RECHTSPOSITIEREGELING VAN STICHTING NIVEL
Afgeleid van:
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST THUISZORG 2003-2004
Deze RPR geldt vanaf 1 juli 2003
Deze RPR is ook raadpleegbaar via intranet.
ISBN 90-0000-000-0 http://www.NIVEL.nl
[email protected] Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 ©2002 NIVEL, Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaan de schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Inhoudsopgave Voorwoord
7
Zakenregister op artikelen van de RPR
8
1 Algemene inleidende bepalingen Definities Werkingssfeer Minimum- en maximumregeling Uitvoeringsregelingen Relatiepartner Detachering Werkervaringsplaats-werknemer
11 11 12 13 13 13 14 14
2 Arbeidsovereenkomst Vastlegging en inhoud arbeidsovereenkomst Proeftijd Duur arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst inval/oproepkracht
15 15 16 16 17
3 Arbeidsduur en werktijden Algemeen Vaststelling werktijden Werktijden en levensbeschouwing Werktijden en zwangerschap Overgangsregeling arbeidsduurverkorting Overwerk Compensatie werktijd bij verblijf in buitenland
18 18 19 19 19 19 20 20
4 Salariëring en vergoedingen Salaris Vergoeding overwerk Structurele eindejaarsuitkering Waarneming hoger ingeschaalde functie Arbeidsmarkttoeslagen Beloningsaccenten in verband met functioneren
21 21 21 22 22 23 23
5 Vakantie, verlof en vakantietoeslag Feestdagenverlof Verlof Overgangsregeling vakantierechten Sabbatical Calamiteitenverlof- en zorgverlof Ouderschapsverlof Pensioenpremie gedurende wettelijk ouderschapsverlof Zwangerschaps- en bevallingsverlof
24 24 24 26 26 27 27 28 28
3
Vakantietoeslag
29
6 Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid Melding afwezigheid Loondoorbetaling en aanvulling salaris bij arbeidsongeschiktheid
30 30 30
7 Algemene verplichtingen werknemer Algemeen Opleiding en bijscholing Nevenfuncties Geheimhouding Aannemingen en leveringen
33 33 33 34 35 35
8 Algemene verplichtingen werkgever Algemeen Belangenbehartiging van de werknemer Verstrekking RPR
36 36 36 36
9 Sociaal-organisatorische regelingen Fusiegedragsregels Bepalingen bij reorganisaties Seksuele of andere vormen van intimidatie Gehandicapte werknemers Loonsomdeel voor andere decentrale afspraken over arbeidsmarktbeleid Initiatiefrecht werkgever en werknemer
37 37 37 38 39 39 40
10 Medezeggenschap Faciliteiten ondernemingsraad Hoogste dagelijkse leiding Overzicht overwerk Overzicht inzet oproep- en invalkrachten
41 41 41 41 41
11 Faciliteiten voor werknemersorganisaties Verlof voor werknemersorganisaties Overige faciliteiten Rechtsbescherming vakbondsconsulenten
42 42 42 43
12 Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen NS/OV-project Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen Studie-faciliteiten Telefoonkosten Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering Ziektekostenvergoeding Vergoeding kinderopvang Jubileumgratificatie
44 44 44 44 44 45 45 47 47
13 Regelingen bij conflicten
48
4
Schorsing Op non-actiefstelling
48 49
14 Einde van de arbeidsovereenkomst Algemeen Uitkering bij overlijden
50 50 50
15 Overgangs- en slotbepalingen Verkregen rechten Geschillencommissie Duur en wijziging
51 51 51 51
Uitvoeringsregeling A: Salariëring I Salarisbepalende regelingen Niveau-bepalende factoren Salarismaatregelen Periodieke verhogingen Bevordering Inschaling Inhouden periodiek Extra periodieken II Overzicht brutosalarisbedragen
52 52 52 52 53 53 54 55 55 56
Uitvoeringsregeling B: Overwerk Aard overwerk Werknemers met overwerkvergoeding Maaltijdvergoeding Inhoud overwerkvergoeding Vergoeding overwerk deeltijdwerker Verlof Toeslag Uitbetaling overwerkvergoeding Omvang overwerk
58 58 58 58 59 59 59 59 60 60
Uitvoeringsregeling C: Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering Definities Recht op tegemoetkoming Geen tegemoetkoming Hoogte tegemoetkoming Verscheidene dienstverbanden Uitbetaling
61 61 61 62 62 63 63
Uitvoeringsregeling D: Tegemoetkoming ziektekosten Tegemoetkoming in verband met ziektekosten
64 64
Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen Algemeen
65 65
5
Openbaar vervoer/taxi Gebruik van eigen auto Buitenlandse dienstreizen Verblijfskosten Declareren Uitbetaling
65 65 66 66 67 67
Uitvoeringsregeling F: NS/OV-project Deelname NS/OV-project Inname NS/OV- kaart Vervallen rechten Eigen bijdrage Extra voorzieningen Reiskostenvergoeding Voortgang NS/OV-project
68 68 68 69 69 70 70 70
Uitvoeringsregeling G: Studie-faciliteiten Begripsbepalingen Algemene voorwaarden Studieverlof Studievergoedingen Terugbetaling
71 71 71 72 72 73
Uitvoeringsregeling H: Telefoonkostenvergoeding Aanleggen telefoonaansluiting Vergoedingen Beëindiging dienstverband
75 75 75 75
Uitvoeringsregeling I: Tegemoetkoming kosten kinderopvang Vergoeding kinderopvang tot 31 december 2004 Vergoeding kinderopvang vanaf 1 januari 2005 Eén werkgever, wel een tegemoetkoming
76 76 76 77
6
Voorwoord
De RechtsPositieRegeling van het NIVEL, hierna te noemen RPR-NIVEL, is opgesteld op basis van de CAO-Thuiszorg (CAO-T). De CAO-T en de RPR-NIVEL hebben een verschillende status. De RPR-NIVEL is namelijk, anders dan een collectieve arbeidsovereenkomst, niet tot stand gekomen door middel van onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemers-vertegenwoordigingen. De RPR heeft de status van een door de directie van het NIVEL, met instemming van de ondernemingsraad, vastgesteld reglement in de zin van artikel 7:613 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Individuele medewerkers van het NIVEL verklaren zich schriftelijk met het reglement akkoord door het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst. De CAO-T is uitgangspunt en vervult een voorbeeldfunctie voor de RPR-NIVEL. Dit betekent dat de RPR-NIVEL wordt gewijzigd nadat eerst de arbeidsvoorwaarden in de CAO-T door directie en ondernemingsraad zijn getoetst of zij ook van toepassing zijn op de RPR-NIVEL. Het NIVEL zal derhalve de CAO-bepalingen volgen ‘tenzij’. Sommige afspraken in de CAO-T zijn (tamelijk) dwingend en worden direct overgenomen, bij andere regelingen laat de CAO, voor ons als ‘volger’ meer ruimte voor interpretatie. Deze vrijheid is bij sommige regelingen zelfs zo sterk dat de CAO alleen nog maar de kaders aangeeft. Een organisatie vallend onder de CAO-T dient binnen deze kaders zelf een regeling uit te werken. Bij bepaalde regelingen heeft het NIVEL gekozen voor aanpassing van de CAObepalingen aan de eigen specifieke situatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aangepaste voorwaarden met betrekking tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gezien het feit dat de activiteiten van het NIVEL veelal van tijdelijke aard zijn. Ook is het NIVEL ten aanzien van bepaalde regelingen genoodzaakt van de CAO af te wijken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de salarisregeling, vanwege de functies bij het NIVEL en de normen die subsidiegevende instanties stellen voor de inschaling van deze functies. Na besluitvorming van directie en na instemming van de ondernemingsraad over de inhoud van de RPR-NIVEL is het reglement van toepassing op alle NIVEL-medewerkers. NIVEL, Utrecht, oktober 2004
7
Zakenregister op artikelen van de RPR A Artikelnr. Aanverwanten art. 26 Aannemingen en leveringen art. 40 Afwezigheid, melding art. 34 Arbeidsduur (en werktijden) Hoofdstuk 3 • algemeen art. 12 • arbeidsduurverkorting overgangsregeling art. 16 • bijwonen vergaderingen art. 12 lid 6 • definitie art. 1 sub i • vaststelling werktijden art. 13 • werktijden en levensbeschouwing art. 14 • werktijden en zwangerschap art. 15 • werkzaamheden op zater-, zon-, feest- en gedenkdagen art. 12 lid 4 • wijziging art. 8 lid 1 Arbeidsmarkttoeslagen art. 23 Arbeidsongeschiktheid • melding afwezigheid art. 34 • salariëring tijdens art. 35 • verlof en art. 26 lid 9 Arbeidsovereenkomst • aangaan . wijze waarop art. 8 . inval/oproepkracht art. 11 • beëindiging . algemeen art. 68 d.m.v.: . ontbinding door rechter vanwege dringende reden art. 68 lid 1 . ontbinding door rechter vanwege wanprestatie art. 68 lid 1 . opzegging art. 68 lid 1sub e . overlijden art. 68 lid 1 . pensionering art. 68 lid 1sub c proeftijd art. 68 lid 1 . ontslag op staande voet art. 68 lid 1 . verstrijken termijn art. 68 lid 1sub b . wederzijds goedvinden art. 68 lid 1sub a • bepaalde tijd art. 10 • definitie art. 1 sub a • duur art. 10 • in landstaal art 8 lid 2 sub i • inhoud art. 8 • onbepaalde tijd art. 10 • ontbinding art. 68 lid 1 • opzegging art. 68 lid1 sub e
8
B Artikelnr. Belangenbehartiging werknemer art. 42 Belonings-accenten art. 24 Bevordering Uitvr. A (art. 4) Bijscholing (zie ook studie-faciliteiten) art.37 en Uitvr.G Bloedverwanten art. 26 Buitenlandse dienstreizen Uitvr. E (art. 4) C Calamiteiten- en zorgverlof Compensatie werktijd bij verblijf in buitenland
art. 18
D Definities Detachering Duur arbeidsovereenkomst Duur RechtsPositie-Regeling
art. 1 art.6 art. 10 art. 72
F Faciliteiten • vakbondsleden • ondernemingsraadsleden Feestdagen - zie Verlof Functie-uitoefening • werkgever • werknemer Fusiegedragsregels
.
G Garantie-urencontract Gehandicapte werknemers Geheimhouding • werkgever • werknemer Geschillencommissie Gezinsinkomen
art. 29
art. 55 en 56 art. 50 art. 41 lid 1 art. 36 art. 44 art. 11 art. 47 art. 41 lid 2 art. 39 art. 71 art. 1 sub m
I Initiatiefrecht werkgever en werknemer art. 49 Inschaling Uitvr. A (art. 5) Instelling art. 1 sub f Interpretatie RPR art. 71 Intimidatie, seksuele of andere vormen van art. 46 Inval/oproepkrachten art. 11
J Jeugdloon Jubileumgratificatie
Artikelnr. Uitvr.A (art.2lid2) art. 65
K Kinderopvang
art. 64
L Levensbeschouwing en werktijden Loon - zie Salariëring Loonsomdeel voor arbeidsmarktbeleid
art. 14 art. 48
M Maaltijdvergoeding Uitvr. B (art. 3) Medezeggenschap Hoofdstuk 10 Minimum- en maximum-regeling art. 3 Minimumloon bij ongeschoold en vakantie-werk Uitvr.A(art.1 lid1) Melding afwezigheid art. 34 N Nevenfuncties Non-actiefstelling NS/OV-project
art. 38 art. 67 art. 58 en Uitvr. F
O OAT art. 1 sub g Ondernemingsraad art. 50 Ondernemingsraadsleden - zie Faciliteiten Ongewenste intimiteiten - zie Seksuele intimidatie Ontbinding - zie Arbeidsovereenkomst Ontslag • op staande voet art. 68 lid 1 Opleiding en bijscholing art. 37 en Uitvr. G Oproep- en invalkrachten • arbeidsovereenkomst art. 11 • definitie art. 1, sub o • inzet en overzicht van art. 52 Opzegging • dienstverband art. 68 lid 1 sub e • tijdstip en wijze waarop art. 68 lid 1 • opzeggingstermijn art. 68 lid 2 Overgangs- en slotbepalingen Hoofdstuk 15 Overgangsregeling vakantierechten art. 22b Overlijden van de werknemer art. 68 Overwerk art. 17 en Uitvr. B P Pensionering Periodieke verhoging Plaats van tewerkstelling
art. 71 lid 1 sub c Uitvr. A (art. 3) art.1 sub j
Premie ziektekostenverzekering tegemoetkoming art.62 en Uitvr.C Proeftijd art.8 sub c, art. 9 • beëindiging dienstverband tijdens art. 68 lid 1 sub c
R Artikelnr. RechtsPositie-Regeling • duur art. 72 • werkingssfeer art. 2 • wijzigingen art. 72 Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen Art. 59 en Uitvr. E Relatiepartner art.1sub l, art. 5 Roostervrije uren - zie Arbeidsduurverkorting Reorganisaties, bepalingen bij art. 45 S Salaris (definitie) art. 1 sub h Salariëring • algemeen art. 19 en Uitvr. A • ongeschoold werk Uitvr. A (art. 1) • tijdens arbeidsongeschiktheid art. 35 • tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof art. 32 • tijdens ouderschapsverlof art. 30 • vakantietoeslag art. 33 • vakantie-werk Uitvr.A(art.1 lid1) • werkervaringsplaatsen art. 7 Schenkingen e.d. art. 40 Schorsing art. 66 Seksuele intimidatie art. 46 Studie-faciliteiten art.37, art. 60 en Uitvr.G T Tegemoetkomingen • premie ziektekostenverzekering • studie-faciliteiten • ziektekostenvergoeding U Uitkering bij overlijden Uitvoeringsregelingen Uurloon
art.62 en Uitvr.C art. 60 en Uitvr. G art.63 en Uitvr.D art. 69 art. 4 art. 1 lid p
V Vakantie - zie Verlof Vakantiekracht art. 1 sub n Vakantietoeslag art. 33 Vakbondsfaciliteiten art. 55 en 56 Vergoedingen • buitenlandse dienstreizen Uitvr. E art. 4 • jubileumgratificatie art. 65 • NS/OV-kaart art. 58 en Uitvr. F • overwerk art. 17 en Uitvr. B • reis- en verblijfskosten dienstreizen art. 59 en Uitvr. E • studie-faciliteiten art. 60 en Uitvr. G • telefoonkosten art. 61 en Uitvr. H • waarneming hoger gesalarieerde functie art. 22
9
V Artikelnr. Verlof • algemeen art. 26 • buitengewoon art. 26 lid 3 . vakbondsleden art. 575 . ondernemingsraadsleden art. 50 • feestdagenart. 25 • vakantie art. 26 • zwangerschaps- en bevallingsverlof art. 32 • ouderschapsverlof art. 30 Verplichtingen van de werkgever • algemeen art. 41 • geheimhouding art. 41 lid 2 • belangenbehartiging art. 42 • inzage en verstrekking RPR art. 43 Verplichtingen van de werknemer • aannemingen en leveringen art. 40 • algemeen art. 36 • arbeids-ongeschiktheid art. 34 • bijscholing art. 37 • geheimhouding art. 39 • nevenfuncties art. 38 • schenkingen, leveringen en provisies art. 40 • tijdelijke verandering werkzaamheden art. 36 Verkregen rechten art. 70
10
V Verlenging arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Vertrouwenspersoon ongewenste intimiteiten
Artikelnr. art. 10 art. 46
W Waarneming art. 22 Werk-ervaringsplaatswerknemer art.1 subd en art.7 Werkgebied art. 1 sub k Werkgever art. 1 sub b Werkingssfeer art. 2 Werknemer art. 1 sub c Werknemers-organisaties art. 1 sub g Werktijden - zie Arbeidsduur Werktijdverkorting, overgangsrecht art. 16 Wijziging RechtsPositie-Regeling art. 72 Z Ziekte - zie Arbeidsongeschiktheid Ziektekosten, tegemoetkoming art. 63 en Uitvr. D Ziektekostenverzekering, tegemoetkoming premie art. 62 en Uitvr. C Zorgverlof art. 29 Zwangerschap en werktijd art. 1
1 Algemene inleidende bepalingen Definities Artikel 1 In deze RPR wordt verstaan onder: a. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het BW. b. Werkgever: de privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze RPR. c. Werknemer: degene die als werknemer in de zin van het BW een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan met uitzondering van degenen die genoemd zijn in artikel 2 lid 2. d. Werkervaringsplaatswerknemer: degene die op grond van/in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten met de werkgever; (met ingang van 1 januari 2004 te lezen als: ‘Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid’) e. Garantie-urencontract: een arbeidsovereenkomst op oproepbasis waarin een garantie voor het minimum aantal uren per week of voor de duur van de aanstelling is afgesproken. f. Instelling: de privaatrechtelijke instelling die valt onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1. g. Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT): het geen rechtspersoonlijkheid bezittende overleg tussen enerzijds werknemersorganisaties, te weten: - ABVAKABO, vakbond aangesloten bij de FNV; - CNV Publieke Zaak; - FHZ vertegenwoordigende de LAD, KNGF, NVE, NIP en NVD; - de NU’91, Nieuwe Unie ’91; - de Unie Zorg en Welzijn, vertegenwoordigende de VHP-Zorg; en anderzijds werkgeversorganisaties, te weten: - de LVT, de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg; - BTN, Branchebelang Thuiszorg Nederland. h. Salaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandloon, conform de salarisschalen opgenomen in Uitvoeringsregeling A. i. Arbeidsduur: de - met inachtneming van deze RPR - tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht. j. Plaats van tewerkstelling: de gemeente of het met name bekend afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar het gebouw staat waarin of vanwaar de werknemer normaliter de functie uitoefent dan wel kantoor houdt. k. Werkgebied: het gebied zoals dat is vastgesteld in de individuele arbeidsovereenkomst. l. Relatiepartner: een persoon met wie de werknemer een formeel geregistreerde relatie heeft en met wie hij - met het oogmerk duurzaam samen te leven - op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijke huishouding voert. Bloedverwanten van de werknemer tot en met de derde graad worden niet als relatiepartner aangemerkt.
11
m. Gezinsinkomen: het bruto inkomen van de tot het gezin behorende leden, met uitzondering van gezinsleden van de werknemer, die niet of niet meer te zijnen laste komen. n. Vakantiekracht: degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband van niet langer dan zestig werkdagen per kalenderjaar. o. Inval/oproepkracht: diegene, die met de werkgever een garantie-urencontract heeft gesloten. p. Uurloon: 1/156 deel van het maandsalaris bij een volledige werkweek. q. Woon-werkverkeer: - bij werknemers met een vast werkadres: de dagelijkse reis van de woning naar het vaste werkadres en weer terug; - bij werknemers met wisselende werkadressen: gerekend per werkdag de reis tussen de woning en het eerste werkadres alsmede de reis tussen het laatste werkadres en de woning. r. In deze RPR gelden alle begrippen die betrekking hebben op personen die in de mannelijke vorm gesteld zijn, ook voor vrouwen Toelichting bij artikel 1c: • banenpoolers, instappers en jeugdwerkgarantie-planners zijn geen werknemers in de zin van de wet en vallen dus niet onder de RPR; • stagiairen zijn geen werknemers in de zin van de wet; met hen kan wel een aparte regeling (stage-contract) ten aanzien van een aantal voorwaarden worden getroffen.
Werkingssfeer Artikel 2 1. Werkgever De RPR is van toepassing op de in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende Stichting NIVEL. 2. Werknemer De RPR is van toepassing op alle werknemers met uitzondering van de volgende categorieën werknemers: · vakantiekrachten, hieronder wordt verstaan degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband van niet langer dan 60 werkdagen per kalenderjaar. · garantie-urencontractanten met een contract dat is aangegaan voor een periode van drie maanden of korter; de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers met een garantie-urencontract van drie maanden of korter worden in de individuele aanstellingsovereenkomst vastgelegd. · directieleden; arbeidsvoorwaarden voor directieleden worden door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.
12
Minimum- en maximumregeling Artikel 3 1. Van de bepalingen van deze RPR mag niet worden afgeweken, noch in voor de werknemer gunstige zin noch in voor de werknemer ongunstige zin. 2. De met deze RPR en de uitvoeringsregelingen in strijd zijnde bepalingen in werkinstructie, huisregels of andere tussen werkgever en werknemer(s) overeengekomen regelingen zijn nietig, behoudens het gestelde in artikel 70. 3. In afwijking van het in lid 1 gestelde kan in voor de werknemer gunstige zin van de bepalingen van deze RPR worden afgeweken in een in het kader van artikel 44 opgesteld sociaal plan waarover in het fusie-overlegorgaan overeenstemming is bereikt. Toelichting Een bepaling in de arbeidsovereenkomst waarin wordt opgenomen dat de RPR van toepassing is voor zover subsidiabel of gefinancierd uit de gepremieerde sector, is strijdig met het karakter van een RPR.
Uitvoeringsregelingen Artikel 4 De bij deze RPR gevoegde uitvoeringsregelingen vormen met haar één geheel.
Relatiepartner Artikel 5 1. De bepalingen van deze RPR en de bijbehorende uitvoeringsregelingen die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer, zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer met een relatiepartner als bedoeld in artikel 1 sub l, mits is voldaan aan het gestelde in lid 2 van dit artikel en voor zover dat wettelijk mogelijk is. 2. Een relatiepartner wordt erkend indien er: a. sprake is van geregistreerd partnerschap, of b. een notariële samenlevingsovereenkomst is opgemaakt. De werknemer is verplicht, evenals bij huwelijk, bij beëindiging van de formeel geregistreerde relatie hiervan direct de werkgever in kennis te stellen. 3. Als aan het gestelde in lid 2 is voldaan, wordt de relatiepartner als gezinslid aangemerkt. Overal waar deze RPR van aan- en bloedverwanten van de werknemer spreekt, worden daaronder mede begrepen aan- en bloedverwanten van de relatiepartner van de werknemer. Toelichting Dit artikel beoogt een ongehuwde werknemer met een relatiepartner dezelfde aanspraken te geven als een gehuwde werknemer. Sub b is met betrekking tot het pensioenreglement vanaf 1 januari 2002 van kracht.
13
Detachering Artikel 6 1. De werkgever kan een detacheringsovereenkomst uitsluitend aangaan met instemming van de werknemer. 2. Bij een detachering blijft de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer in stand. 3. Een afschrift van de detacheringsovereenkomst dient aan de arbeidsovereenkomst van de werknemer te worden gehecht.
Werkervaringsplaats-werknemer (met ingang van 1 januari 2004 te lezen als: ‘Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid’) Artikel 7 1. De bepalingen van de RPR zijn onverkort van toepassing op een werkervaringsplaatswerknemer, met uitzondering van: • artikel 8; • artikel 10; 2. Bij de indiensttreding van een werkervaringsplaats-werknemer dient de werkgever de volgende regels in acht te nemen: a. Bij de indiensttreding mag geen sprake zijn van verdringing van een reeds bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. Dat wil zeggen: het moet gaan om een arbeidsplaats die zonder gebruikmaking van de Wet inschakeling werkzoekenden niet tot stand zou zijn gekomen. b. De werkervaringsplaats kan zowel een in het Huishoudelijk Reglement geregelde als een hierin niet geregelde functie betreffen. c. Met de werkervaringsplaats-werknemer wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar afgesloten. d. De volgens de RPR geldende salariëring is onverkort van toepassing ten aanzien van een werkervaringsplaats-werknemer. e. De werkgever stelt een begeleidingsplan op, dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de werkervaringsplaats-werknemer, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een vaste begeleider die met de begeleiding van de werkervaringsplaats-werknemer is belast. f. De werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de werkervaringsplaats-werknemer bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de hierboven onder c genoemde periode van een jaar, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instelling, indien de personeelsformatie dit toelaat.
14
2 Arbeidsovereenkomst Vastlegging en inhoud arbeidsovereenkomst Artikel 8 1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd. De werkgever draagt zorg voor ondertekening van de (gewijzigde) overeenkomst door beide partijen en toezending van de overeenkomst aan de werknemer. 2. Naast hetgeen voortvloeit uit het Burgerlijk Wetboek vermeldt de arbeidsovereenkomst: a. indien van toepassing, de gronden voor het aangaan van een overeenkomst voor bepaalde tijd; b. de proeftijd; c. de wijze waarop de werktijden geregeld zijn; d. de datum van periodieke verhoging; e. nevenfuncties als bedoeld in artikel 38 lid 1 en 2 bij indiensttreding (indien van toepassing); f. de eventuele verplichting tot scholing ingevolge artikel 37 g. eventuele bijzondere bepalingen, regelingen, afspraken en verplichtingen die van toepassing zijn; h. de verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst - op diens verzoek van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal; 3. De werknemer kan verzoeken om verstrekking van: a. de verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst - op diens verzoek van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal; b. het pensioenreglement; c. de statuten en huishoudelijk reglement; d. reglement Ondernemingsraad. De werknemer tekent een verklaring van ontvangst, indien bovengenoemde zaken zijn verstrekt. Toelichting Dit artikel schrijft voor wat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst moet worden vastgelegd. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst ontvangt de werknemer een exemplaar van de RPR. Ook latere wijzigingen in de RPR dienen aan hem kenbaar te worden gemaakt. Van belang is dat de ingevolge artikel 70 verkregen rechten van de werknemer in de individuele arbeidsovereenkomst worden vastgelegd. De schriftelijke arbeidsovereenkomst behoeft niet te worden gewijzigd, indien deze wijziging het gevolg is van maatregelen met een algemeen karakter, voortvloeiend uit een wijziging van de RPR zoals bijvoorbeeld een algemene salarisverhoging of een algemene verhoging van het aantal vakantiedagen. Anders ligt dit indien bijvoorbeeld functiewijziging, wijziging van arbeidsduur of promotie plaatsvindt. In deze gevallen moet de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer worden aangepast, bijvoorbeeld door de wijzigingen vast te leggen in een aanhangsel (door beide partijen ondertekend) bij de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst.
15
Ten aanzien van opname van eventuele bijzondere bepalingen en regelingen dient ook met het gestelde in artikel 3 lid 2 rekening te worden gehouden.
Proeftijd Artikel 9 Werkgever en werknemer kunnen schriftelijk een proeftijd overeenkomen. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel bij het aangaan van een overeenkomst voor bepaalde tijd voor twee jaar of langer, duurt deze maximaal twee maanden. Bij overeenkomsten voor bepaalde tijd korter dan twee jaar, bedraagt de proeftijd ten hoogste een maand.
Duur arbeidsovereenkomst Artikel 10 1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. 2. Op basis van artikel 7:668a lid 1 BW kunnen partijen de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tweemaal voortzetten in een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met dien verstande dat de duur van de eerst gesloten arbeidsovereenkomst en de voortgezette arbeidsovereenkomsten tezamen maximaal drie jaar bedraagt. 3. Conform artikel 7:668a lid 3 BW kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die is aangegaan voor drie jaar of langer, aansluitend worden voortgezet met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van maximaal drie maanden. 4. Indien de werknemer na het verstrijken van een ketting van arbeidsovereenkomsten als bedoeld in lid 2 en 3 geen aanstelling wordt aangeboden, is het eerst na een wettelijk vastgestelde termijn van drie maanden en één dag mogelijk met de werknemer opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af te sluiten. Toelichting Als algemeen uitgangspunt bepaalt artikel 10 lid 1 dat een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. In de praktijk blijkt dat vrijwel alle aanstellingen in eerste instantie worden aangegaan voor bepaalde tijd. Betreft het een eindfunctie, dan kan de arbeidsovereenkomst onder bepaalde voorwaarden overgaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Criteria hiervoor zijn te vinden in het Functie-opbouwsysteem. Dit Functie-opbouwsysteem staat beschreven in het Huishoudelijk Reglement. In dit artikel zijn tevens de voorwaarden uit het Burgerlijk Wetboek opgenomen, waarop arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mogen worden aangegaan.
16
Arbeidsovereenkomst inval/oproepkracht Artikel 11 1. De werkgever komt met de inval/oproepkracht een garantie-urencontract overeen. 2. a. Voor het garantie-urencontract gelden de bepalingen zoals deze zijn gesteld in artikel 8 lid 1, lid 2 behoudens sub c, e, f. b. Naast de in sub a van dit lid genoemde bepalingen van artikel 8, vermeldt de arbeidsovereenkomst: · een omschrijving van het werk waarvoor de werknemer wordt opgeroepen; · dat periodiek met de werknemer een werk-afspraak gemaakt wordt voor de uren waarop hij zal werken;
17
3 Arbeidsduur en werktijden Algemeen Artikel 12 1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienstverband gemiddeld 36 uur per week. 2. Een werkdag bedraagt maximaal negen uren. 3. De arbeidsduur van de werknemer die op 31 december 1998 bij de werkgever in dienst is, blijft met ingang van 1 januari 1999 ongewijzigd, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. 4. De werkzaamheden worden in de regel verricht op maandag tot en met vrijdag. Op zater-, zon-, feest- en gedenkdagen worden slechts de werkzaamheden verricht, die naar het oordeel van de werkgever strikt noodzakelijk zijn. 5. Werknemers kunnen hun werktijd in een regelmatig, doch vast patroon verdelen binnen een twee-wekelijkse cyclus. 6. Aangemerkt als arbeidsduur worden ook: a reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden; b direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen; c (in beginsel) opleiding en bijscholing die door de werkgever is verplicht gesteld, tenzij anders luidende afspraken voor aanvang van de cursus worden afgesproken; d de reistijd verbonden aan het begin en/of het einde van de werkzaamheden ten behoeve van de instelling, voor zover de reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke reistijden van het woon-werkverkeer Toelichting Per 1 januari 1999 is de 36-urige werkweek ingevoerd. Dit betekent dat werknemers, die op of na genoemde datum in dienst treden in een volledig dienstverband, gemiddeld 36 uur per week werkzaam zullen zijn. Werknemers die vóór 1 januari 1999 reeds in dienst waren van het NIVEL, behouden het recht op de arbeidsduur die op dat moment contractueel afgesproken is. De salarissen zijn per 1 januari 1999 naar evenredigheid aangepast. De werkgever kan de werknemer verplichten om op een zater-, zon-, feest- of gedenkdag werkzaamheden te verrichten. De werknemer hoeft echter niet aan deze verplichting te voldoen indien er sprake is van overmacht. Van zwaarwegende redenen is sprake als het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om van de werknemer te eisen dat hij op deze tijden werkzaamheden verricht. Hierbij moet men denken aan situaties dat het overwerk de gezondheid van de werknemer schaadt of dat personen en/of relaties in de privé-sfeer van de werknemer schade wordt berokkend.
18
Vaststelling werktijden Artikel 13 De werktijden van de werknemer worden - na overleg - door de werkgever vastgesteld.
Werktijden en levensbeschouwing Artikel 14 Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwing van de werknemer. De werknemer krijgt gelegenheid de bij de eigen levensbeschouwing behorende feestdagen en daaruit voortvloeiende plichten te vervullen.
Werktijden en zwangerschap Artikel 15 De werkgever is, voor zover zulks redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, na een verzoek daartoe, verplicht de arbeids- en rusttijden van een zwangere werkneemster zodanig in te richten, dat tegemoet gekomen wordt aan haar specifieke omstandigheden.
Overgangsregeling arbeidsduurverkorting Artikel 16 1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienstverband 36 uren per week. Voor medewerkers in dienst bij werkgever op 31 december 1998 is het echter mogelijk om 40 uur per week te werken. De aldus teveel gewerkte uren worden gecompenseerd middels roostervrije uren. 2. a. Indien de werknemer gekozen heeft voor een 40-urige werkweek als bedoeld in lid 1, worden er roostervrije uren opgebouwd. Het aantal roostervrije uren dat op deze wijze kan worden opgebouwd, bedraagt voor de werknemer met een volledig dienstverband 52 weken maal vier uren = 208 uren, met behoud van salaris, per kalenderjaar. b. Parttime werknemers kunnen verzoeken om voor de regeling met betrekking tot de roostervrije uren in aanmerking te komen. 3. a. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft aanspraak op roostervrij in verhouding tot dat gedeelte van het jaar. b. De arbeidstijdverkorting waarop de werknemer met inachtneming van het bepaalde in dit artikel op jaarbasis aanspraak heeft, wordt afgerond op halve uren te zijner gunste.
19
Overwerk Artikel 17 1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werkgever verricht boven de voor de werknemer geldende arbeidsduur. 2. Aan de werknemer die jonger is dan 18 jaar mag geen overwerk worden opgedragen. 3. Aan de werknemer die 55 jaar of ouder is, mag niet tegen zijn wil overwerk worden opgedragen. 4. Op grond van Uitvoeringsregeling B: Overwerk, kan een vergoeding voor overwerk worden toegekend. Toelichting Als overwerk meer dan incidenteel plaats vindt en zo een structureel, regelmatig karakter krijgt, zal gestreefd moeten worden naar een andere organisatie van het werk zodat de werkzaamheden kunnen worden verricht op werktijden welke in een rooster worden geregeld. In artikel 9 Uitvoeringsregeling B: Overwerk, is daarom bepaald dat overwerk niet meer mag bedragen dan 10% boven de gewone arbeidsduur in een periode van vier maanden. Teneinde dit te kunnen beoordelen, wordt voorgeschreven dat de ondernemingsraad regelmatig een overzicht van het verrichte overwerk wordt verstrekt.Van overwerk is alleen sprake als de werkgever het noodzakelijk vindt dat de werknemer buiten de vastgestelde werktijden arbeid verricht. De werkgever moet het verrichten van overwerk noodzakelijk achten en daartoe opdracht hebben gegeven. De werknemer kan niet zelfstandig eigen overwerk creëren. Werknemers die leiding geven en verantwoordelijkheid dragen of zelf hun werkzaamheden indelen - met andere woorden: werknemers die zelf hun werktijden bepalen - komen niet in aanmerking voor een overwerkvergoeding.
Compensatie werktijd bij verblijf in buitenland Artikel 18 1. Bij verblijf in het buitenland wordt werktijd en reistijd niet woon-werkverkeer als werkuren beschouwd met een rekennorm van gemiddeld acht uur per dag. 2. Indien in het weekend gereisd en/of gewerkt moet worden geldt dit als werkuren met een rekennorm van maximaal acht uur per dag. Overige tijd in het weekend wordt niet als werktijd gerekend en kan derhalve ook niet gecompenseerd worden. 3. In geval van extreem lange werkdagen kan door de leidinggevende op verzoek van de medewerker, van lid 1 en 2 afgeweken worden.
20
4 Salariëring en vergoedingen Salaris Artikel 19 1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens Uitvoeringsregeling A: Salariëring. 2. De werkgever deelt zo spoedig mogelijk gespecificeerd en schriftelijk een wijziging in het salaris van de werknemer mee. 3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris te kunnen beschikken en uiterlijk in de tweede maand volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, over de toeslag te kunnen beschikken. 4. Met de werknemer die werkzaam is als inval-/oproepkracht op basis van een garantieurencontract wordt in de arbeidsovereenkomst afgesproken dat hij gedurende de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst geen recht heeft op salarisbetaling als de werkgever de werknemer niet in de gelegenheid kan stellen de overeengekomen arbeid te verrichten. Na de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst heeft de werknemer onder dezelfde omstandigheden geen recht op salarisbetaling als bedoeld in artikel 7:628 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het vervallen van het recht op salarisbetaling geldt niet voor reeds ingeplande uren en voor garantie-uren. 5. De werkgever is geen salaris verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld. 6. In afwijking van lid 3 kan aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal uren per week een voorschot worden betaald dat tenminste 75% bedraagt van het te verwachten salaris. Toelichting De uitwerking van de wijze waarop het salaris wordt toegekend, is voor het technische gedeelte beschreven in Uitvoeringsregeling A: Salariëring. De toekenning van het salaris volgens de salarisregeling is gebaseerd op de inhoudelijke beschrijving van de functies zoals weergegeven in het Functie-opbouwsysteem zoals bijgevoegd bij het Huishoudelijk Reglement. Een specificatie als bedoeld in lid 2 moet zodanig duidelijk zijn dat de werknemer kennis kan nemen van het brutosalaris waarop hij recht heeft, de inhoudingen welke daarop plaatsvinden en het netto bedrag dat resteert.
Vergoeding overwerk Artikel 20 De vergoeding voor het verrichten van overwerk als bedoeld in artikel 17 wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling B: Overwerk.
21
Structurele eindejaarsuitkering Artikel 21 1. De werknemer heeft recht op een eindejaarsuitkering ter hoogte van 0,5%, indien de werknemer in dienst is op 31 december van enig jaar. 2. De berekeningsgrondslag voor de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering is het door de werknemer over de maanden januari tot en met december feitelijk verdiende totale brutosalaris, vermeerderd met de over dit tijdvak opgebouwde vakantietoeslag, exclusief alle overige toeslagen. 3. De in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering wordt in beginsel in december van dat jaar dan wel in januari van het daaropvolgende jaar uitbetaald. 4. M.i.v. 1 januari 2004 : De werknemer heeft de mogelijkheid om de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering te verhogen met 1,5%, onder gelijktijdige inlevering van 25 verlofuren. 5. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is en/of geen volledig dienstverband heeft, heeft naar evenredigheid aanspraak op de regeling voor de eindejaarsuitkering. Toelichting De medewerker die een deel van het jaar in dienst is en/of parttime werkt, levert naar evenredigheid vakantie-uren in en ontvangt derhalve naar evenredigheid een eindejaarsuitkering. De medewerker kan ieder jaar opnieuw de keuze maken om al of geen verlofuren in te leveren ter verhoging van de eindejaarsuitkering.
Waarneming hoger ingeschaalde functie Artikel 22 1. De werknemer met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger ingeschaalde functie van een andere werknemer geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof vanwege vakantie, ontvangt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een toelage van bruto € 100,- *per maand, naar rato van het dienstverband. 2. Maximaal twee werknemers kunnen met de waarneming, als bedoeld in lid 1 worden belast. De toelage wordt alsdan voor elke werknemer berekend naar evenredigheid van het gedeelte van de waarneming dat elk van beiden verricht. Toelichting De toelage telt niet mee voor de bepaling van de bijdrage-grondslag ingevolge de pensioenvoorziening van het NIVEL. Evenmin is de toelage een onderdeel waarmee op
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
22
basis van de dagloonregel door de uitvoeringsinstelling rekening wordt gehouden ter vaststelling van de hoogte van het ziekengeld.
Arbeidsmarkttoeslagen Artikel 23 Indien voor één of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt, kan aan de werknemer een tijdelijke toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris.
Beloningsaccenten in verband met functioneren Artikel 24 Werkgever en ondernemingsraad kunnen afspraken maken over een binnen de instelling te hanteren systematiek van tijdelijke positieve beloningsaccenten in verband met het functioneren van werknemers. De toepassing daarvan is gekoppeld aan een systeem van personeelsbeoordeling.
23
5 Vakantie, verlof en vakantietoeslag Feestdagenverlof Artikel 25 1. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van salaris op de navolgende dagen, voor zover deze niet op zaterdag of zondag vallen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Koninginnedag, 5 mei en andere als zodanig door de rijksoverheid erkende nationale feest- en gedenkdagen. 2. De werknemer heeft op diens verzoek recht op verlof met behoud van salaris op andere bij zijn godsdienst of levensbeschouwing passende dagen in plaats van de in de lid 1 genoemde christelijke feest- of gedenkdagen. 3. De werknemer die op één van de in lid 1 genoemde dagen werkzaamheden verricht, heeft recht op vervangend verlof met behoud van salaris. 4. De werknemer met een niet volledig dienstverband die steeds op dezelfde dagen van de week werkzaam is, heeft aanspraak op verlof met behoud van salaris op de in lid 1 genoemde dagen, tenzij deze vallen op dagen waarop hij geen arbeid verricht.
Verlof Artikel 26 1. a. De werknemer heeft met inachtneming van artikel 27, per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, en afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, recht op het navolgende aantal uren (vakantie)verlof met behoud van salaris: Leeftijd 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 tot en met 29 jaar 30 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 64 jaar
Aantal uren 224 uren 216 uren 209 uren 202 uren 209 uren 216 uren 224 uren 231 uren 245 uren
b. De werkgever kan daarnaast jaarlijks, in overleg met de ondernemingsraad, een aantal dagen/uren vaststellen met een maximum van twee werkdagen, waarop de instelling gesloten zal zijn. Op deze dagen behoudt de werknemer recht op salaris. 2. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, geen volledig dienstverband heeft of op wie artikel 12 lid 3 wordt toegepast en derhalve meer dan een volledig dienstverband heeft, heeft naar evenredigheid aanspraak op vakantie-uren. Het aantal vakantie-uren wordt naar boven afgerond op hele uren.
24
3. Het (vakantie)verlof is mede bedoeld voor situaties waarin de werknemer verlof wenst op te nemen in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden dan wel het kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen, en treedt aldus in de plaats van dergelijke rechten op basis van het Burgerlijk Wetboek. Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in elk geval begrepen: bezoek aan dokter/tandarts, huwelijk, registratie van partnerschap, verhuizing, de bevalling van de echtgenote van de werknemer of zijn relatiepartner, adoptie, huwelijksjubilea en rouwverlof bij het overlijden van één van zijn huisgenoten of één van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn. De werkgever is verplicht om in situaties waarin het door de aard van de persoonlijke gebeurtenis niet mogelijk is om het (vakantie)verlof tijdig in overleg vast te stellen, de werknemer in de gelegenheid te stellen om toch (vakantie)verlof op te nemen, in een op de persoonlijke gebeurtenis afgestemde redelijke omvang. 4. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werknemer, met inachtneming van hetgeen de vakantie wetgeving en fiscale wetgeving mogelijk maakt, (vakantie)verlof spaart, dan wel dat deze rechten worden omgezet in loonbetaling. 5. De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer te worden bepaald. De werkgever stelt de werknemer op zijn verzoek in de gelegenheid om minimaal 15 aaneengesloten werkdagen verlof op te nemen. Indien de werknemer langer dan vier weken met verlof wil dient hij daartoe tenminste drie maanden van tevoren bij de leidinggevende een verzoek in te dienen. 6. De werknemer is verplicht jaarlijks minimaal tien werkdagen aaneengesloten verlof op te noemen. 7. Op grond van 7:642 BW is de verjaringstermijn van verlofuren vijf jaar. Bij het opnemen van verlof, worden eerst de oudste verlofuren afgeboekt. 8. De werkgever bepaalt of er roostervrije uren en/of vakantie-uren collectief dienen te worden opgenomen. Indien de werkgever hiertoe besluit, overlegt hij omtrent de wijze en de tijdstippen waarop deze uren zullen worden opgenomen tijdig met de ondernemingsraad. 9. In het geval van langdurige ziekte worden vakantierechten opgebouwd over de laatste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid. De werknemer die gedeeltijk arbeidsongeschikt is, behoudt recht op opbouw van (vakantie)verlof als ware hij volledig arbeidsgeschikt. Bij opname van verlof gedurende een periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, wordt het opgenomen verlof verrekend, als ware de werknemer volledig arbeidsgeschikt. 10. Niet opgenomen vakantie-uren kunnen worden uitbetaald bij einde van de aanstelling. Na een ziekteperiode van zes maanden kan een deel van de verlofuren van vóór de ziekteperiode uitbetaald worden.
Toelichting Er wordt gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van verlofopbouw/verlofopname bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De achterliggende gedachte daarbij is, dat de nu opgenomen bepaling kan bijdragen aan gedeeltelijke werkhervatting.
25
Naast het bepaalde in lid 3 heeft de medewerker recht op vier weken adoptieverlof. Adoptieverlof mag ingaan vanaf twee weken voor de overdracht van het kind aan de adoptie-ouders. Pleegouders krijgen recht op vier weken verlof, als bij plaatsing van het kind in het gezin duidelijk is dat het kind duurzaam in het gezin wordt opgenomen.
Overgangsregeling vakantierechten Artikel 27 De vakantierechten van werknemers die vóór 1 mei 1999 in dienst zijn getreden, zijn gebaseerd op 192 uur en vanaf 1 januari 2000 op 221 uur per kalenderjaar bij een dienstverband van 37 uur per week. Volgens deze overgangsregeling blijft dit hogere tegoed behouden, maar wordt wel ‘bevroren’. Dat wil zeggen dat het tegoed niet wordt verhoogd na het bereiken van een andere leeftijdscategorie, totdat het vakantie-tegoed overeenkomt met artikel 26 lid 1 voor de betreffende leeftijdscategorie. Voor parttimers wordt het aantal extra vakantie-uren per leeftijdscategorie, net als hun volledige vakantietegoed, pro rato berekend.
Sabbatical Artikel 28 1. Ter bevordering van wetenschappelijke publicaties, het volgen van een cursus of andere werkgerelateerde bezigheden ter bevordering van de uitvoering van het werk stelt de werkgever de werknemer in de gelegenheid kortdurend studieverlof aan te vragen. 2. Het studieverlof zoals bedoeld in lid 1 kan voor de duur van twee weken tot twee maanden worden aangevraagd. 3. De werknemer die ten minste drie jaar bij de werkgever in dienst is, kan een verzoek indienen bij de werkgever, mits hij in de laatste vijf jaar geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid. 4. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor het sabbatical overlegt met zijn leidinggevende over adequate vervanging van zijn werkzaamheden gedurende het sabbatical. 5. De werknemer dient een aanvraag in bij zijn leidinggevende, waarin de reden, de duur, de begroting en de vervanging worden vermeld. 6. De aanvragen worden door de werkgever beoordeeld, waarbij 1 mei en 1 november als sluitingsdata worden gehanteerd voor respectievelijk de tweede en de eerste helft van het kalenderjaar. 7. De werkgever houdt zich het recht voor toekenning van aanvragen te spreiden, danwel te rantsoeneren wegens financiële redenen.
26
Calamiteitenverlof- en zorgverlof Artikel 29 1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris. 2. De omvang van dit verlof bedraagt - achteraf vast te stellen - de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per kalenderjaar. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband wordt dit maximum naar evenredigheid vastgesteld. 3. De werknemer brengt de werkgever zo spoedig mogelijk van de calamiteit op de hoogte, daarbij aangevend een indicatie van de benodigde tijd. 4. De werkgever kan verder verlof toekennen voor een beperkte, per geval door hem vast te stellen tijdsduur, bijvoorbeeld bij ernstige ziekte van personen, die aan de zorg van de werknemer zijn toevertrouwd. Toelichting Dit artikel geeft de werknemer een in omvang gemaximeerd recht op verlof bij calamiteiten. Verder gaat dit artikel ervan uit dat de werknemer door de omstandigheden niet in staat is vóóraf met de werkgever over het benodigde verlof te overleggen. Vanzelfsprekend zal de werknemer zich bij de toepassing van dit artikel wel zo spoedig mogelijk ten opzichte van de werkgever dienen te verantwoorden.
Ouderschapsverlof Artikel 30 1. De werkgever zal de werknemer die gedurende tenminste één jaar in zijn instelling werkzaam is - op zijn verzoek - onbetaald verlof verlenen voor de verzorging en opvoeding van zijn eigen kind en voor het kind waarvan hij duurzaam de verzorging en opvoeding als eigen kind op zich heeft genomen. 2. Het verlof bedraagt ten hoogste de arbeidsduur per week omgerekend over een periode van 13 weken. Recht op verlof bestaat tot de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt. Hoofdregel hierbij is dat het ouderschapsverlof wordt opgenomen in de vorm van deeltijdverlof, gedurende ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week voor een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden. Varianten hierop zijn op verzoek van de werknemer mogelijk. 3. Indien de werknemer meer kinderen heeft op grond waarvan de werknemer recht heeft op ouderschapsverlof, kan hij voor ieder kind afzonderlijk, in een verschillende periode, ouderschapsverlof aanvragen. 4. De werknemer dient het voornemen verlof te nemen ten minste twee maanden vóór het door hem gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever te melden, onder opgave van: a. de aaneengesloten periode van verlof; b. het aantal uren verlof per week; c. de spreiding van de verlofuren over de week. 5. De werkgever is verplicht aan het verzoek tot ouderschapsverlof te voldoen.
27
6. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen wijzigen. 7. De werknemer heeft het recht om het verlof uit te stellen of te onderbreken op grond van onvoorziene omstandigheden. De werkgever kan bedingen niet eerder dan vier weken na het verzoek tot uitstel of onderbreking van het verlof, aan het verzoek gevolg te geven. In het geval van uitstel van het verlof blijft het recht op vervangend verlof bestaan. In het geval van onderbreking van verlof vervalt het recht op het niet opgenomen deel van het verlof. 8. Tijdens het ouderschapsverlof blijft de werknemer verzekerd volgens het ziekenfonds voor het salaris tijdens het ouderschapsverlof. Toelichting De mogelijkheid van onderbreking is van belang indien de werknemer tijdens het verlof ziek wordt. Zonder onderbreking van het verlof zou de uitkering gebaseerd zijn op het (lagere) salaris tijdens het ouderschapsverlof.
Pensioenpremie gedurende wettelijk ouderschapsverlof Artikel 31 Gedurende de periode dat de werknemer gebruik maakt van het wettelijk recht op ouderschapsverlof, draagt de werkgever zorg voor voortzetting van de totale pensioenpremie-afdracht aan het pensioenfonds op basis van het salaris zoals dat gold direct voorafgaand aan het ouderschapsverlof, mits de werknemer het werknemersdeel van deze premie betaalt aan de werkgever. Toelichting Door deze maatregel wordt een pensioenbreuk voorkómen. In het geval een tijdelijk contract afloopt tijdens een periode van ouderschapsverlof, wordt de totale pensioenpremie-afdracht verzorgd tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Bij de aanvraag van ouderschapsverlof kan men tevens aangeven of men wel of niet in aanmerking wil komen voor voortzetting van de pensioenpremie-afdracht.
Zwangerschaps- en bevallingsverlof Artikel 32 1. De werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. De bepalingen zoals gesteld in de Wet Arbeid en Zorg, hoofdstuk 3, zijn onverkort van toepassing, tenzij in de navolgende leden anders wordt vermeld. 2. De werkgever betaalt het laatstgenoten nettosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid wegens het verlof als genoemd in lid 1 niet verricht gedurende de periode waarop zij op grond van de Wet Arbeid en Zorg recht op dit verlof heeft en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. De uitkering voortkomende uit de
28
aanspraak die de werknemer in het kader van dit verlof krachtens de Wet Arbeid en Zorg heeft, wordt op deze betaling in mindering gebracht. 3. Onder nettosalaris wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van: a. het brutomaandsalaris, dat de werknemer geniet op het moment dat het verlof als bedoeld in lid 1 aanvangt, b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde regelingen of krachtens de Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van drie maanden, voorafgaand aan de maand waarin het verlof aanvangt. 4. Voor werknemers met een garantie-urencontract, zijnde een arbeidsovereenkomst op oproepbasis waarin een garantie voor het minimum aantal uren per week of voor de duur van de aanstelling is afgesproken, danwel andere afspraken tussen werkgever en werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van hetgeen gesteld in lid 3 sub a, voor de vaststelling van het nettosalaris: het brutomaandsalaris, vastgesteld als gemiddelde over de drie maanden of drie periodes, voorafgaand aan de dag waarop het verlof aanvangt. 5. Bijstelling van het in lid 3 en 4 bedoelde nettosalaris vindt plaats conform hetgeen gesteld is in artikel 35 lid 6. Indien de werknemer nalaat een aanspraak op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg te effectueren dan vindt de aanvulling tot het laatstgenoten nettosalaris plaats als ware de aanspraak wel geëffectueerd. Indien het recht op voornoemde uitkering vervalt, vervalt gelijktijdig het recht op doorbetaling.
Vakantietoeslag Artikel 33 1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van een maand waarin hij salaris dan wel een uitkering krachtens artikel 32 dan wel artikel 35 heeft genoten. 2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantietoeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokken werknemer in die maand aan salaris of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten. 3. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van 12 maanden, aanvangende met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar. Bij ontslag of indiensttreding vóór afloop respectievelijk na het beginnen van de periode waarover vakantietoeslag wordt betaald, vindt uitbetaling plaats over het gedeelte van de periode dat de werknemer in dienst was.
29
6 Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid Melding afwezigheid Artikel 34 Indien de werknemer verhinderd is vanwege ziekte of vanwege andere oorzaak zijn werkzaamheden te verrichten, is hij verplicht daarvan, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever op een door de werkgever te bepalen wijze. Zodra het tijdstip bekend is waarop hervatting van de werkzaamheden mogelijk zal zijn, dient hij de werkgever daarvan in kennis te stellen.
Loondoorbetaling en aanvulling salaris bij arbeidsongeschiktheid Artikel 35 1. a. De werkgever betaalt het laatstgenoten nettosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid geheel dan wel gedeeltelijk niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte/arbeidsongeschiktheid verhinderd was en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 12 maanden. Indien na deze termijn nog sprake is van ziekte/arbeidsongeschiktheid betaalt de werkgever en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 12 maanden 70% van het laatstgenoten nettosalaris door. b. Voor de toepassing van het onder sub a gestelde worden perioden, waarin de werknemer vanwege de sub a genoemde redenen verhinderd was, samengeteld indien zij elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan vier weken. De perioden waarin zwangerschaps- en /of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3: 1 lid 2 en lid 3 Wet Arbeid en Zorg, blijven hierbij analoog aan artikel 629, lid 10 BW buiten beschouwing. c. Ten aanzien van de werknemer wiens eerste dag van ziekte/arbeidsongeschiktheid ligt voor 1 januari 2004 blijft artikel 35 van toepassing zoals dat van kracht was op 31 december 2003. Voor toepassing van het voorgaande worden perioden van ziekte/arbeidsongeschiktheid geacht een zelfde niet onderbroken periode van ziekte/arbeidsongeschiktheid te vormen, indien deze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1 lid 2 en lid 3 Wet Arbeid en Zorg, buiten beschouwing. 2. a. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet wordt het bedrag van deze uitkering in mindering gebracht op de betaling als bedoeld in het eerste lid. b. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene ArbeidsongeschiktheidsWet, de WerkloosheidsWet, op een reïntegratie-uitkering krachtens de Wet Reïntegratie gehandicapten, op de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, op invaliditeitspensioen, dan wel op een samenloop van bedoelde uitkeringen, wordt het in lid 1 bedoelde recht op doorbetaling van het nettosalaris omgezet in de betaling van een aanvulling op deze uitkering(en) tot het laatstgenoten nettosalaris. Indien de werknemer nalaat een
30
3.
4.
5.
6.
7.
aanspraak op een uitkering krachtens de in de eerste volzin genoemde wetten te effectueren, dan vindt de aanvulling tot het laatstgenoten nettosalaris plaats als ware deze aanspraak wel geëffectueerd. De inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij de bedongen arbeid hád kunnen verrichten, als hij daartoe niet verhinderd was geweest, worden in mindering gebracht op de doorbetaling dan wel de aanvulling als bedoeld in het eerste en het tweede lid, sub b. Onder nettosalaris wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van: a. het brutomaandsalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet; b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde regelingen of krachtens de Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en Algemene ArbeidsongeschiktheidsWet. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van drie maanden, voorafgaand aan de maand waarin de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet. Voor werknemers met een garantie-urencontract, zijnde een arbeidsovereenkomst op oproepbasis waarin een garantie voor het minimum aantal uren per week of voor de duur van de aanstelling is afgesproken, danwel andere afspraken tussen werkgever en werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van lid 4 sub a het navolgende, voor zover het salaris moet worden bepaald over een tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het variabel gedeelte: - het brutomaandsalaris, vastgesteld als gemiddelde over de drie maanden, voorafgaand aan de maand waarin deze vaststelling plaatsvindt; - indien de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan drie maanden, is de uitvoering van de Ziektewet van kracht. Bijstelling van het in lid 1 en 2 bedoelde nettosalaris vindt plaats: a. indien het brutomaandsalaris wijziging ondergaat tengevolge van: • toepassing van de voor de werknemer geldende salarisregeling; • aanpassing van het brutomaandsalaris aan de loonontwikkelingen. ▪ tussen werkgever en werknemer gemaakte afspraken met betrekking tot een wijziging in de arbeidsduur; voor werknemers met een garantie-urencontract worden hieronder tevens verstaan gemaakte afspraken over toepassing van het variabel gedeelte van de arbeidsduur. b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekerings- en pensioenpremies, voor zover deze bij de werknemer zouden zijn ingehouden indien de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich niet had voorgedaan. a. De werkgever is bevoegd om gedurende de eerste 104 weken van de ziekte de betaling als bedoeld in het eerste lid op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer de verplichtingen ingevolge artikel 34 niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.
31
b.
De werkgever kan slechts tot opschorting van de loondoorbetaling overgaan wanneer hij de werknemer daarvan kennis heeft gegeven binnen een redelijke termijn. 8. Het recht op loondoorbetaling of aanvulling als bedoeld in de leden 1 en 2, sub b van dit artikel vervalt: a. indien de werknemer zonder voldoende gronden • nalaat zich onder geneeskundige behandeling te (blijven) stellen; • nalaat de daarbij gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen; • zich schuldig maakt aan gedragingen die zijn genezing belemmeren; b. indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt; c. indien de verhindering het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkgever geen of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft gegeven; d. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering ingevolge in lid 2 sub b genoemde wetten vervalt, tenzij de oorzaak bij de werkgever ligt; e. indien de werknemer weigert om passend werk bij de werkgever of een derde te verrichten, terwijl hij daartoe op medische gronden wel in staat is. Het recht op loondoorbetaling vervalt slechts wanneer de werkgever de werknemer daarvan kennis heeft gegeven binnen een redelijke termijn. 9. Indien de werknemer uit hoofde van de ziekte of arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding vanwege loonderving tegenover derden kan doen gelden, heeft de werknemer slechts recht op de loondoorbetaling of een aanvullende uitkering, in dit artikel bedoeld, als de werknemer de rechten jegens genoemde derden tot het bedrag van deze loondoorbetaling of aanvullende uitkering cedeert aan de werkgever. 10. Indien een uitkering ingevolge in lid 2 sub b genoemde wetten in één der gevallen, bedoeld in lid 8, sub a tot en met c en sub e gedeeltelijk door de uitvoeringsinstelling wordt geweigerd, wordt de aanvullende uitkering naar evenredigheid verminderd. Toelichting Artikel 7:670 lid 3 van het BW bepaalt dat de werkgever de werknemer niet mag opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer arbeidsongeschikt is vanwege ziekte, tenzij de ongeschiktheid tenminste twee jaar heeft geduurd. Ontslag volgt niet automatisch: de normale ontslagprocedure moet gevolgd worden. De werknemer kan aanspraak doen op de door het NIVEL afgesloten aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering ten behoeve van het WAO-hiaat. In lid 2 is bepaald dat eventuele neveninkomsten bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of inkomsten vanwege het aangepast werken in verband met reïntegratie in het arbeidsproces, in mindering worden gebracht. Indien de werknemer deelneemt aan de pensioenregeling, wordt in lid 4 met nettosalaris tevens bedoeld het salaris na aftrek van de pensioenpremie.
32
7 Algemene verplichtingen werknemer Algemeen Artikel 36 1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. 2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen, door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling. 3. De eisen van het beroep kunnen zo nodig worden neergelegd in een zogenaamde professionele code, zulks met inachtneming van eventuele codes zoals deze per beroepsgroep zijn geformuleerd en door de partijen bij deze RPR bekrachtigd. 4. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voor zover het belang van het werk of de instelling zulks vordert, na overleg worden verplicht voor een zo kort mogelijke periode met een maximum van drie maanden tot: a. het verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie; b. wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden; c. wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of werkgebied. Toelichting De verplichtingen, genoemd in het eerste, tweede en vierde lid, komen overeen met die genoemd in de artikelen 7:611, 7:659 en 7:660 van het BW. De term ‘binnen redelijke grenzen’ in lid 4 dient zo te worden geïnterpreteerd dat de op te dragen werkzaamheden enigermate liggen in het verlengde van de door de werknemer uitgeoefende functie. Rekening moet ook gehouden worden met de persoonlijke belangen en omstandigheden van de werknemer.
Opleiding en bijscholing Artikel 37 1. De werkgever kan bij of na aanstelling de werknemer verplichten een opleiding of bijscholing te volgen die noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie. 2. De kosten van een dergelijke verplichte opleiding of bijscholing alsmede de reis- en verblijfskosten zijn voor rekening van de werkgever, volgens Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen. 3. De werkgever kan aan werknemers die verplicht worden een opleiding te volgen, de verplichting opleggen om de kosten van de opleiding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling G: Studie-faciliteiten). 4. Voor werknemers met een leer-arbeidsovereenkomst is het onderhavige artikel niet van toepassing, tenzij er sprake is van een door de werkgever aan een reeds in dienst
33
zijnde werknemer opgelegde verplichting tot het gaan volgen van een opleiding waarbij een leer-arbeidsovereenkomst geldt. 5. De wijze waarop wordt voldaan aan de opleidingseisen bij een aio/oio-aanstelling kan als criterium dienen bij de beslissing de arbeidsovereenkomst wel of niet voort te zetten. 6. Voor werknemers die krachtens de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) als arbeidsgehandicapte worden beschouwd, is het onderhavige artikel eveneens van toepassing voor zover de opleiding of bijscholing geschiedt in het kader van de reïntegratie. Daarbij wordt voor de financiering van kosten zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wet op de (re)ïntegratie Arbeidsgehandicapten (Wet REA) biedt.
Nevenfuncties Artikel 38 1. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen (niet) gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten en van uitbreiding in bestaande (niet) gehonoreerde nevenfuncties, bij instellingen met activiteiten in of ten dienste van het onderzoeksterrein van het NIVEL. 2. Indien deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van zijn functie kunnen worden beschouwd, dient de werkgever binnen één maand na verzending van bedoelde kennisgeving de werknemer schriftelijk en gemotiveerd mede te delen dat verrichting van deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan niet geoorloofd is. De werkgever kan de werknemer in dat geval - met inachtneming van een redelijke termijn - opdragen een nevenfunctie te beëindigen. 3. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens een beslissing te nemen over het al of niet toestaan van het verrichten van werkzaamheden in verband met een (niet) gehonoreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan. 4. De werkgever kan het verlenen van toestemming voor het gaan verrichten van gehonoreerde nevenfuncties afhankelijk stellen van het geheel of gedeeltelijk afdragen van de inkomsten hieruit aan de werkgever, indien aannemelijk is dat de nevenfuncties verband houden met de in de hoofdfunctie opgedane kennis en ervaring dan wel met de in de hoofdfunctie verworven wetenschappelijke bekendheid. 5. Indien de werkgever niet binnen één maand antwoord geeft op de kennisgeving van de werknemer aangaande (niet) gehonoreerde nevenfuncties, wordt goedkeuring verondersteld. Toelichting Onder een nevenfunctie wordt verstaan: elke vorm van niet-incidenteel inkomen naast het inkomen uit het dienstverband met het NIVEL, voortvloeiend uit een dienstverband of aanneming van werk en/of overeenkomst tot opdracht. Niet tot nevenfuncties worden gerekend activiteiten zoals bijvoorbeeld het houden van een lezing of het schrijven van een artikel.
34
Uitgangspunt is dat de werknemer naar eigen goeddunken over zijn eigen vrije tijd kan beschikken. De functie-vervulling door de werknemer mag echter niet nadelig beïnvloed worden door een eventuele nevenfunctie. Er geldt een preventief toezicht voor nevenfuncties bij een instelling met activiteiten in of ten dienste van het onderzoeksterrein van het NIVEL. Als de werknemer van plan is een dergelijke functie te aanvaarden ongeacht of de werknemer daar een honorarium voor ontvangt, dient hij toestemming te vragen aan de werkgever. Ten aanzien van nevenfuncties geldt bovendien een toetsing achteraf. Indien de werkgever kan aantonen dat een functie het dienstbelang belemmert kan hij opdragen de nevenfunctie te beëindigen (met inachtneming van een redelijke overgangstermijn). Voorkómen moet namelijk worden dat er een verstrengeling van belangen ontstaat. De toetsing, die plaats vindt bij gehonoreerde nevenfuncties die binnen werktijd worden verricht, is vanzelfsprekend zwaarder dan bij niet gehonoreerde functies die buiten de normale werktijd worden verricht.
Geheimhouding Artikel 39 1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van functie en beroep ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt dan wel uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband. 2. Het is de werknemer verboden omtrent al hetgeen hem/haar ter kennis komt in de dienstbetrekking op individuele personen herleidbare gegevens te openbaren aan derden tenzij dit gebeurt met toestemming van de werkgever of in het kader van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. 3. De in lid 1 en 2 bedoelde geheimhoudingsplicht bestaat niet tegenover hen die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer noch tegenover hen, van wie de medewerking tot die vervulling noodzakelijk is te achten, indien en voor zover dezen zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich dienen te verplichten.
Aannemingen en leveringen Artikel 40 1. Het is de werknemer niet toegestaan, zonder goedkeuring van de werkgever: a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever uit te voeren aannemingen of leveringen; b. middellijk of onmiddellijk geschenken, beloningen of provisies aan te nemen of te vorderen; 2. Tenzij door de werkgever uitdrukkelijk toestemming is verleend, is het de werknemer verboden persoonlijke diensten te doen verrichten door personen, in dienst van de werkgever en goederen, toebehorende aan de werkgever, te gebruiken voor persoonlijke doeleinden.
35
8 Algemene verplichtingen werkgever Algemeen Artikel 41 1. De werkgever is verplicht de werknemer in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden naar diens beste vermogen te verrichten, en daarbij aanwijzingen te geven met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling, en al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. 2. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn functie als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
Belangenbehartiging van de werknemer Artikel 42 Onverminderd de bevoegdheid van de werknemer persoonlijk zijn belangen bij de werkgever te bepleiten, stelt de werkgever de vertegenwoordiger(s) van de werknemer op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer, in de gelegenheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkgever te bepleiten.
Verstrekking RPR Artikel 43 1. De werkgever is verplicht: a. een exemplaar van deze RPR te verstrekken aan de werknemer; b. tijdens de sollicitatie-procedure aan gerede kandidaten een exemplaar van deze RPR ter inzage uit te reiken. 2. Eveneens is de werkgever verplicht de nadien aangebrachte wijzigingen in deze RPR aan de werknemer te verstrekken. 3. De kosten van de in lid 1 en 2 genoemde verplichtingen komen voor rekening van de werkgever.
36
9 Sociaal-organisatorische regelingen Fusiegedragsregels Artikel 44 1. In aanvulling op hetgeen voortvloeit uit het ‘SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van de werknemers’, verder te noemen ‘de SERfusiecode’, geldt voor fusies waarbij de instelling betrokken is het navolgende. 2. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van de) instelling aan een andere rechtspersoon. 3. de SER-fusiecode, alsook onderhavig artikel, zijn van toepassing, ongeacht het aantal werknemers in de instelling. 4. Uitgangspunt van het overleg over de fusieplannen tussen de instelling en de ondernemingsraad is, dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van het zittend personeel mag plaatsvinden, dat geen arbeidsplaatsen verloren gaan en dat geen gedwongen ontslagen plaatsvinden. 5. Indien het in het vierde lid genoemde overleg leidt tot afspraken inzake de rechten van de werknemers bij de fusie worden deze in een overeenkomst vastgelegd, in de vorm van een sociaal plan.
Bepalingen bij reorganisaties Artikel 45 1. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de instelling die een aanmerkelijke wijziging in de arbeidssituatie van tien of meer werknemers tot gevolg heeft, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen, dat met een adviesaanvrage aan de ondernemingsraad wordt voorgelegd. In het voorlopig reorganisatieplan wordt ten minste aangegeven: a. welke onderdelen van de instelling als gevolg van de reorganisatie kwalitatief en kwantitatief wijziging zullen ondergaan; b. op welke wijze (tijdsbestek, fasen) de reorganisatie zal worden geëffectueerd; c. een indicatie van het aantal formatieplaatsen dat (eventueel) verloren zal gaan. 2. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van (een deel van) de instelling dat tien of meer werknemers moeten worden ontslagen, dient de werkgever een voorlopig afvloeiingsen/of reorganisatieplan op te stellen. Hij legt dit met de adviesaanvraag voor aan de ondernemingsraad. In dit plan wordt, naast hetgeen wordt genoemd in het eerste lid, bovendien aangegeven: a. in welke onderdelen van de instelling of in welke functies gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden; b. een zo precies mogelijke opgave van het aantal gedwongen ontslagen per functie en per onderdeel van de instelling; c. op welke wijze de uitgaven in de niet-personele sfeer kunnen worden beperkt en eventueel eigen inkomsten kunnen worden verhoogd;
37
3.
4.
5. 6.
d. op welke wijze de uitgaven in de personele sfeer kunnen worden beperkt door middel van natuurlijk verloop en/of een vacature-stop. Nadat het overleg met de ondernemingsraad is gevoerd, stelt de werkgever het afvloeiings- en/of reorganisatieplan definitief vast en brengt dit ter kennis van de ondernemingsraad. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever. Als de werkgever in de situatie als bedoeld in het tweede lid overgaat tot gedwongen ontslagen binnen de eerder aangegeven onderdelen van de instelling of functies, sluit de werkgever bij de toepassing daarvan aan bij de maatstaven die de Directeur Centrum voor Werk en Inkomen dient te hanteren bij de beoordeling van ontslagaanvragen. De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk. Binnen het kader van dit artikel wordt met ‘ontslag’ gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW.
Toelichting In dit artikel worden richtlijnen gegeven met betrekking tot een eventuele reorganisatie en/of gedwongen ontslagen. Van belang is dat in het reorganisatieplan de effecten van een dergelijke ingreep duidelijk worden omschreven. Met name dient duidelijk te worden om hoeveel personen het gaat en welke functies het betreft. Per functie wordt de ontslagvolgorde bepaald door de regels van het arbeidsbureau.
Seksuele of andere vormen van intimidatie Artikel 46 1. De werkgever is verplicht maatregelen te nemen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de werknemer zoveel mogelijk beschermen, opdat seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie en elke andere vorm van intimidatie kunnen worden voorkomen. Bovendien bevordert de werkgever respect voor levensbeschouwelijke opvattingen tussen de werknemers onderling. 2. a. Indien een werknemer bij of door externen wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie: • heeft hij het recht de werkzaamheden bij de betrokken externen onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek oplevert; • dient hij het voorval eveneens onmiddellijk bij de werkgever of een daartoe door de werkgever aangewezen persoon te melden. b. Indien de werknemer een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie op de werkplek, zowel binnen als buiten het NIVEL-pand, bij de werkgever of de daartoe door de werkgever aangewezen persoon heeft gemeld, stelt de werkgever een onderzoek in en neemt hij dusdanige maatregelen dat herhaling wordt voorkómen. c. De werknemer die een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie heeft gemeld, heeft het recht het opnieuw plaatsen bij de betrokken externen te weigeren.
38
Toelichting De medewerkers kunnen de melding van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie melden bij de direct bovengestelde. Wanneer zij bij deze medewerker naar hun mening niet voldoende gehoor vinden, zijn zij bevoegd deze medewerker te passeren en zich te wenden tot het naast hoger gelegen niveau. Daarnaast kan men een beroep doen op de directie. Bovendien kan men zich wenden tot de vertrouwenspersoon ongewenste intimiteiten. Deze functie wordt bij benoeming vervuld. Ook naar aanleiding van bij de vertrouwenspersoon gemelde klachten, stelt de directie een onderzoek in en neemt hij maatregelen.
Gehandicapte werknemers Artikel 47 1. De werkgever zal met het oog op een positief beleid ten aanzien van de gehandicapte werknemers met het doel voor hen gelijke kansen te bevorderen met betrekking tot de deelname aan het arbeidsproces, de nodige voorzieningen treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De werkgever zal bij zijn aanstellings- en plaatsingsbeleid hieraan bijzondere aandacht geven. 2. Werkgever en werknemer zullen bij de reïntegratie van de arbeidsgehandicapte werknemer een beroep doen op de mogelijkheden die de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) biedt.
Loonsomdeel voor andere decentrale afspraken over arbeidsmarktbeleid Artikel 48 1. Werkgever en ondernemingsraad bepalen jaarlijks of tweejaarlijks in overleg een bestedingsplan met een financieel beslag van 0,5% van de loonsom van de instelling. Dit plan is gericht op maatregelen die bijdragen aan behoud en/of verbetering van de arbeidsmarktpositie van de instelling. 2. Bij de overwegingen inzake het bestedingsplan, en afhankelijk van de specifieke situatie van de instelling, wordt één of meer van de volgende thema’s betrokken: - faciliteiten voor kinderopvang; - verzuim- en arbeidsomstandighedenbeleid (waaronder de onderwerpen leeftijdsbewust personeelsbeleid en de opvang van werknemers na tijdens de werkzaamheden ervaren traumatische gebeurtenissen); - extra faciliteiten voor ondernemingsraadsleden, bovenop de faciliteiten bedoeld in artikel 60. 3. Het bestedingsplan wordt telkens voor één dan wel twee jaren vastgesteld en daarna steeds heroverwogen om rekening te kunnen houden met actuele ontwikkelingen. De werkgever verstrekt over deze bestedingsplannen op nader te bepalen wijze informatie aan de ondernemingsraad.
39
Initiatiefrecht werkgever en werknemer Artikel 49 Werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk dan wel individueel het initiatief nemen om wensen op het gebied van arbeidsduur, werktijden, taken en loopbaanbeleid te bespreken. Voornoemde onderwerpen komen bij voorkeur als onderdeel van een functioneringsgesprek aan de orde.
40
10 Medezeggenschap Faciliteiten ondernemingsraad Artikel 50 1. De leden van de ondernemingsraad hebben het recht per jaar 100 uren tijdens werktijd te besteden aan werkzaamheden, verband houdende met de raad, anders dan voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad en van vergaderingen van door de raad ingestelde commissies. Vergaderingen van de raad en ingestelde commissies gelden als werktijd. 2. Voor de voorzitter en de secretaris van de ondernemingsraad geldt in afwijking van het eerste lid een aantal uren van 150 per jaar.
Hoogste dagelijkse leiding Artikel 51 Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dagelijkse leiding, in de instelling moet worden vervuld, stelt de werkgever de ondernemingsraad in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandidaat/kandidaten voor de vervulling van deze vacature. Het oordeel van de ondernemingsraad over deze kandidaat/kandidaten zal voor de standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen.
Overzicht overwerk Artikel 52 De werkgever verstrekt aan de ondernemingsraad per kwartaal een overzicht van het verrichte overwerk.
Overzicht inzet oproep- en invalkrachten Artikel 53 1. De werkgever is verplicht de ondernemingsraad één keer per jaar een overzicht te verstrekken van de door oproep- en invalkrachten verrichte werkzaamheden. 2. Aan de hand van dit overzicht zal worden overlegd over mogelijkheden om de inzet van deze krachten te beperken.
Overzicht werkervaringsplaatsen Artikel 54 De werkgever verstrekt jaarlijks aan de ondernemingsraad een overzicht van het aantal in de instelling gecreëerde werkervaringsplaatsen.
41
11 Faciliteiten voor werknemersorganisaties Verlof voor werknemersorganisaties Artikel 55 1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van deze organisatie, recht op maximaal 17 dagen verlof met behoud van salaris, voor het deelnemen aan die werkzaamheden/bijeenkomsten, die door kaderleden van de werknemersorganisatie die het betreffende verzoek heeft ingediend, in het algemeen worden verricht en bijgewoond. 2. Onder werkzaamheden/bijeenkomsten die door kaderleden in het algemeen worden verricht of bijgewoond dienen die werkzaamheden/bijeenkomsten te worden verstaan die betreffen bestuurlijke activiteiten binnen de desbetreffende werknemersorganisatie dan wel vertegenwoordigende activiteiten namens die werknemersorganisatie. 3. Deze activiteiten moeten ertoe strekken de doelstellingen van de desbetreffende werknemersorganisatie te ondersteunen. 4. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband geldt, dat hij, voorzover dat voor hem beïnvloedbaar is, ervoor zorg draagt dat de activiteiten als bedoeld in dit artikel, zoveel mogelijk plaatsvinden buiten werktijd. Er is daarbij geen sprake van compensatie op een ander tijdstip. Toelichting Bij het in lid 1 gehanteerde begrip “dagen” wordt nog het volgende opgemerkt. Het verlof bedraagt zoveel uren als de werknemer op die dagen gewerkt zou hebben indien de werkzaamheden/bijeenkomsten niet hadden plaatsgevonden.
Overige faciliteiten Artikel 56 1. Partijen bij deze RPR willen bevorderen, dat er mogelijkheden worden geboden tot het geven van faciliteiten aan leden of kaderleden van werknemersorganisaties. 2. De in lid 1 genoemde faciliteiten dienen ten minste het volgende te omvatten: a. het toestaan van het gebruik van publicatieborden, waarop informatie wordt verstrekt en aankondigingen van werknemersorganisaties kunnen worden bekend gemaakt; b. het beschikbaar stellen van ruimten van de instelling ten behoeve van buiten de werktijd te houden bijeenkomsten van de werknemersorganisaties; c. het gebruik van de telefoon voor het leggen van contacten door kaderleden van de werknemersorganisaties; d. kaderleden zullen in beperkte mate in staat worden gesteld persoonlijke contacten te leggen met de binnen de instelling werkzame leden.
42
Rechtsbescherming vakbondsconsulenten Artikel 57 De werknemer die werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent binnen de instelling, geniet dezelfde rechtsbescherming als op grond van de Wet op de Ondernemingsraden geldt voor de leden van de ondernemingsraad.
43
12 Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen NS/OV-project Artikel 58 Op grond van Uitvoeringsregeling F: NS/OV-project is iedere medewerker van het NIVEL verplicht deel te nemen aan het NS/OV-project. Uitvoeringsregeling F vermeldt welke medewerkers worden uitgezonderd van het NS/OV-project.
Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen Artikel 59 Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van de functievervulling reis- en verblijfskosten moet maken, worden deze kosten vergoed op grond van Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen, behoudens het gestelde in artikel 58 van deze RPR.
Studie-faciliteiten Artikel 60 Aan de werknemer die een opleiding volgt die naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk en/of de werksoort is en voortvloeit uit zijn functie en/of te verwachten functie(s) binnen de instelling, kan studieverlof en/of een tegemoetkoming in de studiekosten worden verleend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling G: Studie-faciliteiten.
Telefoonkosten Artikel 61 Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever thuis over een telefoonaansluiting dient te beschikken, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling H: Telefoonkostenvergoeding. De overige werknemers zullen de werkelijk gemaakte gesprekskosten van in opdracht van de werkgever gevoerde telefoongesprekken, vergoed krijgen.
44
Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering Artikel 62 De werknemer, die a. niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, en b. verzekerd is tegen het risico van kosten, verbonden aan ziekenhuisverpleging, klinische en niet klinische specialistische behandeling, opname in een sanatorium en psychische of psychiatrische behandeling al dan niet gepaard gaande met opname voor zichzelf en de eventuele leden van zijn gezin, heeft recht op een tegemoetkoming van de werkgever in de premiekosten op grond van Uitvoeringsregeling C: Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering. Toelichting Evenals de werkgever een bijdrage geeft in de ziekenfondspremie bij ziekenfondsverzekerden, geeft de werkgever ook andere werknemers een tegemoetkoming in de kosten van verzekering tegen ziektekosten. De bedragen in de uitvoeringsregeling worden elk jaar opnieuw vastgesteld en zijn gerelateerd aan de landelijke gemiddelde premiekosten. De tegemoetkoming is onderworpen aan loonheffing en sociale premies. Teneinde niettemin de werknemer in het bezit te stellen van de gehele tegemoetkoming worden de wettelijke inhoudingen door de werkgever gedragen, met andere woorden: de genoemde bedragen worden netto uitgekeerd. Er wordt tweemaal per jaar een tegemoetkoming verleend. De in artikel 62 bedoelde tegemoetkoming is van overeenkomstige toepassing op werknemers met een relatiepartner en eventuele andere leden van het samenlevingsverband, voor zover deze te zijnen laste komen. Wanneer gezinsleden apart verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet, komen dezen niet in aanmerking, ook de familieleden niet die particulier verzekerd zijn waarbij eenzelfde regeling van toepassing is.
Ziektekostenvergoeding Artikel 63 1. De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming voor ziektekosten wanneer: a. in een aaneengesloten door hem gekozen tijdvak van 12 kalendermaanden de noodzakelijk gemaakte te zijnen laste blijvende kosten voor geneeskundige behandeling en verzorging van zichzelf en zijn gezinsleden meer bedragen dan 5,1% van het in dat tijdvak genoten gezinsinkomen; en b. de werknemer in dat tijdvak in voldoende mate tegen deze risico's verzekerd is geweest. Onder deze kosten zijn mede begrepen kosten van verzekering tegen deze risico's, voor zover zij op het desbetreffende tijdvak betrekking hebben, na aftrek van de door de werkgever of derden toegekende netto tegemoetkoming. Slechts die kosten die gelegen zijn boven 5,1% van het in dat tijdvak genoten gezinsinkomen komen voor vergoeding in aanmerking. 2. In bijzondere gevallen kan aan de werknemer een tegemoetkoming worden verleend in de noodzakelijke kosten, verband houdende met ziekte, welke de werknemer voor
45
zichzelf en zijn gezin heeft gemaakt, indien deze kosten een bedrag overschrijden dat redelijkerwijze te zijnen laste kan blijven. 3. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op grond van Uitvoeringsregeling D: Tegemoetkoming Ziektekosten. Toelichting Volgens de letterlijke tekst van de RPR kunnen ook werknemers die ingevolge de Ziekenfondswet verplicht verzekerd zijn, aanspraak maken op de 5,1% regeling. In het algemeen zal deze formele aanspraak echter niet leiden tot een materiële aanspraak aangezien het pakket van voorzieningen, zoals opgenomen in de 5,1% regeling, gerelateerd is aan het verstrekkingspakket ingevolge de Ziekenfondswet, zodat deze werknemers reeds uit anderen hoofde daarop aanspraak kunnen en dienen te maken. Tot het gezinsinkomen bedoeld in de 5,1% regeling worden gerekend alle inkomsten uit of in verband met verrichte arbeid, dan wel uitkeringen ingevolge de Algemene Nabestaanden Wet en de Algemene OuderdomsWet van de belanghebbende en van zijn gezinsleden. Als gezinsleden worden beschouwd: a. de echtgenoot/echtgenote of relatiepartner van belanghebbende, tenzij sprake is van scheiding van tafel en bed of duurzaam gescheiden leven; b. een kind, stiefkind, pleegkind of adoptiekind van belanghebbende, waarvoor belanghebbende recht op kinderbijslag heeft, alsmede een kind, waarvoor belanghebbende recht op kinderbijslag zal krijgen met ingang van de eerste dag van het kalenderkwartaal, volgend op dat waarin het in het gezin is opgenomen; c. een familielid van belanghebbende, dat bij belanghebbende inwoont, de huishouding bestuurt en geheel of grotendeels te zijnen laste komt (bij afwezigheid of langdurige ziekte van de relatiepartner) en eventuele andere leden van het samenlevingsverband, voor zover deze ten laste van belanghebbende komen. De hiervóór genoemde personen worden evenwel niet als gezinslid aangemerkt indien zij: a. aanspraak kunnen ontlenen aan deze of een overeenkomstige regeling (bijvoorbeeld een gemeentelijke regeling); b. ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de Ziekenfondswet verplicht verzekerd zijn; c. inkomsten uit of in verband met verrichte arbeid ontvangen - hieronder mede begrepen uitkeringen ingevolge de Algemene Nabestaanden Wet en de Algemene OuderdomsWet - welke tezamen het gedurende het door belanghebbende gekozen tijdvak geldende minimumloon ingevolge de Wet minimumloon en minimumvakantie-bijslag overtreffen. De in artikel 63 van deze RPR bedoelde vergoeding is van overeenkomstige toepassing op werknemers met een relatiepartner en eventuele andere leden van het samenlevingsverband, voor zover deze te zijnen laste komen.
46
Vergoeding kinderopvang Artikel 64 De medewerker die kosten voor kinderopvang maakt, heeft recht op een tegemoetkoming in deze kosten overeenkomstig de bepalingen in Uitvoeringsregeling I Tegemoetkoming kosten kinderopvang.
Jubileumgratificatie Artikel 65 1. De werknemer, die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van de instelling, heeft recht op jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 12½, 25 of 40 jaar en wel bij: a. 12½ dienstjaren een bruto kwart maandsalaris; b. 25 dienstjaren een bruto half maandsalaris netto uitgekeerd; c. 40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris netto uitgekeerd. 2. Onder maandsalaris wordt begrepen: a. het brutomaandsalaris, vermeerderd met b. vakantietoeslag over een maand. 3. Indien de omvang van het dienstverband in de loop der jaren is gewijzigd, wordt de gratificatie gerelateerd aan het gemiddeld aantal uren dat de werknemer over de gehele periode in dienst is geweest. 4. De werkgever zal aan de werknemer die de dienst verlaat vanwege blijvende arbeidsongeschiktheid of vanwege gebruik van de overbruggingsuitkering van de pensioenregeling een evenredige jubileumgratificatie voor 12½, 25, of 40 dienstjaren toekennen indien de diensttijd op twee jaar na geheel is voltooid.
47
13 Regelingen bij conflicten Schorsing Artikel 66 1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen, indien het vermoeden bestaat, dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW aanwezig is om een werknemer op staande voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met veertien dagen worden verlengd. 2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de werknemer meegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die tot de schorsing of de verlenging ervan aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te worden. 3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen. De werknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. 4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris. 5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werknemer wordt medegedeeld of bevestigd. Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman, dan komen de kosten in dit geval voor rekening van de werkgever. 6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de werkgever op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren. 7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schriftelijk mededelen of bevestigen van zijn rehabilitatie indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid, niet juist blijkt te zijn, kunnen voor de werknemer een grond opleveren voor onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:679 BW. Toelichting Schorsing geeft de werkgever enig respijt om te onderzoeken en vast te stellen of er inderdaad reden is voor ontslag op staande voet. Schorsing is niet in de wet geregeld. De mogelijkheid tot schorsing is in de RPR opgenomen om te voorkómen dat overhaast besluiten worden genomen, zoals - naar later blijkt - een ten onrechte gegeven ontslag op staande voet. Gedurende de schorsing wordt het salaris op normale wijze doorbetaald. Schorsing kan op de volgende wijzen eindigen: a. Door ontslag op staande voet van de werknemer, aansluitend op de schorsing, als is gebleken dat er inderdaad reden tot ontslag op staande voet is;
48
b. Het vermoeden dat tot schorsing leidde, blijkt achteraf ongegrond te zijn; De werknemer moet in dat geval op zijn verzoek volledig door de werkgever worden gerehabiliteerd. Blijft de werkgever op enigerlei wijze in gebreke dan kan de werknemer op grond van artikel 7:679 BW op staande voet ontslag nemen met het recht op schadevergoeding, te betalen door de werkgever en vast te stellen door de rechter. c. Het kan zijn dat de schorsing tijd opleverde tot wederzijdse bezinning, waarna de zaak - welke partij ook gelijk had - in der minne kan worden geschikt; d. Door verstrijken van de termijn van de schorsing.
Op non-actiefstelling Artikel 67 1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste drie weken op nonactief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden - door welke oorzaak dan ook - ernstig wordt belemmerd. De termijn die hierbij in acht wordt genomen, dient zo beperkt mogelijk te zijn, echter zo lang als nodig is om oplossingen tot stand te brengen. Mocht dit na drie weken nog niet mogelijk zijn, dan kan de termijn in overleg met de werknemer of diens raadsman worden verlengd. 2. De werkgever deelt een besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de werknemer onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze maatregel vereist. 3. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris. 4. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden. 5. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt. Toelichting De op non-actiefstelling moet duidelijk worden onderscheiden van de schorsing. Is het bij schorsing noodzakelijk dat het vermoeden bestaat dat er grond voor een ontslag vanwege een dringende reden aanwezig is, zo dient bij de op non-actiefstelling vastgesteld te worden dat het werk ernstig wordt belemmerd, door welke oorzaak dan ook, zonder dat daarbij direct sprake is van schuld. Gedurende de periode van op nonactiefstelling dienen zodanige maatregelen te worden getroffen dat de werkzaamheden zo spoedig mogelijk kunnen worden hervat.
49
14 Einde van de arbeidsovereenkomst Algemeen Artikel 68 1. Naast de gevallen zoals genoemd in artikel 7:674 (overlijden werknemer), 7:676 (beëindiging tijdens de proeftijd), 7:677 (ontslag op staande voet), 7:678 (dringende reden voor werkgever), 7:679 (dringende reden voor werknemer), 7:685 en 7:686 (ontbinding wegens gewichtige reden dan wel wegens wanprestatie) BW, eindigt de arbeidsovereenkomst in de volgende gevallen: a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip; b. door het verstrijken van de termijn waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan; c. op de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; d. bij gebruik van het recht op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. e. door schriftelijke opzegging, met inachtneming van hetgeen in lid 2 van dit artikel wordt bepaald. De opzegging dient onder opgave van redenen te geschieden. 2. De opzegtermijn voor zowel de werknemer als de werkgever bedraagt twee maanden bij een aanstelling langer dan 12 maanden en één maand bij een aanstelling korter dan 12 maanden, tenzij op grond van de wet door de werkgever een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de opzegging.
Uitkering bij overlijden Artikel 69 1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan twee maandsalarissen van de overleden werknemer aan de rechthebbenden conform artikel 7:674, lid 3 BW. 2. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- òf arbeidsongeschiktheidsverzekering.
50
15 Overgangs- en slotbepalingen Verkregen rechten Artikel 70 1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden welke op de datum van inwerkingtreding van deze RPR voor de werknemer in gunstige zin afwijken van deze RPR blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van een excessief beding. 2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeidsvoorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft. 3. Partijen bij deze RPR zullen ter zake van excessieve bedingen een nadere regeling tot afbouw treffen. Deze regeling wordt, voor zover deze een algemeen karakter draagt, aan de RPR toegevoegd. 4. Voor de beoordeling wat onder een excessief beding moet worden verstaan, kunnen voor zover deze RPR niet verschilt van de CAO-Thuiszorg, de gepubliceerde uitspraken van de Interpretatie-commissie van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT) worden geraadpleegd. Voor het overige bepaalt de werkgever wat een excessief beding is.
Geschillencommissie Artikel 71 De regeling voor de geschillencommissie wordt op dit moment herzien. In het voorjaar van 2005 wordt de regeling vastgesteld. Zodra de definitieve tekst gereed is zal deze via het intranet beschikbaar zijn.
Duur en wijziging Artikel 72 1. Deze RPR wordt vastgesteld conform artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden met instemming van de ondernemingsraad, voor onbepaalde tijd. 2. Voor zover de uitvoeringsregelingen van deze RPR niet verschillen ten opzichte van de uitvoeringsregelingen van de CAO-Thuiszorg worden in deze laatste regelingen aangebrachte wijzigingen onverkort in de RPR overgenomen. 3. Overige wijzigingen, aanvulling en intrekking van deze RPR door de werkgever is slechts mogelijk met inachtneming van artikel 7:613 van het BW en artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden.
51
Uitvoeringsregeling A: Salariëring (ex artikel 19 RPR)
I Salarisbepalende regelingen Niveau-bepalende factoren Artikel 1 1. Het functieniveau bepaalt de van toepassing zijnde salarisschaal. Het functieniveau wordt gevonden door toepassing van het gehanteerde systeem van functie-waardering. Functies voor ongeschoold werk en vakantiewerk kennen geen specifieke functiewaardering en functie-omschrijving. Deze functies worden gewaardeerd op het minimumloon. 2. Ervaringsjaren in een vergelijkbare functie bepalen de inpassing in de salarisschaal. 3. Van het gestelde in artikel 3 (periodieke verhogingen) kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.
Salarismaatregelen Artikel 2 1. De salarisbedragen worden gewijzigd gelijk aan de uitkomst van de trend van de CAO Thuiszorg. 2. Het salaris van een werknemer beneden 21 jaar wordt vastgesteld op het aanvangssalaris van de bij de functie behorende salarisschaal of op het minimumloon. Voor elk leeftijdsjaar beneden de 21 vindt een aftrek plaats van 7,5%. Artikel 3 van de uitvoeringsregeling is op deze categorie werknemers niet van toepassing. Toelichting Overzicht van leeftijden en daarbij behorende percentages van het aanvangssalaris: leeftijd percentage 20 jaar 92½% 19 jaar 85% 18 jaar 77½% 17 jaar 70% 16 jaar 62½% Het salaris wordt aangepast met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de betrokken werknemer jarig is.
52
Periodieke verhogingen Artikel 3 1. Binnen de salarisschalen wordt het salaris jaarlijks met één periodiek verhoogd tot het maximum van de schaal is bereikt, tenzij het bepaalde in artikel 6 wordt toegepast. Bij verdedigen van het proefschrift met goed resultaat wordt een extra periodiek toegekend met ingang van de eerste van de maand volgend op de promotie. 2. De periodieke verhogingen binnen de salarisschaal gaan in op de periodiekdatum van de oude functie dan wel op de eerste dag van de maand waarin de werknemer: a. in dienst trad; b. de leeftijd van 21 jaar bereikte; c. bevorderd werd. 3. In de arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke van de onder lid 2 van dit artikel vermelde mogelijkheden van toepassing is. Toelichting De werknemer kan na diplomering bevorderd of hoger ingeschaald worden. De diplomering geldt na uitreiking van het diploma/de bul. De werknemer komt hiervoor in aanmerking als hij door het behalen van het diploma aan de eisen gaat voldoen die gesteld worden aan de functie waarvoor hij is aangenomen.
Bevordering Artikel 4 1. Indien de werknemer op een hoger functieniveau komt door een bevordering, heeft hij recht op salariëring in de bij de functie behorende schaal. De nieuwe inschaling geschiedt met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de bevordering ingaat. 2. Als ten gevolge van de bevordering bij de nieuwe inschaling de oude en de nieuwe schaal elkaar overlappen, vindt horizontale inschaling plaats vermeerderd met één periodiek. Indien de inschalingsdatum tevens de periodiekdatum is, wordt uitgegaan van het met één periodiek verhoogde salaris. 3. Als de oude en de nieuwe schaal elkaar niet overlappen, wordt ingeschaald op de nulde periodiek van de nieuwe schaal. Toelichting Onder ‘bevordering’ wordt verstaan het overgaan naar een andere ‘hogere’ salarisschaal op grond van verandering van functie. Als de inschalingsdatum met de periodiekdatum overeenkomt, wordt eerst de periodieke verhoging krachtens artikel 3 toegekend en daarna de ‘bevorderingsperiodiek’.
53
Inschaling Artikel 5 1. Inschaling vindt plaats in de van toepassing zijnde salarisschaal op de nulde periodiek. 2. Ervaringsjaren in een vergelijkbare functie tellen mee voor de inschaling in de schaal. 3. De werkgever bepaalt in hoeverre sprake is van ervaring in een vergelijkbare functie. 4. a. Voor de berekening van de inschaling wordt de ervaring in relevante functies in maanden uitgedrukt en getotaliseerd. Daarna wordt het aantal ervaringsjaren vastgesteld, waarbij zeven of meer restmaanden naar boven worden afgerond en zes of minder restmaanden naar beneden. Het aldus berekende aantal ervaringsjaren duidt het periodieknummer aan, dat kan worden toegepast bij het lezen van de salaristabel. b. Bij eerste indiensttreding wordt de inschaling vastgesteld op grond van de dan opgebouwde ervaringsjaren in vergelijkbare functies bij vorige werkgevers, volgens de berekeningsmethode, als genoemd in lid 4 a van dit artikel. De periodiekdatum is bij eerste indiensttreding gelijk aan de datum van indiensttreding. c. De inschaling bij een her-indiensttreding, die ingaat meer dan drie maanden na beëindiging van een vorige arbeidsovereenkomst bij het NIVEL, verloopt op dezelfde wijze als aangegeven in het vorige lid met betrekking tot eerste indiensttreding. d. Voor een her-indiensttreding binnen drie maanden en één dag in een vergelijkbare functie, gelden afwijkende regels. In die gevallen is de inschaling en periodiekdatum bij aanvang van het nieuwe dienstverband gelijk aan de situatie, die - bij aansluitende voortzetting - zou hebben gegolden op de dag na beëindiging van de laatste arbeidsovereenkomst. 5. Stage gedurende een dag-opleiding en ervaring opgedaan in een functie die op vrijwillige basis is of wordt uitgeoefend, tellen niet mee als relevante functie-ervaring.
54
Inhouden periodiek Artikel 6 1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de werknemer kan de werkgever jaarlijks besluiten één periodiek niet toe te kennen. a. Toepassing van lid 1 van dit artikel is uitsluitend mogelijk als bij de toepassing van een beoordeling, zoals bedoeld in het loopbaanbeleid NIVEL, een onvoldoende functioneren van de werknemer is vastgesteld. b. Indien de werknemer zich als gevolg van de beoordeling wendt tot de directeur vanwege een geschil, kan lid 1 van dit artikel eerst worden toegepast als de uitspraak van de directeur inzake het geschil bekend is. 2. Toepassing van dit artikel mag niet leiden tot vermindering van het reeds toegekende salaris. 3. De werkgever kan met terugwerkende kracht het niet toekennen van de periodiek intrekken. 4. De werkgever is verplicht de werknemer onverwijld mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen maatregelen, onder opgave van de daaruit voor de eerstvolgende verhoging van het salaris van de werknemer voortvloeiende gevolgen. Deze mededeling wordt onder vermelding van de redenen schriftelijk bevestigd.
Extra periodieken Artikel 7 1. Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver van de werknemer kan de werkgever schriftelijk beargumenteerd maximaal twee extra periodieken toekennen waarbij het maximum van de schaal met maximaal twee periodieken overschreden kan worden. 2. Het bepaalde in het eerste lid mag slechts worden toegepast ten aanzien van een werknemer, die als zodanig ten minste een jaar bij de werkgever in dienst is geweest in dezelfde salarisschaal.
55
II Overzicht per 1 december 2003 van de brutosalarisbedragen* SCHAAL SALARIS 1298,26
2
1328,10 1358,65
3
1
1
6
7
8
9
10
11
0 1
2
2
1450,32
*
5
0
1389,21 1418,34
4
0
0 2
1484,43
3
3
1
1527,07
4
1573,97
5
4
1627,26
6
5
4
1679,84
7
6
1730,30
3
0 2
1
5
3
2
7
6
4
1784,30
8
7
5
3
1836,88
9
8
6
4
1890,89
9
7
5
1939,21
10
0 1 2
8
6
1992,51
9
7
3
2043,67
10
8
4
2094,83
9
5
2146,71
10
6
2196,45
7
2250,45
8
2307,30 2363,43
0 1
0
2
0
1
9
3
1
2
10
4 2
3
3
4
4
5
2740,05
5
6
2842,38
6
7
0
2963,18
7
8
1
3074,74
8
9
2
2413,89
5
2469,31
6
2524,74
7
2578,75
8
2629,91
9
2685,33
10
De meest actuele versie van de overzichten van de brutosalarisbedragen vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
56
SCHAAL SALARIS 10 11
12
3197,67 10
3
3312,79 11
4
3420,09 12
5
3533,28
6
0
3641,56
7
1
3746,39
8
2
3851,22
9
3
3956,70
10
4
4010,74
11
13
14
15
16
17
18
4063,48
5
0
4168,96
6
1
4275,09
7
2
0
4379,27
8
3
1
4511,45
9
4
2
4580,47
10
4646,88
5
3
0
4779,05
6
4
1
4911,23
7
5
2
4980,90
8
5050,57
6
3
0
5183,40
7
4
1
5324,04
8
5
2
9
6
3
0
5623,55
7
4
1
5772,01
8
5
2
5947,15
9
6
3
0
6121,00
7
4
1
6295,50
8
5
2
6470,65
9
4221,70
5399,57 5475,10 5549,33
6033,75
6
3
6645,81
7
4
6821,60
8
5
7000,66
9
6
7176,46
7
7352,26
8
7526,76
9
57
Uitvoeringsregeling B: Overwerk (ex artikel 20 RPR)
Aard overwerk Artikel 1 1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht boven de voor de werknemer geldende arbeidsduur. 2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het overwerk gedurende minder dan een half uur aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht. 3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur. 4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve respectievelijk hele uren. 5. Reis- en wachttijden welke ingevolge artikel 1 lid i van deze RPR worden geacht te zijn begrepen in de arbeidstijd, mogen in beginsel niet leiden tot overwerk tenzij anders overeengekomen. 6. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt in beginsel niet tot overwerk.
Werknemers met overwerkvergoeding Artikel 2 1. Een vergoeding voor verricht overwerk wordt niet verleend aan die werknemer die uit de aard van de functie geacht wordt zelfstandig zijn eigen arbeidstijd in te delen. 2. Evenmin wordt een vergoeding voor verricht overwerk verleend aan werknemers in een functie overeenkomstig salarisschaal acht of hoger. 3. Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk verrichten.
Maaltijdvergoeding Artikel 3 In afwijking van artikel 2 kan de werkgever bijzondere omstandigheden in aanmerking genomen iedere werknemer een maaltijdvergoeding toekennen van € 5,67* per maaltijd indien de werknemer het overwerk in de avonduren heeft verricht.
*
De meest actuele tarieven vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
58
Inhoud overwerkvergoeding Artikel 4 De vergoeding voor overwerk bestaat uit: 1. Verlof gelijk aan de duur van het overwerk alsmede een bruto geldelijke toeslag volgens het bepaalde in artikel 6 van deze uitvoeringsregeling; of 2. Uitsluitend uit een bruto geldelijke beloning, indien de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever, gehoord de ondernemingsraad, tegen het toekennen van verlof verzetten. Toelichting De in artikel 4 lid 2 voorgeschreven raadpleging van de ondernemingsraad behoeft niet per individueel geval te geschieden; over zijn beleid op dit punt dient de werkgever de ondernemingsraad te horen. Basis voor de geldelijke beloning vormt het voor de werknemer geldende uurloon.
Vergoeding overwerk deeltijdwerker Artikel 5 De uren die de deeltijdwerker werkt tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak gelden als overwerk met inachtneming van hetgeen is gezegd in artikel 2 van deze uitvoeringsregeling. De vergoeding voor deze uren bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk. De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. In dat geval vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantietoeslag plaats.
Verlof Artikel 6 Het in artikel 4 in lid 1 bedoelde verlof dient uiterlijk te worden opgenomen in het kwartaal volgend op dat waarin is overgewerkt, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeengekomen.
Toeslag Artikel 7 1. De in artikel 4 lid 1 van deze uitvoeringsregeling bedoelde geldelijke toeslag bestaat uit een percentage van het uurloon. Het uurloon bedraagt 1/156 deel van het maandsalaris. 2. De berekeningsgrondslag is ten hoogste het maandsalaris volgens de laatste periodiek van schaal 7.
59
3. Het in lid 1 genoemde percentage bedraagt: a. 25 voor de eerste twee uren overwerk per dag, verricht op maandag tot en met vrijdag, voor uren gelegen tussen 18.00 en 08.00 uur; b. 50 voor het derde en de volgende uren overwerk per dag, verricht op maandag tot en met vrijdag, voor uren gelegen tussen 18.00 en 08.00 uur; c. 75 voor alle uren overwerk, verricht op zaterdag of bij rooster dan wel regeling vastgestelde vrije dag, niet zijnde een erkende feest- of gedenkdag; d. 100 voor alle uren overwerk, verricht op zondag of erkende feest- en gedenkdagen.
Uitbetaling overwerkvergoeding Artikel 8 1. Indien het overwerk wordt uitbetaald, wordt het uurloon gesteld op 1/156 deel van het maandsalaris. Er wordt een toeslag gegeven overeenkomstig artikel 6 lid 3 van deze uitvoeringsregeling. 2. De in de voorgaande artikelen bedoelde geldelijke vergoeding wordt niet later uitgekeerd dan bij de betaling van het salaris over de tweede maand na de maand waarin het betreffende overwerk werd verricht.
Omvang overwerk Artikel 9 De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan overwerk verrichten. Indien het percentage van tien wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature. Toelichting Indien de betrokken werknemer structureel meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur overwerk heeft verricht gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vier maanden, zal de werkgever bezien of er sprake is van een blijvende wijziging van de arbeidsduur in de toekomst. In dat geval kan de werkgever de betrokken werknemer voorstellen het dienstverband uit te breiden.
60
Uitvoeringsregeling C: Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering (ex artikel 62 RPR) Definities Artikel 1 Deze uitvoeringsregeling verstaat onder: 1. Belanghebbende: de werknemer die bij de werkgever een arbeidsovereenkomst vervult vallend onder de werkingssfeer van deze RPR, uit welke arbeidsovereenkomst een inkomen wordt verkregen boven de inkomensgrens van de Ziekenfondswet. 2. Medebelanghebbende: a. de relatiepartner van belanghebbende: • die behoort tot het huishouden van belanghebbende; • die niet zelfstandig aanspraken aan deze regeling ontleent; • die niet behoort tot één der in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling onder a tot en met e genoemde categorieën; • voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald. b. het kind van 16 tot 27 jaar, ten behoeve van wie de belanghebbende kinderbijslag op grond van de bepalingen van de Algemene Kinderbijslagwet ontvangt en voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald; c. het kind van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor een basisbeurs zonder aanvullende financiering op grond van de Wet op de Studiefinanciering, voor wie de belanghebbende de premie voor een ziektekostenverzekering heeft betaald. 3. Nettobedrag: het bedrag dat resteert na aftrek van de verschuldigde loonbelasting ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede van de verschuldigde premies volks verzekeringen ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.
Recht op tegemoetkoming Artikel 2 1. Met inachtneming van de overige bepalingen van deze uitvoeringsregeling wordt over elke kalendermaand aan de belanghebbende een tegemoetkoming in de premiekosten van een ziektekostenverzekering verleend, indien hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen voldoet aan het gestelde in artikel 1 van deze uitvoeringsregeling, onder 1. 2. De belanghebbende ontvangt voorts een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2a. 3. De belanghebbende ontvangt een extra tegemoetkoming voor elke medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2b en 2c. 4. De tegemoetkomingen voor medebelanghebbenden worden over een kalendermaand slechts verleend, indien zij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen als medebelanghebbende kunnen worden aangemerkt.
61
Geen tegemoetkoming Artikel 3 1. De belanghebbende ontvangt voor zichzelf geen tegemoetkoming over een kalendermaand, waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot één van de volgende categorieën: a. degenen, die zelfstandig verplicht verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet; b. degenen, die medeverzekerd zijn ingevolge het bepaalde in de Ziekenfondswet; c. degenen, die aanspraak ontlenen aan een regeling inzake een tegemoetkoming in de kosten verband houdende met ziekte, dan wel direct of indirect deelnemen aan een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening voor ambtenaren; d. degenen, die uit hoofde van een eigen (vroegere) betrekking of die van hun relatiepartner aanspraak kunnen maken op gehele of gedeeltelijke geneeskundige zorg, of op gehele of gedeeltelijke vergoeding/tegemoetkoming van de kosten daarvan/daarin; e. degenen, die verlof zonder behoud van salaris genieten. 2. De belanghebbende ontvangt voor een kalendermaand waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot de in het eerste lid onder e genoemde categorie, geen tegemoetkoming voor een medebelanghebbende. 3. De belanghebbende ontvangt evenmin een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende die tot één van de in het eerste lid genoemde categorieën behoort, dan wel uit anderen hoofde aanspraak kan maken op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding/ tegemoetkoming van de kosten daarvan/daarin.
Hoogte tegemoetkoming Artikel 4 De tegemoetkoming bedraagt*: a. voor de belanghebbende: b. voor de medebelanghebbende, bedoeld in art. 1 onder 2a: c. voor de medebelanghebbende, bedoeld in art. 1 onder 2b en 2c:
*
€ 76,26 netto per maand € 76,26 netto per maand € 48,83 netto per maand
De meest actuele tarieven vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
62
Verscheidene dienstverbanden Artikel 5 1. De belanghebbende, die bij de werkgever meer arbeidsovereenkomsten vervult vallend onder de werkingssfeer van deze RPR, kan slechts eenmaal de in artikel 4 genoemde tegemoetkomingen ontvangen. 2. De belanghebbende, die meer arbeidsovereenkomsten met een gedeeltelijk dienstverband vervult, waarbij (een) werkgever(s) niet vallend onder de werkingssfeer van deze RPR, ontvangt een tegemoetkoming naar rato van het dienstverband bij de werkgever vallend onder de werkingssfeer van deze RPR.
Uitbetaling Artikel 6 De uitbetaling van de tegemoetkoming in de premie ziektekostenverzekering vindt plaats in: a. de maand juni voor de eerste zes kalendermaanden; c. de maand december voor de laatste zes kalendermaanden van het jaar. Zo nodig vindt de uitbetaling in afwijking van het vorenstaande eerder plaats in het geval van ontslag of overlijden van de belanghebbende.
63
Uitvoeringsregeling D: Tegemoetkoming ziektekosten (ex artikel 63 RPR)
Tegemoetkoming in verband met ziektekosten Artikel 1 De werknemer heeft op grond van artikel 63 recht op een tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling indien de betreffende rekeningen worden overgelegd en andere vergoedingen/tegemoetkomingen van bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappij of ziekenfonds worden afgetrokken. Bij de bepaling welke kosten voor de tegemoetkoming in aanmerking komen, wordt gebruik gemaakt van de vergoedingenlijst van de Sectorale Regelingen Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel. Deze lijst is op te vragen bij de afdeling Personeelszaken.
64
Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen (ex artikel 59 RPR) Algemeen Artikel 1 Aan de werknemer wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen een reiskostenvergoeding toegekend. Wanneer deze reizen een verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de plaats van tewerkstelling meebrengen, wordt bovendien een verblijfskostenvergoeding toegekend.
Openbaar vervoer/taxi Artikel 2 De werknemer die in opdracht van de werkgever dienstreizen maakt, heeft recht op een vergoeding: a. voor de kosten van openbaar vervoer op basis van het laagste klasse-tarief, tenzij de werkgever en werknemer anders overeen komen. b. voor de kosten van het eerste klasse reizen per openbaar vervoer als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • de werknemer kan de noodzaak van het eerste klasse reizen aannemelijk maken; • de treinreis duurt langer dan een half uur; • het toeslagkaartje of een ander bewijsstuk wordt ingeleverd. c. van taxi-kosten indien geen openbaar vervoer aanwezig is en de werkgever (eventueel achteraf) toestemming heeft gegeven.
Gebruik van eigen auto Artikel 3 1. De werkgever kan in verband met een doelmatige uitoefening van de functie aan de werknemer voor zijn werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem toestemming geven gebruik te maken van een eigen auto. Toestemming voor het reizen met de auto kan worden verleend: a. indien het reisdoel niet per openbaar vervoer bereikbaar is; b. indien het reisdoel niet doelmatig per openbaar vervoer bereikbaar is, zoals het geval kan zijn bij meer reisdoelen op één dag; c. indien men bagage heeft die niet als handbagage te vervoeren is; d. indien men met het openbaar vervoer 's avonds niet meer thuis kan komen. 2. Bij toepassing van lid 1 bedraagt de vergoeding per kilometer € 0,18*.
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
65
3. Wanneer de werknemer gebruik maakt van een eigen motorvoertuig, dient hij een WA-verzekering af te sluiten, die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt en waarbij tevens een mede-inzittendenverzekering is gesloten. De werknemer dient de polis desgevraagd aan de werkgever ter inzage te verstrekken. Toelichting Het in bovenstaand artikel gehanteerde begrip ‘eigen’ vervoermiddel houdt niet in dat de betrokken werknemer juridisch eigenaar van het vervoermiddel behoeft te zijn, doch dit wordt gebruikt in tegenstelling tot ‘van de werkgever’. De werknemer dient er wel voor zorg te dragen, dat ook bij gebruik van een hem niet in eigendom toebehorend vervoermiddel voldaan wordt aan de in dit artikel gestelde voorwaarden van verzekering. De in dit artikel vermelde vergoeding is geheel onbelast.
Buitenlandse dienstreizen Artikel 4 1. De werknemer die in opdracht van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie incidenteel buitenlandse dienstreizen maakt, heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfskosten. 2. Reiskosten naar, in en vanuit het buitenland kunnen slechts voor vergoeding in aanmerking komen na uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de werkgever. 3. De verblijfskosten verbonden aan de buitenlandse reis worden vergoed, waarbij de bedragen genoemd in het ‘Overzicht dagvergoeding voor logieskosten en overige kosten buitenlandse dienstreizen’, van het ministerie van binnenlandse Zaken als maximum worden gehanteerd. Bedoeld overzicht is beschikbaar via het intranet. 4. De vergoeding voor de reiskosten wordt berekend zoals in artikel 2 en 3 van deze uitvoeringsregeling. 5. De werknemer die in opdracht van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie buitenlandse reizen maakt, is hiervoor door de werkgever collectief verzekerd.
Verblijfskosten Artikel 5 Wanneer aan een binnenlandse reis ook verblijfskosten verbonden zijn, worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed met inachtneming van een maximum per maaltijd van € 15,- voor een lunch en € 30,- voor een avondmaaltijd. De kosten dienen in overeenstemming te zijn met de omstandigheden en de duur van de reis. De werknemer dient hierbij de normen van redelijkheid in acht te nemen. Naast de hieronder in de toelichting genoemde bedragen, kan een bedrag voor overnachtingskosten van maximaal € 163,36* worden gedeclareerd.
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
66
Declareren Artikel 6 De werknemer dient de bescheiden te overleggen waaruit het bedrag van de vergoedingen kan worden vastgesteld. Bewijsstukken met betrekking tot kleine consumpties en algemene verblijfskosten behoeven niet te worden overlegd.
Uitbetaling Artikel 7 De vergoedingen worden als regel binnen twee maanden na indiening van de declaratie uitbetaald.
67
Uitvoeringsregeling F: NS/OV-project (ex artikel 58 RPR)
Deelname NS/OV-project Artikel 1 1. Alle werknemers zijn verplicht deel te nemen aan het NS/OV-project. Hierdoor vervallen alle aanspraken op de regelingen als genoemd in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling. 2. De volgende werknemers zijn uitgesloten van deelname aan het NS/OV-project: a. werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van drie maanden of minder; b. werknemers met een arbeidsovereenkomst met een arbeidsduur van minder dan negen uur per week c. werknemers die ongeregelde arbeid verrichten. d. werknemers die vanwege hun studie in het bezit zijn van een OV-kaart. Op verzoek van de medewerker die uitgesloten is van het NS/OV-project, zal deelname tegen aangepaste voorwaarden en een nader vast te stellen eigen bijdrage mogelijk zijn. 4. Bij uitdiensttreding is de deelnemer aan het NS/OV-project verplicht de NS/OV-kaart in te leveren op of vóór de laatste dag van het dienstverband. Toelichting In het kader van het NS/OV-project wordt de werknemers (naar keuze) een NS- of OVkaart verstrekt. Hiervoor is de werknemer de werkgever een geringe eigen bijdrage verschuldigd. De regeling is te beschouwen als ‘vervoer vanwege de werkgever’. Met de NS-kaart kan men na aanschaf van de kaart, zonder verder kosten met de trein door Nederland reizen. Na aanschaf van de OV-kaart kan men zonder verdere kosten gebruik maken van alle openbaar vervoermiddelen in Nederland. In het geval dat een werknemer bij indiensttreding nog niet direct beschikt over een NSof OV-kaart in verband met de duur van de aanvraag, ontvangt hij een volledige vergoeding van zijn reiskosten.
Inname NS/OV- kaart Artikel 2 Werkgever is gerechtigd om: 1. in geval van arbeidsongeschiktheid van de medewerker langer dan drie maanden, danwel gedurende zwangerschaps- /bevallingsverlof; 2. in geval van een verlofperiode langer dan drie maanden; 3. in geval van schorsing van de medewerker en 4. in geval van een arbeidsconflict leidend tot een tijdelijke opschorting van de werkzaamheden door de medewerker, de NS/OV-kaart van de werknemer door de werkgever beschikbaar gesteld in te nemen. De eigen bijdrage vervalt zodra de NS/OV-kaart is ingenomen.
68
De directie behoudt het recht om nadere afspraken te maken, wanneer de individuele medewerker een verzoek indient om de kaart gedurende de afwezigheid te willen houden
Vervallen rechten Artikel 3 Deelnemers aan het NS/OV-project kunnen geen aanspraak maken op de reiskostenvergoeding voor dienstreizen binnen Nederland volgens Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskosten-vergoeding dienstreizen, uitgezonderd artikel 5. Toelichting Deelnemers aan het NS/OV-project komen nog wel in aanmerking voor de volgende vergoedingen: a. reiskostenvergoeding voor buitenlandse dienstreizen volgens artikel 4 Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen; b. verblijfskostenvergoedingen voor lunch, avondmaaltijd en overnachtingskosten volgens artikel 5 Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen.
Eigen bijdrage Artikel 4 De hoogte op jaarbasis van de eigen bijdrage voor de NS- of OV-kaart wordt jaarlijks, na overleg tussen NIVEL en NS, opnieuw vastgesteld. Bij het ingaan van de nieuwe contractperiode ontvangen de werknemers een overzicht van de vastgestelde eigen bijdrage. Toelichting De tarieven worden naar verhouding van de looptijd berekend. Iemand die in de loop van het jaar in dienst treedt, betaalt voor de periode dat hij de NS/OV-kaart in zijn bezit heeft.
69
Extra voorzieningen Artikel 5 1. Indien de werknemer dit wenst, kan hij van de volgende extra voorzieningen gebruik maken: a. het aanvragen van een NS- of OV-kaart eerste klasse; b. het aanschaffen van een NS- of OV-kaart voor gezinsleden. 2. Extra kosten van deze voorzieningen komen voor rekening van de werknemer gebaseerd op de officiële tarieven van de NS.
Reiskostenvergoeding Artikel 6 De medewerker die uitgesloten is van het NS/OV-project komt in aanmerking voor een reiskostenvergoeding. De vergoeding bedraagt de noodzakelijk te maken reiskosten, verminderd met een bedrag van € 1,10* gedeclareerde treinreis (retrour) of € 2,80* per gedeclareerde reis (retour) indien men ook gebruik maakt van andere middelen van openbaar vervoer.
Voortgang NS/OV-project Artikel 7 Het NIVEL beslist van jaar tot jaar over de continuering van het NS/OV-project en daarmee over het collectief afstand doen van het recht op reiskostenvergoeding. Indien het NIVEL besluit tot het stopzetten van het NS/OV-project, kunnen de werknemers weer aanspraak maken op een integrale toepassing van Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen en de Uitvoeringsregeling Tegemoetkoming woon-werkverkeer.
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
70
Uitvoeringsregeling G: Studie-faciliteiten (ex artikel 37 en 60 RPR) Begripsbepalingen Artikel 1 Studie-faciliteiten: a. studieverlof als bedoeld in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling; b. tegemoetkoming in studiekosten als bedoeld in artikel 4 van deze uitvoeringsregeling.
Algemene voorwaarden Artikel 2 1. De werknemer die voor studie-faciliteiten in aanmerking wenst te komen, dient het verzoek daartoe als regel in vóór de aanvang van de studie. Hij laat dit verzoek vergezeld gaan van de voor de beoordeling door de werkgever noodzakelijke gegevens en van een schatting van de te maken studiekosten. 2. Studie-faciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn overeenkomstig de normaal te achten studie-duur. Door de werkgever kan deze termijn worden verlengd. 3. Verleende studie-faciliteiten kunnen - al dan niet tijdelijk - worden ingetrokken indien de werkgever op grond van verkregen inlichtingen van oordeel is dat betrokkene niet in die mate studeert en/of vorderingen maakt, dat hij in staat kan worden geacht de studie binnen de in lid 2 genoemde termijn te voltooien. De intrekking geschiedt niet indien de betrokken werknemer aannemelijk maakt dat deze omstandigheid niet aan hemzelf te wijten is. Toelichting Er is een onderscheid tussen: a. opleidingen en bijscholingen die worden opgedragen door de werkgever, met andere woorden: opleidingen en bijscholingen die noodzakelijk zijn voor de functievervulling; b. opleidingen die van belang zijn voor de functie. De eerste soort opleidingen en bijscholingen volgt de werknemer ingevolge een opdracht van de werkgever. De tweede soort opleidingen volgt de werknemer op eigen initiatief. Indien de op te dragen opleiding of bijscholing gevolgd moet worden buiten de normale werktijd, dient de werkgever zoveel mogelijk rekening te houden met de uit de privésituatie van de werknemer voortvloeiende verlangens. Bij de opleidingen die van belang zijn voor de functie, kan de werkgever ingevolge artikel 60 van deze RPR een tegemoetkoming geven, nadat de werknemer een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend. Van de werkgever mag worden verwacht dat hij zich gedegen oriënteert over de waarde van de betrokken studie en bij afwijzing van het verzoek aangeeft waarom het verzoek niet wordt ingewilligd. Komt de werknemer voor tegemoetkoming in de studiekosten in aanmerking, dan moeten de in deze uitvoeringsregeling opgenomen faciliteiten onverkort onder de hierin gestelde
71
voorwaarden en voorbehouden worden verleend. Eén en ander uiteraard onder voorbehoud dat de belangen van de instelling zich niet kennelijk hiertegen verzetten. Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor een deel van de normale werktijd, hebben recht op studieverlof naar evenredigheid van het dienstverband. Bij het verlenen van de toestemming voor het volgen van een opleiding, worden ook afspraken gemaakt over de toekenning van studieverlof.
Studieverlof Artikel 3 1. Indien de werkgever aan de werknemer studieverlof toekent, wordt dit verlof verleend voor ten hoogste een halve dag per week, met dien verstande dat, indien lessen gedurende de normale werktijd moeten worden gevolgd, verlof tot maximaal één dag per week kan worden verleend. Voor werknemers met een parttime dienstverband van minder dan 32 uur per week wordt dit verlof verleend naar rato van een fulltime dienstverband. Voor werknemers met een parttime dienstverband van 32 uur of meer per week wordt hetzelfde studieverlof verleend als bij een fulltime dienstverband. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan studieverlof worden verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een examen of tentamen, dat aan het einde van de studie is gelegen dan wel volgt op een duidelijk afgerond onderdeel van de studie. 3. Ter voorbereiding op een examen en tentamen als bedoeld in lid 2 kan bovendien studieverlof worden verleend voor ten hoogste vijf halve dagen per jaar. 4. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek verlof met behoud van salaris voor het bijwonen van studie-conferenties of vakcongressen verlenen.
Studievergoedingen Artikel 4 1. Studiekosten Wat betreft de studiekosten dient onderscheid gemaakt te worden tussen: a. opleidingen opgedragen door de werkgever, die noodzakelijk zijn voor de functievervulling door de medewerker; b. opleidingen die belangrijk zijn voor de vervulling van de huidige functie of voor een functie waarvoor de medewerker redelijkerwijze in de toekomst in aanmerking zou kunnen komen en die in de lijn ligt van de huidige functie, één en ander ter beoordeling van de werkgever; c. opleidingen die een algemeen vormend karakter hebben.
72
De opleidingen zoals ze vermeld zijn onder punt a worden geheel door de werkgever gefinancierd. Ten aanzien van de opleidingen vermeld onder punt b en punt c, geldt een tegemoetkomingspercentage van vijftig, voor: • cursus- en lesgelden; • examen- en diploma-kosten; • aanschaf van studie-materiaal. Het verstrekken van de vergoeding/tegemoetkoming geschiedt als regel na afloop van de studie/het cursusjaar. Wanneer het bedrag van de vergoeding/tegemoetkoming de € 226,89* te boven gaat, is het mogelijk een voorschot op de vergoeding/tegemoetkoming te verkrijgen. 2. Reis- en verblijfskosten Indien een werknemer in aanmerking komt voor studiekostenvergoeding, dan geldt de volgende reis- en verblijfskostenvergoeding. a. Voor volledige vergoeding kunnen in aanmerking komen: • de reiskosten voor interlokaal vervoer; • de reiskosten voor vervoer in de plaats waar de lessen gevolgd worden/het examen wordt afgenomen. Vergoeding geschiedt op basis van het laagste tarief van het openbaar vervoer. Wanneer er geen gebruik gemaakt kan worden van het openbaar vervoer, geschiedt vergoeding op basis van Uitvoeringsregeling E: Reis-en verblijfskostenvergoeding dienstreizen. b. De gemaakte kosten voor overnachting en maaltijden, welke nodig zijn in verband met het afleggen van een tentamen/examen, kunnen worden vergoed op basis van Uitvoeringsregeling E: Reis- en verblijfskostenvergoeding dienstreizen. 3. Een vergoeding/tegemoetkoming van/in de studiekosten wordt eerst verleend nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling als bedoeld in artikel 5 van deze uitvoeringsregeling.
Terugbetaling Artikel 5 1. Behoudens in het geval van studie in opdracht van de werkgever, is de werknemer verplicht de tegemoetkoming terug te betalen in het geval: a. hem op eigen verzoek of vanwege aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend, vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten; b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever aan de werknemer te wijten zijn;
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
73
c. hem op eigen verzoek of vanwege aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten. 2. De in lid 1 bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt: a. in gevallen bedoeld in lid 1 sub a en b, tot het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan. b. in het geval, bedoeld in lid 1 sub c, voor elke maand die ontbreekt aan de daarin genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten. 3. De verplichting tot terugbetaling geldt niet in het geval het ontslag: a. geschiedt met het direct ingaan van pensioen; b. binnen zes maanden wordt gevolgd door een nieuw aangegane arbeidsovereenkomst met de werkgever.
74
Uitvoeringsregeling H: Telefoonkostenvergoeding (ex artikel 61 RPR)
Aanleggen telefoonaansluiting Artikel 1 De werkgever kan de werknemer schriftelijk opdracht geven zorg te dragen voor het thuis doen aanleggen van een telefoonaansluiting.
Vergoedingen Artikel 2 1. De aansluitkosten en entree-gelden worden vergoed indien op het moment van het verstrekken van de opdracht nog geen telefoonaansluiting aanwezig is. 2. Het abonnementsgeld wordt vergoed met ingang van de datum van aansluiting indien deze na de datum van indiensttreding ligt. 3. De in de leden 1 en 2 vermelde bruto vergoedingen vinden plaats: a. voor 100% als de werknemer is ingeschaald op of beneden het salarisniveau behorende bij schaal 7, periodiek 7; b. voor 50% als de werknemer is ingeschaald boven het salarisniveau behorende bij schaal 7, periodiek 7. 4. De in de leden 2 en 3 genoemde vergoedingen worden naar rato van het dienstverband uitbetaald op basis van ingeleverde declaraties. 5. Ook worden bruto de ten behoeve van het werk gemaakte gesprekskosten vergoed.
Beëindiging dienstverband Artikel 3 Indien het dienstverband op verzoek van de werknemer binnen één jaar nadat de telefoonaansluiting is gerealiseerd, wordt beëindigd, worden de aansluitkosten en het entree-geld op betrokkene verhaald. Dit geldt ook wanneer het dienstverband door de werkgever vanwege dringende redenen, omschreven in artikel 7:678 BW wordt beëindigd binnen een jaar nadat de telefoonaansluiting is gerealiseerd.
75
Uitvoeringsregeling I: Tegemoetkoming kosten kinderopvang (ex artikel 64 RPR)
Vergoeding kinderopvang tot 31 december 2004 Artikel 1 1. Een medewerker van het NIVEL heeft recht op vergoeding van 1/6 van de kosten voor kinderopvang voor ieder kind waarvoor men deze kosten maakt. 2. De vergoeding is naar rato van het aantal maanden dat de medewerker in 2004 in dienst is geweest bij het NIVEL. 3. De vergoeding is uitsluitend van toepassing op geregistreerde kinderopvang. De volgende vormen van kinderopvang vallen onder de regeling: dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en ouderparticipatiecrèches. Het gaat uitdrukkelijk niet over vrienden-/familiediensten of een incidentele oppas. Ook het overblijven van schoolgaande kinderen valt niet onder deze regeling. 4. De vergoeding wordt niet verstrekt indien de werkgever van de partner een kinderopvangregeling kent waarbij men buiten de ouderlijke bijdrage de totale kosten van kinderopvang vergoedt m.u.v. de situatie dat de medewerker schriftelijk verklaart de van het NIVEL ontvangen vergoeding te verrekenen met de vergoeding ontvangen van de werkgever van de partner. 5. Een medewerker ontvangt uitsluitend een vergoeding voor de dagen waarop zowel de medewerkerker als de partner van de medewerker betaalde arbeid verrichten. Hiertoe dient de werkgever van de partner een verklaring in te vullen. 6. De vergoeding wordt slechts verstrekt na het volledig invullen van het deelnameformulier en het verstrekken van de op dit formulier gevraagde gegevens. 7. De vergoeding wordt uitgekeerd met het salaris van de maand december.
Vergoeding kinderopvang vanaf 1 januari 2005 Artikel 2 1. Een medewerker van het NIVEL heeft recht op vergoeding van 1/6 van de kosten voor kinderopvang voor ieder kind waarvoor men deze kosten maakt. 2. De medewerker kan alleen in aanmerking komen voor een vergoeding over de periode dat men in dienst is bij het NIVEL. 3. De vergoeding is uitsluitend van toepassing op geregistreerde kinderopvang. De volgende vormen van kinderopvang vallen onder de regeling: dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en ouderparticipatiecrèches. Het gaat uitdrukkelijk niet over vrienden-/familiediensten of een incidentele oppas. Ook het overblijven van schoolgaande kinderen valt niet onder deze regeling. 4. Een medewerker ontvangt uitsluitend een vergoeding voor de dagen waarop zowel de medewerkerker als de partner van de medewerker betaalde arbeid verrichten. Hiertoe dient de werkgever van de partner een verklaring in te vullen. 5. De vergoeding wordt slechts verstrekt na het volledig invullen van het deelnameformulier en het verstrekken van de op dit formulier gevraagde gegevens. 6. De vergoeding wordt maandelijks verstrekt en uitsluitend na inlevering van een factuur.
76
7. De vergoeding is gebaseerd op een maximum uurtarief* van € 5,68 voor kinderopvang en van € 6,13 voor naschoolse opvang. Bij opvang door een gastouderbureau bedraagt het maximum uurtarief € 5,68 voor kinderen tot en met drie jaar en € 6,13 voor kinderen tot en met 12 jaar.
Eén werkgever, wel een tegemoetkoming Artikel 3 1. Hoewel de kinderopvangregeling als voorwaarde stelt dat de partner van de NIVELmedewerker een werkgever moet hebben om in aanmerking te komen voor een vergoeding, worden enkele situaties onderscheiden waarin deze voorwaarde niet van toepassing is. In de volgende situaties kan de NIVEL-medewerker aanspraak (blijven) maken op de vergoeding voor kinderopvang: a. eenoudergezinnen; b. partners in een reïntegratietraject die een uitkering ontvangen o.g.v. de: - Werkloosheidswet (WW) - Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) - Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (WAZ) - Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen jonggehandicapten (WAJONG) - Wet Werk en Bijstand (WWB) - Algemene Nabestaanden Wet (ANW) - Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) - Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) c. Niet-uitkeringsgerechtigden (NUG-ers) die als werkzoekende geregistreerd staan bij het CWI en een traject naar werk volgen (met name herintreders); d. Huishoudens waarvan voor een ouder of kind een medische en/of sociale indicatie geldt en die niet behoren tot één van de andere doelgroepen; e. Kunstenaars met een uitkering o.g.v. de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK); f. Studenten die zijn ingeschreven bij een instelling als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en studiekosten; g. Tienermoeders die een opleiding volgen; h. Nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen. 2. Indien het dienstverband van de partner van een NIVEL-medewerker eindigt en de partner in een uitkeringssituatie terechtkomt die niet onder één van de bij lid a punt 2 beschreven situaties valt, houdt de NIVEL-medewerker zes maanden aanspraak op een vergoeding voor kinderopvang.
*
Het meest actuele tarief vindt u in de Tarievenlijst RPR op intranet (Personeelszaken, Rechtspositieregeling)
77