Tekst: Patrick Smeyers, Olmen, België Een handige toileteerder krijgt deze draaipennen mooi in het gelid, doch we zullen steeds omzichtig moeten omspringen vooraleer we dieren gaan inzetten die te sterk zijn behept met dit euvel. Een pauwstaart bezit beter dertig mooi brede staartpennen, dan 40 smalle, omdat brede pennen beter in het gelid blijven. Frisé is niet meer gewenst. De staart dient zo hoog mogelijk te zijn aangezet, zonder de kop en halsligging in het gedrang te brengen. Een hoog ingeplante staart lijkt groter – geeft meer top-tail, voor dezelfde veerlengte – en als gevolg van de kortere staartveren krijgen we vaak een kortere, en daardoor strakkere bevedering op het overige gedeelte van het lichaam, wat de rondheid ten goede komt. Kleur en tekening De kleur en tekening hebben bij een pauwstaart één van de laagste prioriteiten. De pauwstaart behoort tot de structuurduiven, en het is niet meer dan logisch dat er hogere prioriteiten zijn dan kleur en tekening. Het ras is gekruist met diverse andere rassen om type, stand en ronding te verbeteren, en door dit inkruisen is er een heel scala aan kleuren en kleur- en patroonbeïnvloedende factoren ingebracht. Waarschijnlijk zijn er weinig andere sierduivenrassen waar zo veel verschijningsvormen qua kleur waarneembaar zijn als de pauwstaart.
Reduced duivin, fokker B&M Veldhuis, eigenaar P. Smeyers, fraai dier voor deze kleurslag.
Buiten de witte en de ‘klassieke’ postduivenkleuren blauw en dominant rood, zijn er pauwstaarten in bruin, sierduivenrood, zwart, enz . . .
Al deze kleuren met de verdunningsfactor, schimmelfactor, de factor voor poeder, reduced, enz . . . Eveneens zijn ze er in almond, qualmond, faded (autosexable)… Ook zowat alle mogelijke basispatronen zijn aanwezig zoals geband, gekrast, alle tussenvormen hiervan, ongeband, enz . . . Buiten deze kleuren ziet men ze ook in wit met gekleurde staart, gekleurd met witte staart, wit met gekleurd vleugelschild, enz . . Veel van deze kleuren ziet men vnl. in de Angel-Saksische landen, waar een grotere tolerantie heerst t.o.v. ‘nieuwe en andere kleuren’. Met dit systeem van keuren/beoordelen geeft men de hobby een nieuwe impuls. Door de dieren te beoordelen in een aparte klasse geeft men de broodnodige extra motivatie aan die fokkers die vernieuwend werken. Vaak zijn het de vernieuwende fokkers die de nodige impulsen geven aan een ras, door het inkruisen van een bepaald ras, om een specifieke eigenschap te verbeteren, en die met kennis van zaken het ras op een hoger niveau brengen, dikwijls samen met nieuwe kleur/kleurfactoren. Daarom zou ik ook hier een lans willen breken naar de bestuurlijke, en regelgevende besturen en raden om zich soepeler op te stellen naar vernieuwing in kleur. Laat een zgn. ‘open categorie’ toe voor de dieren die een bepaalde kleur hebben, die niet door de standaard van dit betreffende ras is erkend, doch waar de kleur wel is erkend bij andere sierduivenrassen! Het zou de hobby enkel maar op een gunstige manier gaan beïnvloeden. Bij de beoordeling van een pauwstaart heeft een uitstekende kleur of tekening enkel een toegevoegde waarde. Dat wil zeggen dat het dier in eerste plaats naar vorm (de hoofdraskenmerken) moet worden beoordeeld, het hiervoor een waardebeoordeling krijgt, en een bonus voor zijn uitstekende kleur of tekening. Links: Andalousisch blauwe doffer, dier mocht meer buik vertonen. In de achtergrond getijgerde kite, hok P. Smeyers
Onder: Blauwkras duivin, broed 2005, ze mocht zich steviger op de teentjes plaatsen, fokker/eigenaar P. Smeyers
Foktechnisch In het algemeen is een pauwstaart een goede ouder, geeft gemiddeld tot goede bevruchtingsresultaten, en brengt vlot de eigen jongen groot. Soms als de staart zowat cirkelrond gesloten is, met nog juist voldoende plaats om de vleugels door te steken, gebeurt het wel eens dat we de natuur een handje moeten toesteken, als we dus de bevruchtingskans willen vergroten. Dit doen we dan door enkele staartveren onderaan in de staart weg te knippen. Wil men goede resultaten bereiken in de fok van pauwstaarten moet men zeker niet beginnen met raskampioenen, zoals dit ook geldt bij de andere rassen. Een pauwstaart is een ras dat sterk verschilt van de Columba Livia, de oervorm van de
duif. Om deze sterke verschillen vast te kunnen houden en verder te veredelen, moeten we gaan fokken met dieren met extremen. Men kan beter beginnen met dieren, uit een goed verzorgde stam, die elkaar aanvullen, completeren. Een goed fokker herkent men aan de diversiteit in types die hij naast de ‘kampioenen’ op het hok heeft. Hij zal steeds dieren met de nodige, specifieke extremen op het hok hebben om deze te combineren met dieren die andere specifieke extremen bezitten.
Blauwgebande en poederblauwe duivin, beiden broed 2005, fokker/eigenaar P. Smeyers. Beide kleurklassewinnaar op de jongdierendag te Angeren (NL). De blauwe duivin behaalde de derde plaats in de finale, haar moeder behaalde de eerste plaats op de keuring in loopkooien te Turnhout in 2005
Uit de praktijk is gebleken (niet wetenschappelijk bewezen) dat een duivin zeer belangrijk is voor de goede bouw van de pauwstaart. Zoals bij de meeste rassen is de doffer de ‘verfpot’ en de duivin het eigenlijke ‘bouwmateriaal’. Gezien de pauwstaart in eerste instantie een dier is van type en bouw, en daarenboven een feminien ras is, is de link snel gelegd. Duivinnen moeten daarom met de grootste zorg worden behandeld, en ten volle benut. Rechts: Pauwstaart Blauwschimmel, eig. Ben Ferben, prachtdier met fenomenale staart.
De beste resultaten bij het fokken van pauwstaarten worden behaald door zo veel
mogelijk te combineren binnen de eigen stam, met de elkaar aanvullende dieren. Men kan probleemloos 10 jaar combineren binnen een bepaalde lijn uit de eigen stam, waarna men met mondjesmaat dieren inbrengt uit een andere lijn van de stam, waarvan men de achtergrond kent. Hiermee wordt bedoeld dat als je regelmatig dieren, van onbekende (genetische) afkomst inbrengt, men niet alleen de beoogde eigenschappen in de stam brengt, maar vaak ook ongewenste. Hier moet men gaan afwegen of het zin heeft om weer jaren te gaan trachten deze ongewenste, in de stam ingebrachte eigenschappen weer weg te fokken. Kiest men toch voor de optie om nieuwe dieren in te brengen, dan is het aan te raden deze binnen een welomschreven groep uit te testen gedurende enkele jaren, zodat men hetgeen wat reeds is bereikt, niet zal te verliezen. Links: Pauwstaart blauwgekrast, eig. B. Veldhuis. Foto: D.J. Hamer
o
Gaat men starten met de mooie hobby van de pauwstaartfok, en gaat men zich dieren aanschaffen, dient men er op te letten dat: o Men dieren aanschaft bij een betrouwbare fokker die de nodige zorg aan de dieren besteedt, en die je met raad en daad bijstaat om te zorgen dat je een goede start kan maken. Ga indien mogelijk eens een kijkje nemen bij de fokker op het hok; heeft men de hokken gezien, dan heeft men al een goed beeld van hoe omzichtig hij/zij met de dieren omspringt. Gezonde en verzorgde dieren, van een net hok geven al een sterke basis voor de toekomst. o Er de laatste jaren meer kleurslagen zijn dan enkel maar witten, en dat er een heleboel complementaire kleurslagen aanwezig zijn die men probleemloos kan combineren. Er is vast iets bij naar je gading, en een goed fokker kan je perfect vertellen welke kleuren je kan combineren, en wat de te verwachten kleuren zijn in de nafok. Men best niet vertrekt van een moeilijke kleurslag of tekeningpatroon, maar eerst de nodige kennis van het ras opdoet in een eenvoudigere kleurslag.
In België, Duitsland en Nederland zijn momenteel dieren te vinden in uitstekende kwaliteit. Kleurslagen waar zeer mooie kwaliteit in aanwezig is zijn blauw, blauwzilver en zwart. Ook de dieren met de schimmelfactor, dunfactor, poederfactor, enz . . . zijn van meer dan behoorlijke kwaliteit aanwezig. Natuurlijk zijn er dan ook de witten, die wegens het gebrek aan kleuruiting, gemiddeld van zeer goede kwaliteit zijn in Duitsland en Nederland. In de kleurslagen roodzilver en geelzilver, net als bij blauw zijn het vaak de gekraste dieren die de hoogste kwaliteit aan raseigenschappen tonen. Eénkleurig rood en geel zijn gemiddeld nog niet van topniveau, maar hieraan wordt gewerkt door diverse fokkers. Men vindt ook prachtige almonds, andalousisch blauwen, indigo’s, enz . . . De tekeningdieren zoals de kleurschilden en kleurstaarten zijn nog van gemiddeld mindere kwaliteit, alhoewel hier de laatste jaren een kentering in lijkt te komen. Enkele Duitse fokkers hebben de laatste jaren diverse bijzonder fraaie exemplaren geshowd in
de kleurstaarten/witstaarten door volhardend en doelgericht te fokken. Ook in de schildgetekende dieren is een sterke vooruitgang waar te nemen, en ook in België zal hier nog sterk aan moeten worden gewerkt. Links: Pauwstaart zwart, eig. H. de Jong. De staart mag nog wat groter. Foto: D.J. Hamer
Als men een geleidelijke start wil nemen in de pauwstaartfok, dan is de minimum aan te raden basis een paartje of 5 à 6, al dan niet in complementaire kleuren. Vertrekt men bijvoorbeeld met dieren in de basiskleur blauw, dan kan men komen tot een heel scala aan kleuren op het hok.
Rechts: Blauwgetijgerd, staart kon best wat groter. Foto: D.J. Hamer.
Wanneer men start met enkel dieren met de schimmelfactor, dieren met de poederfactor, gebande en gekraste, dan zijn volgende verschijningsvormen mogelijk: Blauwgeband, blauwbandschimmel, poederblauwgeband, poederblauwgebandschimmel, blauwgekrast, blauwgekrastschimmel poederblauwgekrast, poederblauwgekrastschimmel. Voegt men hier dan de factor voor dunkleur nog aan toe dan verdubbelt het aantal verschijningsvormen tot 16, omdat elke voorgaande verschijningsvorm dan nog eens kan voorkomen in de kleurverbleekte vorm. Er zijn voor meerdere kleuren combinaties mogelijk, zodat er voor elk wat wils is.
Showklaar maken Zoals bij ieder ander ras dienen we ook de pauwstaart vrij van ongedierte en/of sporen van ongedierte, met een proper verenkleed en de pootjes ontdaan van alle eventuele onzuiverheden, aan te bieden ter beoordeling. Het conditioneren van een pauwstaart begint niet op het moment van inkooien, al dan niet op een klassieke keuring dan wel keuring in loopkooien. De staart, een grote blikvanger bij dit ras, kan en moet extra worden geconditioneerd, ‘gevlochten’, zoals het in pauwstaartfokkersjargon wordt genoemd. Sommigen zijn hierin artiesten, anderen zijn hierin minder bedreven. Voor hen die hierin minder handig in zijn, waaronder ik mezelf reken, geldt de leuze: “blijven oefenen!” Zoals reeds aangehaald, de staart moet zo strak als mogelijk zijn, met de veren mooi glad geordend. Er bestaan diverse werkwijzen om de staart te ‘vlechten’. Ik ga proberen de door mijzelf gebruikte methode uit te leggen. De duif wordt op de klassieke wijze vastgehouden, pootjes tussen wijsmiddenvinger, duim over de rug, en ringvinger en pink als steunvingers voor buik borst, de kop van de duif naar ons toewijzend. We nemen de duif vast met linkerhand, om het linkergedeelte van de staart van onder naar het midden toe met rechterhand te bewerken en vice versa.
en en de de
Eerst worden de staartveren in de juiste volgorde gelegd; dit doet men door naar de veerinplant te voelen, en in geval van noodzakelijkheid de veren met de vingers in de goede volgorde te plaatsen. Indien de veren wat ‘gerafeld’ zijn, kan men deze gladstrijken, zodat de baardhaakjes weer in elkaar grijpen. Indien er veren zijn die niet de juiste stand hebben, ‘draaiveren’, kan men deze trachten in de juiste positie brengen. Dit doet men door de veer stevig vast houden bij de schacht, zo laag mogelijk boven veerinplant, met de vingers van één hand, en met vingers van de andere hand de veer vast te nemen, juist boven het grijppunt van de andere. Heeft men de veer stevig vast dan kan men met de bovenste hand de veerschacht een wrong geven, zodat de veer mooi in het gelid komt. Steeds goed opletten dat de veer goed stevig wordt vastgehouden boven de inplant,
te te de de
anders zou het wel eens kunnen gebeuren dat de veer wordt uitgerukt, wat zeker niet de bedoeling is. Liggen alle veren in de juiste volgorde, zijn alle veren met een ietwat afwijkende inplant in de juiste richting gezet, dan kunnen we ze gaan vlechten. Hierbij wordt gewerkt van onder naar het midden, en alle veren worden dakpansgewijze over elkaar gelegd, met als resultaat een mooiere, gladdere staart als voordien. Dit conditioneren van de staart kan best aanvangen enkele weken voor het showseizoen. Persoonlijk doe ik regelmatig een duif wanneer ik op het hok ben, al naar gelang de rui van betreffend dier is gevorderd. Enkele weken vooraleer de dieren worden ingekooid op een show wordt er extra werk geleverd aan deze dieren. We gaan de staarten vlechten, en na dit vlechten wordt er wel eens een stukje tape over de veren heen geplakt zodat de veren mooi op hun plaats blijven. Voor dit tape-werkje heb ik een hulpje ontworpen, wat ik mijn derde hand noem, een heel handig en eenvoudig zelf te construeren hulpmiddel. (zie foto’s) Geïnteresseerde liefhebbers- fokkers mogen steeds vrijblijvend contact met me opnemen om ervaringen over de “queen of fancy” uit te wisselen op onderstaand adres, of een kijkje nemen op de website www.pat-pauwstaart-raadsheer.be Auteur van dit artikel: Patrick Smeyers Zandvlietstraat 4/1 2491 Olmen België 0032 (0) 14 300 286
[email protected] Speciaalclub in Nederland: Pauwstaartclub H. de Jong Torenstraat 29 9203 BD Drachten
[email protected]
Copyright ©2006 Aviculture-Europe. All rights reserved by VBC