Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen OCenW 22 november 1999/WJZ/1999/ 46903(8088) De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg; Gelet op artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 23a en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, Besluit: Artikel I De Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen wordt als volgt gewijzigd: A Van Hoofdstuk II komt § 3 te luiden: § 3. Subsidieaanvraag B Artikel 5 komt te luiden: Artikel 5 1. Een aanvraag voor een meerjarige instellingssubsidie wordt ingediend voor 15 december van het tweede jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd. 2. Een aanvraag voor een meerjarige instellingssubsidie voldoet aan de eisen, die zijn opgenomen in de Inrichtingseisen subsidieaanvragen, die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage IV. C Artikel 8 komt als volgt te luiden: Artikel 8 1. Het totaal van de reservering, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit, bedraagt: a. ten hoogste 10% van de verleende subsidie, dan wel b. in geval van een meerjarige subsidie: ten hoogste 10% van het in de subsidiebeschikking voor het laatste subsidiejaar genoemde of bedoelde bedrag, dan wel c. ten hoogste 3% van de verleende subsidie voorzover de subsidie, in afwijking van artikel 4, bestaat uit een bedrag dat wordt berekend op basis van de werkelijk gemaakte subsidiabe-
le kosten tot een door de minister vastgesteld maximum. 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het totaal van de reservering, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit, voor museale instellingen ten hoogste 10% van de verleende subsidie. D In artikel 8a wordt na de woorden ’De jaarrekening’ een komma geplaatst. E Artikel 9 komt te luiden: Artikel 9 De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36 van het Besluit, geschiedt overeenkomstig de controleprotocollen en met gebruikmaking van de modelaccountantsverklaringen, die zijn opgenomen in het bij deze regeling in bijlage I opgenomen Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies.
Artikel IV De Regeling subsidiëring museale instellingen wordt ingetrokken. Artikel V Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg Toelichting Algemeen
De onderhavige wijzigingsregeling is in de eerste plaats noodzakelijk in verband met de invoering van de Inrichtingseisen subsidieaanvragen voor de cultuursector. De InrichtingsF eisen subsidieaanvragen stellen nadere Van Hoofdstuk III komt § 3 te luiden: eisen aan de in te dienen aanvraagbe§ 3. Indieningsdata en beslistermijnen scheiden voor meerjarige subsidies. G Met deze voorschriften, die tevens een De artikelen 22 en 23 vervallen. aantal modellen behelzen, wordt H beoogd duidelijkheid te bieden voor Aan bijlage I wordt toegevoegd het de subsidieaanvrager en uniformiteit deel ’musea’ van het Handboek finan- in de presentatie van de te leveren ciële verantwoording cultuursubsidies, gegevens te bevorderen. De vergelijkwelk deel als bijlage I is toegevoegd baarheid van de ingediende aanvragen aan de Regeling subsidiëring museale wordt daardoor vergroot. De gestelde instellingen. eisen houden rekening met de nieuwe I beleidsaccenten die in de cultuurnotaNa bijlage III wordt de bijlage, bedoeld periode 2001-2004 zijn te verwachten. in artikel II, als bijlage IV toegevoegd. De bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan de inrichting van aanvraArtikel II gen is gebaseerd op artikel 48 van het Vastgesteld worden de eisen opgenoBekostigingsbesluit cultuuruitingen. De men in de bij deze regeling behorende vaststelling van de modellen (formuliebijlage. ren) vindt zijn grondslag in artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel III De Inrichtingseisen zijn eveneens te In afwijking van artikel 6 van de vinden op het internet Regeling subsidies en uitkeringen cul(www.minocw.nl/cnota). tuuruitingen geldt tot en met het jaar In de tweede plaats is de regeling 2000 voor de museale instellingen de nodig in verband met de wens de wijze van bevoorschotting zoals die is indieningsdatum voor aanvragen voor vastgesteld in de ten aanzien van die meerjarige subsidies te vervroegen, instellingen genomen beschikkingen namelijk van 1 januari van het jaar dat tot subsidieverlening. voorafgaat aan de desbetreffende sub-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
1
sidieperiode naar 15 december van het tweede daaraan voorafgaande jaar. Daardoor wordt de Raad voor Cultuur in de gelegenheid gesteld zijn advisering over de subsidieaanvragen onmiddellijk in het nieuwe jaar te beginnen. De noodzakelijke globale toetsing van de aanvragen door de verantwoordelijke bewindspersoon kan in de daaraan voorafgaande (twee) weken plaatsvinden. In de derde plaats acht ik het wenselijk de Regeling subsidiëring museale instellingen in te trekken. Deze ministeriële regeling bevat op dit moment namelijk nog slechts een enkele bepaling die specifiek is voor de museale instellingen, dat wil zeggen, die afwijkt van het algemene regime van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuursubsidies. Dat is onder meer het gevolg van de introductie van het Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Regeling van 22 december1997 tot wijziging van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en van de Regeling subsidiëring museale instellingen, Stcrt. 247), waarin bij uitstek op de diverse categorieën instellingen toegesneden bepalingen en modellen zijn opgenomen. Omdat het niet de bedoeling is de regelgeving voor museale instellingen in inhoudelijke zin te veranderen, worden de bestaande ’museaspecifieke’ bepalingen overgenomen in de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. De met de intrekking samenhangende wijzigingen hebben dus in hoge mate een technisch karakter. Tenslotte zijn nog enkele kleinere wijzigingen van redactionele aard doorgevoerd.
dieaanvragen zijn in het algemene gedeelte van de toelichting uitgelegd. Onderdeel C Deze wijziging houdt verband met de intrekking van de Regeling subsidiëring museale instellingen. Het tweede lid van artikel 8 is identiek aan artikel 5 van de Regeling subsidiëring museale instellingen. Het reserveringsregime voor musea wijkt af van het reserveringsregime voor andere instellingen. Omwille van de leesbaarheid is het gehele artikel herschreven. Onderdeel E In verband met de intrekking van de Regeling subsidiëring museale instellingen is artikel 9 algemener geformuleerd. Bijlage I (het Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies) wordt aangevuld met het deel museale instellingen (zie onderdeel H). Uit het handboek zelf blijkt welk deel van toepassing is op een bepaalde categorie instellingen. In het desbetreffende deel zijn tevens de protocollen en modellen voor de accountantscontrole opgenomen.
ge bevoorschottingswijze van museale instellingen gedurende de huidige cultuurnotaperiode (1997-2000) juridisch mogelijk te maken. Artikel IV Zoals hiervoor reeds is aangegeven bestaat er onvoldoende rechtvaardiging voor een afzonderlijke regeling voor de museale instellingen. De enkele afwijkende bepalingen die voor deze instellingen gelden zijn in de onderhavige regeling opgenomen. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg. Bijlage IV Inrichtingseisen Subsidieaanvragen Inleiding Algemeen Een aanvraag voor subsidie in het kader van de Cultuurnota 2001-2004 bestaat uit vijf onderdelen voor de reeds meerjarig gesubsidieerde instellingen en zes onderdelen voor nieuwe aanvragers. Een aanvraag dient als volgt te zijn opgebouwd:
Onderdeel F De nieuwe benaming komt beter overeen met de inhoud van paragraaf 3. A. Beleidsplan (inclusief voorblad) B. Meerjarenbegroting Onderdeel G De desbetreffende artikelen zijn geëx- Bijlagen: pireerd. 1. Specifieke activiteiten en kwantitatieve gegevens Onderdeel H 2. Specifieke financiële gegevens Toevoeging van het desbetreffende 3. Directie, bestuur en leden raad van deel van het Handboek financiële ver- toezicht antwoording cultuursubsidies houdt 4. Gecontroleerde jaarrekening 1998 verband met de wens de Regeling sub- (alleen voor nieuwe aanvragers) sidiëring museale instellingen in te trekken. Aanvragen moeten in viervoud worden Artikelen ingediend en uiterlijk 15 december Onderdeel I en artikel II 1999 bij het ministerie zijn ontvangen, Artikel I De introductie van de Inrichtingseisen via het speciaal daarvoor opengestelde subsidieaanvragen is reeds aan de orde postbusnummer. Onderdeel A gekomen in het algemene deel van de Aangezien artikel 5 in paragraaf 3 toelichting. Prioriteiten Cultuurnota meer is gaan inhouden dan uitsluitend De beoordeling van uw subsidievereen indieningsdatum (zie onderdeel B) Artikel III zoek vindt plaats in het perspectief van moest ook de titel van § 3 worden aan- Deze overgangsbepaling houdt verde in september 2000 uit te brengen gepast. band met de intrekking van de Cultuurnota 2001-2004. De hoofdlijnen Regeling subsidiëring museale instellin- en prioriteiten van die nota zijn neerOnderdeel B gen. De bevoorschotting van museale gelegd in de nota ’Cultuur als confronDe wijzigingen van artikel 5 vormen de instellingen vindt namelijk op andere tatie – Uitgangspunten voor het culkern van de onderhavige wijzigingsre- wijze plaats dan als geregeld in artikel tuurbeleid in de periode 2001-2004’, geling. De redenen voor de vervroe6. Deze afwijkende bevoorschottings- van juni 1999. Deze laatste nota vormt ging van de indieningsdatum en de wijze is in de individuele subsidiebetezamen met de uitkomsten van de invoering van de Inrichtingseisen subsi- schikkingen vastgelegd. Artikel III behandeling ervan in de Tweede strekt ertoe voortzetting van de huidi- Kamer, het kader voor de advisering
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
2
(door de Raad voor Cultuur) en besluit- 3. Terugblik en evaluatie van de periovorming over de ingediende subsidiede 1997-heden (500-1000 woorden) aanvragen. a. Geef een beknopte omschrijving van de beleidsmatige, organisatorische en Inrichtingseisen financiële ontwikkelingen in uw instelOm de subsidieaanvragen effectief te ling vanaf 1 januari 1997 tot heden. kunnen beoordelen, wordt gebruik Ga zowel in op het inhoudelijke beleid gemaakt van uniforme inrichtingseials op het publieksbeleid. sen. Aanvragen die niet tijdig door het Instellingen die op dit moment geen ministerie zijn ontvangen en ongemeerjarige rijkssubsidie ontvangen dievraagde bijlagen worden niet in nen inzicht te geven in de belangrijkbehandeling genomen. ste incidentele en structurele subsidies Bij de opstelling van het beleidsplan die zij de afgelopen jaren ontvingen dient u de hierna onder A omschreven van fondsen of overheden. indeling te hanteren. U bent gebonden b. In welke mate zijn uw voor de huidiaan een maximum – en soms ook een ge cultuurnotaperiode 1997-2000 minimum – aantal woorden per onder- gestelde beleidsvoornemens inmiddels deel. gerealiseerd? (geldt niet voor nieuwe aanvragers) Inlichtingen en adres Voor inlichtingen over de procedure of 4. Plannen en activiteiten voor de de indiening van een subsidieaanvraag periode 2001-2004 (1000-2000 woorkunt u contact opnemen met het den) bureau voorlichting van het Ministerie Instellingen die momenteel al een van Onderwijs, Cultuur en Wetenmeerjarige rijkssubsidie ontvangen, schappen, telefoon 079-3233270. dienen hun plannen te baseren op een Subsidieaanvragen dienen te worden sluitende begroting uitgaande van ten gericht aan: hoogste het subsidieniveau 19991. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en a. Wat zijn de plannen en prioriteiten Wetenschappen, o.v.v. Subsidievan uw instelling voor de periode aanvragen Cultuurnota, Postbus 175, 2001-2004? Op welke interne of exter2700 AD Zoetermeer ne ontwikkelingen zijn deze gebaDe nota ’Cultuur als confrontatie’ en seerd? deze ’Inrichtingseisen subsidieaanvraWanneer u al een meerjarige subsidie gen’ zijn beschikbaar via internitesite: ontvangt, richt u zich dan vooral op de www.minocw.nl/cnota veranderingen ten opzichte van uw huidige activiteiten. Geef in ieder A. Beleidsplan geval aan hoe u denkt nieuwe publieks- of afnemersgroepen te bereiBij het opstellen van uw beleidsplan ken. Laat zien welke maatregelen u dient u zich te houden aan de volgen- hebt getroffen of zult treffen om binde indeling en vragen. nen het huidige subsidie uw activiteiten en prioriteiten te realiseren, 1. Voorblad respectievelijk eventuele knelpunten Als eerste bladzijde bij de aanvraag op te lossen en maak duidelijk welke wordt een overzicht meegestuurd van keuzen daarbij zijn gemaakt. gegevens over de aanvrager conform b. In hoeverre komen uw prioriteiten het Model Voorblad. tot uitdrukking in een andere personele samenstelling van uw organisatie en 2. Algemene informatie (maximaal andere (voordrachten voor de) leden 1000 woorden) van uw bestuur c.q. raad van toezicht. a. Wat is de doelstelling van uw instel- Geef in ieder geval aan wat dit beteling en welke functie vervult deze in kent voor de deelname van jongeren het culturele veld? en culturele minderheden. Geef ook Ga zowel in op de cultuurinhoudelijke aan of belangrijke wijzigingen zijn te als de maatschappelijke rol die uw voorzien, bijvoorbeeld in de (artistieke) instelling vervult. Geef ook aan of deze leiding? rol internationaal, landelijk, regionaal Voeg als bijlage 3 bij uw aanvraag een dan wel lokaal is en besteed aandacht opgave van de leden van uw directie, aan de relatie met vergelijkbare instel- bestuur en/of raad van toezicht per lingen. 1 december 1999. b. Geef een korte omschrijving van uw c. Specificeer uw eventuele aanvullenhuidige activiteiten. de prioriteiten in geval additioneel
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
subsidie wordt toegekend. (geldt niet voor nieuwe aanvragers) Wanneer uw instelling op dit moment een meerjarige subsidie ontvangt en u denkt in de volgende cultuurnotaperiode met het huidige subsidieniveau niet alle noodzakelijk geachte activiteiten te kunnen realiseren, kunt u dit na het beantwoorden van vraag 3a en b nader toelichten en onderbouwen. Geef in dat geval een overzicht van de extra of andere activiteiten en prestaties die worden verricht en onderbouw waarom u deze nodig acht. Alle wensen dient u afzonderlijk te begroten, zodanig dat deze kunnen worden aangehaakt aan de sluitende basisbegroting. B. Meerjarenbegroting Nieuwe aanvragers wordt verzocht hun meerjarenbegroting op te stellen volgens onder-staande indeling en daarbinnen een onderverdeling te maken die inzicht biedt in de functies die de instelling vervult. Instellingen die in het kader van de Cultuurnota 1997-2000 reeds subsidie ontvangen, dienen gebruik te maken van de hun bekende modellen van het Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies. Een nadere toelichting (voor alle aanvragers) treft u hierna aan.
3
2001
2001
2002
2003
2004
GLD
EURO
EURO
EURO
EURO
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
BATEN A
OPBRENGSTEN
A.1
Directe opbrengsten
A.1.1
Publieksinkomsten
A.1.2
Overige directe opbrengsten
A.2
Indirecte opbrengsten
A.2.1
Algemene sponsoring
A.2.2
Overige indirecte opbrengsten Totaal opbrengsten:
B
BIJDRAGEN
B.1
Gevraagd subsidie OCenW
B.2
Overige subsidies
B.3
Overige bijdragen Totaal bijdragen:
Som van opbrengsten en bijdragen: LASTEN C
BEHEERSLASTEN
C.1
Beheerslasten personeel2
C.2
Beheerslasten materieel Totaal beheerslasten:
D
ACTIVITEITENLASTEN
D.1
Activiteitenlasten personeel2
D.2
Activiteitenlasten materieel Totaal activiteitenlasten: Som van beheers- en activiteitslasten: Saldo:
N.B. Indien na 2001 geen wezenlijke veranderingen in de meerjarenbegroting zijn voorzien, kan worden volstaan met indiening van de begroting over 2001 (in guldens èn euro's). 1 Exclusief 2 Bij
incidentele subsidies en op het loonpeil ultimo 1999. deze posten tevens het aantal fte’s vermelden (bedrag/fte’s).
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
4
Bijlage 1: Specifieke activiteiten en kwantitatieve gegevens
matie die wordt verstrekt via internet, cd-rom of anderszins.
U wordt verzocht uw activiteiten of prestaties voor de jaren 2001-2004 te kwantificeren volgens onderstaande rubricering en als eerste bijlage bij te voegen bij de subsidieaanvraag. Het gaat om de gemiddelde aantallen/percentages op jaarbasis over de periode 2001-2004. Instellingen die reeds meerjarig worden gesubsidieerd wordt verzocht om per activiteit tevens het behaalde resultaat in 1998 weer te geven.
2. Kwantitatieve gegevens per categorie instellingen1
1. Specifieke vragen aan alle instellingen Specifieke doelgroepen Alle instellingen dienen hun activiteiten ten aanzien van specifieke doelgroepen te expliciteren. Onder ’doelgroepactiviteiten’ wordt verstaan de activiteiten die speciaal worden georganiseerd voor de nieuwe publieksgroepen die in de nota ’Cultuur als confrontatie’ (pagina 27) worden aangeduid (vooral jongeren en culturele minderheden). Onder doelgroepactiviteiten moeten met name worden verstaan: het programmeren van speciaal aanbod voor nieuwe publieksgroepen; het presenteren van het aanbod op bijzondere plekken in de directe leefomgeving van de nieuwe publieksgroepen; het bieden van educatieve begeleiding aan de nieuwe publieksgroepen bij het aanbod van de kunst- en cultuurproducten, het organiseren van manifestaties, programma’s voor het onderwijs; marketingactiviteiten gericht op het bereiken van nieuwe publieksgroepen, voor zover deze deel uitmaken van een geïntegreerd plan om nieuwe publieksgroepen te bereiken. Met betrekking tot uw educatieve activiteiten is van belang aan te geven in hoeverre wordt samengewerkt met scholen en/of andere plaatselijke of regionale organisaties. Internationale activiteiten Alle aanvragers dienen aan te geven welke internationale activiteiten zij ontwikkelen (in binnen- en buitenland).
Voor de verschillende categorieën instellingen geldt dat zij in het bijzonder inzicht dienen te verschaffen in de navolgende activiteiten. Instituten a. aantal evenementen/congressen/ symposia/workshops/lezingen/e.d. b. aantal bezoeken/deelnemers c. soort en omvang documentaties/ collecties d. aantal onderzoeken/brochures/ publicaties e.d. Musea a. aantal tentoonstellingen b. aantal bezoeken c. aantal museale objecten in beheer (per registratienummer)aandeel van de beheerde objecten dat binnen of buiten het museum tentoon wordt gesteld d. aantal objecten dat kortlopend (< 1 jaar) in bruikleen wordt gegeven aan derden e. aantal objecten dat kortlopend (< 1 jaar) in bruikleen wordt genomen van derden f. aandeel van de beheerde objecten dat digitaal (tekst èn beeld) toegankelijk is voor andere museale instellingen. Podiumkunstinstellingen (incl. productiehuizen/podia) a. soort en aantal producties/programma’s (grote zaal/kleine zaal; zelfstandige activiteit/coproductie/begeleiding enz.) b. aantallen voorstellingen/concerten per productie/programma c. spreiding (in de standplaats, elders in Nederland, buitenland) d. aantal bezoeken per jaar e. aandeel eigentijds (auteursrechtelijk beschermd) repertoire (alleen voor orkesten en ensembles) f. aantal premières en aandeel Nederlands repertoire daarin (alleen voor orkesten en ensembles) g. aantal publicaties, cd’s of video’s voor publieke verspreiding h. aantal radio- of tv-opnames
b. aantal te bemiddelen concerten/voorstellingen/presentaties/ uitvoeringen (per gezelschap of categorie gezelschappen of anderszins) c. aantal bezoeken aan te bemiddelen gezelschappen/orkesten/e.d. 2. Filmdistributeurs a. aantal uit te brengen titels b. aantal kopieën per titel c. aantal vertoningen d. aantal bezoeken 3. Festivals en Concoursen a. omvang en duur van het festival/concours b. soorten programmaonderdelen c. aantal voorstellingen/concerten/presentaties d. aantal bezoeken e. aantal deelnemers (bij concoursen) 4. Presentatie-instituten a. aantal presentaties b. aantal openstellingen (in dagdelen) c. aantal bezoeken 5. Werkplaatsen a. aantal aanmeldingen b. aantal beschikbare plaatsen voor deelnemers c. aantal deelnemers d. aantal vertrekkende/uitstromende deelnemers 6. Overige instellingen U wordt verzocht uw activiteiten zoveel mogelijk te specificeren en te kwantificeren. Voor zover relevant kunt u gebruik maken van de activiteiten of prestaties uit de voorgaande rubricering. 1 Zie
het overzicht aan het slot waarin voor de reeds meerjarig gesubsidieerde instellingen de categorie-indeling is gegeven, naar analogie van het ’Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies’. Nieuwe aanvragers kunnen hieruit afleiden in welke categorie zij worden ingedeeld.
Bijlage 2: Specifieke financiële gegevens U wordt verzocht in bijlage 2 bij de aanvraag de hierna gevraagde gegevens te verstrekken. Een nadere toelichting op de onderstaande tabel en vragen treft u hierna aan.
Digitale informatieverstrekking Cultuurinstellingen algemeen Alle instellingen dienen inzicht te 1. Podiumkunstdistributeurs geven in het gebruik van digitale infor- a. aantal te bemiddelen gezelschappen/orkesten/e.d.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
5
1. Doelgroepactiviteiten 2001
2001
2002
2003
2004
GLD
EURO
EURO
EURO
EURO
1. Materiële lasten Educatieve activiteiten Overige activiteiten (specificeren) Totaal: 2. Personele lasten Educatieve activiteiten Overige activiteiten (specificeren) Totaal: Generaal totaal: 3. Subsidies Gevraagd subsidie OCenW (B.1) Overige subsidie1 (B.2) Totaal (B1+B2): 3% van B1+B2:
N.B. Indien na 2001 geen wezenlijke veranderingen zijn te voorzien kan worden volstaan met de cijfers van 2001 (in guldens èn euro's). 2. Subsidie per bezoek Voor reeds meerjarig gesubsidieerde instellingen Wat is uw totale subsidie2 per verwacht bezoek (c.q. deelnemer/afnemer)3 bij gelijkblijvend subsidienivau: f En bij toekenning van het eventueel gevraagd extra subsidiebedrag: f Voor nieuwe aanvragers Wat is uw totale subsidie per verwacht bezoek (c.q. deelnemer/afnemer) bij toekenning van subsidie: f 3. Publieksinkomsten (voor alle aanvragers) Als u een podiumkunstinstelling vertegenwoordigt, welk percentage beslaan uw publieksinkomsten van de som van uw publieksinkomsten en het totale subsidie4: ..% 1
Onder ’overige subsidies’ wordt verstaan de incidentele of structurele subsidies die niet in het kader van de Cultuurnota worden verstrekt, van zowel (alle) overheden (internationaal/rijk/provincie/gemeente) als aan de overheid gelieerde fondsen. 2 De subsidies van zowel (alle) overheden (internationaal/rijk/provincie/gemeente) als aan de overheid gelieerde fondsen. 3 Volgens uw activiteitenoverzicht in bijlage 1. 4 U berekent hier, op basis van de begroting op pagina 6, A1.1./(A1.1. + B1+B2) x 100%.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
6
Bijlage 3: Directie, bestuur en leden raad van toezicht Directie: naam
woonplaats
functie
1. __________________
__________________
__________________
2. __________________
__________________
__________________
Bestuur/Raad van toezicht: naam
woonplaats
functie
1. __________________
__________________
__________________
2. __________________
__________________
__________________
3. __________________
__________________
__________________
4. __________________
__________________
__________________
5. __________________
__________________
__________________
6. __________________
__________________
__________________
7. __________________
__________________
__________________
8. __________________
__________________
__________________
man/vrouw verhouding :
/
aantal personen jonger dan 40 jaar: MODEL VOORBLAD (U dient dit formulier als eerste pagina mee te sturen met uw aanvraag)
Basisgegevens van de aanvragende instelling Statutaire naam : ‘Roepnaam’ van de instelling1 : Postadres : Telefoon : Fax : E-mail adres : 1
Indien afwijkend van de statutaire naam
Website: Karakter van de instelling2 O Instituut O Museum O Podiumkunstinstelling (incl. productiehuis/podium) O Podiumkunstdistributeur O Filmdistributeur O Festival of concours O Presentatie-instituut O Werkplaats O Overige, namelijk: Gesubsidieerd in het kader van de cultuurnotaperiode 1997-2000 O Wel O Niet Ondertekening Plaats:
Datum:
Handtekening aanvrager: N.B. Uw aanvraag dient uit vijf (reeds gesubsidieerde instellingen) of zes (nieuwe aanvragers) onderdelen te bestaan (zie indeling op pagina 3). Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen en ongevraagde bijlagen worden niet bij de beoordeling en besluitvorming betrokken.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
7
U wordt verzocht in bijlage 3 bij de aanvraag de onderstaande gegevens te verstrekken van de leden van uw directie, bestuur en/of raad van toezicht N.B. Uw aanvraag dient uit vijf (reeds gesubsidieerde instellingen) of zes (nieuwe aanvragers) onderdelen te bestaan (zie indeling op pagina 3). Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen en ongevraagde bijlagen worden niet bij de beoordeling en besluitvorming betrokken.
worden volstaan met indiening van de begroting over 2001. Nieuwe aanvragers dienen als bijlage 4 bij de aanvraag een gecontroleerde jaarrekening 1998 mee te sturen. In het geval een dergelijke jaarrekening niet beschikbaar is, dient een volledig overzicht van de financiële toestand op het tijdstip van de aanvraag te worden meegezonden.
Loonkosten en arbeidsproductiviteit Bij het opstellen van de meerjarenbegroting moet worden uitgegaan van 1 Indien afwijkend van de statutaire naam. het loonkostenniveau 1999. Dat bete2 Voor nieuwe aanvragers: vergelijk categorieindeling aan het einde van deze Inrichtingen kent dat niet mag worden geanticieisen. peerd op de loonontwikkeling in de Toelichting bij de meerjarenbegroting periode na 1999. Geef tevens aan op welke wijze (bijvoorbeeld door het 1. Algemeen toepassen van een CAO) de hoogte van de loonkosten is berekend. Aanvragers die reeds rijkssubsidie ont- In geval subsidie wordt toegekend, vangen wordt voor de periode 2001-2004 de Indien u reeds subsidie ontvangt in het loonruimte en de arbeidsproductivikader van de Cultuurnota 1997-2000, teitkorting (vanaf 2000 e.v.) verdiscondient u gebruik te maken van de teerd. bekende modellen van het Handboek financiële verantwoording cultuursub- Vermogenspositie sidies. Uw meerjarenbegroting dient Indien zich na de balansdatum belangsluitend te zijn op basis van ten hoog- rijke veranderingen hebben voorgeste het subsidieniveau 1999 (exclusief daan in de vermogenspositie, geldt incidentele subsidies en op het loonvoor alle aanvragers dat dit dient te peil ultimo 1999). worden gemeld. Indien op het moment van de aanvraag financiële knelpunten bestaan Euro die kunnen doorwerken in de begroDe meerjarenbegroting dient voor het ting voor de nieuwe budgetperiode, eerste jaar in zowel guldens als euro’s dient u uw begroting toch te baseren te worden uitgedrukt; vanaf 2002 nog op maximaal het huidige subsidiealleen in euro’s (1 euro = f 2,20371). niveau en aan te geven hoe u daarbinnen deze knelpunten oplost. Voor een 2. Toelichting op de begrotingsposten eventueel verzoek om extra subsidie moet u een afzonderlijke begroting Het is van belang dat de begroting zo maken, zodanig dat deze kan worden wordt ingericht dat de inkomsten en aangehaakt aan de sluitende basisbeuitgaven een goed beeld geven van de groting. verschillende functies die de instelling Aan de in de huidige cultuurnotaperio- vervult. U kunt hierbij denken aan de verstrekte subsidies kunnen geen functies als productie, distributie, rechten worden ontleend voor de documentatie, dienstverlening, onderperiode 2001-2004. Toekenning van zoek, p.r. en marketing. In het verlengsubsidie geschiedt onder het voorbede hiervan wordt verzocht om de houd dat de wetgever de benodigde begrotingsposten zoveel mogelijk te financiële ruimte ter beschikking stelt. specificeren en toe te lichten. Bij de post ’personeel’ dient behalve de Nieuwe aanvragers kosten ook de bezetting te worden Nieuwe aanvragers die geen subsidie vermeld (aantal fte’s), zowel voor vast ontvangen in het kader van de als tijdelijk personeel (geldt niet voor Cultuurnota 1997-2000, dienen de honoraria). onder B. Meerjarenbegroting genoemde indeling te volgen. Indien na 2001 A. Opbrengsten geen wezenlijke veranderingen in de Bij de post ’opbrengsten’ wordt ondermeerjarenbegroting zijn voorzien, kan scheid gemaakt tussen directe en indirecte opbrengsten. De ’directe
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
opbrengsten’ betreffen inkomsten die direct aan uw activiteiten kunnen worden gerelateerd, bijvoorbeeld kassaopbrengsten, uitkoopsommen en projectgebonden sponsoring. De ’indirecte opbrengsten’ zijn opbrengsten die geen onmiddellijke relatie hebben met de activiteiten van uw instelling, bijvoorbeeld algemene sponsoring, opbrengsten uit radio- en/of tv-uitzendingen, vergoeding uitleen van personeel, inkomsten uit eigendomsrechten en rentebaten. Algemene sponsoring wordt tot de indirecte opbrengsten gerekend. B. Bijdragen Onder ’overige subsidies’ wordt verstaan de structurele en incidentele subsidies die niet in het kader van de Cultuurnota worden verstrekt, van zowel (alle) overheden (internationaal/ rijk/provincie/gemeente), als aan de overheid gelieerde fondsen. Bij de post ’overige bijdragen’ kunt u denken aan schenkingen, donaties en legaten, alsook bijdragen van particuliere fondsen. C. Beheerslasten Tot de ’beheerslasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samen-hangen met het beheer van uw organisatie (ook wel overheadkosten). U wordt verzocht de beheerslasten personeel waar van toepassing te specificeren naar onderdelen als: directie, secretariaat, personeelszaken, financiële zaken en algemene zaken. Loonkosten omvatten ten minste de bruto salarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld en pensioenpremie. De ’beheerslasten materieel’ kunnen worden onderverdeeld in bijvoorbeeld huisvesting, kantoorkosten, algemene publiciteitskosten en afschrijvingskosten. D. Activiteitenlasten Tot de ’activiteitenlasten’ worden gerekend kosten die direct samenhangen met de activiteiten van uw instelling. Specificeer per functie de personele en materiële lasten. Onder materiële lasten die met de activiteiten samenhangen, kunt u denken aan zaalhuur of specifieke publiciteitkosten. 3. Specifieke bepalingen voor podiumkunstinstellingen Voor podiumkunstinstellingen gelden de volgende specifieke bepalingen
8
A. Opbrengsten A.1.1. Onder publieksinkomsten1 wordt verstaan de inkomsten uit: a. kaartverkoop (recette) b. partage (met podium gedeelde recette) c. uitkopen d. verkoop programmaboekjes A.1.2. Tot de overige directe opbrengsten worden o.m. gerekend de inkomsten uit directe, aan activiteiten gelieerde sponsoring. A.2.1. Algemene sponsoring betreft sponsoring die aan de instelling als geheel is verbonden. A.2.2. Tot de overige indirecte opbrengsten worden o.a. gerekend de opbrengsten uit: a. verkoop cd’s en dergelijke b. radio- en/of tv-uitzendingen c. horeca d. uitleen van personeel D. Activiteitenlasten D.1. De activiteitenlasten personeel kunnen worden onderscheiden in de lasten voor: a. artistieke leiding b. uitvoerend personeel c. ondersteunend personeel d. overig personeel D.2. De activiteitenkosten materieel kunnen worden onderscheiden in: a. voorbereidingskosten (o.a. zaalhuur repetities) b. uitvoeringskosten (o.a. zaalhuur uitvoeringen, reiskosten, auteursrechten). c. kosten van specifieke publiciteit d. afschrijvingen Toelichting bij de specifieke financiële gegevens Doelgroepactiviteiten Aan alle instellingen wordt gevraagd om volgens het model op pagina 9 inzicht te verstrekken in de bestedingen ten behoeve van doelgroepactiviteiten. Onder ’doelgroepactiviteiten’ worden verstaan de activiteiten die speciaal worden georganiseerd voor de nieuwe publieksgroepen die in de nota ’Cultuur als confrontatie’ (pagina 27) worden aangeduid (vooral jongeren en culturele minderheden). Wanneer een instelling in het geheel niet in staat is om doelgroepactiviteiten te ontwikkelen dient zij dit te motiveren. Aanvragers die in aanmerking willen komen voor 2% extra subsidie voor doelgroepactiviteiten zijn aan het minimumpercentage van 3%, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage 2, gebon-
den. Zij moeten aantonen dat ze minimaal 3% van de subsidie aan doelgroepactiviteiten willen besteden. Een instelling die niet kan voldoen aan de 3%-norm, maar wel in aanmerking wil komen voor de stimuleringssubsidie van 2% dient dit nadrukkelijk te motiveren. Instellingen die opteren voor 2% extra subsidie moeten een overzicht geven van de activiteiten waaraan deze stimuleringssubsidie zal worden besteed. In uw financiële opgave van doelgroepactiviteiten kunnen alle materiële activiteitenlasten worden opgenomen die rechtstreeks aan uw doelgroepactiviteiten zijn gerelateerd. Personele activiteitenlasten kunnen alleen worden opgevoerd voor zover deze aantoonbaar exclusief aan doelgroepactiviteiten zijn verbonden. Beheerslasten, zoals huisvestings-, directie- of secretariaatskosten, kunnen niet worden toegerekend of opgevoerd. Subsidie per bezoek Podiumkunstinstellingen en musea dienen in bijlage 2 aan te geven hoe hoog het totale subsidie per bezoek is. In geval een hoger subsidie per bezoek wordt geraamd dan 150% van het gemiddelde in de betreffende discipline (zie onderstaande tabel), dient dit te worden gemotiveerd in het beleidsplan.
Discipline
gen van de som van de publieksinkomsten en het totale subsidie, ofwel 15% van de som van de begrotingsposten A.1.1, B.1 en B.2. Bij de berekening van de 15% kunnen uitsluitend de directe publieksinkomsten worden meegerekend uit kaartverkoop/partage/uitkopen en verkoop van programmaboekjes. Overige directe opbrengsten, bijvoorbeeld uit aan de activiteit gelieerde sponsoring, kunnen in afwijking van de huidige regeling niet worden meegerekend. Voor instituten en overige instellingen die facilitaire diensten verlenen, geldt dat in de begroting inzichtelijk moet worden gemaakt welke bedragen door derden worden betaald voor geleverde diensten. 1
Uitsluitend deze inkomsten kunnen worden meegerekend bij de berekening van de 15%regeling. In afwijking van de regeling in de periode 1997-2000 kunnen de inkomsten uit directe sponsoring (A.1.2.) hierbij niet langer worden meegerekend. 2 Rijkssubsidie èn subsidie van andere overheden (inclusief aan de overheid gelieerde fondsen), gemeten over een periode van vier jaar (1994/1997). 3 In de Uitgangspuntennota ’Cultuur als confrontatie’ (pagina 27) staat vermeld dat wordt onderzocht of het zinvol is de 15%-norm te verbreden naar instellingen buiten de podiumkunsten, bijvoorbeeld de musea. Als daartoe wordt besloten zullen de instellingen die dit betreft tijdig hierover worden geïnformeerd.
Totale subsidie2
150%
per bezoek (1994/1997) Toneel (groot)
f 100,-
f 150,-
Toneel (klein)
f 140,-
f 210,-
Jeugdtheater
f 55,-
f 82,-
Mime
f 89,-
f 133,-
Poppentheater
f 27,-
f 40,-
Symfonische orkesten 3 grote steden
f 71,-
f 106,-
Symfonische orkesten (overige steden)
f 133,-
f 199,-
Barokorkesten
f
7,-
f 10,-
Ensembles
f 35,-
f 52,-
Opera
f 264,-
f 396,-
Dans (groot)
f 114,-
f 171,-
Dans (klein)
f 79,-
f 118,-
Wetenschappelijke musea
f 122,-
f 183,-
Kunstmusea
f 16,-
f 24,-
Cultuurhistorische musea
f 29,-
f 44,-
Publieksinkomsten (15%-regeling) Voor podiumkunstinstellingen3 geldt een minimumeis ten aanzien van de publieksinkomsten. De publieksinkomsten dienen ten minste 15% te bedra-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
9
Categorie-indeling instellingen A. Instituten LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie NBLC, Vereniging Nederlands Architectuur Instituut Nederlands Filmmuseum Nederlands Foto Instituut Nationaal Pop Instituut Theater Instituut Nederland Vormgevingsinstituut B. Musea – Wetenschappelijke musea Boerhaave Koninklijk Penningkabinet Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie Naturalis Rijksmuseum van Oudheden Rijksmuseum voor Volkenkunde – Kunstmusea Kröller Müller Mauritshuis Rijksmuseum Amsterdam Rijksmuseum Twenthe Van Gogh Museum – Cultuurhistorische musea Afrika Museum Catharijneconvent De Gevangenpoort Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum Huis Doorn Joods Historisch Museum Kastelenstichting Holland en Zeeland Muiderslot Museum van het Boek/MeermannoWestreenianum Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum Nederlands Openlucht museum Nederlands Scheepvaart museum Amsterdam Paleis Het Loo Princessehof Slot Loevestein Teylers Museum Zuiderzeemuseum
C. Podiumkunstinstellingen – (Muziek)theater- en dansgezelschappen Alex d’Electrique Appel, Toneelgroep De Arena, Danstheater
Art & Pro Artemis Artisjok/Nultwintig BEWTH Bonheur Carroussel Carver Citadel, De Cosmic Illusion Daders, de/Jan Langedijk Date Delta Discordia, Maatschappij Dogtroep Feike Boschma Folkloristisch Danstheater, Het Gebroeders Flint, De Grifttheater Growing Up In Public Hollandia Hoofdstad Operette Huis aan de Amstel Introdans Kalebas Produkties Krisztina de Chatel, Dansgroep Maccus Made in da Shade Meek, The Mug met de Gouden Tand Muztheater Nationale Ballet, het Nationale Reisopera Nationale Toneel, het Nederlands Dans Theater Nederlands Kindertheater Nederlandse Opera, De Noord Nederlands Toneel Onafhankelijk Toneel Opera Zuid Orkater Paardenkathedraal, De RAZ/Hans Tuerlings Rieks Swarte, Firma Ro Theater Rosa Sonnevanck Rotterdamse Dansgroep, De Scapino Rotterdam Sirkel Speeltheater Holland Stella Den Haag Stichting van de Toekomst/Truus Bronkhorst Studio Peer STUT Theater Suver Nuver Tejater Teneeter Terra, Theater Theater van het Oosten Toneelgroep Amsterdam Trust, De Tryater Vervolg, het Wederzijds
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
Zuidelijk Toneel, Het – Orkesten Brabants orkest, Het Concertgebouworkest, Koninklijk Gelders Orkest, Het Limburgs Symphonie Orkest Nederlands Ballet Orkest Nederlands Philharmonisch Orkest Noordhollands Philharmonisch orkest Noord Nederlands Orkest Orkest van het Oosten Residentie Orkest, Het Rotterdams Philharmonisch Orkest – Muziekgezelschappen Amsterdam Baroque Orchestra ASKO Ensemble Bik Bent Braam Combattimento Consort Amsterdam Contraband Ebony Band Fra Fra Big Band Geestgronden Concert Jeugdorkest Nederland Loos Maarten Altena Ensemble Mondriaan Kwartet Nationaal Jeugd Orkest Nederlands Blazers Ensemble Nederlands Kamerkoor Nederlandse Bachvereniging Nieuw Ensemble Nieuw Sinfonietta Amsterdam Orkest van de 18e Eeuw Ricciotti Ensemble Schönberg Ensemble Schönberg Kwartet Slagwerkgroep Den Haag Volharding, Orkest De Willem Breuker Collectief – Productiehuizen/podia Fact Grand Theater Huis aan de Werf Huis van Bourgondië InDependence Intro IJsbreker, De Korzo, theater & produktiehuis Nestheaters Nieuw Amsterdam, De Nieuwe Muziek Zeeland Paradiso Productiehuis Amsterdam Productiehuis Brabant STEIM Toneelschuur, De Unie, Zaal de Veem Theater Zeebelt
10
D. Cultuurinstellingen (algemeen) – Podiumkunstdistributeurs Gaudeamus India Muziek Kulsan Muziek en Theaternetwerk Nederland Nederlands Impresariaat RASA/Netwerk Niet-Westerse Muziek – Filmdistributeurs Cinemien Film en Video Distributie Contact Film Cinematheek – Festival- en Concoursorganisaties Bosse Nova Bulk Boek’s Dag van de Literatuur Cinekid Cococon Doe Maar Dicht Maar Dunya Festival El Hizjra Groningen Dansstad Grote Prijs van Nederland, De Holland Animation Film Festival Holland Dance Festival Den Haag Holland Festival Images, Festival Internationaal Filmfestival Rotterdam Internationaal Documentary Filmfestival Amsterdam Kinderen en Poëzie Kunstbende Limburgs Straattheaterfestival Micro Festival, Internationaal Mixt, Stichting voor Interculturele Projecten Multiculturele Activiteiten Utrecht, Stichting (SMAU) Music Meeting NaNa, Culturele Manifestaties Nederlands Film Festival Noorderzon Oerol Festival Orgelconcours Haarlem, Internationaal Orlando Festival Other World Productions (Crossing Border Festival) Oude Muziek, Organisatie Poetry Internationaal Prinses Christina Concours Springdance Theater Festival Theaterschool Festival, Internationaal Vocalisten Concours ’s-Hertogenbosch, Internationaal Vrienden van het Lied, Vereniging Wereld Muziek Concours Kerkrade Winterschrift World Wide Video Festival – Presentatie-instituten Appel, De
Gate Foundation Lokaal 01 MonteVideo/Time Based Arts V2-Organisatie Witte de With – Werkplaatsen Ateliers, de Berlage Instituut Centrum Electronische Muziek Europees Keramisch Werkcentrum DASARTS Internationaal Opera Centrum Nederland Jan van Eyck Akademie Maurits Binger Film Instituut Nederlands Instituut voor de Animatiefilm Rijksakademie Beeldende Kunsten – Overige instellingen Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland Archiefschool Archiprix Architectuur Lokaal Associatie van Nederlandse Filmtheaters Balie, De Beeldende Amateurkunst, Stichting Bibliotheek voor Varenden Boekmanstichting Buitenkunst Centraal Bureau voor Genealogie Colofon, ’t, Schrijversvakschool Doesburghuis, Het Van Donemus Europan Nederland European Leage of Institutes of the Arts Europese Mime Federatie Federatie Kunstuitleen Federatie van Kunstenaarsverenigingen Felix Meritis Fonds voor Midden- en Oost Europese Boekprojecten FORUM Fuurland/de Filmkrant Henny Jurriens Stichting Holland Film Promotion Hollandsche Schouwburg Huygens-Fokker Informal European Theatre Meeting Inspectie Kunstzinnige Vorming en Amateurkunst Ivens, Europese Stichting Joris Jachthuis Sint Hubertus Jeunesses Musicales Nederland Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, Stichting
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond Kunst en Jeugd in Europa Kunstkanaal Landelijk Centrum Amateurdans LOAM Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media Media Educatie en Informatie Moving Academy for Performing Arts Musica Neerlandica Nationaal Contact Monumenten Nederlands Jazz Archief Nederlands Fotoarchief Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers Nederlands Centrum voor Volkscultuur Nederlands Instituut voor de Blaasmuziek Nederlandse Poppodia, Vereniging Nederlandse Museumvereniging Nederlandse Muziekgeschiedenis, Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Archeologie, Stichting voor de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis Nieuwe Kerk, Nationale Stichting De OISTAT Foundation Radboud, Kasteel Repertoire Informatiecentrum Muziek Nederland Samenwerkende Nederlandse Korenorganisaties Stichting Schrijven Schrijvers School Samenleving Six Skrien Stichting Lezen STOA (omroep allochtonen) SWING (Workshop in Nederland voor Geïmproviseerde Muziek) Toonkunst Bibliotheek Vier Grote Steden Kunsteducatie Vooropleiding Theater Groningen Voorzieningfonds voor Kunstenaars Walter Maas Huis E. Fondsen Fonds voor Amateurkunst Fonds Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst Materiaalfonds voor Beeldende Kunst en Vormgeving Fonds Bibliotheekwerk voor Blinden en Slechtzienden Fonds voor de Letteren Fonds voor de Podiumkunsten Fonds voor de Scheppende Toonkunst Mondriaanstichting
11
Nederlands Fonds voor de Film Nederlands Literair produktie- en vertalingenfonds Stimuleringsfonds voor de Architectuur Stichting Scheppende Kunsten Stichting PodiumKunstwerk
Uit: Staatscourant 1999, nr. 228 / pag. 8
12