat transporteren ........................................................................................................................14 Apparaat monteren en aansluiten...................................................................................................15 Montage voorbereiden .........................................................................................................................15 Apparaat aansluiten.............................................................................................................................16 Werking controleren ............................................................................................................................17 Apparaat gebruiken .........................................................................................................................17 Na gebruik ........................................................................................................................................18 Apparaat onderhouden ........................................................................................................................19 Apparaat doorspoelen..........................................................................................................................20 Apparaat demonteren ..........................................................................................................................21 Apparaat samenbouwen ......................................................................................................................34 Apparaat onderhouden ........................................................................................................................47 Fouten of storingen verhelpen.........................................................................................................48 Apparaat uit bedrijf nemen..............................................................................................................49 Schadelijke stoffen verwijderen ............................................................................................................49 Apparaat demonteren ..........................................................................................................................49 Apparaat afvoeren ...............................................................................................................................50 Technische gegevens.......................................................................................................................51 Afmetingen .........................................................................................................................................51 Gewichten...........................................................................................................................................51 Mediumdoorstroming en drukverschil ...................................................................................................51 Geluidsemissies ..................................................................................................................................51 Toepassingsgrenzen ............................................................................................................................51 Inbouwverklaring .............................................................................................................................52
Voorwoord
Symbolen in de tekst
Deze gebruiksaanwijzing helpt u bij het correct, veilig en efficiënt gebruik van de regelventielen ZK 610 en ZK 613 en de varianten daarvan, kortweg apparaten genoemd.
Verschillende elementen van de gebruiksaanwijzing zijn voorzien van vastgelegde symbolen. Zo kunt u de volgende elementen gemakkelijk onderscheiden:
Deze is bedoeld voor iedereen die dit apparaat in bedrijf neemt, gebruikt, bedient, onderhoudt, reinigt of afvoert, in het bijzonder voor servicemonteurs, opgeleid vakpersoneel en gekwalificeerd en geautoriseerd bedieningspersoneel.
Kruisverwijzing
Ieder van deze personen moet de inhoud van deze gebruiksaanwijzing hebben gelezen en begrepen. Het opvolgen van de instructies in de gebruiksaanwijzing helpt gevaren te voorkomen en de betrouwbaarheid en de levensduur van het apparaat verlengen. Houd behalve de instructies in deze gebruiksaanwijzing ook de nationaal en lokaal geldende bindende regelgeving voor ongevallenpreventie aan, en de erkende regels voor veilig en deskundig werken.
Normale tekst
Opsommingen Subpunten in opsommingen ¾ Handelingsstappen. Deze tips bevatten aanvullende informatie, zoals bijzondere informatie over het efficiënt gebruik van het apparaat.
Veiligheid Correcte toepassing
Beschikbaarheid
Het apparaat is bedoeld voor het regelen van niveau, druk en capaciteit van vloeistofstromen in de proces- en warmtetechniek.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing altijd bij de documentatie van de installatie. Zorg ervoor, dat de gebruiksaanwijzing altijd voor de operator beschikbaar is.
Tot de correcte toepassing behoort ook het aanhouden en opvolgen van alle instructies in deze handleiding, in het bijzonder de veiligheidsinstructies.
De gebruiksaanwijzing is onderdeel van het apparaat. Lever deze gebruiksaanwijzing mee, wanneer u het apparaat verkoopt of op een andere manier doorgeeft.
Opmerkingen en instructies in de medegeldende documentatie gelden als onderdeel van deze gebruiksaanwijzing.
De op pagina 6 genoemde tevens geldende documenten moeten samen met deze gebruiksaanwijzing worden bewaard.
Ieder ander gebruik van het apparaat geldt als niet correct. Als niet correct geldt ook het toepassen van een apparaat met behuizingsmateriaal dat niet geschikt is voor het gebruikte medium.
3
De volgende situaties gelden ook als niet correct: het gebruik van het apparaat in niet-optimale conditie het toepassen buiten de in deze gebruiksaanwijzing en de medegeldende documentatie genoemde toepassingsgrenzen het ombouwen of modificeren van het apparaat zonder schriftelijke toestemming van de leverancier het inbouwen van niet door de leverancier toegelaten reserveonderdelen het bedienen van het apparaat of het werken aan het apparaat door niet gekwalificeerd personeel. Het personeel moet de in hoofdstuk „Kwalificatie personeel“ op pagina 5 genoemde kennis en vaardigheden hebben.
Principiële veiligheidsinstructies Explosiegevaar Explosiegevaar door gebruik van apparaten die niet geschikt zijn voor de omgevingscondities. Waarborg bij toepassing in explosiegevaarlijke omgeving de volgende punten: De op de opstellingslocatie toegestane oppervlaktetemperatuur van het apparaat mag niet worden overschreden. Bij elektrisch gescheiden inbouw van het apparaat moet de statische elektriciteit tussen de leidingflenzen door geschikte maatregelen worden afgevoerd. Zwaar lopende bewegende delen kunnen leiden tot een explosie door wrijvingswarmte. Zorg er voor dat de bewegende delen soepel lopen. Bij laswerkzaamheden voor het monteren of demonteren van het apparaat bestaat explosieof brandgevaar door rondvliegende vonken. Houd de op de opstellingslocatie geldende bepalingen aan voor explosie- en brandveiligheid. Het apparaat en de componenten daarvan mogen uitsluitend worden gemonteerd of gedemonteerd door vakpersoneel.
4
Gevaar voor ernstig en dodelijk letsel Het apparaat kan tijdens bedrijf heet worden. Neem het apparaat uitsluitend in bedrijf wanneer het aanraken van hete oppervlakken door isolatie of aanrakingsbeveiliging wordt verhinderd. Het apparaat staat tijdens bedrijf onder druk en is heet. Voer werkzaamheden aan het apparaat uitsluitend uit wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden: De leidingen moeten drukloos zijn. Het medium moet volledig uit de leidingen van het apparaat zijn verwijderd. De master-installatie moet bij alle werkzaamheden worden uitgeschakeld en tegen onbevoegd inschakelen worden geborgd. De leidingen en het apparaat moeten tot ca. 20 °C (handwarm) zijn afgekoeld. Bij apparaten die zijn ingezet in gecontamineerde zones bestaat gevaar van ernstig of dodelijk letsel door schadelijke stoffen op het apparaat. Voer werkzaamheden aan het apparaat uitsluitend uit wanneer deze volledig is gedecontamineerd. Draag bij werkzaamheden in gecontamineerde zones de voorgeschreven beschermende kleding. Het apparaat mag uitsluitend worden ingezet in media welke het materiaal en de afdichtingen van het apparaat niet aantasten. Anders kan lekkage en ontsnappen van hete of giftige media optreden. Het apparaat en de componenten daarvan mogen uitsluitend worden gemonteerd of gedemonteerd door vakpersoneel. Vakpersoneel moet beschikken over kennis en ervaring in de volgende gebieden: Maken van aansluitingen op leidingen. Werken met gevaarlijke (gecontamineerde-, hete- of onder druk staande) media. Bij het overschrijden van de toegestane toepassingsgrenzen kan het apparaat beschadigd raken en heet of onder druk staand medium ontsnappen. Er bestaat een gevaar voor ernstig of dodelijk letsel. Zorg er voor dat het
apparaat altijd binnen de toelaatbare toepassingsgrenzen wordt gebruikt. Informatie over deze toepassingsgrenzen kunt u vinden op de typeplaat en in de meegeleverde onderdelenlijst. Bij gebruik zonder voldoende draagkrachtige ondersteuning en voldoende stabiele aansluiting op de leidingen kan het apparaat beschadigd raken. Heet of onder druk staand medium kan ontsnappen. Ernstig of dodelijk letsel is mogelijk. Laat uw apparaat uitsluitend door vakpersoneel monteren en aansluiten. Bij onvoldoende ondersteuning van het apparaat tijdens de montage is letsel mogelijk door het vallen van het apparaat. Borg het apparaat tijdens de montage tegen kantelen of vallen. Draag op de plaatsingslocatie de voorgeschreven beschermende kleding. Bij een lekkende stopbuspakking bestaat het gevaar voor ernstig letsel door ontsnappend heet medium. Gebruik het apparaat uitsluitend in perfecte toestand. Vervang lekkende stopbuspakkingen. Het apparaat kan met verschillende aandrijftypen zijn uitgerust, bijv. met elektrische of hydraulische aandrijving. Afhankelijk van de energiebron van de aandrijving bestaat het gevaar op ernstig of dodelijk letsel door verschillende oorzaken. Zorg er bij de werkzaamheden aan het apparaat voor dat de aandrijving is gescheiden van de energiebron. Alle gevareninstructies in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving aanhouden en opvolgen. Neem in geval van vragen contact op met de fabrikant van de aandrijving. Bij de bewegende delen van het apparaat bestaat het gevaar van ernstige of dodelijke beknellingen. Zorg er tijdens het bedrijf voor dat er zich geen personen binnen het bereik van de bewegende delen bevinden of hier in kunnen grijpen. Waarborg voorafgaande aan alle werkzaamheden, dat de aandrijving is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbevoegd inschakelen.
Gevaar voor licht lichamelijk letsel Door scherpe componenten van het apparaat kunnen snijwonden worden veroorzaakt. Draag bij alle werkzaamheden aan het apparaat veiligheidshandschoenen. Tijdens het bedrijf kan het apparaat heet worden. Er is kans op brandwonden door warmtestraling of aanraken van het apparaat. Raak het apparaat niet aan tijdens het bedrijf. Draag bij alle werkzaamheden hittebestendige beschermende kleding. Kans op materiële schade of functiestoringen Bij inbouw tegen de aangegeven doorstroomrichting in of op de verkeerde positie, ontstaat verkeerd functioneren. Het apparaat of de master-installatie kunnen beschadigd raken. Monteer het apparaat met de op de behuizing aangegeven doorstroomrichting in de leiding. Voor het gebruikte medium ongeschikt behuizingsmateriaal kan leiden tot verhoogde slijtage en ontsnappend medium. Zorg er voorafgaande aan de montage voor dat het behuizingsmateriaal geschikt is voor het gebruikte medium.
Kwalificatie personeel Vakpersoneel moet beschikken over kennis en ervaring op de volgende gebieden: de op de opstellingslocatie geldende bepalingen voor explosieveiligheid, voor brandbeveiliging en voor arbeidsveiligheid Werken aan drukapparaten Maken van aansluitingen op leidingen Werken met gevaarlijke (hete of onder druk staande) media Heffen en transporteren van lasten Alle instructies in deze gebruiksaanwijzing en eveneens geldende documenten Maken van aansluitingen op de betreffende energiebron van de aandrijving
5
Beschrijving Beschermende kleding De benodigde beschermende kleding hangt af van de bepalingen op de werkplek en het gebruikte medium. In principe bestaat de beschermende kleding uit het volgende: Veiligheidshelm Veiligheidsschoenen
Leveringsomvang en omschrijving apparaat Leveringsomvang Het apparaat wordt montageklaar verpakt geleverd. Tevens geldige documentatie
Industriële lederen handschoenen
Bij de leveringsomvang horen de volgende documenten:
Tijdens het bedrijf moet in een omtrek van één meter rondom het apparaat gehoorbescherming worden gedragen.
Inbouwverklaring Onderdelenlijst Gereedschapslijst
Symbolen voor de veiligheidsinstructies in de tekst Gevaar
Gevaar Instructies met het woord GEVAAR waarschuwen voor een gevaarlijke situatie, welke kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Waarschuwing Instructies met het woord WAARSCHUWING waarschuwen voor een gevaarlijke situatie, welke mogelijkerwijs kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG Instructies met het woord VOORZICHTIG waarschuwen voor een situatie, welke kan leiden tot licht, of middelzwaar letsel. Verwijzing naar materiële en milieuschade
Opgelet! Deze instructies waarschuwen voor een situatie welke kan leiden tot materiële- of milieuschade. 6
Maatschets met indicatie van zwaartepunt Fabrikantdocumentatie voor de aandrijving Deze documenten maken deel uit van deze gebruikersdocumentatie en moeten samen met deze gebruiksaanwijzing bewaard worden.
Apparaatbeschrijving Het apparaat bestaat uit de volgende hoofdmodules: Behuizing Insert Opbouw Radiale trappenklep De apparaten kunnen in verschillende uitvoeringen geleverd worden. Deze zijn herkenbaar aan de typeaanduiding. De mogelijke druktrappen 610 en 613 onderscheiden zich uitsluitend qua afmetingen en gewicht. Ze worden in de type-aanduiding door een getal aangegeven. De behuizing kan in een hoekvorm of Z-vorm worden geleverd. Deze modellen worden door de letters „E“ of „Z“ in de type-aanduiding aangegeven. De zes mogelijke bouwgroottes onderscheiden zich uitsluitend qua afmetingen en gewichten. De bouwgrootte wordt in de type-aanduiding door een getal achter het model aangegeven. Voor de apparaten zijn de volgende aandrijfopties mogelijk:
Radiale trappenklep A1 voor niet uitdampende vloeistoffen Radiale trappenklep A2 voor stoom Radiale trappenklep B voor uitdampende vloeistoffen Het smoorsysteem kan met één tot vijf trappen voor drukvermindering zijn uitgerust. Het aantal trappen wordt achter het type radiale trappenklep opgegeven. Voorbeelden voor type-aanduidingen „ZK 610-Z1/40 oD B5“ Apparaat met druktrap 610 met Z-vorm en bouwgrootte 1. Het apparaat is voorzien van een hydraulische cilinder als aandrijving. Er is geen drukontlasting aanwezig. De radiale trappenklep is van type B voor uitdampende vloeistoffen en heeft vijf smoortrappen. „ZK 613-E2/14 mD A22“ Apparaat met druktrap 613 met hoekvorm en bouwgrootte 2. Het apparaat is voorzien van een spindellager voor de aandrijving en de drukontlasting. De radiale trappenklep is van het type A2 voor stoom en is voorzien van twee smoortrappen. In deze handleiding zijn doorgaans apparaten in hoekvorm met spindellager voor draaistroommotor-aandrijving zonder drukontlasting weergegeven. Wanneer andere varianten worden weergegeven of beschreven, wordt daar uitdrukkelijk melding van gemaakt.
13: Elektrische lineaire aandrijving 14: Spindellager voor elektrische draaiaandrijving of handwiel 20: Pneumatische membraan- of zuigeraandrijving 30: Hendel met bijbehorende draaiaandrijving
Aansluitsoorten
31: Hendel voor aanbouw van een draaiaandrijving aan de klep
Het apparaat kan met de volgende soorten aansluiting worden geleverd:
40: Hydraulische cilinder
Laseind
Met de insert kan als optie een drukontlasting zijn verbonden. Apparaten met drukontlasting worden als „mD“ gemarkeerd. Apparaten zonder drukontlasting worden als „oD“ gemarkeerd.
Flens Het aansluittype is niet aangegeven in de typemarkering.
Het smoorsysteem kan met radiale trappenkleppen voor verschillende toepassingsgebieden zijn uitgerust. Het smoorsysteem wordt in de typecodering na de opgave van de drukontlasting genoemd: 7
Identificatie van de componenten
1 2 7 3
6 4
5 Nr.
Omschrijving
Nr.
Omschrijving
1
Mechanische aansluiting voor de aandrijving, bij apparaten met draaistroommotoraandrijving als spindellager (hier weergegeven)
4
Behuizing
5
Richtingspijl (beide zijden)
6
Insert
7
Drukontlasting
2
Opbouw
3
Typeplaatje
8
Op de opbouw zijn de volgende onderdelen gemonteerd:
8
9
11
10
12
Nr.
Omschrijving
Nr.
Omschrijving
8
Aandrijfspindel
11
Koppeling
9
Schaalindeling
12
Zuiger
10
Schaalmarkering op de koppeling
9
De stopbuspakking bestaat uit de volgende componenten:
13
14
16
15
Nr.
Omschrijving
Nr.
Omschrijving
13
Stopbusflens
15
Stopbuspakking
14
Stopbus
16
Stopbusring
10
De volgende onderdelen zijn binnenin het apparaat ingebouwd:
12
6
17
18
19
21
20
Nr.
Omschrijving
Nr.
Omschrijving
6
Insert (hier met drukontlasting)
19
Zittingbus
12
Zuiger
20
Onderste hoofdafdichting
17
Bovenste hoofdafdichting
21
Basisring
18
Drukring
11
De volgende onderdelen zijn optioneel mogelijk:
7 22
Nr.
Omschrijving
7
Insert met drukontlasting
22
Spermiddelaansluiting
12
Typeplaatje Op de typeplaat vindt u de volgende informatie: Typecodering Serienummer Nominale doorlaat inlaat
(ATEX) gelden niet voor een eventueel aanwezige elektrische, hydraulische of pneumatische aandrijving. ¾ Houd hiervoor de instructies aan in de documentatie van de fabrikant van de aandrijving.
Nominale doorlaat uitlaat Kvs-waarde
Taak en werking
Maximale bedrijfstemperatuur bij bijbehorende bedrijfsdruk
Taak
Verschildruk
Het apparaat dient voor drukafbouw in leidingen met de volgende media:
Fabrikant Op de behuizing vindt u daarnaast de volgende informatie:
Water Waterdamp
Materiaal
Water condensaat
Productiekwartaal en -jaar
Daarnaast kan met het apparaat de capaciteit en het niveau van het medium geregeld worden. Het apparaat maakt het mogelijk de mediumdoorstroming volledig te stoppen en de leiding volledig dicht af te sluiten.
Doorstroomrichting Richtlijnen voor drukapparaten Het apparaat voldoet aan de vereisten van de richtlijnen voor drukapparaten 97/23/EG en kan voor de volgende media worden ingezet: Media in fluidgroep 2 ATEX ¾ Voor de inzet in explosiegevaarlijke zones de volgende opmerking aanhouden: U kunt het apparaat in de zones (omgevingsatmosfeer conform richtlijn 1999/92/EG) 1, 2, 21 en 22 inzetten (explosiebeveiligingsrichtlijn 94/9/EG). Zorg er voor dat het bedrijfsmedium geen oppervlaktetemperatuur veroorzaakt die op de opstellingslocatie niet is toegestaan.
Werking In het apparaat worden drukverschillen van het medium door een systeem van wervelkamers afgebouwd. Het apparaat beschikt over een zuiger, welke door een externe aandrijving wordt aangestuurd. De zuiger geeft bij het openen na elkaar meerdere rijen van wervelkamers vrij en regelt zo de capaciteit van het medium. In de gesloten stand van de zuiger onderbreekt het apparaat de mediumdoorstroming volledig.
Zorg er bij elektrisch geïsoleerde inbouw tussen leidingflenzen voor dat er maatregelen worden genomen voor de afvoer van statische elektriciteit. Het apparaat is voorzien van de volgende markering: II 2G/D C X. 0158 De markering van het apparaat en de conformiteitverklaring volgens richtlijn 94/9/EG 13
VOORZICHTIG Apparaat opslaan en transporteren
Opgelet! Beschadiging van het apparaat bij verkeerde opslag of onjuist transport. ¾ Sluit alle openingen af met de meegeleverde of vergelijkbare afdekkingen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat droog blijft en tegen corrosieve atmosferen wordt beschermd. ¾ Neem contact op met de fabrikant, wanneer u het apparaat onder andere omstandigheden wilt opslaan.
Apparaat opslaan Sla het apparaat uitsluitend op onder de volgende omstandigheden: Het apparaat moet van alle aansluitingen zijn gescheiden. Voor het opslaan moeten uit het apparaat alle mediumresten zijn verwijderd en moet het apparaat droog zijn.
Letsel door de aandrijfspindel mogelijk. ¾ Draag bij werkzaamheden aan de aandrijfspindel en zuiger stevige lederen handschoenen. ¾ Zorg er voor dat er zich geen personen bevinden binnen het bereik van de aandrijfspindel of zuiger. ¾ Beweeg de aandrijfspindel langzaam. ¾ Alle instructies in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving ook aanhouden. ¾ Zorg er bij het opslaan voor dat deze condities continu worden aangehouden. ¾ Neem contact op met de fabrikant, wanneer u het apparaat onder andere condities wilt opslaan.
Apparaat transporteren Gevaar Letselgevaar bij het naar beneden vallen van het apparaat of onderdelen daarvan. ¾ Draag bij alle werkzaamheden geschikte beschermende kleding.
Het apparaat moet beschermd verpakt zijn. De verpakking moet bescherming bieden tegen mechanische inwerkingen en vochtigheid.
¾ Bij alle werkzaamheden het apparaat en componenten daarvan heffen met een geschikte hefinrichting.
Het apparaat moet liggend worden opgeslagen.
¾ Zorg er voor dat het apparaat niet kan kantelen.
De zuiger van het apparaat moet minimaal elke twee maanden bewogen worden, om het vastzitten van de pakkingringen te voorkomen.
¾ Hef het apparaat uitsluitend aan de behuizing of de opbouw. ¾ Zorg er voor dat er zich nooit personen onder de hangende last bevinden. De beschermende kleding moet minimaal bestaan uit de volgende elementen: Veiligheidshelm Veiligheidsschoenen Industriële lederen handschoenen. De hefinrichting moet voldoende capaciteit hebben voor het apparaat inclusief de aandrijving. Informatie over het gewicht van het apparaat vindt u
14
in de meegeleverde documentatie. Informatie over het gewicht van de aandrijving vindt u in de fabrikantdocumentatie bij de aandrijving.
De beschermende kleding moet minimaal bestaan uit de volgende elementen:
Informatie over hefpunten en de positie van het zwaartepunt kunt u vinden in de meegeleverde documentatie.
Veiligheidsschoenen
¾ Reinig het apparaat grondig voorafgaande aan het transport.
De hefinrichting moet voldoende capaciteit hebben voor het apparaat inclusief de aandrijving. Informatie over het gewicht van het apparaat vindt u in de meegeleverde documentatie. Informatie over het gewicht van de aandrijving vindt u in de fabrikantdocumentatie bij de aandrijving.
¾ Houd bij het transport dezelfde condities aan als bij de opslag. ¾ Plaats voorafgaande aan het transport de kunststof pluggen in de aansluitingen. Wanneer u niet meer beschikt over de meegeleverde kunststof pluggen, sluit dan de aansluitingen af met vergelijkbare afdekkingen. ¾ U kunt het apparaat over een afstand van enkele meters onverpakt transporteren.
Veiligheidshelm Industriële lederen handschoenen.
Montage voorbereiden ¾ Verwijder de transportverpakking. ¾ Controleer het apparaat op transportschade. ¾ Neem contact op met de fabrikant wanneer u transportschade constateert.
¾ Transporteer het apparaat over langere afstanden in de oorspronkelijke verpakking.
De aansluitingen zijn bij levering afgesloten met kunststof pluggen.
¾ Wanneer de originele verpakking niet beschikbaar is, verpak dan het apparaat zo, dat het is beschermd tegen corrosie of mechanische beschadigingen.
¾ Verwijder de kunststof pluggen voorafgaande aan de montage. ¾ Bewaar de kunststof pluggen voor later gebruik.
Gevaar Apparaat monteren en aansluiten Gevaar Letselgevaar bij het naar beneden vallen van het apparaat of onderdelen daarvan.
Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk. ¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen.
¾ Draag bij alle werkzaamheden geschikte beschermende kleding.
¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen.
¾ Bij alle werkzaamheden het apparaat en componenten daarvan heffen met een geschikte hefinrichting.
¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm.
¾ Zorg er voor dat het apparaat niet kan kantelen. ¾ Hef het apparaat uitsluitend aan de behuizing of de opbouw.
¾ Leeg de leidingen. ¾ Schakel de installatie uit en borg deze tegen onbevoegd herinschakelen.
¾ Zorg er voor dat er zich nooit personen onder de hangende last bevinden. 15
Apparaat aansluiten Gevaar Een verkeerd aangesloten apparaat kan leiden tot ongevallen met ernstig of dodelijk letsel. ¾ Zorg er voor dat het apparaat uitsluitend door deskundig personeel wordt aangesloten op de leiding. ¾ Zorg er voor dat de stroomrichting in de leiding correspondeert met de doorstromingspijl op het apparaat. Het vakpersoneel moet kennis hebben van, en ervaring hebben met, het maken van leidingverbindingen met het betreffende aansluittype. Een pijl die de doorstroomrichting aangeeft is aan beide zijden op de inlaat op de behuizing aangebracht.
Opgelet! Schade aan het apparaat bij te licht gedimensioneerde of verkeerd geplaatste steunen. ¾ Monteer de steunen op de leidingen naast het apparaat. ¾ Zorg er voor dat de steunen stabiel genoeg zijn om het gewicht van het apparaat en de bij het bedrijf te verwachten krachten op te nemen. ¾ Monteer de steunen alleen na overleg met de fabrikant direct aan het apparaat. ¾ Lijn het apparaat voor de inbouw zo uit, dat de zuiger loodrecht staat en de aansluiting voor bedrijf open is. ¾ Neem contact op met de fabrikant, wanneer u het apparaat in een andere inbouwpositie wilt monteren. ¾ Steun het apparaat op de leidingen.
16
Wanneer ondersteuning alleen direct op het apparaat mogelijk is, vraag dan informatie over de mogelijke posities van de steunen bij de fabrikant. ¾ Sluit het apparaat overeenkomstig het type aansluiting deskundig aan op de leidingen.
Gevaar Een verkeerd aangesloten apparaat kan leiden tot ongevallen met ernstig of dodelijk letsel. ¾ Zorg er voor dat de aandrijving uitsluitend door deskundig personeel wordt aangesloten op de voeding. ¾ Zorg er voor dat de instructies van de fabrikant van de aandrijving worden aangehouden. Het vakpersoneel moet kennis hebben van, en ervaring hebben met, het maken van verbindingen met de betreffende energiebron. ¾ Sluit de aandrijving deskundig aan op de mechanische aansluiting van het apparaat. Het aansluiten van de aandrijving op de zuiger alsmede het monteren van de mechanische aansluitingen is in paragraaf „Apparaat samenbouwen “ vanaf pagina 34 omschreven. ¾ Sluit de aandrijving deskundig overeenkomstig de energiebron aan op de voeding.
Werking controleren ¾ Zorg er voor dat het apparaat stevig is gemonteerd en dat alle aansluitingen deskundig zijn gerealiseerd. Om resten uit de leidingen en het apparaat te verwijderen, moet u de leiding na het aansluiten met het geplande medium doorspoelen. Hanteer daarvoor de procedure zoals in hoofdstuk „Apparaat doorspoelen“ vanaf pagina 20 omschreven.
VOORZICHTIG Letsel door de aandrijfspindel mogelijk. ¾ Draag bij werkzaamheden aan de aandrijfspindel en zuiger stevige lederen handschoenen. ¾ Zorg er voor dat er zich geen personen bevinden binnen het bereik van de aandrijfspindel of zuiger. ¾ Beweeg de aandrijfspindel langzaam. ¾ Voer een functietest van het apparaat uit. De zuiger moet minimaal een volledige slagbeweging maken. ¾ Wijzig indien nodig de instellingen op de aandrijving, zoals in de handleiding van de fabrikant van de aandrijving is omschreven.
Apparaat gebruiken Tijdens het bedrijf kunt u geen werkzaamheden aan het apparaat uitvoeren.
Gevaar Letselgevaar bij werkzaamheden aan het apparaat tijdens bedrijf. ¾ Schakel het apparaat voorafgaande aan alle werkzaamheden in het bereik van de bewegende delen uit. ¾ Zorg er voor dat het apparaat is beveiligd tegen herinschakelen. De zuiger van het apparaat wordt overeenkomstig de instellingen op de aandrijving bewogen. ¾ Volg de instructies in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving, wanneer u de instellingen wilt wijzigen.
Opgelet! Bij langere stilstand van de zuiger is schade aan het apparaat of functiestoringen mogelijk. ¾ Zorg er voor dat de zuiger minimaal elke twee maanden een volledige slag maakt.
17
Na gebruik Gevaar Bij apparaten die zijn ingezet in gecontamineerde zones bestaat gevaar van ernstig of dodelijk letsel door schadelijke stoffen op het apparaat. ¾ Laat werkzaamheden aan verontreinigde apparaten uitsluitend uitvoeren door vakpersoneel. ¾ Draag bij werkzaamheden in gecontamineerde zones de voorgeschreven beschermende kleding. ¾ Zorg er voor dat het apparaat voor alle werkzaamheden volledig is gedecontamineerd. ¾ Volg daarbij de aanwijzingen omtrent de omgang met de betreffende gevaarlijke stoffen.
Gevaar Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk. ¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen. ¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm.
18
Gevaar Letselgevaar bij werkzaamheden aan het apparaat tijdens bedrijf. ¾ Schakel het apparaat voorafgaande aan alle werkzaamheden in het bereik van de bewegende delen uit. ¾ Zorg er voor dat het apparaat is beveiligd tegen herinschakelen.
Opgelet! Schade aan het apparaat door ondeskundig onderhoud. ¾ Zorg er voor dat alle onderhoudswerkzaamheden door deskundig personeel worden uitgevoerd. Vakpersoneel moet beschikken over de volgende kennis en deskundigheid: Werken aan drukapparaten Heffen van lasten Demonteren en monteren van het apparaat Het vakpersoneel moet de instructies in deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde documentatie aanhouden.
Apparaat onderhouden Onderhoudsschema Interval
Component
Activiteit
2 maanden
Zuiger
Zuiger minimaal een volledige slag bewegen.
3 maanden
Stopbuspakking
Lekdichtheid visueel controleren. Lekkende stopbuspakkingen naspannen, indien nodig vervangen.
Aansluitingen
Visuele controle van de volgende punten uitvoeren:
Behuizingafdichting
Lekdichtheid
Zuigergeleiding in de stopbus
Reinheid
Spindel
Slijtage Lekke of versleten componenten vervangen. Vuil verwijderen.
Zuiger Zittingring Spindellager
Correct sluiten van het apparaat in sluit-stand van de zuiger door een temperatuur-meting controleren. Lekke of versleten componenten vervangen. Met het aanbevolen vet (zie volgende paragraaf) en een pluisvrije doek afsmeren.
Smeernippel op spindellager op Met het aanbevolen vet (zie volgende paragraaf) apparaten met afpersen. draaistroommotor 12 maanden
Bevestiging van de aandrijving Controleer of de schroeven goed vast zitten. Losse schroeven met voorgeschreven draaimoment aandraaien. Informatie over de benodigde draaimomenten vindt u in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving.
36 maanden
Totale apparaat
Toestand van de binnenste delen controleren. Toestand van de draadspoel controleren. Defecte of versleten onderdelen vervangen. Hoofdafdichtingen voor montage vervangen.
19
Apparaat smeren
Opgelet! Schade aan het apparaat door ongeschikt smeermiddel. ¾ Gebruik uitsluitend smeermiddel met de opgegeven specificaties. De volgende smeerstoffen zijn aanbevolen voor het smeren van het apparaat: Shell Retinax AM met MoS2 DEA Glissando MEP2 Gebruik uitsluitend lithiumverzeept vet van penetratieklasse 2 met MoS2-additief. ¾ Smeer de bewegende delen van het apparaat elke drie maanden. Verontreinigingen verwijderen ¾ Verwijder verontreinigingen met schoon water en een pluisvrije doek van het apparaat. ¾ Verwijder hardnekkig vuil met een voor het materiaal geschikt reinigingsmiddel en een pluisvrije doek. Informatie over het materiaal vindt u in de onderdelenlijst.
Apparaat doorspoelen Om verontreinigingen of mediumresten uit het apparaat te verwijderen, moet u het apparaat doorspoelen.
Gevaar Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk. ¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen. ¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm. Apparaat voorbereiden voor doorspoelen Om het apparaat door te spoelen moeten alle componenten uit de behuizing zijn gedemonteerd. ¾ Demonteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat demonteren “ vanaf pagina 21 omschreven. ¾ Plaats een blindflens op de behuizing.
Componenten vervangen
Neem voor informatie over een geschikte blindflens contact op met de fabrikant.
Om een component te vervangen, hanteert u de volgende procedure:
¾ Bevestig de blindflens met de tapeinden en zeskantmoeren voor de insert.
¾ Demonteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat demonteren “ vanaf pagina 21 omschreven.
¾ Trek de zeskantmoeren met het zelfde draaimoment aan, als voor de bevestiging van de insert is voorgeschreven.
¾ Vervang het onderdeel door een origineel reservedeel van de fabrikant.
Apparaat en leidingen doorspoelen
Informatie over het bestellen van reservedelen vindt u in de onderdelenlijst.
U kunt het apparaat met hetzelfde medium als bij normaal gebruik doorspoelen. U kunt ook een speciaal reinigingsmiddel gebruiken.
¾ Vervang in elk geval ook de beide hoofdafdichtingen van het apparaat. ¾ Monteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat samenbouwen “ vanaf pagina 34 omschreven. 20
Gevaar
Componenten na doorspoelen inbouwen
Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk.
Om het apparaat na het doorspoelen weer gebruiksklaar te maken, moet u de gedemonteerde onderdelen weer inbouwen.
¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen. ¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm. ¾ Draag voor het medium geschikte veiligheidskleding en gebruik indien nodig geschikte beschermende uitrusting. Informatie over geschikte veiligheidskleding en beschermende uitrusting vindt u in het veiligheidsspecificatieblad voor het gebruikte medium.
Opgelet! Schade aan het apparaat door ongeschikt reinigingsmiddel. ¾ Spoel de leidingen door met hetzelfde medium als bij normaal bedrijf. ¾ Zorg er voor dat het reinigingsmedium niet wordt vermengd met medium van het normale gebruik. ¾ Zorg er voor dat het reinigingsmedium het materiaal van het apparaat niet aantast wanneer u een ander medium wilt gebruiken voor het reinigen. Informatie over het materiaal vindt u in de onderdelenlijst. ¾ Zet de installatie aan en spoel de leidingen door. ¾ Controleer daarbij de aansluitingen op lekdichtheid.
¾ Draai de zeskantmoeren op de blindflens los. ¾ Verwijder de blindflens en bewaar deze voor later gebruik. ¾ Monteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat samenbouwen “ vanaf pagina 34 omschreven.
Apparaat demonteren U moet het apparaat in de volgende gevallen demonteren: voor het doorspoelen van de leiding en het apparaat voor onderhoudswerkzaamheden aan de componenten voor het wisselen of vervangen van componenten Door het vervangen van componenten kunt u het apparaat voor andere toepassingscondities ombouwen. Daarbij is het niet noodzakelijk het apparaat uit de installatie te demonteren. ¾ Neem contact op met de fabrikant om informatie over de ombouwmogelijkheden voor uw apparaat te verkrijgen.
VOORZICHTIG Letsel is mogelijk door de scherpe snijkanten van de componenten. ¾ Draag bij alle werkzaamheden aan componenten van het apparaat stevige veiligheidshandschoenen.
¾ Laat na het doorspoelen de installatie zo lang verder lopen, totdat de leidingen zijn geleegd. ¾ Schakel de installatie uit en borg deze tegen onbevoegd herinschakelen. 21
Demonteren voorbereiden
Gevaar Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk. ¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen. ¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm. ¾ Sluit de leidingen voor en na het apparaat af.
Gevaar Letselgevaar bij het naar beneden vallen van het apparaat of onderdelen daarvan. ¾ Draag bij alle werkzaamheden geschikte beschermende kleding. ¾ Bij alle werkzaamheden het apparaat en componenten daarvan heffen met een geschikte hefinrichting. ¾ Zorg er voor dat het apparaat niet kan kantelen. ¾ Hef het apparaat uitsluitend aan de behuizing of de opbouw. ¾ Zorg er voor dat er zich nooit personen onder de hangende last bevinden. De beschermende kleding moet minimaal bestaan uit de volgende elementen: Veiligheidshelm Veiligheidsschoenen Industriële lederen handschoenen. De hefinrichting moet voldoende capaciteit hebben voor het apparaat inclusief de aandrijving. Informatie over het gewicht van het apparaat vindt u in de meegeleverde documentatie. Informatie over het gewicht van de aandrijving vindt u in de fabrikantdocumentatie bij de aandrijving.
22
Verbindt het apparaat of het component dat u wilt optillen met het hefwerktuig. ¾ Gebruik daarvoor een hijsband van voldoende stevig materiaal. ¾ Bevestig de hijsband aan beschikbare hefpunten of aan een flens. De voor het demonteren en monteren van het apparaat benodigde ruimte hangt af van de aanwezige opties en het type aandrijving. Informatie over de benodigde ruimte vindt u in de meegeleverde tekeningen.
Opgelet! Bij het demonteren of monteren in de verkeerde volgorde kan schade ontstaan aan het apparaat of de componenten. ¾ Voer de werkzaamheden in de volgorde uit, zoals deze is aangegeven in de volgende paragrafen.
Opgelet! Schade aan het apparaat door ongeschikt gereedschap mogelijk. ¾ Gebruik bij werkzaamheden aan het apparaat uitsluitend het in de gereedschapslijst aangegeven gereedschap.
Aandrijfonderdelen demonteren Wanneer een aandrijving is verbonden met het apparaat, moet u deze eerst demonteren.
8
¾ Maak alle aansluitingen los op de aandrijving, zoals in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving is omschreven. ¾ Demonteer de aandrijving, zoals in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving omschreven. U kunt nu de mechanische aansluiting voor de aandrijving van het apparaat verwijderen.
1
23
24
Bij apparaten met elektrische draaistroommotor moet u het spindellager uitbouwen. Daarvoor is het niet nodig de aandrijfspindel uit het spindellager te verwijderen. Om het spindellager (1) met de aandrijfspindel (8) uit te kunnen bouwen, moet u eerste de koppeling verwijderen. Hanteer daarvoor de volgende procedure: ¾ Draai de zeskantmoer (24) op de draaiborging van de koppeling los. ¾ Verwijder de zeskantbout (23).
23
¾ Draai de zeskantmoer (26) op de koppeling los. ¾ Verwijder de zeskantbout (25). ¾ Verwijder de beide koppelingshelften (11).
25
11
11
26
¾ Draai de vier moeren los (28). ¾ Verwijder de vier tapeinden (27).
27
28
U kunt nu de mechanische aansluiting voor de aandrijving demonteren. Bij apparaten met elektrische draaistroommotor moet u het spindellager met de aandrijfspindel uitbouwen.
24
¾ Verwijder de beide zeskantbouten (29). Opbouw demonteren In de volgende afbeelding is een apparaat met aandrijflager voor een elektrische draaistroommotor weergegeven. Bij deze aandrijflagers is de mechanische aansluiting voor aandrijving als spindellager (1) geconstrueerd. De spindel (8) is verbonden met het spindellager en kan samen hiermee worden verwijderd. ¾ Verwijder de mechanische aansluiting voor de aandrijving van het apparaat.
U kunt nu de opbouw demonteren. ¾ Verwijder de acht dopmoeren (30). ¾ Verbind een voldoende sterk hefwerktuig met een hefband aan de opbouwflens. ¾ Til de opbouw (2) op. ¾ Verwijder de acht tapeinden (31).
30
1 8
2
31
29 29
¾ Indien nodig schroeft u de aandrijfspindel uit het spindellager.
25
Insert bij apparaten zonder drukontlasting demonteren De procedure voor apparaten met drukontlasting is in paragraaf „Insert bij
apparaten met drukontlasting demonteren “ vanaf pagina 26
¾ Verbind een voldoende sterk hefwerktuig met een hefband aan de stopbusflens (13). ¾ Hef de insert (6) uit de behuizing. ¾ Neem de zuiger (12) uit de behuizing. ¾ Neem de bovenste hoofdafdichting (17) uit de behuizing.
omschreven. Om de pakkingringen te ontlasten, hanteert u de volgende procedure:
Opgelet! Schade aan de stopbuspakkingen bij te ver losdraaien. ¾ Maak de moeren van de stopbusbouten slechts zo ver los, tot de weerstand bij het schroeven merkbaar afneemt.
12 13 6 17
¾ Draai de vier moeren (32) op de stopbusflens (13) los totdat de weerstand merkbaar afneemt.
32 13
Het demonteren van de stopbuspakkingen is vanaf pagina 30 omschreven.
26
Insert bij apparaten met drukontlasting demonteren De procedure bij apparaten zonder drukontlasting is in paragraaf „Insert bij
apparaten zonder drukontlasting demonteren “ vanaf pagina 26
¾ Verbind een voldoende sterk hefwerktuig met een hefband aan de stopbusflens (13). ¾ Hef de insert (6) uit de behuizing. ¾ Neem de zuiger (12) uit de behuizing. ¾ Neem de bovenste hoofdafdichting (17) uit de behuizing.
omschreven. Om de pakkingringen te ontlasten, hanteert u de volgende procedure:
Opgelet! Schade aan de stopbuspakkingen bij te ver losdraaien. ¾ Maak de moeren van de stopbusbouten slechts zo ver los, tot de weerstand bij het schroeven merkbaar afneemt.
12 13 6 17
¾ Draai de vier moeren op de stopbusflens (13) los, tot de weerstand merkbaar afneemt. ¾ Draai de schroeven (33) van de drukontlasting los, tot de weerstand merkbaar afneemt.
13 33 Het demonteren van de stopbuspakkingen is vanaf pagina 30 omschreven.
27
Drukring uitbouwen Om de drukring te demonteren, moet u een demontagehulp gebruiken. De demontagehulp bestaat uit de volgende delen: een frame met voldoende hoogte boven de bovenkant van de behuizing twee aan het frame bevestigde stalen dragers met elk een boring twee draadstangen met elk een moer
Opgelet!
¾ Wanneer de draadstangen vast met de drukring zijn verbonden, schroef dan de twee moeren (34) boven de drager handvast aan.
34 35 36 18
Schade aan het apparaat bij onvoldoende draagcapaciteit van de demontagehulp mogelijk. ¾ Zorg er voor dat alle delen van de demontagehulp voldoende belastbaar zijn voor de demontage. Het gewicht van de uit te bouwen onderdelen hangt af van het apparaattype. Exacte informatie over het gewicht van de uit te bouwen onderdelen kunt u verkrijgen via de fabrikant. Specificaties van de benodigde afmetingen van de demontagehulp en de positie van de schroefdraadgaten hangen af van het apparaattype. U kunt deze informatie verkrijgen bij de fabrikant. De in deze paragraaf omschreven demontagehulp is slechts een aanbeveling. Neem contact op met de fabrikant wanneer u een andere vorm van demontagehulpmiddel wilt gebruiken. ¾ Plaats het frame met de drager over de bovenkant van de behuizing. De gaten in de drager moeten zich exact boven de schroefdraadgaten (36) in de drukring (18) bevinden. ¾ Schroef de twee draadstangen (35) door de gaten in de drager in de schroefdraadgaten (36) in de drukring.
Opgelet! Schade aan het apparaat bij gekanteld heffen met de demontagehulp mogelijk. ¾ Draai de moeren van de demontagehulp gelijkmatig aan. ¾ Trek, om de drukring uit de behuizing te verwijderen, de beide moeren van de demontagehulp gelijkmatig aan. ¾ Trek de moeren net zo lang aan, totdat de drukring volledig uit de behuizing is getild. ¾ Verwijder de drukring m.b.v. een geschikte hefinrichting. ¾ Maak de draadstangen los van de drukring. ¾ Verwijder de demontagehulp en houd deze gereed voor het weer inbouwen van de drukring.
28
Zittingbus demonteren Om de zittingbus uit te bouwen, moet u een demontagehulp gebruiken. De demontagehulp bestaat uit de volgende delen:
¾ Wanneer de draadstangen vast met de zittingbus zijn verbonden, schroef dan de vier moeren (34) boven de drager handvast aan.
34
een frame met voldoende hoogte boven de bovenkant van de behuizing twee aan het frame bevestigde stalen dragers met elke twee boringen vier draadstangen met elk een moer
Opgelet!
35
Schade aan het apparaat bij onvoldoende draagcapaciteit van de demontagehulp mogelijk. ¾ Zorg er voor dat alle delen van de demontagehulp voldoende belastbaar zijn voor de demontage.
37
Het gewicht van de uit te bouwen onderdelen hangt af van het apparaattype. Exacte informatie over het gewicht van de uit te bouwen onderdelen kunt u verkrijgen via de fabrikant.
19
Specificaties van de benodigde afmetingen van de demontagehulp en de positie van de schroefdraadgaten hangen af van het apparaattype. U kunt deze informatie verkrijgen bij de fabrikant. De in deze paragraaf omschreven demontagehulp is slechts een aanbeveling. Neem contact op met de fabrikant wanneer u een andere vorm van demontagehulpmiddel wilt gebruiken. ¾ Plaats het frame met de beide dragers over de bovenkant van de behuizing. De boringen in de dragers moeten zich exact boven de schroefdraadgaten (37) in de zittingbus (19) liggen. ¾ Schroef de vier draadstangen (35) door de gaten in de drager in de schroefdraadgaten (37) in de zittingbus.
Opgelet! Schade aan het apparaat bij gekanteld heffen met de demontagehulp mogelijk. ¾ Draai de moeren van de demontagehulp gelijkmatig aan. ¾ Trek, om de zittingbus uit de behuizing te verwijderen, de vier moeren van de demontagehulp gelijkmatig aan. ¾ Trek de moeren net zo lang aan, totdat de zittingbus volledig uit de behuizing is getild. ¾ Verwijder de zittingbus met behulp van een geschikte hefinrichting. ¾ Verwijder de demontagehulp en houd deze gereed voor het weer inbouwen van de zittingbus. 29
¾ Verwijder de onderste hoofdafdichting (20).
20
Bij vier- en vijftraps apparaten zijn de hulzen van de derde en vierde trap met pennen met de zittingbus verbonden. Alleen door de fabrikant geautoriseerd vakpersoneel mag de hulzen samen met de basisring uit- en inbouwen. ¾ Neem contact op met de fabrikant wanneer u de basisring wilt uitbouwen. Stopbus bij apparaten zonder drukontlasting demonteren De procedure voor apparaten met drukontlasting is in paragraaf „Stopbus bij
apparaten met drukontlasting demonteren “ vanaf pagina 31 omschreven. Het demonteren van de stopbuspakking is alleen voor onderhoud of vervanging noodzakelijk. In alle andere gevallen kan de stopbus op de insert gemonteerd blijven, om beschadiging van de pakkingringen te voorkomen.
Opgelet! Beschadiging van pakkingringen mogelijk. Basisring demonteren U hoeft de basisring in normale gevallen niet uit de behuizing te demonteren. Bij vijftrapsapparaten is de basisring met een extra trap verbonden.
Opgelet! Bij uit- of inbouw van de basisring kunnen er bij vier- of vijftraps apparaten beschadigingen optreden. ¾ Zorg er voor dat alleen door de fabrikant geautoriseerd vakpersoneel de basisring bij vier- en vijftraps apparaten uit- en inbouwt.
30
¾ Zorg er voor dat de pakkingringen bij het uit- en inbouwen niet beschadigd worden. ¾ Gebruik bij het uit- en inbouwen van de pakkingringen nooit geweld en kantel de pakkingringen niet.
Hanteer daarvoor de volgende procedure:
¾ Til de stopbusring (16) uit de insert.
¾ Verwijder de moeren (32) van de tapeinden.
¾ Verwijder de tapeinden (38) uit de insert.
¾ Verwijder de stopbusflens (13). ¾ Verwijder de stopbus (14) uit de insert.
15
32
13
14
16
38
Stopbus bij apparaten met drukontlasting demonteren
¾ Verwijder de pakkingringen van de stopbuspakking (15) uit de insert.
De procedure bij apparaten zonder drukontlasting is in paragraaf „Stopbus bij
apparaten zonder drukontlasting demonteren “ vanaf pagina 30 omschreven.
Bij apparaten met spermiddelaansluiting is in plaats van de middelste ring een kamerring aangebracht.
Het demonteren van de stopbuspakking is alleen voor onderhoud of vervanging noodzakelijk. In alle andere gevallen kan de stopbus op de insert gemonteerd blijven, om beschadiging van de pakkingringen te voorkomen.
Opgelet! Beschadiging van pakkingringen mogelijk. ¾ Zorg er voor dat de pakkingringen bij het uit- en inbouwen niet beschadigd worden. ¾ Gebruik bij het uit- en inbouwen van de pakkingringen nooit geweld en kantel de pakkingringen niet.
31
Hanteer daarvoor de volgende procedure: ¾ Draai de schroeven (33) los van de drukontlasting. ¾ Verwijder de moeren (32) van de tapeinden.
¾ Til de pakkingringen van de stopbuspakking (15) uit de insert. ¾ Til de stopbusring (16) uit de insert. ¾ Verwijder de tapeinden (38) uit de insert.
¾ Verwijder de stopbusflens (13). ¾ Verwijder de stopbus (14) uit de insert.
15
32
16
13 14 33
32
38
Drukontlasting uitbouwen
¾ Trek het kleinere deel (43) uit de steunring (44).
Nu kunt u de drukontlasting uit de insert verwijderen. Hanteer daarvoor de volgende procedure:
¾ Verwijder de steunring naar onderen uit de huls van de drukontlasting (7).
¾ Verwijder de schroeven (33) van de drukontlasting
¾ Verwijder de pakkingringen (46) uit de insert.
¾ Draai de stopbusbout (39) van de drukontlasting los.
¾ Verwijder de bevestigingsring (45) uit de insert. ¾ Trek de bus (47) van de drukontlasting uit de insert.
¾ Verwijder de compensatiering (40). ¾ Verwijder de pakkingringen (41) uit de stopbus.
7
¾ Verwijder de ring (42) uit de boring. ¾ Verwijder verontreinigingen uit de boring van de stopbus.
43 33 39
47 46
40 41 42
45 44
33
Apparaat samenbouwen
Basisring inbouwen
Werkzaamheden voor opnieuw inbouwen
U hoeft de basisring in normale gevallen niet uit de behuizing te demonteren.
VOORZICHTIG Letsel is mogelijk door de scherpe snijkanten van de componenten. ¾ Draag bij alle werkzaamheden aan componenten van het apparaat stevige veiligheidshandschoenen. ¾ Reinig alle componenten voorafgaande aan het opnieuw inbouwen.
Opgelet! Lekkage van het apparaat bij beschadiging van de afdichtingen mogelijk. ¾ Gebruik bij elke assemblage van het apparaat nieuwe hoofdafdichtingen. ¾ Controleer alle afdichtingen en pakkingringen voor het inbouwen op een optimale toestand. ¾ Vervang beschadigde afdichtingen en pakkingringen. ¾ Controleer de toestand van alle componenten. ¾ Vervang beide hoofdafdichtingen en alle beschadigde componenten.
Opgelet! Functiestoring of beschadiging van het apparaat bij gekantelde inbouw van componenten mogelijk. ¾ Plaats de componenten met een geschikt hefmiddel. ¾ Plaats de componenten zonder deze te kantelen. ¾ Zorg er bij de inbouw voor dat de componenten niet door stoten beschadigd worden. De benodigde draagcapaciteit van het hefmiddel hang af van het apparaattype. Informatie over de gewichten van de afzonderlijke componenten kunt u krijgen bij de fabrikant. 34
Bij vijftrapsapparaten is de basisring met een extra trap verbonden.
Opgelet! Bij uit- of inbouw van de basisring kunnen er bij vier- of vijftraps apparaten beschadigingen optreden. ¾ Zorg er voor dat alleen door de fabrikant geautoriseerd vakpersoneel de basisring bij vier- en vijftraps apparaten uit- en inbouwt. Bij vier- en vijftraps apparaten zijn de hulzen van de derde en vierde trap met pennen met de zittingbus verbonden. Alleen door de fabrikant geautoriseerd vakpersoneel mag de hulzen samen met de basisring uit- en inbouwen. ¾ Laat de basisring inbouwen door personeel dat door de fabrikant is geautoriseerd.
Zittingbus inbouwen ¾ Plaats een nieuwe onderste hoofdafdichting (20) op de basisring (21) in de behuizing.
¾ Plaats de zittingbus (19) met een geschikt hefmiddel in de behuizing. Bij het inbouwen de omgekeerde procedure van het uitbouwen hanteren.
20
21
19
35
Drukring en zuiger inbouwen
Opgelet!
¾ Verwijder de montagehulp en bewaar deze voor later gebruik. ¾ Plaats de zuiger (12) in de drukring.
Beschadiging van het apparaat door gekantelde inbouw van de drukringen mogelijk. ¾ Zorg er voor dat de drukring niet gekanteld in de behuizing wordt geplaatst. ¾ Gebruik een geschikte montagehulp of hefmiddel. Om de drukring in te bouwen, moet u een montagehulp gebruiken zoals bij de demontage. ¾ Plaats de drukring (18) met een geschikt hefmiddel in de behuizing. Bij het inbouwen de omgekeerde procedure van het uitbouwen hanteren.
18
36
12
Drukringen en zuigers uitlijnen
Onderste hoofdafdichting aandrukken
Opgelet!
Opgelet!
Functiestoring of beschadiging van het apparaat mogelijk wanneer de componenten niet uitgelijnd worden ingebouwd.
Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk.
¾ Zorg er voor dat de markeringen op de zuiger en op de drukring zijn uitgelijnd met het midden van de inlaat.
¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment.
¾ Lijn de markering (49) op de drukring op het midden van de inlaat uit. ¾ Lijn de markering (48) op de zuiger op de markering op de drukring uit.
48
Om de onderste hoofdafdichting aan te drukken, moet u voor de inbouw van de bovenste hoofdafdichting de insert en de opbouw aanbrengen en met de in de onderdelenlijst vermelde aandraaimomenten aandraaien. ¾ Plaats de insert (6) boven de zuigerstang in de behuizing.
49
6
37
¾ Smeer de schroefdraad van de tapeinden (31) en de dopmoeren (30) met MoS2-pasta in. ¾ Smeer de oplegvlakken van de dopmoer met MoS2-pasta in.
30
¾ Schroef de tapeinden in de gaten van de behuizing. ¾ Plaats de opbouw (2) op de tapeinden op de behuizing. ¾ Trek de tapeinden met de dopmoeren kruislings handvast aan. Het voor het aandraaien van de dopmoeren en tapeinden benodigde aandraaimoment hangt af van het apparaattype. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Trek de dopmoeren en de tapeinden aan met het vermelde aandraaimoment.
2
31
De onderste hoofdafdichting is nu aangedrukt. Voor de inbouw van de overige componenten moet u de insert en opbouw weer demonteren. ¾ Draai de dopmoeren van de tapeinden los. ¾ Til de opbouw van de behuizing. 38
¾ Til de insert van de zuiger. ¾ Controleer of de zuiger en drukring goed zijn uitgelijnd op de inlaat. U moet de tapeinden niet uit de behuizing verwijderen. In de volgende afbeeldingen zijn de tapeinden voor een beter overzicht niet weergegeven. Drukontlasting opbouwen ¾ Plaats de bus (47) van de drukontlasting in de insert (7).
46 7
¾ Plaats de bevestigingsring (45) in de insert. ¾ Plaats de steunring (44) in de insert. ¾ Plaats het kleinere deel (43) in de steunring (44).
47
Opgelet!
45
Functiestoringen bij beschadigde pakkingringen mogelijk. ¾ Vervang beschadigde pakkingringen voorafgaande aan de inbouw.
44
43
¾ Zorg er voor dat de pakkingringen bij plaatsen niet kantelen of op een andere manier beschadigd worden. ¾ Plaats de pakkingringen (46) in de insert.
39
Opgelet! Functiestoringen bij beschadigde pakkingringen mogelijk. ¾ Vervang beschadigde pakkingringen voorafgaande aan de inbouw. ¾ Zorg er voor dat de pakkingringen bij plaatsen niet kantelen of op een andere manier beschadigd worden. ¾ Plaats de ring (42) in de boring. ¾ Plaats de pakkingringen (41) in de boring.
Insert inbouwen Het aanbrengen van de insert is hetzelfde bij apparaten met drukontlasting en apparaten zonder drukontlasting. In de volgende paragraaf is een apparaat zonder drukontlasting weergegeven. ¾ Plaats de bovenste hoofdafdichting (17) in de behuizing (1.). ¾ Plaats de insert (6) boven de zuiger in de behuizing (2.).
¾ Plaats de compensatiering (40) in de boring.
2.
¾ Plaats de stopbusbout (39) in de boring. ¾ Plaats de bouten (33) in de boring. ¾ Herhaal deze stappen voor de andere stopbussen van de drukontlasting.
33 39 40 41 42
Om de stopbuspakking van het apparaat te monteren, mogen de bouten niet verder aangetrokken zijn. ¾ Trek de bouten van de stopbussen slechts zo ver aan dat de boutkoppen onder de stopbusflens liggen. 40
1.
6 17
Stopbuspakking aanbrengen
¾ Plaats de pakkingringen (15) in de stopbusruimte.
Het aanbrengen van de stopbuspakking is hetzelfde bij apparaten met en apparaten zonder drukontlasting. In de volgende paragraaf is een apparaat zonder drukontlasting weergegeven.
Bij apparaten met spermiddelaansluiting is in plaats van de middelste grafietring een kamerring aangebracht. In de volgende afbeeldingen is een apparaat zonder spermiddelaansluiting weergegeven.
¾ Plaats de stopbusring (16) in de stopbusruimte.
Opgelet! Functiestoringen door verkeerd ingebouwde pakkingringen.
¾ Plaats bij apparaten met spermiddelaansluiting de kamerring (50) in plaats van de middelste grafietring.
¾ Zorg er voor dat de pakkingringen van de stopbuspakking (15) in de hierna beschreven volgorde worden ingezet. Een grafietring met CrNi-laag (afstrijker)
50 15
Pure grafietringen Een grafietring met CrNi-laag (afstrijker) Het aantal pure grafietringen hangt af van de bouwgrootte van het apparaat. Het exacte aantal vindt u in de meegeleverde onderdelenlijst.
16
Opgelet! Functiestoringen bij beschadigde pakkingringen mogelijk. ¾ Vervang beschadigde pakkingringen voorafgaande aan de inbouw. ¾ Zorg er voor dat de pakkingringen bij plaatsen niet kantelen of op een andere manier beschadigd worden.
41
Opgelet! Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat.
32 13 38 14
¾ Plaats de stopbus (14). ¾ Smeer de schroefdraad van de tapeind (38) en moeren (32) met MoS2-pasta in. ¾ Schroef de tapeinden in de draadgaten op de insert. ¾ Plaats de stopbusflens (13) op de tapeinden. ¾ Schroef de moeren op de tapeinden. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Trek de moeren aan met het vermelde draaimoment.
Na het aanbrengen van de stopbusflens kunt u de bouten van de stopbus van de drukontlasting met het vooringestelde draaimoment aandraaien.
Opgelet! Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment. Het voor het aandraaien van de bouten benodigde aandraaimoment hangt af van het apparaattype. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat.
42
¾ Trek de bouten van de stopbus op de drukontlasting aan met het vermelde draaimoment. Opbouw aanbrengen
Opgelet!
30
Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Smeer de schroefdraad van de tapeinden (31) en de dopmoeren (30) met MoS2-pasta in.
2
31
¾ Zorg er voor dat de schaalverdeling op de opbouwdrager overeenkomstig de markering op de zuiger is uitgelijnd. ¾ Plaats de opbouw (2) op de tapeinden op de behuizing. ¾ Trek de tapeinden met de dopmoeren kruislings handvast aan. ¾ Trek de dopmoeren en de tapeinden aan met het vermelde aandraaimoment.
43
Aandrijving monteren De werkzaamheden voor het aanbrengen van de aandrijving hangen af van het type aandrijving. Hanteer in principe de omgekeerde volgorde van de demontage van het apparaat. In de volgende paragraaf is een apparaat voor een draaistroommotoraandrijving weergegeven.
1 8
Opgelet! Beschadiging van de zuiger bij te ver uitstekende spindel. ¾ Schroef de spindel iets verder in het spindellager.
Opgelet! Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Plaats bij apparaten met draaistroommotoraandrijving het spindellager (1) met de ingeschroefde spindel (8) op de opbouw. ¾ Bevestig de mechanische aansluitingen van de aandrijving met de beide bouten (29).
44
29 29
Opgelet! Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment.
27
1
¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Plaats de vier bouten (27) in het spindellager (1) en de insert. ¾ Schroef de vier moeren (28) met het vermelde draaimoment aan.
28
¾ Monteer de aandrijving deskundig, zoals in de gebruiks-handleiding van de aandrijving omschreven. ¾ Sluit de aandrijving deskundig overeenkomstig de energiebron aan op de voeding.
45
Opgelet! Functiestoringen bij niet op de zuiger uitgelijnde koppeling.
≤10
Koppeling aanbrengen
8
¾ Zorg er voor dat de markeringen van de zuiger en de schaal boven elkaar liggen. ¾ Zorg er voor dat tussen koppeling en zuiger een afstand wordt aangehouden. De afstand mag niet groter zijn dan 10 mm. De afstand moet echter zo groot mogelijk zijn. ¾ Leg de beide koppelingshelften (11) zoals weergegeven om de zuiger (12) en de aandrijfspindel (8). De beide buitenkanten van de koppeling moeten zoals weergegeven naast de dragers van de opbouw liggen. ¾ Om de koppeling uit te lijnen, draait u de koppeling. De markering op de koppeling moet over de markering van de zuiger liggen. ¾ Zorg er voor dat tussen koppeling en zuiger een zo groot mogelijk afstand is, echter maximaal 10 mm. ¾ Draai indien nodig de opbouw, zodat de markering van de koppeling op de schaal ligt. ¾ Lijn de koppeling zoals weergegeven uit op de drager van de opbouw. De markering op de koppeling moet zoals weergegeven met de schaal overeenstemmen. ¾ Schroef de spindel (8) indien nodig verder er in of er uit.
46
11
11 12
¾ Lijn de middelste boring in de koppelingshelften uit met de boringen van de aandrijfspindel. ¾ Sluit de koppeling en aandrijfspindel aan op de zeskantbout (23). ¾ Draai de moeren (24) handvast op de zeskantbout (23).
Apparaat onderhouden U kunt de volgende componenten van het apparaat bij slijtage of beschadiging vervangen: De bestelnummers en informatie over materiaal van de componenten vindt u in de meegeleverde onderdelenlijst.
Opgelet! Functiestoringen of apparaatschade door verkeerde draaimomenten bij het aandraaien van de boutverbindingen mogelijk. ¾ Trek de boutverbindingen aan met het in de onderdelenlijst aangegeven aandraaimoment. ¾ Zie de onderdelenlijst voor de aandraaimomenten die gelden voor uw apparaat. ¾ Zet de beide koppelingshelften vast met de vier zeskantbouten (25).
¾ Demonteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat demonteren “ vanaf pagina 21 omschreven. ¾ Verwijder het defecte onderdeel uit het apparaat.
Opgelet! Lekkage van het apparaat bij beschadiging van de afdichtingen mogelijk. ¾ Gebruik bij elke assemblage van het apparaat nieuwe hoofdafdichtingen.
¾ Trek de zeskantmoeren (26) op de zeskantbouten handvast aan.
¾ Controleer alle afdichtingen en pakkingringen voor het inbouwen op een optimale toestand.
¾ Trek de zeskantmoeren (24) en (26) aan met het vermelde aandraaimoment.
¾ Vervang beschadigde afdichtingen en pakkingringen.
23
¾ Bouw het nieuwe onderdeel in.
24
¾ Controleer voorafgaande aan het inbouwen of alle onderdelen zich in optimale toestand bevinden. ¾ Vervang beschadigde componenten. ¾ Vervang de beide hoofdafdichtingen. ¾ Monteer het apparaat, zoals in paragraaf „Apparaat samenbouwen “ vanaf pagina 34 omschreven.
25
26
47
Fouten of storingen verhelpen Kenmerk
Oorzaak
De zuiger beweegt schokkerig Storing van de aandrijving. of loopt zeer zwaar. De aandrijving schakelt automatisch uit.
Oplossing Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing van de aandrijving op.
Storing van de besturing.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing van de besturing op.
De stopbuspakking heeft invloed op de zuigerslag.
Draai de moeren op de stopbusflens iets los. Wanneer de stopbuspakking nog steeds de zuigerslag beïnvloedt, vervang dan de stopbuspakking.
De doorstroming is te gering.
De zuigerslag wordt beïnvloed Spoel de installatie door. door vreemde voorwerpen. Indien nodig, het apparaat demonteren De radiale trappenkleppen zijn en de componenten reinigen. verontreinigd of geblokkeerd door vreemde voorwerpen.
Tijdens het bedrijf is veel geluid De radiale trappenkleppen zijn hoorbaar. verontreinigd of geblokkeerd door vreemde voorwerpen.
¾ Neem contact op met de fabrikant, wanneer u de storing niet aan de hand van deze aanwijzingen kunt verhelpen.
48
Apparaat uit bedrijf nemen Schadelijke stoffen verwijderen Gevaar Bij apparaten die zijn ingezet in gecontamineerde zones bestaat gevaar van ernstig of dodelijk letsel door schadelijke stoffen op het apparaat. ¾ Laat werkzaamheden aan verontreinigde apparaten uitsluitend uitvoeren door vakpersoneel. ¾ Draag bij werkzaamheden in gecontamineerde zones de voorgeschreven beschermende kleding. ¾ Zorg er voor dat het apparaat voor alle werkzaamheden volledig is gedecontamineerd. ¾ Volg daarbij de aanwijzingen omtrent de omgang met de betreffende gevaarlijke stoffen.
¾ Voer alle resten af volgens de op de locatie geldende bepalingen.
Apparaat demonteren Gevaar Bij werkzaamheden aan de leidingen is ernstig of dodelijk letsel mogelijk. ¾ Zorg er voor dat er geen hete of gevaarlijke media aanwezig zijn in de leidingen. ¾ Zorg er voor dat de installatie is uitgeschakeld en is beveiligd tegen onbedoeld herinschakelen. ¾ Zorg er voor dat het apparaat en de leidingen zijn afgekoeld tot handwarm.
Gevaar Letselgevaar bij het naar beneden vallen van het apparaat of onderdelen daarvan. ¾ Draag bij alle werkzaamheden geschikte beschermende kleding.
Het vakpersoneel moet beschikken over de volgende kennis en ervaringen:
¾ Bij alle werkzaamheden het apparaat en componenten daarvan heffen met een geschikte hefinrichting.
de op de inzetlocatie geldende bepalingen voor de omgang met schadelijke stoffen
¾ Zorg er voor dat het apparaat niet kan kantelen.
speciale voorschriften omtrent de omgang met de betreffende schadelijke stoffen
¾ Hef het apparaat uitsluitend aan de behuizing of de opbouw.
Gebruik van de voorgeschreven beschermende kleding.
¾ Zorg er voor dat er zich nooit personen onder de hangende last bevinden.
Opgelet!
De beschermende kleding moet minimaal bestaan uit de volgende elementen:
Milieuschade door resten van giftige media mogelijk.
Veiligheidshelm
¾ Zorg er vóór het afvoeren voor dat het apparaat is gereinigd en geen mediumresten meer bevat.
Industriële lederen handschoenen.
¾ Voer alle materialen af volgens de op de locatie geldende bepalingen. ¾ Verwijder alle resten van het apparaat.
Veiligheidsschoenen
De hefinrichting moet voldoende capaciteit hebben voor het apparaat inclusief de aandrijving. Informatie over het gewicht van het apparaat vindt u in de meegeleverde documentatie. Informatie over het gewicht van de aandrijving vindt u in de fabrikantdocumentatie bij de aandrijving. 49
¾ Schakel de installatie uit en borg deze tegen onbevoegd herinschakelen.
Waarschuwing Bij ondeskundig demonteren van de aandrijving bestaat de kans op ernstig of dodelijk letsel. ¾ Zorg er bij werkzaamheden bij de aandrijving voor dat de aandrijving is gescheiden van de energiebron. ¾ Zorg er voor dat alle aanwijzingen en instructies in de gebruiksaanwijzing van de aandrijving worden aangehouden. ¾ Zorg er voor dat alleen vakpersoneel werkzaamheden aan de aandrijvingen en de aansluitingen daarvan uitvoert. Vakpersoneel moet beschikken over kennis en ervaring in de volgende werkzaamheden:
¾ Maak de aansluitingen van het apparaat op de leidingen los. ¾ Leg het apparaat op een geschikte ondergrond weg. De ondergrond moet voldoende draagkracht hebben voor het gewicht van het apparaat. ¾ Indien nodig het apparaat demonteren en de componenten afzonderlijk weg leggen. ¾ Sla het apparaat op zoals in paragraaf „Apparaat opslaan“ vanaf pagina 14 omschreven.
Apparaat afvoeren
Opgelet! Milieuschade door resten van giftige media mogelijk.
Veilig werken aan de installatie
¾ Zorg er vóór het afvoeren voor dat het apparaat is gereinigd en geen mediumresten meer bevat.
Werken aan aansluitingen op de betreffende energiebron van de aandrijving
¾ Voer alle materialen af volgens de op de locatie geldende bepalingen.
Mechanische werkzaamheden aan leidingen ¾ Koppel de aandrijving deskundig los van de voedingsbron. ¾ Koppel de aandrijving deskundig los van de mechanische aansluiting op het apparaat.
50
De materialen van de afzonderlijke componenten zijn vermeld in de onderdelenlijst van het apparaat.
Technische gegevens Afmetingen
Geluidsemissies
Informatie over de exacte afmetingen van het apparaat vindt u in de meegeleverde maattekening.
Bij storingsvrij bedrijf wordt een maximale geluidsdruk van 85 dB bereikt.
Gewichten
Toepassingsgrenzen
Informatie over de exacte gewichten van het apparaat vindt u in de meegeleverde maattekening.
Exacte informatie over de toepassingsgrenzen van uw apparaat vindt u in de meegeleverde onderdelenlijst of op het typeplaatje.
Mediumdoorstroming en drukverschil Informatie over de mediadoorstroming en drukverschil vindt u op de typeplaat en in de meegeleverde onderdelenlijst.
51
Inbouwverklaring Details over de conformiteitverklaring volgens de Europese Richtlijnen kunt u vinden in onze inbouwverklaring. De geldige inbouwverklaring wordt met het apparaat meegeleverd. Deze is tevens op het internet onder www.gestra.de/dokumente beschikbaar of kan bij ons op het volgende adres worden aangevraagd. De met het apparaat meegeleverde inbouwverklaring maakt deel uit van de gebruikersdocumentatie. Deze moet samen met deze gebruiksaanwijzing bewaard worden. Bij vragen over de inbouwverklaring kunt u zich tot de fabrikant wenden via het volgende adres. Fabrikant GESTRA AG Postbus 10 54 60, D-28054 Bremen Telefoon: Telefax: E-mail: Internet:
+49 (0) 421 35 03 0 +49 (0) 421 35 03 393
[email protected] www.gestra.de
Bij niet met ons overeengekomen verandering aan de apparaten verliest deze verklaring haar geldigheid.
52
53
54
55
Wereldwijde vertegenwoordigingen vindt u onder: www.gestra.de Belgium MRC Transmark n.v. Bredastraat 129/133 B-2060 Antwerpen Tel. 003 23 / 205 13 20 Fax 003 23 / 232 84 34 E-Mail
[email protected] Web www.mrctransmark.com Nederlands MRC Transmark b.v. Coenecoop 19 NL - 2741 PG Waddinxveen Tel. 003 11 82 / 64 22 22 Fax 00 311 82 / 64 22 33 E-Mail
[email protected] Web www.mrctransmark.nl
GESTRA AG Postfach 10 54 60, D-28054 Bremen Münchener Str. 77, D-28215 Bremen Telefoon 0049 (0) 421 / 35 03 - 0 Telefax 0049 (0) 421 / 35 03 - 393 E-mail
[email protected] Internet www.gestra.de 819083-00/02-2011kx_sa (808554-01) © GESTRA AG Bremen Gedrukt in Duitsland
56