raumbezogene informationssysteme
Handleiding Configuratietool en Service voor deegree WMS, WFS und WCS Versie 1.0
raumbezogene informationssysteme
Inhoud 1 Inleiding...................................................................4 2 Workflow..................................................................5 2.1 Gebruikers data bewerken..........................................................5 2.2 Inloggen en Services beheren.....................................................7 2.3 Web Map Service configureren....................................................9 2.3.1 WMS-laag uit Shape-files toevoegen...................................................10 2.3.2 WMS-lagen in een boomstructuur ordenen .........................................11 2.3.3 Eigenschappen van de kaartlagen aanpassen.....................................12 2.3.4 Afronden van de configuratie...............................................................15 2.3.5 WMS-laag uit databasetabel invoegen.................................................16 2.3.6 WMS-laag uit MIF/MID-files toevoegen.................................................17 2.3.7 WMS-laag uit CSV-file toevoegen.........................................................20 2.3.8 Feature type schema van een WMS laag bewerken.............................21 2.3.9 Weergave voorschriften van een WMS-laag opnieuw toewijzen...........22 2.3.10 Externe WMS laag cascaderend invoegen..........................................23 2.3.11 Rasterdatalaag in WMS invoegen.......................................................25 2.3.12 Bestaande WMS-laag verwijderen......................................................28 2.3.13 Met SLD-files werken..........................................................................28 2.4 Web Feature Service configureren.............................................32 2.4.1 Feature type toevoegen.......................................................................32 2.4.2 Eigenschappen van de featuretypes aanpassen..................................36 2.4.3 Afsluiten van de configuratie................................................................36 2.5 Web Coverage Service (rasterdata) configureren.......................37 2.5.1 WCS service aanmaken........................................................................37 2.5.2 Coverage opbouwen.............................................................................38 2.5.3 Coverage in WCS integreren................................................................40 2.6 Locale Services beheren...........................................................42
deegree configuratie-tool
2
raumbezogene informationssysteme
3 Installatie van de Configuratie-Service....................43 4 Architectuur van de configuratie-tool.......................47 5 FAQs.......................................................................50
deegree configuratie-tool
3
1
Inleiding
De configuratietool voor deegree WMS, WFS en WCS is een uitbreiding van openJUMP. Het configureren werkt zowel voor lokale services als op afstand (remote). Bij gebruik voor lokale services moeten de configuratiefiles direct toegankelijk zijn. De externe toegang wordt via een configuratieservice (Web service) gerealiseerd. In sommige gevallen is in een opgeleverde versie de mogelijkheid om een lokale service te bewerken gedeactiveerd. In dat geval zijn er minder menufuncties. De configuratiefuncties zijn te kiezen via het menu-item 'deegree' en via het contextmenu in de legenda. Er wordt voor het vervolg vanuit gegaan dat er reeds een configuratie-service is geïnstalleerd. Indien dit niet het geval is, dan wordt verwezen naar hoofdstuk 3 waarin staat hoe zo'n service kan worden geinstalleerd. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van de onderliggende architectuur. Gezien de complexiteit is de software mogelijk niet altijd vanzelfsprekend in het gebruik. Daarom wordt aanbevolen deze handleiding zowel bij de installatie als bij toekomstig gebruik te raadplegen. Veel toepassingen zijn in deze handleiding uitgebreid beschreven en met behulp van schermafdrukken geïllustreerd.
4/52
2
Workflow
In hoofdstuk 2 worden, aan de hand van schermafdrukken, de belangrijkste configuratiestappen beschreven. Er wordt vanuit gegaan dat een configuratieservice voor de remote configuratie wordt gebruikt. Aangezien de configuratieservice geschikt is voor meerdere gebruikers, wordt in hoofdstuk 2.1 beschreven hoe gebruikers kunnen worden aangemaakt en aangepast, en hoe deze gebruikers services kunnen aanmaken en instellen. Het daarop volgende hoofdstuk verduidelijkt hoe de services ingesteld kunnen worden. De configuratie-service is via de in Hoofdstuk 3 beschreven URL, die in de configuratietool ingevoerd moet worden, te bereiken.
2.1
Gebruikers data bewerken
In de configuratie-service is een administrator gedefinieerd, die als enige in staat is gebruikers aan te maken en te bewerken. Bovendien heeft de administrator alle rechten om services aan te maken en te wijzigen. Ten behoeve van de configuratie op afstand (remote) kan de administrator na inloggen op de configuratieserver (default gebruikersnaam: admin; default wachtwoord: admin) gebruikers aanmaken, verwijderen en/of wijzigen. NB Nooit de administrator zelf verwijderen!:
Met de checkbox [darf Dienste anlegen/entfernen] kan de administrator bepalen of de betreffende gebruiker zelf nieuwe services mag aanmaken en weer verwijderen.
5/52
[Löschen von Datenbanktabellen] maakt het gebruikers mogelijk om na het verwijderen van een WMS-laag, ook de daar aan ten grondslag liggende databasetabel te verwijderen. NB Wees voorzichtig met deze functionaliteit, aangezien de gebruiker er zeker van moet zijn dat de betreffende databasetabel niet in een andere configuratie wordt gebruikt! Default is het verwijderen via de Configuratieservice gedeactiveerd. Voordat een gebruiker kan worden toegestaan om databasetabellen te verwijderen, moet deze optie eerst in de configuratie-service worden geactiveerd. Pas daarna kan een nieuw aangemaakte gebruiker het recht worden toegekend, tabellen te verwijderen. Via [Zugriff auf beliebige Datenbanken] kunnen gebruikers niet alleen de beschikbare database maar ook willekeurig andere databases als basis voor de WMS- laag of feature types gebruiken. Ook hier geldt dat deze functie, zowel in de configuratie-service moet worden vrijgegeven, als bij het aanmaken van een nieuwe gebruiker moet worden ingesteld. De administrator mag bovendien aan gebruikers services ter bewerking toewijzen [Dienste editieren],
Elke gebruiker kan zelf zijn wachtwoord wijzigen:
6/52
2.2
Inloggen en Services beheren
In dit hoofstuk wordt de inlogprocedure bij een configuratie-service, het beheer van services en het aanmaken van nieuwe services toegelicht. De remote configuratie begint met inloggen op de configuratie-server.
De URL hangt af van de contextnaam waarmee de service is geïnstalleerd. De service is te bereiken via de volgende Url in de configuratietool (NB niet via de browser!): http//applikationsserver:serverport/$Name_des_war_archives (in dit geval: http//applikationsserver:serverport/GWSConfigurationService) Na inloggen kan de te configureren service worden aangepast of een nieuwe service worden aangemaakt.
7/52
Met [Hinzufügen] wordt het dialoogvenster voor het aanmaken van nieuwe services geopend.
Er kan gekozen worden uit de servicetypen WMS, WFS en WCS. Zowel de naam van de service als de Url van de service zijn op te geven. Volgens bovenstaand voorbeeld gaat het om de service Url: http://localhost:8080/firstwms/services. Het laatste deel van de Url, de zogenaamde “servlet mapping” (/services) is een default instelling van deegreeservices en wordt normaal gesproken niet gewijzigd. Indien de service via een netwerk bereikbaar moet zijn, dan moet in plaats van 'localhost' het IP-adres of de DNS-naam worden ingevuld. Het is mogelijk om dit later in de service metadata te wijzigen. Als de Tomcat manager is ingesteld voor remote starten, stoppen en opnieuw starten, zijn deze functies in het menu [Dienste bearbeiten] beschikbaar. Bij het verwijderen van services via de configuratie-tool, wordt aan de gebruiker zekerheidshalve gevraagd of de service daadwerkelijk moet worden verwijderd. Bij het verwijderen van WMS-services wordt bovendien gevraagd of alle databasetabellen verwijderd moeten worden, die door de betreffende laag worden gebruikt. Met het verwijderen moet voorzichtigheid worden omgegaan, omdat in sommige gevallen andere services deze tabellen ook gebruiken. In principe is deze functionaliteit alleen beschikbaar als 1.) het verwijderen van tabellen in de configuratie-tool is vrijgegeven 2.) de service-administrator via zijn gebruikersrechten voor het verwijderen van tabellen is vrijgegeven. Voor het direct lokaal configureren van services, die op hetzelfde systeem werken als de configuratietool, is inloggen niet noodzakelijk. Als deze functies niet beschikbaar zijn onder het menu-item 'deegree' of via de context menu's, dan zijn deze bij oplevering gemaskeerd. Bij het bewerken van lokaal beschikbare configuraties hoeft alleen het pad naar de configuratie-files (WMS of WFS) op te geven:
8/52
Via de knop [Editieren] kunnen aansluitend onder andere de metadata van de services bewerkt worden:
2.3
Web Map Service configureren
De configuratie van een Web Map Service betreft de volgende functionaliteiten:
–
Kaartlaag (layer) uit de volgende bronnen toevoegen: Shape-files MIF/MID-files CSV-tabellenfiles Tabellen uit een Geodatabank Rasterdata WMS-laag van andere services (“cascading”) Kaartlagen in een boomtructuur ordenen;
● ● ● ● ● ● –
9/52
–
Eigenschappen van de kaartlagen bewerken.
Deze functies worden in de volgende paragrafen verder toegelicht.
2.3.1
WMS-laag uit Shape-files toevoegen
Een op Shape-file gebaseerde kaartlaag in OpenJUMP kan als laag worden toegevoegd aan een WMS. Dit geschiedt via het deegree menu , of via het contextmenu in de legenda [Geodaten zu WMS hinzufügen]
Op de achtergrond vindt een test van de geometrieën plaats om bijtijds mogelijke gevolg- en weergavefouten op te sporen.
10/52
Vervolgens moet er ingelogd worden op de configuratie service en aansluitend moet de server gekozen worden waar de nieuwe laag wordt ondergebracht.
In de volgende stap wordt gekozen waar de nieuwe laag in de laagstructuur van de WMS moet worden toegevoegd. Hier kan geen laag, maar alleen een categorie worden gekozen:
2.3.2
WMS-lagen in een boomstructuur ordenen
De boomstructuur van de kaartlagen kan worden bewerkt (zie boven). Met de knop [Bbox übernehmen] wordt het gebied (bounding box) van de categorieën (parentlayer) geconsolideerd met het beschikbare gebied van de sublaag.
11/52
2.3.3
Eigenschappen van de kaartlagen aanpassen
De volgende eigenschappen van WMS kaartlagen kunnen worden aangepast: – – – – –
Titel Naam Samenvatting Metadata-Url Coördinaatreferentiesysteem
– – – –
Bereik Schaal Databron Weergavevoorschrift-files
Er moet hier nadrukkelijk op worden gelet dat de invoer correct is. Er mogen bijvoorbeeld in de laagnaam geen spaties en speciale tekens voorkomen. Verder is het noodzakelijk het coördinaatreferentiesyteem [DatenCRS] te kiezen, waar de oorspronkelijke data op zijn gebaseerd. Softwarematig kan dit namelijk niet worden bepaald, aangezien deze informatie doorgaans niet aan de data is toegevoegd. Als een bepaalde CRS niet in de lijst aanwezig is, dan kan deze via [Neues CRS] worden toegevoegd.
12/52
Vervolgens verschijnt deze CRS in de lijst onder [Daten-CRS]. Aangezien de laag in een andere dan de oorspronkelijke data-crs opgevraagd kan worden, kan de lijst met [Unterstützten Koordinatensysteme], door het toevoegen uit de lijst met beschikbare CRS-en, worden uitgebreid. Voor elk gekozen coördinaatsysteem wordt automatisch – en indien van toepassing getransformeerd - het bereik (boundingbox) berekend. Dit wordt aan de hand van het bereik van de geladen objekten berekend. Deze waarden kunnen echter ook individueel aangepast worden. Daartoe selecteert u, zoals in het volgende voorbeeld, een item uit de lijst en kiest u de knop [Bbox bearbeiten].
13/52
De schaalinvoer [Minimaler Scale] en [Maximaler Scale] hebben betrekking op de WMS-schaal en bepalen het bereik waarbinnen de laag kan worden opgevraagd. Dit moet niet met de SLD-schaal worden verwisseld. Als een laag bijvoorbeeld moet worden weergegeven met een schaal groter of gelijk aan 1:1000, dan moet de [Minimaler Scale] op 0.01 worden gezet. Voor meer informatie kunt u de WMS-specificaties bekijken.
14/52
Na bevestiging met [weiter] is er de mogelijkheid om de attributen te veranderen. De eigenschappen (attributen) van de kaartlagen die beschikbaar moeten zijn in de WMS kunnen worden geselecteerd. Ook de namen van de attributen kunnen hier worden gewijzigd (dubbelklik op de namen). Let er op niet het attribuut te veranderen, die eventueel voor een “thematische weergave” (dus een attribuut geörienteerde weergave) wordt gebruikt. Daarnaast kunnen de transacties 'insert', 'delete' en 'update' van de achter de WMS gekoppelde WFS worden aangezet (doorgaans is dit niet nodig). NB let er op dat er geen spaties maar database-achtige namen worden gebruikt. In het daarop volgende invulscherm mbt de voorschrften hoeven geen veranderingen worden aangebracht.
15/52
2.3.4
Afronden van de configuratie
Nadat de procedure is doorlopen wordt een samenvatting getoond, van de wijzigingen die worden doorgevoerd na het drukken op [Fertigstellen]. Een dergelijke samenvatting (afhankelijk van de gevolgde procedure variëren deze) ziet er als volgt uit:
Deze procedure kan, afhankelijk van de gekozen datagrondlaag, seconden tot enkele minuten in beslag nemen. Indien er veel data verwerkt moet worden, kan het noodzakelijk zijn de Java geheugenruimte voor OpenJUMP te vergroten. Dit kan in het startscript van OpenJUMP (Windows GWSConfigurationTool/bin/openjump.bat & Linux GWSConfigurationTool/bin/ openjump.sh). De parameter Xmx moet in dit geval verhoogd worden.
16/52
Als er al een gelijknamige database-tabel bestaat, dan wordt een foutmelding gegeven:
De naam van de database-tabel wordt bepaald door de naam van de laag, die in de laag-eigenschappen wordt opgegeven.
2.3.5
WMS-laag uit databasetabel invoegen
Als een databasetabel als datagrondlaag van een WMS-layer wordt gebruikt, dan is eerst, als tussenstap, een WFS-service nodig, waaraan de betreffende feature type kan worden toegevoegd. Het inrichten van een WFS-service, is beschreven in hoofdstuk 2.2. Als u de WFS-service verder niet gebruikt, kunt u deze na voltooien van de configuratie weer uit de WMS verwijderen. NB In het hier beschreven proces worden, in tegenstelling tot het werken met Shape-files, geen data gedupliceerd. Er wordt uitsluitend een featuretype definitie op basis van een databasetabel geconfigureerd en deze, gekoppeld met weergavevoorschriften, aan de WMS-configuratie toegevoegd. Maak, zoals in hoofdstuk 2.4.1. beschreven, de gewenste feature type aan. De aansluitend in de configuratietool geladen feature type laag, is ten behoeve van de visuele controle, of de configuratiestap succesvol is afgesloten. Voor verdere analyses of aanmaken van een laag-configuratie voor een WMS, moet deze laag niet worden gebruikt, aangezien hier normaal gesproken slechts een deel van alle feature types worden geladen. Daarom moet deze laag uit de legenda worden verwijderd, om vervolgens de nieuw aangemaakte feature type via de WFS-plugin van de configuratie-tool te laden. Daarbij kunt u het aantal den feature types via de [Optionen] van de WFS-plugin instellen.
Let erop dat het bij een deegree-WFS gaat om de versie 1.1.0.
17/52
De naam van het WFS feature type in de legenda moet worden behouden (zonder 'wfs' ervoor en zonder spaties of bijzondere leestekens), aangezien deze door de WMS wordt overgenomen. Door dubbel te klikken in de legenda kan de laagnaam worden gewijzigd. De weergave kan op de normale wijze worden aanpast. Met een klik van de rechtermuisknop op de kaartlaag kan het toevoegen aan een WMS [Featuretype zu entferntem WMS hinzufügen] worden geinitialiseerd. Een andere manier is het kiezen van het menu [deegree] en vervolgens [Featuretype zu entferntem WMS hinzufügen].
NB Er kunnen alleen WFS feature types ingevoegd worden, die bij de configuratie-service bekend zijn! Externe WFS-en en WFS-en die niet door de configuratietool worden beheerd, kunnen niet worden verwerkt. Wanneer u de feature types laadt, als basis voor de WMS-laag, dan moet u om twee redenen zo veel mogelijk feature types laden: 1). Als u op een bepaald moment een attribuut geörienteerde thematische weergave wilt kiezen, dan is het noodzakelijk alle voorkomende waarden voor de weergave ter beschikking te hebben. 2). Voor het berekenen van het bereik (bounding box) wordt het maximale bereik van de geladen feature types aangehouden en niet van de databasetabel. Het bereik kan echter altijd nog via de laag-configuratie worden aangepast. Vervolgens moet er worden ingelogd op de configuratie-service en moet de WMS service, waarin de laag wordt ondergebracht, gekozen worden. Daarna wordt de categorie gekozen, waar de laag moet worden ingevoegd. In het volgende scherm zijn de eigenschappen van de WMS-laag aan te geven. Door te drukken op [Fertigstellen] wordt de configuratie afgesloten.
2.3.6
WMS-laag uit MIF/MID-files toevoegen
Geëxporteerde files uit MapInfo kunnen via het menu-item [Datei öfnen] als kaartlaag worden gebruikt:
18/52
De kaart kan met de gebuikelijke OpenJUMP functies worden bewerkt:
Ook is het mogelijk, de weergavevoorschriften uit de MIF-file, bij de overdracht in de WMS-configuratie, te gebruiken. Volg daarvoor de werkwijze uit paragraaf 2.3.1 en kies bij de laatste configuratie-stap de optie [Neue Zeichenvorschrift aus Mapinfo-Zeichenvorschriften generieren]:
19/52
Na het afsluiten van de configuratie wordt de betreffende WMS-laag geladen:
20/52
2.3.7
WMS-laag uit CSV-file toevoegen
Tekstfiles in tabelvorm met ruimtelijke data kunnen via het menu-item [Datei öffnen] als kaartlaag worden gebruikt:
In de daaropvolgende 'dialoog' kunnen de referenties worden opgegeven naar de geometrie-data in de file. In het volgende voorbeeld gaat het om een esportfile van een GPS-apparaaat, waarvan de data als volgt is gestructureerd: Position;50.849626668;5.703298314;0.000000000;46.875017269;42.070000000;177.842640074;2008-03-13 19:58:40.391;
Position;50.849628321;5.703298314;3.778200000;46.875017269;41.513043478;177.842640074;2008-03-13 19:58:44.029;
Position;50.849628321;5.703298314;5.706000000;46.875017269;41.240000000;177.842640074;2008-03-13 19:58:45.100;
Position;50.849629974;5.703298314;7.947000000;46.875017269;41.125000000;177.842640074;2008-03-13 19:58:46.345;
Position;50.849629974;5.703298314;9.774000000;46.875017269;41.022222222;177.842640074;2008-03-13 19:58:47.360;
In dit geval wordt het tweede dataveld las y-coördinaat en het derde veld las xcoördinaat gedefinieerd; ook kan hier in een dataveld worden gerefereerd aan WKT-data (OGC Well-Known Text):
21/52
Na het laden van de data, kan de kaartlaag met de functies van OpenJUMP worden bewerkt:
2.3.8
Feature type schema van een WMS laag bewerken
De interne WFS wordt uit de WMS geëxtraheerd: Kies [Dienste verwalten] in het deegree-menu en vervolgens de WMS uit de lijst met services, van welek u de laag wilt bewerken. Na klikken op [internen WFS extrahieren] kan de naam van de te extraheren WFS worden vastgelegd. Nadat dit met [OK] is bevestigd, wordt de WFS-configuratie geëxtraheerd en aan de lijst met services toegevoegd:
22/52
De stappen voor het bewerken van de attribuut-schema's in de WMS gaan zoals in paragraaf 2.4.2 is beschreven. Na afronden van deze wijzigingen in de configuratie wordt de interne WFS (van de WMS, waaruit hiervoor de WFS werd geëxtraheerd) door de configuratie van de geëxtraheerde WFS overschreven. Selecteer daarvoor beide services in de lijst en kies [Internen WFS überschreiben].
2.3.9
Weergave
voorschriften
van
een
WMS-laag
opnieuw
toewijzen Het is mogelijk weergave voorschiften (Styled Layer Descriptors, SLD) van een WMS te overschrijven. Dit kan op twee manieren:: 1. Dit kan onder [Dienste verwalten] waar een WFS, die als databron voor een WMS wordt gebruikt, geëxtraheerd wordt, waarop het feature type, dat veranderd moet worden, geladen kan worden.
23/52
De weergave kan zoals gebruikelijk worden gewijzigd. Aansluitend wordt door de menu invoer [Style in entfernten WMS importieren] het overschrijven van de bestaande weergavevoorschriften in een WMS toegestaan. Log in op de configuratie-server, kies de service en aansluitend de filenaam van de nieuwe Style-file zonder extentie. De filenaam moet identiek zijn met de laag-naam. Let ook op hoofd- en kleineletters. Als de Style al bestaat, wordt gevraagd of deze mag worden overschreven. Bevestig dit. De hiervoor geëxtraheerde WFS-service kan vervolgens weer worden verwijderd. 2. De Shape-file, op basis waarvan de WMS-laag oorspronkelijk werd opgebouwd, wordt opnieuw in de configuratie-tool ingelezen. De naam van de WMS-laag moet bovendien bekend zijn. Geef een weergave instelling op en kies vervolgens uit het menu 'deegree' -> [Style in entfernten WMS importieren]. Log in op de configuratie-service, selecteer de service en aansluitend de filenaam van de nieuwe Style-file zonder file extentie. De filenaam moet gelijk zijn aan de laagnaam. Let bovendien op hoofdletters en kleine letters. Als de Style al bestaat, wordt gevraagd om deze te overschrijven. Dit kan worden bevestigd.
2.3.10 Externe WMS laag cascaderend invoegen Naast het gebruik van eigen data bestaat in deegree WMS ook de mogelijkheid om lagen van externe WMS Services als gecascadeerde databronnen toe te voegen. Er mogen echter niet in dezelfde Tomcat-instantie (configuratie-service) ingevoegde services gecascadeerd worden.
24/52
Daarvoor gaat u naar 'Dienste verwalten' en kiest u de WMS Server, waar de externe laag ingevoegd moet worden. Door te klikken op [Editieren] wordt het dialoogscherm geopend voor het beheren van lagen.
U kunt een categorie uit de lijst kiezen en vervolgens [Entf. WMS-Layer hinz.]
Na het invoeren van de URL (bijvoorbeeld: http://ims3.bkg.bund.de/bund/servlet/gtEntryPoint) en klikken op [Weiter] wordt een lijst getoond met de beschikbare lagen, waaruit de te cascaderen laag gekozen kan worden.
25/52
In de laageigenschappen zijn de meeste elementen uitgegrijsd, omdat deze niet gewijzigd mogen worden.
Na [Fertigstellen] bevestigt u de invoer van een nieuwe laag met [OK] en wordt het [Dienste bearbeiten] venster met [Fertigstellen] afgesloten. De gewijzigde configuratie wordt op de configuratie-service opgeslagen en is direct beschikbaar in de WMS.
2.3.11 Rasterdatalaag in WMS invoegen Rasterdata worden in de WMS in principe via de WCS interface ingelezen. Indien een WMS met een Rasterdatalaag moet worden uitgebreid, dan moeten de data eerst een keer in een WCS configuratie ingelezen worden (zie hoofdstuk 2.5). Als een rasterdatabron al in de WMS is ingelezen, dan moet de daaran ten grondslag liggende interne WCS uit de WMS worden geëxtraheerd.
26/52
Daartoe kan het dialoogvenster [Dienste verwalten] worden geopend en is de WMS te kiezen die met de Rasterdatabron uitgebreid moet worden.
Met [internenWCS extrahieren] extraheert u de interne WCS uit de WMS naar een nieuwe zelfstandige service. Volg vervolgens de stappen zoals beschreven in hoofdstuk 2.5.2 , om een Coverage te genereren en deze aan de WCS toe te voegen. Als u hoofdstuk 2.5.3 succesvol heeft afgesloten, ga dan met de WMSconfiguratie als volgt verder: Nu moeten de geëxtraheerde, en de voor een Coverage uitgebreide WCS en de WMS service worden geselecteerd (met ingedrukte Ctrl-toets). [Lokalen WCS überschreiben] overschrijft de interne WCS van de WMS. Let erop dat hier de juiste services zijn gekozen.
Uit de Rasterdata van de nu weer interne WCS wordt vervolgens een WMS-laag opgebouwd. Daartoe moet de WMS worden geselecteerd en vervolgens worden gewijzigd ([Editieren]).
27/52
De categorie waar de laag aan moet worden toegevoegd kan worden gekozen en vervolgens klikken op [WCS-Layer hinzufügen].
Selecteer de Coverage en na klikken op [Weiter] ...
28/52
..past u de WMS-laag eigenschappen aan, zoals naam [Name], titel, samenvatting [Zusammenfassung], CRS en de geldigheid van het schaalbereik [Gültigkeit des Maßstabsbereiches]. Laat u niet in verwarring brengen door de uitgegrijsde waarde, dit is slechts een dummy. De configuraties gerbuiken gebruiken de correcte in de Coverage gedefinieerde waarde. Klik vervolgens op [Fertigstellen] in het bijbehorende [Dienste bearbeiten] venster. Direct staat de op een rasterdatabron gebaseerde WMS-laag ter beschikking. De voorgaande geëxtraheerde WCS-service kan vervolgens weer verwijderd worden, indien deze verder niet meer wordt gebruikt.
2.3.12 Bestaande WMS-laag verwijderen Een bestaande laag kan via het [Dienste verwalten] scherm worden verwijderd. Afhankelijk van de in hoofdstuk 4 beschreven configuratie van de configuratieservice, kunnen bijbehorende database-tabellen mee worden verwijderd.
2.3.13 Met SLD-files werken Het werken met SLD-files (OGC Styled Layer Descriptor) maakt de export en import mogelijk van weergave voorschriften in OpenJUMP. Een eenvoudige toepassing is de definitie van een weergavevoorschrift, die steeds weer voro verschillende datasets gebruikt wordt. Daartoe wordt het weeragvevoroschrift zoals gebruikelijk in OpenJUMP gedefinieerd en vervolgens met behulp van [Ebenen], [Speichern Darstellung als Datei SLD] geëxporteerd:
29/52
Het geëxporteerde weergavevoorschrift kan vervolgens voor elke willekeurig andere laag worden geïmporteerd, door de laag et selecteren en in menu [Ebenen] – [SLD importieren] te kiezen. In de daaropvolgende dialoogvenster kunnen stap voor stap de in de SLD-file beschikbare weergavevoorschriften gekozen worden:
De geïmporteerde weergavevoorschrift wordt toegepast en er wordt gevraagd naar meer weergavevoorschriften [weitere Zeichenvorschriften]:
In geval van attribuut gebonden weergavevoorschiften, zoals bijvoorbeeld met opschriften het geval is, moet voor de doellaag het betreffende attribuut worden gekozen:
30/52
Het geïmporteerde weergavevoorschrift wordt toegepast, en er wordt naar meer weergavevoorschriften gevraagd:
De import wordt afgesloten, als er verder geen weergavevoorschriften moeten worden geïmporteerd (klik op [Nein])
31/52
2.4
Web Feature Service configureren
De configuratie van een WFS bevat de volgende functionaliteiten: - Feature type toevoegen –
- Eigenschappen van het feature type bewerken
Dit wordt in de volgende paragrafen gedetailleerd beschreven.Er kan zowel een locale als een externe WFS geconfigureerd worden. De betreffende menu's wijken enigszins van elkaar af.
2.4.1
Feature type toevoegen.
Om een WFS met een feature type uit te breiden, is het betreffende item voor het lokaal of remote WFS-configuratie in het menu te kiezen [Geodatenzu WFS hinzufüfgen].
Er volgt of een keuze van de configuratiefile (lokaal) of het inlogscherm voor de configuratieserver (remote). In de volgende stap wordt via [Hinzufügen] het feature type aangemaakt. In het dialoogvenster voor het toevoegen van een nieuw feature type kan de naam, de naamruimte (XML Namespace) en de namen van de schema-file worden aangegeven. De vooraf ingestelde naamruimte [http://www.deegree.org/app] mag niet worden gewijzigd, de filenaam wordt automatisch toegewezen:
32/52
Na bevestiging met [Weiter] kan vervolgens de databron voor het feature type worden gekozen. Als bij de remote configuratie PostGIS of Oracle als database wordt gekozen, dan worden de tabellen getoond van de vooraf ingestelde databases. Andere databases kunnen met de optie [Eigene Datenbank] worden gekozen, mits deze configuratie-optie algemeen en voor de betreffende gebruiker wordt toegestaan. Bij de lokale configuratie en de optie [Eigene Datenbank] volgt een dialoogvenster waarin de inloggegevens worden gevraagd, zoals de naam van de database (bijvoorbeeld: jdbc:postgresql://localhost:5432/mydbname of jdbc:oracle:thin:@localhost:1521:my_oracle_sid), de gebruikersnaam en het wachtwoord:
33/52
Na succesvol inloggen kan vervolgens de tabel gekozen worden, waar het nieuwe feature type op kan worden gebaseerd. Het coördinaatreferentiesysteem wordt automatisch ingelezen.
In het geval van een Shape file wordt in een invoerscherm gevraagd naar de plaats van de catalogus en het onderliggende CRS. In de volgende stap worden de coördinaatreferentiesystemen weergegeven, waarmee het feature type in de WFS beschikbaar moet zijn
34/52
Als 'Shape-file' als databron werd opgegeven, dan kan hier de betreffende file geladen worden.
35/52
2.4.2
Eigenschappen van de featuretypes aanpassen
Via [Dienste verwalten], keuze van een WFS-service, [Editieren] , keuze van een feature type en [Editieren], kunnen individuele attributen van een feature type geactiveerd respectievelijk hernoemd worden. Let erop geen spaties te gebruiken en databankachtige veldnamen toe te passen.
Ook de transactiemogelijkheden Insert, Delete en/of Update aangegeven.
2.4.3
kunnen worden
Afsluiten van de configuratie
Aan het einde van elke procedure wordt een overzichtspagina getoond met een samenvatting van de veranderingen, die door bevestiging met de knop [Fertigstellen] worden overgenomen. Zo'n samenvatting ziet er als volgt uit (afhankelijk van de gevolgde procedure verschilt deze).
36/52
2.5
Web Coverage Service (rasterdata) configureren
Rasterdata kunnen via een deegree Web Coverage Service met hoge performance ter beschikking worden gesteld. Om dit mogelijk te maken is er een gestructureerde en stapsgewijze toegang tot de data nodig. Dit wordt bereikt door pyramidevorming, tiling en indexering. Deegree levert ten behoeve van het prepareren van de data het 'command line' tool Raster Tree Builder (RTB) die voor het verwerken van de data wordt toegepast. De deegree configuratieuitbreiding van openJUMP is bij het genereren hiervan behulpzaam. Als resultaat staan de verwerkte data en de coverage configuratie ter beschikking. Dit moet vervolgens alleen nog aan de service worden toegevoegd, wat om de volgende reden via de configuratie-tool slechts lokaal kan worden doorgevoerd: het doorzoeken van directories op een externe computer, via het door de configuratie-tool toegepaste http-protokol, is erg lastig. Bovendien zijn er grote veiligheidsrisico's. Voor het integreren van de coverage in de Service moet de configuratie van de servers plaatsvinden via het editen van XML configuratiefiles op de externe computer. Hiervoor wordt verwezen naar de deegree WCS documentatie: http://wald.intevation.org/plugins/scmsvn/viewcvs.php/docs/documentation/wcs/d eegree_wcs_documentation_en.pdf?root=deegree
2.5.1
WCS service aanmaken
Een WCS server wordt opgebouwd zoals in hoofdstuk 2.2 beschreven. Bovendien kan een WCS uit een bestaande WMS geëxtraheerd worden. (zie hoofdstuk 2.3.11).
37/52
2.5.2
Coverage opbouwen
In het menu van de configuratieuitbreiding is [Neues Coverage erstellen] te kiezen. Er wordt daarbij van uitgegaan dat de input data reeds een georeferentie bevatten. Deegree is niet in staat, kleurdiepten te veranderen. Daarom moeten deze waarden mbt de invoerdata bekend zijn en worden opgegeven. Via de invulschermen kunnen alle voor de dataverwerking noodzakelijke parameters ingevoerd worden. De diverse items zijn (NB raadpleeg de deegree WCS documentatie): [Bildverzeichnis]
Hier kan de directory worden opgegeven die de inputdata bevat. Er kan worden aangegeven of ook subdirectories meegenomen moeten worden.
[Coveragename]
De naam van de op te bouwen coverages zonder spaties (rasterdata lagen)
[Ausgabeverzeichnis]
Directory die de verwerkte data bevat.
[Ausgabeformat]
Format waarin de data worden verwerkt.
[Daten-SRS]
SRS in EPSG code specificatie van de oorspronkelijke data. Als de gewenste code ontbreekt, kan deze worden ingevoegd.
[Worldfile-type]
De definitie van een georeferentie kan verschillen. Soms geldt het midden van de bovenste linker pixel als referentie, bijvoorbeeld bij ESRI en soms de bovenste linker hoek van de bovenste linker pixel (Oracle). Bij twijfel moet 'center' gekozen worden.
[Interpolation Methode]
Als een WCS Coverage in een andere dan de oorspronkelijke resolutie wordt opvraagd, dan worden de data geïnterpoleerd geleverd. 'Naaste buur' is de meest voorkomende methode.
[Maximale Kachelgröße]
De 'maximale Kachelgröße' (maximale tegelgrootte) geeft het maximale aantal 'pixels' van de randen aan, dat door RTB worden gegenereerd. Dit aantal mag bij voorkeur niet meer zijn dan 500, aangezien bij grotere 'Kachelgröße' de prestaties anders afnemen.
[Anzahl Ebenen]
Het 'Ebenenanzahl' (aantal lagen) is het aantal te genereren lagen in de pyramide. In principe moet een aantal worden gekozen dat past bij de datagrondlaag. Pyramidelagen zijn op de service geldig binnen bepaalde schaalgroottes en bevatten
38/52
afhankelijk van hun resolutie gereduceerde data. De volgende vuistregel kan gehanteerd worden: de oorspronkelijke laag blijft in de originele resolutie bestaan. Elke verdere laag bevat data die ongeveer in resolutie gehalveerd zijn. [Bittiefe]
De bitdiepte van de te verwerken data kan worden gedefinieerd. Aangezien de deegree WCS in staat is verschillende beeldformats aan te bieden maar niet in staat is de kleurdiepte te veranderen, moet van te voren worden bepaald wat een zinvolle combinatie is voor uitvoerformaat ↔ bitdiepte.
[Bldqualität]
De beeldkwaliteit geeft voor bepaalde beeldformats (zoals JPEG) aan hoe sterk de verwerkte data gecomprimeerd wordt.[
[Räumlicher Index]
De ruimtelijke index zorgt ervoor dat de WCS snel de 'tegels' vindt voor het gevraagde bereik. Deze wordt standaard als Shape-file aangemaakt, maar kan ook naar een database worden weggeschreven. Bijvoorbeeld van de Server zijn de url's (op dit moment is alleen een oproep voor de Postgis-databse geïmplementeerd) Postgis: jdbc:postgresql://localhost:5432/gws_config oder Oracle: jdbc:oracle:thin:@localhost:1521:orcl
Vervolgens kan na drukken op [Weiter] bepaald worden op welke wijze de Raster Tree Builder moet worden gestart. Het onderste menu-item laat de aanvraag zien die in een console kan worden uitgevoerd.
39/52
Afhankelijk van de Java configuratie op het systeem waarop de Raster Tree Builder wordt uitgevoerd, kan het noodzakelijk zijn, de geheugenruimte voor Java te vergroten. In de verwerkte RTB aanvraag kon in dit geval de parameter -Xmx1024m toegevoegd worden (Bv. /usr/lib/jvm/java-1.5.0-sun1.5.0.10/jre/bin/java -Xmx1024m -cp ...) of een omgevingsvariabele JAVA_OPTS="-Xmx1024m" worden ingesteld.
2.5.3
Coverage in WCS integreren
Onder [Dienste bearbeiten] kiest u de service waar een nieuwe coverage aan toegevoegd moet worden.
40/52
Kies [Editieren]
De coverage configuratiefile kan, op basis van de in hoofdstuk 2.5 genoemde redenen, alleen lokaal worden gekozen.
Aansluitend coverage selecteren en [Fertigstellen] (finish)
41/52
Verlaat het scherm [Dienste bearbeiten] met [Fertigstellen]. Vervolgens wordt de configuratie naar de service geladen en de integratie van de coverage is afgesloten.
2.6
Locale Services beheren
Bij locale services (WMS, WFS, WCS) kunnen niet alleen nieuwe lagen, fetaure types en coverages worden toegevoegd, maar deze kunnen ook worden gewijzigd. Dit gebeurt met de menufoptie [lokalen WMS editieren], [lokalen WFS editieren] en [lokalen WCS editieren]. Hier kunnen lagen, feature types en coverages verwijderd en gewijzigd worden. Er kunnen in de WMS hiërarchische structuren worden aangebracht, om de lagen te ordenen en te groeperen.
42/52
3
Installatie van de Configuratie-Service
NB De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: Apache Tomcat versie 5.5x met Java Runtime Environment (JRE) versie 5. De Tomcat moet zo zijn ingesteld dat de Tomcat manager van de computer (localhost toegang kan ook), waar de configuratietool op geïnstalleerd is, toegankelijk is. Verder is het raadzaam de JAVA_OPT Parameter (-XX:MaxPermSize=256m) voor de JVM expliciet er in te zetten. U kunt de Tomcat documentatie daarvoor raadplegen. PostgreSQL versie 8.1x of 8.2.x met de bijbehorende Postgis versie wordt aanbevolen. Een koppeling met een PostgreSQL-versie 8.3 is tot nu toe niet mogelijk. Of Oracle Databasesysteem versie 10g.
Als basis heeft de configuratie-service een ruimtelijke database nodig, die voor het vullen van de geodata gebruikt wordt. Tot dusver onderseunde dtabasesytemen zijn PostgreSQL met Postgis en Oracle. Er wordt hier verder van uitgegaan dat een leeg database met ruimtelijke functies bestaat. Er wordt ver verwezen naar de betreffende documentatie van de aanbieder. De eenvoudigste manier om de configuratie-service te installeren is de applicatie GWSConfigurationService.war naar de webapps directory van de Apache Tomcat Installation te kopiëren op de Applicationsserver. Vervolgens wordt deze automatisch geïnstalleerd (deployment), d.w.z. er wordt een directory structuur aangelegd. Alle voor de configuratie van de service benodigde parameters zijn in de file web.xml op te geven; deze is te vinden onder $cfg-home/WEB-INF. Een groot deel van de parameters is reeds als default ingesteld, deze hoeven daarom niet persé te worden opegegeven. In bepaalde gevallen zijn echter wijzigingen van de waarden noodzakelijk. Dit wordt hieronder toegelicht. De service is vervolgens via http//applikationsserver:serverport/GWSConfigurationService in de configuratietool (niet in de browser!) beschikbaar.
43/52
<web-app>
deegree OWS Config Service <description>deegree OWS Config Service <servlet> <servlet-name>cfg <servlet-class>de.latlon.wcfgs.CfgServlet
<param-name>duration <param-value>3600
Hier kan een template voor de Service worden opgegeven. Normaal gesproken zijn er geen aanpassingen nodig.
<param-name>template <param-value>WEB-INF/conf/template.war
In de file 'myusers' wordt gebruikersafhankelijke informatie vastgelegd. Dit gebeurt automatisch, omdat hier geen wijzigingen worden voorgenomen.
<param-name>users <param-value>WEB-INF/conf/myusers
De te beheren services worden in de 'services'-file weggeschreven. Dit gebeurt automatisch, dus hoeven hier geen wijzigingen te worden aangebracht.
<param-name>services <param-value>WEB-INF/conf/services
Hier is het pad naar de webapps-directory van de Applicationsserver op te geven. Alle aangemaakte en beheerde OWS-Services worden hierin automatisch weggeschreven. Omdat bijoplevering de Tomcat-directory 'webapps' wordt toegepast, waar ook de configuratieservice draait, hoeft dit normaal gesproken niet te worden gewijzigd. Bij de invoer ${catalina.home} wordt door Tomcat automatisch de subdirectory 'webapps' onder de Tomcat hoofddirectory aangemaakt.
<param-name>baseurl <param-value>${catalina.home}/webapps
Om de services automatisch deployed (geinstalleerd en (opnieuw) gestart) te krijgen, is het noodzakelijk de Tomcat Manager voor de configuratie-service beschikbaar te maken. Dit gebeurt in de file tomcatusers.xml, te vinden onder $tomcat-home/conf/. Daarbij wordt aan de user Tomcat de rol manager toegewezen.(<user username="tomcat" password="tomcat" roles="tomcat,manager"/>) Anmerkung: Im Deployment Descriptor (i.d.R. zu finden unter $tomcathome/conf/Catalina/localhost/manager.xml kann ein zusätzlicher Eintrag den Zugriff auf den Manager nur für bestimmte (IP-)Adressen zulassen (
) NB: In de Deployment Descriptor (meestal te vinden in $tomcathome/conf/Catalina/localhost/manager.xml) kan door extra invoer de manager slechts voor bepaalde IP-adressen toegankelijk worden gemaakt.(
))
44/52
De URL van de Manager is in de OWS-configuratieservice aan te passen. Voor de lokale toegankelijkheid is 'localhost' voldoende. Externe toegang voor de Tomcat manager is niet nodig. Verder moet de port correct worden opgegeven.
<param-name>tomcataddress <param-value>http://localhost:8080/manager/html/reload?path=
De Tomcat gebruikersnaam...
<param-name>tomcatuser <param-value>admin
.... en het wachtwoord zijn op te geven (zoals in $tomcat-home/conf/tomcatusers.xml)
<param-name>tomcatpassword <param-value>
Nu volgen de dataase verbindingen: De eerstgenoemde databank wordt als backend voor alle remote services gebruikt. De parameter van de PostGISdatabase zijn hier op te geven. <param-name>postgisaddress <param-value>jdbc:postgresql://localhost:5432/gws_config
De PostGIS gebruikersnaam... <param-name>postgisuser <param-value>postgres
..en het wachtwoord zijn op te geven. <param-name>postgispassword <param-value>postgres
Optioneel kunnen ook Oracle Database parameters opgegeven worden. De in dit document eerst genoemde databank wordt gebruikt. <param-name>oracleaddress <param-value>jdbc:oracle:thin:@localhost:1521:orcl <param-name>oracleuser <param-value>schmitz <param-name>oraclepassword <param-value>schmitz
Een bestaande gebruiker is hier als administrator op te geven. Normaal gesproken wordt deze applicatie met een egbruiker 'admin' met wachtwoord 'admin' opgeleverd. Het wachtwoord kan bij 'beheer gebruikers' worden gewijzigd <param-name>admin <param-value>admin
Als een andere dan de default file wms_configuration.xml wordt toegepast (bijvoorbeeld omdat een andere invoer in de service sectie vooraf is toegewezen), dan kan hier een andere referentie (absoluut of relatief-pad) worden opgegeven. De referentie kan worden gehaald uit de owsconfig.jar file. Deze is te vinden in de directory GWSConfigurationService/WEB-INF/lib/ en is
45/52
een ZIP-archief. Maak hier een kopie van en wijzig de naam in owsconfig.zip, open de directory de/latlon/deejump/owsconfig/ en kopieer wmstemplate.xml bijvoorbeeld naar GWSConfigurationService/WEB-INF/conf. Voeg nu het absolute pad in, te beginnen met file:///, in het item <param-value> . <param-name>wmstemplate <param-value>default is to use the internal one
Ook de WFS referentie kan met de volgende configuratie worden aangepast. Hier geldt hetzelfde als bij de WMS referentie, alleen moet hier de wfstemplate.xml worden gebruikt. <param-name>wfstemplate <param-value>default is to use the internal one
Ook de WCS referentie kan met de volgende configuratie worden aangepast. Hier geldt hetzelfde als bij de WMS referentie, alleen moet hier de wcstemplate.xml worden gebruikt. <param-name>wcstemplate <param-value>default is to use the internal one <param-name>stylestemplate <param-value>default is to use the internal one
Als de html-versie van de WMS GetFeatureInfos naar een bepaalde (en niet naar default deegree) lay-out verwijst, dan kan bij 'featureinfo2htmltemplate' naar een ander XSLT script worden verwezen, dat uit de standaard GetFeatureInfo Format GML, de html weergave creëert. Ook hier vindt u een referentie in owsconfig.jar, die u kunt aanpassen. De file is featureinfo2html.xsl. <param-name>featureinfo2htmltemplate <param-value>default is to use the internal one <param-name>featureinfo2gmltemplate <param-value>default is to use the internal one
'deletetables' regelt of de optie beschikbaar moet zijn, dat gebruikers databasetabellen mogen verwijderen na het verwijderen van WMS-lagen. Default is dit gedeactiveerd. Het zetten op 'true' activeert deze optie. Via 'beheer gebruikers' moet deze optie voor nieuw aangemaakte gebruikers worden vrijgegeven. Zie hoofdstuk 2.1. <param-name>deletetables <param-value>false
'arbitrarydatabaseaccess' regelt of het veroorloofd is dat gebruikers andere reeds geconfigureerde databases voor het aanmaken van nieuwe lagen mogen gebruiken. Het zetten op 'true' activeert deze optie. <param-name>arbitrarydatabaseaccess <param-value>false
De volgende configuraties hoeven niet te worden gewijzigd. 1 <servlet-mapping> <servlet-name>cfg /*
46/52
4
Architectuur van de configuratie-tool
In het onderstaande architectuur-schema wordt de basale opbouw van de configuratie-tool en het samenspel tussen de diverse componenten weergegeven. In het weergegeven toegepaste scenario zijn vier netwerkknooppunten opgenomen: ●
de server administrator
●
de gebruiker (wellicht vanzelfsprekend, maar voor de volledigheid weergegeven)
●
de application server
●
de databaseserver
Doel van de door de server-administrator uitgevoerde bewerkingen met de configuratie-tool zijn de componenten „Web Map service“ en „public Web Fetaure Service“. De beide in de afbeelding weergegeven componenten zijn als representatief voor meerdere WMS, WFS en WCS te beschouwen, als de serveradministrator in staat is met de configuratie-tool nieuwe WMS, WFS en WCS services aan te maken. De component “internal Web feature Service” wordt door de WMS als datatoegangslaag – en in voor bepaald gevallen voor het laden van de door de werver-administator op de application-server overgedragen gedata – gebruikt en werkt onafhankelijk van de “public WFS”. Alle drie de componenten beschikt over een eigen configuratie in het datasyteem. ('file system', inde afbeelding in het onderste dele van de knoop 'application server'.
47/52
Aangezien de configuratie-tool de server-administrator direct bij zijn taak ondersteunt, dient de configuratieservice ervoor de voorgenomen wijzigingen aan de configuratie op de WMS-, WFS- of WCS-server over te brengen. Voor het eventueel noodzakelijke opnieuw opstarten van de diverse Web-applications in de Apache-Tomcat wordt de Tomcat manager via een van de beschikbare protocollen aangestuurd- in de afbeelding is als voorbeeld “API” weergegeven. De wijze waarop de data is opgebouwd is per applicatieserver-knoop vastgelegd. De databankserver-knoop beschikt daarvoor over een PostGIS- of Oracle-service. Het format van door de server-administrator ter beschikking gestelde geodata is in de eerste fase van het voorstel (zie onder) gebaseerd op Sapefiles. De door de configuratie-server aangemaakte database tabellen kunnen alleen worden verwijderd als dit van te voren in de configuratie-service is vrijgegeven en alleen door geautoriseerde gebruikers . Deze zijn buiten de configuratie-tool om handmatig te verwijderen indien ze niet meer gebruikt worden. Raadpleeg daarvoor de Postgis-documentatie. Afhankelijk van de beschikbare bronnen -met name de grootte van de hoofdopslagruimte in de knop “application-server” is daarbij kritisch - is het met het systeem mogelijk, dat meerdere server-administrators op één netknoop (die door een centrale plek wordt beheerd) hun eigen WMS-/WFS-service tegelijk kunnen instellen. Daarbij kan optioneel één server-administrator meerdere WMS-, WFS- of WCS-services beheren. Het is tevens mogelijk en in bepaalde
48/52
gevallen ook zinvoller, per server-administrator slechts één WMS- en één WFSservice te laten beheren.
49/52
5
FAQs
Hoe kan ik de contact-data in de Service-metadata permanent veranderen? Unzip de file owsconfig.jar uit de directory lib/ext van uw OpenJUMP-Distribution naar een tijdelijke directory. Kopieer de files de/latlon/deejump/owsconfig/w?stemplate.xml (wcstemplate.xml, wfstemplate.xml, wmstemplate.xml) naar de directory WEB-INF/conf van de configuratie-service. Maak referentie aan nara deze files in de DeploymentDescriptor van de configuratie-service. Voeg aan de file WEB-INF/web.xml één of meer van de volgende invoergegevens toe: <param-name>wcstemplate <param-value>WEB-INF/conf/wcstemplate.xml <param-name>wfstemplate <param-value>WEB-INF/conf/wfstemplate.xml <param-name>wmstemplate <param-value>WEB-INF/conf/wmstemplate.xml
Bewerk deze files met een een XML- of Text-Editor, om de Service-Metadata naar uw wens aan te passen of maak gebruik van de functie voor het bewerken van lokale service-configuraties van de configuratie-tool. Na het verwijderen van een service uit de service-lijst onder Windows, wordt deze niet correct uit de applicationserver Apache Tomcat verwijderd. Waar ligt dat aan? Bij het verwijderen van een service uit de configuratie-tool wordt een Apache Tomcat mechanisme toegepast, dat onder bepaalde omstandigheden niet correct functioneert. Dit probleem kan wordne opgelost door in de Apache
50/52
Tomcat de betreffende directory (meestal in de directory $catalina_home/webapps te verwijderen. Hoe kan ik voorkomen dat bij het laden/verwerken van grote hoveelheid data OpenJUMP respectievelijk de configuratie-tool traag wordt of zelfs vastloopt? Indien u grote hoeveelheden data wilt verwerken, dan kan het nodig zijn de Java geheugenruimte voor OpenJUMP te vergroten. Dit kan in het startscript van OpenJUMP (Windows GWSConfigurationTool/bin/openjump.bat & Linux deegreeKonfigurationswerkzeug 45 GWSConfigurationTool/bin/ openjump.sh). De waarde van de parameter Xmx moet in dit geval worden verhoogd. Hoe kan ik voorkomen dat bij het uitvoeren van de oproep voor de Raster Tree Builder (RTB) de voortgang met een „Java heap space error“ wordt afgebroken? In dit geval is de default waarde voor de maximale geheugenruimte van de gebruikte Java Virtual Machine (JVM) te klein. Door het expliciet instellen van de waarde van: ".../java -cp ..." naar bijvoorbeeld ".../java -Xmx1024M -cp ..." kan deze worden verhoogd. De toegang naar internet/intranet gaat via een proxy-server. Hoe moet ik dit in OpenJUMP instellen? De proxy-instellingen in OpenJUMP worden in de start-file openjump.bat (Windows) resp. openjump.sh (Linux) ingesteld. Open deze file en bewerk de regels met de Java-opties: Windows
Verander de regel die begint met "set JAVA_OPTS=" "-Dhttp.proxyHost=webcache.mydomain.com" "-Dhttp.proxyPort=8080" "-Dhttp.nonProxyHosts=10.85.21.25|
51/52
localhost" Linux
Voeg aan het einde van de file toe na de laatste "JAVA_OPTS=" JAVA_OPTS="$JAVA_OPTS Dhttp. proxyHost=webcache.mydomain.com" JAVA_OPTS="$JAVA_OPTS Dhttp. proxyPort=8080" JAVA_OPTS="$JAVA_OPTS Dhttp. nonProxyHosts=10.85.21.25|localhost"
Vervang de "webcache.mydomain.com" door de naam of het adres van de proxyserver. Voer "8080" van de poort van de proxy-servers in. Als u voor een bepaalde hosts de proxy niet gebruiken wilt, voer dan in: "10.85.21.25|localhost", gescheiden door "|" . In andere gevallen is het voldoende om "localhost" hier in te voeren. Meer informatie is te vinden op: http://java.sun.com/j2se/1.5.0/docs/guide/net/properties.html Na meerdere keren herstarten van de services in Tomcat, als gevolg van het doorvoeren van wijzigingen in de configuratie of herstarten van services, verschijnt in de Tomcat-protocol files een foutmelding die op een MaxPermGen error duidt. Is daar een oplossing voor? Voeg aan de Apache Tomcat een JAVA_OPT toe: -XX:MaxPermSize=256m Bij een poging om een laag aan een WMS-Dienst toe te voegen krijg ik de foutmelding [Eine Tabelle mit den angegebenen Namen existiert bereits]. Elke configuratie-service is gekoppeld aan een database, die bij het aanmaken van een laag een nieuwe tabel aanmaakt met dezelfde naam als waar de toe te voegen laag. Daarom is het niet mogelijk om laagnamen te genereren die overeenkomen met bestaande tabelnamen.
52/52