V
erantwoordelijkheid in zevenvoud
Reflecties bij de schilderijen van Ruud Bartlema over de zeven werken van barmhartigheid
Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen. Matteüs 25: 35-36
V
oorwoord
Het woord lijkt wel te zijn verdwenen uit ons taalgebruik: “barmhartigheid” komt toch niet echt meer voor in de beleidsnota’s van overheid, zorgverzekeraars en brancheorganisaties van zorgaanbieders? Decennia lang is barmhartigheid het begrip geweest dat de motivatie van de werkers in de zorg het beste weergaf. Dat waren de zusters uit de kloosterordes, de diaconessen, de diaconieën van de kerken, voor wie het verhaal van de barmhartige Samaritaan uit de Bijbel een krachtige bron van inspiratie voor hun inzet voor zieken was. De taal van de zorg is inmiddels meer en meer taal uit een ander domein geworden: dat van markt en management. De patiënt is vervangen door de zorgconsument, zorg is een product en gasthuizen zijn zorgondernemingen geworden. Deze nieuwe woorden passen binnen een cultuur waarin zelfbeschikking, keuzevrijheid en zelfontplooiing van kritische burgers de dragende waarden lijken te zijn, ook in de zorg. Veranderen daarmee ten diepste ook de processen van zorgverlening, met die andere begrippen? Wij denken dat het in de zorg altijd zal blijven gaan om gelijkwaardige en wederkerige relaties tussen zorgverleners en zorgvragers, waarin sprake is van afhankelijke zorgvragers die met liefdevolle aandacht van de zorgverlener worden bejegend. Die liefdevolle aandacht en zorg drukken we uit in ons professioneel handelen, onze houding, onze taal en daarbij passende beelden. De Protestants Christelijke Zorggroep Rijnmond is in 1996 opgericht en viert in 2006 zijn 10-jarig bestaan. Het is een moderne organisatie van betrokken mensen, die midden in de samenleving staan. Wij willen die betrokkenheid op en liefde voor onze cliënten tot uitdrukking brengen in zorg van hoge kwaliteit en verleend vanuit een Bijbelse visie op mensen. Eén van de centrale kernwaarden in die visie is voor Zorggroep Rijnmond het begrip “barmhartigheid”. Dit begrip staat centraal in het verhaal van de barmhartige Samaritaan, maar komt ook in Matteüs 25 terug, waar Jezus vertelt over het oordeel van de Zoon des mensen. Barmhartigheid als centraal begrip is de kern en daarmee het hart van de zorg. Taal is een hulpmiddel bij de uitdrukking van onze visie, van ons weten en van ons willen. Taal die met beelden is verbonden is een krachtig communicatiemiddel. De theoloog en kunstenaar Ruud Bartlema heeft op ons verzoek een serie van 7 schilderijen gemaakt waarin het begrip “barmhartigheid” in de 7 werken van barmhartigheid naar Matteüs 25 word uitgebeeld. Gecombineerd met teksten van medewerkers van de Zorggroep krijgen deze beelden in dit boekje een betekenis die een uitdrukking is van onze visie op zorg en de mensen die zich aan onze zorgen toe vertrouwen. Met die visie en de daaruit voortvloeiende zorgverlening willen de medewerkers van Zorggroep Rijnmond zich anno 2006 present stellen en daarop altijd aanspreekbaar zijn! Arie Kars Voorzitter Raad van Bestuur
H
ongerigen voeden
Een aantal scherpe lijnen verdeelt het schilderij in tweeën. In een lichte kant en in een donkerrode kant. Aan de rechterkant staan de minderbedeelden, de mensen die honger hebben. In de meest brede zin van dat woord honger vormen zij de mensen van het tekort. Het ontbreekt hen aan de meest elementaire levensvoorwaarden. Hun situatie wordt pas dan verlicht, wanneer er mensen zijn die durven delen. Het zijn zij die vanuit hun rijkdom het donker van het gebrek durven binnengaan. De Christusfiguur in het midden, staat in twee werelden. Hij verbindt de lichtende en de donkere kant met elkaar. Zijn blikrichting is solidair met degenen die in nood zijn. Hij kijkt met hen mee naar degenen die het goed hebben en hoopt op hun mededogen. Hij doet een àppel op hen. In de mensen aan de linkerzijde licht een helder moment op. Een hand met wijsvinger wijst ernaar. Dan zet het licht zich voort in het gebaar van onvoorwaardelijk geven. Het brood wordt zo een drager van licht dat zich zet op de randen van de gezichten van de mensen aan de rechterkant. Ze gaan stralen en spiegelen het licht terug naar degenen die geven. Zo ontstaat er een diepe verbondenheid. Een ervaring van werkelijke solidariteit, waarin beiden elkaar bevestigen in hun menselijke (gelijk)waardigheid. Het schilderij is rood in alle mogelijke schakeringen, als de kleur van een onvoorwaardelijke liefde.
Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven.
H
ongerigen voeden
Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven.
Eten en drinken horen bij onze eerste levensbehoeften. Voeding geeft ons lichaam de energie om te lachen, huilen, bewegen, werken, sporten en spelen. In voeding zitten bouwstoffen, vitaminen en mineralen voor een sterk lichaam. Gezonde voeding maakt ons weerbaar tegen ziektes en helpt ons om weer te herstellen van ziektes. Toch is eten meer dan voeding alleen. Gezamenlijke maaltijden scheppen de gelegenheid tot bijzondere ontmoetingen en gesprekken. Gebeurtenissen en ideeën kunnen uitgewisseld worden. Samen eten maakt ons zowel fysiek als emotioneel sterk. In het verzorgingshuis en verpleeghuis kijken de bewoners uit naar de maaltijden. Hun lange dag wordt hierdoor onderbroken. Als ze samen kunnen eten is dat niet alleen gezelliger, maar wordt er ook vaak beter gegeten. Het voedsel prikkelt de reuk en de smaakzintuigen. De maaltijd prikkelt het leven. In Nederland is er een overvloed aan voedsel. Helaas is er aan de andere kant ook een groeiende grote groep mensen die financieel niet meer rond kunnen komen. Zij kunnen zich geen gevarieerde en gezonde maaltijden veroorloven. Kinderen uit zulke gezinnen gaan vaak zonder ontbijt naar school en missen daarom de concentratie om goed bij de les te blijven. Jarenlang was ik verantwoordelijk voor een voedselbank in het buitenland. Met een grote groep vrijwilligers waren we in staat om driehonderd gezinnen grote voedselpakketten te geven. Vaak was de schroom groot om voor een voedselpakket aan te kloppen. Het is onvoorstelbaar hoe in het verleden dagelijks tonnen goede voeding, groenten en fruit weggegooid is vanwege bijvoorbeeld overproductie of een verkeerd etiket. Gelukkig gaat deze voeding nu meer en meer naar de voedselbanken.
De maaltijden die Jezus met zijn volgelingen had waren stuk voor stuk ook bijzondere momenten waarin Gods liefde en zorg kon worden ervaren. Ze gaven de gelegenheid om Jezus te ontmoeten en Hem beter te leren kennen. Jezus had daarbij oog voor de hele mens. Jezus gaf niet alleen geestelijk voedsel voor het hongerige hart maar ook voor de hongerige maag. Na een lange dag van spreken over Gods Koninkrijk stuurde Jezus zijn toehoorders niet met een lege maag naar huis. Vijf broden en twee vissen waren voldoende om meer dan vijfduizend hongerige mensen te voeden. De volle manden met eten maakten Gods grote barmhartigheid voor alle mensen bekend. Jezus zei: Ik had honger en jullie gaven Mij te eten. Barmhartigheid is liefdevol zorgdragen voor het hart en de maag. Het is zorg voor de hele mens. Egbert Bos Geestelijk verzorger van woonzorgcentrum en verpleeghuis Siloam
D
orstige laven
De kleuren van dit schilderij laten iets ervaren van het gevoel van schroeien en verdorren, het dorsten naar water. Bruine, oranje tinten. Twee vrouwen reiken een beker water aan. De dorstigen zijn hier de hulpbehoevenden, zij die dreigen te verschrompelen. Een man ligt links in bed, wachtend op verlichting van zijn situatie. Een oudere bewoner zit aan tafel, wachtend op verlichting in de uitzichtloosheid van zijn bestaan. In hun beider situatie treedt iemand binnen die een beker aanreikt. Er gaat iets wezenlijks gebeuren, wanneer een ander het bedreigde bestaan van mensen binnen komt. Dat moment van binnenkomst, een moment waarin de situatie openbreekt is van een bijzondere energie. Het is verbeeld door de scherpe witte lijnen in het schilderij. Op deze lijnen die delen van het schilderij met elkaar verbinden zijn een aantal lichtende stippen aangebracht. Zij verbeelden, als een soort brandpunten, de kracht en de positieve energie die uitgaan van het gebaar van echte bewogenheid en mededogen. Ze ontstaan tussen de twee mensen, de hulpbehoevende en de hulpgevende. In het midden zijn handen uitgestoken in een vragend gebaar naar verlichting. Helemaal bovenin is er de figuur in het midden die een lege kom vasthoudt in een vraag naar drinken. Het is in dit schilderij de Christusgestalte die zich in alle vragen van wie dorst lijden herkent. De afwisselende lichte en donkere banen in het schilderij stralen een zekere dynamiek uit. Het is de verbeelding van de interactie tussen de verschillende personen.
Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven,
D
orstige laven
Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven,
Als we deze twee woorden op ons in laten werken dan zien we in deze twee woorden een ontmoeting. Een ontmoeting tussen twee personen. Dan kunnen we in eerste instantie denken aan twee mensen die elkaar ontmoeten en elkaar helpen. Een dorstige en een ander die de dorstige helpt, te drinken geeft. Een dorstige, dat is iemand die dorst heeft, die geen water of vocht tot zich kan nemen. We kunnen het beeld nemen van een woestijnreiziger. Hij zeult door het hete zand en de brandende zon maakt hem dorstig. Als er dan geen water is om de dorst te lessen, wordt het gevoel van dorst alleen maar erger, zodat de tong op het laatst aan het gehemelte kleeft en men sterft van dorst. De ander kan de dorstige helpen als hij zelf niet meer bij het water kan komen. Hij laaft de dorstige, hij geeft te drinken. De dorst wordt door tussenkomst van een ander gelest. Dit beeld kunnen we ook figuurlijk nemen, iemand helpen, een beker koud water aanreiken. Dit kan door naast de ander te gaan zitten en hem of haar te helpen, te luisteren naar zijn verhaal, samen even stil te zijn, samen te bidden. Of in een gesprek de ander ondersteunen. In de zorg elkaar met liefde omringen, er voor de ander zijn.
10
In de praktijk zie je wat je voor elkaar kan betekenen. Ik denk aan die gelovige man, die zelf veel voor anderen betekend had. Hij had door de vele gedichten die hij maakte menige dorstige een beker koud water aangereikt. Ook na zijn sterven worden zijn gedichten nog regelmatig gebruikt. In de terminale fase van zijn leven kreeg hij zoveel strijd, ging aan het twijfelen over zijn geloof. Juist in de nacht was de duivel bezig om hem te bestrijden. In die nachten werd ik door de nachtdienst geroepen en dan zaten we bij de man aan zijn bed en lazen we uit de Bijbel of uit andere bijbelse lectuur. Samen hebben we gebeden. God hoorde het gebed. Je zag dat de man rustig werd en het geloof weer sterk werd. In de laatste nacht van zijn leven zat ik aan zijn sterfbed. Nog even dan ben ik Thuis, sprak hij. De beker koud water had rust gegeven. Hij zou voor altijd mogen drinken en nooit meer dorsten. Dan kunnen we deze lijn doortrekken naar Hem die ons een beker koud water wil aanreiken. De Heere Jezus Christus, Hij heeft het water van het leven. In Hem is de levensbron. Hij kan onze zielendorst lessen. Hij kan ons hart vertroosten. Hij wil naast ons komen zitten om ons te drinken te geven, zodat wij in de woestijn van het leven niet om zullen komen, maar mogen leven door Hem en uit Hem. Hij wil ons leiden naar de stille wateren om daar altijd te mogen drinken en nooit meer dorst te hebben. Tom van Staveren Geestelijk verzorger van zorgcentrum De Koningshof
11
V
reemdelingen herbergen
Het beeld, in diepe aardekleuren geschilderd, laat de weg zien van de oneindige stroom van de vreemdelingen uit die continenten waar schaarste en honger het dagelijks leven ontwrichten. Bovenin komt een stoet bepakt met schamele bezittingen naar de kust gelopen om een nieuwe toekomst te zoeken in een andere situatie. De volgepakte boot met ‘gelukszoekers’ herinnert ons aan de vele tienduizenden uit Afrika en Azië, die dagelijks aanspoelen op de kusten van ons rijke werelddeel. De lichtende tafel in het midden, met daarop de vier stukken brood, verbeeldt de gastvrijheid, die wordt geboden aan de vreemdelingen. Zij worden vertegenwoordigd door een kind en een vrouwengestalte. De gevende figuur in het midden, draagt evenals de beide andere tafelgenoten een lichtende stralenkrans, die hen verbindt met de bijbelse Christusfiguur. In de ontmoeting aan tafel waarin zowel de gevende als de vragende mens op elkaar ingaan, wordt het innerlijk vuur van de Liefde voelbaar en openbaart zich de Christusgestalte. Er is een zekere herinnering aan het verhaal van de Emmaüsgangers uit Lukas 24 in dit tafereel. Achter de drie tafelgenoten zijn er de gestalten van de andere vreemdelingen, die wachten op gastvrijheid. Het is goed om ook de verbinding op te merken tussen de lichtende zon in de rechterbovenhoek en de lichte tafel. Echte gastvrijheid vormt de weerspiegeling van Gods aanwezigheid in onze wereld. Opvallend is dat de handen van alle tafelgenoten opengevouwen zijn. Er wordt in de beleving van het echte delen met elkaar niets ‘achtergehouden’.
Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest,
12
13
V
reemdelingen herbergen
Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest,
Een zorgvoorziening is een ontmoetingsplaats waar mensen verblijven die zorg nodig hebben en zorg geven. Zorg betrekt mensen op elkaar. Zorggroep Rijnmond is een zorgorganisatie die zorg wil verlenen vanuit haar christelijke levensovertuiging en mensvisie. Het voor elkaar zorgen vanuit die levensovertuiging en mensvisie is geen vrijblijvende zaak. Het gaat om aandacht, om het luisteren naar levensverhalen, maar ook het dienstbaar willen zijn en je over elkaar ontfermen. Jezus is ons daarin voorgegaan en Hij wil daarin vanuit Zijn Woord ons leiden. In onze zorg aan en voor elkaar zijn we als mensen allemaal verschillend. Het is mooi om te zien. Ieder mens is uniek! Maar ieder mens is ook gevormd en soms misvormd door zijn/haar eigen levensverhaal. Geen levensverhaal is gelijk, maar in ieder levensverhaal schuilt in de diepe kern van het bestaan het verlangen om gehoord, gezien en geaccepteerd te worden: Toe nou, luister nou, ga me niet voorbij. Vreemdelingen herbergen. Dat is toch vanzelfsprekend zou ik zeggen. De actie zit al in de woorden geborgen. De herberg zoals ik die in gedachte krijg ontleent zijn bestaansrecht juist aan die vreemdeling. Zonder vreemdeling geen herberg en niet andersom. Mensen trekken langs of door en verblijven onderweg in de herberg. Een plek om op verhaal te komen en verzorgd te worden.
14
In ons maatschappelijk bestaan is de gezondheidszorg een heel bedrijf geworden. Alles is gereguleerd. Zo worden mensen aan de hand van een systeem geïndiceerd voor opname. We weten hoe we zorg moeten geven aan de hulpvrager. Hoe mensen medisch behandeld moeten worden. We doen allemaal ons best, lopen de benen uit ons lijf, vergaderen ons suf. Leggen alles vast in notities, protocollen en volgen onze werkschema’s. We zijn druk, druk en nog eens druk. Maar, is er in al die zorg echt oog voor de zorgvragende en de zorggevende? Kan iedereen deze zorg momenteel nog wel aan? Kunnen wij in dit verband de vergelijking met de vreemdeling en herberg nog wel aan? Is er in onze zorg ook ruimte voor crisissituaties? Kunnen mensen zonder indicatie opgenomen worden? Of is er voor hen geen plaats? Hoe gaan wij in onze christelijke zorg om met de vreemdelingen uit onze tijd? De dak- en thuislozen, de mensen die leven aan de rand van de maatschappij, mensen die niet zijn verzekerd, mensen aan wie letterlijk en figuurlijk een luchtje zit. Zijn wij niet allemaal vreemdeling? Tijden veranderen, maar Jezus woorden veranderen niet. In al onze zorg blijven de woorden uit Matteüs 25:35 klinken: Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij gehuisvest. In al onze zorg zullen we daar iedere keer opnieuw antwoord op moeten blijven geven vaak dwars tegen de gevestigde orde in. Rita Renema-Mentink Geestelijk verzorger van verpleeghuis Pniël
15
D
e naakten kleden
In de grauwe kleuren van het tekort aan de primaire levensbehoeften is in dit schilderij het vierde werk van barmhartigheid in beeld gebracht. Als gehuld in de vale sluier van de werkelijkheid zijn twee mensen bezig om een aantal naakte gestalten van kleren te voorzien. Achter hen staan nog eens een aantal naakte figuren dat ook wacht om op hun beurt kleren te ontvangen. Bij nader toezien vormen de naakte mensen een lichaam. Het lichaam van Christus. Deze kijkt zelf met intense belangstelling en liefde naar dit wonderlijke tafereel. Het is of uit zijn mond iets gehoord wordt als Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze Mijn minste broeders (en zusters) hebt gedaan, hebt gij het ook aan Mij gedaan…… Het aureool van Christus wordt zichtbaar in degene die de naakten bekleedt, maar vooral ook in die naakte mensen zelf. De stralenkrans van de Christusgestalte is in dit schilderij een echo van de zon, die in een diep blauw veld linksboven schijnt.
naakt en gij hebt Mij gekleed,
16
17
D
e naakten kleden
naakt en gij hebt Mij gekleed,
Het eerste waaraan ik moet denken bij “de naakten kleden” is een regel uit het gedicht van Huub Oosterhuis. “Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God….” Een naakt mens, daar moet een mantel omheen, die moet bekleed worden. Naaktheid, dat is kwetsbaarheid, dat is onbeschermd zijn, dat is hulpeloosheid en afhankelijkheid. Kleding is daarom, naast ons eten, een van onze primaire levensbehoeften. Zij beschermt ons tegen kou, tegen hitte, tegen verwondingen. Dat is een van de redenen waarom er in de Bijbel staat dat je iemands opperkleed, zijn jas, vóór de nacht terug moet geven. Zo’n jas diende ook vaak als deken. Zonder mantel kun je de nacht niet in. Kleding beschermt ons ook in onze kwetsbaarheid, zij verbergt onze littekens, de dingen aan ons lichaam die wij zelf niet mooi vinden. We doen daarom een apart geplooide bloes aan of een overhemd met lange mouwen. Niet iedereen hoeft alles van ons te weten.
Kleren zijn belangrijk. Zij maken de man of vrouw. Nu zegt Jezus: de naakten zult gij kleden. In het verpleeghuis waar ik werk is dat een actuele opdracht. Er wonen bij ons veel dementerende mensen. Bij ‘de naakten zult gij kleden’ denk ik dan aan die verzorgster die in ons huis nog gauw even het vieze overhemd verwisselt voor een schoon, als meneer bezoek verwacht. Die de knoopjes van mevrouw voor de tiende keer dichtknoopt, omdat mevrouw steeds denkt dat ze in haar slaapkamer is. Zo iemand, die met respect en zorg steeds opnieuw haar best doet om de waardigheid van een bewoner te bewaren. De naakten kleden…. Soms moet het bij ons letterlijk en het gebeurt gelukkig meestal met de mantel der liefde. Het moet ook vaak figuurlijk, als één voor één de jassen van iemand teloor gaan. De jas van zelfbeschikking, van zelfredzaamheid, van eigenwaarde, van zelfbewustzijn. Dan blijft iemand kwetsbaar achter, zonder bescherming. Maar ook daar geldt Jezus opdracht: ‘de naakten zult gij kleden’ en met diezelfde mantel der liefde bekleden wij hen. Gelukkig is dat een mantel die nooit verslijt. Cora de Jong, geestelijk verzorger van Slingedael, centrum voor Korsakov en Psychogeriatrie
Met onze kleding laten we zien wie wij zijn, zij bevestigt onze identiteit. De een draagt graag een trainingspak, terwijl men zich de ander niet zonder pak en stropdas kan voorstellen. Wij onderscheiden ons van elkaar door onze kledingkeuzes en codes. Dat is niet alleen voor tieners zo, voor wie elk labeltje en elk zakje belangrijk is, dat geldt voor ieder mens. Sommige kleren ‘horen’ bij je en andere kleren absoluut niet. Typisch iets voor jou, zeggen we dan.
18
19
Z
ieken bezoeken
De werkelijkheid waarin dit vijfde werk van barmhartigheid is gesitueerd, is die van het ziekenhuis en de zorginstellingen. Heel centraal staat er het bed, als de kleine ruimte die de zieke mens is overgebleven en waarin hij of zij op zich zelf wordt teruggeworpen. Die plek, die zo vaak een plaats is waar de angst zich groot maakt en waar je leven bedreigd wordt, staat hier in een veld vol bloemen. of is het groen het boeket dat liefdevolle handen meenemen? Het bed en alles wat er zich rondom afspeelt lijken hier opgenomen te zijn in een enorme stroom van energie. Het is alsof de grote handen die hun vingers uitstrekken naar de lichtende zon in de rechterbovenhoek dit tafereel dragen. Zieke mensen en mensen die de zieken bezoeken en verzorgen, worden beiden gedragen door deze handen. De grote handen verbeelden hier de liefde en de aandacht die voelbaar worden in de kleine gebaren van aandacht en meeleven van de omgeving van de zieken. Heel geconcentreerd wordt dat zichtbaar in de lichtende cirkel waarin de zieke in het bed en degene die haar bezoekt, zich bevinden. In die lichtende cirkel kun je een echo ervaren van het grote Licht dat de Bron vormt van alle leven. Een weerspiegeling ook van de liefde van de Onnoembare, die voelbaar wil worden in de gebaren van liefde en mededogen van mensen onderling.
ziek en gij hebt Mij bezocht,
20
21
Z
ieken bezoeken
ziek en gij hebt Mij bezocht,
Een zieke bezoeken is een daad van betekenis – of het nu thuis is, in het ziekenhuis, in het verpleeghuis of nog ergens anders. Zieken ‘zien’, om hen geven en hen bezoeken is al eeuwenlang en wijdverbreid één van de centrale waarden in het christendom. Daarnaast is dit principe ook terug te vinden in andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Het is een vorm van medemenselijkheid, van naastenliefde. In het christendom is het ‘bezoeken van zieken’ bovendien één van de zeven ‘werken van barmhartigheid’, een dienstwerk dat verleend wordt aan een zieke naaste uit liefde –tot God. De naaste die ziek is, is feitelijk de Heer zelf, en wie barmhartig is jegens een zieke naaste, is het feitelijk jegens de Heer, bewust of onbewust. Jezus zelf was tijdens Zijn aardse leven uitermate bewogen om mensen die ziek waren, die hulp nodig hadden, die in nood waren. Het is een uiting van geloof om ‘in beweging te komen’ voor een ander die ziek is, die hulp nodig heeft, die in nood is.
Op verschillende manieren kan er sprake zijn van communicatie tussen bezoeker en zieke. Ook momenten van stilte kunnen er deel van uitmaken; ze kunnen heilzaam zijn, pleisters op de wonden. Judith Herzberg heeft dit schitterend verwoord in haar gedicht Ziekenbezoek: “Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet zei ik, nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren. Nee, zei hij, toch niet, je moet het maar eens proberen…” Hermie Hummel Geestelijk verzorger van woonzorgcentrum De Burcht
Een zieke bezoeken als ‘werk van barmhartigheid’ is een zieke echt bezoeken, met inbegrip van compassie en mededogen. Voor wie ziek is, staat het leven in meer of mindere mate op zijn kop, een zieke is kwetsbaar en afhankelijk. Voelt een bezoeker zich geraakt, identificeert deze zich als het ware met de zieke, dan kan het bezoek een ontmoeting van mens tot mens worden en kan er een relatie in wederkerigheid ontstaan. De bezoeker blijft dan niet op afstand, het is geen doenerige dienstbaarheid louter uit plicht. Dit is de ‘binnenkant van de zorg’, de care.
22
23
G
evangenen bezoeken
Dit schilderij wil een dynamisch proces zichtbaar maken, waarin een diep gevoeld moment van mededogen met wie gevangen zitten, uitgroeit tot een daad, die uiteindelijk leidt tot de in vrijheid stelling van wie waren opgesloten. De figuur rechtsonder krijgt een lichtblauwe omtrek, die de energie van het plan dat in zijn gedachten ontstaat uitbeeldt. Wat is dat plan? Het ontstaat in dit schilderij wanneer deze mens zich de situatie te binnenbrengt van iemand die onschuldig en zonder enige vorm van proces zit opgesloten binnen de paar vierkante meter van een cel. In dat moment ontsteekt de vlam van mededogen en wordt het plan geboren een brief te schrijven en deze als een teken van betrokkenheid en bewogenheid op te sturen naar de gevangene. Een lichtende lijn leidt ons oog naar de hand die schrijft. Achter de brief staat de envelop en deze gaat straks zijn weg naar de gevangenis, waar de gevangene de brief leest. Er volgen nog meer brieven en uiteindelijk wordt de gestalte in het midden zichtbaar, die de deur van de cel opendoet en de gevangen uitnodigt om naar buiten te komen. Ik moest natuurlijk denken aan het werk van Amnesty International, waardoor is aangetoond dat aandacht van buitenaf daadwerkelijk een in de gevangenis weggestopt mens weer in het licht kan stellen en dat kan weer tot de bevrijding van een groot aantal gevangenen leiden. Echte bewogenheid brengt iets op gang en kan een nieuw perspectief aan mensen geven. De centrale figuur en de gevangene bovenin, hebben beiden een aureool. Ze verwijzen beiden naar de Christusgestalte. Het zesde werk van barmhartigheid spreekt weliswaar over het bezoeken van gevangenen, maar dat is lang niet voor iedereen mogelijk. Het schrijven van een teken van leven en aandacht wel. De concentratie op dit zesde van de zeven werken kan ons ook gevoelig maken voor de bevrijding van datgene waarin we zelf gevangen zitten. Dan is het zaak langs de weg van bewustwording te komen tot de beleving van een steeds grotere vrijheid.
Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.
24
25
G
evangenen bezoeken
Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.
Je hoeft niet ver te reizen Om gevangenen te bezoeken in deze tijd Want om je heen zijn zoveel bewijzen Van mensen, gebonden door verdriet, stress of eenzaamheid. Trouwens, wie is er nog tevreden In deze tijd van overvloed? Wie leeft nog rustig in het heden Met een van oudsher kalm gemoed? Nee, je hoeft niet ver te reizen Want de gevangenen in deze tijd Zijn verslaafd aan zichzelf en zelden vrij. Je hoeft alleen maar hen te bewijzen De dienst van jouw aanwezigheid En luist’rend zijnde hen nabij. Ries Terreehorst avond- nachthoofd van Slingedael, centrum voor Korsakov en Psychogeriatrie
26
27
D
oden begraven
Het zevende werk van barmhartigheid vindt zijn motief niet in de gelijkenis van Jezus uit Matteüs 25, maar in de respectvolle houding van Jozef van Arimatea, die immers in het lijdensverhaal van Christus de zorg op zich neemt voor Zijn begrafenis. Van hieruit worden wij uitgenodigd om degene die gaat sterven met respect te begeleiden en naar een laatste rustplaats te brengen. Op de voorgrond van het schilderij nemen drie mensen afscheid van een geliefde die sterft. Er zijn de gebaren van liefdevolle handen, die vlak bij het gezicht van de stervende zoeken naar een laatste aanraking. Ook de hoofden buigen zich naar de geliefde mens die gaat sterven. Er staan kaarsen rondom. Ze verwijzen naar de vlam als symbool van ons kwetsbaar mensenleven, maar ze laten hier ook iets zien van het ‘eeuwig’ licht, het onvergankelijke deel van elk mensenleven. Achter het eerste tafereel is een tweede geschilderd. Twee vrouwen nemen afscheid van de geliefde dode. Hier heerst een stille inkeer. Ze kijken met neergeslagen ogen en voelen zich binnengaan in het land van de herinneringen. Ook hier branden de kaarsen. Ze verbinden ons die leven, met het leven van de gestorvene. Maar ze vertellen ons ook dat zijn of haar levenslicht voor altijd brandt binnen het goddelijke Licht waaruit het ooit werd genomen. In de linkerbovenhoek wordt tenslotte de kist naar de begraafplaats gedragen. Er zijn drie mensen zichtbaar, die de kist dragen. Rechts wordt op de scheidslijn van licht en donker een vleugel zichtbaar. Een associatie met het oeroude ‘In Paradisum angeli te deducant’, een deel uit de liturgie van het Requiem. Als achtergrond koos ik voor gotische bogen die immers heen wijzen naar de eeuwigheid. Het geheel ademt een zekere ingetogenheid. Dat is zowel zichtbaar in de kleurstelling als ook in de vormgeving.
En Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver linnen en legde het in zijn nieuwe graf.
28
29
D
oden begraven
En Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver linnen en legde het in zijn nieuwe graf.
Terwijl ik met mijn werk bezig ben, zie ik ze voorbij komen. De brancard met daarop het lichaam van de overleden bewoner en daarnaast meelopend,de verzorgende. Zij begeleidt de overledene voor de laatste keer naar de uitgang. Iedere keer weer ontroert mij dat laatste stukje zorg en aandacht. Datzelfde gevoel van ontroering ervaar ik, wanneer ik samen met andere medewerkers een begrafenis of crematie bijwoon van een overleden bewoner. Ondanks dat de vorm van de bijeenkomst voor sommige medewerkers af zal wijken van de eigen bekende gebruiken, gaat men daar aan voorbij en bewijst door het aanwezig zijn respect aan de dode. Uit de geschiedschrijving blijkt, dat de eerste christenen het ‘netjes’ begraven van doden zagen als één van de werken van barmhartigheid. Niet alleen was men betrokken bij de begrafenis van de eigen gemeenteleden of gegoede lieden. Ook voor de armen werd de begrafenis verzorgd en bekostigd. Maar hoe geef je deze barmhartigheid vorm in deze tijd? Het begraven van doden is immers business geworden. Wanneer men arm en alleenstaand is, wordt men keurig door de (burgerlijke)gemeente begraven en met een toespraak en muziek wordt op gepaste wijze inhoud gegeven aan de teraardebestelling. Het netjes begraven van nu wordt door uitvaartcentra en daarvoor opgeleide uitvaartverzorgers tot in de puntjes professioneel geregeld. Alles mag en alles is mogelijk. Aan de wensen van de overledene of de nabestaande wordt met zorg tegemoet gekomen. Hoe kun je als woonzorgcentrum en verpleeghuis met een christelijke visie die eerste christenen nog volgen in hun opdracht? Hoe maak je dat nog zichtbaar in werken, in daden? Doden begraven als werk van barmhartigheid is voor mij niet alleen de palliatieve zorg en zijn niet de herdenkingsbijeenkomsten. De palliatieve zorg is met voldoende mensen en middelen goed te regelen en mijn ervaring is dat herdenkingsbijeenkomsten op een waardige manier gehouden worden. Werken van barmhartigheid bij het begraven van de doden zie ik zelf terug in handelingen zoals hierboven beschreven. Het begeleiden van de brancard, het zonder vooroordeel naar een begrafenis gaan. Kleine, voor mensen zo belangrijke dingen. Willen we als medewerkers van een christelijke zorginstelling aanspreekbaar zijn op dat christenzijn, dan zijn juist het doen en het willen zien van deze kleine dingen rondom het begraven of cremeren van de doden van groot belang. Werk vanuit barmhartigheid! Riet de Visser Klachtenfunctionaris en ondersteuner van de cliëntenraad van woonzorgcentrum en verpleeghuis Siloam
30
C
olofon
Verantwoordelijkheid in zevenvoud
Schilderijen en verklarende teksten: Ruud Bartlema Bijbeltekst Matteüs 25: NBG 1951 Redactie teksten Zorggroep Rijnmond: Arie Kars Jos Brakkee Ontwerp en vormgeving: Chris van den Herik, www.chrisvandenherik.net Layout- en omslag ontwerp: © Christian van den Herik, 2006. Uitgave: Stichting Docete, Utrecht in samenwerking met Zorggroep Rijnmond. www.zorggroeprijnmond.nl www.docete.nl © 2006 Stichting Docete, Utrecht.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden door middel van fotokopie, microfilm, televisie, video of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 31
V
erantwoordelijkheid in zevenvoud
De zeven werken van barmhartigheid, zoals die in de tradities van de Christelijke kerk in de Middeleeuwen hun beslag kregen, hebben hun wortel in de Joodse traditie, waaruit immers het Christendom is ontstaan. Al in de vroegste bronnen van de Halacha, - de voorschriften voor de praktische invulling van het Joodse leven van iedere dag-, staan aanwijzingen voor het doen van tsedaka (verantwoordelijkheid nemen voor de ander) en ge’miloet chesed (het doen van daden van menslievendheid). In zijn tijd stond Jezus van Nazareth, als Joodse rabbi vast verankerd in deze tradities van de Halacha. Dat blijkt uit de talloze verhalen uit de Evangeliën waarin hij niet alleen verwijst naar de verschillende voorschriften rond het omzien naar elkaar, maar zelfs een directe verbinding maakt tussen geloven en je verantwoordelijkheid durven nemen voor de ander, die het sociaal of economisch moeilijk heeft. Hoewel het gebod van tsedaka van oorsprong vooral een zaak was van de familie, werd gaandeweg door de veranderende sociale situatie het accent verschoven naar geïnstitutioneerde vormen en werden individuele pogingen tot ‘armenhulp’ steeds meer opgenomen in gesystematiseerde structuren. Het nieuwtestamentisch uitgangspunt voor de werken van barmhartigheid ligt vooral in de vele gelijkenissen die Jezus vertelt over het Koninkrijk der hemelen. Het gaat in die laatste term over een houding, een mentaliteit van aandacht en bewogenheid voor wie je naaste is en van je verantwoordelijkheid durven nemen. De gelijkenis die wellicht het meest fundamenteel is in dit opzicht is die uit Matteüs 25: 31 – 46, waarin Jezus de mensen confronteert met hun houding ten opzichte van de mensen die het slecht hadden in hun leven. Hij gaat zelfs zover dat Hij zich met deze laatste groep identificeert en zegt dat ze, voorzover ze zich hebben bekommerd om ‘de minsten van hun broeders en zusters’ ze dat om Hem gedaan hebben. De noodsituaties waarin de mensen uit deze gelijkenis in Matteüs zitten vormen in de loop van de tijd het uitgangspunt voor zeven werken van barmhartigheid. Het gaat dan allereerst om het delen van je brood met de hongerigen. Dan volgt het laven van de dorstigen en als derde werk van barmhartigheid wordt genoemd het huisvesten van de vreemdeling. Daarna volgen het kleden van de naakten, het bezoeken van de zieken en de gevangenen. Gaandeweg is als zevende werk van barmhartigheid gevolgd het met respect bejegenen van de stervenden of al reeds gestorven mensen. Op talloze afbeeldingen in de middeleeuwse kerken, zowel in steen gehouwen als op fresco’s geschilderd vinden we de voorstellingen van de zeven werken terug. Wellicht een van de meest beroemde uitbeeldingen van dit onderwerp bevindt zich in het Rijksmuseum in Amsterdam. Het gaat om een werk van een anonieme meester, die wordt genoemd, de meester van Alkmaar. Wie de zeven taferelen beziet, raakt onder de indruk van de manier waarop deze schilder het verhaal van Jezus inweeft in zijn schilderingen. Op elk van de zeven afbeeldingen is de Christusfiguur te zien, maar vaak zeer verborgen en altijd aan de zijde van wie om hulp vraagt. De meester van Alkmaar heeft mij zeer geïnspireerd bij het maken van mijn zeven schilderijen bij de werken van barmhartigheid. Ik hoop dat u ook in mijn schilderijen de ‘stille vreemdeling’ zult ontdekken en er door geraakt wordt en ook zelf geïnspireerd wordt tot het nemen van ‘verantwoordelijkheid in zevenvoud’. Ruud Bartlema