OCW
Regeling bekostiging hoger onderwijs 2007 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 december 2007, nr. HO/ CBV/2007/46701, houdende vaststelling van bekostigingsbedragen en nadere regels voor de vaststelling van de bekostiging van instellingen voor hoger onderwijs voor het begrotingsjaar 2007 (Regeling bekostiging hoger onderwijs 2007)
een van de betreffende opleidingen op de peildatum van een eerder begrotingsjaar voor deze student opleiding van eerste inschrijving was; b. de door het instellingsbestuur of de instellingsbesturen aan te wijzen opleiding, indien geen van de betreffende opleidingen voor deze student eerder opleiding van eerste inschrijving was. Paragraaf 2. Universiteiten
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Gelet op de artikelen 1.2, 2.22, 3.3, eerste lid, 3.3a, eerste en derde lid, 3.7, eerste en tweede lid, 3.12, tweede lid, en 5.5, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW;
Artikel 3. Vaststelling van de bedragen voor klinische ondersteuning De bedragen, bedoeld in artikel 2.22 van het besluit, zijn: a. voor de openbare universiteit te Maastricht: € 1.523.000; b. voor de bijzondere universiteit te Amsterdam: € 944.000.
Besluit:
Paragraaf 3. Hogescholen
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 4. Indelingen van opleidingen 1. De opleidingen waarvan ten behoeve van de vaststelling van de gewogen onderwijsvraag, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, van het besluit, de onderwijsvraag met 1,28 wordt vermenigvuldigd, zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. 2. De indeling van de groepen van opleidingen, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling. 3. De indeling van de groepen van opleidingen, bedoeld in artikel 3.3a, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling. 4. Opleidingen bij verschillende hogescholen die behoren tot gelijknamige groepen van opleidingen als bedoeld in het derde lid worden aangemerkt als dezelfde opleiding, bedoeld in artikel 3.3a, derde lid, van het besluit. 5. Indien een hogeschool is ontstaan uit een fusie van twee of meer hogescholen die voor het begin van het begrotingsjaar, maar na de peildatum heeft plaats-
Artikel 1. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. besluit: Bekostigingsbesluit WHW; b. CROHO-onderdeel: onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW; c. opleiding: een opleiding van eerste inschrijving als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van het besluit; d. student: een student als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van het besluit; e. peildatum: 1 oktober van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande kalenderjaar. Artikel 2. Meer dan een opleiding van eerste inschrijving Indien een student op de peildatum is ingeschreven voor meer dan een opleiding, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, wordt in deze regeling onder opleiding mede verstaan: a. de opleiding die het laatst de opleiding van eerste inschrijving was, indien
gevonden, worden de groepen, bedoeld in het tweede en derde lid, bepaald voor de op de peildatum bestaande hogescholen. Artikel 5. Bedragen die worden toegekend aan hogescholen met kunst- of gezondheidszorgopleidingen De bedragen, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het besluit zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling. Artikel 6. De ruimtebehoeftenorm per hogeschool De ruimtebehoeftenorm per hogeschool, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling. Artikel 7. Aanvullende vergoeding opleidingen tot leraar basisonderwijs Het bedrag ten behoeve van vernieuwingsprojecten, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, van het besluit, is € 14.918.713. Paragraaf 4. Slotbepalingen Artikel 8. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op het tijdvak waarvoor zij gelding had. Artikel 9. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging hoger onderwijs 2007. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.
Bijlage 1 bij artikel 4, eerste lid Hbo-opleidingen waarvan voor de berekening van de gewogen onderwijsvraag de onderwijsvraag met 1,28 wordt vermenigvuldigd CROHO-onderdeel
opleidingen met factor 1,28
onderwijs
– lerarenopleidingen op het gebied van de kunst – leraar voorgezet onderwijs van de tweede dan wel eerste graad in: – bouwkunde – bouwtechniek – consumptieve techniek
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
1
CROHO-onderdeel
landbouw en natuurlijke omgeving
natuur techniek gezondheidszorg
economie
recht gedrag en maatschappij taal en cultuur
opleidingen met factor 1,28 – elektrotechniek – grafische techniek – informatie en communicatie technologie – installatietechniek – mechanische techniek – motorvoertuigentechniek – werktuigbouwkunde – techniek – biologie – natuurkunde – scheikunde – wiskunde – Nederlandse gebarentaal / tolkenopleiding / dovenstudies – verzorging / huishoudkunde alle, met uitzondering van – agrarische accountancy – accountancy en agribusiness – international business and management studies n.v.t. alle – audiologie – optometrie – orthoptie – mondhygiëne / mondzorgkunde – podotherapie – medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken – farmakunde – huidtherapie – advanced nursing practice – physician assistant – informatiedienstverlening en -management – boekhandel en uitgeverij – media, informatie en communicatie – communicatiesystemen – facility management – food & business – hogere Europese beroepenopleiding – hoger hotelonderwijs / business administration in hotel management – journalistiek – journalistiek en voorlichting – oriëntaalse talen en communicatie – vertaalacademie n.v.t. creatieve therapie alle
De opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs kunnen in voorkomende gevallen zijn voorzien van de toevoeging 'I en II'. Bijlage 2 bij artikel 4, tweede lid Groepen van opleidingen voor de berekening van de onderwijsvraag van hbobachelor- en korte hbo-opleidingen hoofdgroep
opleidingen
leraar bo onderwijs-laag
de opleiding tot leraar basisonderwijs de opleidingen op het gebied van onderwijs met een laag bekostigingsniveau, uitgezonderd de opleiding tot leraar basisonderwijs de opleidingen op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving met een laag bekostigingsniveau de opleidingen op het gebied van de economie met een laag bekostigingsniveau
landbouw-laag economie-laag
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
2
hoofdgroep
opleidingen
overig-laag
de opleidingen op de gebieden gezondheidszorg en gedrag en maatschappij met een laag bekostigingsniveau de opleidingen op het gebied van onderwijs met een hoog bekostigingsniveau de opleidingen op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving met een hoog bekostigingsniveau de opleidingen: – biologie en medisch laboratoriumonderzoek en – chemie. – de opleidingen op het gebied van de techniek met uitzondering van de opleidingen die tot de groep laboratorium behoren en – de opleidingen op de gebieden gezondheidszorg, economie en gedrag en maatschappij met een hoog bekostigingsniveau
onderwijs-hoog landbouw-hoog laboratorium
overig-hoog
De indeling in gebieden is volgens de CROHO-onderdelen.
De door een hogeschool aangeboden opleidingen die behoren tot dezelfde hoofdgroep, die een gelijke studielast
hebben, en die de deeltijdse dan wel een niet-deeltijdse vorm hebben, vormen een groep.
Bijlage 3 bij artikel 4, derde lid Groepen van opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst voor de berekening van de onderwijsvraag van deze opleidingen opleidingen behorend tot de groep (zowel de voltijdse, deeltijdse als duale vorm) groep van opleidingen
bacheloropleidingen vanaf 1 september 2002
opgeheven opleidingen
code
naam
code
naam
autonome beeldende kunst vormgeving
39110 39111
autonome beeldende kunst vormgeving
docent beeldende kunst en vormgeving
39100
docent beeldende kunst en vormgeving
04699 04699 04711 04712 04716 04718 04719 04720 04721 04722 04723 04724 04725 04726 04943
beeldende kunst en vormgeving beeldende kunst en vormgeving proped. jaar beeldende kunst algemene industriële vormgeving architectonische vormgeving fotografische vormgeving keramische vormgeving modevormgeving monumentale vormgeving plastische vormgeving publ.- c.q. grafische vormgeving schilderkundige vormgeving textiele vormgeving vormg. in metalen en kunststoffen handvaardigheid b
prop. 04950 05081 05082 05083 05084 05085 05086 05150 05179 05181 05249 05322 05342 05362 05512 04739 04748 04754 04764
docent beeldende kunst
muziek
34739
muziek
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
tekenen 1e gr handvaardigheid 1e gr textiele werkvormen 1e gr tekenen 1e gr handvaardigheid 1e gr textiele werkvormen 1e gr handvaardigheid 2e gr tekenen 2e gr textiele werkvormen 2e gr textiele werkvormen 3e gr tekenen 2e gr handvaardigheid 2e gr textiele werkvormen 2e gr beeldende vorming 2e gr muziek praktijkdiploma kerkmuziek directie koor, orkest, of hafa compositie of -/elektronische muziek
3
opleidingen behorend tot de groep (zowel de voltijdse, deeltijdse als duale vorm) groep van opleidingen
bacheloropleidingen vanaf 1 september 2002
opgeheven opleidingen
code
code
naam
04770 04789
uitvoerend musicus praktijkdiploma orkest-/ ensembleleiding praktijkdiploma koordirectie muziekregistratie praktijkdiploma directie harmonie/ fanfare praktijkdiploma beiaard docerend musicus theorie der muziek praktijkdiploma orgel muziekdramatische opleiding algemene muzikale vorming schoolmuziek
naam
04793 04966 04794
docent muziek
39112
docent muziek
muziektherapie theater
39206 34860
muziektherapie theater
docent theater
34745 34941
docent drama docent mime
dans en docent dans
34798 34940
dans docent dans
film en televisie
34733
film en televisie
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
04795 04820 04862 04961 04965 04841 04863 geen 04752 04860 04741 04743 04744 04745 04941 04691 04698 04752 04798 04860 04940 04699 04733
proped. jaar dans en theater theater uitvoerende beoefening v.h. drama uitvoerende beoefening v.d. kleinkunst uitvoerende beoefening v.d. mime docent drama docent mime expressie door woord en gebaar expressie door woord en gebaar proped. jaar dans en theater uitvoerende beoefening v.d. dans theater docent dans beeldende kunst en vormgeving film en televisie / film- en tvvormgeving
4
Bijlage 4 bij artikel 5 Toekenning van bedragen voor kunst- en gezondheidszorgopleidingen hogeschool
kunst
gezondheidszorg mondzorg
00MF 02BY 02NT 04CS 07GR 14NI 15CL 21QA 21QL 21RI 21WN 22BO 22OJ 23AH 23KJ 25BE 25DW 25JX 25KB 27NF 27PZ totaal
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Gerrit Rietveld Academie Design Academy Eindhoven Hogeschool Helicon Avans Hogeschool Breda/Tilburg Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Fontys Hogescholen Eindhoven Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Avans Hogeschool 's-Hertogenbosch Hogeschool Leiden Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Fontys Hogescholen Tilburg Hogeschool Rotterdam Saxion Hogeschool Enschede Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Utrecht Hogeschool Zuyd Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ArtEZ hogeschool Hogeschool INHOLLAND
7.911.391 1.796.620 770.076 1.243.620 859.338 8.165.057 1.469.269 20.788.240 262.127
totaal
masters
560.452
484.681 635.762 6.989.127 1.757.172 2.220.237 9.352.489 4.758.299
960.140 461.674
1.120.606 2.106.702 1.691.024
1.010.027 1.472.329 439.894 1.427.880
2.450.570 7.368.902
1.147.047 7.964.124
5.370.807 11.573.664 938.346 86.861.641
7.911.391 1.796.620 770.076 1.243.620 859.338 8.165.057 2.029.721 20.788.240 262.127 484.681 635.762 6.989.127 2.717.312 2.681.911 9.352.489 6.888.932 3.579.031 5.810.701 3.118.904 11.573.664 4.535.963 102.194.667
Alle bedragen zijn in euro's
Bijlage 5 bij artikel 6 Ruimtebehoeftenorm per hogeschool Tabel 5.1. Ruimtebehoeftenormen van hogescholen met opleidingen op andere gebieden dan landbouw en natuurlijke omgeving code
hogeschool
00BH 00IC 00MF 01VU 02BY 02NR 02NT 04CS 07GR 08OK 08YJ 09OR 09OT 10IZ 10KK 14NI 15BK 15CL 17XA 21HR
Saxion Hogeschool IJselland Katholieke PABO Zwolle Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Christelijke Hogeschool Windesheim Gerrit Rietveld Academie Hotelschool Den Haag Design Academy Eindhoven Hogeschool Helicon Avans Hogeschool Breda/Tilburg Hogeschool De Kempel Hogeschool Edith Stein Hogeschool Domstad Iselinge Hogeschool Marnix Academie Fontys PABO Eindhoven Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Hogeschool Driestar Fontys Hogescholen Eindhoven Fontys PABO Limburg Hogeschool voor Economische Studies Amsterdam Hogeschool Drenthe Hogeschool Zeeland Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Avans Hogeschool 's-Hertogenbosch Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Leiden Hogeschool IPABO
21IY 21MI 21QA 21QL 21QW 21RI 21UG
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
ruimtebehoeftenorm (m2 /owv) 6,6165 4,4072 11,1299 5,9702 12,5930 7,1350 12,0814 8,0735 6,5604 5,6651 5,4611 5,4458 5,8508 5,5784 7,1341 11,1696 5,2085 6,4853 4,5684 4,2727 7,2023 7,5451 13,5264 6,5724 6,1587 5,4234 4,3179
5
code
hogeschool
21UI 21WN 21WO 22BO 22BP 22BQ 22EX 22HH 22JA 22OJ 23AH 23KJ
NHTV internationale hogeschool Breda Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Fontys Hogescholen Venlo Fontys Hogescholen Tilburg Fontys PABO 's-Hertogenbosch Fontys Hogescholen Sittard Christelijke Hogeschool Nederland Gereformeerde Hogeschool Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool Hogeschool Rotterdam Saxion Hogeschool Enschede Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag Christelijke Hogeschool Ede Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Utrecht Hogeschool Zuyd Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ArtEZ hogeschool Hogeschool INHOLLAND Haagse Hogeschool
25BA 25BE 25DW 25JX 25KB 27NF 27PZ 27UM
ruimtebehoeftenorm (m2 /owv) 5,1267 6,3735 7,5214 5,8868 5,2485 6,5528 5,9524 5,1929 7,5408 5,7881 7,0583 14,0787 4,5211 7,0446 5,6439 6,7388 6,1231 14,6179 5,0175 6,5922
Tabel 5.2. Ruimtebehoeftenormen van hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving code
hogeschool
ruimtebehoeftenorm (m2 /owv)
01DZ 01MY 21CW 22ND 24LE 27PZ
STOAS Hogeschool CAH Dronten HAS Den Bosch Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein Van Hall Instituut Hogeschool INHOLLAND
9,7483 9,4971 10,7939 9,8906 9,9719 8,0411
Artikelsgewijs Toelichting Algemeen Deze regeling geeft uitvoering aan die artikelen in het Bekostigingsbesluit WHW waarin is bepaald dat bedragen en andere bekostigingsparameters bij Ministeriële regeling dienen te worden vastgesteld. Op basis van deze regeling wordt de defininitieve rijksbijdrage van de instellingen voor hoger onderwijs voor 2007 vastgesteld. De artikelen zijn – op de bedragen na – gelijkluidend aan die in de Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006. De in deze regeling opgenomen bedragen zijn aangepast aan de laatste stand van de onderwijsbegroting 2007 voor het wetenschappelijk onderwijs (wo) en het hoger beroepsonderwijs (hbo.) In het wo gaat het om de bedragen voor klinische ondersteuning bij twee universiteiten, in het hbo om de opslag voor de opleidingen tot leraar basisonderwijs en om de bedragen waarmee de exploitatiedelen van hogescholen met kunst- of gezondheidszorgopleidingen worden verhoogd. Deze regeling wordt door CFI gepubliceerd op CFI-online.
Artikel 1 Dit artikel bevat de omschrijving van de begrippen die in deze regeling worden gebruikt. Artikel 2 Als voor een of meer inschrijvingen geen wettelijk, maar instellingscollegegeld is verschuldigd, kan het voorkomen dat een student voor meer dan één inschrijving het volledige (instellings-) collegegeld heeft betaald. Op de peildatum zijn er dan meerdere inschrijvingen die voldoen aan de begripsbepaling in artikel 1.1, onderdeel j, van het besluit. In artikel 2 is bepaald, dat in die situatie de student wordt meegeteld bij die opleiding waar hij het laatst voor bekostiging werd meegeteld. Als de student bij geen van de opleidingen eerder meetelde, moeten, als die student bij twee instellingen collegegeld had betaald, de instellingsbesturen in onderling overleg vaststellen bij welke instelling hij meetelt. Als de instellingen geen eerste inschrijving aanwijzen, telt de student bij geen van beide mee. Artikel 3 In artikel 2.22 van het besluit is bepaald dat aan de rijksbijdrage van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universi-
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
teit Maastricht bedragen voor klinische ondersteuning van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek worden toegevoegd. De bedragen zijn aangepast aan de laatste stand van de onderwijsbegroting 2007. Artikel 4 In het besluit is in verschillende artikelen sprake van groepen van opleidingen. In artikel 4 wordt vastgesteld uit welke opleidingen deze groepen bestaan. Artikel 4, eerste lid, en bijlage 1 In het eerste lid van artikel 4 (bijlage 1) is bepaald voor welke opleidingen de onderwijsvraag met 1,28 moet worden vermenigvuldigd om de gewogen onderwijsvraag, bedoeld in artikel 3.7 van het besluit, te berekenen. Bij alle opleidingen betreft het de voltijdse, deeltijdse en duale vorm van bachelor-, master- en overige hbo-opleidingen. Studenten tellen alleen mee als de combinatie instelling-opleidingopleidingsvorm in het CROHO is geregistreerd. Artikel 4, tweede lid, en bijlage 2 Het tweede lid van artikel 4 (bijlage 2) geeft de indeling van de groepen van opleidingen voor de berekening van de onderwijsvraag met de formule, bedoeld in artikel 3.3 van het besluit. Artikel 3.3 6
van het besluit, en dus ook deze groepsindeling heeft betrekking op de bacheloropleidingen en de korte hboopleidingen met uitzondering van: – de opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst (artikel 3.3a) – de tweedegraads lerarenopleiding verpleegkunde, de opleidingen tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg, de opleidingen van kader in de gezondheidszorg en de opleidingen management in de zorg (artikel 3.4a) – de opleidingen in opbouw (artikel 3.5) en – de opleidingen in afbouw (artikel 3.6). Tussen haakjes staan de artikelen van het besluit waarin wordt geregeld op welke wijze de onderwijsvraag van deze opleidingen wordt bepaald. De vorm van de tabel in bijlage 2 is aangepast, de inhoud is ongewijzigd. De tabel geeft een indeling in hoofdgroepen. Binnen deze hoofdgroepen wordt nog onderscheid gemaakt naar studielast (korte opleidingen zitten in een andere groep dan bacheloropleidingen) en opleidingsvorm (de voltijdse en duale vorm van een opleiding zitten in één groep, de deeltijdse vorm in een andere). Artikel 4, derde lid, en bijlage 3 Het derde lid van artikel 4 (bijlage 3) geeft de indeling in groepen van opleidingen voor de berekening van de onderwijsvraag van opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst (tezamen aangeduid als kunstopleidingen), bedoeld in artikel 3.3a van het besluit. Het gaat uitsluitend om bacheloropleidingen. De meeste groepen bestaan uit slechts één bacheloropleiding. Omdat volgens artikel 3.3a van het besluit bepaald moet worden of een student vóór 1 september 2000 voor een bepaalde kunstopleiding (of binnen een bepaalde groep van kunstopleidingen) was ingeschreven en op hoeveel peildata hij na 1 september 2000 bij die opleiding was ingeschreven, omvatten de groepen van opleidingen ook de voorgangers van de huidige bacheloropleidingen. Het komt voor dat twee bacheloropleidingen die niet tot dezelfde groep behoren (bv. vormgeving en autonome beeldende kunst) een gemeenschappelijke voorganger hebben (beeldende kunst en vormgeving). Deze voorganger behoort dan tot beide groepen van opleidingen. Dat betekent dus, dat als iemand op 1 oktober 2004 was ingeschreven voor vormgeving, bij de bepaling van het aantal peildata waarop hij sinds 1 september 2000 was ingeschreven, de inschrijvingen voor de opleiding beeldende kunst en vormgeving meetellen. Hetzelfde geldt, als hij op 1 oktober 2004 voor autonome beeldende kunst was ingeschreven.
Artikel 4, vierde lid Bij het tellen van het aantal peildata waarop een student voor een bepaalde kunstopleiding (of groep van kunstopleidingen) was ingeschreven, doet niet ter zake bij welke hogeschool die student was ingeschreven. In het derde lid van artikel 3.3a van het besluit is bepaald dat bij Ministeriële regeling aangegeven moet worden welke opleidingen bij verschillende instellingen als dezelfde opleiding worden beschouwd. Het vierde lid van artikel 4 geeft daaraan uitvoering. Bepaald is, dat twee kunstopleidingen worden beschouwd als dezelfde opleiding, als ze tot gelijknamige groepen behoren. Artikel 4, vijfde lid De rijksbijdrage wordt vastgesteld per hogeschool die op 1 januari van het begrotingsjaar bestaat. Als een hogeschool op de peildatum voor dat begrotingsjaar niet bestaat, maar wel op 1 januari van het begrotingsjaar, een situatie die voorkomt als die hogeschool is ontstaan uit een fusie van twee of meer hogescholen (die op de peildatum wel bestonden), is het effect van het vijfde lid van artikel 4 dat de onderwijsvraag van de fuserende instellingen nog per oorspronkelijke instelling wordt berekend (aparte groepen van opleidingen) en vervolgens wordt opgeteld om de onderwijsvraag van de gefuseerde instelling te berekenen. Als twee hogescholen in de loop van een begrotingsjaar fuseren, wordt de rijksbijdrage van de op 1 januari van het begrotingsjaar bestaande hogescholen apart berekend en in maandelijkse termijnen aan die hogescholen uitgekeerd. Vanaf de fusiedatum worden de maandbedragen samengevoegd en aan de gefuseerde instelling uitgekeerd. Artikel 5 en bijlage 4 De bedragen die hogescholen per onderwijsvragende ontvangen, zijn niet voldoende om de kosten van een aantal opleidingen te dekken. Het gaat om kunstopleidingen, om de opleiding mondhygiëne en om de masteropleidingen in de zorg. Artikel 3.7, eerste lid, voorziet daarom in de mogelijkheid om aan hogescholen die deze opleidingen aanbieden een extra bedrag, dat niet afhangt van het aantal studenten, toe te kennen. Deze bedragen zijn vastgesteld in bijlage 4 bij deze regeling. Artikel 6 en bijlage 5 De ruimtebehoeftenorm (het aantal vierkante meter per onderwijsvragende) per hogeschool, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling. Voor de verdeling van het door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vastgestelde landelijke huisvestingsdeel wordt de
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
ruimtebehoefte van de hogescholen in tabel 5.1 berekend door de (ongewogen) onderwijsvraag van de opleidingen die niet behoren tot het CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving, te vermenigvuldigen met de norm uit tabel 5.1. Het door de staatssecretaris van OCW vastgestelde landelijke huisvestingsdeel wordt over de betreffende hogescholen verdeeld evenredig met de berekende ruimtebehoefte. Voor de verdeling van het door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vastgestelde landelijke huisvestingsdeel wordt de ruimtebehoefte van de hogescholen in tabel 5.2 berekend door de onderwijsvraag van de opleidingen die behoren tot het CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving, te vermenigvuldigen met de norm uit tabel 5.2. Het door de Minister van LNV vastgestelde landelijke huisvestingsdeel wordt over de betreffende hogescholen verdeeld evenredig met de berekende ruimtebehoefte. In verband met het opgaan van de Hogeschool de Horst in de Hogeschool Utrecht is de Hogeschool de Horst in de bijlage 5 vervallen en is de ruimtebehoeftenorm van de Hogeschool Utrecht vanaf 2007 aangepast. Artikel 7 Hogescholen met een opleiding tot leraar basisonderwijs ontvangen conform artikel 5.5, eerste lid, van het besluit tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum een aanvulling ten behoeve van vernieuwingsprojecten. Het totaalbedrag van deze toekenning wordt vastgesteld in artikel 7. Het bedrag is aangepast aan de laatste staand van de onderwijsbegroting 2007. Het wordt over de hogescholen verdeeld evenredig met de onderwijsvraag van de opleidingen tot leraar basisonderwijs. Artikel 8 Deze regeling dient om voor het begrotingsjaar 2007 uitvoering te geven aan het bepaalde in op de artikelen 2.22, 3.3, eerste lid, 3.3a, 3.7, 3.12, tweede lid, en 5.5, eerste lid, van het besluit. De bedragen en bekostigingsregels, zoals die in de verschillende rijksbijdragebrieven al aan de universiteiten en hogescholen zijn meegedeeld, worden in deze regeling formeel vastgesteld. De bedragen en de regels hebben betrekking op het gehele begrotingsjaar 2007. De regeling werkt daarom terug tot en met 1 januari 2007. De regeling kan pas aan het eind van het begrotingsjaar worden vastgesteld, omdat de bedragen die in de artikelen 5 en 7 worden vastgesteld afhankelijk zijn van het voor de exploitatie en huisvesting beschikbare deel van de hbobegroting. Pas aan het eind van het jaar is exact bekend hoe hoog deze bedragen zijn.
7
Deze regeling geldt voor het begrotingsjaar 2007 en vervalt daarom met ingang van 1 januari 2008. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.
Uit: Staatscourant 17 december 2007, nr. 244 / pag. 14
8