B Responsible Biomass Assurance
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting
2
Versie: 1 juli 2013
NL
© GMP+ International B.V. Alle rechten voorbehouden. De informatie uit deze publicatie mag worden geraadpleegd op het scherm, gedownload en geprint, mits dit gebeurt voor eigen, niet-commercieel gebruik. Voor ieder ander gewenst gebruik dient vooraf schriftelijke toestemming van GMP+ International B.V. te worden verkregen.
Historie van het document Revisie nr./ Datum van goedkeuring 0.0 / 01-2013
Wijziging
Dit is een nieuwe standaard
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Heeft betrekking op
Uiterste implementatiedatum
--
01.07.2013
2/71 GMP+ International
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING ............................................................................................. 6 1.1
ALGEMEEN ................................................................................................ 6
1.2
STRUCTURE OF THE RESPONSIBLE BIOMASS CERTIFICATION SCHEME ........... 6
1.3 ACHTERGROND EN SCOPE VAN DEZE STANDAARD ........................................ 7 1.3.1 Achtergrond .......................................................................................... 7 1.3.2 Scope van deze standaard ................................................................... 8
2
1.4
DE STRUCTUUR VAN DEZE STANDAARD ...................................................... 11
1.5
UITSLUITING VAN EISEN ............................................................................ 12
NORMATIEVE VERWIJZINGEN ......................................................... 14 2.1
RBC DOCUMENTEN .................................................................................. 14
2.2
WETTELIJKE NALEVING ............................................................................. 14
3
TERMEN EN DEFINITIES.................................................................... 16
4
MANAGEMENTSSYSTEEMEISEN ..................................................... 18 4.1
DIRECTIEVERANTWOORDELIJKHEID ........................................................... 18
4.2
KWALITEITSVERANTWOORDELIJKE............................................................. 18
4.3
EISEN AAN HET BORGINGSSYSTEEM VOOR CO-SUBSTRATEN ....................... 18
4.4 DOCUMENTATIE EN REGISTRATIE .............................................................. 21 4.4.1 Documentatie en kwaliteitshandboek .................................................. 21 4.4.2 Beheer van documentatie en gegevens .............................................. 21
5
BASISVOORWAARDENPROGRAMMA ............................................. 23 5.1 PERSONEEL ............................................................................................. 23 5.1.1 Algemeen ........................................................................................... 23 5.2 INFRASTRUCTUUR .................................................................................... 24 5.2.1 Omgeving ........................................................................................... 24 5.2.2 Bedrijfsruimten en installaties ............................................................. 24 5.2.3 Toegangsregeling ............................................................................... 25 5.2.4 Overige voorwaarden .......................................................................... 25 5.3 ONDERHOUD EN HYGIËNE ......................................................................... 26 5.3.1 Onderhoud .......................................................................................... 26 5.3.2 Onderhoud van meetapparatuur ......................................................... 26 5.3.3 Reiniging ............................................................................................. 26 5.3.4 Voorkoming en beheersing van ongedierte ......................................... 27 5.3.5 Afvalbeheer......................................................................................... 27 5.3.6 Glas en breekbaar materiaal ............................................................... 27 5.4 IDENTIFICATIE EN TRACEERBAARHEID/MONSTERNAME ................................ 27 5.4.1 Identificatie en traceerbaarheid ........................................................... 27 5.4.2 Monstername ...................................................................................... 28 5.5
RECALL ................................................................................................... 29
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
3/71 GMP+ International
6
RISICOBEOORDELING ...................................................................... 31 6.1
REALISATIE VAN EEN SCHOON EN ONVERDACHT CO-SUBSTRAAT ................. 31
6.2 OMSCHRIJVING VAN PRODUCTEN EN PROCESSEN ....................................... 31 6.2.1 Bepaling van eisen (A en B kwaliteit) .................................................. 31 6.2.2 Specificatie van co-substraten ............................................................ 31 6.2.3 Omschrijving van het proces ............................................................... 32 6.3 RISICOBEOORDELING ............................................................................... 33 6.3.1 Identificatie van gevaren ..................................................................... 33 6.3.2 Risico-inschatting ................................................................................ 33
7
6.4
VASTSTELLEN BEHEERSMAATREGELEN ...................................................... 33
6.5
BEPALEN VAN NORMEN ............................................................................. 33
6.6
MONITORING............................................................................................ 34
6.7
CORRECTIEVE ACTIES .............................................................................. 34
6.8
EVALUATIE BEHEERSMAATREGELEN .......................................................... 35
BEHEERSING VAN OPERATIONELE ACTIVITEITEN....................... 36 7.1 IN- EN VERKOOP (‘HANDEL’) VAN CO-SUBSTRATEN ...................................... 36 7.1.1 Algemeen ........................................................................................... 36 7.1.2 Inkoop ................................................................................................. 37 7.1.3 Verkoop en contracten ........................................................................ 38 7.1.4 Etikettering en aflevering..................................................................... 39 7.2 PRODUCTIE MBT CO-SUBSTRATEN. ............................................................ 39 7.2.1 Algemeen ........................................................................................... 39 7.2.2 Productieverantwoordelijke ................................................................. 39 7.2.3 Productieproces reststromen, bestemd als co-substraat voor vergisting 39 7.2.4 Mengen ............................................................................................... 39 7.2.5 Reinigen/zeven/filteren ....................................................................... 40 7.2.6 Opslag ................................................................................................ 40 7.3 TRANSPORT ............................................................................................. 41 7.3.1 Algemeen ........................................................................................... 41 7.3.2 Wegtransport ...................................................................................... 42 7.3.3 Transport via de binnenvaart, over zee en per trein ............................ 44
8
VERIFICATIE EN VERBETERING ...................................................... 45 8.1
KLACHTEN ............................................................................................... 45
8.2
INTERNE AUDIT......................................................................................... 45
8.3
BEOORDELING VAN HET MANAGEMENTSYSTEEM EN VERBETERINGEN .......... 46
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
4/71 GMP+ International
BIJLAGE 1 ‘PRODUCTNORMEN’ ............................................................. 47 BIJLAGE 2 ‘MINIMUMVOORWAARDEN INKOOP’ .................................. 50 BIJLAGE 3 ‘BEMONSTERING & ANALYSE’............................................ 56 BIJLAGE 4 ‘TRANSPORT’ ........................................................................ 58 BIJLAGE 5 ‘DATASHEET VOORBEELDEN’ ............................................ 61 BIJLAGE 6 ‘BEREKENING CONTAMINANTEN’. ..................................... 71
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
5/71 GMP+ International
1 Inleiding 1.1
Algemeen
Biomassa wordt steeds vaker gebruikt als een bron voor de productie van bioenergie. In de afgelopen jaren, heeft zich een complete industrie ontwikkeld rond de productie van dit soort energie. Overheden stimuleren de productie van bioenergie en hebben gezorgd voor wetgeving om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen en om bij te dragen aan de vermindering van koolstofdioxide (CO2). Er zijn ambitieuze doelstellingen gedefinieerd. Producten die worden gebruikt voor de productie van bio-energie dienen van een bepaalde kwaliteit te zijn en te voldoen aan specifieke normen om ervoor te zorgen dat de (bij)producten van de bio-energie productie voldoen aan de normen. Om aan te tonen dat aan deze normen wordt voldaan, kan het zijn dat bedrijven de wens hebben zich te certificeren. Om deze reden heeft GMP+ International een internationaal toepasbaar certificatieschema ontwikkeld, waarvan de scope zich richt op producten voor gebruik in de bio-energie industrie. De naam van dit schema is ‘Responsible Biomass Certification scheme’. Het is belangrijk dat bedrijven die reeds deelnemen aan het GMP+ Feed Certification scheme ter borging van hun diervoederproducten, hebben gevraagd om de ontwikkeling van een gelijksoortig certificatieschema om de kwaliteit van de biomassaproducten te kunnen aantonen. Deze bedrijven doen zaken in zowel de diervoedermarkt als de markt voor bio-energie. Door dezelfde instrumenten voor kwaliteitsbeheer te gebruiken (QMS, HACCP, PRP’s) kan een efficiëntieslag worden gemaakt in de borging van zowel diervoeder- en biomassaproducten. Het Responsible Biomass Certification scheme is een compleet schema voor de borging van de kwaliteit van biomassaproducten in alle schakels van de toeleverketen. Aantoonbare borging van de kwaliteit wordt steeds belangrijker in veel landen en markten en deelname aan het RBC-scheme kan dit uitstekend faciliteren. Daarnaast is de implementatie van de Renewable Energy Directive eveneens een belangrijke trigger voor certificering. Kwaliteitsborging van biomassaproducten door de gehele toeleverketen heeft een hoge prioriteit. Het is belangrijk dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen op dit gebied, door op gepaste en overtuigende wijze te reageren op de behoefte aan de juiste kwaliteit van biomassaproducten. Net als het GMP+ Feed Certification scheme, bevat het Responsible Biomass Certification scheme diverse onderdelen, zoals voorwaarden voor het kwaliteitsbeheersysteem (ISO 9001), risicobeheersing, productnormen, traceerbaarheid, monitoring, basisvoorwaardenprogramma en ketenaanpak. Samen met haar partners, stelt GMP+ International op transparante wijze heldere voorwaarden, zodat de kwaliteit is geborgd en certificatie-instellingen in staat zijn om Responsible Biomass Assurance onafhankelijk te certificeren.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
6/71 GMP+ International
1.2
Structuur van het Responsible Biomass Certification scheme
De documenten binnen het RBC-scheme zijn onderverdeeld in een aantal series. Het diagram hieronder toont een schematische weergave van het RBC-scheme: Responsible Biomass Certification scheme A – documenten Algemene eisen voor deelname aan het RBC scheme
B – documenten Normatieve documenten, bijlagen en country notes. Responsible Biomass Assurance
C – documenten Certificeringeisen van het RBC scheme
D – documenten Richtlijnen ter ondersteuning van bedrijven bij de implementatie van de RBC eisen
Al deze documenten zijn verkrijgbaar via de website van GMP+ International (www.gmpplus.org). Naar dit document wordt verwezen als RBC B2 Borging van Co-substraten en het is onderdeel van het Responsible Biomass Certification scheme (RBCschema). 1.3 1.3.1
Achtergrond en scope van deze standaard Achtergrond
Deze standaard heeft als titel: “Borging van co-substraten voor vergisting”. In deze paragraaf worden deze termen toegelicht, alsook de scope van de standaard. 1.3.1.1 Vergisten Vergisten heeft tot doel organische stof met behulp van micro-organismen om te zetten in biogas, waaruit energie kan worden geproduceerd. Een andere term die gebruikt wordt voor vergisten is fermenteren. In het algemeen zijn alle soorten mest en organische reststoffen (als dan niet gemengd) geschikt voor vergisting. Het proces vindt plaats in afwezigheid van zuurstof (anaëroob). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen psychrofiele (0-20°C), mesofiele (20-45°C) en thermofiele (45-75°C) vergisting. Bij hogere temperaturen verloopt het vergistingsproces sneller waardoor er meer biogas in een kortere tijd vrijkomt.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
7/71 GMP+ International
1.3.1.2 Co-substraat Bio-energie kan onder meer ook worden geproduceerd door mest te vergisten. Voor een goed vergisting is het noodzakelijk om de mest te mengen met een of meerdere andere organische producten substraten. Deze producten worden doorgaans aangeduid met de term ‘co-substraten’. 1.3.1.3 Digestaat Het vergistingsproces levert niet alleen bio-energie op maar er ontstaat ook (als restproduct) een zogeheten digestaat. Dit digestaat kan worden gebruikt als meststof, mits het voldoet aan wettelijke normen, die zijn vastgelegd in milieuwetgeving. Om te zorgen dat het uiteindelijke digestaat voldoet aan de gestelde milieunormen, moeten er al eisen gesteld worden aan de substraten die bij de vergisting worden gebruik. Deze eisen hebben onder meer betrekking op de niveaus van zware metalen, op het voorkomen van microbiologische stoffen en plantpathogenen. Door ervoor te zorgen dat de niveaus van deze stoffen beheerst worden onder bepaalde niveaus, wordt uiteindelijk een digestaat verkregen dat als meststof kan worden gebruikt. 1.3.2
Scope van deze standaard
Deze standaard geeft voorwaarden voor het borgen van de kwaliteit van bij vergisting gebruikte substraten, zodat een digestaat wordt verkregen dat voldoet aan de milieunormen. In het bijzonder worden eisen gesteld aan de substraten die bij de mestvergisting worden gebruikt (met uitzondering van de mest zelf). Daarom wordt in het vervolg van deze standaard veelal de term ‘co-substraten’ gebruikt. Maar voor alle duidelijk: ook het borgen van de kwaliteit van substraten die bij andere vergistingsvormen dan mestvergisting worden gebruikt, valt onder de scope van deze standaard. Er zijn meerdere bedrijven betrokken bij de productie van het uiteindelijke digestaat. Allereerst zijn er producenten van co-substraten. Daarnaast zijn er handelaren, collecteurs en transporteurs actief in deze sector. Ten slotte zijn er de vergisters, bij wie het uiteindelijke digestaat ontstaat. Al deze bedrijven dienen bij te dragen aan de borging van het co-substraat. Omdat meerdere typen bedrijven betrokken zijn bij de borging, zijn in deze standaard diverse zgn. scopes gedefinieerd: 1. Productie co-substraat: Dit omvat de productie van a. een enkelvoudig co-substraat door teelt (granen, peulvruchten, etc.) of als reststroom van de voedselverwerkende industrie of diervoederindustrie. b. Anderzijds wordt ook tot productie van een co-substraat gerekend het verzamelen (‘collectie’), het bewerken en/of het mengen van enkelvoudige cosubstraten tot een ‘nieuw’ co-substraat. Er worden 2 typen co-substraat onderscheiden: Co-substraat kwaliteit A: geschikt voor (mest)vergistingsinstallatie met of zonder sanitatiestap. Co-substraat kwaliteit B: alleen geschikt voor (mest)vergistingsinstallatie met sanitatiestap.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
8/71 GMP+ International
Toelichting: In deze standaard wordt in de eisen over productie van of bewerking aan cosubstraten in de meeste gevallen het woord ’productie’ gebruikt. In voorkomende gevallen moet hier eventueel ’bewerking’ worden gelezen. De eisen hebben betrekking op elke vorm van fysiek handelen met of aan co-substraten. Voorbeelden van fysieke handelingen, die tot de productie of bewerking van co-substraten kunnen worden gerekend, zijn, zijn: verzamelen (‘collectie’), opslaan, drogen, schonen, mengen, produceren, verpakken. Let op: Onder sanitatiestap wordt verstaan een processtap, gericht op het in voldoende mate afdoden van relevante ziekteverwekkende micro-organismen en/of virussen. De sanitatie moet zijn gevalideerd, dwz de ondernemer moet aantonen dat zijn (vergistings)proces in staat is deze afdoding te realiseren. Als voorbeeld: pasteurisatie, een hittebehandeling van minimaal 1 uur op 70 ºC. Deze sanitatiestap vindt plaats bij de vergisting, een processtap die momenteel niet onder de scope van deze standaard valt
2. Handel en opslag. Dit omvat de handel inclusief (eventuele) opslag in alle soorten co-substraat (agrarische producten, reststromen, mengproducten, enz.). Er vinden geen verdere bewerkingen of productiestappen plaats 3. Transport. Onder transport valt zowel het wegtransport als overig transport (zee- en binnenvaart en spoor). Hiervoor zijn de noodzakelijke voorwaarden in de standaard opgenomen. Regelgeving Nederland en toelichting m.b.t. borging en certificatie De Nederlandse overheid heeft in wetgeving een lijst gepubliceerd (bijlage Aa., behorende bij artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, onderdeel IV, categorie 1) met producten, die als co-substraat gebruikt kunnen worden. Hieronder staat een samenvattend overzicht. Voor de exacte informatie kunt u deze link benutten IV.
Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld
Categorie 1. Product dat verkregen is door vergisting van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met als nevenbestanddeel uitsluitend één of meer van de stoffen die genoemd zijn onder de in onderstaande tabel onderscheiden categorieën of subcategorieën, met dien verstande dat de stoffen genoemd onder categorie G uitsluitend worden gebruikt als nevenbestanddeel indien tevens de maximale waarden waarnaar in categorie G wordt verwezen niet worden overschreden (covergiste mest) De wetgever beschouwd de producten die in deze categorie onder A t/m F worden opgesomd, als veilig. Zij kunnen zonder meer als co-substraat worden ingezet en zullen (mits correct toegepast) leiden tot een digestaat dat voldoet aan de milieunormen. Voor de producten onder G geldt dat aangetoond moet worden dat bepaalde productnormen niet worden overschreden. Pas dan kan er op vertrouwd worden dat het digestaat aan de geldende milieunormen voldoet.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
9/71 GMP+ International
In deze RBC standaard worden hierbij aangesloten en wel als volgt - Producten genoemd onder A t/m F voldoen aan de productnormen die voor gebruik als co-substraat gelden. Dit behoeft niet meer door middel van analyses te worden aangetoond. Om deze producten onder een RBC-certificaat te brengen geldt wel, dat aan alle in deze standaard opgesomde beheersingsvoorwaarden mbt processing, opslag, transport, enz. moet worden voldaan. -
-
De producten die vallen onder G kunnen onder RBC-certificaat worden gebracht als wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de productnormen (d.m.v analyses) en aan alle in deze standaard opgesomde beheersingsvoorwaarden mbt processing, opslag, transport, enz. Indien een product niet op de lijst staat, kan het ook onder certificaat worden gebracht Dit product dient dan wel te worden aangemeld voor vermelding op de lijst. Zie hiervoor Hoofdstuk 2.
Onderstaande figuur is een eenvoudige weergave van het stroomschema cosubstraten. Certificatie van de vergisting valt (op dit moment) buiten de scope van deze standaard. 3 Transport 1 a. Diervoeder / teelt
3 Transport
1 b. Collectie / bewerken / mengen
3 Transport
2 Handel en opslag
Vergisting
1 a. Voedsel
3 Transport
Regelgeving Nederland Het Responsible Biomass Certification scheme en de daartoe behorende onderhavige standaard beogen onder meer aan te sluiten bij de nieuwe systematiek voor erkenning van co-substraten die door de Nederlandse overheid is ontwikkeld. De nieuwe systematiek en het certificatie schema hebben als uitgangspunt dat het digestaat uit (mest)vergisting, mag worden aangewend als meststof. Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat het digestaat wordt uitgereden over grasland, dat begraasd wordt, gehooid of ingekuild en dient als diervoeder. Een adequate borging van de milieukwaliteit heeft een hoge prioriteit. In dit geval heeft milieukwaliteit betrekking op het feit dat aanwending van het digestaat kan plaatsRBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
10/71 GMP+ International
vinden binnen de grenzen die gelden voor belasting van de grond met zware metalen en microverontreinigingen (polycyclische en aromatische koolstofdioxide (CO2). Certificatie van co-substraten is een hulpmiddel om dat te realiseren.
De eisen in deze standaard zijn van toepassing op organisaties, ongeacht het type of de omvang, die activiteiten uitvoeren die onder de reikwijdte van deze standaard vallen. Het is daarbij niet van belang of een deelnemer deze activiteiten voor eigen rekening of voor derden uitvoert. De scope van deze standaard reikt vanaf productie van het co-substraat t/m de levering ervan aan de vergister. Er zijn in deze standaard geen voorwaarden voor het vergisten zelf opgenomen. Certificatie van de vergisting valt (op dit moment) buiten de scope van deze standaard. Met de term deelnemer wordt een bedrijf bedoeld dat deelneemt aan deze standaard. Dit kan een producent, handelaar of transporteur van co-substraten zijn. Deelnemers kunnen één of meerdere activiteiten (produceren, verhandelen, transporteren) uitvoeren. Sommige deelnemers zullen bijvoorbeeld alleen cosubstraten produceren, terwijl anderen co-substraten ook verhandelen en/of transporteren. Elke deelnemer moet de bedrijfsspecifieke gevaren met betrekking tot de kwaliteit van co-substraten vaststellen, analyseren en beheersen door het toepassen van op HACCP-principes gebaseerde procedures. De minimumvoorwaarden hiervoor zijn vastgelegd in Hoofdstuk 6 risicobeoordeling. Deze standaard beschrijft zo nauwkeurig mogelijk voor activiteiten / co-substraten die onder de reikwijdte van deze standaard vallen wat de verschillende risico’s en de bijbehorende beheersmaatregelen zijn. De deelnemer blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de cosubstraten en activiteiten en voor de door hemzelf uitgevoerde controle op naleving van de eisen. Door naleving van de eisen die in deze standaard worden weergegeven, en door hiervoor gecertificeerd te zijn, kan de deelnemer de kwaliteit van zijn diensten of co-substraten aan derden aantonen. Ongeacht de verplichtingen die uit deze standaard voortvloeien, dient de deelnemer alleen co-substraten in de handel te brengen die betrouwbaar en van een normale handelskwaliteit zijn. Uiteraard dient in alle gevallen te worden voldaan aan de wettelijke vereisten. De deelnemer mag geen co-substraten in de handel brengen die een risico voor het milieu vormen. De deelnemer moet bovendien voorkomen dat hij co-substraat in de handel brengt op een manier die in enigerlei opzicht misleidend kan zijn. 1.4
De structuur van deze standaard
De voorwaarden m.b.t. een managementsysteem voor de borging van de kwaliteit van co-substraten zijn opgenomen in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zijn voorwaarden te vinden voor een aantal basisvoorwaarden. Het voldoen aan deze basisvoorwaarden is essentieel voor het tot stand brengen van een hygiënisch basisniveau. Hoofdstuk 6 bevat de minimale voorwaarden voor een risicobeoordeling, inclusief het vaststellen van noodzakelijke beheersmaatregelen en de controle daarop.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
11/71 GMP+ International
Aanvullende voorwaarden voor de beheersing van een aantal operationele activiteiten zijn opgenomen in hoofdstuk 7. Deze zijn per scope weergegeven. Tot slot zijn de voorwaarden en eisen voor verificatie en verbetering van het beheerssysteem opgenomen in hoofdstuk 8. In onderstaande tabel is per scope (Handel, Productie en Transport) een globaal overzicht gegeven van de relevante paragrafen. Scope Hoofdstuk 4 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6 7.1 7.2 7.3 8
Handel (event. met opslag) X X
X X X X
X
Productie
Transport
X X X X X X X X X
X X X X X X
X
X X
Toelichting Bij enkele voorwaarden in deze standaard is een toelichting opgenomen. Deze toelichting staat in een apart kader, beginnend met het woord ‘Toelichting’. De toelichting bevat geen verplichte eisen of voorwaarden, maar is louter bedoeld als een handreiking om de voorwaarde beter te begrijpen. Het kader bevat ook vaak informatie die nuttig is voor auditoren. Let op: Witte kaders bevatten in tegenstelling tot de blauwe kaders wel voorwaarden. Deze voorwaarden dienen beschouwd te worden als detaillering van voorwaarden die er boven staan.
1.5
Uitsluiting van eisen
Het is mogelijk dat bepaalde voorwaarden niet van toepassing zijn voor een deelnemer. Een deelnemer mag deze eisen uitsluiten. Uitsluitingen moeten wel gemotiveerd en vastgelegd worden. De uitsluitingen mogen er in ieder geval niet toe leiden dat de deelnemer co-substraten of diensten m.b.t. co-substraten levert die niet voldoen aan de kwaliteit van co-substraten zoals vastgelegd in deze standaard. Er mogen geen eisen worden uitgesloten omdat de deelnemer deze niet relevant vindt, bijvoorbeeld omdat afnemers er niet om vragen, omdat het voldoen aan deze eisen geen wettelijke verplichting is of omdat het bedrijf klein is.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
12/71 GMP+ International
Toelichting Bovenstaande moet niet in tegenspraak gelezen worden met de mogelijkheid om ook te handelen in niet-RBC co-substraten. Dit is mogelijk mits aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan. Zie hiervoor paragraaf 4.3 Soms hebben bedrijven moeite om invulling te geven aan bepaalde voorwaarden. Een veelgehoorde opmerking is dat dit vooral geldt voor kleine bedrijven, en dan vooral voor sommige ‘managementsysteemeisen’ zoals directieverklaring, documentenbeheer, interne audit, managementreview, enz. In deze standaard is bewust gekozen om alle eisen ook voor kleinere bedrijven verplicht te stellen en voor hen bij voorbaat geen eisen uit te zonderen. Dit laatste zou de suggestie kunnen wekken dat de borging bij kleinere bedrijven op een lager niveau ligt. Bovendien gaat deze standaard uit van het beheersen van risico’s door middel van het toepassen van een op HACCP-principes gebaseerde risicobeoordeling. Het vereiste managementsysteem is daarbij ondersteunend en dient om zeker te stellen dat de risico’s bij voortduring adequaat worden beheerst. Het maakt daarbij niet uit of deze risico’s zich voordoen bij een kleiner of bij een groter bedrijf: ze moeten altijd beheerst worden op het voor RBC gewenste niveau. Een eenvoudige bedrijfsstructuur en een helder, eenvoudig en transparant bedrijfsproces kan betekenen dat de managementsysteemeisen op een andere wijze worden ingevuld. De auditor heeft hier ook een zekere vrijheid om te oordelen, waarbij het uitgangspunt is en blijft: het toegepaste systeem is in staat om de risico’s te beheersen ten einde de vereiste kwaliteit te kunnen garanderen. In een aantal toelichtingsblokken in deze standaard worden wel suggesties gedaan hoe ook een klein bedrijf aan een bepaalde voorwaarde kan voldoen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
13/71 GMP+ International
2 Normatieve verwijzingen 2.1
RBC documenten
Alle eisen waaraan een deelnemer dient te voldoen om de kwaliteit van de cosubstraten te garanderen, zijn opgenomen in dit document. Aanvullende en gedetailleerdere voorwaarden zijn vastgelegd in een aantal bijlagen, die zijn toegevoegd aan dit document en onderdeel van de standaard uitmaken. De deelnemer moet ook voldoen aan de relevante voorwaarden die zijn opgenomen in de RBC A-documenten. De voorwaarden m.b.t. de certificatie zijn opgenomen in de zgn. RBC C-documenten. Deze documenten zijn te raadplegen op de website van het GMP+ International (www.gmpplus.org).
2.2
Wettelijke naleving
Bij het opstellen van deze standaard is bijzondere aandacht geschonken aan het opnemen van relevante eisen uit de mestwetgeving. De productnormen voor co-substraat m.b.t. contaminanten zijn opgenomen in Bijlage 1 Productnormen en zijn gebaseerd op voor Nederland wettelijk vastgestelde productnormen voor co-substraten.
Regelgeving Nederland In april 2012 is een nieuwe lijst (bijlage Aa., behorende bij artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, onderdeel IV, categorie 1, G) gepubliceerd met producten, waarvoor geldt dat ze alleen mogen worden aangewend in de vergister als aantoonbaar is dat ze voldoen aan de productnormen zoals opgenomen in Bijlage 1 Productnormen. Certificatie volgens deze standaard maakt het mogelijk dit aan te tonen. Indien een co-substraat niet op de lijst staat, maar wel is gecertificeerd, dient dit co-substraat alsnog op de lijst (onder 1, G) worden geplaatst. Een verzoek dient per brief worden verstuurd naar: Ministerie van Economische Zaken Directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit (PAV) Postbus 20401 2500 EK Den Haag
Het valt onder de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer om te voldoen aan de relevante wetgeving die mogelijk niet in deze standaard is opgenomen. De deelnemer dient te verifiëren en te waarborgen dat alle productie, handel en transport van co-substraten in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde wettelijke voorwaarden.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
14/71 GMP+ International
Toelichting Met relevante eisen uit de co-substraatwetgeving wordt bedoeld: alle eisen die betrekking hebben op schoon en onverdacht co-substraat. Deze standaard is in hoge mate gebaseerd op de Nederlandse mestwetgeving. Deelnemers die buiten Nederland actief zijn zullen bij het toepassen van deze standaard extra aandacht aan voor hen relevante (nationale) wetgeving moeten besteden. Indien de deelnemer ook exporteert naar een ander land is het van belang dat hij zich vergewist dat zijn co-substraat voldoet aan de relevante wet- en regelgeving van dat land.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
15/71 GMP+ International
3 Termen en definities Term Co-substraat
Omschrijving Stof die bijgemengd wordt in een (mest)vergistingsinstallatie N.B. Co-substraten kunnen uiteraard ook in andere dan mestvergistingsinstallaties worden gebruikt.
Toelichting Voorbeelden van co-substraat zijn: plantaardige producten als energie-mais; reststromen uit de voedingsmiddelen industrie, diervoederindustrie en horeca niet-verkochte voedselrestanten bij supermarkten. Mengsels van bovengenoemde producten
Kwaliteit co-substraat
De mate waarin het cosubstraat aan de eisen voldoet die gelden voor een schoon en onverdacht cosubstraat
Het betreft vooral eisen op het gebied van milieu (zware metalen en organische microverontreinigingen en residuen van bestrijdingsmiddelen)
Schoon en onverdacht co-substraat
Het co-substraat dat aan de eisen en productnormen voldoet, zodat het digestaat als meststof kan worden aangewend.
Deze term vindt haar oorsprong in Nederlandse wet- en regelgeving
Sanitatiestap
Een pasteurisatiestap of een gelijksoortige bewerkingstap tijdens de (mest)vergisting die een voldoende afdodend effect heeft.
Het sanitatieproces is mede afhankelijk van het menu (producten die in de vergister worden gedaan). De sanitatiestap dient altijd gevalideerd te worden, dwz er dient vastgesteld te worden dat de uitgevoerde processtap (verhitting) het gewenste afdodende effect heeft. Let op: certificatie van de vergisting (waarvan de sanitatiestap onderdeel kan uitmaken) valt op dit moment buiten de scope van deze standaard
Validatie
Onder validatie wordt verstaan dat aantoonbaar is gemaakt dat de sanitatiestap, die plaatsvindt tijdens de (mest)vergisting, een voldoende en effectief afdodend effect heeft.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Deze term is gebaseerd op Verordening (EG nr. 1069/2009). Die schrijft voor dat in die gevallen waarin pasteurisatie een erkenningseis is voor een biogasinstallatie of handelseis voor digestaat, de bevoegde autoriteit mag toestaan dat er niet gepasteuriseerd wordt, op voorwaarde dat het vergistingsproces gevalideerd is. Dat houdt in dat de ondernemer moet aantonen dat zijn vergistingsproces in staat is relevante ziekteverwekkende
16/71 GMP+ International
Term
Omschrijving
Toelichting micro-organismen en/of virussen in voldoende mate af te doden. Daarnaast moet hij een systeem opzetten om het vergistingsproces te beheersen. In Verordening (EG) nr. 1069/2009 staat nader beschreven hoe de kiemreductie gemeten moet worden, hoe groot de kiemreductie moet zijn, en welke stappen ondernomen moeten worden om een procesbeheerssysteem op te zetten.
Contaminatie
Verontreiniging met stoffen of producten die de kwaliteit van het co-substraat negatief beïnvloeden
Wanneer de term contaminatie wordt gebruikt, gaat het om zowel besmetting met zware metalen of organische microverontreiniging, als ook om besmetting met plantpathogenen. Deze contaminatie kan tot normoverschrijding leiden.
Collectie
Verzamelen van cosubstraten met de bedoeling het verzamelde product af te zetten als co-substraat.
Het kan bijvoorbeeld gaan om het verzamelen van reststromen bij horeca gelegenheden als het verzamelen van niet verkochte voedselrestanten bij supermarkten. Dit zijn producten die als co-substraat worden aangemerkt
N.B. Collectie valt onder de scope Productie.
Een ander voorbeeld is het verzamelen van reststromen bij levensmiddelen- en diervoederbedrijven. Deze producten worden reeds aangemerkt als co-substraat. Product
Alle stoffen, bestemd om te worden gebruikt als, of te worden verwerkt in cosubstraat
Binnen het RBC scheme vallen onder de reikwijdte van deze definitie cosubstraten, maar ook additieven en technische hulpstoffen.
Massabalans
Registratie van de inkomende en uitgaande stroom (volume) van een product in een bepaalde tijdsperiode
Met de registratie wordt inzicht verkregen in de totale volumes aan inkomend en uitgaand product in een bepaalde periode. Het doel van het systeem is om aan te tonen dat de hoeveelheid product die afgevoerd wordt gelijk is aan de hoeveelheid product die binnenkomt.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
17/71 GMP+ International
4 Managementssysteemeisen 4.1
Directieverantwoordelijkheid
De directie moet zich bewust zijn van haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van co-substraten. De directie moet: a. De organisatie bewust maken van het belang van de kwaliteit van cosubstraten en naleving van zowel de eisen genoemd in deze standaard als de verplichtingen van de mestwetgeving. b. Het beleid ten aanzien van kwaliteit van co-substraten in concrete doelstellingen schriftelijk vastleggen in een beleidsverklaring. c. Haar verantwoordelijkheid en betrokkenheid aantonen bij het ontwikkelen en invoeren van het borgingssysteem om veilig co-substraat te realiseren. d. Borgen dat middelen en menskracht beschikbaar zijn. De directie moet zelf bepalen welke middelen nodig zijn voor het borgen van veilig co-substraat en moet er zorg voor dragen dat deze middelen ook beschikbaar zijn. Op z’n minst moet voldaan worden aan de eisen uit deze standaard. f. Ten minste één keer per 12 maanden beoordelen of het borgingssysteem nog steeds geschikt en effectief is. Zie paragraaf 8.3 voor details van een dergelijke managementbeoordeling.
Toelichting Kwaliteit van co-substraten is voor het merendeel beschreven in Uitvoeringsbesluit meststoffenwet. Zie de relevante wetgeving bij ‘Productnormen’. Zie voor meer informatie over de eisen van de afnemer ook paragraaf 6.2. Met ‘middelen’ wordt onder meer bedoeld de infrastructuur (gebouwen, werkomgevingen en faciliteiten), personeel en andere middelen die nodig zijn voor een geschikt systeem voor de borging van co-substraten. Zie hoofdstuk 5 voor dit onderwerp.
4.2
Kwaliteitsverantwoordelijke
De directie stelt een persoon aan die, ongeacht overige verantwoordelijkheden, de verantwoordelijkheid en bevoegdheid moet hebben om: a. het systeem voor de borging van co-substraten op te zetten, in te voeren en te onderhouden in overeenstemming met deze standaard, en b. te rapporteren aan de directie over de resultaten van het systeem voor de borging van co-substraten en de eventuele noodzaak voor verbetering ervan; en c. er voor te zorgen dat het bewustzijn over kwaliteit van co-substraten binnen de gehele organisatie wordt bevorderd.
4.3
Eisen aan het borgingssysteem voor co-substraten
De deelnemer moet een systeem voor de borging van co-substraten opstellen, documenteren, implementeren en in stand houden in overeenstemming met de voorwaarden van deze standaard.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
18/71 GMP+ International
Het borgingssysteem moet aangepast worden aan veranderende wetgeving en aan andere, aan (milieu)kwaliteit gerelateerde ontwikkelingen. Het borgingssysteem moet er voor zorgen dat alle borgingsactiviteiten die een invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de co-substraten, consequent gedefinieerd, geïmplementeerd en nageleefd worden in de organisatie. De deelnemer moet de scope van het borgingssysteem voor co-substraten bepalen en documenteren door vast te stellen welke co-substraten, activiteiten en locaties binnen de reikwijdte van het systeem vallen. Daarnaast moet de deelnemer de doelstellingen voor de verbetering van de kwaliteit van co-substraten vastleggen. De deelnemer moet het volgende bepalen: a. Het onderdeel van de keten waarvoor de deelnemer verantwoordelijk is. Dit begint waar de verantwoordelijkheid van de voorgaande schakel eindigt, en eindigt waar de verantwoordelijkheid van de vervolgschakel in de keten begint. Daaronder vallen ook activiteiten die uitbesteed worden aan derden. b. De co-substraten die geproduceerd, getransporteerd, gecollecteerd, opgeslagen en/of verhandeld worden. c. De relevante locaties. Daaronder vallen ook de locaties waar relevante administratieve werkzaamheden worden uitgevoerd. Verdere bepalingen zijn: Indien een deelnemer besluit een activiteit uit te besteden, die een mogelijke invloed heeft op de kwaliteit van co-substraten, moet de deelnemer borgen dat deze activiteit ook wordt uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden van deze RBC standaard. Hierbij kunnen bijzondere inkoopvoorwaarden van toepassing zijn. Zie hiervoor ook hoofdstuk 7 en Bijlage 2 ‘Minimumvoorwaarden Inkoop’.
De deelnemer moet ook alle andere relevante activiteiten en/of producten omschrijven die geen betrekking hebben op co-substraat. De deelnemer moet ervoor zorgen dat deze activiteiten geen negatieve invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van de co-substraten.
Alle productie m.b.t. co-substraten op een locatie dient onder de scope van het borgingssysteem te worden gebracht
Het is mogelijk om te handelen in niet-RBC gecertificeerd co-substraat onder de voorwaarde dat: a. dit niet-RBC gecertificeerde co-substraat gescheiden is bewerkt, opgeslagen en/of getransporteerd en dat dit geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van het RBC gecertificeerde co-substraat. b. de deelnemer in zijn administratie een duidelijk en aantoonbaar onderscheid maakt tussen RBC gecertificeerd co-substraat en niet-RBC gecertificeerd co-substraat. c. Er wordt voldaan aan de relevante etiketteringsvoorwaarden. Zie par. 7.1.3
Ook is het mogelijk om naast RBC gecertificeerde co-substraten ook niet-RBC gecertificeerde co-substraten op te slaan, onder de voorwaarden dat: a deze niet-RBC gecertificeerde co-substraten gescheiden worden opgeslagen van RBC gecertificeerde co-substraten zodat dit geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van de RBC gecertificeerde co-substraten.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
19/71 GMP+ International
b
c
Dit dient op basis van een risicobeoordeling te worden gemotiveerd. de deelnemer eveneens op basis van een risicobeoordeling bepaalt of het gebruik van gemeenschappelijke transportinstallaties een risico vormt voor de opgeslagen RBC gecertificeerde co-substraten. Een belangrijk aandachtspunt is mogelijk contaminatie als gevolg van versleping. Waar nodig dient de deelnemer de mate van versleping vast te stellen en adequate beheersmaatregelen te nemen. de deelnemer in zijn administratie een duidelijk en aantoonbaar onderscheid maakt tussen opgeslagen RBC gecertificeerde co-substraten en opgeslagen niet-RBC gecertificeerde co-substraten.
De deelnemer dient bovenstaande te beheersen met zijn borgingssysteem voor cosubstraten.
Toelichting De scope van het borgingssysteem voor co-substraten kan de volgende activiteiten omvatten: a De selectie van leveranciers en de inkoop van co-substraten; b Alle processtappen die door de deelnemer worden uitgevoerd en moeten worden beheerst, zoals planning, inkoop, (tussen)opslag, productie, bewerking, intern transport, verkoop en verpakken. c Alle transport- en opslag activiteiten waarvoor de deelnemer verantwoordelijk is; Bovenstaande geldt ook voor uitbestede elementen. Niet voor alle in te kopen producten of diensten geldt dat deze RBC gecertificeerd dienen te zijn. Zie hiervoor verder ook Bijlage 2. Activiteiten en/of producten die geen betrekking hebben op co-substraat zijn bijvoorbeeld opslag van brandstoffen of verf, agrarische voertuigen, hout, etc. Een handelaar mag ook handelen in niet-RBC co-substraten mits hij zeker stelt dat deze duidelijk geïdentificeerd en gescheiden zijn (en blijven) van RBC gecertificeerde co-substraten. De gedachte hierachter is dat hiermee zeker is gesteld dat een klant, die RBC gecertificeerde co-substraten wenst, deze ook ontvangt. Evenzo kan een opslagbedrijf naast RBC co-substraten ook niet-RBC cosubstraten opslaan. Ook hier geldt de eis van (fysieke) scheiding, bijvoorbeeld op een afgescheiden deel van het terrein, in aparte silo’s of aparte gedeelten van een loods Door middel van het borgingssysteem voor co-substraten dient zeker gesteld te worden dat vermenging of verwisseling uitgesloten is. Bij gebruikmaking van gemeenschappelijke leidingen en andere transportsystemen dient beoordeeld te worden of er een risico is op ongewenste vermenging of contaminatie, bijvoorbeeld als gevolg van versleping, en dienen zo nodig maatregelen te worden genomen ter beheersing hiervan.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
20/71 GMP+ International
4.4 4.4.1
Documentatie en registratie Documentatie en kwaliteitshandboek
De deelnemer moet procedures en instructies opstellen en implementeren waarin de voorwaarden van deze standaard opgenomen zijn. De documentatie van het borgingssysteem voor co-substraten moet in elk geval de volgende elementen bevatten, of daarnaar verwijzen: a. Het kwaliteitsbeleid, waaronder ook doelstellingen voor de kwaliteit van cosubstraten; b. Omschrijving van de reikwijdte van het borgingssysteem voor co-substraten als vereist in hoofdstuk 4.3; c. Alle relevante vergunningen, registraties of erkenningen, in overeenstemming met landelijke en internationale wetgeving; d. Alle procedures, instructies, registratieformulieren en dergelijke die voor deze standaard vereist zijn, en/of nodig zijn voor het uitvoeren van het borgingssysteem voor co-substraten. e. Alle gegevens over het proces, de handelingen, de audits en inspecties en alle andere rapporten die vereist zijn voor deze standaard. Dit register moet worden opgezet en in stand gehouden ter bewijsvoering van naleving van de eisen en de doeltreffende werking van het borgingssysteem voor co-substraten. Deze documenten, instructies, formulieren etc. moeten voorzien zijn van een duidelijke en inzichtelijke structuur.
Toelichting: Onder relevante vergunningen, registraties of erkenningen kunnen bijvoorbeeld de wettelijke vergunningen vallen voor productie, handel of voor transport, bijvoorbeeld een VIHB registratie. Procedures etc. kunnen binnen het bedrijf van de deelnemer al onderdeel vormen van een gestructureerd kwaliteitsmanagementsysteem, dat bijv. gebaseerd is op een andere standaard uit het RBC scheme, op de ISO-9001-standaard of op een HACCP-standaard. Daarnaast kunnen deze procedures onderdeel zijn van een landelijke regeling, een sector- of bedrijfsregeling waarbij voor vergelijkbare beheersing wordt gezorgd. Deze procedures kunnen uiteraard gebruikt worden voor zover ze vereist worden in deze RBC-standaard. De opzet en de structuur van de noodzakelijke en in deze standaard gevraagde kwaliteitsdocumentatie, zoals bijv. (gedocumenteerde) procedures, instructies, formulieren, documenteren van gegevens, etc. mag in overeenstemming worden gebracht met de aard van de te borgen activiteiten, de omvang van het bedrijf en het opleidings- en kennisniveau van de medewerkers.
4.4.2
Beheer van documentatie en gegevens
De documenten en gegevens moeten beheerst worden. Zij moeten op de juiste wijze opgeborgen en bewaard worden.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
21/71 GMP+ International
Dit betekent dat de documentatie: a. actueel gehouden moet worden; b. goedgekeurd en minstens elk jaar beoordeeld moet worden door een hiertoe bevoegde persoon. Bij deze beoordeling moet in ieder geval aandacht worden geschonken aan eventueel gewijzigde wetgeving en/of wijzigingen in deze standaard; c. altijd beschikbaar moet zijn en begrijpelijk moet zijn voor de personeelsleden die de eisen van de procedure moeten uitvoeren; d. aangepast moet worden indien er veranderingen hebben plaatsgevonden die een direct effect hebben op de werkzaamheden van de deelnemer. De deelnemer moet er zorg voor dragen dat alle documentatie en gegevens: a. minstens voor een periode van 3 jaar worden bewaard, tenzij een langere bewaarperiode wordt voorgeschreven door de wet; b. zodanige bewaard worden dat eventuele verslechtering in de conditie van of schade aan de documentatie en gegevens voorkomen wordt; c. op zodanige wijze worden opgeborgen dat deze compleet en gemakkelijk terug te vinden zijn; d. goed leesbaar zijn.
Toelichting: Documentatie mag ook in digitale vorm beschikbaar gesteld worden, en beheerd en bewaard worden. Het doel is dat de deelnemer aantoont dat er procedures ingevoerd zijn die een voortdurende overeenstemming met (gewijzigde) wettelijke bepalingen waarborgen, alsook met andere informatie die relevant is voor de co-substraten die de deelnemer produceert, verhandelt of transporteert. Informatie met betrekking tot kwaliteitsonderwerpen die van invloed is op de bedrijfsuitvoering dient effectief te worden overgedragen aan het personeel dat verantwoordelijk is voor de relevante werkgebieden. Veranderingen in de praktijken of procedures die nodig zijn door nieuwe informatie dienen effectief geïmplementeerd te worden. Bij documenten die onderdeel uitmaken van een handboek, kan de deelnemer er voor kiezen om bijvoorbeeld enkel de inhoudsopgave met actuele versienummers van de individuele documenten te ondertekenen. De jaarlijkse beoordeling van de documentatie kan een onderdeel vormen van de interne audit. Zie paragraaf 8.2.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
22/71 GMP+ International
5 Basisvoorwaardenprogramma Om met succes de risicobeoordeling te kunnen toepassen moet de deelnemer voor verschillende onderdelen van de bedrijfsvoering een algemeen basisvoorwaardenprogramma vaststellen en toepassen conform dit hoofdstuk. Indien dit niet voldoende is, moet de deelnemer aanvullende basisvoorwaarden uitwerken en implementeren. De deelnemer mag hieronder genoemde basisvoorwaarden uitsluiten, mits gemotiveerd. Toelichting Een basisvoorwaardenprogramma schept de noodzakelijke omgevings- en hygiënecondities waarmee het produceren, verhandelen of transporteren van cosubstraten op een juiste manier beheerst kan worden. Het basisvoorwaardenprogramma vormt een onderdeel van de risicobeoordeling en wordt vervolgens opgenomen in de interne auditplanning. Een handelaar, die handelt in co-substraten maar deze niet fysiek in handen krijgt, kan een aantal paragrafen (5.2 en 5.3) in dit hoofdstuk overslaan omdat deze betrekking hebben op fysieke handelingen in het kader van collectie of opslag. De relevante paragrafen voor een handelaar zijn 5.1, 5.4 en 5.5.
5.1 5.1.1
Personeel Algemeen
Alle betrokken medewerkers moeten zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid voor kwaliteit van co-substraten. Aanwezig moet zijn: a. een organigram en/of; b. taakomschrijvingen van individuele medewerkers (of een taakomschrijving voor een groep medewerkers in dezelfde functie), en een bewijs van de kwalificaties van medewerkers (ook als dit tijdelijke medewerkers betreft). Dit is alleen nodig voor relevante functies in het kader van kwaliteitsbeheersing van het co-substraat. Alle relevante personeelsleden moeten aantoonbaar op de hoogte worden gebracht van hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het in stand houden van de kwaliteit van co-substraten. Deze informatie moet worden aangepast indien hierin aanmerkelijke veranderingen optreden.
Toelichting Indien taakomschrijvingen voldoende inzicht geven in de bedrijfsorganisatie is het niet nodig om een organigram op te nemen in het personeelsdossier. Met taakomschrijvingen worden vooral de beschrijving van de taken die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van co-substraten bedoeld. Het op de hoogte brengen van de taken, enz. kan bijvoorbeeld ook door het verstrekken van de instructie over te verrichten werkzaamheden. RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
23/71 GMP+ International
Voorbeelden van kwalificaties kunnen bijvoorbeeld zijn: gevolgde scholing of opleiding, diploma’s, lijst van professionele ervaring. Het aantoonbaar instrueren van (technisch) personeel van derden kan ook belangrijk zijn voor verzekeringskwesties in het geval van schade.
5.2 5.2.1
Infrastructuur Omgeving
Het produceren of transporteren van co-substraten moet uitgevoerd worden in een omgeving waar contaminatie met potentieel gevaarlijke stoffen niet kan leiden tot co-substraat welke niet aan de productnormen voldoet. Als een omgeving een risico met zich meebrengt voor de kwaliteit van cosubstraten, moet de deelnemer door middel van een risicobeoordeling aantonen dat de gevaren voldoende beheerst worden. Toelichting In gebouwen waar co-substraten worden opgeslagen mogen invloeden van buitenaf duidelijk geen gevaar vormen voor de kwaliteit van co-substraten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan vervuilde grond, nabijheid van stortplaatsen, vuilverbrandingsovens, enzovoorts. De deelnemer kan met behulp van een risicobeoordeling vast stellen of de omgeving een gevaar oplevert voor de kwaliteit van co-substraten.
5.2.2
Bedrijfsruimten en installaties
5.2.2.1 Algemeen De bedrijfsruimten en de installaties moeten zodanig ontworpen, gebouwd en onderhouden worden dat de kwaliteit van de co-substraten te allen tijde gewaarborgd is. Daarbij moet aandacht worden geschonken aan het voorkomen van nalatige en onbedoelde contaminatie van co-substraten. Gebouwen moeten waar nodig zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat: a. ophoping van vuil wordt voorkomen; b. derden niet zomaar de gebouwen kunnen betreden. De bedrijfsruimten moeten borgen dat: a. de kans op fouten zo veel mogelijk beperkt wordt en contaminatie en andere schadelijke effecten op de kwaliteit van de co-substraten zoveel mogelijk worden voorkomen; b. er geen verwarring kan ontstaan tussen de verschillende co-substraten, de cosubstraten goed geïdentificeerd zijn en er geen oneigenlijk gebruik van de cosubstraten plaats kan vinden; c. een adequate fysieke en organisatorische afscheiding wordt toegepast en onderhouden tussen producten die bedoeld zijn voor gebruik als co-substraat enerzijds, en producten die een schadelijk effect kunnen hebben op de cosubstraten en daardoor op het milieu anderzijds.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
24/71 GMP+ International
Deze afscheiding is bedoeld als veiligheidsmaatregel, zodat co-substraten niet in contact kunnen komen met of vermengd kunnen worden met andere producten. De bedrijfsruimten moeten voorzien zijn van geschikte dag- en/of kunstmatige verlichting om te borgen dat schoonmaak-, beheersings- en andere activiteiten die een rol spelen in de kwaliteit van co-substraten effectief kunnen worden uitgevoerd.
Toelichting Tot de bedrijfsruimten worden niet alleen de bedrijfsgebouwen maar ook het bedrijfsterrein gerekend, inclusief plaatsen waar ingekuilde producten zijn opgeslagen.
5.2.2.2 Bedrijfsruimten voor ontvangst, in- en uitladen en opslag Er moeten geschikte, gescheiden ruimtes zijn voor de ontvangst en het laden en lossen van co-substraten en van potentieel gevaarlijke producten (zoals schoonmaakmiddelen, smeermiddelen, brandstoffen en dergelijke). Tijdens de ontvangst van goederen of het in- of uitladen moet de deelnemer alles doen wat redelijkerwijze mogelijk is om risico op contaminatie te voorkomen. De opslaglocatie moet (bezem)schoon en ordelijk zijn. Afval en giftige materialen (o.a. gewasbeschermingsmiddelen, reinigingsmiddelen, ongediertebestrijdingsmiddelen etc.) moeten gescheiden van het co-substraat opgeslagen worden.
5.2.2.3 Apparatuur Alle apparatuur die wordt gebruikt bij de productie of transport moet geschikt zijn voor het gebruiksdoel. Apparatuur die in contact komt met co-substraten moet op zodanige wijze worden ontworpen en gemaakt dat - waar nodig - deze adequaat kan worden schoongemaakt en onderhouden ter voorkoming van contaminatie van de co-substraten. De deelnemer zorgt ervoor dat het eventueel gebruik van meetapparatuur geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit van co-substraten.
5.2.3
Toegangsregeling
De regeling voor toegang tot het bedrijf moet worden vastgesteld en toegepast.
5.2.4
Overige voorwaarden
Technische of organisatorische maatregelen moeten worden genomen om contaminatie te voorkomen of te minimaliseren. Dit geldt ook als de deelnemer eventueel gebruik maakt van additieven. Er mag alleen gebruik worden gemaakt van additieven die de kwaliteit van het co-substraat niet negatief beïnvloeden.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
25/71 GMP+ International
5.3 5.3.1
Onderhoud en hygiëne Onderhoud
Een onderhoudsplan moet worden opgesteld en toegepast voor alle relevante ruimtes en installaties/apparatuur. Dit ter borging van een veilige en hygiënische uitvoering van werkzaamheden. De documenten waarin de onderhoudsactiviteiten worden bijgehouden moeten aantonen dat de eisen en voorwaarden nageleefd worden. De deelnemer moet het uitgevoerde onderhoud registreren voor alle installaties die kritisch zijn in het kader van de productie of transport van co-substraten. Toelichting Bij het opstellen van het onderhoudsprogramma kan gedacht worden aan de volgende elementen: a. De (bedrijfs)gebieden en bedrijfsruimten; b. Installaties en (interne) transportsystemen. c. Betrokken personeelsleden (eigen personeel of ingehuurd personeel) d. Frequenties Onderhoudsactiviteiten mogen geen enkel risico voor de kwaliteit van cosubstraten vormen. Denk – indien de deelnemer verantwoordelijk is voor transportmiddelen – ook aan het onderhoud daarvan.
5.3.2
Onderhoud van meetapparatuur
De deelnemer dient zijn meetapparatuur volgens een vastgesteld plan regelmatig te kalibreren om er zeker van te zijn dat de gemeten waarden juist zijn. De resultaten dienen te worden vastgelegd. 5.3.3
Reiniging
De deelnemer moet ervoor zorgen dat tijdens alle relevante fasen van de productie of transport van co-substraten de voorwaarden voor reiniging zodanig worden gehandhaafd dat blootstelling aan ongedierte en pathogenen geminimaliseerd wordt. Een reinigingsprogramma moet opgesteld worden en de deelnemer moet borgen dat alle relevante ruimtes en apparatuur op zodanige wijze gereinigd worden dat dit voldoende is om de kwaliteit van het co-substraat te allen tijde in stand te houden. Het reinigingsprogramma moeten gecontroleerd worden op geschiktheid en effectiviteit. Een daartoe bevoegde persoon moet inspecties uitvoeren betreffende de staat van reiniging en een register moet worden bijgehouden van al deze inspecties. Reinigings- en desinfectiemiddelen en andere chemicaliën die voor hygiënische doeleinden worden gebruikt, moeten – indien van toepassing - afzonderlijk worden opgeslagen in duidelijk geïdentificeerde ruimtes. Dit om het risico op onbedoelde of nalatige contaminatie te voorkomen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
26/71 GMP+ International
Toelichting Bij het schoonmaken worden vuil en resten verwijderd die een bron van contaminatie kunnen vormen. De benodigde schoonmaakmethodes en -materialen zijn afhankelijk van de aard van het bedrijf en daaronder kan ook desinfectie en hygiënische behandeling vallen. Het reinigingsprogramma dient ten minste de volgende elementen te bevatten: a. Bedrijfsruimtes b. Apparatuur en (interne) transportsystemen c. Functies / medewerkers, die betrokken zijn bij het schoonmaken. d. Wanneer er gereinigd wordt (In welke situaties? Wanneer wordt er besloten om te reinigen?) e. Wijze van reiniging f. De schoonmaakmiddelen. Deze dienen te worden geregistreerd en zijn geschikt voor het gebruiksdoel. Bovengenoemde voorwaarden gelden ook voor de desinfectie, die wordt uitgevoerd.
5.3.4
Voorkoming en beheersing van ongedierte
De deelnemer dient aanwezigheid van vogels, ongedierte en huisdieren te weren uit de bedrijfsruimtes. De deelnemer moet maatregelen nemen om te voorkomen dat ongedierte zich op bedrijfsterreinen of in gebouwen bevindt. Medewerkers moeten - indien van toepassing- voldoen aan de wettelijke bepalingen als zij bestrijdingsbehandelingen uitvoeren. 5.3.5
Afvalbeheer
Alle stoffen die beschouwd worden als afval, moeten als zodanig visueel gemarkeerd zijn en op zodanige wijze afgeschermd zijn dat elke kans op fouten of oneigenlijk gebruik uitgesloten wordt. Het afval moet verzameld en opgeslagen worden in afzonderlijke bakken of emmers o.i.d. Deze moeten gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn en moeten afgesloten zijn in verband met voorkoming van ongedierte.
5.3.6
Glas en breekbaar materiaal
De deelnemer moet borgen dat glas en ander breekbaar materiaal geen gevaar vormt voor de kwaliteit van co-substraten. Elke redelijke inspanning moet worden ondernomen ter minimalisering van het risico op glasbreuk en om ervoor te zorgen dat de co-substraten niet verontreinigd kunnen worden als glasbreuk onverhoopt voorkomt.
5.4 5.4.1
Identificatie en traceerbaarheid/monstername Identificatie en traceerbaarheid
Co-substraten moeten in alle stadia van de productie en transport traceerbaar zijn, zodat zij in voorkomende gevallen op gerichte en nauwkeurige wijze onmiddellijk uit de handel kunnen worden genomen en/of de klanten adequaat kunnen worden geïnformeerd.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
27/71 GMP+ International
De deelnemer moet passende maatregelen nemen om te borgen dat de producten effectief kunnen worden getraceerd gedurende elk van de stadia die hierboven aangegeven zijn en waarvoor de deelnemer verantwoordelijk is. Daartoe moet de deelnemer een register bijhouden met de relevante gegevens met betrekking tot alle stadia waarvoor hij verantwoordelijk is, en dat kan worden gebruikt om de producten doeltreffend van ontvangst tot aflevering te traceren. De deelnemer moet de benodigde informatie binnen 24 uur beschikbaar hebben, tenzij de bevoegde autoriteiten hiervoor een kortere periode hebben vastgesteld. De deelnemer moet ten minste de volgende gegevens vastleggen voor alle producten en diensten: a. Naam- en adresgegevens van de leveranciers en klanten; b. Afleveringsdatum; c. Soort product of dienst; d. Hoeveelheid product; e. Batchnummer indien van toepassing. De deelnemer moet zelf vast stellen of het noodzakelijk is om andere gegevens ook vast te leggen. Bij verkoop van los zakgoed volstaat een duidelijke aanduiding ten behoeve van de traceerbaarheid op de zakken. De deelnemer dient elke 12 maanden te testen of de geïmplementeerde procedures de bovenbeschreven traceerbaarheid garanderen. Het opstellen van een zgn. massabalans kan van deze test een onderdeel uitmaken. Zo nodig dienen de procedures te worden aangepast. Toelichting De regelgeving vereist dat co-substraten traceerbaar zijn in elke stap van het proces. Indien nodig kunnen op deze manier de betreffende producten onmiddellijk uit de handel worden genomen en/of de klanten correct en specifiek worden geïnformeerd. Het batchnummer kan ook worden aangeduid met het batchnummer van de producent, een referentienummer, een eigen batchnummer of een partijnummer. Indien de deelnemer co-substraten opslaat als dienstverlening, dient hij leveranciers en klanten te lezen als opdrachtgever. Een massabalans geeft inzicht hoeveel in een bepaalde periode van een bepaald product is binnengekomen op het bedrijf en weer is afgevoerd. Er kan niet meer worden afgevoerd dan is binnengekomen. Het verschil tussen de totale hoeveelheid die is binnengekomen en is afgevoerd, ligt op het bedrijf opgeslagen.
5.4.2
Monstername
Daarnaast moeten in het kader van traceerbaarheid voldoende monsters worden genomen van binnenkomende co-substraten en (indien van toepassing) technische hulpstoffen en/of uitgaande co-substraten. Dit moet plaatsvinden volgens een vooraf door de deelnemer bepaalde procedure.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
28/71 GMP+ International
Deze monsters moeten: a. zodanig verpakt worden dat vervalsing niet mogelijk is; b. van etiketten of labels worden voorzien zodat de monsters gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; c. zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van de monsters uitgesloten is; d. ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de co-substraten in de handel worden gebracht. Zie Bijlage 3 Bemonstering & analyse. De deelnemer kan schriftelijke afspraken maken met derden (bijv. de producent of leverancier) over het nemen en bewaren van monsters volgens bovenstaande voorschriften en met bovenstaand doel.
Toelichting Binnen het RBC borgingssysteem voor co-substraten worden alle deelnemers die fysiek co-substraten produceren of verhandelen verplicht om monsters te nemen. Een handelaar hoeft niet van alle verkochte co-substraten zelf een monster te bewaren, mits hij de verzekering heeft dat bijvoorbeeld de afnemer een monster heeft dat in geval van calamiteiten voor de bevoegde autoriteit beschikbaar is. Dienstverleners (bijv. transporteurs of opslagbedrijven) zijn niet verantwoordelijk om monsters te nemen en te bewaren in het kader van traceerbaarheid. Zij kunnen wel door eigenaren van co-substraten hierbij worden ingeschakeld.
5.5
Recall
De deelnemer heeft een procedure voor het (vroeg-)tijdig signaleren en behandelen van signalen, die er op duiden dat de kwaliteit van een co-substraat niet in overeenstemming zal kunnen zijn met de wettelijke dan wel in deze standaard vastgelegde productnormen, de gebruikelijke handelskwaliteit en die tot schade kunnen leiden voor volgende schakels in de keten. Op grond hiervan worden signalen beoordeeld. Indien wordt ontdekt dat een co-substraat niet voldoet aan: a. de wettelijke voorwaarden m.b.t. kwaliteit, of b. de gebruikelijke handelskwaliteit, of c. de voorwaarden uit deze standaard, dan onderneemt de deelnemer volgende acties: a. onverwijld informeren van de afnemers, en b. onverwijld (laten) blokkeren van het co-substraat, en c. terughalen van het co-substraat en zorg dragen dat het co-substraat buiten de bio-vergistingssector blijft. Uitzondering hierop is wanneer de deelnemer kan aantonen dat de afwijking zonder nadelige gevolgen is voor het digestaat en het milieu. Voorwaarde blijft dat de wettelijke productnormen niet overschreden mogen worden. RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
29/71 GMP+ International
De deelnemer moet voor bovenstaande acties een recall procedure opstellen. Als onderdeel van de recall-procedure dient er een lijst te worden opgesteld en bijgehouden van alle relevante contactpersonen, inclusief contactpersonen van de bevoegde autoriteit, die gewaarschuwd moeten worden.
Toelichting Op de website van GMP+ International is een richtlijn gepubliceerd met informatie over recall en hoe een procedure voor recall opgezet en geïmplementeerd kan worden. Onderdelen van de recall-procedure zijn bijvoorbeeld: a. Het identificeren van afwijkende batches / partijen co-substraat. b. Het identificeren van de locatie van de betreffende partijen / batches. c. Beheer van teruggeroepen co-substraten, waaronder ook het afscheiden van andere producten. d. Het documenteren van de bestemming van eventuele teruggeroepen producten.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
30/71 GMP+ International
6 Risicobeoordeling 6.1
Realisatie van een schoon en onverdacht co-substraat
De deelnemer moet borgen dat een of meer schriftelijke procedures op basis van de risicobeoordeling ingevoerd, geïmplementeerd en in stand gehouden worden om daarmee de kwaliteit van de co-substraten te waarborgen. Hij dient daartoe de volgende stappen uit te voeren, waarvoor in de navolgende paragrafen minimumvoorwaarden worden gegeven: a. b. c. d. e. f. g. h.
Producten en processen omschrijven, inclusief het gebruiksdoel Inventariseren van mogelijke gevaren Indelen van de gevaren in categorie (chemisch, microbiologisch, fysisch) Kans bepalen dat het zich voordoet De productnorm weergeven waaraan het co-substraat dient te voldoen Verwijzing in het processchema Beheersmaatregelen die het mogelijke risico beheersen Een basisvoorwaardenprogramma opstellen en implementeren (hoofdstuk 5).
6.2 6.2.1
Omschrijving van producten en processen Bepaling van eisen (A en B kwaliteit)
De deelnemer moet alle eisen bepalen met betrekking tot de co-substraten, inclusief de opslag- en/of transporteisen: e. Wettelijke eisen met betrekking tot productie, handel en transport van cosubstraten, en f. Alle aanvullende eisen die te maken hebben met kwaliteit van co-substraten. Toelichting Binnen Nederland bestaat er nog een groot aantal mestvergisters zonder een gevalideerde sanitatiestap. Om deze reden is gekozen voor twee verschillende klassen co-substraat te weten: Klasse A: Dit co-substraat is volledig schoon en onverdacht, dus bevat geen plantpathogenen, geen dierlijke bijproducten, geen schadelijke bacteriën als Salmonella, E. coli of listeria. Dit klasse A co-substraat kan in alle vergistingsinstallaties aangewend worden. Klasse B: Dit co-substraat kan eventueel plantpathogenen bevatten, evenals dierlijke bijproducten en schadelijke bacteriën als Salmonella, E. coli of listeria. Deze producten mogen alleen worden aangewend in een vergistingsinstallatie met sanitatiestap. Er dient zekerheid over te bestaan dat alle eventuele pathogenen worden gedood.
6.2.2
Specificatie van co-substraten
De deelnemer moet alle (kwaliteits-)eisen met betrekking tot de co-substraten specificeren, inclusief de eisen van de afnemer. Per co-substraat moet er een specificatie zijn, inclusief indeling in klasse A of B.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
31/71 GMP+ International
Deze specificatie moet een reikwijdte hebben vanaf de bij het voortbrengingsproces gebruikte producten tot en met de aflevering. Wanneer eisen worden aangepast, moet de deelnemer ervoor zorgen dat de relevante specificatie aangepast wordt en dat de relevante personeelsleden op de hoogte zijn van de veranderingen. De specificatie moet actueel worden gehouden. In de specificatie moet minimaal - voor zover van toepassing- zijn opgenomen: d
Kenmerken van het co-substraat 1. Algemene gegevens (benaming, codering, herkomst, wijze van ontstaan/productie etc.); 2. Samenstelling (pH, % kali, % fosfaat, % stikstof, % koolhydraten, % eiwitten, % vetten, % droge stof ). 3. Gebruikte grond- en hulpstoffen (inclusief toevoegingsmiddelen en technische hulpstoffen, indien van toepassing); 4. Productnormen/eisen (mestwetgeving) klasse A of B (zie Bijlage 1 Productnormen) 5. Overige kenmerken (o.a. opslag, verpakking). 6. Aangegeven dient te worden of het geleverde co-substraat bij aflevering aan de vergister een temperatuur heeft die hoger ligt dan 40 graden Celsius.
b. Kenmerken voor het gebruik: 1. Opslagcondities; 2. Houdbaarheid; 3. Voorwaarden en afspraken met betrekking tot transport en plaats van aflevering;
Toelichting Als Bijlage 5 is een voorbeeld opgenomen van een gegevensblad waarop heel veel relevante informatie over het co-substraat is samengevat. Het kan dienen als hulpmiddel voor een correcte en volledige specificatie.
6.2.3
Omschrijving van het proces
De deelnemer moet een omschrijving van het proces opstellen in de vorm van stroomschema’s en een plattegrond (indien relevant) waardoor de organisatie gevaren kan identificeren en beoordelen. De stroomschema’s en de plattegrond moeten actueel gehouden worden. De stroomschema’s moeten ten minste voldoen aan de volgende eisen: a.
b.
Ze moeten alle afzonderlijke stappen in het proces weergeven, vanaf inkoop tot en met aflevering. Daaronder vallen ook alle werkzaamheden die uitbesteed worden en een beschrijving van alle gebruikte producten inclusief hulpstoffen, klantretouren en afval dat tijdens het proces ontstaat. Ze moeten duidelijk en accuraat zijn en voldoende gegevens bieden voor het vaststellen van mogelijke gevaren;
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
32/71 GMP+ International
De infrastructuur van het bedrijf als geheel moet weergegeven worden in een plattegrond (indien relevant), waaronder het volgende is begrepen: a. de bedrijfseenheden, opslagruimte en personeelsfaciliteiten; b. de gebieden / ruimtes waar contaminatie of incidenteel contact mogelijk is tussen smeermiddelen en koelmiddelen, onbehandelde- en behandelde cosubstraten, verpakkingen, pallets en dergelijke.
6.3 6.3.1
Risicobeoordeling Identificatie van gevaren
De deelnemer moet alle potentiële gevaren identificeren en documenteren die een negatief effect op de kwaliteit van co-substraten kunnen hebben. De gevarenidentificatie is gebaseerd op: a. Gebruikte hulpstoffen; b. De specificatie van het co-substraat; c. De inrichting van het bedrijf en de ingezette middelen; d. Het opgestelde stroomschema; e. De opgestelde plattegrond; f. Ervaring, expertise, onderzoek en andere informatiebronnen (intern/extern); 6.3.2
Risico-inschatting
De deelnemer voert een risico-inschatting uit voor elk geïdentificeerd gevaar. Dit wordt systematisch uitgevoerd. Het doel hiervan is te bepalen of een gevaar van zodanige aard is dat het elimineren hiervan of beperking tot een acceptabel niveau essentieel is voor het verwerken en/of behandelen van schoon en onverdacht cosubstraat. 6.4
Vaststellen beheersmaatregelen
De deelnemer moet de maatregelen vastleggen en implementeren voor het beheersen van alle risico’s waarvoor op basis van de risicobeoordeling is vastgesteld dat deze een negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van co-substraten. Meer dan één beheersmaatregel kan nodig zijn voor het beheersen van een risico en meer dan één risico kan worden beheerst met één beheersmaatregel. 6.5
Bepalen van normen
Om vast te stellen of een specifieke beheersmaatregel effectief werkt, moet de deelnemer het volgende bepalen: a. welke parameters moeten worden gemeten, geanalyseerd of geïnspecteerd, en b. welke productnormen (actie- en afkeurgrenzen) van toepassing zijn voor deze parameters. Bij het vaststellen van de productnormen (actie- en afkeurgrenzen) moeten de bepalingen van de relevante (mest)wetgeving en de productnormen die zijn opgenomen in deze standaard nageleefd worden. Deze productnormen moeten altijd beschouwd worden als (contractuele) verplichtingen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
33/71 GMP+ International
6.6
Monitoring
Een monitoringsplan, waarin in het bijzonder is opgenomen de beheersing van kritische punten in het proces, moet worden opgesteld, vastgelegd en geïmplementeerd. In het plan zijn opgenomen alle geplande metingen, analyses, inspecties en controles van kenmerken die aantonen dat de kritische punten beheerst worden. Indien uit de risicobeoordeling blijkt dat een bepaalde contaminant aanwezig zou kunnen zijn, dan dient de deelnemer adequate bemonstering en analyse van cosubstraten in zijn monitoringsplan op te nemen en uit te voeren. Hierbij dient minimaal voldaan te worden aan de voorwaarden in Bijlage 3 Bemonstering & analyse. De resultaten van deze monitoring moeten worden geregistreerd. De deelnemer moet zorg dragen voor de juiste identificatie en opslag van de monsters (gedurende de periode die voor dit type monster van toepassing is) die in het kader van het monitoringsplan zijn genomen. Zie hiervoor Bijlage 3 Bemonstering & analyse. De deelnemer moet in het kader van de borging van co-substraten de relevante analyses uit laten voeren door een in het kader van deze standaard geaccepteerd laboratorium. Zie hiervoor Bijlage 2 Minimumvoorwaarden inkoop. Het laboratorium dient ook voor de uitgevoerde analyse geaccrediteerd te zijn. Toelichting Bovenstaande betekent natuurlijk niet dat een deelnemer zelf de analyses niet mag uitvoeren. Zijn laboratorium dient dan wel geaccrediteerd te zijn. Hij kan ook gebruik kan maken van de diensten van een extern laboratorium. Let er daarbij op dat de betreffende analyse onder de accreditatie valt. Let er verder op dat de analyse betrouwbaar uitgevoerd kan worden in het co-substraat, m.a.w. dat de matrix van de geaccrediteerde analyse correct is. Voorbeeld: als het cosubstraat een zuivelproduct is, dient de analyse geaccrediteerd te zijn voor de matrix zuivelproducten. Voor zover producten in wetgeving zijn aangemerkt als acceptabel om als cosubstraat te gebruiken, kan monitoring achterwege blijven. Dit geldt voor de producten die in bijlage Aa., behorende bij artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, onderdeel IV, categorie 1, genoemd worden onder A t/m F.
6.7
Correctieve acties
De deelnemer moet ervoor zorgen dat alle gevallen van afwijking van de voorwaarden en productnormen in deze standaard worden bijgehouden en gecontroleerd om oneigenlijk gebruik van co-substraten of ongeoorloofde levering van cosubstraten te voorkomen. Het beheersen van deze afwijkingen en daarmee verband houdende verantwoordelijkheden en competenties voor het omgaan met deze afwijkingen moeten vastgelegd worden in een procedure.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
34/71 GMP+ International
Deze procedure moet de volgende elementen omvatten: e identificatie van de betreffende batches / partijen; f documentatie voor het beheren en bijhouden van afwijkende producten; g beoordeling van de oorzaak van de afwijking; h afscheiding van de betreffende batches / partijen; i communicatie met de betrokken partijen; j preventieve of correctieve acties ter voorkoming van herhaling van de afwijking. De verantwoordelijkheid voor het beheersen van afwijkende co-substraten moet worden gedefinieerd. Alle voorkomende gevallen van afwijking moeten worden gedocumenteerd, evenals de beslissingen die genomen worden met betrekking tot te ondernemen acties. Deze moeten worden genomen door hiertoe bevoegd personeel. Afwijkende co-substraten moeten op een van de volgende wijzen worden behandeld: k door het nemen van maatregelen om het oorspronkelijke gebruiksdoel of de oorspronkelijke toepassing uit te sluiten. Indien producten niet meer geschikt zijn voor gebruik als co-substraat, moeten deze een bestemming krijgen, in overeenstemming met de bepalingen in de van toepassing zijnde wetgeving, (bijvoorbeeld: afvoeren als afval); l door het nemen van maatregelen voor het elimineren van de waargenomen afwijking. De eisen voor het bewerken van afwijkende co-substraten, zodat het alsnog geschikt is als co-substraat moeten worden gedocumenteerd. Alle afwijkende co-substraten moeten na het uitvoeren van de bewerking opnieuw worden beoordeeld om vast te stellen of de betreffende partij co-substraat nu wel aan de gespecificeerde eisen voldoet. m met concessies accepteren (indien schriftelijk overeengekomen met de klant); n als andere kwaliteit verkopen (indien het co-substraat voldoet aan de specificaties van een andere kwaliteit). De goedkeuring en het opnieuw bewerken (bijvoorbeeld met betrekking tot afgekeurde kwaliteit of klantretouren) moet worden beschouwd binnen het kader van de systematiek voor risico beheersing. Van klantretouren dient de kwaliteit bekend te zijn (specificaties). De deelnemer moet informatie hebben waaruit blijkt of al dan niet vermenging of contaminatie op het externe bedrijf heeft plaatsgevonden. Voor het terughalen van externe retourstromen dient een procedure te zijn vastgelegd. Toelichting Denk er aan om van het soort afwijking en de maatregelen die daaropvolgend genomen zijn (waaronder ook eventuele goedkeuringen die in dat verband verkregen zijn) gegevens bij te houden en/of een aantoonbaar bewijs te bewaren.
6.8
Evaluatie beheersmaatregelen
De deelnemer dient aan te tonen dat de genomen beheersmaatregelen effectief zijn om de vastgestelde risico’s (gevaren) te borgen. De effectiviteit van de genomen beheersmaatregelen dient te worden geëvalueerd. RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
35/71 GMP+ International
7 Beheersing van operationele activiteiten Toelichting: Er is voor gekozen dit hoofdstuk modulair op te zetten. Eisen voor de handel staan in paragraaf 7.1. Handel kan in combinatie met opslag worden uitgevoerd. In deze standaard wordt dit als 1 scope onderscheiden. Het handelsproces (op zich) is een belangrijk proces dat op adequate wijze moet worden beheerst om de kwaliteit van de co-substraten te kunnen borgen. Enerzijds heeft een handelaar te maken met een klant die eisen heeft met betrekking tot de co-substraten, en anderzijds met leveranciers die co-substraten kunnen leveren. Eisen voor opslag staan in paragraaf 7.2 Producenten dienen ook aan de relevante handelseisen uit paragraaf 7.1 te voldoen. Voor hen zijn deze eisen op te vatten als inkoop- en verkoopeisen. Inkoop en verkoop zijn stappen aan het begin en het einde van het productieproces. Voor enkele andere productiestappen worden in paragraaf 7.2 nog aanvullende voorwaarden opgesomd. Eisen voor transport staan in paragraaf 7.3. Transport wordt als een aparte scope in deze standaard gedefinieerd. Een bedrijf kan dit bijvoorbeeld in combinatie met productie uitvoeren
7.1 7.1.1
In- en verkoop (‘handel’) van co-substraten Algemeen
De deelnemer moet borgen dat het hele in- en verkoopproces van co-substraten in overeenstemming is met de voorwaarden en eisen van de borging van cosubstraten. Een procedure moet opgesteld worden voor het hele proces van inkoop t/m verkoop & aflevering. Zie voor mogelijke relevante stappen in dit proces de navolgende paragrafen. Alle processtappen moeten duidelijk en overzichtelijk worden geadministreerd. Er dient een goede administratie te zijn, die waarborgt dat de herkomst en de status van aangekochte co-substraten helder is, en die ook duidelijkheid verschaft aan wie co-substraten zijn verkocht. Toelichting De eis voor een goede administratie valt voor een groot deel samen met de eisen die in het kader van traceerbaarheid ten aanzien van administratie worden gesteld. Zie hiervoor paragraaf 5.4.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
36/71 GMP+ International
7.1.2
Inkoop
7.1.2.1 Algemeen De deelnemer stelt inkoopeisen vast en zorgt ervoor dat ingekochte co-substraten en eventuele andere producten en diensten aan de gespecificeerde inkoopeisen voldoen. Specificaties moeten onderdeel vormen van de inkoopdocumenten en contracten. Toelichting: Deze inkoopvoorwaarde geldt dus heel breed. Er dienen inkoopspecificaties te zijn voor co-substraten, maar ook voor hulpstoffen die bij de productie of opslag worden gebruikt. Denk ook aan reinigingsmiddelen e.d. Denk verder ook aan diensten, zoals transport en opslag en analyses, die worden ingekocht bij derden.
De deelnemer moet (potentiële) leveranciers selecteren en beoordelen en leveranciers kiezen die in staat zijn om co-substraten en/of diensten te leveren die voldoen aan de gespecificeerde eisen. Zie echter ook Bijlage 2 Minimumvoorwaarden inkoop voor de aankoop van incidentele partijen.
Met betrekking tot het bovenstaande moet de deelnemer voorafgaand aan de inkoop van producten of diensten een risicobeoordeling uitvoeren die op de HACCPprincipes gebaseerd is. Op basis van deze risicobeoordeling en de kwaliteitsborging die door de leveranciers is verstrekt, moet de deelnemer een leverancier uitkiezen en zijn ingangscontrole dienovereenkomstig vaststellen. Indien de deelnemer co-substraten of enkele diensten inkoopt, moet de deelnemer bovendien voldoen aan de nadere voorwaarden uit Bijlage 2 Minimumvoorwaarden inkoop.
Toelichting: Het RBC schema gaat uit van een gesloten keten, dwz alle bedrijven, betrokken bij de productie, handel of transport en de uiteindelijke vergisting van co-substraten, dienen RBC gecertificeerd te zijn, of gecertificeerd volgens een geaccepteerde andere standaard. Dit principe is gebaseerd op de ervaring dat alleen een kwalitatief goed cosubstraat kan worden geleverd als alle schakels in de keten de kwaliteit borgen volgens dezelfde principes en uitgangspunten. Bij de start van het schema (voorzien in 2013) is er natuurlijk nog geen sprake van gesloten ketens. Er zijn ook nog geen andere, vergelijkbare schema’s bekend en erkend. Om die reden zijn er een aantal poortwachtersopties vastgelegd die het mogelijk maken om co-substraten te kopen van niet-gecertificeerde leveranciers. Deze opties zijn verder beschreven in Bijlage 2 ‘Minimumvoorwaarden inkoop’.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
37/71 GMP+ International
7.1.2.2 Beoordeling van leveranciers De deelnemer moet alle leveranciers elk jaar beoordelen. Hiertoe moeten criteria voor selectie, beoordeling, goedkeuring en evaluatie worden vastgesteld. In aanvulling hierop geldt dat telers als groep mogen worden beoordeeld. De deelnemer motiveert de groepsindeling. Ook horecagelegenheden en supermarkten mogen als groep worden beoordeeld. 7.1.2.3 Verificatie van het ingekochte product (ingangscontrole) De deelnemer dient te verifiëren dat de ingekochte producten, die worden geleverd, voldoen aan de gespecificeerde inkoopeisen. Hiertoe stelt de deelnemer een procedure vast voor het accepteren van inkomende producten. Deze procedure moet criteria voorschrijven voor de acceptatie en vrijgave van producten, inclusief criteria voor het accepteren van transport. De procedure dient gebaseerd te zijn op een uitgevoerde risicobeoordeling. De uitvoering van de ingangscontroles dient vastgelegd te worden. Voor de eisen t.a.v. bemonstering zie Bijlage 3 Bemonstering & analyse. Toelichting: Inspectiepunten kunnen zijn: o De kleur; p De fysieke vorm; q De geur; r Vervuiling en productvreemde bijmengingen die niet in de co-substraten thuishoren; s Abnormale schade; t Overeenstemming met de specificatie; u Is transportmiddel schoon en in orde? Voldoet transport aan de afspraken en voorwaarden (voorgaande ladingen, reiniging)? Een collecteur heeft vaak te maken met veel leveranciers. Om elke aanvoer te controleren (100%), is een hele klus, en is mogelijk ook niet nodig. De voorwaarden vereisen dat de ingangscontrole gebaseerd dient te zijn op risico’s. Een risicobeoordeling kan informatie opleveren waarmee de intensiteit en de omvang van de controles zouden kunnen worden vastgesteld.
7.1.3
Verkoop en contracten
Specificaties van co-substraat moeten overeengekomen worden tussen de deelnemer en de koper en in een contract bevestigd worden. De deelnemer moet borgen dat alle co-substraten geleverd worden volgens de afgesproken specificaties. De verkoop van co-substraten moet overzichtelijk worden bijgehouden. Toelichting Specificatie van co-substraten hebben betrekking op kwaliteitseisen en indeling in klasse A of B. Zie paragraaf 6.2.2. Indien het opmaken van een contract met de koper niet gebruikelijk is (bijvoorbeeld bij directe levering aan de vergister) is het ook mogelijk om de specificaties op de factuur te bevestigen. RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
38/71 GMP+ International
7.1.4
Etikettering en aflevering
Bij aflevering moet de partij vergezeld gaan van de wettelijk verplichte productinformatie. De documentatie met betrekking tot aflevering moet duidelijk zijn. De deelnemer moet borgen dat de etikettering en de aflevering van de cosubstraten die door hem worden geleverd in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde wettelijke voorwaarden. Verder dient de deelnemer uiterlijk bij aflevering schriftelijk aan de afnemer de status van de geleverde co-substraten (‘RBC gecertificeerd’ of ‘niet-RBC gecertificeerd’) kenbaar maken.
7.2 7.2.1
Productie mbt co-substraten. Algemeen
Alle productie dient onder de scope van het borgingssysteem te worden gebracht. Toelichting Dit geldt bijvoorbeeld als gecollecteerde producten op een locatie worden gemengd tot een nieuw co-substraat. Het is - vanwege controletechnische redenen – niet mogelijk op een deel van de productie uit te sluiten. In het kader van teelt kan bijvoorbeeld een perceel als een locatie worden beschouwd. Op een locatie waar alleen opslag plaatsvindt, kan onder bepaalde voorwaarden wel een deel worden uitgesloten. Zie hiervoor 4.3
7.2.2
Productieverantwoordelijke
De productie moet door een hiertoe aangewezen en competente persoon worden gepland en beheerst. Dit is om te borgen dat er overeenstemming is met de specificaties voor de co-substraatingrediënten en de parameters voor kritieke processen. 7.2.3
Productieproces reststromen, bestemd als co-substraat voor vergisting
De deelnemer die reststromen produceert en aanbiedt voor gebruik als cosubstraat, dient een risicobeoordeling uit te voeren zoals vastgelegd in hoofdstuk 6.2 t/m 6.6. Er dient beoordeeld te worden op het mogelijk aanwezig zijn van zware metalen, organische microverontreinigingen en residuen bestrijdingsmiddelen, plantpathogenen, maar ook op het voorkomen van bijvoorbeeld glas en plastic (bodemvreemde stoffen).
7.2.4
Mengen
Waar mengen een essentieel deel van het proces vormt, dient een mengadministratie te worden bijgehouden. Uit de administratie moet helder zijn welke producten in welke verhouding zijn gemengd en wie de leveranciers van deze producten zijn. Geverifieerd dient te worden dat de co-substraten in het mengsel, voldoen aan de eisen die gelden voor enkelvoudige producten.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
39/71 GMP+ International
Het opmengen van co-substraten met te hoge waarden aan zware metalen en/of organische microverontreinigingen is niet toegestaan. 7.2.5
Reinigen/zeven/filteren
De aanwezigheid van productvreemde stoffen zoals glas, hout, aarde en verpakkingsmateriaal in de co-substraten, moet zoveel mogelijk beperkt worden. In voorkomende gevallen moet een co-substraat gereinigd worden, zodat aan de specificaties wordt voldaan. De deelnemer moet hiervoor adequate reinigingsmethoden gebruiken. De reinigingsapparatuur en het reinigen zelf moeten gecontroleerd worden. Toelichting: Partijen kunnen gereinigd worden als de aard van de verontreiniging dit toelaat. Partijen kunnen worden gezeefd of gefilterd om productvreemde stoffen te verwijderen. De juiste werking van de zeef is belangrijk, evenals een goed onderhoudsplan van de zeef. Controleer bijv. of de zeef schoon is. Indien dit niet het geval is, dan moet de zeef voor het opstarten van het zeefproces worden gereinigd. Denk ook aan een steekproefsgewijze visuele inspectie van de gezeefde partijen om te controleren op de afwezigheid van productvreemde stoffen.
7.2.6
Opslag
De deelnemer moet alle op- en overslag van zowel zakgoed als bulk beheersen. Dit geldt voor de op- en overslag op zowel eigen als ingehuurde locaties. Maatregelen voor de beheersing van de opslag moeten adequaat zijn. Er moeten voldoende en geschikte controles plaatsvinden gedurende de activiteiten zoals tijdens de ontvangst, het laden en de opslag. Wanneer veranderingen worden doorgevoerd in het opslagproces, moet de deelnemer de procedure doorlichten en de nodige veranderingen doorvoeren.
Co-substraten moeten op een zodanige wijze (intern) getransporteerd en opgeslagen worden dat ze gemakkelijk identificeerbaar zijn en blijven. Dit ter voorkoming van verwarring, contaminatie en achteruitgang van de kwaliteit. Alle producten die door de deelnemer in dezelfde gebouwen worden opgeslagen maar niet bedoeld zijn voor gebruik als co-substraat, moeten duidelijk afgescheiden worden gehouden van de co-substraten en als zodanig geïdentificeerd worden tijdens alle fases, tenzij bij de risicobeoordeling specifiek vastgesteld wordt dat nietgescheiden opslag geen risico voor het co-substraat met zich meebrengt. De deelnemer mag alleen voorraadbeschermingsmiddelen gebruiken: a. die goedgekeurd zijn door de bevoegde autoriteiten; en b. die in overeenstemming zijn met de gebruiksaanwijzing; en c. als deze door gekwalificeerde personen worden toegepast.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
40/71 GMP+ International
De deelnemer moet documenteren welk middel gebruikt wordt, wanneer dit gebruikt werd en voor welke co-substraten. Vervolgens is het van belang dat de voorgeschreven wachttijden in acht gehouden worden. Indien voor opslag silo’s of tanks worden gebruikt, dient de deelnemer een registratie bij te houden van silo/tankleegmelding (minimaal 1x per 3 maanden). Indien dit in praktijk niet haalbaar is, kan een bedrijf in bepaalde situaties een lagere frequentie van siloleegmelding aanhouden. De reden hiervoor dient gemotiveerd te worden. Het bedrijf dient zich te realiseren dat een eventuele recall groter van omvang zal zijn, aangezien de tijdsduur tussen twee siloleegmeldingen groter is. Opslag kan verder ook worden uitbesteed aan derden. Zie Bijlage 2 Minimumvoorwaarden inkoop voor meer details.
Toelichting: Als de deelnemer ook andere producten (niet-co-substraten of producten met een niet-co-substraat bestemming) opslaat, geldt in principe de eis van gescheiden opslag, tenzij uit een risicobeoordeling blijkt dat ‘gezamenlijke’ opslag de kwaliteit van het co-substraat niet nadelig kan beïnvloeden. Menging van mest en co-substraat buiten de vergistingsinstallatie kan leiden tot gevaarlijke situaties door ontstaan van toxische gassen. Het is daarom ten zeerste af te raden co-substraten op te slaan samen met mest (b.v. in een mestput of silo).
7.3 7.3.1
Transport Algemeen
Alle transport van co-substraat, ongeacht of dit in eigen beheer door de deelnemer wordt uitgevoerd of uitbesteed wordt, moet op de juiste wijze en adequaat beheerst worden specifiek met betrekking tot hygiëne en potentiële contaminatie. Ladingen die samen worden getransporteerd met co-substraten mogen de kwaliteit van de co-substraten niet benadelen. Indien het bestemmingsdoel van ladingen tijdens het transport veranderen (van levensmiddel of diervoeder) naar co-substraat dient te worden nagegaan of de kwaliteit van het co-substraat gewaarborgd is. Voor transport van co-substraten dient de transporteur aan de door de nationale overheid vereiste registratie voor transport van afvalvervoer te voldoen. Regelgeving Nederland Dit betekent voor een transporteur in Nederland dat hij dient te beschikken over een VIHB registratie. In het geval van transport van dierlijke bijproducten dient de transporteur eveneens te beschikken over een registratie bij de nVWA.
Indien de deelnemer transport door derden laat uitvoeren, gelden bijzondere inkoopvoorwaarden. Zie hiervoor Bijlage 2 Minimumvoorwaarden inkoop
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
41/71 GMP+ International
Toelichting Voor transport van co-substraten geldt in het algemeen dat de ladingsruimten vóór het laden geheel leeg, schoon en vrij van resten van voorgaande ladingen zijn ter voorkoming van verontreiniging van de lading en versleping. Dit houdt o.a. in vrij van ongedierte in de breedste zin van het woord (insecten, zoogdieren, dood of levend). Voor co-substraten geldt dat ze worden toegevoegd aan mest (categorie 2 materiaal) dus in tegenstelling tot diervoeder, is bijvoorbeeld geen grondige reiniging of desinfectie vereist na transport van mest. Wel dient rekening gehouden te worden met mogelijke gevaarlijke situaties. Menging van mest en co-substraat buiten de vergistingsinstallatie kan leiden tot gevaarlijke situaties door ontstaan van toxische gassen. Mogelijke contaminatie van ladingen met mycotoxinen levert voor het co-substraat transport geen gevaar op, aangezien granen met mycotoxinen ook nu als groenbemester kunnen worden gebruikt. Geur is voor transport van co-substraten geen beperking. 7.3.2
Wegtransport
Wegtransport mag niet leiden tot ongewenste verontreiniging van het co-substraat. Om de risico’s op verontreiniging van co-substraat tijdens het transport te beheersen, moet de deelnemer ten minste de relevante eisen, voorwaarden en voorgeschreven werkmethoden van dit schema toepassen. 7.3.2.1 Laden Voordat de co-substraten worden geladen, moet een visuele inspectie worden uitgevoerd om te bepalen of het laadcompartiment schoon is en, indien nodig, droog. Bij het transport van vloeibare producten kan gebruik worden gemaakt van geautomatiseerde verlading. In zo’n geval kan het laadcompartiment niet visueel beoordeeld worden voor het verladen. 7.3.2.2 Transport Co-substraten mogen (bij gecombineerd transport) niet onbedoeld met elkaar of met andere producten vermengd worden. 7.3.2.3 Lossen Na het lossen moet het laadcompartiment visueel gecontroleerd worden op ladingresten. Eventueel aanwezige ladingresten moeten worden verwijderd. 7.3.2.4 Reinigen Vóór het laden van co-substraten moet – indien nodig- reiniging van het laadcompartiment plaatsvinden, indien er kans van verontreiniging met ongewenste stoffen bestaat. De deelnemer bepaalt zelf de methode van reiniging. Hij moet de relevante eisen en de voorgeschreven werkmethode als omschreven in Bijlage 4 Transport in de praktijk brengen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
42/71 GMP+ International
Let op: In tegenstelling tot hetgeen in de GMP+ FSA module van het GMP+ Feed Certification scheme is vastgelegd, is er in het RBC schema geen sprake van voorgeschreven minimale reiniging. De deelnemer bepaalt zelf (en kan dit motiveren) of, en zo ja welke reiniging hij toepast om ongewenste beïnvloeding van de kwaliteit van het co-substraat te voorkomen. In Bijlage 4 Transport bij deze standaard zijn richtlijnen opgenomen. Na elke reiniging moet in elk geval een visuele inspectie worden uitgevoerd. Reinigen is nodig indien de voorgaande lading stoffen bevat die een risico inhouden van verontreiniging met contaminanten als zware metalen, organische microverontreinigingen of residuen van bestrijdingsmiddelen. Indien co-substraten worden vervoerd van klasse A, dan dient ook rekening gehouden te worden met mogelijke contaminatie met plantpathogenen, die bij normale vergisting (zonder sanitatiestap) niet worden afgedood. Indien het laadcompartiment wordt gebruikt voor herhaaldelijk transport van hetzelfde co-substraat, is het toegestaan om met een risicobeoordeling vast te stellen welke reinigingsfrequentie geschikt is. 7.3.2.5 Registratie Bij transport in bulk moeten per transportmiddel de gegevens van de laatste drie voorgaande ladingen beschikbaar zijn, inclusief alle reinigingswerkzaamheden die daarna zijn ondernomen. Daarnaast dienen wettelijk vereiste documenten aanwezig te zijn. Indien de co-substraten in afzonderlijke laadcompartimenten worden vervoerd, moeten deze laadcompartimenten gedocumenteerd worden. Voor wegvoertuigen kan het daarbij gaan om het kenteken of het oplegnummer van het voertuig. Wanneer laadcompartimenten zijn opgesplitst in secties dan moet iedere sectie waarin co-substraat wordt vervoerd, gedocumenteerd worden.
Toelichting Ten minste de volgende gegevens zijn beschikbaar: a
b c d
In het geval van transport in bulk worden de ladingen bijgehouden door middel van een afzonderlijke rittenlijst voor elk laadcompartiment en voor elk voertuig/transportmiddel. De gegevens van de voorgaande drie ladingen zijn beschikbaar voor controle, behoudens indien bij de risicobeoordeling specifiek vastgesteld wordt dat de voorgaande ladingen geen potentieel gevaar vormen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een bepaald voertuig alleen wordt gebruikt voor een specifiek soort co-substraat (‘dedicated’ transport). De wettelijk voorgeschreven documentatie, waaronder ook de vrachtbrief (zie ook Bijlage 4 Transport). De reinigings- en desinfectiemaatregelen die uitgevoerd zijn voor elk compartiment van het bulkvoertuig. De uitgevoerde reinigings- en desinfectiemaatregelen worden visueel gecontroleerd en bijgehouden op de rittenlijst.
Het is toegestaan om de rittenlijst digitaal te beheren (bijvoorbeeld op een handcomputer die in het voertuig ligt).
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
43/71 GMP+ International
7.3.3
Transport via de binnenvaart, over zee en per trein
In het geval van transport via de binnenvaart, zeetransport en transport per spoor moet de deelnemer garanderen dat aan de algemene voorwaarden uit dit hoofdstuk wordt voldaan. Er moet een onafhankelijke LCI inspectie (LCI = Loading Compartment Inspection, laadruimte-inspectie) plaatsvinden om te controleren of de laadcompartimenten schoon zijn voordat begonnen kan worden met laden. Het transport moet beheerst en gecontroleerd worden om de kwaliteit van het co-substraat te kunnen borgen. De inspectie kan worden uitgevoerd door een inspecterend orgaan op EN 17020 niveau dat gespecialiseerd is in en geaccrediteerd is voor voeder/granen of vloeibare agri-bulk en internationaal opereert op basis van een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals ISO 9001 of gelijkwaardig.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
44/71 GMP+ International
8 Verificatie en verbetering 8.1
Klachten
De deelnemer moet zijn procedure voor het omgaan met klachten documenteren. Deze procedure moet in elk geval de registratie van de relevante aspecten van de klacht beschrijven en de maatregelen die in het kader van de klacht genomen zijn. Een procedure voor het registreren en verwerken van klachten moet minimaal bestaan uit: a. b. c. d.
8.2
het registreren van de klacht; het onderzoeken van de oorzaak van de klacht; registratie van de maatregelen die als gevolg van de klacht genomen zijn; registratie van communicatie met de betreffende klanten.
Interne audit
De deelnemer moet een procedure hebben voor een interne audit. Deze procedure houdt in dat de deelnemer een programma van geplande audits opstelt en uitvoert om te controleren of het borging van co-substraten naar behoren functioneert en of dit ook effectief is. Bij deze interne audit moet in elk geval het volgende beoordeeld worden: a. Naleving van de eisen en voorwaarden van deze standaard. b. Naleving van de procedures van de deelnemer. c. Naleving van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de kwaliteit van cosubstraten; Het programma moet borgen dat alle relevante activiteiten ten minste eenmaal per jaar (= elke 12 maanden) aan een audit onderworpen worden. Alle personeelsleden die de interne audit uitvoeren, moeten hiertoe bekwaam zijn door opleiding of training (intern of extern), of ervaring. De resultaten van de interne audit moeten formeel gerapporteerd worden aan personen met verantwoordelijkheid voor het gebied dat onder de audit valt. Daarbij moeten alle aspecten gedocumenteerd worden waar de bedrijfsvoering of werkzaamheden niet in overeenstemming zijn met de operationele voorwaarden. Dergelijke afwijkingen moeten worden gecorrigeerd.
Toelichting Bij het uitvoeren van een interne audit kan de checklijst gebruikt worden die beschikbaar is op de website van GMP+ International (www.gmpplus.org). Ook voor de rapportage van de interne audit geldt dat deze digitaal mag worden beheerd.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
45/71 GMP+ International
8.3
Beoordeling van het managementsysteem en verbeteringen
De deelnemer moet ten minste eenmaal per jaar geschikte gegevens vaststellen, verzamelen en analyseren om a. aan te tonen dat het borgingssysteem voor co-substraten geschikt en effectief is; en b. te beoordelen of verbetering in de effectiviteit van het borgingssysteem voor co-substraten mogelijk is. Het resultaat van de analyse vormt mede de input voor de directiebeoordeling (zie paragraaf 4.1) De input voor een dergelijke beoordeling omvat in elk geval: a. de verificatie van het basisvoorwaardenprogramma; b. de resultaten van het monitoringsplan en analyse van producten; c. de verificatie van de risicobeoordeling; d. de resultaten van de leveranciersbeoordeling; e. de analyses van klachten (van klanten); f. de implementatie van wet- en regelgeving; g. de resultaten van de externe/interne audits; h. Veranderingen die een invloed hebben op het borgingssysteem voor cosubstraten. De beoordeling bevat in elk geval informatie over: a. in hoeverre het borgingssysteem voor co-substraten kan worden aangepast; b. de mogelijkheden voor en kansen op verbetering van het borgingssysteem voor co-substraten (‘corrigerende en preventieve maatregelen’).
Toelichting Bij het uitvoeren van een interne audit kan de checklijst gebruikt worden die beschikbaar is op de website van GMP+ International (www.gmpplus.org). Ook voor de rapportage van de interne audit geldt dat deze digitaal mag worden beheerd. Paragraaf 6.7 vraagt om acties te definiëren die uitgevoerd kunnen worden indien blijkt dat een bepaalde norm niet meer wordt beheerst. Dit zijn zgn. correctieve acties. Zij zijn gericht op direct herstel van de geconstateerd afwijking. Corrigerende maatregelen betreffen wijzigingen in het beheerssysteem (procedures, instructies) en zijn gericht om zeker te stellen dat in de toekomst bepaalde afwijkingen niet meer voorkomen. Correctieve actie(s) Corrigerende maatregel
De actie(s) die moet/ moeten worden ondernomen wanneer het bewakingssysteem van het kritieke beheersingspunt aangeeft dat dit punt niet meer wordt beheerst. Maatregel om de oorzaak van een waargenomen afwijking of andere ongewenste situatie weg te nemen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
46/71 GMP+ International
Bijlage 1 ‘Productnormen’ 1. Inleiding In deze bijlage zijn de wettelijke productnormen voor co-substraat m.b.t. contaminanten opgenomen. De in deze bijlage opgenomen productnormen zijn: gebaseerd op nationaal (Nederland) wettelijk vastgestelde productnormen voor co-substraten (Uitvoeringsregeling meststoffenwet) en Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, of; vastgesteld in het kader van de borging van co-substraten, in samenspraak met de (vervolg)schakels in de co-substraatketen, binnen het kader van het RBC scheme. Toelichting DISCLAIMER: GMP+ International heeft deze lijst vastgesteld om deelnemers te informeren over productnormen uit de Nederlandse wetgeving. GMP+ International is niet aansprakelijk voor eventuele onvolkomenheden in deze lijst. Zie ook Hoofdstuk 2 2. Nederlandse regelgeving De toelating van producten voor bijmenging in een (mest)vergistingsinstallatie is gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Op basis hiervan is door het College Deskundigen Meststoffenwet (CDM) een ‘Protocol beoordeling stoffen Meststoffenwet‘ opgesteld. Voor co-substraten die worden aangewend in een mestvergistingsinstallatie geldt dat ze voor maximaal 50% mogen worden bijgemengd met mest. Co-substraten mogen geen bodemvreemde niet-biologisch afbreekbare delen (bijvoorbeeld verpakkingsmateriaal) bevatten met een diameter groter dan 12 millimeter en niet meer dan 0,5 gewichtsprocent. Toelichting In het “Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet” is het volgende opgenomen in artikel 13: “Overige organische meststoffen bevatten geen biologisch afbreekbare delen met een diameter groter dan 50 millimeter en niet meer dan 0,5 gewichtsprocent aan bodemvreemde niet-biologisch afbreekbare delen. “ In overleg met het bedrijfsleven is besloten om de grootte van de deeltjes te beperken tot 12 mm doorsnee (mede op basis van de zeefgrootte die gebruikt wordt om voedselproducten, die uit verpakking wordt gehaald, te zeven.
Er wordt onderscheid gemaakt in 2 kwaliteitsklassen A en B. Dit houdt het volgende in: Kwaliteitsklasse A Dit co-substraat is geschikt voor zowel mestvergisters met als zonder sanitatiestap. Producten van kwaliteitsklasse A bevatten - geen dierlijke bijproducten - geen schadelijke plantpathogenen zoals quarantaine organismen bruinrot en ringrot of sclerotia vormende plantpathogene schimmels.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
47/71 GMP+ International
De hoeveelheden zware metalen en organische microverontreinigingen mogen niet worden overschreden. Indien zich erg veel onkruidzaden bevinden in het co-substraat (bijvoorbeeld bermgras), dient aannemelijk te worden gemaakt dat dit geen probleem vormt voor het digestaat. Kwaliteitsklasse B Dit co-substraat is alleen geschikt voor mestvergisters met sanitatiestap. Producten van kwaliteitsklasse B kunnen dierlijke bijproducten bevatten en ook plantpathogenen die middels een sanitatiestap kunnen worden afgedood.
Voor meststoffen zijn de volgende criteria opgesteld: Tabel A. Maximale waarden voor zware metalen en arseen in meststoffen in mg per kg van het desbetreffende waardegevend bestanddeel. Zware metalen
Cd (Cadmium) Cr (Chroom) Cu (Koper) Hg (Kwik) Ni (Nikkel) Pb (Lood) Zn (Zink) As (Arseen)
Fosfaat (P2O5) 31,3 1875 1875 18,8 750 2500 7500 375
Stikstof (N) Kali (K2O) Organische stof 25 1500 1500 15 600 2000 6000 300
16,7 1000 1000 10 400 333 4000 200
0,8 50 50 0,5 20 67 200 10
Voor de toepassing van Tabel A zijn de maximale waarden van toepassing die behoren bij dat waardegevende bestanddeel waarvan bij het toedienen van een toenemende hoeveelheid van de meststof, de hoeveelheden van 80 kg fosfaat (P2O5), 100 kg stikstof (N), 150 kg kali (K2O) of 3000 kg organische stof het eerst wordt bereikt.
Tabel B. Maximale waarden voor organische microverontreinigingen in meststoffen, in mg per kg van het desbetreffende waardegevende bestanddeel (Bijlage B, tabel 4 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet). Organische microverontreinigingen ∑ PCDD/PCDF α-HCH β-HCH γ-HCH (lindaan) HCB Aldrin Dieldrin ∑ aldrin/dieldrin
Fosfaat (P2O5) 0,019 310 12 1,2 31 7 7 7
Stikstof (N) 0,015 248 9,6 0,96 31,2 5,6 5,6 5,6
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Kali (K2O) 0,010 165 6,4 0,64 20,8 3,7 3,7 3,7
Organische stof 0,00051 8,3 0,32 0,032 1,0 0,2 0,2 0,2 48/71 GMP+ International
Organische microverontreinigingen Endrin Isodrin ∑ endrin/isodrin ∑ DDT + DDD + DDE PCB-28 PCB-52 PCB-101 PCB-118 PCB-138 PCB-153 PCB- 180 ∑ 6-PCB (excl. PCB-118) Naftaleen Fenanthreen Antraceen Fluoranteen Benzo(a)antraceen Chryseen Benzo(k)fluroanteen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno(1,2,3-c,d)pyreen ∑ 10-PAK Minerale olie
Fosfaat (P2O5) 7 7 7 23 18,5 18,5 75 75 75 75 75 375 600 750 600 185 230 230 270 290 210 235 11.500 935.000
Stikstof (N) 5,6 5,6 5,6 18,4 14,8 14,8 60 60 60 60 60 300 480 600 480 148 184 184 216 232 168 188 9.200 748.000
Kali (K2O) 3,7 3,7 3,7 12,3 9,9 9,9 40 40 40 40 40 200 320 400 320 98 123 123 144 155 112 125 6133 498.668
Organische stof 0,2 0,2 0,2 0,6 0,48 0,48 2 2 2 2 2 10 16 20 16 4,9 6,1 6,1 7,2 7,7 5,6 6,3 307 24.933
Voor de toepassing van tabel B zijn de maximale waarden van toepassing die behoren bij dat waardegevende bestanddeel waarvan bij het toedienen van een toenemende hoeveelheid van de meststof, de hoeveelheden van 80 kg fosfaat (P2O5), 100 kg stikstof (N), 150 kg kali (K2O) of 3000 kg organische stof het eerst wordt bereikt.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
49/71 GMP+ International
Bijlage 2 ‘Minimumvoorwaarden inkoop’ 1.
Algemeen
In hoofdstuk 7 wordt geëist dat de deelnemer bij inkoop van co-substraten of enkele diensten moet voldoen aan aanvullende voorwaarden. In deze bijlage zijn deze eisen geformuleerd. Een deelnemer mag deze producten of diensten inkopen indien deze a. vallen onder de scope van een RBC co-substraat certificaat, of b. vallen onder een als gelijkwaardig geaccepteerd certificaat c. daarnaast kunnen ook specifieke co-substraten of diensten onder zgn. poortwachterscondities worden aangekocht. Toelichting Ad a)Dit betekent dat de leverancier gecertificeerd is volgens deze RBC standaard. Ad b)Dit betekent dat de leverancier gecertificeerd is volgens een andere, als gelijkwaardig verklaarde standaard. Momenteel is er nog geen andere standaard gelijkwaardig verklaard. Ad c) Dit betekent dat de leverancier niet gecertificeerd is volgens deze of een andere standaard. De deelnemer treedt op als poortwachter. Hij staat aan het begin van de gecertificeerde keten, en heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor ‘het binnenbrengen’ van het co-substraat in de certificatieketen. In deze bijlage worden hiervoor nadere voorwaarden gegeven. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de laatste optie, die vooral door tussenschakels (zie verderop) gebruikt zal worden. Deze optie zal zeker toegepast gaan en moeten worden in de periode waarin deze standaard nog maar net geïntroduceerd en certificeerbaar is.
3. De keten De co-substratenketen omvat een aantal schakels: Schakel Beginschakels
Voorbeelden van bedrijven/activiteiten - Telers: Teelt van plantaardige producten (maïs); - Wegbeheerders: bermgras - Ontdoeners: o Niet-verkochte voedselrestanten bij supermarkten. o Reststromen, afkomstig van horeca gelegenheden o Reststromen uit de voedingsmiddelen- en diervoederindustrie
Tussenschakels
-
Eindschakels
-
Collecteurs/mengers: mengsels van bovengenoemde producten Handelaren
-
Vergisters
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
50/71 GMP+ International
In de volgende paragrafen staan voor elk van deze schakels de aanvullende inkoopvoorwaarden vermeld. N.B. Vergisters vallen nog buiten deze standaard. Voor hen zijn geen inkoopvoorwaarden opgenomen. 3.
Voorwaarden voor inkoop door de beginschakels in de keten
3.1 Co-substraten Beginschakels ‘produceren’ co-substraten, d.m.v. teelt of als een reststroom van levensmiddelen of diervoederproductie. Voor beginschakels gelden hierbij geen aanvullende inkoopeisen. Zij staan aan het begin van de keten. Toelichting Tijdens de productie van het levensmiddel of een diervoeder kan een reststroom als co-substraat voor de vergisting worden bestemd. Hier geldt dat een cosubstraat wordt geproduceerd, als nevenstroom van de levensmiddelen- of diervoederproductie. Teelt van een product dat als co-substraat wordt bestemd, valt ook onder productie. Het gaat hier niet om een reststroom; het geteelde product als zodanig krijgt de bestemming co-substraat.
4.
Voorwaarden voor inkoop van co-substraten en diensten door de tussenschakels in de keten
Toelichting In de navolgende paragrafen worden aanvullende voorwaarden gesteld voor - Inkoop van co-substraten 4.1 Van gecertificeerde leveranciers 4.2 Als poortwachter algemeen 4.3 Als poortwachter bij aankoop van een teler 4.4 Incidentele partijen - Inkoop van diensten 4.5 Van gecertificeerde leveranciers 4.6 Als poortwachter van transport 4.7 Als poortwachter van opslag 4.1.
Inkoop van co-substraten van gecertificeerde leveranciers
Dit zijn: a. leveranciers die op het moment van aflevering RBC gecertificeerd zijn; of b. leveranciers die gecertificeerd zijn op basis van een gelijkwaardige standaard die geaccepteerd is in het RBC scheme. 4.2 Inkoop van co-substraten als Poortwachter algemeen Co-substraten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook ingekocht worden zonder een van bovenstaande certificaten (dat wil zeggen van een niet gecertificeerde leverancier). Hiervoor zijn afzonderlijke voorwaarden vastgesteld, ook wel aangeduid met poortwachtersvoorwaarden. Zie de volgende paragrafen.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
51/71 GMP+ International
Co-substraten van levensmiddelenproducenten (ontdoeners) kunnen nog tot een nader te bepalen datum onder poortwachterscondities worden aangekocht. Dit geldt ook voor de co-substraten die in de wetgeving in de groepen A t/m F worden genoemd (zie hiervoor paragraaf 1.3.2). 4.2.1 Algemeen De deelnemer mag co-substraten aankopen of ontvangen van een vaste, gekende leverancier die niet a. gecertificeerd is volgens de RBC borging van co-substraten b. gecertificeerd is volgens een in RBC borging van co-substraten geaccepteerde standaard, mits de deelnemer garandeert dat het co-substraat, dat hij in de co-substraatketen brengt, vanaf het moment van productie voldoet aan de voorwaarden en productnormen van de borging van co-substraten. De deelnemer heeft een overeenkomst afgesloten met de leverancier over het voldoen aan de voorwaarden, die in deze standaard zijn gesteld met betrekking tot (het borgen van) de kwaliteit van co-substraten. De verantwoordelijkheden dienen daarbij helder te zijn en zeker te stellen dat de kwaliteit is gegarandeerd. Toelichting Hierbij geldt dat de deelnemer (‘de koper’) eindverantwoordelijk is. De kwaliteitsaspecten die niet door de leverancier kunnen worden gegarandeerd, dient de deelnemer te garanderen. Hij is tenslotte de poortwachter! Deze optie kan bijvoorbeeld gekozen worden als het co-substraat gedurende een langere periode van een niet gecertificeerde producent wordt gekocht. Ook kan deze benut worden als de producent nog niet gecertificeerd is maar een certificatietraject ingaat. Het kan dan de moeite lonen om de risico’s in kaart te brengen en met de leverancier afspraken te maken over wat deze garandeert. De deelnemer dient zelf de ontbrekende kwaliteitsaspecten aantoonbaar te garanderen. Er behoeft niet strikt een partijcontrole te worden uitgevoerd. Er dient een op de resultaten van de risicoanalyse gebaseerd kwaliteitscontrolesysteem te zijn.
4.2.2 Risicobeoordeling De deelnemer moet een risicobeoordeling uitvoeren per leverancier en per cosubstraat. Deze risicobeoordeling moet tenminste bestaan uit de volgende stappen: a. Specificatie van het co-substraat, inclusief de oorsprong en wijze van productie. b. Procesdiagram (algemeen/gedetailleerd) van de oorspronkelijke productie van het co-substraat tot en met levering aan de poortwachter. Let op: In de risicobeoordeling dienen ook alle stappen die volgen na de oorspronkelijke productie, waaronder ook transport, (tussentijdse) opslag, herverpakking en dergelijke, te worden opgenomen. c. Identificatie van gevaren + risicobeoordeling per processtap. d. Opsomming van de beschikbare algemene en specifieke beheersmaatregelen voor het beheersen van de geïdentificeerde risico’s. e. Monitoringsplan + resultaten. f. De schriftelijke overeenkomst met de leverancier (contract).
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
52/71 GMP+ International
g.
De resultaten van de audits door of namens de deelnemer bij de leverancier/producent. De audits kunnen worden uitgevoerd door: 1. De deelnemer zelf; 2. Een inspectie- of certificatie-instelling die door de deelnemer of leverancier is ingeschakeld.
De frequentie van monitoring en de audits is afhankelijk van het risicoprofiel van het co-substraat en de kwaliteitsborging welke door de leverancier aantoonbaar is toegepast. Vanuit het oogpunt van efficiency mogen de risicobeoordelingen van verschillende co-substraten, die in één productieproces vervaardigd worden, gecombineerd worden. De deelnemer moet verder een dossier samenstellen met tenminste de genoemde onderdelen. Dit dossier moet onderdeel vormen van het vereiste RBC borgingssysteem en moet als zodanig worden beheerst en aangepast. 4.3 Inkoop (als poortwachter) van producten van een teler De deelnemer (bijv. een handelaar of een collecteur), die inkoopt van een teler in het kader van deze standaard kan daarbij als poortwachter optreden. Hij dient de navolgende voorwaarden in acht te nemen. De deelnemer dient een risicobeoordeling uit te voeren en op basis daarvan een ingangscontrole programma uit te voeren. Hij mag bij de risicobeoordeling de kwaliteitsborging die de teler toepast, meewegen. Dit houdt onder meer in: a. Het uitvoeren van een risicobeoordeling vanaf de inzaai tot en met de oogst incl. eventuele bewerkingen, zoals opslag en/of transport van de teler. b. Het inzichtelijk maken hoe de risico’s geborgd worden. c. De beheersmaatregelen die de teler dient te treffen dienen in een overeenkomst met de teler vastgelegd te worden. d. De ingangscontrole dient gemotiveerd te worden. e. Controle op de naleving dient door of namens de deelnemer plaats te vinden. Tijdens de audit bij de afnemer dienen zowel de documentatie van de risicoanalyse als de met de met de teler gemaakte afspraken in de vorm van een overeenkomst en het toezicht hierop inzichtelijk te zijn. Toelichting Telers nemen vaak deel aan speciale teeltkwaliteitsprogramma’s, die nationaal georiënteerd zijn en zich niet specifiek richten op het borgen van de kwaliteit als cosubstraat, maar vaak veel meer gericht zijn op voedselveiligheid. Het is ondoenlijk om al deze programma’s te beoordelen in hoeverre de geteelde producten geschikt zijn voor gebruik als co-substraat en om tot een uitwisselbaarheid of acceptatie te komen. Om deze reden is voor aankoop van een teler een zgn. poortwachtersprocotol toe te passen.
4.4 Inkoop van incidentele partijen Aankoop kan ook plaatsvinden op basis van partijcontrole. Zie Bijlage 1 Productnormen co-substraat voor relevante parameters.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
53/71 GMP+ International
Van analyse op één of meerder contaminanten mag alleen gemotiveerd worden afgeweken, op basis van representatieve analyses.
Toelichting Het is onvoorspelbaar wanneer incidentele partijen worden aangeboden en vaak ontbreekt de tijd om voldoende informatie over risico’s en eventuele beheersing daarvan, te verzamelen en te analyseren. Er is ook niet altijd sprake van een vaste relatie en een langdurige overeenkomst tussen poortwachter en leverancier. Omdat de poortwachter in het geheel niet kan terugvallen op garanties van de leverancier, dient hij per partij een controle op relevante kenmerken uit te voeren. 4.5
Inkoop van diensten van gecertificeerde leveranciers
4.5.1 Transport, opslag en laboratoria Het transport en de opslag van co-substraten dient gecertificeerd te zijn. Deze diensten kunnen ook onder poortwachterscondities worden aangekocht. Zie hiervoor de volgende paragrafen. Voor laboratoria geldt: Geaccepteerde laboratoria ISO 17025geaccrediteerd GMP+ B10-gecertificeerd Door nationale overheid aangewezen laboratoria
Opmerkingen Mits de verrichting geaccrediteerd is voor de betreffende op een vergelijkbare matrix (bijv. feed, food)
4.6 Inkoop van niet-gecertificeerd transport De externe transporteur (zonder co-substraat certificaat) die ingeschakeld is moet het volgende kunnen aantonen met betrekking tot het transport van de cosubstraten: a. Een document voor elk laadcompartiment met gegevens van minimaal 3 voorgaande ladingen. b. Gegevens voor elk laadcompartiment over de reinigings- en desinfectieprocedures die uitgevoerd zijn. Reiniging en desinfectie moeten minimaal voldoen aan de eisen uit bijlage 4 Transport. c. Gegevens over de reinigingsinspectie die is uitgevoerd voorafgaand aan het laden van het laadcompartiment. d. Gegevens van de inspecties die uitgevoerd zijn voor elk laadcompartiment. Als het resultaat van de inspectie positief is, is het laadcompartiment goedgekeurd voor het transport van co-substraten. Deze inspectie moet door een ladingsinspecteur worden uitgevoerd. Een ladingsinspecteur is een functie waarvan de details in het kwaliteitssysteem van de deelnemer is opgenomen. Deze rol wordt vervuld door een werknemer die op basis van training en ervaring de kennis en vaardigheden in huis heeft voor het inspecteren van een laadcompartiment met betrekking tot de geschiktheid hiervan voor het laden van co-substraten. RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
54/71 GMP+ International
Indien de te transporteren co-substraten verpakt zijn, is het ook mogelijk om gebruik te maken van niet-gecertificeerd transport. Toelichting Een ladingsinspecteur kan een werknemer van het gecertificeerde bedrijf zijn De deelnemer aan deze standaard kan een checklist opstellen voor het inspecteren van laadcompartimenten.
4.7
Inkoop van niet-gecertificeerde opslag
Op- en overslag mag ook bij niet-gecertificeerde bedrijven plaatsvinden. In dit geval dient de deelnemer a. voor ingebruikname een inspectie uit te (laten) voeren van de beheersing van de opslag; b. vast te stellen dat het opslagbedrijf aan alle geldende wettelijke verplichtingen voldoet; c. in een overeenkomst afspraken vast te leggen m.b.t. de relevante basisvoorwaarden (hygiëne, T&T, etc.), uit te voeren beheersmaatregelen en controles. Dit dient te voldoen aan de in deze standaard vereiste opslagvoorwaarden; d. periodieke inspecties op naleving van de gemaakte afspraken uit te (laten) voeren.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
55/71 GMP+ International
Bijlage 3 ‘Bemonstering & Analyse’ 1.
Algemeen
Bemonstering en analyse maken een belangrijk onderdeel uit van de borging van de kwaliteit van co-substraten. 2.
Bemonstering
2.1 Algemeen Het bemonsteringsplan dient te voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de paragraaf 5.4 Traceerbaarheid. Daarnaast dienen monsters te worden genomen om de vereiste monitoring te kunnen uitvoeren. Zie ook paragraaf 6.6. 2.2 Wijze van bemonstering Bemonstering dient te worden uitgevoerd op een wijze die waarborgt dat representatieve monsters worden genomen. De monsters dienen geschikt te zijn voor het doel waarvoor ze worden genomen. Het bedrijf dient een procedure voor monstername te hebben. 3.
Frequentie van analyse
De deelnemer, die de productie of de handel beheerst via deze standaard, dient een monitoringsplan op te stellen en uit te voeren. Dit monitoringsplan dient gebaseerd te zijn op een gedegen en complete risicobeoordeling, die de deelnemer zelf uitvoert. Zie ook hoofdstuk 6. Het monitoringsplan omvat alle metingen en analyses, die nodig zijn om vast te stellen of de risico’s worden beheerst. De deelnemer dient de tevens de frequentie van analyse vast te stellen, te motiveren en vast te leggen. Indien de deelnemer informatie of signalen ontvangt (via incidenten o.i.d.) over mogelijke gevaren, dient hij direct te beoordelen of deze van aanleiding geven om zijn monitoringsplan bij te stellen. De documentatie en registratie moet compleet en up-to-date zijn. De resultaten van de monitoring dienen in ieder geval bij de jaarlijkse evaluatie van het kwaliteitssysteem beoordeeld te worden Het monitoringsplan omvat: a. Alle geplande inspecties, controles en analyses; b. De frequenties van de inspecties, controles en analyses; De minimum frequentie is eenmaal per jaar. c. De (analyse) methoden en apparatuur die gebruikt worden. Deze methodes moeten geschikt zijn voor het bereiken van de geplande resultaten; d. De instructies voor het uitvoeren van de inspecties en controles; e. De procedures voor en de frequentie van de monstername; f. De laboratoria, die voor de betreffende analyse(s) zijn geselecteerd; g. Het personeel dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de monitoringswerkzaamheden, voor het beoordelen van de resultaten van het monitoringsplan, en voor het vrijgeven van de co-substraten. h. Naleving van de specificaties - en de bestemming, in het geval aan de specificaties niet voldaan is. Zie hiervoor ook paragraaf 6.7.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
56/71 GMP+ International
Een deelnemer mag gebruik maken van representatieve analyseresultaten van producenten of leveranciers, van wie hij co-substraten ontvangt. Dit geldt vooral voor analyseresultaten van ongewenste stoffen, waarvan het niveau in principe niet meer verandert, bijvoorbeeld zware metalen, pesticiden, dioxine. Het is toegestaan dat deelnemers hun bemonstering en analyseverplichtingen gezamenlijk uitvoeren (in een collectief plan). Met betrekking tot deze optie gelden de volgende voorwaarden: 5. Vastgelegd dient te zijn wat de reikwijdte van het plan is („welke cosubstraten vallen hier onder‟), en welke bedrijven deelnemen. 6. Het collectieve plan dient representatief te zijn voor de co-substraten die de deelnemers gezamenlijk produceren of verhandelen. De representativiteit dient gemotiveerd en onderbouwd te worden. 7. Het collectieve plan dient te voldoen aan de bovenstaande RBC voorwaarden, en aan relevante andere RBC voorwaarden. 8. Alle deelnemende bedrijven verkrijgen alle relevante analyseresultaten. 9. Goedkeuring van dit plan (door GMP+ International) houdt in dat deelnemende bedrijven in principe op dit punt niet meer geaudit behoeven te worden. Uiteraard staat het de auditor wel vrij vast te stellen dat het individuele bedrijf voldoet aan de bemonstering en analysevoorschriften betreffende co-substraten die niet in het collectieve plan zijn opgenomen (bijv. mengproducten), en ook na te gaan wat het bedrijf heeft gedaan met de verkregen analyseresultaten. Opmerkingen Afwijkingen ten opzichte van diervoeders Er dient rekening gehouden te worden met mogelijke plantpathogene quarantaine organismen (b.v. aardappelen besmet met ringrot en/of bruinrot) en andere pathogenen die niet worden afgedood in een vergister zonder sanitatie-stap (Plasmodiophora brassicae, Archimycetes spp. Fusarium spp, sclerotia vormende schimmels en Tabaksmozaikvirus.)
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
57/71 GMP+ International
Bijlage 4 ‘Transport’ 1.
Voorschriften ten aanzien van transportvolgorde, reiniging en desinfectie
1.1 Algemeen Het transport moet zodanig beheerst worden dat voorgaande ladingen niet leiden tot een ongewenste contaminatie van het co-substraat, dwz een contaminatie die de kwaliteit van het co-substraat zodanig beïnvloedt dat het uiteindelijke digestaat niet meer aan de gestelde milieunormen voldoet. Het is daarom belangrijk dat laadcompartimenten adequaat gereinigd zijn voordat co-substraten worden getransporteerd. De deelnemer draagt er zorg voor dat het laadcompartiment schoon is, dat wil zeggen volledig geleegd en vrij van restanten materiaal van voorgaande ladingen. Er dient een op de aard van de lading toegesneden reiniging te worden uitgevoerd. De vijf basisprincipes voor reiniging zijn: - X - Niet reinigen - A - Droge reiniging (droge, neutrale producten) - B - Reiniging met water (vochthoudende, plakkende stoffen of mogelijk agressieve, wateroplosbare chemicaliën) - C - Reiniging met water en reinigingsmiddel (eiwitrijke of vette ladingen of chemicaliën die slecht oplosbaar zijn in water). - D - Desinfectie. Een desinfectie is alleen noodzakelijk in geval van voorgaande ladingen die in microbiologisch opzicht onacceptabel zijn Zie hiervoor ook in paragraaf 2.1. In de navolgende paragrafen staan 2 tabellen met producten die bijzondere aandacht verdienen als daarna co-substraat worden vervoerd. De opsomming van deze producten is niet uitputtend 1.2 Ladingen met hoog risico op o.a. zware metalen In onderstaande tabel staan producten waarvan bekend is dat zij hoge gehalten aan zware metalen of andere voor het milieu belastende stoffen kunnen bevatten. Als hierna een co-substraat wordt vervoerd, is de kans op contaminatie aanwezig. Het advies is om grondig te reinigen (minimaal volgens methode C). CS-nr.
Producten met hoog risico
1.001
4,4'-isopropylideendifenol
1.002
Aardolieproducten (brandstoffen en smeerolie)
1.003
Actieve kool (gebruikt)
1.004
Alkanen, C9-C12-iso
1.005
Alkyl hydroxyethyl dimethyl ammonium chloride
1.006
Asfalt en puinasfalt
1.007
Dioctylftalaat (DEHP)
1.008
FCC (Fluid Catalytic Cracking) katalysator in poedervorm, gebruikt
1.009
Gasolie
1.010
Gemedicineerde diervoeders ( of alleen met antibiotica)
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
58/71 GMP+ International
CS-nr.
Producten met hoog risico
1.011
Gips, na filtratie / zuivering
1.012
Hoogovengranulaat van non-ferro metalen
1.013
Huishoudelijk afval en alle daarvan afgeleide fracties
1.014
Lood, loodzouten en overige producten die lood bevatten
1.015
Metaalschroten en draaisels (niet ontvet, gewassen en gedroogd)
1.016
Minerale klei, die is gebruikt voor detoxificatie (o.a. sanering, etc.)
1.017
Mineralen-olie met uitzondering van witte minerale olie
1.018
Nafta (aardolie), waterstofbehandelde lichte
1.019
Onverpakte zaden, behandeld met toxische stoffen
1.020
Oplosmiddelnafta (aardolie), lichte aromatische
1.021
Organische meststoffen of bodemverbeteraars die een voor transport verboden product bevatten
1.022
Petroleumcokes
1.023
Rioolslib (niet verwerkt)
1.024
Solvent-nafta (aardolie), zwaar aromatisch
1.025
Styreen
1.026
Zand, verontreinigd of afkomstig van (voormalige) industrieterreinen
1.3 Ladingen met een microbiologisch risico In onderstaande tabel staan producten waarvan bekend is dat zij een microbiologisch risico met zich mee kunnen brengen. Als hierna een co-substraat wordt vervoerd, is de kans op contaminatie aanwezig. Het advies is om in de reiniging minimaal een desinfectiestap op te nemen. CSnummer 2.001 2.002 2.003 2.004 2.005 2.006 2.007 2.008 2.009 2.010
2.011 2.012 2.013
Desinfectie Beendermeel, ontlijmd, onverwerkt Bijproducten van waterdieren, wanneer niet elders vermeld Bloedproducten van herkauwers of van onbekende oorsprong Botfragmenten (ongeacht dierensoort of gebruiksdoel) Categorie 1 materiaal, volgens definitie in Vo. (EG) 1069/2009, en daarvan afgeleide producten Categorie 2 materiaal (niet zijnde mest), volgens definitie in Vo. (EG) 1069/2009, en daarvan afgeleide producten Categorie 3 materiaal, onverwerkt volgens Vo. (EG) 1069/2009 Flotatieslib van slachterijen Slib van slachterijen Gehydrolyseerde dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers (behalve huiden en vellen), of van onbekende oorsprong Planten die symptomen vertonen van schadelijke plantpathogenen zoals quarantaine organismen bruinrot en ringrot of sclerotia vormende plantpathogene schimmels Van het gelatineprocedé afgeleide eiwitten Vetkanen Vetkanenmeel voor humane consumptie
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
59/71 GMP+ International
CSnummer 2.014 2.015 2.016 2.017 2.018 2.019 2.020 2.021 2.022 2.023 2.024
2.
Desinfectie Vis, dood Ongewervelde landdieren, dood Ongewervelde waterdieren , dood Bloedmeel van herkauwers of van onbekende oorsprong Bloedmeel van niet-herkauwers Bloedproducten van niet-herkauwers Dicalciumfosfaat van dierlijke oorsprong [Calciumwaterstoforthofosfaat] Gelatine van herkauwers of van onbekende oorsprong, droog Organische meststoffen en bodemverbeteraars die andere verwerkte dierlijke eiwitten dan vismeel bevatten Tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong [Tricalciumorthofosfaat] Verwerkt dierlijk eiwit
Transportdocumenten
Indien de transporteur co-substraten wil transporteren, dient hij te beschikken over documenten waaruit de identiteit van het product blijkt.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
60/71 GMP+ International
Bijlage 5 ‘Datasheet voorbeelden’ Voorbeeld 1 DATA SHEET “WORTELSTOOMSCHILLEN” Productomschrijving Wortelstoomschillen worden geproduceerd door gewassen wortelen met behulp van stoom te schillen. Hierbij kookt het buitenste laagje gaar, dit laagje wordt er vervolgens machinaal afgeborsteld. Voor aflevering worden de schillen gemalen.
Indicatieve analyse Gehaltes in g/kg ds Wortelstoomschillen 23-08-2012 Droge stof
5%
Ruw eiwit Stikstof
70 11,2
Fosfor Fosfaat Kalium
3,9 8,9 55,0
Kengetallen vergisting Biogas (m3 / ton) 75 Methaan (%) 52
Adviezen opslag en gebruik Wortelstoomschillen zijn geregistreerd in onderdeel 4 van bijlage AA van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet onder categorie “C1.5 wortelstoomschillen”. Het product moet worden opgeslagen in een verticale zuurbestendige silo of bunker van 50 m3 met roerwerk. Zorg voor een passende aansluitkoppeling tussen opslagplaats en tankwagen en voor een juiste siloaanduiding, zodat verkeerd lossen wordt voorkomen. Op basis van onderzoek blijken wortelstoomschillen de vergistingssnelheid te verbeteren. Omdat organische zuren en ethanol bij de droge stofbepaling niet worden bepaald, wordt in de berekening meer dan alleen de droge stof omgezet tot biogas. Voeg maximaal 10% toe in verband met de lage pH van het product (pH 3,5). Leveringscondities - tanktransport - verkoop op basis van prijs per procent droge stof - leveringsvoorwaarden Bedrijf (achterkant factuur)
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
61/71 GMP+ International
Voorbeeld 2
R6-04 Co Substraat Data Sheet 1. 1.1. 1.2. 1.3. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Verantwoordelijke CSDS Naam Adres Goedgekeurd door Identificatie van het product Productnaam Handelsnaam Artikelcode Kwaliteitsklasse Productomschrijving
2.6.
Herkomst (geproduceerd door) Geleverd door
2.7.
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
Aardappelsnippers Aardappelsnippers 123 A Aardappelsnippers is een bijproduct van de aardappelverwerkende bedrijven dat vrijkomt bij de verwerking van gewassen en geschilde aardappelen tot gesneden aardappelen. Het betreft stukjes aardappel die qua vorm niet geschikt zijn om verder verwerkt te worden. Het product is fris zuur ruikend, wit-geel-grijs van kleur, aardappelstukken
62/71 GMP+ International
R6-04 Co Substraat Data Sheet 3. 3.1.
3.2.
3.3.
3.4. 3.5.
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
Productomschrijving Voortbrengingsproces
Aardappelen worden gewassen en komen dan via een zoutbad, waarin een scheiding plaatsvindt tussen de voor verdere verwerking geschikte aardappelen en aardappelen met een te laag onderwatergewicht, en na een scheiding tussen aardappelen en hout/loof - in een drukvat, waarin de aardappelen, afhankelijk van de bestemming en het seizoen, een bepaalde tijd verblijven. Daarna gaan de aardappelen over een borstelmachine, waar de aardappelstoomschillen als een restproduct vrijkomen. Na sorteren worden de geschilde aardappelen versneden tot frietstaafjes of andere vormen. Bij het verder sorteren komen snippers vrij als restproduct. Het betreft stukjes aardappel, qua vorm niet conform. Deze worden verpompt naar een container via een apart leidingsysteem. Gebruikte grond- en hulpstoffen Grondstoffen: aardappelen (incl. toevoegingsmiddelen en tech- anti-schuimmiddel food grade, (Bij het snijden) nische hulpstoffen) water Logistiek traject Het product wordt dagelijks geladen, aardappelsnippers worden los gestort afgeleverd. (transport, (tussen)opslag, verpakking) Houdbaarheid De houdbaarheid van het product is enkele maanden, Indicatieve analyse Parameter g/kg ds g/kg Waarde bepalende hoeveelheid in kg Drogestof 210 Ruw eiwit 82 Stikstof N 13.12 2.75 36363 (100kg stikstof) Ruw vet 3 Ruwe celstof 27 Ruw as 30 Zetmeel (tot) 718 Suiker 15 Calcium (Ca) 0,6
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
63/71 GMP+ International
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
R6-04 Co Substraat Data Sheet Fosfor (P) Fosfaat Kalium Kali (K2O) Natrium Magnesium Org.stof
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
2,0 4.6 12,1 22.3 0,8 0,7 970
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
0.97
82474 (80 kg fosfaat)
4.68
32051(150 kg Kali)
203.7
14727 (3000 kg OS)= waarde bepalend
64/71 GMP+ International
R6-04 Co Substraat Data Sheet 4. 4.1.
Normen / eisen Relevante wetgeving
4.2.
Relevante normen / eisen (chemische, fysisch, microbiologisch)
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
De producten voldoen aan wet- en regelgeving. De belangrijkste elementen hiervan zijn: Uitvoeringsregeling meststoffenwet en Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. In de Staatscourant van 13 april 2012. In Bijlage 1 zijn de productnormen opgenomen. Parameter Eenheid Wettelijk Contractueel Intern Chemisch Ongewenste stofDe maximaal fen zoals vastgevastgestelde legd in de mestgehaltes voor stoffenwet (o.a. voedermiddezware metalen, len Aflatoxine B1, Pesticiden, giftige onkruidzaden, etc.) en bijlage 1 van GMPcertificatieschema Salmonella aan- of afwezig nvt idem idem in 25 g
65/71 GMP+ International
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
R6-04 Co Substraat Data Sheet pH
Aardappelsnippers 1 17-05-2012 Door verlaging van de pH vindt conservering plaats en worden salmonella en andere pathogenen geïnactiveerd. Max. pH-norm bij spontane melkzuurfermentatie:4,5
4.3. 4.4.
Bedoeld gebruik Opslag- en bewaarcondities
4.5. 4.6.
Transportcondities Verwerkingsvoorschriften
schimmels kve/g nvt idem idem Fysisch Glas, metaaldelen Afwezig (0+ %) geschikt voor zowel mestvergisters met als zonder sanitatiestap Product wordt los gestort. Product verzuurt van nature tot een pH < 4,5 en is daardoor goed geconserveerd. Aflevering in containers. Levering 25 tot 30 ton, afhankelijk van herkomst. Het is een erg energierijk product en heeft een hoog gehalte aan Kalium,. De temperatuur bij aflevering is lager dan 40°C
5. Etikettering Overeenkomstig de wettelijke voorschriften
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
66/71 GMP+ International
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
R6-04 Co Substraat Data Sheet 6. HACCP 6.1. Gevaar
Microbiologische groei (Salmonella, schimmels)
6.2. Risicotaxatie Cat. kans ernst risico (C, M, F) M Zeer klein Groo 2 t
Aanwezigheid pes- C ticiden
Zeer klein
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Groo 2 t
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
6.3. Beheersmaatregel
6.4. Motivatie
pH-meting Salmonella-onderzoek - Frequent ophalen - Containers staan overdekt
Groei van het aantal schimmels en Salmonella in het product aardappelsnippers wordt als een gevaar gezien, doch gezien de getroffen beheersmaatregelen is het risico laag. Het product is rechtstreeks afkomstig van aardappelen die net zijn ontschilt bij een temperatuur van 140 tot 180 graden Celsius, wat gisten, schimmels, entero’s en Salmonella’s afdoodt. De ontschilde aardappel wordt gesneden, en de daarbij ontstane reststukjes gaan in een container De rauwe aardappelsnippers zijn vergelijkbaar met deze die in aanmerking komen voor humane consumptie. De wettelijk vastgelegde MRLwaarden van gewasbeschermingsmiddelen liggen over het algemeen ver onder de toxicologisch vastgestelde ADI-waarden, waarin reeds een veiligheidsmar-
Monitoring grondstof
67/71 GMP+ International
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
R6-04 Co Substraat Data Sheet
Aanwezigheid zwa- C re metalen
Zeer klein
Groo 2 t
Monitoring grondstof
Hergroei microM organismen in container
Zeer klein
Groo 2 t
Frequent laden van het product Overkapte opslag
7. Monitoring 7.1. Parameter 7.2. Analyse Plantpathoge- Salmonella nen pH Zware metalen
Cd (Cadmium) Cr (Chroom)
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Aardappelsnippers 1 17-05-2012 ge van een factor 100 is ingebouwd. Daaruit is te concluderen dat een overschrijding van de pesticide normen in meststoffen niet waarschijnlijk is. De rauwe aardappelsnippers zijn vergelijkbaar met deze die in aanmerking komen voor humane consumptie. Door het CODA werd een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van zware metalen in aardappelen. Uit dit onderzoek blijkt dat, behalve in risicogebieden gekoppeld aan zware industrie, nergens de normen voor zware metalen in de grondstof aardappelen overschreden werden Eventuele groei blijft beperkt door frequent laden van het product en het product verzuurt van nature tot een pH < 4,5
Norm NL 0 in 25 g
7.3. Frequentie 1x/jaar
-
1x/jaar 0,8 mg/kg 50 mg/kg
1x/jaar 1x/jaar
68/71 GMP+ International
R6-04 Co Substraat Data Sheet
Organische microverontreinigingen
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
Cu (Koper) Hg (Kwik) Ni (Nikkel) Pb (Lood) Zn (Zink) As (Arseen) ∑ PCDD/PCDF
50 mg/kg 0,5 mg/kg 20 mg/kg 67 mg/kg 200 mg/kg 10 mg/kg 0,00051 mg/kg
α-HCH β-HCH γ-HCH (lindaan) HCB Aldrin Dieldrin ∑ aldrin/dieldrin Endrin Isodrin ∑ endrin/isodrin ∑ DDT + DDD + DDE PCB-28 (<0.0020) PCB-52 (<0.0020) PCB-101 (<0.0020) PCB-118 (<0.0020) PCB-138 (<0.0020) PCB-153 (<0.0020) PCB- 180 (<0.0020) ∑ 6-PCB (excl. PCB-118) (0.0140)
8,3 mg/kg 0,32 mg/kg 0,032 mg/kg 1,0 mg/kg 0,2 mg/kg 0,2 mg/kg 0,2 mg/kg 0,2 mg/kg 0,2 mg/kg 0,2 mg/kg 0,6 mg/kg 0,48 mg/kg 0,48 mg/kg 2 mg/kg 2 mg/kg 2 mg/kg 2 mg/kg 2 mg/kg 10 mg/kg
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
Aardappelsnippers 1 17-05-2012 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar
∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 ∑ 6-PCB 0.80 0.80 mg/kgds ex pcb118
1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar
69/71 GMP+ International
R6-04 Co Substraat Data Sheet
Nutritie
0.1. Product 0.2. Versienummer 0.3. Versiedatum
Naftaleen Fenanthreen (<0.04) Antraceen Fluoranteen (<0.10) Benzo(a)antraceen (<0.030) Chryseen (<0.080) Benzo(k)fluroanteen (<0.10) Benzo(a)pyreen (<0.050) Benzo(g,h,i)peryleen (<0.050) Indeno(1,2,3-c,d)pyreen (<0.050) ∑ 10-PAK Minerale olie
16 mg/kg 20 mg/kg 16 mg/kg 4,9 mg/kg 6,1 mg/kg 6,1 mg/kg 7,2 mg/kg 7,7 mg/kg 5,6 mg/kg 6,3 mg/kg 307 mg/kg 24.933 mg/kg
Ds Eiwit Celstof Vet Zetmeel Suiker Fosfor Kalium
-
Aardappelsnippers 1 17-05-2012
0.90 mg/kgds 2.30 mg/kgds 0.68 mg/kgds 1.70 mg/kgds 2.30 mg/kgds 1.10 mg/kgds 1.10 mg/kgds 1.10 mg/kgds
1x/jaar
-
1x/jaar
Norm voor de fracties C10-C20 en C20C40, resp 560 en 5600 -
1x/jaar
1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar
1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar 1x/jaar
8. Opmerkingen Geen
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
70/71 GMP+ International
Bijlage 6 ‘Berekening contaminanten’. Berekening Co-vergistingsmaterialen Tabel A. Aangenomen samenstellingen voor covergistingsmaterialen met normale en lage gehalten aan nutriënten A B C D gehaltes van Gehaltes van Parameter Eenheid product X product Y Droge stof g/kg 400,0 400,0 Organische stof g OS/kg droge stof 800,0 800,0 N-totaal g N/kg droge stof 20,0 1,0 P2O5 g P2O5/kg droge stof 22,9 1,1 K2O g K2O/kg droge stof 18,1 1,2 Cadmium mg Cd/kg droge stof 0,5 0,5
Tabel B. Berekende giften aan afval- of reststof bij normgiften voor bemesting met fosfaat, stikstof en kali (80 kg fosfaat, 100 kg stikstof, 150 kg kali en 3000 kg organische stof) A B C D E F B/C B/E maximale maximale gehalte N, P en K toegestane gift gehalte N, P en K toegestane gift Waardegevend van product X in aan product in kg van product Y in aan product in bestanddeel maximale gift in kg/ha kg/kg droge stof droge stof/ ha kg/kg droge stof kg/ ha Fosfaat (P2O5) 80 0,0229 3493 0,0011 72727 Stikstof (N) 100 0,0200 5000 0,0010 100000 Kalium (K2O) 150 0,0181 8287 0,0012 125000 Organische stof 3000 0,8000 3750 0,8000 3750 Bij product X is de hoeveelheid fosfaat het eerste nutriënt welke de hoeveelheid product/ha beperkt Bij product Y is de hoeveelheid organische stof de eerste factor welke de hoeveelheid product/ha beperkt Bij product X zit er 0,5 mg Cadmium/kg droge stof in het product, oftewel 0,5 mg Cadmium per 0,0229 kg fosfaat Dit betekent dat er 0,5/0,0229 = `21,83 mg Cadmium/kg fosfaat in zit. Dit zit onder het max van 31,3 mg Cd/kg fosfaat (tabel 1 UBMW). Bij product Y zit er 0,5 mg Cadmium/kg droge stof in het product, oftewel 0,5 mg Cadmium per 0,8 kg organische stof Dit betekent dat er 0,5/0,80 = 0,625 mg Cadmium/kg organische stof in zit. Dit zit onder het maximum van 0,8 mg/kg (tabel 1 UBMW)
Als de hoeveelheid fosfor niet in vorm van fosfaat is gegeven maar als enkelvoudige P, dan moet teruggerekend worden: P2O5 = 2,29*P Als de hoeveelheid kalium (K) niet in de vorm van kali (K2O) is gegeven, dan moet teruggerekend worden: K2O = 1,205*K
RBC B2 Borging van co-substraten voor vergisting Versie: 1 juli 2013
71/71 GMP+ International