wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
REGELING STUDIEFINANCIERING 2000 Gelet op de artikelen 1.3, 2.12, 2.14, eerste lid, 3.7, tweede lid, 3.24, tweede lid, 3.26, eerste en vierde lid, 3.27, vijfde lid, 3.28, eerste lid, 3.29, 6.9, derde en vijfde lid, en 7.4, vijfde en zesde lid, Wet studiefinanciering 2000, laatstelijk gewijzigd bij Stscrnt. 26285 van 25 augustus 2015. HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1. Begripsbepalingen WET: Wet studiefinanciering 2000. DE MINISTER: de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
HOOFDSTUK 2. REGELING OMTRENT AANVRAAG Artikel 2.1. Formulieren Gegevens die nodig zijn voor de toekenning van studiefinanciering, worden door de studerende, diens partner of diens ouders, verstrekt door invulling en inlevering of elektronische verzending van daartoe bestemde door de Minister te verstrekken formulieren. Artikel 2.2. Vervallen Artikel 2.3. Aanvraagprocedure 1. In de aanvraag om toekenning van studiefinanciering worden de basisbeurs, de aanvullende beurs, de basislening, de aanvullende lening of het collegegeldkrediet aangevraagd. 2. De aanvrager doet bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid opgave van het burgerservicenummer waaronder hijzelf is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst. 3. Indien de aanvrager het collegegeldkrediet aanvraagt, voegt hij bij de aanvraag een bewijs van het door hem verschuldigde collegegeld voor de opleiding waarvoor hij studiefinanciering aanvraagt indien het bedrag dat hij per maand aanvraagt hoger ligt dan eentwaalfde deel van het bedrag, genoemd in artikel 7.43, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 2.4. Volledige opleiding buiten Nederland: aanvraag reisrecht De studerende, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, van de wet, die als reisvoorziening een reisrecht wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de Minister uiterlijk 8 weken voor de datum waarop het reisrecht moet ingaan. Artikel 2.5. Deel opleiding buiten Nederland: aanvraag voorziening in geld 1. De studerende, bedoeld in artikel 4.6, die een reisvoorziening in geld wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de Minister. 2. Op het aanvraagformulier wordt door de onderwijsinstelling waar de studerende blijft ingeschreven, verklaard: a. in welke maanden de studerende een of meer onderdelen van de opleiding in het buitenland volgt, b. dat deze onderdelen meetellen voor het Nederlands diploma, en c. dat de studerende gedurende deze periode ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling. 3. Met ingang van de eerste dag van de periode, waarover de aanvraag is toegekend, heeft de studerende geen reisrecht meer.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 1
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
HOOFDSTUK 3. AANWIJZING OPLEIDINGEN IN HET BUITENLAND Artikel 3.1. Vervallen Artikel 3.2. Vervallen Artikel 3.3. Studiefinanciering volledige opleiding in het buitenland: beroepsonderwijs 1. Voor studiefinanciering kan een deelnemer als bedoeld in artikel 2.13a van de wet in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een opleiding die voldoet aan de volgende criteria: a. de opleiding wordt verzorgd aan een instelling in het Gewest Brussel voorzover het betreft Nederlandstalige opleidingen, in Vlaanderen, de Bondsrepubliek Duitsland, Zweden, Frankrijk, Spanje of het Verenigd Koninkrijk en b. de opleiding wordt voltijds verzorgd op een wijze die vergelijkbaar is met de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van de WEB. 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a kan een deelnemer voor studiefinanciering in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een instelling in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte aan een opleiding die niet vergelijkbaar is met enige beroepsopleiding in de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB. Artikel 3.4. Vervallen HOOFDSTUK 4. REISVOORZIENING Artikel 4.1. Verkrijging reisrecht 1. Om met het reisrecht te kunnen reizen moet het reisproduct door de studerende bij een daartoe bestemde automaat van de vervoersbedrijven op een persoonlijke ov-chipkaart worden geladen. 2. Het laden van het reisproduct kan vanaf twee weken voordat de aanspraak op studiefinanciering ontstaat. Artikel 4.2. Beëindiging reisrecht 1. Het reisrecht wordt beëindigd door het reisproduct dat op de ov-chipkaart is geladen, stop te zetten. 2. Het reisproduct wordt stopgezet bij een daartoe bestemde automaat van de vervoersbedrijven. 3. De minister kan, indien de met een reisproduct geladen ov-chipkaart technische gebreken heeft of indien de automaten van de vervoersbedrijven niet functioneren, beslissen dat het reisproduct stopgezet kan worden door gebruik te maken van een webtool of een aangetekende brief. 4. In geval van uitloting van een student, is hij verplicht het reisproduct op de ov-chipkaart stop te zetten binnen 5 werkdagen nadat aan de student schriftelijk mededeling is gedaan van uitloting in de procedure, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 3, paragrafen 4 en 4a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 4.3. Keuze in soorten reisrecht 1. Een reisrecht wordt verstrekt in de vorm van: a. een weekreisrecht als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de overeenkomst tussen de vervoersbedrijven en de Staat in verband met de uitvoering van het reisrecht; of b. een weekendreisrecht als bedoeld in artikel 1, zevende lid, van de overeenkomst tussen de vervoersbedrijven en de Staat in verband met de uitvoering van het reisrecht. 2. Indien een studerende als gevolg van de keuzemogelijkheid voor een soort reisrecht als bedoeld in artikel 3.26, tweede lid, van de wet, een weekendreisrecht kiest, geeft hij dit via de website www.ocwduo.nl aan de Minister door alvorens hij zijn reisproduct op zijn persoonlijke ov-chipkaart laadt zoals beschreven in artikel 4.1, eerste lid.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 2
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
Artikel 4.4. Wisselen van soort reisrecht 1. Een studerende die recht heeft op een reisvoorziening kan tweemaal per kalenderjaar wisselen van keuze voor een soort reisrecht, met dien verstande dat de nieuwe soort reisrecht niet kan aanvangen: a. in de maanden mei tot en met augustus, en b. binnen twee maanden na een eerdere wisseling van keuze voor een soort reisrecht. 2. Op de aanvraag om te wisselen wordt besloten uiterlijk op de tiende werkdag nadat de aanvraag bij de Minister is ontvangen. 3. In afwijking van het tweede lid wordt op de aanvraag om te wisselen met ingang van een periode die gelegen is na het ingaan van een eerder toegekend reisrecht besloten uiterlijk op de tiende werkdag nadat het eerder toegekende reisrecht is ingegaan. 4. Indien bij de beslissing op de aanvraag, bedoeld in het tweede of derde lid, een nieuw soort reisrecht wordt toegekend, kan het bijbehorende reisproduct na die toekenning na tien werkdagen bij een daartoe bestemde automaat van de vervoersbedrijven op een persoonlijke ov-chipkaart worden geladen. In het geval het oorspronkelijke reisproduct niet al door de student op de ov-chipkaart is geladen, bedraagt de termijn waarna het reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart kan worden geladen, in afwijking van de eerste volzin, 20 werkdagen. 5. Het nieuwe reisproduct kan tot en met zes weken na de in het vierde lid bedoelde aanvraag op een persoonlijke ov-chipkaart worden geladen bij een daartoe bestemde automaat van de vervoersbedrijven. Artikel 4.5. Reisproduct strikt persoonlijk De studerende die beschikking heeft over een reisproduct heeft uitsluitend voor zichzelf recht op kosteloos openbaar vervoer of korting op de vervoerprijs. Artikel 4.6. Voorziening in geld Gewijzigd bij Stcrnt. 26285, 2015. Inwerkingtreding d.d. 01-09-2015. 1. Een studerende die een opleiding in Nederland volgt en gedurende die opleiding een onderdeel daarvan buiten Nederland gaat volgen, kan over de periode in het buitenland op aanvraag in plaats van een reisrecht in aanmerking komen voor een voorziening in geld. 2. De studerende komt in aanmerking voor een voorziening in geld, als bedoeld in het eerste lid, indien: a. het onderdeel dat buiten Nederland wordt gevolgd, meetelt voor het Nederlandse diploma, en b. de studerende ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling. 3. De voorziening in geld, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van de wet. 4. Toekenning van de reisvoorziening in geld vindt plaats per kalendermaand voor de periode waarin de studerende voor de betreffende opleiding in het buitenland studeert. Na deze periode wordt dezelfde soort reisrecht toegekend zonder dat dat opnieuw behoeft te worden aangevraagd. Indien de studerende eerder dan aangegeven terugkeert in Nederland, kan opnieuw een reisrecht worden aangevraagd met inachtneming van de aanvraagtermijn in artikel 2.4. 5. Dit artikel berust op artikel 3.7, vierde lid, van de wet. HOOFDSTUK 5. TERUGBETALING STUDIESCHULD Artikel 5.1. Wijze van terugbetaling De betaling van de maandelijkse termijnen voor de rente en aflossing van de lening, bedoeld in artikel 6.9 van de wet, geschiedt door middel van een daartoe door de debiteur verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een bankrekening van de debiteur.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 3
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
Artikel 5.2. Aflosvrije periode 1. Op aanvraag van de debiteur kan de terugbetaling, bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, en artikel 10a.5, eerste lid, van de wet, worden opgeschort met een of meerdere aflosvrije periodes. 2. Een aflosvrije periode beslaat minimaal drie kalendermaanden. 3. De debiteur dient een aanvraag als bedoeld in het eerste lid in uiterlijk 1 maand voor de datum waarop de aflosvrije periode in moet gaan. 4. Voor elke aflosvrije periode wordt een nieuwe aanvraag ingediend bij de Minister. 5. In afwijking van het tweede lid, beslaat een aflosvrije periode voor een debiteur die in het buitenland woont als bedoeld in artikel 10a.6, vierde lid, van de wet, minimaal één kalenderjaar. HOOFDSTUK 6. HERZIENING Artikel 6.1. Verrekening en terugbetaling Gewijzigd bij Stcrnt. 36161, 2014. Inwerkingtreding d.d. 01-01-2015. 1. Indien uit een beschikking tot herziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de wet blijkt dat te veel studiefinanciering is uitbetaald, wordt dit op de voet van het tweede en derde lid verrekend met nog te verrichten betalingen op grond van de wet. 2. Eerst wordt zoveel mogelijk verrekend met de nabetalingen die vanaf het tijdstip van afgifte van de in het eerste lid bedoelde beschikking aan de studerende zouden moeten worden gedaan. 3. Vervolgens wordt zolang het te veel uitbetaalde bedrag nog niet volledig is verrekend met de in het tweede lid bedoelde nabetalingen, verrekend met de maandbetalingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000. Wanneer die maandbetalingen naar de maatstaf van 1 januari 2015 hoger zijn dan € 162,87, geschiedt de verrekening met dat bedrag. 4. Onder nabetalingen, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de betaling van bedragen die op grond van enige herzieningsbeschikking over reeds op het tijdstip van afgifte van die beschikking verstreken maanden zonder de verrekening, bedoeld in het tweede lid, aan de studerende betaalbaar zouden worden gesteld. 5. Indien er niet langer betalingen op grond van de wet zijn, wordt het bedrag aan studiefinanciering dat te veel is uitbetaald voor zover dat bedrag nog niet is verrekend, op eerste vordering binnen 30 dagen geheel terugbetaald. 6. In afwijking van het vijfde lid wordt het de debiteur toegestaan, indien hij daartoe een aanvraag indient, het in het vijfde lid bedoelde bedrag in ten hoogste 24 maandelijkse termijnen terug te betalen, waarbij geen termijn, met uitzondering van de laatste termijn, kleiner zal zijn dan het bedrag, bedoeld in het derde lid, dan wel het op grond van artikel 6.2 aangepaste bedrag. De in de vorige volzin bedoelde betaling van de maandelijkse termijn door de debiteur geschiedt door middel van automatische incasso. 7. Over het in het vijfde lid bedoelde bedrag, dat in maandelijkse termijnen wordt terugbetaald, is rente verschuldigd. Als rentepercentage wordt het percentage van de wettelijke rente gehanteerd. Deze rente wordt berekend per dag op basis van samengestelde interest en is verschuldigd over het bedrag van iedere terugbetaling afzonderlijk, met dien verstande dat ingeval de terugbetaling niet op de vervaldatum is ontvangen de op voet van deze bepaling berekende rente wordt bijgeschreven bij het verschuldigde bedrag, onverminderd het bepaalde in het negende lid. 8. Voor de berekening van de rente op de voet van het zevende lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen. 9. Indien een, met inachtneming van het zesde en zevende lid berekende, termijn niet op de vervaldatum is ontvangen, vervalt de in het zesde lid bedoelde toestemming. Het nog niet door de betaling van het in de reeds betaalde maandelijkse termijnen begrepen bedrag aan aflossing op het in het vijfde lid bedoelde bedrag, vermeerderd met het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente, wordt op eerste vordering binnen 14 dagen door de debiteur geheel voldaan. Artikel 6.2. Aanpassing Aanpassing van het bedrag genoemd in artikel 6.1, derde lid, geschiedt met de procentuele wijziging, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 4
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
HOOFDSTUK 6A. KOPOPLEIDINGEN Artikel 6a.1. Bacheloropleidingen en verwante kopopleidingen Gewijzigd bij Stcrnt. 20456, 2015. Inwerkingtreding d.d. 01-09-2015. 1. De bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 5.2a, onderdeel a, van de wet zijn de opleidingen in de kolommen ‘HBO-bachelor’ en ‘WO-bachelor’ van de bijlage bij deze regeling. 2. De hbo-lerarenopleidingen, bedoeld in artikel 5.2a, onderdeel b, van de wet zijn opleidingen tot leraar genoemd in de kolom ‘Bevoegdheid’ van de bijlage bij deze regeling. Een hbo-lerarenopleiding is verwant met een opleiding als bedoeld in het eerste lid van dit artikel als deze twee opleidingen in dezelfde rij van de bijlage zijn opgenomen. HOOFDSTUK 6B. COHORTGARANTIE STUDIEVOORSCHOT HOGER ONDERWIJS Artikel 6b.1. Aanspraken op grond van voormalig artikel 5.6 WSF 2000 Gewijzigd bij Stcrnt. 26285, 2015. Inwerkingtreding d.d. 01-09-2015. Voor de toepassing van artikel 12.14, eerste lid, van de wet wordt ten aanzien van de student, bedoeld in artikel 5.6, vijfde tot en met achtste en tiende lid, van de wet, zoals dat luidde op 31 augustus 2015, onder ‘nominale duur van die opleiding’ verstaan de nominale duur die voor de betreffende student van toepassing is, inclusief de verlenging met een jaar op grond van artikel 5.6 van de wet, zoals dat luidde op 31 augustus 2015. Artikel 6b.2. Omzettingsmoment studieschuld van lening beroepsonderwijs naar lening hoger onderwijs Gewijzigd bij Stcrnt. 26285, 2015. Inwerkingtreding d.d. 01-09-2015. De lening van een debiteur die op grond van artikel 10a.2, eerste lid, onderdeel b, of artikel 12.14, vijfde lid, van de wet een aanvraag heeft gedaan om die lening aan te merken als een lening hoger onderwijs, wordt met ingang van de datum waarop de aflosfase begint aangemerkt als een lening hoger onderwijs. Artikel 6b.3. Toepassing nieuwe terugbetalingsregels op studieschuld waarop reeds is afgelost Gewijzigd bij Stcrnt. 26285, 2015. Inwerkingtreding d.d. 01-09-2015. Voor de debiteur, bedoeld in artikel 10a.2, eerste lid, onderdeel b, of 12.14, vierde lid, van de wet, voor wie reeds een aflosfase is aangevangen voordat artikel 12.14, vijfde lid, van de wet op hem van toepassing wordt, geldt het verzoek om de lening aan te merken als een lening hoger onderwijs voor beide leningen, met dien verstande dat: a. de aanvraag wordt ingediend vóór aanvang van de aflosfase van de lening waarop artikel 12.14, vijfde lid, van de wet van toepassing is, maar na 31 december 2016; b. beide leningen worden aangemerkt als een lening hoger onderwijs met ingang van de datum waarop de aflosfase van de lening waarop artikel 12.14, vijfde lid, van de wet van toepassing is begint; en c. de totale duur van de aflosfase voor de lening waarvoor reeds een aflosfase was aangevangen, wordt verminderd met het aantal maanden dat die aflosfase reeds had geduurd. HOOFDSTUK 7. OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 7.1. Vervallen Artikel 7.2. Afwijking van artikel 4.10 Wijzigt de Regeling studiefinanciering 2000.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 5
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
Artikel 7.3. Afwijking van artikel 4.11 Wijzigt de Regeling studiefinanciering 2000. Artikel 7.4. Afwijking van artikel 5.1 1. Wijzigt deze regeling. 2. In afwijking van artikel 5.1, kan de betaling, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, voor debiteuren op wie hoofdstuk 10a van de wet van toepassing is, ook geschieden door een aan de debiteur gezonden acceptgirokaart. 3. Indien de in het tweede lid bedoelde debiteur betaalt volgens de in artikel 5.1, eerste lid, bedoelde wijze, wordt de te betalen maandelijkse termijn telkens verminderd met € 0,77. Artikel 7.5. Afwijking van de artikelen 6.1 en 6.2 Wijzigt de Regeling studiefinanciering 2000. Artikel 7.6. Vastgestelde bedragen Daar waar in ministeriële regelingen bedragen zijn vastgesteld voor het jaar 2000, worden deze bedragen vanaf 1 september 2000 geacht te zijn vastgesteld op grond van de wet. HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN Artikel 8.1. Intrekking De Regeling aanleveren gegevens voor studiefinanciering bij duale opleidingen wordt ingetrokken. Artikel 8.2. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 2000. Artikel 8.3. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling studiefinanciering 2000.
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 6
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
Bijlage behorende bij artikel 6a
HBO-bachelor
Croho-nummer
WO-bachelor
Croho-nummer
Bedrijfseconomie
34401
Bedrijfseconomie
50750
Accountancy
34406
Algemene economie
50644
Fiscale economie
34409
Economie
56401
Fiscaal Recht en Economie
34140
Bedrijfskunde
50645
Commerciële economie
34402
Economie en bedrijfskunde
50950
Commercieel management1 1 Alleen met uitstroomprofiel Commerciële Economie
34126
Management, economie, recht
34435 Nederlandse taal en cultuur
Bedrijfswiskunde
35168
UNICUM V/AANV. 149
Bevoegdheid (leraar vo 2e graads)
Isatcode
Leraar bedrijfseconomie2 Leraar economie2 Leraar algemene economie2 2 Afhankelijk van vakkenpakket
35203
56804/06804
Leraar Nederlands
35198
Engelse taal en cultuur
56806/06806
Leraar Engels
35195
Duitse taal en cultuur
56805/06805
Leraar Duits
35193
Franse taal en cultuur
56808/06808
Leraar Frans
35196
Afstudeerrichting Frans vd opl.Romaanse talen en culturen
56074
Spaanse taal en cultuur
56810/06810
Leraar Spaans
35255
Talen en culturen van Latijns Amerika (Spaans)
56052
Afstudeerrichting Spaans vd opl. Romaanse talen en culturen
56074
Arabische taal en cultuur
56040
Leraar Arabisch
35185
Afstudeerrichting Arabisch vd opl. Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
56016
Afstudeerrichting Turks vd opl.Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
56016
Leraar Turks
35186
35207 35202
Friese taal en cultuur
56012
Leraar Fries
35144
Sociale geografie en planologie
56838
Leraar aardrijkskunde
35197
Aardwetenschappen
56986
Aarde en economie
50668
Geschiedenis
56034
Leraar geschiedenis
35197
Wiskunde
56980
Leraar wiskunde
35221
wet 4H-IV, bldz. 7
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
HBO-bachelor
Croho-nummer
WO-bachelor
Croho-nummer
Bevoegdheid (leraar vo 2e graads)
Isatcode
Technische natuurkunde
34268
Natuurkunde
50206
Leraar natuurkunde
35261
Natuur- en sterrenkunde
56984
Technische natuurkunde
56962
Medische natuurwetenschappen
50800 Leraar techniek
35254
Leraar scheikunde
35199
Werktuigbouwkunde
34280
Industrieel ontwerpen
56955
Industrieel product ontwerpen
34389
Industrial design
50441
Chemie
34396/04186
Scheikunde
56857/06857
Applied science met scheikunde
30008
Life science and technology
56286
Chemische technologie
34275
Scheikundige technologie
56960
Molecular science technology
59308
Biomedische technologie
56226
Farmaceutische wetenschappen
59989
Moleculaire levenswe- 59304 tenschappen
Werktuigbouwkunde
34280
Biologie
56860
Leraar biologie
35301
Werktuigbouwkunde
56966/06966
Leraar werktuigbouw I en II
35387
Leraar Technisch Beroepsonderwijs
35210
Leraar elektrotechniek I en II
35384
Leraar motorvoertuigentechniek I en II
35386
Leraar bouwkunde I en II
35382
Werktuigbouwkunde
34280
Werktuigbouwkunde
56966/06966
Elektrotechniek
34267
Elektrotechniek
56953
AutoTechniek
34262
Bouwkunde
56951
Bouwkunde
34263
Automotive
30018 Elektrotechniek
56953
Elektrotechniek
34267
AOT-techniek
34386
Automotive
30018
Autotechniek
34262
Bouwkunde
34263
Bouwkunde
34263
Leraar Mens en technologie3 3alleen voor het uitstroomprofiel bouwkunde
Technische informatica
34475
Leraar ICT/leraar informatica
Hbo ICT
30020
UNICUM V/AANV. 149
Bouwkunde
56951
wet 4H-IV, bldz. 8
39116
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
HBO-bachelor
Croho-nummer
WO-bachelor
Croho-nummer
Theologie of Godsdienst Pastoraal werk (GPW)
35146
Theologie
56109
Theologie klassiek
50021
Theologie plus
50022
Godgeleerdheid
56100
Godsdienstwetenschap
56104
Wereldgodsdiensten
50202
Religie en levensbeschouwing
56114
Religiestudies
50902
Islamitische theologie
56120
Politicologie
56606
Sociologie
56601
Algemene sociale wetenschappen
56631
Bevoegdheid (leraar vo 2e graads)
Isatcode
Leraar godsdienst/ levensbeschouwing
35441
Leraar maatschappijleer
35411
Bestuurskunde
56627
Pedagogische wetenschappen
56607
Leraar pedagogiek
35204
34617
Pedagogische wetenschappen
56607
Leraar omgangskunde
35421
Maatschappelijk werk en dienstverlening
34616
Psychologie
56604
Cultureel maatschappelijke vorming
34610
Creatieve therapie
34644
Pedagogiek
35158
Toegepaste psychologie
34507/81006
Personeel en arbeid
34609
Pedagogiek
35158
Sociaal pedagogische hulpverlening
34617
Sociaal pedagogische hulpverlening
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 9
DECEMBER 2015
wet nr. 4H-IV - Regeling studiefinanciering 2000
HBO-bachelor
Croho-nummer
Hbo-bachelor (alleen van het Hoger Agrarische Onderwijs)
WO-bachelor
Croho-nummer
Bevoegdheid (leraar vo 2e graads)
Isatcode
Wo-bachelor (alleen van de Wageningen Universiteit)
Plattelandsvernieuwing
34859
Dierwetenschappen
56849
Tuinbouw en akkerbouw
34868
Levensmiddelentechnologie
56973
Dier- en veehouderij
34869
Voeding en gezondheid
56868
Diermanagement
34333
Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning
56848
Voedingsmiddelentechnologie
34856
Bos- en natuurbeheer
56219
Fooddesign en innovatie
34122
Agrotechnologie
56831
Tuin- en landschapsinrichting
34220
Milieukunde
56283
Tropische landbouw
34203
Plantenwetenschappen
56835
Bedrijfskunde en agribusiness
34866
Plant/Biotechnologie
56841
Bos- en natuurbeheer
34221
Biotechnologie
56841
Milieukunde
34284
Biologie
56860
Biotechnologie
34331
Land- en Watermanagement
34226
Kust- en Zeemanagement
39204
Toegepaste Biologie
30009
Food Commerce & Technology
30022
Greenport Business and Retail
30024
Landscape and Environment Management
30028
UNICUM V/AANV. 149
wet 4H-IV, bldz. 10
Leraar educatie en kennismanagement voor de groene sector
34899
DECEMBER 2015