Redactioneel
Rats een belofte
Architectuur voor gebruikers
In de Nederlandse architectuur dient zich onder de banier van het rationalisme een nieuwe stroming aan. De pleitbezorgers – een hechte groep van met elkaar bevriende architecten uit Amsterdam en Rotterdam – achten een rationalistische benadering van het architectonische ontwerp maar evengoed van een professionele vakbeoefening niet alleen wenselijk, maar ook haalbaar met het oog op opgaven die verscholen liggen in de naoorlogse stad. De groep wil in strikt architectonische termen bespreken wat in de huidige condities kan worden gedaan. Ze is op zoek naar een reëel alternatief dat de architectuur nu, op dit moment kan bieden. Dit streven botst met het conceptualisme dat nog altijd de architectonische productie in Nederland domineert. Onder deze noemer vinden we de meest uiteenlopende bureaus, van mvrdv tot Sjoerd Soeters en inbo. De continue wisselingen van personeel tussen deze bureaus, en daarmee van technieken, oplossingen en werkwijzen, produceren een collectief weten dat zich voortdurend vernieuwt. Nadeel van dit mechanisme is echter dat het zicht op de huidige condities van architectonische productie dreigt te worden vertroebeld. De intelligentie die juist nu wordt verlangd van architectonische oplossingen, wordt opgeofferd aan de herkenbaarheid van het merk. Tegenover deze benadering stellen de Rats een architectuur die geheel ter beschikking staat aan haar gebruikers, die begrepen kan worden en die solide en toegankelijk is. Een architectuur die gebaseerd is op een realistische inschatting van de condities, die uitgaat van nieuwe verhoudingen tussen vormen en woorden en die op een pluralistische manier tot stand komt. De Rats bepleiten een architectuur die zich niet beroept op de buitengewone ervaringen van de sterarchitect, maar samenvalt met de architectuur van het verleden. Alleen op dit laatste terrein kunnen alle personen die de stad gebruiken en voortbrengen, zich met elkaar verstaan. Harm Tilman Het Zorgcomplex in Middelburg door Office Winhov is opgedeeld in vier gebouwen, die aansluiten op de omliggende stedelijke structuur. Tegelijkertijd vormen de verschillende onderdelen weer één geheel door de gedetailleerde metselwerk façades. Foto Harm Tilman
4 | de Architect, oktober 2015
de Architect, oktober 2015 | 5
Proces
Foto Stijn Bollaert Landmark Nieuw Bergen in Bergen door Monadnock
Vernieuwing vanuit architectuur zelf Floris Cornelisse, Job Floris, Hans van der Heijden en Jan Peter Wingender kennen elkaar van een lezing en komen sindsdien regelmatig bij elkaar. Wat hen bindt is een grote voorliefde voor architectonische tradities en precedenten, het realisatieproces, het bestuderen en integreren van materialiteit en het nadenken over de stad en het vraagstuk van de positionering van de architectuur hierin. Ze zien zichzelf niet als een collectief of ideologische beweging; hun verbindende naam, de Rats, is voor hen verbonden met het rationalisme in de architectuur. Harm Tilman volgde deze groep drie maanden en beschrijft hun zoektocht naar een reëel alternatief dat de architectuur op dit moment kan bieden.
de Architect, oktober 2015 | 29
Proces Rats keren architectuur om
Thema: Architect als ondernemer Essay
Rats keren architectuur om Portret van vier architecten als veelbelovende groep De jaren negentig worden gemarkeerd door de opkomst van SuperDutch, een beweging die draaide rond het concept en de materialisering daarvan. Deze stroming concurreerde op beeldniveau met het traditionalisme: Silodam versus Zaanse Huisjes. Onder de naam Rats verenigen zich vier architecten die zich nadrukkelijk aandienen als nieuwe generatie. Deze kiest scherp positie ten opzichte van eerdere benaderingen. De Rats richten zich nadrukkelijk op de conceptualisering van het materiaal, gekoppeld aan een hernieuwde belangstelling voor de stad, waarbij geen enkel stuk wordt uitgesloten. De vernieuwing komt in dit geval uit de architectuur zelf voort.
Tekst
Harm Tilman Portret
Maarten Kools
Rechterpagina Het programma van de Rats vriendengroep is samengebald in deze vedute. “Ze brengt alle schaalniveaus van de inclusieve stad samen. Ze beslaat interieur, stadsplan, renovatie en reparatie, nieuwbouw en monumenten. De architectuur van de inclusieve stad is normaal en laagdrempelig, accommodeert veelzijdig gebruik, is dierbaar en zal ons voor lange tijd omringen.” Floris Cornelisse, Job Floris, Hans van der Heijden en Jan Peter Wingender, Rotterdam 2015
30 | de Architect, oktober 2015
Thema: Architect als ondernemer Dat architecten ondernemers zijn, is tegenwoordig algemeen geaccepteerd. Technische en maatschappelijke veranderingen scheppen telkens nieuwe kaders en kansen. de Architect ziet het als haar taak om daarin helderheid te scheppen en de belangrijkste ontwikkelingen te belichten.
Op een lome, regenachtige nazomerdag ontmoet ik de Rats in Rotterdam. De avond daarvoor had ik Rem Koolhaas in de Rotterdamse Kunsthal een boeiende lezing zien houden over de eerste tien jaar van zijn vorming als architect. Wat me daarbij opviel, was hoe bewust hij zich destijds was van de omliggende posities in het veld en de vraag hoe je je daarbij kunt onderscheiden. Ik vond het een prachtig verhaal, vergelijkbaar met dat wat David Byrne, frontman van de Talking Heads, ooit vertelde over de begindagen van zijn band.1 Ook de Rats zijn zich bewust van hun positie. Volgens Job Floris van Monadnock, het jongste en meest lenige lid van de groep, valt deze samen te vatten in een grote voorliefde voor tradities en precedenten in architectuur. Daarbij zijn ze sterk bezig met het realisatieproces, en het bestuderen en integreren van materialiteit van de architectuur. Typerend is volgens hem ook het nadenken over de stad en de vraag hoe architectuur hierin valt te positioneren. Stedelijkheid is voor de groepsleden een constante factor, aldus Floris. Wie zijn deze Rats? In eerste instantie zijn het niet meer dan een stel bevriende architecten die met elkaar in contact kwamen bij een lezing en na enige tijd elkaar regelmatiger gingen zien. Juist door het losse karakter van dit treffen voelen de architecten zich met elkaar verbonden. Volgens Job Floris zijn het informele gesprekken waarbij het tonen en bespreken van elkaars projecten en de wederzijdse uitwisseling van kennis en fascinaties centraal staan. Volgens Floris moet je er geen collectief in zien of, erger nog in zijn ogen, een ideologische beweging. Toch vormen de Rats meer dan een gezellige mannenleesclub die eens in de drie maanden bij elkaar komt om een interessant onderwerp te bespreken. Dat blijkt al uit de benaming Rats die de vriendengroep aan hun treffen meegeeft. Het woord is niet een verwijzing naar de geweldige rattenfilm Willard uit 1971 waarin een geheel nieuwe opvatting van de menselijke evolutie wordt geschetst; evenmin grijpen de architecten hiermee terug op het fameuze schotschrift ‘Rats, Posts and Other Pests’ van architect Aldo van Eyck uit 1981. De naam Rats is voor de deelnemers aan de gesprekken vooral verbonden met het rationalisme in de architectuur. Ik sprak de groep de afgelopen maanden in uiteenlopende samenstellingen. Op de herhaalde vraag wat dat rationalisme voor hen nu precies inhoudt, kwam eigenlijk nooit een eensluidend antwoord.2 Maar op basis van deze gesprekken heb ik wel een beeld gekregen. Wat de vrienden vooral verbindt met elkaar, althans zo komt het mij voor, is de wens om strikt in architectonische termen te bespreken wat in de huidige condities kan worden gedaan. De gesprekken lijken vooral te bestaan uit een zoektocht naar een reëel alternatief dat de architectuur nu, op dit moment kan bieden. De leden grijpen terug op een groepje architecten dat in de jaren tachtig en negentig regelmatig bij elkaar kwam en achteraf de Whisperers (fluisteraars) werd genoemd. Tot deze losse verzameling behoorden architecten als Tony Fretton, Florian Beigel, Caruso St John en Sergison Bates. Wat deze architecten onderling bond, was hun afkeer van de destijds oppermachtige hightech architectuur van Rogers en Foster, en van het door prins Charles gepromote historicisme. Steen des aanstoots voor de Rats is het conceptualisme dat in Nederland in de jaren negentig opkwam en sindsdien de architectonische cultuur stevig bepaalt.
Conceptualisme en materialisme
In het conceptualisme bestaat een misplaatst begrip over de verhouding tot uitvoering. De laatste is ten onrechte een passieve status toebedeeld, als iets wat er niet toe zou doen, een fase in het bouwproces die het ontwerp moeiteloos kan ‘doorgeven’ naar de volgende fase zonder dat het enige transformatie hoeft te ondergaan. Als we bijvoorbeeld de iconische plannen uit de jaren dertig nemen, van de Ville Radieuse van Le Corbusier tot het
de Architect, oktober 2015 | 31
Proces Rats keren architectuur om
Thema: Architect als ondernemer Essay
“Architectuur is een bij uitstek collectieve onderneming waarin je elementen met elkaar kunt delen”
V.l.n.r. Jan Peter Wingerder, Hans van der Heijden, Floris Cornelisse, Job Floris
32 | de Architect, oktober 2015
de Architect, oktober 2015 | 33
Proces Rats draaien architectuur om
Thema: Architect als ondernemer Essay
Kay Fisker
Josef Frank
De Deense architect Kay Fisker (1893-1965) geldt als één van de boegbeelden van het Deense functionalisme. Fisker was professor aan de Koninklijke Deense Kunstacademie en gastprofessor aan de Massachusetts Institute of Technology. Zijn bekendste project is het masterplan voor de Aarhus Universitet, dat hij samen C.F. Møller, Povl Stegmann en Carl Theodor Sørensen ontwierp.
Algemeen Uitbreidingsplan van Cornelis van Eesteren, dan valt op dat vrijwel geen woord wordt vuilgemaakt aan de uitvoering. Het is een passieve fase die volgt op dat deel van het proces waarin vooral hemelbestormende ideeën worden gevormd. Niets is echter minder het geval. De uitvoering kan wel degelijk veranderen en wel op heel uiteenlopende wijzen. Materialen kunnen verouderen, aannemers kunnen er de brui aan geven enzovoort. Je moet je als architect dus wel actief verhouden tot de uitvoering, door te koppelen, te bemiddelen en te vertalen met deze wereld. Dit lijkt ook het hart te vormen van de opvattingen die zich in de boezem van de Rats hebben uitgekristalliseerd. Het idee dat je van een concept een deugdelijk gebouw kunt maken en dat je niet hoeft te acteren in de uitvoering, is deze groep in ieder geval geheel vreemd. Jan Peter Wingender van Office WinHov, de architect die de architectonische traditie op een zeer assertieve manier verder brengt in de bouwpraktijk, zet dit op een scherpe manier neer: “Wij materialiseren niet het concept, maar conceptualiseren het materiaal. We keren het dus om. Architectuur bestaat niet buiten het bouwen om. Als je het laatste wegsnijdt uit de architectuur, houd je niets over. Ideeën zijn dan richtingsloos en kunnen geen vorm meer vinden in een betekenisvol geheel. Onze positie is in de praktijk uitgekristalliseerd en bloeide op vanuit de onrust die we voelden jegens de wereld van beelden en ideeën.” Ook bij Floris Cornelisse van Happel Cornelisse Verhoeven, wellicht de meest getalenteerde architect van de Rats, ligt het materiaal vanaf het eerste projectbegin direct op tafel. “Dat komt omdat we werken vanuit de context of omgeving van de plek waar we aan het bouwen zijn. We ontwerpen met een grote realiteitszin, we vragen ons steeds af hoe je het construeert. Een gebouw maakt altijd deel uit van de stad en zal daar in materiaal, textuur en tactiliteit op inspelen. Deze interesse is er eerder dan een vooraf vastgelegd ruimtelijk idee.” Jan Peter Wingender spreekt van een autonome lijn die het werk van zijn bureau doorklieft. “Als ik bezig ben met een opgave, komt direct een brede onderstroom van materiaaltoepassingen en -associaties op gang. Ook zijn er ideeën die opborrelen en nog een project moeten vinden. Ik ervaar dat zelf als een rijke manier van werken die niet alleen pragmatisch maar ook poëtisch is en een theoretische kant kent.” Bouwen is voor de Rats geen noodzakelijk kwaad. Ze nemen hiermee een andere houding in tegenover het bouwproces dan veel van hun tijdgenoten. Conflicten met aannemers sluiten ze niet uit, maar altijd is er het besef dat ze elkaar nodig hebben.
De ambitie van de maker
Hans van der Heijden plaatst de afstand die de groep aanhoudt ten opzichte van het conceptualisme, ook in het kader van de strijd die je moet leveren om architect te worden. Het conceptualisme functioneerde goed in een tijd waarin architecten op beeld concurreerden met elkaar en andere ‘imagineers’. Dat gebeurde vooral in het kader van grote projecten waarmee ambitieuze gemeenten in samenwerking met de markt bepaalde stukken stad probeerden opnieuw te ontwikkelen. Het werkte echter niet in de stadsvernieuwing waarin Van der Heijden samen met zijn toenmalige partner Rick Wessels een praktijk opbouwde. Rem Koolhaas had destijds als geen ander door dat dankzij de opkomst van de ludieke economie de condities waren gewijzigd. Het bezwaar van Van der Heijden bij Koolhaas’ positie is dat hij die gewijzigde condities weliswaar omhelsde, maar niet naar zijn hand wist te zetten. “Ik wil als architect aan stedelijke problemen werken. Aan iets wat ertoe doet, aan de massa van de stad. Toen we ons met stedelijke vernieuwing gingen bezighouden, vroegen we ons af welke architectonische taal adequaat zou zijn. Inspiratie hiervoor vonden we vooral in andere Europese steden. In onze praktijk waren niet de beeldvragen, maar de operationele kant onze eerste zorg. Prangende vragen voor ons waren hoe je een opdracht-
34 | de Architect, oktober 2015
Josef Frank (1885-1967) studeerde architectuur in Wenen. Hij was medeoprichter van de Werkbund (1919) en initiator van de Werkbundsiedlung (1932) in Wenen. In zijn woningbouw zette hij zich af tegen de gemeentelijke superblokken en was hij voorstander van Siedlungen. Ook keerde hij zich tegen de decoratieve gevel ten faveure van een meer functionele benadering. In 1933 emigreerde hij naar Zweden waar hij in 1939 het staatsburgerschap verkreeg.
gever benadert, hoe je onderhandelt met een kolkende zaal en hoe je productieprocessen van afstand aanstuurt, aangezien je als architect niet meer op de bouw staat om aanwijzingen te geven. Zeker in de beginjaren was dat een eenzame strijd.” Die zoektocht naar inspiratie is van belang om niet te verzanden in wat Jan Peter Wingender ‘plat pragmatisme’ noemt. Immers, als je een positie wilt verwerven in een bouwproces, zul je ook de taal van de uitvoerende partijen op zijn minst moeten kennen en liefst beheersen. Door geen positie als autonome architect te claimen en door afstand te nemen van het idealisme waarbij je je terugtrekt in een zuivere ideeënwereld, loop je als architect een flink risico. Wingender is zich daarvan zeer bewust. “Om te voorkomen dat je wegglijdt in het bouwproces, is schrijven en onderwijs geven erg belangrijk.” In 1996 won biq stadsontwerp, het toenmalige bureau van Hans van der Heijden, in Engeland een Europanwedstrijd waaraan een opdracht vastzat. Van der Heijden herinnert zich nog goed zijn eerste ontmoeting met Steven Bates en Jonathan Sergison. “Die vertelden en schreven hoe je gebouwen van gipsplaat maakte. Van hun gipsplaattheorie heb ik ontzettend veel geleerd. In een gipsplaathuis kan een kamer elke vorm krijgen, want ze hoeven niet de omhulling te volgen. Dit is een wezenlijk architectonisch thema dat teruggaat op Semper. Maar het is tegelijkertijd pure pragmatiek en hier & nu. Het ging bij hen ook over goedkoopte. Met dit verhaal maakten zij iets kenbaar in een breder maatschappelijk veld. Dus als je mij vraagt wat je nodig hebt om architect te worden, dan zijn het dit soort verhalen.”
Architectuur en traditie
De Rats proberen zich actief te verhouden tot de uitvoering, door met deze wereld te koppelen, te bemiddelen en te vertalen. Het is daarom niet verwonderlijk dat ze een geheel andere verhouding tot de traditie zoeken. Tradities hebben immers alleen bestaansrecht als ze zich weten te emanciperen. Dit kan leiden tot de verdwijning van een traditie, maar ook tot een herleving ervan door te komen tot een nieuwe visie erop en de omgang hiermee. In Nederland kwam in het eerste decennium van deze eeuw het traditionalisme op, volgens sommige critici te beschouwen als de dominante stroming van deze tijd.3 Dat is wellicht wat veel van het goede, maar zeker is wel dat deze bouwstijl het tijdperk van speculatie en overproductie het beste typeert. Kenmerkend voor deze benadering is dat het beeld aan het publiek het idee van een traditie wil teruggeven, dan wel retroactief in het leven wil roepen. Maar ook is een meer vruchtbare relatie tot het verleden denkbaar. Daarbij bestaat het verleden uit objecten met uiteenlopende opvattingen die discussie oproepen en voortstuwen. Ze transformeren betekenissen in plaats van ze te verankeren in een denkbeeldig verleden. In deze richting wijst ook de belangstelling van de Rats voor referenties. Voor een deel heeft dat te maken met de belangstelling van de Rats voor taal. Of liever gezegd voor het terugvinden van een verloren taal. Volgens Job Floris willen de Rats begrippen herformuleren waarmee ze zijn opgegroeid en nuanceringen aanbrengen. Een van die begrippen is het woord experiment. “Experiment wordt in Nederland al snel geïnterpreteerd als een acrobatisch nummer, terwijl experimenten met baksteen of beton ook een geheel andere dimensie kennen. Dat betekent niet dat zaken als maatschappij en context minder belangrijk zijn. Het herdefiniëren van vastgeroeste principes waarin het concept heilig is verklaard, is van groot belang. Dat komt in eerste instantie over als een vernauwing van het vak, maar creëert juist een enorme rijkdom aan mogelijkheden. Die boren we aan door vooruit te gaan en terug te kijken. Dat is de weg van een evolutie in plaats van een revolutie.” Doordat de Rats de legitimatie voor hun architectuur vooral binnen en niet buiten de
de Architect, oktober 2015 | 35
Proces Rats keren architectuur om
Thema: Architect als ondernemer Essay
“Door ons te beperken in het materiaal dat we gebruiken, ontsnappen we aan retroarchitectuur, traditionalisme en vormwillekeur”
36 | de Architect, oktober 2015
de Architect, oktober 2015 | 37
Proces Rats draaien architectuur om
Thema: Architect als ondernemer Essay
Fernand Pouillon
Giovanni Muzio
De Fransman Fernand Pouillon (1912-1986) was actief als architect, stedebouwkundige, aannemer en schrijver. Hij ontwierp moderne onderwijs-, cultuur- en residentiële gebouwen, waarbij vooral zijn naoorlogse woningbouwprojecten bekendheid genieten. Een voorbeeld hiervan is het wooncomplex La Tourette in Marseille aan de oude haven van de stad.
architectuur zoeken, is de neiging tot introspectie groot. Daarbij gaan ze op een manier met referenties om anders dan in de jaren tachtig gebruikelijk was. Rem Koolhaas stapte bijvoorbeeld met veel referenties het vak in, maar was tijdens zijn vorming als architect vooral bezig zich van die referenties te ontdoen. De Rats houden daarentegen sterk rekening met wat achter hen is gebeurd, juist om daar iets eigentijds van te maken. Niets wordt daarbij uitgesloten, het kan zowel iets zijn wat ze hebben gezien op reis, wat je leest in een boek of tegenkomt in een tijdschrift. Alles in die zin is architectuur. Ze vormen referenties die overigens pas bestaan bij de gratie van het feit dat je ze cultiveert. Architectuur is een bij uitstek collectieve onderneming waarin je elementen met elkaar deelt en uitdraagt. Job Floris ontwaart twee lijnen in het gebruik dat de Rats van referenties maken. “Toen we besloten dat het bezoekerscentrum op de Veluwe een landhuis zou worden, gingen we die ook bestuderen. Als we torens bouwen, onderzoeken we die traditie. Wel ontwikkelen we daarbij onze voorkeuren, gekoppeld aan onze interesse voor materialiteit en massa.” Maar er is tegelijkertijd een andere lijn, door Floris benoemd als “fascinaties die uit de lucht komen vallen, die je aanspreken en die niet direct operationeel zijn. Een heel ranke toren die eruit ziet als een huis. Vreemde hybrides die je enorm intrigeren. Soms keren deze referenties terug in je werk, vaak ook niet.” Hans van der Heijden herkent zich in dit beeld. “Wat ik op mijn vakanties doe is foto’s maken, bijvoorbeeld van een kerk die in vijf verschillende stijlen is gemaakt. Dan zie ik allerlei waanzinnige botsingen die voor mij buitengewoon interessant zijn. Deze hebben in de geschiedenis altijd plaatsgevonden, maar bevinden zich tegelijkertijd in een continuüm van materialen en constructies. Het is niet zo dat dit nu niet meer bestaat, maar het vereist wel een ethische stellingname. Je moet je afvragen hoe je daarmee omgaat. Accepteren we het of gaan we een nieuw continuüm zoeken?” Op dit punt begint zich een nieuwe architectuuropvatting uit te kristalliseren. Floris Cornelisse bepleit een architectuur uit één stuk, een architectuur die niet uit elkaar valt en die fragmentatie ondervangt die de huidige architectuur zo kenmerkt. “We zoeken naar zo’n architectuur uit een stuk in de eerste plaats door middel van materiaal en autonomie van het gebouw. Onze school in Mechelen staat daar symbool voor. Vaak ligt een oplossing ook mooi verscholen in de typologie en blijkt die zo goed te werken, dat een andere ruimtelijke oplossing de plank misslaat.” De vraag is of dit wordt gezien, in de eerste plaats door de vakgemeenschap die voor het grootste deel nog altijd conceptueel is georiënteerd. Jan Peter Wingender wijst op de grote herkenbaarheid van zijn gebouwen, in de manier waarop ze worden ontvangen en gebruikt. “We hanteren daarvoor een lastig begrip als vanzelfsprekendheid. Het gemak waarmee gebruikers zich een gebouw toe-eigenen, hangt daar sterk mee samen. Inspiratie is voor zowel de maker als de beschouwer van belang. In de schilderkunst is het niet anders. Dat maakt ons werk ook saai.” Floris Cornelisse vergelijkt het met de praktijk van de jazzmuziek. “Iemand als Miles Davids speelt met veel discipline. Maar ook met dissonanten, met iets wat net uit de pas loopt. Als luisteraar zie je dit snel over het hoofd. Dat is met onze architectuur ook het geval. De afgeronde hoeken van de entree van de school beschouw ik als een dissonant in een verder rationeel systeem. Free jazz in staccato is leuk en biedt voor mij als architect een klein plezier.”
Fascinatie voor de stad
In 1966 verscheen het boek De architectuur van de stad van de Italiaanse architect Aldo Rossi.4 In de jaren zeventig was een niet al te beste Duitse vertaling beschikbaar, verschenen in de legendarische boekenreeks Bauwelt Fundamente van Ulrich Conrads. Pas in de jaren tachtig konden architecten met dit traktaat kennismaken via de Engelse ver-
38 | de Architect, oktober 2015
Giovanni Muzio (1893-1982) was een Italiaanse architect uit Milaan, die aan de wieg stond van de Novecento-architectuur. In zijn bakstenen gebouwen bracht hij klassieke en moderne elementen samen. Tot 1963 was Muzio docent aan de Politecnico di Torino en de Politecnico di Milano.
taling die verscheen bij het Any Instituut van Peter Eisenman. Door de inspanningen van Umberto Barbieri kwam later voor Nederlandse architecten een goede vertaling beschikbaar. De architectuur van de stad is een merkwaardig boek, in de zin dat er niet veel structuur in zit, bepaalde argumenten talloze malen worden herhaald en de architect niet echt tot duidelijke conclusies komt. De Franse criticus Francoise Choay karakteriseerde het boek ooit als een anthologie, een verzameling elementen die op een weinig systematische manier bij elkaar waren gezet. In het boek wordt dan ook geen theorie geformuleerd. Eerder is het zo dat de auteur een nieuwe praktijk voor de architect blootlegt. Rossi lijkt in De architectuur van de stad vooral een nieuw toekomstperspectief of horizon te schetsen ten opzichte van de moderne architectuur.5 De Rats lijken zich nauwelijks bewust te zijn van de impact die Rossi met dit boek heeft gehad. Desgevraagd vertelt de groep meer verwantschap te voelen met de Zwitserse architect Roger Diener die in de jaren tachtig vruchtbare bezoeken aan Nederland aflegde en hier toen ook veel bouwde. De Rats beschouwen hem als een van de weinige architecten die het bouwen weet te koppelen aan een theorie van de architectuur van de stad. In hun bewondering voor zijn werk speelt mee dat zijn bureau een commerciële machine met een enorme productie is, maar daarbij een vocabulaire hanteert dat sterk experimenteel van karakter is. Ze betreuren het dat deze positie destijds in de architectonische cultuur geen grotere weerklank heeft gekregen. De Rats beschouwen de stad, behalve als een sociaal product, ook als een gebouwd product. Historisch gezien zijn volgens Jan Peter Wingender architecten als Jo Coenen, Francine Houben en Bob van Reeth te beschouwen als lichtende voorbeelden. Op dit moment werkt de groep aan een schaduwcanon met architecten die met een grote eigenheid en gevoel voor moderniteit de traditie voortzetten. Architecten als Kay Fisker, Josef Frank, Fernand Pouillon, Giovanni Muzio en Fritz Höger maar ook de Rotterdamse architect Adrianus van der Steur maken hiervan deel uit. Aan Luigi Snozzi ten slotte ontlenen ze het idee dat het gebouw onderdeel is van de stad en zijn kracht ontleent aan de plek waar het staat. Om dit potentieel van de stad te ontdekken bezochten we onlangs gezamenlijk enkele recente gebouwen van de Rats in de periferie van Nederland en de Nederlandse stad. Volgens Jan Peter Wingender gaan alle vier gebouwen heel sterk over de plek waarop ze staan. “Nu ik Nieuw Bergen bijvoorbeeld heb gezien op zijn plek, begrijp ik waarom het is zoals het is. Monadnock laat het altijd met een zekere abstractie zien, maar het gebouw is eigenlijk alleen te begrijpen als onderdeel van het dorp. Het project is extreem contextueel, terwijl het tegelijkertijd autonoom is in zijn verschijningsvorm.” Hans van der Heijden schreef mij in de voorbereiding op dit artikel dat architectuur er goed aan doet niet hele stukken stad uit te sluiten. “De wereld verstedelijkt. Het dorp, de buitenwijk en de binnenstad raken verbonden met elkaar in grootschalige netwerken. Al die stukken stad verdienen het om als volwaardig ontwerpprobleem in het architectonisch domein gebracht te worden. De hedendaagse architectuur wordt geproduceerd met een veelheid aan technieken. Deze zijn wederom allemaal gelijkwaardig, maar worden steeds gewogen op hun concrete stoffelijke effect in het gebouw.” Deze inclusieve stad sluit voor de Rats derhalve niets uit, en dat betekent dat ze hun werkveld groter zien dan slechts het repareren van de stad zelf. Floris Cornelisse: “We denken ook aan het publieke interieur van de stad als architectonische opgave, aan het silhouet van de ommelanden en de civiele kunstwerken ervan en, last bot not least, aan de autonomie van landschappelijke gebouwen daaromheen.” In nauw onderling overleg maakt de vriendengroep speciaal voor dit artikel een vedute die dat samenspel laat zien. Op dit vlak voelen de Rats grote verwantschap met die architecten en stedebouwkundigen
de Architect, oktober 2015 | 39
Proces Rats keren architectuur om
Gezicht op Delft met fantasieloggia Daniël Vosmaer (1622-na 1666) maakte in 1963 het schilderij Gezicht op Delft met fantasieloggia. In het werk past Vosmaer de – voor die tijd – nieuwe perspectieftechniek toe, waarvan de uitvoering nog wat gebrekkig is. Dit schilderij is in het bezit van Museum Prinsenhof in Delft.
1. David Byrne, How Music Works (2013), Nederlandse vertaling Hoe Muziek werkt, 2014. 2. Van de vier Rats is Hans van der Heijden de enige die het rationalisme actief heeft verwerkt. Zie zijn essay ‘The Heroism of Rationalism?’, opgenomen in: Andrew Peckham en Torsten Schmiedeknecht (red.), The Rationalist Reader, 2013. Deze opvatting lijkt echter voor de Rats geen rol te spelen. 3. Bernard Hulsman, Double Dutch. Nederlandse architectuur na 1985, 2013. 4. Aldo Rossi, L’architettura della città, 1966. 5. baukuh, Due saggi sull’ architettura, Sagep Editori, p. 64. 6. ‘Catch and steer’ is het motto van een ontwerpbenadering die uitgaat van aanwezige investeringsstromen en bouwinitiatieven, deze probeert te bundelen en versterken en zo te benutten voor het uitlokken van nieuwe investeringen. Zie Hans van der Heijden, ‘Catch and Steer. Deel A, ontwerpmethode’, typoscript, 24 p., 20 augustus 2014.
40 | de Architect, oktober 2015
die zich het Engelse ‘Catch and Steer’ eigen lijken te hebben gemaakt.6 Jan Peter Wingender: “Zij bekijken alles op hun toekomstwaarde en sluiten daarbij niets uit, of het nu een Victoriaans stadhuis is of een torenflat uit de jaren zeventig. Zij accepteren de stad in al haar facetten en kijken daar ongedwongen naar. Zo zijn ze in staat om in de meest uiteenlopende condities een antwoord te formuleren en hoeven ze niets uit te sluiten.” De Rats willen dat ook. Als je de stad als object van interventie ziet, dan zul je rekening moeten houden met tal van dimensies. De Rats reppen van een veelkleurige stad. Hans van der Heijden verduidelijkt deze notie aan de hand van de naoorlogse stad. “Veel architecten flirten met de stad, maar de vraag is om welke stad het gaat. In Zaandam werken architecten als Sjoed Soeters, Wilfried van Winden en Winy Maas aan een ideaalvoorstelling van de stad. Mijn programma heeft echter een sterk activistische kant. Vijftig procent van alle woningen is na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. De naoorlogse stad is dus omvangrijk, maar we kennen haar slecht. In de naoorlogse stad bestaat een ander idee van schaal, er is meer repetitie en de eenheden zijn groter. Over deze stad maak ik me ernstige zorgen. De manier waarop je kunt interveniëren, hangt bijvoorbeeld sterk af van de portfolio van een corporatie. Die stad werkt anders en de manier van ingrepen ook. Je begrijpt Ommoord niet door er een middag doorheen te lopen. Het vergt een langdurig commitment.”
Van additie naar reductie
De stad is alleen kenbaar door de materialiteit ervan te accepteren en inderdaad ‘niets uit te sluiten’. Inzet daarbij is de structuur op het spoor te komen die betekenis geeft aan de elementen. Daarbij werken de Rats van het algemene naar het bijzondere. Op dit punt aangekomen lijkt de schatplichtigheid aan Rossi nauwelijks te ontkennen. Job Floris verklaart althans dat de Rats “een heel duidelijke beperking kiezen in het materiaal dat ze willen gebruiken. We reduceren om te ontsnappen aan retroarchitectuur, traditionalisme en vormwillekeur. Alleen op deze manier kunnen we onderdeel uitmaken van het nu.” Aan deze intentie met beperkte middelen maximale zeggingskracht te bereiken, zit volgens Wingender ook een sterk operationele kant: “Je moet als architect in het spel van het bouwen overeind zien te blijven. De architecten van de vorige generatie werken precies andersom. Zij voegen in het bouwen steeds meer ideeën toe en zullen nooit met twee details een gebouw proberen op te lossen. Dat maakt ze kwetsbaar in het bouwproces. Onze aandacht voor materiaal en typologie en de zoektocht naar de essentie daarvan is beslist een manier om in het bouwproces overeind te blijven.” De manier waarop Hans van der Heijden zijn project voor de Oranjeboomstraat een metselwerkgevel geeft, vindt Wingender een goed voorbeeld. “Hij maakt erkers door de steen simpel een kwartslag te draaien. Met zo’n operationele houding kun je op de bouwplaats dingen voor elkaar krijgen. Het is een manier van werken maar ook een modus operandi om overeind te blijven in het bouwproces.” De toekomst van de architectuur bevindt zich volgens de Rats in het integrerende vermogen van de architect. Hans van der Heijden, zonder enige twijfel de denker en katalysator van de vriendengroep, zegt: “Wat een architect doet, is integreren. Niemand anders in de bouwkolom doet of kan dat. Architecten zijn de enigen die het tegelijkertijd over programma, constructie, typologie, materialiteit en geschiedenis kunnen hebben. Een architect kan op heel veel velden tegelijk schakelen. De vraag is dus vooral hoe de discipline dit vermogen in zijn voordeel kan aanwenden, terwijl de druk op dit moment nu juist is hiervan af te zien.”
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Zorgcomplex Maisbaai in Middelburg Office Winhov In de Dokhaven in Middelburg bouwde de voc in de zeventiende en achttiende eeuw honderden Oost-Indiëvaarders. Tegenwoordig vormt dit gebied een grensstrook tussen twee verschillende stedelijke structuren. Aan de ene zijde ligt de Kinderdijk met zijn oude pak- en herenhuizen. Aan de andere zijde ligt de jarentachtigwoonwijk Maisbaai, naar een stedebouwkundig ontwerp van Aldo van Eyck. Tekst
Marieke Giele Beeld
Stefan Müller
Begane grond in de situatie
Opdrachtgever prijsvraag gemeente Middelburg, Middelburg Opdrachtgever bouwopdracht Woongoed Middelburg, Middelburg Ontwerp Office Winhov, Amsterdam Projectarchitect Joost Hovenier Aannemer Heijmans Woningbouw, Grijpskerke Bruto vloeroppervlakte 3.980 m2 Programma 27 appartementen, drie woon-zorggroepen voor ouderen, zorggebouw Datum voorlopig ontwerp 2008 Oplevering 2015
Op dit grensgebied ontwierp Office Winhov een nieuw woonensemble voor de socialehuursector en voor de groepszorg van mensen met een psychogeriatrische aandoening. De vier nieuwe gebouwen benadrukken het einde van de Dokhaven en sluiten door de verschillende grootten goed aan bij de bestaande bebouwing in de omgeving. De open ruimten zorgen tevens voor een verfijning van het stedelijk weefsel. De diversiteit van de functies komt samen door de overkoepelende architectuur van licht hellende daken en de bakstenen gevels. Dit zorgt ervoor dat de verschillende onderdelen één geheel vormen,
waar de stedelijke structuur tussendoor loopt. Belangrijke opgave voor de architecten was de groepswoningen een normale huiselijke sfeer te geven. Deze bewoners hebben namelijk een veilige omgeving en goede zorg nodig, waardoor zij aan hun huis gebonden zijn. Om deze reden hebben alle woonkamers grote ramen met uitzicht op de haven en het centrale plein. De bovengelegen huurwoningen beschikken eveneens over grote ramen, die veel lichtinval opleveren. Samen met de bakstenen balkons zorgt dit voor een ruimtelijk appartement dat de relatie aangaat met de omgeving.
de Architect, oktober 2015 | 41
Proces Zorgcomplex Maisbaai in Middelburg
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Squares Dronningegården is een naoorlogs, modernistisch wooncomplex in Kopenhagen van Kay Fisker in samenwerking met C.F. Møller en Svenn Eske Kristensen. De functionalistische architectuur wordt gekenmerkt door slanke, hoge gevels rondom een centrale stedelijke ruimte. Deze opzet is geïnspireerd op de ‘squares’ die in Engelse steden zijn aangelegd.
Vanuit de woningen hebben de bewoners een mooi uitzicht over de haven.
Het zorgcomplex Maisbaai accentueert het einde van de Dokhaven.
42 | de Architect, oktober 2015
de Architect, oktober 2015 | 43
Proces BSGO De Spreeuwen in Mechelen (b)
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
BSGO De Spreeuwen in Mechelen (b) Happel Cornelisse Verhoeven Architecten Basisschool De Spreeuwen is gelegen op een langwerpig kavel aan de Leuvensevaart in Mechelen. De kleuterschool is door de jaren heen verschillende malen uitgebreid, wat heeft geresulteerd in een bonte aaneenschakeling van gebouwen en pleinen. Voor een uitbreiding kreeg Happel Cornelisse Verhoeven Architecten de opdracht om tien nieuwe kleuterklassen en een overdekt speelplein aan het complex toe te voegen.
nieuw samenkomen, bevindt zich de hoofdentree van het gebouw. Deze komt uit op de twee overdekte binnenhoven van de school die de kleuterklassen ontsluiten. De binnenhoven, oftewel de bestaande gymzaal en een nieuwe buitenspeelkas, functioneren als het collectieve hart van de school, waar ouders en kinderen elkaar ontmoeten en de seizoenen langzaam passeren. Het bestaande gebouw kenmerkte zich door de verweerde betonstenen uit de jaren zeventig.
Desondanks bleek de school bouwkundig en installatietechnisch prima geschikt voor uitbreiding en renovatie. Daarnaast was de school bij haar gebruikers geliefd om de gangloze plattegrond met de multifunctionele ruimte in het midden en de ruime klaslokalen die directe toegang geven tot de omliggende buitenruimte. Happel Cornelisse Verhoeven Architecten sluit hierop aan door in de nieuwbouw de constructie, bouwhoogten en geveldelen van het bestaande
gebouw over te nemen. Vervolgens laten zij de beide vleugels samenvloeien door de gevel te voorzien van een zandkleurige vertinlaag en een rondgaande, betonnen dakrand. Ter hoogte van de turnzaal en de buitenspeelkas hebben zij tevens een stalen kroonlijst toegevoegd, waarin de naam van de school te lezen is. Dit overkoepelende, eenvoudige materialenpalet en de typologische ingreep hebben uiteindelijk geleid tot een sterke architectonische eenheid van oud en nieuw.
Tekst
Marieke Giele Beeld
Stefan Müller
Opdrachtgever Gemeenschapsonderwijs Vlaanderen, Brussel Ontwerp Happel Cornelisse Verhoeven Architecten bv, Rotterdam Adviseur constructie BAS BVBA, Leuven Adviseur installaties SB Heedfeld, Riemst Adviseur akoestiek Daidalos Peutz, Leuven Aannemer IBO NV, Heffen Serrebouw De Clerq Industriebouw, Lochristi
Deze opdracht is door de architecten aangegrepen om van het bestaande heterogene weefsel en het nieuwe programma één geheel te maken. Hiervoor leggen zij de nieuwe lokalen gespiegeld tegen het huidige kleuterblok aan, zodat één langgerekte school ontstaat en het aantal bouwvolumes beperkt blijft. In het centrum van de nieuwe school, waar oud en
44 | de Architect, oktober 2015
Happel Cornelisse Verhoeven Architecten laat oud en nieuw samengaan in het zeventig meter lange schoolgebouw van bsgo De Spreeuwen.
de Architect, oktober 2015 | 45
Proces BSGO De Spreeuwen in Mechelen (b)
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Noord-Hollands Archief, Haarlem In de binnenstad van Haarlem ontwierp Happel Cornelisse Verhoeven Architecten van 2010 tot 2012 het Noord-Hollands Archief. Het complex bestaat uit drie aaneengeschakelde gebouwen rondom een centrale binnentuin. Hcva heeft de nieuwe gevel laten aansluiten bij de hoogte van de cordonlijsten van het voormalige weeshuis, waardoor de gebouwen samenvloeien.
4
4
2 4
4 4 1 Begane grond (oude situatie)
4
4
4
4 3
4
4
4
1
4
4
2 4
4
4
4
1 entree 2 speelzaal
De nieuwe buitenspeelkas heeft een glazen dak dat verwijst naar de naburige glastuinbouw.
46 | de Architect, oktober 2015
3 buitenspeelkas Begane grond (nieuwe situatie)
4 klaslokaal
de Architect, oktober 2015 | 47
Proces Oranjeboomstraat in Rotterdam
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Oranjeboomstraat in Rotterdam Hans van der Heijden Architect
‘Punt’ en ‘Komma’, Den Haag De Portugese architect Alvaro Siza (1933) ontwierp van 1985 tot 1989 twee woningbouwprojecten met 106 woningen in de Schilderswijk in Den Haag. De blokken beschikken – in Hollandse traditie – over metselwerk façades en Haagse portieken. Siza heeft hieraan met accenten in het materiaal- en kleurgebruik op subtiele wijze verbijzonderingen toegevoegd.
De Oranjeboomstraat was ooit een lange, statige laan in de Rotterdamse wijk Feijenoord, waar beneden- en bovenwoningen de kerken en scholen in de straat flankeerden. Tijdens de stadsvernieuwingsperiode zijn veel van de panden vervangen of gerenoveerd, waarbij is afgestapt van de kenmerkende pandsgewijze opzet. Hans van der Heijden Architect brengt met de nieuwbouw van 42 socialehuurwoningen deze oorspronkelijke architectuur weer terug in het straatbeeld. Tekst
Marieke Giele Beeld
Stefan Müller
Opdrachtgever Woonstad, Rotterdam Ontwerp Hans van der Heijden Architect [tot 1 juli 2014 biq stadsontwerp], Amsterdam Medewerkers Hans van der Heijden, Sam van der Heijden [HvdHA], Pieter Soetaert, Rick Wessels [biq] Adviseur constructie Leen Brak, Gouda Adviseur kosten Van der Ree & Vermeulen, ‘s-Gravenpolder Aannemer Bouwbedrijf Frans Vink & Zn, Moordrecht Programma 42 woningen met bijbehorende parkeervoorziening
De typologie van de huizen kenmerkt zich door de twee voordeuren, die leiden naar de benedenwoning dan wel de bovenwoning.
48 | de Architect, oktober 2015
De nieuwbouw aan de Oranjeboomstraat in Rotterdam sluit aan bij het bestaande schoolgebouw en de daaraan grenzende dienstwoning.
de Architect, oktober 2015 | 49
Proces Oranjeboomstraat in Rotterdam
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Landmark Nieuw Bergen in Bergen (lb) Monadnock Het noorden van Limburg kenmerkt zich door zijn uitgestrekte landschap van akkers, natuurgebieden en waterplassen. Ieder klein dorp is hier al van verre zichtbaar door het silhouet van zijn kerktoren. De jonge woonkern Nieuw Bergen, ontstaan na de Tweede Wereldoorlog ten oosten van Bergen, ontbrak het echter aan een dergelijk herkenningspunt. monadnock kreeg daarom voor het dorpskernvernieuwingsplan de opdracht om een markant torengebouw te ontwerpen.
Voor de erkers rondom de Franse balkons is gebruikgemaakt van een andere kleur steen in een tegelverband, wat een extra architectonische finesse oplevert.
Tekst
Marieke Giele Beeld
Stijn Bollaert
De dakranden zijn uitgevoerd met prefab betonnen spuwers die het gevelbeeld versterken.
50 | de Architect, oktober 2015
Het plan is gebouwd op twee kavels aan weerszijden van een oude school met een dienstwoning. De nieuwe panden hebben elk twee voordeuren, voor zowel de beneden- als de bovenwoning. Door de verticale geleding krijgt de gevel een monumentaal karakter en is deze typologie in eerste instantie niet zichtbaar. Hier komt de naam ‘huis met twee deuren’ vandaan. Hans van der Heijden Architect maakte gebruik van verschillende soorten baksteen. De stevige plint bestaat uit paarse stenen, die doorlopen in de erkerachtige motieven. Boven de plint veranderen de stenen van kleur en wisselen de bewerkingen per blok. Hierdoor krijgen de panden elk een individueel karakter, wat aansluit bij de historische architectuur in de straat. Aan de rechterkant van het schoolgebouw is een doorsteek vrijgehouden die de Oranjeboomstraat met het Rosepark verbindt. Met een fraai gedetailleerde tuinmuur is dit park gescheiden van het achterterrein van de woningen, met onder andere de tuinen, bergingen en parkeervoorzieningen. Deze muur is doorgezet langs de tuin van de school, waardoor een verbinding ontstaat tussen de verschillende kavels.
Opdrachtgever concept-nl projectontwikkeling, Eindhoven Ontwerp Monadnock, Rotterdam Programma uitzichtspunt en horecagelegenheid Oplevering mei 2015
De hoge, abstracte toren is al vanaf ver goed te herkennen in het open Limburgse landschap.
de Architect, oktober 2015 | 51
Proces Landmark Nieuw Bergen in Bergen (lb)
Thema: Architect als ondernemer Projectpresentatie
Fire Station #4, Columbus (VS) Robert Venturi (1925) en Denise Scott Brown (1931) ontwierpen in 1968 een nieuwe brandweerkazerne voor de stad Columbus in de staat Indiana. Van veraf is het gebouw te herkennen aan de slank ogende toren met het nummer ‘vier’ erop. Samen met het patroon van rode en witte baksteen geeft dit een monumentale uitstraling aan de kazerne.
Het gebouw, de Landmark, bestaat uit een combinatie van een lage onderbouw met daarboven een toren van 25 meter hoog. Dit zorgt ervoor dat de Landmark op een vloeiende manier aansluit bij de directe omgeving, terwijl tegelijkertijd het nieuwe marktplein als een duidelijk centrum van het dorp wordt benadrukt. Onderin het gebouw bevindt zich een horecaruimte die een laagdrempelige ontmoetingsplek voor de inwoners van Nieuw Bergen moet worden. Daarnaast trekt de openbaar toegankelijke toren toeristen naar het dorp, die vanaf hier tot ver over het omringende landschap kunnen uitkijken. In de avonden schijnt er licht door de opengewerkte gevel van de toren, zodat het gebouw ook dan
Doorsnede A
Begane grond
52 | de Architect, oktober 2015
opvalt in de omgeving. De Landmark is door Monadnock uitgevoerd als een monolithisch object, dat abstract is van veraf en intiem van dichtbij. De stevige en heldere vormentaal krijgt door het verfijnde groenrode baksteenpatroon een subtieler, levendiger karakter. Daardoor verschijnt de rijk gedecoreerde onderbouw als een tastbaar huis, waar vervolgens twee abstractere volumen zijn geplaatst. Bezoekers komen af op de conventionele uitstraling van de toren, maar worden vervolgens verrast door de interessante functie die het gebouw huisvest. Op deze manier heeft Nieuw Bergen met de Landmark eindelijk een herkenbaar beeldmerk in het Limburgse landschap.
De Landmark is onderdeel van het dorpskernvernieuwingsplan in Nieuw Bergen en voorziet in de behoefte van een markant torengebouw voor het dorp.
Doorsnede B
Eerste verdieping
de Architect, oktober 2015 | 53