Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies Orlyplein 10 Postbus 59262 1040 KG AMSTERDAM Tel. 020-5824700 Fax. 020-5824050
Rapport onderzoek ‘Bouwfraude’ uitgebracht aan het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Hoorn 12 maart 2004
“Speak now or for ever after hold your peace”
Ingeschreven in het Handelsregister Amsterdam onder nummer 24283607.
R2004-016 2/96
Inhoudsopgave
1. Samenvatting.
4
2. Aanleiding en probleemstelling
9
3. Doelstelling
11
4. Reikwijdte
12
4.1 Algemeen 4.2 Anonimisering 4.3 Medewerking en consequenties
5. Verrichte werkzaamheden 5.1 Algemeen 5.2 Ten aanzien van de procedurele aspecten van de interviews 5.3 Wederhoor
6. Toetsingskader 6.1 Op de ambtenaar van toepassing 6.2 Integriteitsnormen
7. Bevindingen 7.1 Cultuur gemeente Hoorn 7.1.1 Algemeen 7.1.2 Privé-relaties tussen ambtenaren/bestuurders en aannemers 7.1.3 Sponsoring 7.2 Onderzochte kwesties 7.2.1 Sportieve evenementen in Nederland en buitenland 7.2.2 Reizen naar het buitenland 7.2.3 Diners en lunches in het kader van oplevering 7.2.4 Kunst en cultuur 7.2.5 Nachtclub- en bordeelbezoek 7.2.6 Bedrijfsbezoek en excursies 7.2.7 Kerstgeschenken 7.2.8 Keetfeesten 7.2.9 Visclub
12 12 14
17 17 19 20
23 23 24
26 26 26 35 42 44 44 51 54 57 58 67 69 71 73
R2004-016 3/96 7.2.10Affaire bedrijf ‘X’ 7.2.11 Tankpasje 7.2.12 Surfplank 7.2.13 Contant geld 7.2.14 Vertraging procedure aanbesteding 7.2.15Lekken van informatie 7.2.16Woningverbetering 7.2.17De verjaardagsviering 7.2.18 Auto’s 7.2.19Schotland 7.2.20Het kappen van bomen 7.2.21Oplichting?
77 81 82 83 84 86 87 88 89 90 91 91
8. Advisering
93
9. Slot
95
Bijlagen
96
R2004-016 4/96
1. Samenvatting. Na de beroeringen rondom de bouwfraude is de gemeente Hoorn blijven zitten met verdenkingen van derden inzake niet-integer handelen van ambtenaren en/of bestuurders, met een publicitair ernstig geschonden imago en met aanhoudende roddels en achterklap binnen en buiten het gemeentehuis. In de media werd regelmatig terugkerend gewag gemaakt van de stelling dat Hoorn “de meest corrupte gemeente van Nederland” zou zijn. Gesproken werd over een lijst van acht namen van personen van de gemeente Hoorn die aanzienlijk over de schreef zouden zijn gegaan. Ondanks inspanningen van de zijde van het gemeentebestuur in de richting van de bron dan wel in de richting van politie en justitie, is men er niet in geslaagd helderheid te krijgen. Op één uitzondering na heeft het Openbaar Ministerie betreffende een of meer ambtenaren van wie een vervolging door justitie te verwachten is, te kennen gegeven geen aanleiding te vinden om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Het doel van het aan Deloitte Bijzonder Onderzoek en Integriteitsadvies opgedragen onderzoek was waarheidsvinding, kort gezegd het vaststellen van onregelmatigheden, op grond waarvan de gemeente ten aanzien van daarvoor in aanmerking komende personen maatregelen zou kunnen nemen. Daarnaast is het de uitdrukkelijke wens om elkeen in de gelegenheid te stellen – men werkte mee op basis van vrijwilligheid en Deloitte BO&I beschikt terecht niet over dwangmiddelen - over zichzelf dan wel over anderen te verklaren teneinde de eventuele open einden zo veel als mogelijk aan elkaar te knopen. Om redenen van privacy (het gaat om personen die reeds door de vermelding van hun naam en de weergave van een of meer uitgesproken vermoedens in diskrediet kunnen worden gebracht) is gaandeweg het onderzoek nader bepaald dat geheel anoniem gerapporteerd diende te worden. Dat hield een beperkte koerswijziging in. Dat neemt niet weg dat de opdrachtgever om haar moverende redenen (gedeelten van) de achterliggende informatie alsnog zou kunnen opvragen. In dat geval kunnen personen alsnog aan de verklaringen over hen worden gekoppeld en is de gemeente in staat (disciplinaire of andere) maatregelen te overwegen. Pas nadat dit rapport is uitgebracht kan met recht worden gezegd dat door de gemeente niets is nagelaten om ook aan het circuit van praatjes een einde te maken. Niet voor niets is de ondertitel van dit rapport dan ook: “Speak now or for ever after hold your peace”. Dit rapport dient gelezen te worden met voldoende oog voor de beperkingen van het onderzoek. Waar ver in het verleden wordt gekeken, zal de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen afnemen. Daarenboven moet men zich realiseren dat met de kennis en wetenschap en de normeringen van nu, gekeken wordt naar het verleden; dat levert vertekeningen op. Onbetamelijkheid is slechts in beperkte mate gecodificeerd; een norm voor betamelijkheid bestaat niet.
R2004-016 5/96 In de tijd gezien is het onderzoek voor wat het interviewen van bestuurders betreft teruggegaan tot ongeveer de bestuursperiode die begon in 1994. Voor de een zal dit een historisch onderzoek heten, voor de ander gaat het om oude koeien uit de sloot. In algemene zin zijn er verklaringen afgelegd over gebeurtenissen uit eind tachtiger, begin negentiger jaren. Niet is gebleken dat de wat ‘zwaardere’ feiten en omstandigheden (zoals bijvoorbeeld bordeelbezoek) zich nog uitgestrekt hebben over de laatste jaren. De kring van personen die is onderzocht, strekt zich – in beginsel - niet verder uit dan het gemeentehuis; primair was het een intern onderzoek, dus gericht op (oud-) ambtenaren en (oud-)bestuurders. En dan resteert nog altijd de vraag wanneer iets aannemelijk is geworden. Daarbij moet worden opgemerkt dat geen uitspraken worden gedaan over het bestaan van enig ‘bewijs’ inzake de kwesties. Bovendien, zelfs het ‘aannemelijk geworden zijn’ van kwesties houdt nog allerminst in dat gezien met de juiste bril, zonder meer van onregelmatigheid gesproken kan worden. Het onderzoek naar de herkomst (zijn het meerdere bronnen of put een ieder uit dezelfde bron?) heeft niet altijd de gewenste duidelijkheid verschaft en heeft ook niet steeds kunnen plaatsvinden. Conclusies ten aanzien van personen zal de lezer hier niet aantreffen. Conclusies zijn pas gerechtvaardigd als sprake is van een heldere, geaccepteerde norm en voldoende bewijs van het feit dat in strijd met deze norm is gehandeld. Op beide punten is sprake van gebrekkigheid. Het feit dat dit rapport naar de wens van de opdrachtgever in anonieme vorm is uitgebracht, maakt het lezen en begrijpen niet eenvoudiger. Anonimiseren is generaliseren. Anonimiteit is – hoewel dat wordt nagestreefd – nimmer volmaakt; insiders zouden wellicht in staat kunnen zijn hier en daar enig persoon kunnen herkennen. Bij close reading van het gehele rapport zou – mede door de anonimisering - de indruk kunnen ontstaan dat het nagenoeg voltallig ambtelijke en bestuurlijke circuit zich te buiten is gegaan aan onfatsoen. Met nadruk wordt daarom gesteld dat de wat “zwaardere” vermoedens en verdenkingen die bij de interviews zijn uitgesproken, hooguit een handvol personen (in casu ambtenaren) betreft, te tellen op de vingers van een hand. Waar het om de passieve vorm van smeren en fêteren ging is de kring van betrokkenen aanzienlijk ruimer. Zowel ambtenaren als bestuurders, mits daarvoor in de ogen van de bouwwereld in aanmerking komend, lieten zich uitgebreid fêteren; dat paste kennelijk in die tijd in de “algemeen heersende cultuur” te Hoorn. Niet is onderzocht overigens of zulks in andere gemeenten of overheidsonderdelen dit destijds veel anders was. Zo al uit dit rapport afgeleid zou kunnen worden dat al te heftig het onderwerp smeren en fêteren door de aannemers in het verleden aan de orde was, dan nog kan niet gezegd worden dat zulks leidde tot ambtelijke of bestuurlijke corruptie. Een wetswijziging per 1 februari 2001 op het gebied van de ambtelijke omkoping speelt daarbij een rol; de strafbaarheid en de vervolgbaarheid is daarbij uitgebreid, en het bewijs van het causale verband tussen doen en laten enerzijds en anderzijds de gift, belofte of dienst anderzijds is enigszins vereenvoudigd. Maar het
R2004-016 6/96 onderzoek heeft zich in beginsel niet uitgestrekt tot de wederprestaties van de zijde van de medewerkers van de gemeente, welke noodzakelijk zijn voor die juridische vorm van onregelmatigheid. Er kunnen in het algemeen enkele bevindingen en indrukken worden weergegeven: • In de onderzochte periode was sprake van een zeer nauwe relatie tussen ambtenaren en bestuurders enerzijds en de bouwwereld anderzijds. • Zowel in de zakelijke relatie ambtenaar/bestuurder versus aannemer als in de persoonlijke sfeer bestonden er innige verbanden. In een aantal gevallen was het verschil tussen zakelijke en persoonlijke contacten niet goed traceerbaar. Dat neemt niet weg dat binnen een relatief kleine gemeenschap het onontkoombaar is dat relaties worden onderhouden in familie-, sport- of cultureel verband, terwijl men elkaar zakelijk eveneens ontmoet. • Contacten werden onderhouden zowel in groepsverband als in individueel verband; sommige van deze verbanden zijn als risicovol aan te merken. • De kenbaarheid van bepaalde relaties heeft naar buiten toe de schijn van belangenverstrengeling opgewekt. Daadwerkelijke belangenverstrengeling, waarbij nadeel is toegebracht aan de gemeente is door dit onderzoek niet aangetoond. • De cultuur binnen de gemeente Hoorn bood geen barrières tegen verstrengeling van belangen. Diverse respondenten gaven desgevraagd of spontaan te kennen dat formele noch informele regelingen (gedragscodes) dienaangaande bekend waren. Het voorbeeldgedrag aan de top van de organisatie was eveneens niet van dien aard dat daarin steun werd gegeven aan initiatieven die voor versobering pleitten. Integendeel, het gedrag aan de top leek het eigen gedrag van ondergeschikten te legitimeren. • Hoorn als groeikern was uitermate aantrekkelijk voor de aannemers. Dat slechts een beperkt aantal aannemers telkens in aanmerking kwam bleek een vaste beleidslijn van deze gemeente. Het als buitenstaander binnendringen vereiste de nodige inspanning, ook in de relationele sfeer. • Smeren en fêteren geschiedde op velerlei manier: bedrijfsbezoeken werden aangenaam aangekleed, uitnodigingen voor evenementen, zelfs in het buitenland werden zelden terzijde gelegd, lunches, etentjes en diners, al dan niet in groepsverband of individueel werden zelden geweigerd. Kerstgeschenken, hoe men daar thans ook over denkt, onttrokken zich aan iedere waarneming omdat deze in de regel werden bezorgd op het privé-adres. • Ten aanzien van een aantal ambtenaren worden ook uitdrukkelijk positieve opmerkingen gemaakt, niet zo zeer ten aanzien van hun integriteit als wel ten aanzien van professioneel handelen. • Het bezoeken van nachtclubs of bordelen op kosten van een ander heeft in dit rapport grote aandacht. Dat wil niet met zekerheid zeggen dat dit aantoonbaar vaak is voorgekomen. Door geen van de geïnterviewde personen werd bordeelbezoek (op kosten van een aannemer) erkend, door velen werd er over verklaard. Ten aanzien van twee personen werden uitdrukkelijk stellige verklaringen afgelegd.
R2004-016 7/96 • •
• • • • • •
Verdenkingen en vermoedens in de richting van begunstiging van bepaalde personen (gebruik tankpasje, aannemen surfplank, woningaanpassingen, ontvangen van contant geld, ed.) zijn niet hard gemaakt kunnen worden. Als ernstig aan te merken zijn de “beschuldigingen” betreffende de vertraging van een aanbestedingsprocedure door manipulatie, het lekken van aanbestedingsinformatie naar aannemers, het bevoordelen van een aannemer of leverancier op niet-zakelijke gronden en de oplichting van de gemeente door samenspanning tussen ambtenaar en aannemer. Ten aanzien van één ambtenaar zou gesteld kunnen worden dat deze aantoonbaar zodanig nauwe banden onderhield met één of meer aannemers, dat daarvan gezegd zou kunnen worden dat in arbeidsrechtelijke zin mogelijk sprake is van plichtsverzuim. Ten aanzien van één ambtenaar zijn onvoldoende aanwijzingen van in het kader van dit onderzoek mogelijk ongewenst gedrag, terwijl in een van de bouwfraude geheel los staande kwestie een nader onderzoek is geïndiceerd. Ten aanzien van één ambtenaar is inmiddels om geheel andere redenen dan hier onderzocht, vervolging ingesteld en is een veroordeling uitgesproken. Ten aanzien van één ambtenaar zal mogelijk strafrechtelijke vervolging voor ambtelijke corruptie plaatsvinden. Deze ambtenaar bleek niet bereid aan dit onderzoek mee te werken. Ten aanzien van één ambtenaar kon geen enkel belastend feit worden geverifieerd. Ten aanzien van twee personen worden verwijten gemaakt van extern betaald bordeelbezoek, terwijl betrokkenen ontkennen.
Indien uit bovenstaande opsomming bij de laatste bullits de indruk mocht zijn ontstaan dat het zes of zeven verschillende ambtenaren betreft, dan is deze indruk onjuist; het betreft minder personen. Ook zonder dat stellige conclusies worden getrokken, kunnen op basis van indrukken wel enige adviezen worden gegeven aan de gemeente Hoorn: •
Het verdient aanbeveling – voor zover niet reeds gerealiseerd (een onderzoek daarnaar heeft niet plaatsgevonden) - dat interne regelgeving wordt ontworpen en geïmplementeerd die de onzekerheid van ambtenaren ten aanzien van wat behoort en betamelijk is in relatie tot alle stakeholders reduceert. In de sfeer van hard law zijn zeer wel door allen gedragen en handhaafbare normen te ontwikkelen voor ambtenaren en bestuurders met betrekking tot representatie, geschenken, uitnodigingen, nevenfuncties, declaratieregels, omgang met tijd, geld goederen en informatie van de werkgever.
•
Waar niet alles betreffende de te verwachten integriteit in regels is vast te leggen, zal ook richting moeten worden gegeven aan de cultuur binnen de gemeente. Gedragscodes, mits op de juiste wijze ontworpen en ingevoerd, en mits voorzien van passend flankerend beleid (waaronder: aandacht bij beoordelings- en functioneringsgesprekken, agendering van het onderwerp integriteit in het werkoverleg, het instellen van een sluitend vangnet
R2004-016 8/96 voor ongewenst gedrag, en het onmisbare voorbeeldgedrag van de onkreukbare superieur, permanente aandacht voor integriteit als managementdoel, tijdige actualisering, planning en verslaglegging door een hoge lijnverantwoordelijke), kunnen een richtsnoer bieden bij professionele, ethische dilemma’s. Grosso modo kan gesteld worden dat de gemeente Hoorn als in het bijzonder voor aannemers interessante groeikern, achteraf gezien minder dan noodzakelijk aandacht heeft geschonken aan het begeleiden van zijn ambtenaren en bestuurders op het gebied van mogelijke conflicten op het gebied van de integriteit. Waar men in het algemeen, gezien de tijdgeest, zich besefte waar het publieke belang eindigde en het privé-belang begon, lijkt in enkele gevallen die grens aanmerkelijk te zijn overschreden. Aan het appèl dat de gemeente vervolgens deed op de instanties van politie en justitie is slechts selectief gevolg gegeven. Repressie – strafrechtelijk of disciplinair - hoe noodzakelijk ook, is niet een middel om de maatschappij mee te sturen. De aandacht zal, met erkenning dat er fouten zijn gemaakt, toekomstgeoriënteerd moeten zijn.
Dit, opdat weer gezegd kan worden: “Hoorn, waar integriteit vanzelfsprekend is.”
R2004-016 9/96
2. Aanleiding en probleemstelling De heer Bos, voormalig directeur van (een bedrijf) B.V., heeft aan de parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid een lijst met namen overhandigd van ambtenaren waarvan hij vindt ‘dat zij over de schreef zijn gegaan’. Op die lijst staan volgens de heer Bos ook acht namen van medewerkers van de gemeente Hoorn. Noch de parlementaire enquêtecommissie – uit een oogpunt van privacy bescherming – noch Bos wenst die namen prijs te geven. Daarmee lijkt als het ware een ieder “verdacht” te zijn. Van Bos is volgens de media ook afkomstig de stelling dat Hoorn de meest corrupte gemeente van Nederland is. Voor medewerkers en bestuur van de gemeente Hoorn is dit een vervelende situatie. Immers, het is nu niet bekend om wie het gaat (hoewel enige anagrammen op zijn minst afleidbaar lijken), maar ook kan niet worden nagegaan of Bos wel gelijk heeft. Het college is er alles aan gelegen om op dit punt duidelijkheid te krijgen. Alleen na een nauwgezet onderzoek kan er een einde komen aan alle geruchten en verhalen. Het is om die reden dat het college overwoog – zeker nu steeds duidelijker wordt dat van de kant van justitie op dit punt niet veel meer was te verwachten - Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies in te schakelen om de gemeente Hoorn te ondersteunen middels een forensisch onderzoek. Op 11 maart 2003 heeft de gemeentesecretaris – via alle afdelingshoofden – medewerkers opgeroepen om informatie te geven als zij daarover beschikken. Op 22 augustus 2003 heeft de gemeentesecretaris aan de medewerkers een korte toelichting gegeven op een artikel in het NHD over de bouwfraude en de betrokkenheid van Hoorn daarin. Tevens heeft hij bij die gelegenheid laten weten, dat het college in overleg zou treden met Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies om te bezien of deze een rol zouden kunnen spelen bij een verder onderzoek. Op 8 oktober 2003 informeert de gemeentesecretaris alle medewerkers dat een formele opdracht is verstrekt. In dat bericht doet hij tevens een oproep aan de medewerkers die van mening zijn over informatie te beschikken die van belang is voor het onderzoek contact met ons op te nemen. Dit onder vermelding van naam en telefoonnummer van een onderzoeker van Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies. Daarnaast wijst de gemeentesecretaris nogmaals op de mogelijkheid om deze informatie te delen met hem of de direct leidinggevende, dan wel gebruik te maken van de klokkenluiderregeling. Die regeling biedt aan medewerkers de gelegenheid om eventueel anoniem – in gesprek te gaan met een vertrouwenspersoon van buiten de gemeente, te weten de heer mr. J.W. Bloem, voorzitter van de gemeentelijke Ombudsmancommissie. Van deze laatste mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Met deze opdracht wordt er naar gestreefd de waarheid boven water te halen. Geruchten en signalen moeten indien mogelijk worden omgezet in feiten. Het gaat dus om waarheidsvinding. Men wil zo precies mogelijk weten wat er is gebeurd en open einden moeten zo veel als mogelijk worden afgehecht. Dat de doelstelling van het onderzoek gaandeweg geëvolueerd is naar een
R2004-016 10/96 beschrijving van de ambtelijke en bestuurlijke cultuur door middel van het weergeven van meningen van nauw betrokkenen, neemt niet weg dat de wens bestaat om op een gegeven moment een punt te kunnen zetten achter het onderwerp ‘bouwfraude en de gemeente Hoorn’ en de blik op de toekomst te kunnen richten. Het “sluiten van het boek” is niet het bedekselen van de put, maar moet een weloverwogen daad zijn en dat vraagt om een actieve houding van medewerkers en bestuur van de gemeente Hoorn en van derden, dit alles in het belang van de gemeente Hoorn. Daarmee zal een goed evenwicht moeten worden gevonden tussen het zinloos nalopen van roddel en achterklap enerzijds en anderzijds het verwijtbaar negeren van duidelijke signalen.
R2004-016 11/96
3. Doelstelling Gelet op de aanleiding en probleemstelling zijn we de volgende opdrachtbeschrijving met u overeengekomen: Deloitte & Touche zal in uw opdracht een feitenonderzoek uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van onregelmatigheden in relatie tot ‘de bouwfraude’. Het onderzoek is gericht op het vaststellen van (aanwijzingen van) ‘persoonlijke bevoordeling’. De grens vanaf wanneer sprake is van persoonlijke bevoordeling is situationeel en zal in overleg met u worden bepaald. U wenst op basis van ons onderzoek en de daarover opgestelde rapportage per betrokkene te kunnen vaststellen of mogelijk sprake is van onregelmatigheden (in de zin van: fraude, corruptie, handelen in strijd met de geldende regels en procedures, gemaakte afspraken en genomen besluiten, het op onrechtmatige wijze onttrekken van waarden aan de gemeente Hoorn en/of integriteitschendingen). Gaandeweg het onderzoek, en met name ten tijde van de voortgangsbespreking, bleken echter andere inzichten te zijn ontstaan en is de doelstelling aangepast. Van een aanvankelijk persoonsgericht onderzoek werd, mede vanuit het oogpunt van privacy, het accent in belangrijke mate verlegd naar inspanningen georiënteerd op een feitelijke beschrijving van de cultuur. Betrokkenen kregen uitvoerig de gelegenheid om zich uit te spreken teneinde mede daardoor ten finale een streep onder het verleden te kunnen (doen) trekken. Het ging niet meer zo zeer om de vaststellingen van feitelijke onregelmatigheden die op concrete en met name te noemen personen zijn terug te voeren, maar meer om de weergave van de feiten op zich, van subjectieve belevingen en soms meningen van de geïnterviewden, vooral binnen de kring van ambtenaren en bestuurders, die kennis konden dragen van mogelijke aanwijzingen van gedrag dat – misschien niet destijds, maar wel thans – als niet of minder passend kon worden gewaardeerd. Daarmee werd het toetsingskader een glijdende norm; tot “bewezen-zijn” wordt niet geconcludeerd. De reden om dit rapport in anonieme vorm te doen uitbrengen, hoe zeer ook daar weer bezwaren aan kleven, vindt dan ook hierin zijn reden.
R2004-016 12/96
4. Reikwijdte 4.1 Algemeen Ten aanzien van de reikwijdte van ons onderzoek wijzen wij u op de navolgende beperkingen: •
In dit onderzoek is geen enkele financiële verantwoording onderzocht. Derhalve is geen accountantscontrole toegepast en is dit rapport geen accountantsrapport en evenmin een mededeling in de zin van de Gedrags- en Beroepsregels voor accountants.
•
Het administratief onderzoek bij de gemeente Hoorn heeft zich uitsluitend uitgestrekt over het dossier van de gemeente Hoorn betreffende signalen en mogelijke aanwijzingen van niet-integer gedrag van bestuurders en/of ambtenaren van de gemeente Hoorn in relatie tot ‘bouwfraude’ in ruime zin.
•
De onderzoeksperiode is op 29 februari 2004 definitief afgesloten. Signalen en informatie na die datum binnengekomen, zijn niet in dit rapport verwerkt.
4.2 Anonimisering •
In overleg met u brengen wij dit rapport uit in geheel geanonimiseerde vorm, waarbij niet de keuze is gevallen op het anagram. Tot dit anonimiseren is besloten in het voortgangsoverleg van 16 december 2003, dat wil zeggen, nadat het merendeel van de interviews al was gehouden. De reden daarvan is dat in dit rapport weliswaar bij voorkeur feiten worden vermeld, doch lang niet altijd ingestaan kan worden voor ontkleuring daarvan. Op een rapport als het onderhavige is de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing, en ook door onopzettelijk lekken kan de privacy van een persoon al snel in het geding komen. De verklaring van de één berust slechts op zijn eigen waarneming, de verklaring van de ander kon daarentegen gecontroleerd worden of bevestigd door derden. Feiten en meningen zijn ook niet altijd onweerlegbaar te (onder)scheiden. Niet uitgesloten geacht moet worden dat personen, door het uitbrengen van een ongeanonimiseerd rapport ernstig in verlegenheid gebracht kunnen worden (“anonimiseren is generaliseren”). Daar komt bij dat een ieder zich tegen elke beschuldiging moet kunnen verweren en derhalve recht heeft op wederhoor. Nu hebben de geïnterviewden vooral over zichzelf en anderen verklaard. Het is niet steeds duidelijk of en wanneer dit het karakter van een beschuldiging of aantijging kreeg. Is het verklaren door de één over het – heel lang geleden - aannemen van een kerstpakket of het ingegaan zijn op een uitnodiging voor deze of gene festiviteit door de ander, nu een ‘beschuldiging’ van corruptie, van smeren of fêteren, of van oninteger gedrag? Moet dan vervolgens wederhoor worden toegepast? In uiterste consequentie zou dit betekenen dat na afloop van de eerste ronde van de ruim veertig interviews met nagenoeg iedereen wederhoor zou moeten worden toegepast. Bovendien leidt dat tot grote willekeur; degene over wie min of meer toevallig of terloops iets is verklaard komt in de
R2004-016 13/96 beklaagdenbank, de ander ontspringt de dans. Daar komt bij dat ten aanzien van een klein aantal personen dat aanvankelijk in het brandpunt van de belangstelling stond, en een aantal anderen, de litigieuze gedragingen soms in hoge, soms in lage mate als kwestieus of mogelijk ongewenst konden worden aangemerkt. Het aanmerkelijke verschil in ongewenstheid, onprettigheid, onbehoorlijkheid, onduldbaarheid of onwettigheid verhinderde ons om hen over een kam te scheren. De keuze viel daarom op anonimiteit voor iedereen. •
Wij zijn ons bewust van de risico’s van het uitbrengen van een geanonimiseerd rapport en hebben deze met u in het voortgangsoverleg besproken. Ten eerste bestaat er het risico dat ondanks onze inspanningen om het rapport volledig te anonimiseren, hier en daar herkenning zal optreden bij de ‘insider’. Voor zover dit te vermijden was, hebben wij ons daartoe ten uiterste ingespannen. Wij hebben ingegrepen in de aanduiding van functies of andere mogelijke punten van herkenning. Zelfs hebben wij, indien en waar redelijkerwijs nodig, dus waar aan de casus de herkenbaarheid van de persoon dreigde, ingegrepen in de tekst van de interviewverslagen. Wij zijn ons echter bewust van het feit dat desondanks de herkenning van groepen of categorieën (de aannemers, leveranciers, bestuurders of ambtenaren) in elk geval niet voor honderd procent valt uit te sluiten. Weliswaar is de groep aannemers zoals hier bedoeld van beperkte omvang, er is van afgezien deze externen met naam en toenaam aan te duiden omdat in dat geval ook wederhoor met hen zou moeten plaatsvinden. Ten tweede heeft anonimiteit voor allen een generaliserend effect, met alle gevaren van dien. Iedereen kan daardoor verdacht worden; het litigieuze handelen kan aan elkeen worden verweten. Aangenomen moet echter worden dat, indien tot strafbaar gedrag geconcludeerd kan worden, de opdrachtgever de wegen kent om tot effectuering daarvan over te gaan. Ten derde bestaat er het risico dat juist vanwege deze anonimisering de roddel en achterklap blijven voortduren, en het doel, namelijk het verantwoord ‘sluiten van het boek’, niet bereikt wordt. Dit alles overwegende, is door opdrachtgever en opdrachtnemer in deze dilemma’s na ampel beraad en in goed overleg niettemin deze keuze gemaakt. Iedere andere keuze was ons inziens slechter geweest.
•
Wij wijzen in dit geval nog op het feit, dat elk van de ruim veertig geïnterviewden beschikt over een kopie van zijn eigen interviewverslag, een bedreiging kan vormen voor de anonimiteit van dit onderzoek. Dit risico was reeds tevoren ingecalculeerd en is inherent aan de gekozen methodiek.
•
Het onderzoek had uiteraard ook in tijd en geld zijn beperkingen. Primair is het onderzoek intern gericht geweest. Vandaar dat vrijwel geen externen zijn geïnterviewd. Wellicht is dat teleurstellend, maar ook hier heeft steeds een afweging van belangen plaatsgevonden. Tijdens de loop van het onderzoek is beslist dat er een geanonimiseerd rapport wordt uitgebracht. Daarom, maar ook om te voorkomen dat wederhoor met hen moest worden toegepast is er voor gekozen – behoudens eigen initiatief - niet te spreken met één of
R2004-016 14/96 meer bouw- of andere ondernemers en zijn ook die namen geanonimiseerd. Dat nu ‘de aannemers’ of ‘een leverancier’ beschuldigd worden van soms op zijn minst ‘smeren en fêteren’ is een generalisatie waarvoor gekozen is, zijnde dit in het algemeen op deze wijze minder belastend aan de orde gesteld dan al in de publiciteit het geval was. •
De interviews leveren een keur aan (relatief zachte) informatie op. Niet alle informatie uit de interviews heeft zijn neerslag gekregen in dit rapport; er zijn keuzes gemaakt, ook in de bepaling van de plaatsing er van. Daar staat tegenover dat soms een citaat of een deel daarvan meermalen werd gebruikt. Een betrekkelijk aantal signalen wordt meermalen vernomen. Dat noopte onderzoekers tot analyse hoeveelvoudig de oorspronkelijke bron was. Immers, als door pakweg tien personen over iets bepaald wordt verklaard, kan dat uitgelegd worden als negen maal een authentieke bevestiging van verschillende bronnen, maar evenzeer kan dit inhouden dat uit één en dezelfde bron een identiek of geïnterpreteerd signaal tot ons kwam. Kritisch doorvragen was dan aan de orde.
4.3 Medewerking en consequenties •
Helaas moeten onderzoekers melden dat zij zich niet steeds aan de indruk konden onttrekken dat sommige personen door middel van het interview getracht hebben nog rekeningen met anderen te vereffenen, een eigen agenda te hanteren of anderszins eigen stokpaarden te berijden. De neiging werd hier en daar onderkend dat men het onderzoek wilde sturen, ten einde onderzoekers of het onderzoek voor een eigen karretje te spannen. Sporen hiervan zijn in dit rapport niet te vinden.
•
De heer (…) is per brief van de gemeente Hoorn uitgenodigd zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen omdat wordt verondersteld dat hij mogelijk over informatie beschikt die relevant kan zijn voor het onderzoek. Via zijn raadsman heeft hij echter aan de gemeente Hoorn kenbaar gemaakt op deze uitnodiging niet te willen ingaan.
•
Vastgesteld moest worden dat geïnitieerd onderzoek door politie of justitie niet in de gewenste mate werd gerealiseerd. Voor de opdrachtgever is het in hoge mate teleurstellend dat er weinig transparantie is waar het gaat om de afwegingen die daar worden gemaakt, dat van medewerking nauwelijks sprake was en dat er voor de belangen van de gemeente weinig oog was.
•
Het feit alleen al dat een onderzoek werd uitgevoerd heeft tot effect gehad dat geruchten in bepaalde kringen gingen rondzingen. Men mag veronderstellen dat het onderzoek zelf hier en daar tot het aanhouden van geruchten heeft bijgedragen.
•
De rol van een persoon in relatie tot een bedrijf van een aan hem gelieerd persoon is in overleg met de opdrachtgever buiten dit onderzoek geplaatst, omdat dit zoals het zich thans laat aanzien niet of nauwelijks een relatie heeft met het oorspronkelijke voorwerp
R2004-016 15/96 van onderzoek. Aan onderzoekers is opdracht gegeven om hierover separaat te rapporteren. •
Tot slot wijzen onderzoekers er op dat in een groot aantal gevallen aarzelingen bestonden met betrekking tot het verklaren over gedrag van anderen. Men huldigde soms het standpunt dat daarover pas verklaard kon worden indien een en ander onomstotelijk als wettig en overtuigend bewezen vaststond, soms werden zelf represailles gevreesd. Daarentegen kwamen anderen weer ongegeneerd over de brug met verklaringen van heel ver ‘horen zeggen’ of met weergaven van gebeurtenissen die uiteindelijk uit de bekende media bekend waren geworden. Verklaringen die men wilde afleggen doch niet op papier gezet wilde zien zijn niet opgenomen. Een persoon verklaart hierover: “ Eén van mijn hobby's is (…) en de vereniging waarvan ik lid ben, (…), kent een groot aantal leden dat werkzaam is in de bouwwereld. (...) Een enkeling wist ook mijn functie binnen onze organisatie en veronderstellend dat ik er om die reden wel mee te maken zou hebben, werd menigmaal het onderwerp bouwfraude ter sprake gebracht. Zo heeft één van de leden mij toevertrouwd dat hij wel meer gevallen wist van ambtenaren die nauwe contacten onderhielden met (een bedrijf). Hij wist daarvan als ex-medewerker van dat bedrijf. In dat verband werden de namen genoemd van (een persoon) en (een persoon). Ik heb van dit gesprek ook melding gemaakt in een collegevergadering die ik bijwoonde voor het onderdeel 'bouwfraude'. Ik heb toen op verzoek van het college nog nagevraagd of mijn zegsman bereid was om een verklaring af te leggen. Die bereidheid was er niet - was hem afgeraden door de juristen van het bedrijf waar hij op dat moment werkzaam was - maar hij bleek wel bereid dit anoniem te doen ten overstaan van een notaris. Dat heb ik toen in gang gezet maar de eerste door mij benaderde notaris heeft uiteindelijk afgezien van medewerking.” Een persoon verklaart hierover: “Bij voorbaat, ook al telefonisch medegedeeld, ik noem geen namen van aannemers en collega’s, indien ik niet voor 100 % bewijs heb of het te negatief is voor personen.” Een persoon verklaart hierover: “Ik vraag me af waar we in de gemeente Hoorn mee bezig zijn. Het lijkt op een soort heksenjacht en ik vind dat je zo niet met elkaar omgaat.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u nog wel namen noemen van personen die ik in dit kader wel eens gehoord heb in het geruchtencircuit. Feitelijkheden kan ik u echter niet noemen. Het ging meer over rommelen om procedures soepel te laten verlopen of dingen voor elkaar te krijgen. Een cultuurprobleem dus. Namen noemen heeft dus verder geen zin. Overigens heb ik ook wel dergelijke geruchten gehoord over de ‘groenhoek’ van het ingenieursbureau, ook weer geen feitelijkheden.”
R2004-016 16/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik ben in dit kader terughoudend in het doen van mededelingen over wie waar wanneer aanwezig is geweest aangezien dat in het kader van dit onderzoek niet relevant is. Een persoon verklaart hierover: “Over zaken waarvan ik niet uit eigen wetenschap kan verklaren, wil ik niet met u spreken.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u niets feitelijks uit eigen wetenschap verklaren. Ik heb wel vermoedens.” Een persoon verklaart hierover: ”Ik weet dat er diverse mensen van de gemeente in auto’s rijden die ze niet zelf hebben verdiend. Ik zeg daar liever niet over omdat ik het niet kan bewijzen.”
R2004-016 17/96
5. Verrichte werkzaamheden 5.1 Algemeen Door de gemeente Hoorn zelf is veel werk verzet alvorens dat de onderzoeksopdracht werd verstrekt. Van de resultaten daarvan is door onderzoekers gebruik gemaakt. De heer A. Bijeman is gedurende het onderzoek het ambtelijk aanspreekpunt geweest. Door hem zijn onderzoekers in contact gebracht met personen die zich intern hebben gemeld. Wij hebben de volgende werkzaamheden uitgevoerd: 1. Het houden van een tweetal intakegesprekken, resp. op 20 en op 25 augustus 2003. 2. Het fungeren als extern meldpunt. Zoals reeds eerder aangegeven in hoofdstuk 2, Aanleiding en probleemstelling, informeert op 8 oktober 2003 de gemeentesecretaris alle medewerkers dat aan ons een formele opdracht is verstrekt. In dat bericht doet de gemeentesecretaris tevens een oproep aan de medewerkers die van mening zijn over informatie te beschikken die van belang is voor het onderzoek contact met Deloitte BO&I op te nemen. Dit onder vermelding van naam en telefoonnummer van een onderzoeker van Deloitte BO&I. Deloitte BO&I is als extern meldpunt voor dit onderzoek niet rechtstreeks benaderd door medewerkers van de gemeente Hoorn. Wel hebben enige personen van buiten de gemeente Hoorn zich gemeld naar aanleiding van media-aandacht voor dit onderzoek. Uiteindelijk bleken deze personen, op één na, echter niet bereid hun wetenschap op schrift te laten stellen. Waar die bereidheid ontbrak hebben wij betreffende mededelingen verder genegeerd. 3. Het analyseren van de informatie van de gemeente Hoorn betreffende signalen en mogelijk aanwijzingen in relatie tot ‘bouwfraude’. 4. Het voorbereiden van het toedrachtsonderzoek (planning interviews, het maken van afspraken, verzenden brieven kennisgeving onderzoek e.d.). 5. Het opvragen van informatie bij officier van justitie mr P.M. Frielink van het Landelijk Parket. Nadat Mr Frielink laatstelijk op 22 juli 2003 een schrijven om informatie van de gemeente Hoorn van 15 juli 2003 had beantwoord met de mededeling dat hij het verzoek op dat moment nog niet kon honoreren, en daarvoor een viertal argumenten gaf, sloot hij deze brief af met de tekst: "Ik hoop u binnen afzienbare termijn anders te kunnen berichten." Vervolgens hebben wij ons driemaal (op 11 december 2003, op 15 december 2003 en op 12 januari 2004) weer tot hem gewend. Per 14 januari 2004 liet hij ons weten te hopen ons en de gemeente Hoorn binnen een aantal weken meer inhoudelijk te kunnen berichten.
R2004-016 18/96 Op 23 februari 2004 beantwoordde de landelijke officier van justitie de gemeente Hoorn bij schrijven met kenmerk LP 2002-007, dat van vier van de vijf zakendossiers van het procesverbaal tegen (…) aan de gemeente een afschrift verstrekt zal worden, omdat de integriteit van de overheid met deze verstrekking is gediend. Onderzoekers hebben van deze afschriften geen kennis genomen. Per gelijke datum is medegedeeld dat tegen (een persoon) geen strafrechtelijk onderzoek werd ingesteld omdat de aanwijzingen voor ambtelijke corruptie te weinig concreet waren om een verdenking te kunnen onderbouwen. 6. Op 11 december 2003 hebben de burgemeester dr. G.O. van Veldhuizen en een onderzoeker (verkennend) gesproken met (een persoon). Op verzoek van deze persoon was bij dit gesprek aanwezig een gemeenteraadslid. Op basis van dit gesprek heeft Van Veldhuizen aan deze persoon de toezegging gedaan dat de kwestie die door deze persoon ter sprake is gebracht separaat van dit onderzoek wordt afgedaan omdat deze valt buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Overigens heeft deze persoon in dit gesprek de mededeling gedaan niet bereid te zijn bij deze persoon bekende geruchten/verhalen over bouwfraude in relatie tot de gemeente Hoorn in te brengen in dit onderzoek. Op 11 december 2003 hebben de burgemeester en de onderzoeker eveneens gesproken met een persoon. Op basis van dit gesprek is afgesproken om deze persoon een interview te houden. Dit interview heeft op vrijdag 19 december 2003 plaatsgevonden. Op 6 januari 2004 heeft een tweede interview plaatsgevonden. 7. De informatie van de gemeente Hoorn betrof signalen over enige ambtenaren. Deze zijn door de opdrachtgever en zorgvuldigheidshalve ook door Deloitte BO&I geïnformeerd over de opdracht en de doelstelling van het onderzoek. Na afronding van de inventariserende fase van het onderzoek is met betrokkenen een eerste verkennend interview gehouden. In dit interview is betrokkenen de gelegenheid geboden om (gevraagd en ongevraagd) feitelijkheden te verschaffen op het gebied van mogelijke integriteitschendingen. Wij hebben hen in een later stadium wederhoor gegund en in die interviews geconfronteerd met de hen regarderende signalen en mogelijke aanwijzingen in relatie tot ‘bouwfraude’ en om commentaar gevraagd. 8. Het houden van interviews. In de periode van 7 november 2003 tot en met 6 februari 2004 heeft met 41 personen een interview plaatsgevonden. Alle interviews op twee na zijn door twee onderzoekers uitgevoerd. Gemiddeld duurde een interview ongeveer 2 à 3 uren; in een enkel geval was dat vier uren. Er was een dubbelinterview, in een aantal gevallen zijn met personen meerdere interviews geweest, zulks al dan niet in het kader van hoor en wederhoor. In één geval werd een geïnterviewde bijgestaan door één vertrouwenspersoon of raadsman, in twee gevallen betrof het twee vertrouwenspersonen. Deze personen zijn vooraf door de gemeente schriftelijk geïnformeerd over het in te stellen onderzoek evenals de doelstelling hiervan. Ook hebben onderzoekers voornoemde personen vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld van het onderzoek en hen verzocht hun (onverplichte) medewerking te verlenen. Bij wijze van uitzondering is in enige gevallen de uitnodiging telefonisch gedaan.
R2004-016 19/96 9. Een geïnterviewde heeft namen genoemd van personen die mogelijk over voor het onderzoek relevante informatie beschikken. Betreffende personen zijn per brief van de gemeente van 27 november 2003 uitgenodigd medewerking te verlenen aan het onderzoek. Per brief van 3 december 2003 zijn betreffende personen tevens door ons geïnformeerd over het onderzoek en uitgenodigd hun medewerking te verlenen. Echter beiden hebben kenbaar gemaakt hiertoe niet bereid te zijn. 10. Het opstellen van een forensisch onderzoeksrapport en het anonimiseren daarvan. 11. Het houden van (voortgang)overleg met de opdrachtgever op 21 november 2003, 19 december 2003, 16 januari 2004 en 13 februari 2004. In dat voortgangsoverleg werd met name gesproken over welke deelonderwerpen niet of niet meer aan de orde gesteld behoefden te worden. Ten behoeve de anonimisering van dit rapport zijn uiteraard ook alle beleefdheids- en functieaanduidingen alsmede academische titels achterwege gebleven. Ook jaartallen werden weggelaten. In het algemeen wordt niet steeds een onderscheid gemaakt tussen ambtenaren en bestuurders van de gemeente. Alle cursieve teksten betreffen citaten. De citaten zijn letterlijk opgenomen, inclusief tik- en taalfouten.
5.2 Ten aanzien van de procedurele aspecten van de interviews A. De te interviewen personen zijn door de gemeente Hoorn en vervolgens door Deloitte Bijzonder Onderzoek en Integriteitsadvies schriftelijk geïnformeerd over de opdracht en de doelstellingen. Daartoe ontvingen zij een schrijven van de zijde van de gemeente dat in grote lijnen neerkomt op de hierbij gevoegde Bijlage 1. Vervolgens ontving men een schrijven van de zijde van Deloitte Bijzonder Onderzoek en Integriteitsadvies, waarin onder meer was vermeld dat men zich desgewenst kon laten bijstaan door een raadsman of adviseur; ter oriëntering wordt hier verwezen naar Bijlage 2. Veelal werd later nog telefonisch contact opgenomen met betrokkene voor het maken van een afspraak voor tijd en plaats. B. De interviews zijn om redenen van zorgvuldigheid steeds (één uitzondering daargelaten) door twee onderzoekers uitgevoerd. Van de interviews is ter plekke een zakelijk verslag opgemaakt en uitgeprint. Alle interviewverslagen zijn voor akkoord getekend. De geïnterviewden hebben (meestal) direct na afloop van het interview een kopie van het originele interviewverslag, getekend door geïnterviewden en door interviewers, ontvangen. Uitgangspunt van de zijde van onderzoekers is immers dat men ‘recht’ heeft op zulk een (eigen) verslag. Alle geïnterviewden hebben schriftelijke toestemming verleend om desgevraagd een kopie van hun gespreksverslag (op verzoek) aan onze opdrachtgever ter beschikking te stellen. Een persoon heeft een voorbehoud heeft gemaakt: deze stemde in met het beschikbaar stellen van zijn interviewverslag maar dan pas op het moment dat de
R2004-016 20/96 definitieve rapportage was uitgebracht. Medegedeeld is dat de interviewverslagen als zodanig niet als bijlagen bij dit rapport zullen worden gevoegd. Daar staat tegenover, en ook dat is verteld, dat uit de interviewverslagen (letterlijk) geciteerd kan worden in het rapport. C. Alle geïnterviewden zijn tevoren op de hoogte gesteld van de identiteit van onze opdrachtgever, van onze identiteit, en van de doelstelling van het onderzoek. Zij zijn er telkens uitdrukkelijk op gewezen dat – hoewel onderzoekers instaan voor hun professionele geheimhouding – deze door politie of justitie gedwongen kunnen worden hun bron of de informatie vrij te geven, dan wel door een verklaring onder ede dan wel door een door de rechter bevolen uitlevering van stukken of een onderzoek ter plaatse (doorzoeking). Tevens is men er op geattendeerd dat na het inleveren van dit rapport bij de opdrachtgever, de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing kan zijn en dat de uitvoering daarvan vooralsnog in handen ligt van opdrachtgever, en dat de toepassing en de mogelijke interpretatie door de rechter ongewis genoemd moet worden. Daarnaast bestaat er (helaas) de mogelijkheid dat het rapport bewust of onbewust uitlekt. Over de procedure waren geïnterviewden te allen tijde vrij om vragen te stellen; voor zorgvuldige beantwoording werd zorg gedragen. Van de vrijwilligheid van de medewerking van geïnterviewden, zo hebben zij verzekerd, kon steeds worden uitgaan. D. In het merendeel van de gevallen is aan de geïnterviewde personen eerst gevraagd spontaan te reageren op de tekst van de opdracht, en overigens datgene naar voren te brengen wat in hun ogen belangrijk was. Aan het slot heeft men verklaard dat men naar beste weten alle relevante gegevens en informatie heeft verstrekt of laten verstrekken, die Deloitte BO&I voor de beantwoording voor bovengenoemde aan haar/hem voorgelegde vragen nodig heeft dan wel in het kader van de beantwoording van belang zouden kunnen zijn. Een en ander houdt deswege in dat er van kan worden uitgegaan dat door betrokkenen volledig openheid van zaken is gegeven; zelfs indien daar niet naar is gevraagd, heeft men alle relevante informatie verschaft.
5.3 Wederhoor Het wederhoor is naar onze mening een recht. Het is vanzelfsprekend dat als bezwaren, verdenkingen of vermoedens tegen een bepaald persoon worden geuit, deze de kans moet hebben om dit te bevestigen of te ontkennen, dan wel om daarmee geconfronteerd, zijn afwijkende mening over dat feitencomplex te ventileren. In sommige gevallen leidt dit tot een replicerende beschuldigende uitlating en een enkele ontkenning, soms geeft het aanleiding om de vaststaandheid van de feiten te relativeren, dan wel om de bevindingen aan te passen, hetgeen dan geschiedde. Dat één en ander in een bijzonder licht komt te staan, vindt zijn reden daarin dat halverwege het onderzoek alsnog besloten is dat toch in zijn geheel anoniem gerapporteerd moest worden. Het belang van wederhoor vervalt daar in feite mee; de bevindingen zijn niet meer aan concrete personen gerelateerd. Waar wij echter toezeggingen hadden gedaan tot “wederhoor” in eerste
R2004-016 21/96 termijn zijn onderzoekers deze nagekomen, uitgaande van beleefdheid en respect die betracht behoort te worden voor degenen die het aanging. Deze personen zijn geconfronteerd met onze bevindingen of met verklaringen van derden, met het verzoek daarop hun visie te geven. Daarbij werd door ons niet de bron genoemd. Ons inziens is immers ten aanzien van het onderhavige, niet de identiteit van de boodschapper relevant, wel de boodschap. Regels over het gebruik van anonieme getuigen zoals in het (straf-) recht vigerende, zijn hier niet aan de orde. Door een betrokkene werd afgezien van de mogelijkheid van wederhoor. Om elk misverstand ten aanzien daarvan uit te sluiten is dit door onderzoekers aan deze bevestigd bij schrijven van 27 januari 2004 (kenmerk 2004-113jk). Door een andere betrokkene is het wederhoor, na uitvoerige bespreking van een groot aantal onderwerpen, gestaakt en aan de voortzetting daarvan werden voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden kwamen hier op neer dat alle informatie, hoe dan ook verkregen, tevoren aan hem moet worden voorgelegd. Dat zou onder meer inhouden dat afschriften van alle originele interviewverslagen hem ter hand zouden moeten worden gesteld. Met de raadsman van deze persoon heeft een uitvoerige gedachtenwisseling plaatsgevonden. Hij beriep zich – refererende aan het strafprocesrecht - daarbij op Europese regels en algemene grondrechten. Dit onderzoek is evenwel van zodanig andere aard (niet strafrechtelijk georiënteerd, niet gericht tegen een bepaald persoon maar op een cultuur, niet bewijsgericht doch slechts registrerend, anonieme rapportage) dat die regels (nog) in het geheel niet van toepassing kunnen zijn. Van benadeling of van beschadiging van zijn cliënt door het uitbrengen van dit geheel geanonimiseerde rapport kan dan ook geen sprake zijn. Uiteindelijk is de raadsman verwittigd (bij schrijven dd 12 februari 2004, kenmerk 2004-187) van het standpunt van onderzoekers, strekkende tot het volgende: Ten aanzien van een groot aantal onderwerpen is hoor en wederhoor volledig geweest; zijn cliënt heeft daaraan vrijwillig zijn medewerking gegeven. Daarover zal gewoon, doch anoniem gerapporteerd worden. Over de overige onderwerpen die toch al voldoende in het eerste interview aan de orde waren geweest om daarover toch te rapporteren, wordt ook gerapporteerd. Alleen ten aanzien van zijn cliënt zal niet worden gerapporteerd over die delen van onderwerpen/kwesties terzake waarvan de verklaringen van derden over zijn cliënt afgelegd tussen diens eerste en het tweede interview, en die niet in dat tweede interview ter commentariëring zijn voorgelegd. Daarmee zijn de belangen van die persoon voldoende gerespecteerd. Op 24 februari 2004 schreven wij deze juridisch adviseur tot slot een reactie op zijn schrijven van 19 februari 2004. Eerdere brieven hadden elkaar gekruist. Eerdere standpunten werden herhaald, verduidelijkt en daar waar nodig aangevuld.
R2004-016 22/96 Het zij herhaald: dit alles neemt niet weg dat hier zich de bijzonderheid voordoet dat ten aanzien van een beperkt aantal personen wederhoor is toegepast, terwijl uiteindelijk geheel anoniem wordt gerapporteerd. Daarmee hinkt dit rapport in zoverre op twee gedachten dat enerzijds gedacht wordt aan een onderzoek tegen personen en ten laste van personen, terwijl anderzijds door de anonimisering elke herkenbaarheid van personen ongedaan wordt gemaakt. Reden om toch wederhoor toe te passen is mede daarin gelegen dat eerder aan bepaalde personen deze procedure was toegezegd.
R2004-016 23/96
6. Toetsingskader 6.1 Op de ambtenaar van toepassing De CAR/UWO-regeling: Artikel 16:1:1, tweede lid benoemt: “Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.” Wetboek van Strafrecht (nieuwe tekst sedert 1 februari 2001) : Artikel 362. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar: 1. Die een gift, belofte of dienst aanneemt, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten; 2. Die een gift, belofte of dienst aanneemt, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten; 3. Die een gift, belofte of dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten; Artikel 363. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar: 1. Die een gift of belofte dan wel een dienst aanneemt, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten; 2. Die een gift of belofte dan wel een dienst aanneemt, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten; 3. Die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten; 4. Die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten.
R2004-016 24/96
6.2 Integriteitsnormen Algemene normen van moraal en fatsoen, algemene normen op het gebied van integriteit zijn niet te geven. Er bestaat niet zoiets als een geijkte maatstaf van integer handelen. Oordelen over waarden en normen zijn niet alleen cultureel bepaald, maar verschillen ook per persoon en naar aanleiding van de variatie in tijd, plaats en omstandigheden. Het is niet aan onderzoekers om onderzochten de maat te nemen, om “hun nieren te proeven” of om te bepalen of enig handelen voldoet aan datgene ‘wat van hen verwacht mocht worden’. Betreffende strafrechtelijk gedefinieerd corruptief handelen (ambtelijke corruptie of omkoping) is weliswaar de norm vastgelegd, doch ook daarin wordt in de vervolgingspraktijk de nuance gehanteerd. Behalve het feit dat er een zeker verband moet worden aangetoond tussen de prestatie (gift, belofte of dienst) van de omkoper en de verrichte prestatie van de omgekochte ambtenaar, is de grootte van de dienst en wederdienst een afwegingsfactor inzake de beslissing tot vervolging. Inzake het zogeheten “smeren en fêteren” ligt de norm nog ingewikkelder. Een tegenprestatie is in de regel niet aan de orde waardoor de artikelen 362 en 363 niet van toepassing kunnen zijn. De “verwerpelijkheid” van het zich laten smeren of fêteren wordt in belangrijke mate ook weer bepaald door de omvang. Het toetsingskader dat Bos hanteerde was naar eigen zeggen een bedrag van NLG 200; de lijst van acht namen uit de gemeente Hoorn is op basis hiervan opgesteld. Daarenboven is het lastig om de verleiding te weerstaan om het handelen van toen te beoordelen met de bril van heden. Na het rapport van de Parlementaire Commissie Bouwnijverheid lijken de teugels wat te zijn aangehaald. Wat destijds min of meer vanzelfsprekend was, wordt thans niet meer (moreel) geoorloofd geacht. Een en ander leidt er toe dat in dit rapport geen meningen zullen worden weergegeven of conclusies worden getrokken over de integriteit van het gewraakte handelen dan wel over de afwezigheid daarvan. In principe is derhalve geen onderscheid te maken tussen het accepteren van een aanmerkelijk geschenk van een aannemer en het accepteren van een door de aannemer betaald bezoek aan een bordeel. Dat neemt niet weg dat onderzoekers er oog voor hebben dat in het ene geval de betrokken ambtenaar chantabel is geworden en in het andere geval wellicht niet. De aanwezigheid van derden is wel relevant. De ‘lading’ van een uitstapje kan een andere zijn als men groepsgewijs gaat verpozen, dan in een één-op-één-verband. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik heb de parlementaire enquête gevolgd. Wat mij opviel was dat tijdens het openbare verhoor
R2004-016 25/96 van (een persoon), één van de directeuren van (een bedrijf), werd gevraagd door mevrouw Vos met wie van de gemeente Hoorn (deze persoon) wel ging eten. (Deze persoon) antwoordde toen dat hij wel ging eten met de assistent van(…). Dat kan maar één persoon zijn, te weten (een persoon). Een persoon verklaart hierover: “Naar mij toe is nooit een vraag gesteld die zou kunnen worden geïnterpreteerd al een tegenprestatie.” Een persoon verklaart hierover: “Ook ben ik met (een bedrijf) mee naar Ajax geweest. (…) Ik heb overigens heel vaak nee gezegd; je bent interessant voor die aannemers.” En: “Je wordt als ambtenaar uitgenodigd omdat je wat weet. Naar mijn mening hebben ze van mij niet veel gehoord. Ik vond dat een leuk spel. Ook de politiek vond dat een leuk spel.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben wel één op één op stap geweest met aannemers. Bijvoorbeeld naar Amsterdam en Purmerend. Wij aten dan in Purmerend op de Veemarkt, in de Zaanse Schans, het Zwarte Schaep op het Leidse Plein in Amsterdam, in Schoorl met (een persoon) van (een bedrijf) etc. Twee maal per jaar ging ik uit eten met(een persoon) van (een bedrijf). Hij kwam dan na werktijd bij mij op kantoor en dan gingen we eten bijvoorbeeld in Hoogwoud bij de molen of in Schoorl.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben nooit alleen als individu mee geweest met een aannemer, wel heb ik bij wijze van uitzondering wel eens met een uitvoerder ergens een broodje gegeten tussen de middag vanwege tijdsgebrek. Maar dan alleen als het werk soepel verliep. Ik weigerde dit te doen in geval er ‘problemen’ waren met een werk.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb u al eerder gezegd dat (een persoon) aanbestedingen naar zich toe trok. Ik heb gezien dat (een persoon) in het stadhuis op de afdeling aan het bureau de prijzen van een aanbesteding besprak met (een persoon) van (een bedrijf). Dat heeft mij toen bevreemd. De prijzen van de raming van de gemeente werden vergeleken met de raming van (een bedrijf). Ik weet niet over de aanbesteding van welk project er toen werd gesproken. Het gesprek is op enig moment voorgezet in de spreekkamer en weer later op de dag verdwenen beide heren naar Pejo. Ik heb beide heren overigens wel meer in elkaars aanwezigheid gezien in Pejo.”
R2004-016 26/96
7. Bevindingen 7.1 Cultuur gemeente Hoorn 7.1.1 Algemeen Inleiding Zoals al eerder is opgemerkt is het van het grootste belang dat een beeld wordt verkregen over de wijze waarop men intern en extern met elkaar omging. Waar was sprake van kongsievorming? Hoorn was natuurlijk een groeikern (Een persoon sprak van “een hectische groeiperiode met voor een dergelijke stad extreme woningproducties van 1.500 à 1.600 woningen per jaar”) en had reeds daarom de warme belangstelling van de bouwwereld. Relatiebeheer is daarbij kennelijk niet van onbelang en het is de vraag welke grenzen zich men hierbij stelde en welke de reactie was van het ambtelijk en bestuurlijk apparaat op de avances van de aannemers. Tijdens de interviews is dit aspect toegelicht geworden. Opvallend was steeds dat het voorbeeldgedrag aan de top daarbij een belangrijke rol speelde. Men “verschuilde” zich desgewenst achter de superieuren. Het enkele feit dat een bestuurder of een hogere ambtenaar aanwezig was, legitimeerde ogenschijnlijk het eigen optreden. Hieronder wordt verklaard: 1. over deze cultuur in het algemeen, 2. over wat vroeger gebruikelijk was en nu niet meer betamelijk wordt geacht, 3. over het fêteren en de (niet-)opgeworpen weerstanden daartegen, 4. over het gelegitimeerd zijn vanwege de aanwezigheid bij gebeurtenissen van superieuren, 5. over de gebruikelijkheid van het exclusief omgaan met een vijftal aannemers. Uit sommige verklaringen kan blijken van te nauwe contacten van medewerkers van de gemeente met aannemers en/of leveranciers, van onvoldoende oog voor waar het publiek belang eindigt en het private belang begint. Verklaringen ad 1 over deze cultuur in het algemeen. Een persoon verklaart hierover: “ U vraagt mij te beschrijven de cultuur zoals ik die aantrof bij mijn aantreden in Hoorn als (…) eind (…) of kort daarna. Ik zeg u dat ik in Hoorn een aantal zaken aantrof die ik toen als opmerkelijk beschouwde zoals
R2004-016 27/96 het werken met een beperkt aantal projectontwikkelaars in de Kersenboogerd en het werken met slechts één makelaar als vertegenwoordiger van die projectontwikkelaars. Anderzijds heb ik begrip kunnen verkrijgen daarvoor in verband met de efficiëncy voordelen die dit voor de gemeente had. Ik was wel (…) maar deze opereerden relatief zelfstandig. Dat had enerzijds te maken met de cultuur die kenmerkend is voor het secretarie-dienstenmodel waarvan we begin ’90 jaren net afscheid hadden genomen. Anderzijds was dat ook het expliciete streven in de in die tijd heersende opvattingen over de zelfstandigheid van sectoren in het sectorenmodel. De (..) en (..) waren voorstander van grote zelfstandigheid.” Een persoon verklaart hierover: “Wat ik nu en achteraf vaststel is dat een eventuele verstrengeling van uitvoerende ambtenaren tot en met het directeursniveau van het stadhuis met aannemers zich volledig onttrok aan mijn waarneming. Ik voelde mij wel eens onzeker op dit punt, maar ik had daar echt geen zicht op. Concrete aanwijzingen hebben we niet gehad. Tot op bewijs van het tegendeel ben ik altijd uitgegaan van de eerlijkheid en de betrouwbaarheid van alle spelers in het veld. Het relatienetwerk met derden hadden we niet in beeld. Als voorbeeld kan ik u zeggen dat we geen notie hadden wat er rond Kerst bij de medewerkers thuis bezorgd werd.” Een persoon verklaart hierover: “Binnen de gemeente Hoorn bestond een cultuur van ‘dat regelen we met elkaar’. Dit werd niet allemaal in collegebesluiten vastgelegd. Er werd resultaat gericht gewerkt om de groei van de gemeente te realiseren. Er was sprake van miljoenen investeringen die niet transparant en verifieerbaar waren voor de gemeenteraad. Er lag een grote macht op dit punt bij het college. Overschrijdingen en onderscheidingen van budgetten waren regelmatig aan de orde.” Een persoon verklaart hierover: “Ik wil u nog het volgende zeggen. Na ons eerste gesprek heb ik nagedacht over de cultuur van smeren en fêteren die destijds praktijk was in de gemeente Hoorn. Er was destijds een cultuur waarin de grenzen van het betamelijk aan jezelf werd overgelaten. Er waren hieromtrent geen regels. Het gebeurde gemeentebreed, dus zowel bestuurders als ambtenaren deden daar aan mij. Iemand die een oordeel wil vellen over wat toen gebruikelijk was moet daarbij de bril van destijds opzetten en zijn oordeel niet baseren op wat nu betamelijk wordt gevonden.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u nog wel namen noemen van personen die ik in dit kader wel eens gehoord heb in het geruchtencircuit. Feitelijkheden kan ik u echter niet noemen. Het ging meer over rommelen om procedures soepel te laten verlopen of dingen voor elkaar te krijgen. Een cultuurprobleem dus.” Een persoon verklaart hierover: “Ook werden wel ééns per jaar voor de hele afdeling (…) (voor 1996) etentjes georganiseerd met aannemers. Ik kan u het voorbeeld noemen van (een bedrijf). Dat bedrijf heeft ons een paar keer uitgenodigd voor een diner in de Beemster Hofstede als afsluiting van het jaar. Dit bedrijf had dan gedurende het hele jaar werkzaamheden verricht voor de afdeling (…) van de gemeente
R2004-016 28/96 Hoorn. Ook hier werden we dan bij het stadhuis opgehaald en weer teruggebracht bij het stadhuis. Onze echtgenotes waren hiervoor niet uitgenodigd. Dergelijke etentjes werden in het verleden ook door (een bedrijf) georganiseerd. (…) Ook herinner ik mij dat we met de hele afdeling op kosten van (een bedrijf) naar de bowling in Venhuizen zijn geweest in het kader van de jaarafsluiting.” Een persoon verklaart hierover: “ Reeds in de zomer van 1995 werd er gesproken over de verbouw of nieuwbouw van de Schouwburg. In dat kader zijn ( een fractievoorzitter, een fractielid en een wethouder) met (een persoon) van (een bedrijf) op kosten van (dat bedrijf) naar Bregenz in Duitsland gegaan om aldaar een schouwburg te bekijken. Doelstelling was argumenten aandragen voor nieuwbouw in plaats van verbouw. (…) Kennelijk was er voor (dat bedrijf) een belang om deze reis te organiseren. Door (dat bedrijf) is er wel meer gelobbyd in de Hoornse politiek ten behoeve van nieuwbouw van de schouwburg. Er is een reis geweest met een VIP-bus, georganiseerd en op kosten van (dat bedrijf), naar het Abe Lenstra stadion in Heerenveen. Aldaar werd een musical Abe bezocht. Aanwezig waren van de gemeente Hoorn: (een persoon en echtgenote), (een persoon en echtgenote) en (een persoon en ikzelf). Ook waren aanwezig (…) sr.en jr met echtgenoten. Tijdens deze reis is er door (personen) nadrukkelijk gelobbyd over de nieuwbouw van een schouwburg in plaats van verbouw. In dit kader heeft (een persoon) ons maar ook (een persoon en echtgenote) uitgenodigd voor een voetbalwedstrijd in Volendam in de VIP-box met aansluitend een diner in hotel Spaander. Ook toen werd er door (een persoon) zwaar gelobbyd ten behoeve van de nieuwbouw van de schouwburg. Ik hecht eraan op te merken dat (een persoon) en (een persoon) de bedoelingen van (een persoon) en (een persoon) goed doorzagen en zich niet hebben laten beïnvloeden. (Een persoon) heeft een presentatie gegeven in de commissie Kunst en Cultuur waarin een schets en een maquette zijn toegelicht. (Een bedrijf) heeft meegedongen maar uiteindelijk is de nieuwbouw van de schouwburg aan Heddes Bouw gegund.” Een persoon verklaart hierover: “De periode (een persoon), (een persoon) en (een persoon) heb ik als een hele bijzondere ervaren. Ik heb steeds een gevoel gehad dat er iets was maar wat daar kon ik maar niet achter komen. Onderling maakten zij steeds ruzie maar als het erop aan kwam waren zij één gesloten blok.” Een persoon verklaart hierover (inzake clubbezoek): “Nu u het mij vraagt kan ik u zeggen dat we op de afdeling nooit spraken over dergelijke bezoeken.” Een persoon verklaart hierover: “Het is in de gemeente Hoorn niet altijd goed gesteld met de integriteit. Afspraken worden slecht nagekomen, er wordt maar raak ten laste van projecten geboekt, uren worden op andere projecten geboekt en als klap op de vuurpijl procedeert (…) van de gemeente Hoorn tegen de gemeente Hoorn (…)
R2004-016 29/96 Ik vind dat een aantal bestuurders te nauwe relaties hebben gehad met aannemers of projectontwikkelaars. Ik denk daarbij aan de relatie van (…) met (…) en de relatie van (…) met (…). Je moet maar niet overal (…) zichtbaar langskomen en dat ook nog eens overal uitdragen. Dan past een zekere mate van distantie en als je dat niet kunt of wilt moet je geen (bestuurder) willen zijn.” ad 2. over wat vroeger gebruikelijk was en nu niet meer betamelijk wordt geacht. Een persoon verklaart hierover: “Het is natuurlijk zo dat wat vroeger kon in het kader van ‘smeren en fêteren’ nu niet meer kan. Vroeger hadden we de goede gewoonte dat de betrokkenen bij een opgeleverd werk een hapje gingen eten met de aannemer. Dat kan thans niet meer.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben inderdaad naar het WK in Italië in 1990 geweest op kosten van (een bedrijf). Tevens was daarbij aanwezig (een persoon). Ik ben een voetbalfan. (Een bedrijf) vroeg mij of ik zin had om mee te gaan naar het WK in Italië. Dat wilde ik wel. Ik moet u zeggen dat ik het nu niet meer zou doen maar toen paste het in de heersende cultuur.” Een persoon verklaart hierover: ”In de cultuur van destijds, zeg maar 15 jaar terug, paste het best dat we een hapje gingen eten met een aannemer. Daar was niets verkeerds aan. Ik wil alleen met u praten over feitelijkheden. Omslagpunt ligt wat mij betreft en terugkijkende bij de reorganisatie omstreeks 1996 toen ik formeel onder de (een persoon) kwam te werken. Daarvoor mocht er meer. (Deze persoon) haalde de normen en waarden wat meer aan. Er was hier geen bijzondere aanleiding voor. (Deze persoon) hanteerde een andere lijn qua normen en waarden dan (een persoon).” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb mij nagenoeg niet bezig gehouden met inschrijvingen en aanbestedingen. Ik vind wel dat er teveel werd aanbesteed door één persoon van de gemeente Hoorn. Met één persoon bedoel ik dat er teveel ‘stand alone’ is gewerkt. Er was onvoldoende onderlinge controle of toezicht op elkaar. Er werd door personen autonoom gewerkt zonder ‘second opinion’. Het aanbestedingsproces was daardoor onvoldoende transparant. Dat geldt overigens ook voor het werk van kostendeskundigen en anderen in het aanbestedingsproces.” ad 3. over het fêteren en de (niet-)opgeworpen weerstanden of barrières daartegen. Van een van de bestuurders ontvingen wij een lijst van uitnodigingen die hem waren geworden in de periode waarin hij bestuurder was. Deze lijst is (geanonimiseerd) als bijlage 3 gevoegd, ter illustratie van de veelheid en de gevarieerdheid daarvan.
R2004-016 30/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik bekleedde een post die niets te maken had met zaken waar we het nu over hebben. Ik kan u niets feitelijks uit eigen wetenschap verklaren. Ik heb wel vermoedens. Het meest kenmerkend vond ik een dagje op stap op uitnodiging van (een bedrijf). We zijn bij de HSL gaan kijken en we hebben op het hoofdkantoor van (dat bedrijf) een rondleiding gehad en aansluitend op Schiphol een diner in de oude uitkijktoren. Ik herinner mij dat de burgemeester zei dat de aanwezigheid van (een persoon, ambtenaar) op prijs werd gesteld door (een bedrijf). Ik heb de burgemeester daar op aangesproken omdat ik vond dat de aanwezigheid van (die persoon, ambtenaar) niet noodzakelijk was, het was immers een dagje uit. (Deze persoon) is toch geweest, vanwege het uitdrukkelijke verzoek van (een persoon). (Een persoon) en (een persoon) waren deze dag onze gastheer. Deze reis vond plaats ongeveer 2,5 à 3 jaar geleden. De (…) was ook van de partij alsmede alle collegeleden inclusief burgemeester.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar een college-bezoek op uitnodiging van (een bedrijf) naar de HSL. Inderdaad die reis is er geweest. We zijn toen in de tunnel wezen kijken. Ik vraag mij af of (een persoon) toen mee is gereisd. Daar staat mij inderdaad iets van bij maar ik weet het niet meer precies. Van de zijde van (een bedrijf) waren aanwezig (een persoon) en vast ook (een persoon) en (een persoon) die altijd in het gezelschap is van (een persoon). Ik heb (een persoon) leren kennen in mijn wethoudersperiode. Ik ben in mijn bestuursperiode bevriend geraakt met (een wethouder) en ook via (een persoon) ontmoette ik (een persoon) wel. Ook sinds ik geen wethouder meer ben ontmoet ik (een persoon) nog wel.” Een persoon verklaart hierover: “Dit voorval is voor (een persoon) de aanleiding geweest om het deelnemen aan dit soort feteren aan banden te leggen, dit tot woede van (een persoon) en (een persoon) en de ambtenaren die bij(een persoon) klaagden dat (een persoon) hen hun pleziertjes afnam. (Een persoon) was weer wel zo dat hij ook aan (een persoon) heeft gezegd dat hij niet wilde dat dit in de toekomst nog eens zou gebeuren. In dit verband past ook nog te vermelden een zwaar aangeklede lunch ter gelegenheid van een oplevering in hetzelfde restaurant op kosten van (een bedrijf) waarbij (een persoon) ook aanwezig was. De witte wijn vloeide ook toen zeer rijkelijk en dit was voor (een persoon) reden om aan (een persoon) te zeggen dat dit ook dit in de toekomst niet meer kon, immers diners waren al niet meer toegestaan.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij om voorbeelden van “smeren en fêteren”. Wat verstaat u onder festiviteiten? Ik heb geen buitenlandse reizen gemaakt op kosten van bijvoorbeeld een aannemer. Wel uit hoofde van mijn functie hebben we wel eens uitnodigingen gekregen van bv (een bedrijf). Het was altijd in het college bekend wie waar heen ging. Het ging dan altijd met een groep. (…) Verder is het in het college nooit besproken wat wel of niet kon.”
R2004-016 31/96 Een persoon verklaart hierover: “Er waren een aantal wethouders zuiver op de graad. Het gaat met name om (een persoon) en (een persoon). Wij hebben een uitnodiging ontvangen om naar de bouw van de Arena te gaan. Daarna zou er sprake zijn van een etentje in een duur restaurant. We zijn toen niet gegaan. De wethouders (een persoon) en (een persoon) van (een politieke partij) zijn toen wel meegegaan.” Een persoon verklaart hierover: “Het is lastig dat gekeken wordt naar het verleden met de kennis van vandaag. Dit geldt voor het wethouderschap waarbij geen begeleiding bestaat over wat wel en niet kan. In 1994 werd nauwelijks gesproken over deze gedragsnormen van betamelijkheid (…) . De laatste jaren wordt in het college besproken of dit of bijvoorbeeld etentjes betamelijk zijn. Er waren geen regels of codes voor. Er was een ongeschreven regel en deze hield in dat tijdens onderhandelingen geen zaken werden ontvangen. Het is mij wel opgevallen dat intieme relaties bestonden, bijvoorbeeld dat partners meegingen naar etentjes. Ik werd, bijvoorbeeld bij de tafelschikking, geplaatst naast de persoon die het hoogste in rang was bij het betreffende bedrijf omdat men informatie wilde verkrijgen. Hierin werden ik en anderen helemaal niet gecoacht, dit werd niet besproken met de burgemeester.” Een persoon verklaart hierover: “Mijn werkgever heeft, voor zover mij bekend, nimmer instructies uitgevaardigd betreffende wat wel en niet is toegestaan in relatie tot contacten met aannemers. Wat ik destijds heb gedaan in relatie tot aannemers was in die tijd volstrekt gebruikelijk en geaccepteerd. Ik ben in dit kader nooit aangesproken of gecorrigeerd. Het zelfde geldt voor de directeur van mijn sector, en de leden van het college van B&W.“ Een persoon verklaart hierover: “Ik weet dat tijdens de ontwikkeling van de wijk Kersenboogerd voor gelegenheden zoals ‘de eerste paal’ en ‘feestelijke openingen of opleveringen’ er op zeker moment voor is gekozen de kosten daarvan te bekostigen uit een aparte post representatie uit de exploitatie.” In een e-mail voegt deze persoon hier nog het volgende aan toe: “Ik heb nog even navraag gedaan over het bestaan van een post voor representatie in de exploitatie van de wijk Kersenboogerd. Ik heb daarover de volgende informatie ontvangen. Tot 1997 bestond er een bestemmingsreserve "promotiecampagne Hoorn". Bij de start van dat fonds heeft de gemeente Hoorn daarin eenmalig een bedrag van 80.000 gulden gestort. Bouwondernemers in de Kersenboogerd stortten per te bouwen woning 250 gulden in dat fonds. Ten laste van dat fonds werden gezamenlijke verkoopondersteunende acties gefinancierd. Het fonds werd beheerd door de gemeente; bestedingen vonden plaats in overleg met de ontwikkelaars. Uiteindelijk bestond het fonds dus uit geld van de ontwikkelaars, terwijl het in de gemeentelijke boekhouding stond. Bij het screenen van reserves en voorzieningen in 1997 is deze reserve, mede op aanwijzing van de accountant, opgeheven. Waarschijnlijk speelde daarbij ook een rol, dat het in feite geen gemeentelijk geld was. Het saldo (momenteel ca. 23.000 euro) is op
R2004-016 32/96 een tussenrekening geplaatst en zal volgens de huidige ideeën worden aangewend voor het serviceloket Bangert-Oosterpolder.” ad 4. over het gelegitimeerd zijn vanwege de aanwezigheid bij gebeurtenissen van superieuren. Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: “Ik ben met (een persoon) en andere medewerkers van (een bedrijf) geweest naar schaatsen in Heerenveen. Dat was een busreis, met 20 medewerkers van de gemeente Hoorn met echtgenoten. (Een persoon) was toen ook mee. In die tijd gold dat als (een persoon) of wethouders erbij zijn het gelegaliseerd is. Of, nog algemener, als er een superieur bij is dan is het gelegaliseerd. Ik had zelf een hoge positie en hoefde dit niet steeds moest melden. Het is mij ook nooit verboden.” Een persoon verklaart hierover: “Er is natuurlijk nog het aspect van legitimatie. Hiermee bedoel ik dat mogelijke opdrachtnemers van de gemeente Hoorn wellicht verwachtingen hebben ontleend aan het feit dat ik welwillend naar hen heb geluisterd. Dat deed ik haast altijd. Als dat luisteren van mij in enige fase van onderhandelingen door hen aan betrokken ambtenaren wordt gebracht in de zin van ‘maar (…) vond het goed’ dan denk ik dat die de schijn wel opgehouden zullen hebben, zonder overigens een krimp te geven. Terugkijkend vraag ik me niettemin af of ik voldoende duidelijk grenzen heb aangegeven, maar dat is achteraf.” ad 5. over de gebruikelijkheid van het exclusief omgaan met een vijftal aannemers. Een persoon verklaart hierover: “De gemeente Hoorn was in mijn tijd bijzonder close met een beperkt aantal aannemers; (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf),en later (een bedrijf). Deze partijen kregen het grote werk in Hoorn.” Een persoon verklaart hierover: “De komst van (een bedrijf) heeft geleid tot een verharding van de aannemerswereld waarmee ik bedoel dat (een bedrijf) een vrij agressieve manier van acquireren had. Deze vreemde eend in de bijt heeft de bestaande verhouding aardig doen verharden.” Een persoon verklaart hierover: (Een bedrijf) heeft gewoon een soort van plan gehad, althans dat gevoel heb ik, om de markt in Noord Holland te veroveren. De aanleg van (een werk) (…) door (een bedrijf) vond ik een daad die voor mij reden was afstand te houden. Een persoon verklaart hierover: Ik herinner mij dat ik voor een werk van (een werk) een lijstje van specialistische aannemers had opgesteld. Het was (een persoon) die van die lijst een naam had geschrapt ten gunste van (een
R2004-016 33/96 bedrijf) dat toen net was overgenomen door (een bedrijf). Ik heb daar stevig over gesproken met (een persoon) omdat ik vond dat (een persoon) dit met mij had moeten bespreken zoals we dat tot dat moment steeds hadden gedaan. Een persoon verklaart hierover: De wethouders bemoeiden zich soms met het aanbestedingenbeleid. Ik of (een persoon) kreeg wel eens van (een persoon) of (een persoon) een lijst terug; dan moest (een bedrijf) er bij. Ik noem bijvoorbeeld onderhoud en asfalteringen (…). (…)(Een persoon) heeft gezegd dat als deze lijst niet doorging, hij zijn handen zou aftrekken van dit project als (…). Toen is er door (een persoon) in overleg met (een persoon) een tweede lijst ingediend, waar ook (een bedrijf) op stond. Dat heeft tot beroering geleid in het College. Het is uiteindelijk (een bedrijf)geworden die de klus moest klaren. Mij is dit ook eens overkomen. Ik dacht het project (…); het ging om een bedrag van ongeveer 4 ½ ton in guldens. (…)Toen moest er ook (een bedrijf) bijgezet worden. Ik was er tegen want ik had slechte ervaringen met (dat bedrijf). Dat heb ik ook geweigerd. (…) Uiteindelijk is (een bedrijf) niet op de lijst gezet; (een bedrijf) heeft het uitgevoerd.” Een persoon verklaart hierover: “Voor de projecten voortvloeiende uit het plan ‘Hoorn Kern Gezond’ betekent dit voor andere aannemers dat zij niet aan de bak komen. Dit is algemeen bekend en wordt transparant uitgedragen door de gemeente Hoorn.” Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat ik het plan Hoorn Kern Gezond ken. Het betreft inderdaad een contract van de gemeente met een aantal aannemers. (…) Dezelfde vraag zou je kunnen stellen bij de grote werken in de ontwikkelingsgebieden waar min of meer ook een dergelijke afspraak van kracht is. Aan deze werkwijze werden evidente voordelen voor de gemeente toegekend(....). In het huidige college is de vraag opgekomen of de gemeente in juridische zin onder het contract Hoorn Kern Gezond uit kan komen. Dat wordt thans nog bezien.” Een persoon verklaart hierover: “In het begin van mijn (…) periode heb ik met (een persoon) kennismakingsbezoeken gebracht aan de aannemers waar Hoorn mee samenwerkt: (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf) en (een bedrijf). Met een andere ambtenaar heb ik in dat kader bijvoorbeeld (een bedrijf) en (een bedrijf) bezocht. (..) Ik stel nu achteraf vast dat ik op een prettige en zakelijke wijze heb samengewerkt met de vijf aannemers die in Hoorn werkzaam zijn..” En: “Dat we als gemeente Hoorn met vijf aannemers werkten was een feitelijk gegeven toen ik aantrad. Dit zijn de bedrijven die zich in de regio zijn gevestigd. Er was geen aanleiding om in dit kader contact te leggen met andere aannemers, er werd door hen goed werk geleverd. Ik ben zelf betrokken geweest bij het convenant Hoorn Kern Gezond. Dat is een transparant proces geweest waarmee de Commissie Gemeentewerken en Verkeer heeft ingestemd. We zijn daarin met vier van de vijf aannemers verder gegaan (me een bedrijf niet) omdat er een tijdsdruk op het projekt lag. Met deze vier aannemers konden alle voorkomende werkzaamheden worden
R2004-016 34/96 ingevuld, een hele praktische keuze dus. We hielden daarbij de hand op de knip, we rekenden de projecten ook zelf door.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u nog het volgende voorval vertellen over het gunnen van werk. Op zeker moment omstreeks 1996 of 1997 kwam (een persoon) bij (een persoon) op de kamer met de mededeling: ‘(…), wat is dit nu. Je hebt een werk gegund aan bedrijf maar dat kan niet want (een ander bedrijf) is aan de beurt’. Een persoon en (een persoon) waren geen vrienden, vooral ook omdat (een persoon) zijn twijfels al had over (een persoon) en verstrengeling van belangen. De mededeling van (een persoon) heeft niet geleid tot een ander besluit. Ik herinner mij nog dat (een persoon) verontwaardigd was over dit voorval.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik herken dat er vanuit het ambtelijke apparaat een voorstel werd gedaan voor de uit te nodigen aannemers van een project en dat vervolgens dan het voorstel terugkwam met het verzoek daaraan (een bedrijf) toe te voegen. Ik herken dat niet. Als dat zo is, zou dat uit de stukken op te maken moeten zijn met de motivering en de mededeling van wie dat verzoek kwam. Hoewel (..) mij een nobel motief toedicht, hetgeen ik waardeer, ben ik niet zo naïef dat ik (een bedrijf) verschillend beoordeel in de bedrijfsvoering dan andere bedrijven.” Een persoon verklaart hierover: “Iemand die (…) maakt en beheert die moet je niet betrekken bij de uitvoering. In Hoorn was er(…) die ook de aanbestedingen deed, te weten (een persoon). Ik heb (een persoon) hiervan in kennis gesteld. (Deze persoon) zei mij dan maar een voorstel te doen hoe dit op te lossen maar hij gaf mij niet voldoende middelen om dit op te lossen. (Een persoon) deed in die tijd ook aanbestedingen die niet voor grondzaken waren. Ik zag ook veel dezelfde namen van aannemers terugkomen waaronder , (een bedrijf), (een bedrijf) en (een bedrijf). Het was duidelijk dat (een persoon) het goed met deze aannemers kon vinden. Op mijn verzoek heeft de accountant hierover geadviseerd en vanaf mei 2000 werd dit (aanbestedingen) door de projectleiders gedaan. Het werk ging daardoor weg van mijn afdeling maar ik heb hiermee toch ingestemd omdat ik dit zuiverder vond. Een en ander stuitte op grote weerstand bij (een persoon) en dit heeft aanvaringen met hem tot gevolg gehad.” Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003 : “Er werd steeds een vaste kleine kring van 5 aannemers uitgenodigd. Dit werd min of meer opgelegd door (een persoon) en (een persoon). Dit tegen mijn advies in. Laat ik het u zo zeggen. Je moest het niet in je hoofd halen een aannemersadvies uit te brengen zonder daarop (een bedrijf) te vermelden. Wanneer je het anders deed kreeg werd je advies teruggestuurd. (Een bedrijf) moest erop staan omdat de wethouder er stellig van overtuigd was dat alleen op deze wijze de prijs in de hand gehouden werd.” En: “Als ik sprak over een werk dat moest worden aanbesteed wilde (een persoon) dat (een bedrijf) erbij stond. Ik meen dat ik éénmaal een aannemersadvies terugkreeg omdat (een bedrijf) daar niet bij stond. Sindsdien staat (een bedrijf)
R2004-016 35/96 er steeds op. De aannemersadviezen werden opgemaakt door het bedrijfsburo (een persoon) en (een persoon), ik parafeerde deze aannemersadviezen. Van dit ‘stilzwijgende gebruik’ vanaf begin ’90 tot ongeveer 1995, te weten het opnemen van (een bedrijf) in een aannemersadvies, wisten dus (een persoon) en (een persoon, (een persoon) en ikzelf.” 7.1.2 Privé-relaties tussen ambtenaren/bestuurders en aannemers Inleiding Tussen ambtenaren/bestuurder enerzijds en neringdoenden anderzijds kan een vriendschappelijke verhouding bestaan. In een relatief kleine gemeenschap als Hoorn is dat bijna onontkoombaar. Ook partners van genoemde personen kunnen vriendschappelijk met elkaar verkeren. Het zijn van elkanders buur, het samen met de ander een lidmaatschap vervullen van een sportvereniging, het onderhouden van enig sociaal netwerk, het over en weer kaartavonden bij elkaar bezoeken is niet alleen onvermijdelijk, het is ook niet bij voorbaat verdacht. Wel kan daarbij de vraag gesteld worden wat oorzaak is en wat gevolg. Gaan wij vriendelijk met elkaar om vanwege het feit dat we elkaar nu eenmaal kennen en sociaal met elkaar verkeren, of meent misschien een van de partijen een zakelijk belang bij de vriendschappelijke relatie te hebben? Was het allemaal: Too close for comfort? Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik in privé relaties heb bij aannemers. Ik zeg u dat mijn (familielid) werkt als calculator bij (een bedrijf) in (…). Toen het nieuwe bedrijf daar werd geopend ben ik nog wezen kijken. Hiervoor heb ik vooraf toestemming gevraagd en gekregen van (een persoon). Verder is (een persoon) van (een bedrijf) destijds getuige geweest bij mijn huwelijk. Zakelijk komen wij elkaar wel tegen en zo nu en dan ook privé. Wanneer we in privé uit eten gaan delen we de kosten altijd.” Een persoon verklaart hierover: “Ik wil toch ook de rol van het bestuur van de gemeente aan de orde stellen. Het is wel gebeurd dat aanbestedingsadviezen op initiatief van (een persoon) de lijst met aannemers moest worden aangepast ten gunste van (een bedrijf). Dit veelal na een weekend (…) door (een persoon) met (een persoon). Er is een stevige vriendschap tussen die twee(…).” Een persoon verklaart hierover: “Ik wil weten wie dit verklaart om mij te kunnen verdedigen. U zegt mij dat de betreffende persoon geen voorbeelden heeft genoemd. Ik zeg u dat die persoon maar met voorbeelden moet
R2004-016 36/96 komen. Hier spreekt een suggestie uit die ik met klem tegenspreek. De door de persoon geschetste handelswijze is overigens geheel in strijd met de door mijzelf voorgestane wijze waarop aanbestedingen tot stand moeten komen. Ambtelijke adviezen werden gevolgd door mij waarbij soms een nadere motivering noodzakelijk was. Wel hebben (…) wel eens inspiratie opgeleverd om vraagtekens te zetten bij de kosten van bepaalde projecten of een discussie ingeluid over de uitvoering ervan. Overigens is de opmerking over de vriendschap (…) onjuist.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar (een persoon). Over hem kan ik zeggen dat hij uit hoofde van zijn werkzaamheden een nauwe relatie onderhield met (een bedrijf). Het is mij wel opgevallen wanneer ik op de fiets bij zijn woning aan(…) langs reeds, dat aldaar een auto stond van (een bedrijf). Ik heb gezien dat het straatwerk rond de woning van (een persoon)(deels) is gelegd door (een bedrijf). Ik spreek dan over de periode 1985 – 1992.” Een persoon verklaart hierover: “Je moest het niet in je hoofd halen een aannemersadvies uit te brengen zonder daarop (een bedrijf) te vermelden. En: Naar mijn mening had het ermee te maken dat (een bedrijf) steeds meedeed omdat (een persoon) (directeur van een bedrijf) vriend is van (een persoon) die hij daardoor qua prijsvorming volledig vertrouwde. En: Van dit ‘stilzwijgende gebruik’ vanaf begin ’90 tot ongeveer 1995, te weten het opnemen van (een bedrijf) in een aannemersadvies, wisten dus (een persoon), (een persoon), (een persoon) en ikzelf.” Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat de opmerkingen die mij betreffen onjuist zijn. Ik zou gaarne van (een persoon) horen welke gevallen hij bedoelt. In de periode 1990 tot 1995 had ik niet of nauwelijks contact met (een persoon). (…) Na 1994 werd de situatie anders door het besluit van het College van B&W over aanbestedingen in 1994 en de instelling van de Stuurgroep Kersenboogerd die zich met name richtte op een goede stedenbouwkundige afronding van de Kersenboogerd met een gezonde grondexploitatie. Daar waren altijd meerdere personen bij betrokken, zoals u uit de stukken zult opmaken. De uitzondering tot 1994 was de re-lining van de Zwaagmergouw. Daar vond ik dat een enkele afspraak met één aannemer de financiële positie van de gemeente zou kunnen ondermijnen. Daar is uiteindelijk meervoudig onderhands aanbesteed hetgeen een besparing van naar ik meen van ± ƒ 700.000 opleverde t.o.v. de raming. Ik heb daar een fikse botsing over gehad met (een persoon) en (een persoon) die dit werk één op één wilden gunnen aan (een bedrijf). Ik vind dat u zich over de opmerkingen van (een persoon) pas een oordeel kan vormen als u alle achterliggende stukken van projecten in de periode 1990 – 1995 heeft bestudeerd. Ik verwijs u naar de lijsten waaruit blijkt welke werken (een bedrijf) in de gemeente Hoorn gegund heeft gekregen. Tot 1994 is voor zover ik mij herinner slechts het befaamde pad aan de Schellinkhouterdijk gegund en een tweetal renovaties van speelplaatsen aan de Joh. Poststraat. (…) Mijn vriendschap met (een persoon) van (een bedrijf) dateert van (…). Ik kende
R2004-016 37/96 hem al veel langer. Als ik (een bedrijf) uit hoofde van mijn vriendschap naar voren had willen schuiven dan had ik dat al veel eerder kunnen doen.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb (een persoon) leren kennen in mijn wethoudersperiode. Ik ben in mijn bestuursperiode bevriend geraakt met (een persoon) en ook via (een persoon) ontmoette ik (een persoon) wel. Ook sinds ik geen wethouder meer ben ontmoet ik (een persoon) nog wel.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb me nooit verdiept in vriendschapsrelaties. Ik heb etentjes en dergelijke nooit als fêteren gezien omdat ik dit soort afspraken als werk beschouw. (…) Dit soort uitjes zou ik nu niet meer doen in mijn huidige functie. Ik weiger ook uitnodigingen, bijvoorbeeld een uitnodiging voor de ‘Night of the Proms’ door (een bedrijf) (overgenomen door een bedrijf). ” Een persoon verklaart hierover: “Ik was in de ogen van (een bedrijf) niet hoog genoeg in de organisatie van de gemeente Hoorn bleek mij al snel. De pijlen van (een bedrijf) qua acquisitie richtten zich meer op mijn directeur (…) en het college. Bekend in dit verband is de goede relatie die (een persoon) onderhield met (een persoon) van (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet bijna wel zeker dat er een luchtje zit aan het baggerproject in de watersportverenigingshaven. Dit milieuwerk is uitgevoerd in 1995 of 1996 door (een bedrijf). Ik herinner mij nog dat ik in de commissie (…) zat onder leiding van (een wethouder). (Een persoon) was wethouder van gemeentewerken dus het was een co-produktie tussen de wethouders (…) . Ik had destijds sterk de indruk dat (een persoon) in het kader van dit project op zijn huid werd gezeten door (een wethouder) die op zijn beurt weer onder druk werd gezet door (een persoon) van (een bedrijf). Als bijzonderheid herinner ik mij dat (een persoon) (een persoon) over dit project thuis belde. Het was een proefproject met bacteriologische reiniging. Uiteindelijk is het project geen succes geworden en de voortgang op advies van de Rijksoverheid stopgezet waarna de haven traditioneel is gebaggerd. Ik kan u niet zeggen op welke wijze het werk gegund werd aan (een bedrijf), of althans een dochteronderneming van (een bedrijf). Ik heb sterk de indruk dat (een persoon) in het gunningsproces (een bedrijf) heeft gepushed. Het aanbod van de werkmaatschappij van (een bedrijf) kwam onverwacht. Ik herinner mij dat (een persoon) op een zondagavond belde met (een persoon) over de cijfers/resultaten van het project. Er was min of meer paniek omdat de resultaten tegenvielen en het project daarom mogelijk zou worden stopgezet. (Een persoon) bepleitte uitstel van deze beslissing bij (een persoon). Hij wilde doorgaan.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u nog zeggen dat als (een persoon) weer (…) had (…) met (een persoon) er vervolgens allerlei plannen en ideeën kwamen van de zijde van (een persoon). Deze ideeën besprak (een
R2004-016 38/96 persoon) dan of in het college of met ambtenaren zoals (een persoon) en (een persoon). Het is mijn indruk dat (een persoon) min of meer werd beïnvloed door (een persoon).” Een persoon verklaart hierover: Ik zeg u dat ik al bevriend was met (een persoon) voordat (een bedrijf) actief werd in de gemeente Hoorn. Ik kan rustig zeggen dat mijn vriendschappelijke relatie met (een persoon) nooit enige invloed heeft gehad op door mij genomen besluiten (…) . Mijn kennis in zijn algemeenheid over de technieken in de weg- en waterbouw, verwijdering van verontreinigde grond etc. heb ik kunnen vergroten, hetgeen m.i. de gemeente ten goede is gekomen. (en) Wel hebben (…) wel eens inspiratie opgeleverd om vraagtekens te zetten bij de kosten van bepaalde projecten of een discussie ingeluid over de uitvoering ervan. Overigens is de opmerking over (…) onjuist.” Een persoon verklaart hierover: “Mijn contacten in de privé kunnen weer worden onderscheiden in: b. een goede kennis contact met (een persoon), acquisiteur bij (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “(Een bedrijf) heeft zich daadwerkelijk gevestigd in Hoorn en dat was een uitstekende deal voor de gemeente en ook voor (dat bedrijf). Ik heb (een persoon) toen beter leren kennen en me wat meer in de achtergrond van het bedrijf verdiept. Ik ben er van overtuigd dat (een bedrijf) door deze en de daaruit volgende contacten geen opdracht meer heeft gekregen of een bouwvergunning sneller. Wat ik wel heb mogen terug doen is het(…). Vanuit deze contacten is wel met de familie een vriendschap ontstaan. Zo heb ik toen wel hun (…)feest mee gevierd. Aangezien ik niet kon wedijveren met het grote geld dat daar aanwezig was hebben we het gezocht in iets onbetaalbaars. (…) (Een persoon) lag dat niet zo, maar (een persoon) daarentegen heeft met veel plezier meegedaan. Ons optreden was een groot succes. (…) U refereert aan een (…) in de woning van de(…) van (een persoon) in (…) waar aanwezig waren de meeste leden van het college alsmede de meeste fractievoorzitters met partners. Dit was in openheid, met z’n allen en controleerbaar. Vooraf hebben we hier met elkaar over gesproken en besloten op deze uitnodiging in te gaan.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik in het najaar van 2001 ben uitgenodigd door (een persoon) voor een etentje + (…) ten huize van (een persoon) en (een persoon). Neen, daarvoor ben ik voor zover ik mij kan herinneren, niet uitgenodigd. Ik weet wel dat het heeft plaatsgevonden en dat een aantal collegeleden aanwezig waren.” Een persoon verklaart hierover: “In relatie tot (een bedrijf) zijn het college en de fractievoorzitters met partners zijn uitgenodigd door (een persoon) voor een diner + (…) in de nieuwe woning van (deze persoon) in (…). Ik hecht eraan te benadrukken dat de genodigden van de zijde van de gemeente op eigen kosten een bloemstuk hebben laten bezorgen. Ik werd daar uitgenodigd als (…), dat was duidelijk.”
R2004-016 39/96
Een persoon verklaart hierover: “(Een persoon) liet mij zien dat hij uitgenodigd was door (een persoon), de schoonzoon van (een persoon). Ik heb toen aangegeven dat dit niet kan en ik wilde hier zelf niet naartoe. (Een persoon) is eveneens niet naar (een persoon) geweest.” Een persoon verklaart hierover: “.. deelname aan een etentje ± (…) op uitnodiging van (een bedrijf) ten huize van (een persoon) en (een persoon); dit vond plaats in het najaar van 2001 en hieraan werd deelgenomen door de meeste leden van het college van b. en w, en fractievoorzitters met partners.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben geboren en getogen in de gemeente (…). Ik ken (een persoon) van (een bedrijf) dan ook al jaren. Wij ontmoeten elkaar als kennissen wel enige keren per jaar. Ons beider echtgenoten(…). Vanuit die relatie zijn mijn echtgenote en ik in augustus (…) , ter gelegenheid van het feit dat (…) uitgenodigd door (een persoon) voor een vliegreis met het vliegtuig van (een bedrijf) naar Stavanger in het zuiden van Noorwegen. Dit gebaar van (een persoon) was een wederprestatie voor het feit dat wij hem voor (…) hadden uitgenodigd voor een feest op een boot in Amsterdam. Op de vliegreis werden wij vergezeld door (een persoon) en nog een andere persoon wiens naam ik vergeten ben. Ik herinner mij dat die persoon niet werkzaam was bij (een bedrijf). Ik begreep uit het gesprek dat die persoon in Noorwegen woonde. We zijn op een middagje heen en weer gevlogen. In Stavanger had (een persoon) een zakenafspraak die ongeveer twee uur duurde. Mijn echtgenote en ik hebben wat rondgelopen in Stavanger. Aansluitend zijn we weer terug gevlogen. Ik veronderstel dat er bij (een persoon) geen enkele bijbedoeling was gezien mijn functie in(…) in Hoorn. (Een persoon) heeft nimmer op een tegenprestatie gezinspeeld.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet verder dat (een persoon) niet alleen politici maar ook topambtenaren uit Westfriesland uitnodigde voor een jaarlijkse trip op zijn boot op het IJsselmeer. (Een persoon) heeft (…) Verder weet ik dat (een makelaar) ook jaarlijks een feest gaf waarvoor politici en topambtenaren uit Westfriesland werden uitgenodigd.” Een persoon verklaart hierover: “Ik vind dat een aantal bestuurders te nauwe relaties hebben gehad met aannemers of projectontwikkelaars. Ik denk daarbij aan de relatie van (een persoon) met (een persoon) en de relatie van (een persoon) met (een persoon). Je moet maar niet overal met je vriend zichtbaar langskomen en dat ook nog eens overal uitdragen. Dan past een zekere mate van distantie en als je dat niet kunt of wilt moet je geen (…) willen zijn.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar een reactie op de publiciteit. Ik moet u zeggen dat de wijze waarop bijvoorbeeld Zembla is omgegaan met de Hoornse situatie en als onderdeel daarvan (…), ik zeer
R2004-016 40/96 teleurgesteld ben en ook uiterst sceptisch over eventuele publiciteit die nog volgt. Ik heb (een persoon) uitvoerig gesproken voor die uitzending en de wijze waarop ik (…) ben omgegaan. Overigens was (…) bij het bestuur en betrokkenen binnen het ambtelijk apparaat algemeen bekend. Ik heb hem verzocht om Zembla uitdrukkelijk mijn naam te laten noemen in de uitzending en de wijze waarop ik daarmee omga. (Een persoon) heeft dat gedaan maar Zembla is er niet op ingegaan. Wel hebben zij in een bedenkelijke context (…) een directeur in de uitzending vermeld. De reactie van B&W op de uitzending is in het persbericht verwoord naar de inhoud waarvan ik u verwijs.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar mijn contact met (een persoon). (Een persoon) is acquisiteur van (een bedrijf). Ik sprak hem o.a. wel tijdens gesponsorde activiteiten. Ik sprak hem ongetwijfeld ook wel op verjaardagen bij de familie (…). Ik hecht eraan het volgende te zeggen. Ik sprak nooit vooraf met aannemers over aan te besteden projecten, ik liet mijn gezicht nooit zien bij aanbestedingen (behoudens de Schouwburg) en ik nam nooit deel aan opleveringsdiners (behoudens de Hoofdtoren) omdat ik daar niet van houd. Wanneer is ergens aan deel nam was dat om mijn eigen kennis te vergroten ten behoeve van de gemeente waarbij er aansluitend wel eens een hapje werd gegeten.” Een persoon verklaart hierover: “Ik vraag me af of het wel zo verstandig is dat (een persoon)(…) zo openlijk bevriend is met de directeur (een persoon) van (een bedrijf). Dat is realiseer ik mij een subjectieve waarneming die ik niet kan staven met enig bewijs van niet integer gedrag van (een persoon).” Een persoon verklaart hierover: “Betreffende (een bedrijf) zou je kunnen zeggen dat het contact van (een persoon) ‘to close to comfort’ was.” Een persoon verklaart hierover: “Mijn eerste kennismaking met (een persoon) was omstreeks begin jaren ’90 tijdens een vervoersbeurs in Amsterdam. Ik was daar als (…) met een afvaardiging bestuurders en ambtenaren van de gemeente Hoorn. Ook (een bedrijf) had daar een stand met machines etc. Ik heb mij laten voorlichten bij betreffende stand. Wij troffen ook (een ambtenaar) aan in de stand van (een bedrijf). Hij dronk whisky of cognac, in ieder geval een sterke drank, en hij was al zichtbaar aangeschoten. (Een persoon) zat daar in die stand met een houding dat het heel vanzelfsprekend was dat hij daar zat. Hij straalde uit, in woord en gebaar, dat hij een aparte positie had bij (een bedrijf). De afvaardiging van de gemeente Hoorn is na afloop van de beurs naar huis gegaan terwijl ik weet dat (een persoon) na afloop van de beurs met (een bedrijf) naar de binnenstad van Amsterdam is gegaan. Ik heb mij bijzonder geërgerd aan dit voorval.” Een persoon verklaart hierover: “Het is een traditie dat ik met (een persoon) en (een persoon) van (een bedrijf) elk jaar naar het ABN-AMRO-tennistournooi ga, ook met de dames erbij. Dat is al jaren zo.”
R2004-016 41/96
Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar (een persoon). Over hem kan ik zeggen dat hij uit hoofde van zijn werkzaamheden een nauwe relatie onderhield met (een aannemer). Het is mij wel opgevallen wanneer ik op de fiets bij zijn woning aan (…) langs reeds, dat aldaar een auto stond van (die aannemer). Ik heb gezien dat het straatwerk rond de woning van (een persoon) (deels) is gelegd door (die aannemer) . Ik spreek dan over de periode 1985 – 1992.” Voornoemd persoon verklaart hierover: “Dat klopt. Ik onderhield uit hoofde van mijn functie een nauwe relatie met (een bedrijf). (Een bedrijf) heeft het straatwerk rond mijn woning aangelegd. Ik heb (een bedrijf) voor deze werkzaamheden betaald.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb wel een paar maal gekaart op kantoor van (een bedrijf) met twee directieleden van (een bedrijf), te weten (een persoon) en een andere directeur. Gewoon klaverjassen met drie man aan het eind van de middag na een bespreking. Dat past in een sfeer waarin je elkaar al dertig jaar kent, gewoon prettig met elkaar omgaan.” Een persoon verklaart hierover: “ U confronteert mij met het volgende en u vraagt mij om mijn commentaar: (…)Betreffende (een persoon) is vermeld: “Toen medio maart 2002 de gemeente Hoorn in het nieuws kwam rond het onderwerp “bouw fraude” heb ik de navolgende opmerkingen gehoord: (…) Van (een persoon) wordt gesteld dat hij nauwe contacten onderhoudt met de directie van de (…). Hij neemt regelmatig deel aan kaartavondjes met leden van de directie.” Betreffende de kaartavonden zeg ik u dat ik nimmer aan kaartavonden bij aannemers heb deelgenomen. Wel is het zo dat ik aansluitend op een werkoverleg wel eens heb gekaart met (een persoon) van (een bedrijf) samen met een voormalig directeur van (een bedrijf). Een persoon verklaart hierover: “Ik heb de parlementaire enquête gevolgd. Wat mij opviel was dat tijdens het openbare verhoor van (een persoon), één van de directeuren van (een bedrijf), werd gevraagd door mevrouw Vos met wie van de gemeente Hoorn (een persoon) wel ging eten. (Een persoon) antwoordde toen dat hij wel ging eten met de assistent van(…). Dat kan maar één persoon zijn, te weten de (een persoon). (en) Ik heb u al eerder gezegd dat (een persoon) aanbestedingen naar zich toe trok. Ik heb gezien dat (een persoon) in het stadhuis op de afdeling aan het bureau de prijzen van een aanbesteding besprak met (een persoon) van (een bedrijf). Dat heeft mij toen bevreemd. De prijzen van de raming van de gemeente werden vergeleken met de raming (een bedrijf). Ik weet niet over de aanbesteding van welk project er toen werd gesproken. Het gesprek is op enig moment voorgezet in de spreekkamer en weer later op de dag verdwenen beide heren naar Pejo. Ik heb beide heren overigens wel meer in elkaars aanwezigheid gezien in Pejo. Ik was daar toen samen met een collega.”
R2004-016 42/96 7.1.3 Sponsoring Inleiding Sponsoring houdt in het dragen van de kosten van iets waarvoor men niet verantwoordelijk is. Het aanbieden van sponsorschap vindt soms plaats om bij een andere partij in het gevlij te komen, of, indien het initiatief van de andere kant uitgaat, omdat men het gevoel heeft niet te kunnen weigeren. Omdat in de publiek-private omgeving het sponsoren risico’s van charitatieve manipulatie met zich kan meebrengen, hebben onderzoekers hierover vragen gesteld. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Er is nog een element dat ik aan dit interview wil toevoegen, te weten sponsoring. Ik heb meerder malen aan de orde gesteld als (…) dat we niet alleen genieten van giften van bedrijven maar het zelfs eisen. Als het gaat om sponsoring, zijnde giften uit het bedrijfsleven, ga ik er van uit dat er altijd een bijbedoeling is overigens zonder hier iets negatieffs mee te bedoelen. Ik noem het voorbeeld van de schouwburg. (…) is actief op pad gegaan om sponsorgeld binnen te halen. Dat gebeurt overigens in alle gemeenten, dus ook in Hoorn. Dit was een zeer verplichtende vorm van vraagstelling. Er moest door de grote bedrijven ten minste ƒ 100.000 worden bijgedragen. (Een persoon) heeft mij wel gezegd dat hij letterlijk onder druk was gezet om (een bedrijf) ook ƒ 100.000 te laten sponsoren. (Een persoon) van (een bedrijf) heeft tijdens zijn verhoor door de commissie in het kader van sponsoring het principe ‘voor wat hoort wat’ uitgelegd. Ik heb dit sponsoren meermalen aan de orde gesteld. Het sponsoren is na (…) aan de orde gesteld. Ik heb toen voorgesteld ermee te stoppen. Daar waren de anderen het niet mee eens. Zij vonden dat te ver gaan. Afgesproken werd om bouwbedrijven niet meer te benaderen maar andere (grote) bedrijven nog wel zoals bijvoorbeeld (een supermarktketen). In principe heb ik geen problemen met sponsoring als het maar transparant is.” Behoudens de schouwburg is mij bekend dat (een bedrijf) jaren lang Stichting de Achterstraat sponsorde voor ƒ 5.000 per jaar. (…) Deze sponsoring is op mijn initiatief uit mijn contact met (een persoon) tot stand gebracht. Dit was overigens in de periode dat ik nog (…). Een persoon verklaart hierover: Ten aanzien van de reis naar Maleisië kan ik u zeggen dat (een persoon) en (een persoon) daar zijn geweest met een groep ambtenaren. Dat is een reis geweest in het kader van de stedenband met die stad en onderdeel van de uitwisseling was een voetbalwedstrijd tussen ambtenaren. De betreffende ambtenaren hebben deels de kosten zelf gedragen, een deel van de kosten is betaald door de gemeente Hoorn en een resterend deel is via sponsoring verkregen van onder meer (een bedrijf). Ik zit nu met een probleem omdat de betreffende dossiers door (een persoon) mee naar huis zijn genomen. In ieder geval weet ik dat de RR deze dossiers weer bij hem thuis heeft
R2004-016 43/96 aangetroffen. Ik moet dus nu uit herinnering praten. Ik herinner mij dat ik voor dit voetbaltrip 42 (…) als geschenk heb geregeld die door (een bedrijf) zijn betaald. Ik weet dat er een B&W besluit is genomen waarin opening van zaken is gegeven over de financiering van de trip. Een persoon verklaart hierover: “In dat verband wil ik toch wijzen op het feit dat de gemeente Hoorn in het kader van de bouw en de exploitatie van de nieuwe schouwburg sponsors werft met o.a. als argument dat die schouwburg goed kan worden gebruikt t.b.v. het relatiebeheer. Het zou dan toch vreemd zijn als dezelfde sponsors het (…) uitnodigen voor een gebeurtenis in dat kader en deze uitnodiging op basis van integriteitsbeleid wordt afgewezen. Het is of het een of het ander volgens mij.” Een persoon verklaart hierover: “als voorzitter van de (…) heb ik (een bedrijf) gevraagd om een sponsorbijdrage voor de aanschaf van een nieuwe (…) ; dit heeft in 1995 geleid tot een donatie aan die vereniging van ƒ 5.000; (…) Nu heb ik dit bedrijf gevraagd om een sponsorbijdrage voor het festival (…), welk verzoek heeft geleid tot een donatie aan die Stichting van ƒ 3.500 in het jaar 2000” Een persoon verklaart hierover: “In het kader van het ‘wij-gevoel’ is er door (een persoon) een feest georganiseerd in het in aanbouw zijnde zorgcentrum in de Kersenboogerd. Het zorgcentrum was toen bijna gereed. Bij mijn aankomst zag ik vlaggen wapperen van diverse aannemers en uit de mate waarin op die dag eten en drinken beschikbaar was concludeer ik dat dit feest zwaar ‘gesponsord’ was door aannemers.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar sponsoring van de gemeente Hoorn. De enige sponsoring waarvan ik op de hoogte ben geweest gingen om culturele sponsoring. Wel is er voor de schouwburg sponsoring gezocht door (een persoon) als lid van de schouwburg. (…) Ik ben niet bekend met het resultaat hiervan.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u zeggen dat ik in de commissie zat betreffende de bouw of nieuwbouw van de schouwburg. Ik weet dat er door de gemeente Hoorn een bureau is in gehuurd om gelden in het kader van sponsoring te verwerven.”
R2004-016 44/96
7.2 Onderzochte kwesties Inleiding Een veelheid van gebeurtenissen passeerde de revue. Daarbij werd steeds de vraag gesteld: ”Wat is smeren en fêteren? “. Deze vraag hebben wij niet beantwoord om al opgegeven redenen. Het feit dat sommige personen een zaak vermeldenswaard vonden was in enkele gevallen redengevend om het in dit overzicht op te nemen. Wij hebben steeds nadrukkelijk gevraagd naar wat men zelf zo al had gedaan of geaccepteerd, maar ook naar wetenschap en de redenen van wetenschap van acceptatie of deelneming van anderen. Zoals al gezegd, over anderen vond men over het algemeen het moeilijk om te verklaren; het “niet-klikken” is een barrière geweest bij onze waarheidsvinding. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat in bepaalde gevallen een kwestie niet meer is dan een kleurloos feit, zoals het hebben van onroerend goed in binnen- of buitenland of het in een geval bij zich dragen van een grote hoeveelheid contant geld. Daarbij hadden onderzoekers uiteraard wel oog voor de onderliggende vraag, namelijk: waarom had betrokkene dit bezit en kwam hij daar op een integere manier aan? In een enkel geval kon een en ander niet anders bestempeld worden dan een non-bevinding, en is deze buiten deze rapportage gebleven. Een aantal van deze kwesties was aan onderzoekers reeds ten tijde van de aanvang van dit onderzoek bekend, andere kwesties kwamen in de interviews, dus lopende het onderzoek, naar voren. 7.2.1 Sportieve evenementen in Nederland en buitenland Inleiding Het uitgenodigd worden om bepaalde sportieve manifestaties bij te wonen of daaraan deel te nemen, zoals voetbal, schaatsen, Formule-1-races, zeilen, Sail, Jumping Amsterdam en tennis, en het aanvaarden van zulk een uitnodiging, hebben wij onder de noemer “sportieve evenementen” gebracht. Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “(Een persoon) herinnert zich een voorval uit het verleden. (Een persoon) was met vakantie en (een persoon) en (een persoon) gingen naar een of meer wedstrijden van het Nederlands elftal in Italie. Telefonisch hielden ze vanuit Italië contact met (een persoon) om na te gaan of alles goed ging. Na afloop heeft (een persoon) van (een persoon) een bosje bloemen ontvangen. (Een persoon) heeft niet de indruk dat beiden deze reis zelf betaalden vanwege hun belangstelling voor deze sport. Zo waren er ook bezoeken aan ABN tennistoernooi en concours hippique in R’dam.”
R2004-016 45/96
Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “(Een persoon) weet wel dat (een persoon) met (een persoon) naar de WK voetbal in Italië is geweest.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Wat smeren en feteren betreft herkent (een persoon) wel het beeld uit de bouwfraude enquete. Zo kan hij zich ook herinneren dat hij op het laatste moment werd uitgenodigd om mee te gaan naar de EK voetbal in Duitsland. Samen met (een persoon) en (een persoon) zijn zij met (een bedrijf) meegegaan naar deze finale in Duitsland.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Wel ben ik naar het WK in Italië geweest met de firma (een bedrijf). Het was een wedstrijd op het eiland Sardinië. Het gezelschap bestond uit ongeveer 20 personen bestaande uit diverse ambtenaren uit Noord Holland. Mijn toenmalige collega (een persoon) was daar ook bij. Alle kosten van deze reis zijn betaald door(een bedrijf). Het was een vliegreis met twee overnachtingen. Ik heb deze reis naar ik meen vooraf gemeld aan mijn directeur (…).(…) Deze gunsten van (een bedrijf) en (een bedrijf) ontving ik naar mijn mening om prettig met elkaar om te gaan.” En: “U vraagt mij of ik mij door deel te nemen aan deze twee reizen heb begeven in een situatie waarin mijn zakelijke belangen als ambtenaar van de gemeente Hoorn verstrengeld raakten of dreigden te worden met mij als privé persoon. U vraagt mij dit omdat u mij zegt dat u geen enkel zakelijk belang ziet voor de gemeente Hoorn in mijn deelname aan deze reizen. Ik kan dergelijke zaken heel goed scheiden en ik voelde mij absoluut niet gecompromitteerd. In die tijd was dit niet ongebruikelijk. Ik verwijs u naar een interview met (een persoon) in het NRC van 26 oktober 2002.” En: “Als het gaat om het binnenland kan ik u zeggen dat ik (…) Ook heb ik met aannemers bij schouwburgen geweest, bij het schaatsen in Heerenveen, het ABN-Tennistoernooi, de Floriade in Zoetermeer (project van (een bedrijf) en was een afdelingsbezoek). Ik ben twee maal naar de schouwburg geweest in Hoorn op uitnodiging van (een persoon) van (een bedrijf). Ik ben met (een persoon) en andere medewerkers van (een bedrijf) geweest naar schaatsen in Heerenveen. Dat was een busreis, met 20 medewerkers van de gemeente Hoorn met echtgenoten. (…) (een bedrijf) had een box bij het ABN-tennistoernooi. Daar werd dan ter plaatse gegeten en gekeken naar een paar tennis wedstrijden. Hierbij was ik de enige medewerker van de gemeente Hoorn. Ik reed mee in de auto van een medewerker van (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “In 1988 ben ik naar het EK in Duitsland geweest met (een bedrijf). Ik werd daartoe op kantoor
R2004-016 46/96 gebeld met de vraag of ik belangstelling had. Na overleg met mijn vrouw besloot ik te gaan en heb ik Duitse Marken gehaald bij de bank. Uiteindelijk heeft het me geen cent gekost. De wedstrijd was zaterdagmiddag. Vrijdagavond stapten we in de bus. We zijn zonder overnachting doorgereden en na de wedstrijd weer naar huis terug gereden. Van de gemeente Hoorn waren aanwezig de heren (…) en (een persoon).” Een persoon verklaart hierover: “(Een persoon) en (…) zijn samen naar Italië geweest naar een wedstrijd van het Nederlands elftal op het WK. Ik weet niet met wie zij daar waren. Ik weet niet meer of dit op een kantoordag was.” Een persoon verklaart hierover: ”Ik ben inderdaad naar het WK in Italië in 1990 geweest op kosten van (een bedrijf). Tevens was daarbij aanwezig de heer (… . Ik ben een voetbalfan. (Een bedrijf) vroeg mij of ik zin had om mee te gaan naar het WK in Italië. Dat wilde ik wel. Ik moet u zeggen dat ik het nu niet meer zou doen maar toen paste het in de heersende cultuur. Ik nam vrije dagen op voor betreffende reis naar Italië. Ik werd thuis opgehaald en naar Schiphol. Er waren ook andere ambtenaren bij. Het was een groep van ongeveer 20 personen. We hebben toen twee wedstrijden gezien. De reis was inclusief 3 overnachtingen. De reis heeft mij helemaal niets gekost. We hebben nog een excursie over het eiland gemaakt. We hadden met elkaar een soort vakantiegevoel.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet dat collega’s op uitnodiging van aannemers naar Europacup voetbalwedstrijden zijn geweest. Ik ben daar zelf ook één of twee keer bij geweest. Deze kaartjes werden dan verstrekt door één van de vijf aannemers die in Hoorn werkten. (…) Ik heb zelf geen buitenlandse voetbaltrips gemaakt. Ik weet wel dat er voetbalwedstrijden in het buitenland zijn bezocht. Ik werd daar niet voor uitgenodigd omdat mijn belangstelling niet zo zeer uitgaat naar voetbal.” Een persoon verklaart hierover: “Wel ben ik wel naar Sail geweest maar dan was ik één van de vele.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben wel eens meegeweest naar voetbalwedstrijden. Ik ben op uitnodiging van (een bedrijf) meegeweest naar de finale van het EK ’88. We gingen met de bus heen en weer, dus er werd niet overnacht. (…) Ook heb ik wel competitiewedstrijden van Ajax bezocht op uitnodiging (een bedrijf) en ook op uitnodiging (een bedrijf) heb ik een wedstrijd van Feijenoord bezocht. Dit altijd met een groepje collega’s in het kader van een oplevering van een werk.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb samen met een medewerker van een aannemer voetbalwedstrijden van AJAX bezocht. Dat waren verschillende wedstrijden onder andere was dit met (een bedrijf), (een bedrijf) en (een bedrijf).”
R2004-016 47/96 Een persoon verklaart hierover: “Met medewerkers van (een bedrijf) ben ik, ter afsluiting van de asfalteringswerkzaamheden van de provinciale weg in Hoorn, op hun kosten naar de Arena geweest. Het betrof een competitie wedstrijd tussen AJAX en MVV. Van (een bedrijf) was (een persoon) aanwezig, die de kaarten verzorgde. Wie er van de gemeente Hoorn meegeweest is weet ik niet meer. Vooraf werd door ons een broodje genuttigd.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben door (een bedrijf) ongeveer vijf jaar terug gevraagd om mee te gaan naar een competitiewedstrijd van AJAX in de Arena. Er waren bij deze wedstrijd nog twee collega’s (waaronder een collega (…)) van de gemeente Hoorn aanwezig waarvan ik u de namen niet wil noemen omdat ik één naam niet zeker meer weet.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb ook buitenlandse reizen gemaakt op kosten van aannemers. Ik ben twee keer meegeweest, een keer naar Frankrijk en een keer naar Engeland. Bijvoorbeeld met (een bedrijf) naar WK Frankrijk in 1998, maar de reis heb ik zelf betaald. Ik was daar van de gemeente Hoorn alleen. Ook ben ik met (een bedrijf) mee naar Ajax geweest; ook met personen van het waterschap; (Een persoon) was daar bij, denk ik, en (een persoon) ook. Ik heb overigens heel vaak nee gezegd. Ik werd veel gevraagd; je bent interessant voor die aannemers. Ik ben nog wel in Manchester geweest met (een bedrijf) naar een beslissende voetbalwedstrijd Ierland – Nederland, in een dag heen en een dag terug.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet dat er veel mensen gevraagd zijn door (een bedrijf) om naar de Formule 1 wedstrijden te gaan; mensen van gemeentes en waterschappen.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb zelf wel eens uitnodigingen gehad voor voetbalwedstrijden. Ik ben daarop slecht één keer ingegaan te weten op een uitnodiging (een bedrijf) voor een wedstrijd van Ajax in de Arena. Ik ben nooit in het buitenland geweest met aannemers. En: Voor bijvoorbeeld Sail zijn we wel uitgenodigd geweest maar vanuit de sector werd dan aangegeven niet in te gaan op deze uitnodigingen. Dit werd via het afdelingsoverleg door mij medegedeeld. In de notulen van het afdelingsoverleg zou dit terug te vinden moeten zijn.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar (een bedrijf). Ik kan u zeggen dat ik thans bezig ben met de afwikkeling van het verwerven van gronden door de gemeente Hoorn in de Bangert Oosterpolder. Deze gronden zijn onder meer via (een bedrijf) verkregen. In dat kader ontvang ik jaarlijks wel een uitnodigingen voor het bijwonen van een handbalwedstrijd van(…) . In dezelfde uitnodiging staat dan dat er aansluitend een diner zal plaatsvinden in Wognum. Ook heeft (een bedrijf) mij
R2004-016 48/96 wel uitgenodigd voor een vaart op het IJsselmeer met de boot van (een bedrijf)(…) . Ik ben nooit op dergelijke uitnodigingen ingegaan.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u nog zeggen dat jaarlijks in het kader van de Spa-regatta in Medemblik (een persoon) en ik de hele zaterdag werden uitgenodigd op de boot van (een persoon) van (een bedrijf). (Een persoon) was daar nooit zelf aanwezig, hij werd waargenomen door (een persoon) en (een persoon) en echtgenoten. Op de zaterdag werden altijd uitgenodigd (een persoon) en echtgenote, (een persoon) met echtgenote. Ik kan u zeggen dat (een persoon) en (een persoon) bevriend zijn. De zaterdag was dus voor(…). Zo herinner ik mij dat bijvoorbeeld ook altijd aanwezig was (een persoon). Na (…) van (een persoon) is (...) uitgenodigd. Omdat (een persoon) goed bevriend was met (een persoon) was hij ook altijd aanwezig op de zaterdag. De vrijdagavond was voor de lagere ambtenaren.” Een persoon verklaart hierover: “Dan is er nog de Sail-Amsterdam 1995. (Een persoon) en ik zijn daar op uitnodiging van (een persoon) en (een persoon) geweest op de boot van (een bedrijf). Aldaar was tevens een partygebeuren opgezet door (een bedrijf). Bij toerbeurt mochten de genodigden een rondje varen langs de boten op het IJ. Aanwezig van de gemeente Hoorn was in ieder geval (een persoon) want hij stapte van de boot toen wij aan boord gingen. (Een persoon) was toen in gezelschap van een aantal collega’s. In ons gezelschap was ook aanwezig (een persoon) met echtgenote, anderen kan ik mij niet herinneren.” Een persoon verklaart hierover: “Ook is er nog Jumping Amsterdam. Ik herinner mij dat nog goed omdat (een persoon) toen (…) was. Wij zijn toen samen door (een bedrijf) uitgenodigd en in november 1998 per taxi (op kosten van (een bedrijf)) van huis opgehaald en weer thuis gebracht. (Een persoon) en echtgenote zaten ook in deze taxi. De heer (…) was toen ook aanwezig evenals (een persoon) en ook (een persoon).” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben meegeweest op een boot van (een bedrijf) tijdens Sail 2000. Wat mij opviel was dat er meer ambtenaren en bestuurders van de gemeente Hoorn aanwezig waren. Ook voormalig wethouder (een persoon) was toen op de boot van (een bedrijf) aanwezig.” Een persoon verklaart hierover: “…deelname als toeschouwer) op uitnodiging van (een bedrijf) aan de Spa Regatta in Medemblik; daaraan heb ik met partner éénmaal deelgenomen, namelijk in (…) toen ik al wel was benoemd als (…) van Hoorn maar nog niet in dienst was getreden.” Een persoon verklaart hierover: “Ook herinner ik mij het ABN-tennistoernooi dat ik met een groepje collega’s meerdere malen heb bezocht op uitnodiging van (een bedrijf).”
R2004-016 49/96
Een persoon verklaart hierover: “Verder wil ik u nog zeggen dat ik samen met mijn echtgenote deelneem aan het jaarlijks tennistoernooi van (een bedrijf) en ook van (een bedrijf). Het toernooi van (een bedrijf) is in de Neckslag in Purmerend. Dat is een toernooi op zaterdag vanaf omstreeks 18.00 uur met halverwege de avond een buffet. Aldaar zijn ambtenaren en bestuurders van gemeenten, rijkswaterstaat en waterschappen alsmede vertegenwoordigers van nutsbedrijven aanwezig. Dit alles op kosten van (een bedrijf). Het toernooi van (een bedrijf) is kleinschaliger en werd altijd gehouden in Dirkshorn op het buitencomplex van de TV Dirkshoorn. Ook hier tussendoor een buffet op kosten van de aannemer. De prijzen voor de winnaar zijn bescheiden.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb met een groepje collega’s op uitnodiging van (een bedrijf) het ABN tennistoernooi in Ahoy in Rotterdam bezocht. (..) Ik heb met mijn echtgenote meegedaan aan het jaarlijkse tennistoernooi van (een bedrijf) en ook dat van (een bedrijf). Er is ooit ook wel een zaalvoetbaltoernooi door (een bedrijf) geregeld.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben op uitnodiging van (een bedrijf) wel een aantal naar het schaatsen geweest in Heerenveen. Mogelijk ben ik daar ook wel geweest met (een bedrijf). Ik ben jaarlijks op uitnodiging van (een bedrijf) naar het ABN AMRO tennistoernooi geweest.” Een persoon verklaart hierover: “Het is een traditie dat ik met (een persoon) en (een persoon) van (een bedrijf) elk jaar naar het ABN-AMRO-tennistournooi ga, ook met de dames erbij. Dat is al jaren zo. (Een persoon) van Sportzaken ging ook mee, (een persoon) ging ook mee.” Een persoon verklaart hierover: “(een bedrijf) had een box bij het ABN-tennistoernooi. Daar werd dan ter plaatse gegeten en gekeken naar een paar tennis wedstrijden. Hierbij was ik de enige medewerker van de gemeente Hoorn. Ik reed mee in de auto van een medewerker van (een bedrijf).” En: “Ook heb ik met aannemers bij schouwburgen geweest, bij het schaatsen in Heerenveen, het ABN-Tennistoernooi, de Floriade in Zoetermeer (project van (een bedrijf) en was een afdelingsbezoek). Ik ben twee maal naar de schouwburg geweest in Hoorn op uitnodiging van (een persoon) van (een bedrijf). Ik ben met (een persoon) en andere medewerkers van (een bedrijf) geweest naar schaatsen in Heerenveen. Dat was een busreis, met 20 medewerkers van de gemeente Hoorn met echtgenoten. (een persoon) was toen ook mee.” Een persoon verklaart hierover: “Bij de jaarlijkse Spa-regatta is het aan de orde van de dag dat ambtenaren en bestuurders, ook van de gemeente Hoorn, door bedrijven worden uitgenodigd aanwezig te zijn.”
R2004-016 50/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik ben zelf wel een keer meegeweest met op de boot van (een bedrijf) tijdens de Spa-Regatta in Medemblik samen met mijn partner. (Een bedrijf) heeft mij wel eens uitgenodigd voor een paardenwedstrijd, maar daar heb ik geen gevolg aan gegeven.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben een keer mee geweest met (een bedrijf) voor een bezoek aan een honkbalwedstrijd. We werden thuis opgehaald, hebben de wedstrijd bijgewoond en hebben vervolgens een diner genuttigd.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar de Spa- regatta in Medemblik. Ik heb hier verhalen over gehoord. Ik weet niet of ik dit gehoord heb of dat ik dit uit publicaties heb. Ik ben een keer naar de Spa- regatta geweest op uitnodiging van de gemeente Medemblik. Dit was niet op de boot van (een bedrijf). Ik ben nooit op een boot van (een bedrijf) geweest. (Een persoon) is zeker op de boot van (een bedrijf) geweest. Daarnaast weet ik ook uit publicaties dat burgemeesters uit West-Friesland bij (een bedrijf) op de boot zijn geweest.” Een persoon verklaart hierover: “Omdat ik niet van etentjes houd, heb ik voorgesteld om wat anders te doen. Zo ben ik bijvoorbeeld een keer naar een voetbalwedstrijd van Herenveen geweest. Dit was na de oplevering van een project. Ook dit zou ik nu niet meer doen.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar voetbalwedstrijden in het buitenland. Ik weet daar van, ik heb dit van horen zeggen en van de publicaties. Ik ben zelf nooit naar het buitenland geweest voor wedstrijden. Ik heb gehoord dat (een persoon) in de skybox van Volendam gezien is. Ik heb hier verder nooit over gesproken. Een persoon verklaart hierover: “ Ik weet wel dat wethouders en ambtenaren meermalen naar de Spa-regatta zijn geweest.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben ook een keer met (een bedrijf) naar Sail Amsterdam geweest. We waren toen met allerlei wethouders op een kade gehuurd door (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar mijn relatie met (een persoon). Ik de periode dat we bezig waren om het bedrijf van (een persoon) naar Hoorn te halen. In die tijd nodigde (een persoon) (…) van de gemeente uit waarmee hij in gesprek was, voor een trip naar Rusland. Mede daarom hebben wij deze reis geaccepteerd. Dit is tevoren uitgebreid in de politiek en de pers besproken.
R2004-016 51/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik was in 2000 voor WK voetbal in Frankrijk uitgenodigd; ik had naar Marseille gekund op uitnodiging maar heb dat niet gedaan.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik wel eens met (een bedrijf) ben uitgeweest. Dat is juist, ik ben 2 of 3 maal meegeweest een dagje met (een persoon) aan boord van zijn schip. Daar hoorde een hapje en een drankje bij. Daar waren collegeleden bij, ook van andere gemeenten. Ook ben ik wel op Sail geweest. Ook (een bedrijf) organiseerde wel eens wat; ook daar gingen we wel heen. Dat waren ook dagtochtjes. We zijn eens opgestapt in Purmerend en toen naar Sail A’dam geweest.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik op uitnodiging voetbalwedstrijden heb bezocht, bijvoorbeeld Heerenveen – MVV, op uitnodiging van (een bedrijf) uit Franeker. De directeur van (een bedrijf) is de manager van Heerenveen. Ook ben ik eens bij Ajax- Heerenveen te Amsterdam geweest op uitnodiging. We zaten niet in de sky-box. Het was geen luxueuze ontvangst overigens.” 7.2.2 Reizen naar het buitenland Inleiding Het accepteren van uitnodigingen voor reizen naar het buitenland leek ook niet geheel ongebruikelijk, of het nu om beroepsgerelateerde onderwerpen dan wel om sportieve of culturele evenementen ging. Wij hebben daarbij meestal doorgevraagd naar de vergezelling door de partner, de meerdaagsheid daarvan en de vrijheid die men had voor deelneming daaraan. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik stelde wel zaken vast die mij op vielen. Als voorbeeld noem ik de afwezigheid van (…) die dan op een bouwexcursie in Oostenrijk bleken te zijn. Er werd vanuit de bouwwereld in héél Nederland veel gereisd. Ik heb één en ander geprobeerd bespreekbaar te maken. Dat waren geen gemakkelijke gesprekken het ging immers om vertrouwenskwestie. Toen ben ik een keer meegegaan met een dergelijke excursie om een beeld te krijgen van wat dat nou voorstelde. Dat was in 1985 op uitnodiging en op kosten van (een bedrijf) een bezoek aan de nouvelles villes van Parijs. Er reisden nog twee (…) mee. We kregen een indrukwekkend programma voorgeschoteld met betrekking tot woningbouw/opzet van nieuwe wijken met liefde voor het onderwerp en bijzondere aandacht voor de aanpak, architectuur en stadsvernieuwing. Waar zij mee geconfronteerd werden was beslist heel uitdagend, vernieuwend en leerzaam. Ook heb ik in het ontspanningsdeel van het programma wat van het nachtleven van Parijs gezien zoals beroemde nachtclubs. (…) Na deze reis hebben we (…) gesteld dat dergelijke reizen niet relevant waren in verhouding met de betrokken projectontwikkelaar en dus maar niet meer gemaakt moesten
R2004-016 52/96 worden. Er zat nog één dergelijke trip in de pen. Die reis is nog gemaakt. Dat was ook een reis naar de nouvelles villes van Parijs. Na 1985 en 1986 zijn dergelijke reizen naar mijn weten ook niet meer gemaakt. De grondhouding in deze is in die tijd veranderd. Er is een stapje terug gedaan, men is iets soberder gaan handelen.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik weet van buitenlandse reizen op kosten van of in gezelschap van aannemers. Ik zeg u dat ik weet dat het college een bezoek heeft gebracht aan Leningrad en Tokio. Daarvoor zou toestemming zijn gegeven door de raad. Ook is er een voetbalwedstrijd gespeeld door ambtenaren in Maleisië. Ik weet niet wie die wedstrijd heeft georganiseerd.” Een persoon verklaart hierover: Ten aanzien van de reis naar Maleisië kan ik u zeggen dat (een persoon) en (een persoon) daar zijn geweest met een groep ambtenaren. Dat is een reis geweest in het kader van de stedenband met die stad en onderdeel van de uitwisseling was een voetbalwedstrijd tussen ambtenaren. De betreffende ambtenaren hebben deels de kosten zelf gedragen, een deel van de kosten is betaald door de gemeente Hoorn en een resterend deel is via sponsoring verkregen van onder meer (een bedrijf). Ik zit nu met een probleem omdat de betreffende dossiers door (een persoon) mee naar huis zijn genomen. In ieder geval weet ik dat de RR deze dossiers weer bij hem thuis heeft aangetroffen. Ik moet dus nu uit herinnering praten. Ik herinner mij dat ik voor dit voetbaltrip 42 (…) als geschenk heb geregeld die door (een bedrijf) zijn betaald. Ik weet dat er een B&W besluit is genomen waarin opening van zaken is gegeven over de financiering van de trip. Er is nog een tweede reis van (een persoon) naar Maleisië. Ik herinner mij niet precies het jaartal, ik vermoed ongeveer begin jaren ’90. Daarbij was aanwezig (een persoon) van (een bedrijf) en (een persoon), ik vermoed (een persoon), en (een persoon) van (een bedrijf). Deze reis is ook weer gemaakt onder de vlag van het vertegenwoordigen van een zustergemeente. Dit verklaart de aanwezigheid van (…) en (een persoon). Een persoon verklaart hierover: “Ik ben in alle openheid gevraagd om met (een bedrijf) mee te gaan naar de Maleisië voetbalwedstrijd. Ik vond dit te ver gaan. Ik had er geen goed gevoel bij ondanks dat er open over is gecommuniceerd in het Stadhuis. Ik noem dat een (een bedrijf) wedstrijd omdat in het kader van de stedenband met deze gemeente ambtenaren aldaar een voetbalwedstrijd hebben gespeeld waarvan een deel van de kosten door (een bedrijf) werd gesponsord. Wij, ambtenaren konden dus mee voor minder geld dan de kostprijs. U noemt mij de naam (een persoon), inderdaad (een persoon) is destijds namens (een bedrijf) mee geweest. (Dat bedrijf) is een onderdeel van (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “Ook heb ik als speler namens de gemeente meegedaan aan een voetbaltoernooi in Maleisië (twee wedstrijden). Ik heb voor deze reis een eigen bijdrage betaald.”
R2004-016 53/96
Een persoon verklaart hierover: “(een persoon) is in Japan (Holland Village) geweest, niet op kosten van de gemeente. Ik weet niet op wiens kosten dan wel. Het heeft allemaal in de krant gestaan.” Een persoon verklaart hierover: “Ik herinner mij deze reizen van (…) naar het Holland Village in Japan. (…) representeerde Hoorn hierbij als voormalige VOC-stad. Ik neem aan dat deze reis werd betaald door de gemeente Hoorn. De Hoornse Broeder heeft wel aandacht aan deze reizen besteed.” Een persoon verklaart hierover: “Dan is er nog de stedenband tussen Hoorn en Pribran in Tjechië. In het kader van die relatie zijn er uitwisselingen geweest die naar mijn mening te buitensporig zijn. Ik herinner mij een vijfdaagse reis die behoorlijk uitbundig was terwijl van de deelnemers geen eigen bijdrage werd gevraagd. De organisatie wordt namens Hoorn verzorgd door (een persoon). In het kader van integriteit zou u eens kunnen kijken naar deze band en de daarmee gepaard gaande kosten.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet dat (een persoon) in 1999 of 2000 een week met vakantie is geweest met (een persoon) van (een bedrijf) naar Pakistan. Ik weet niet of (een persoon) die reis zelf heeft betaald.” Een persoon verklaart hierover: “De (reis van een bedrijf) naar Moskou is nadrukkelijk politiek aan de orde geweest. Deze reis was omstreeks eind jaren ’80 begin jaren ’90. Deze reis vond plaats onder de noemer het ‘bestuderen van de sociale woningbouw’. Je kunt je de vraag stellen of dat dan in Moskou zou moeten. Er is enorm veel kritiek geweest op deze reis.” Een persoon verklaart hierover: “In mijn tijd is het college niet naar het buitenland op reis geweest. Ik weet wel dat Een persoon in mijn periode naar het buitenland is geweest maar ik kan u geen feitelijkheden noemen. Een persoon zei dan altijd dat hij op eigen kosten reisde en dat hij zich kon verantwoorden.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben wel bekend met de buitenlandse reizen van (een persoon en een persoon) begin jaren 90 naar Rusland.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar een bezoek van collegeleden aan Rusland en Parijs. Ik ben bekend met een bezoek aan Rusland. Dit vond plaats voor 1994. In het college waren leden het niet eens met deze reis. Ik heb wel gehoord van een reis aan Parijs. Ik ben er verder niet van op de hoogte.”
R2004-016 54/96 7.2.3 Diners en lunches in het kader van oplevering Inleiding In de branche waar het hierover gaat, was het feestelijk afsluiten van een periode van nauwe samenwerking, na het voltooien van een werk, niet ongebruikelijk. Het is voorstelbaar dat er kleine wrijvingen zijn geweest, en de functie van zulke festiviteiten zou dan ook zeer wel gelegen kunnen zijn in het herstellen van de relatie; volgende keer wordt men immers geacht weer met elkaar op te trekken. Hier ook geldt dat overdrijving ongepast is, en dat het initiatief en de betalingen niet slechts van één kant zouden moeten komen. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “…wel heb ik bij wijze van uitzondering wel eens met een uitvoerder ergens een broodje gegeten tussen de middag vanwege tijdsgebrek. Maar dan alleen als het werk soepel verliep. Ik weigerde dit te doen in geval er ‘problemen’ waren met een werk. Dergelijke lunches waren in ieder geval in de regio, bijvoorbeeld De Taveerne, Blokdijk en ook wel gelegenheden in Hoorn waar een lunch kan worden genoten.” Een persoon verklaart hierover: “Wel ben ik enige malen aanwezig geweest bij opleveringsdiners. Daarbij waren dan aanwezig (een persoon) of (een persoon). Eén op één met een aannemer heb ik nooit geluncht.” Een persoon verklaart hierover: “De opleveringsdiners waren meestal in de omgeving van Hoorn. Ik noem u de Schoorlse heren, de Schouwtjes in Medemblik, de Drie Haringen in Enkhuizen en ook wel de Taveerne.” Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: “Verder hadden we op de afdeling (degenen die op dat moment bij het project betrokken waren) de gewoonte om bij opleveringen het werk op kosten van de aannemer feestelijk af te sluiten. U moet dan denken aan vooraf bowlen en daarna een etentje bij het bowlingcentrum, veelal in Venhuizen.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben incidenteel in het kader van opleveringen aanwezig geweest bij diners, voetbal, etc. Tijdens onderhandelingen over de open begroting werd over grote bedragen gepraat. Soms werden die onderhandelingen na overeenstemming afgesloten met een etentje. Meestal ging ik dan samen met (…) eten in bijvoorbeeld Blokdijk, De Taveerne etc. Ook deden we dit wel bij opleveringen. Dit was ook bekend bij de afdeling.” Een persoon verklaart hierover: “Aanvankelijk was het gebruikelijk om in het kader van aanbestedingen en opleveringen te gaan
R2004-016 55/96 eten. Ik heb uit dien hoofde wel met (een persoon) van (een bedrijf) gebillart. Het is regelmatig tot frequent gebeurd dat wij na een opleveringsetentje nog met elkaar naar Amsterdam gingen, per taxi of per auto van de aannemers (een bedrijf) en (een bedrijf). Ik ben bijvoorbeeld met (een bedrijf) in het Okurahotel geweest voor een diner naar aanleiding van de oplevering van de Venneweg, maar ook ben ik met (een bedrijf) en/of (een bedrijf) naar de kartbaan in Uitgeest geweest en met (een bedrijf) naar een kleiduivenschietbaan in de Flevopolder. Bij deze bezoeken waren ook aanwezig de heren (…) en (een persoon), dit gerelateerd aan het desbetreffende werk, en mogelijk ook de betreffende opzichter. Dit alles op kosten van de aannemer.” Een persoon verklaart hierover: “ Ik heb in het kader van een oplevering wel gegeten in Amsterdam. Ik kan mij de namen van de restaurants niet herinneren. Ik ben wel eens bij een Chinees geweest en ook wel bij andere restaurants. Aansluitend hebben we wel een keer een biertje gedronken in het Hof van Holland. Na een opleveringsdiner reed ik mee terug met een medewerker van de aannemer of met een taxi, op kosten van de aannemer. Een persoon verklaart hierover: “Ik heb de heren (een persoon), (een persoon) en (een persoon) wel in de taxi gehad. Ik haalde hen toen op na afloop van een oplevering en ik bracht hen toen thuis. Deze rit werd door de aannemer betaald.” Een persoon verklaart hierover: “Wel is het zo dat we bij oplevering van werken door de betreffende aannemer werden uitgenodigd voor een opleveringsetentje. Hierbij waren ook wel aanwezig wethouders en afdelingshoofden. Ik zat met name in de groenhoek. Wanneer we dan bijvoorbeeld een jaar lang hadden gewerkt aan een park zoals bijvoorbeeld eind jaren ’70, begin jaren ’80 bij de aanleg van een park aan de boorden van het IJsselmeer door (een bedrijf) werden we bij iedere miljoen gulden gerealiseerd werk uitgenodigd voor een diner op kosten van de aannemer. We zullen dus toen bij dat werk twee keer een diner hebben gehad en bij de oplevering heeft (een bedrijf) ons uitgenodigd voor een reis over het IJsselmeer van Hoorn naar Volendam v.v. Ik zocht hier in die tijd niets achter, je was jong, je vond het leuk en je ging dus gewoon mee. Volgens mij was dit op een partyboot. De oplevering werd gevierd en ik had geen bemoeienis met eventuele volgende opdrachten. Alleen de medewerkers die betrokken waren bij dit project werden uitgenodigd. Vanaf november 2001 gebeurde dit niet meer. Dit naar aanleiding van de novemberuitzending van Zembla over mogelijke bouwfraude. Voorheen was dit gebruikelijk. De gelegenheden waar dan gegeten werd zijn bijvoorbeeld de Beemsterhofstede en een Chinees in Enkhuizen.” Een persoon verklaart hierover: “In het kader van de oplevering van werken werden de bij het werk betrokken medewerkers van de gemeente Hoorn wel uitgenodigd om samen met de aannemer ergens te gaan eten. Het initiatief hiervoor kwam altijd van de aannemer uit. Dergelijke etentjes werden vooral gehouden
R2004-016 56/96 bij oplevering van de grotere en langdurige werken. De opleveringsetentjes werden gehouden in restaurants in Hoorn (Alpino en De Magneet), Purmerend, De Beemster (Beemster Hofstede) en in Amsterdam. Allemaal keurige eetgelegenheden. We werden dan opgehaald bij het stadhuis door een uitvoerder van de aannemer of een taxibusje. Gemiddeld bestond de groep uit 6 à 8 mensen waarvan de helft medewerkers van de aannemer. Een avond ziet er dan als volgt uit. Borreltje vooraf, eten en koffie toe en dan naar huis. Ik ging altijd na het etentje naar huis of liet mij naar huis brengen. In sommige gevallen is er aansluitend nog wel gestapt in Amsterdam. (…) Ik weet wel dat de groep in een aantal gevallen is gesplitst hetgeen erop neer komt dat een deel van de groep naar huis ging en een deel van de groep naar elders. Een idee voor een vervolgprogramma ontstaat op de avond zelf. Deze voorbeelden spelen in de jaren `70 en ’80 . Ik kan mij geen namen herinneren van collega’s die deelname aan een vervolgprogramma op opleveringsdiners. Deze diners hadden wij met (een bedrijf), (een bedrijf) , (een bedrijf), (een bedrijf) en (een bedrijf). Met al deze vijf aannemers heb ik wel opleveringsdiners gehad.” Een persoon verklaart hierover: “Soms was er wel eens een diner na een een-op-een-aanbesteding, maar meestal na oplevering. We onderhandelden met twee aannemers en twee ambtenaren. Soms gingen we dan een hapje eten. Dat moet kunnen en ik heb daar geen moeite mee. Daar horen de collega’s bij die er bij betrokken waren. Of derden die het plan hebben gemaakt. Dat gebeurde meestal op kosten van de aannemers, maar ook wel eens op kosten van de gemeente. Dat laatste gebeurde niet zo vaak.” Een persoon verklaart hierover: “Over het algemeen had de heer (…) veel lunches met aannemers, de onderhandse aanbestedingen waren veelal rond het middaguur en als men er uit was ging men dat vieren en zag je hem niet meer terug. Dat deed hij overigens niet alleen. Vaak zat (een persoon) of (een persoon) daarbij. Ik heb wel uit eigen waarneming vastgesteld dat men na een onderhandse aanbestedingen om 11.00 uur hij niet meer terug kwam op kantoor. Kennelijk door of vanwege het vieren van het succes.” Een persoon verklaart hierover: “De stelregel tussen de medewerkers van mijn afdeling was dat ik als buitenman de bij het project betrokken ‘binnenmensen’ uitnodigde voor de oplevering. Dat ging in overleg met de aannemer. Ik weet dat ook (een persoon) op deze wijze wel onze ‘binnenmensen’ heeft uitgenodigd. (…) Eigenlijk is het zo dat iedere collega van de binnendienst wel mee is geweest naar een opleveringsdiner.” Een persoon verklaart hierover: “Bij het afsluiten van projecten werden dit wel bezegeld met een dinertje. Dat waren dat de (…), maar ook de hogere en lagere ambtenaren. Ik vind dat ook niet verwerpelijk. Maar wel alleen maar na afloop; dat was een ongeschreven regel.”
R2004-016 57/96 Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar mijn contacten met (een bedrijf). In het kader van het project Nieuwe Glas ben ik, (…) aanwezig geweest bij de ondertekening van de overeenkomsten. (Een bedrijf) heeft in die wijk de wegen aangelegd en die waren dus ook van de partij bij de ondertekening in l’Oasis de la Dique. De ondertekening vond plaats tijdens een lunch. (Een persoon) was de andere wethouder. Ik herinner mij dat (een persoon) ook aanwezig was als zijnde (…) . Namens (een bedrijf) was (een persoon) aanwezig.” 7.2.4 Kunst en cultuur Inleiding Niet alleen sportieve evenementen kwamen aan de orde, ook festiviteiten op cultureel gebied bleken aan de basis te kunnen liggen van uitnodigingen van aannemers aan ambtenaren en bestuurders. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik ben een keer op uitnodiging van een aannemer geweest naar een toneelstuk in Carré. Ik kan mij niet meer herinneren op uitnodiging van welke aannemer dat was. Het betrof de musical Cats. Ik denk dat het nog in ‘de periode (een persoon)’ was. Ik ben daar met nog twee collega’s naar toe geweest samen met onze echtgenotes. Ook was er een vertegenwoordiger van de aannemer met zijn echtgenote aanwezig.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u zeggen dat ik mij kan herinneren dat toen (een persoon) pas (…) was hij een uitnodiging heeft gehad van (een bedrijf) of (een bedrijf) voor een lang weekend wandelen in de Morvain maar hij heeft deze uitnodiging afgewezen. De reis is wel doorgegaan en ik weet dat er medewerkers van de gemeente deze uitnodiging hebben geaccepteerd. Ik kan mij niet meer herinneren wie dat waren.” Een persoon verklaart hierover: “Op uitnodiging van (een bedrijf) zijn (een persoon) en ik in 1997 naar het ABN/AMRO tennistoernooi geweest. Wij werden daarbij vergezeld door (een persoon), de toenmalige directeur van (een bedrijf). Ook werden (een persoon) en ik jaarlijks voor het nieuwjaarsconcert van (een bedrijf) in het Kührhaus of Huis ter Duin uitgenodigd. Ik herinner mij dat (een persoon) en ik nog op uitnodiging van (een bedrijf) in 1997 een concert van Ray Charles in Den Haag (North Sea Jazz) hebben bijgewoond. De uitnodiging was gericht aan (…) maar hij was verhinderd en toen zijn wij gegaan.”
R2004-016 58/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik heb wel culturele zaken bezocht op uitnodiging van (een bedrijf) naar de Floriade in Zoetermeer.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij naar een bustrip georganiseerd door(een bedrijf) naar het voetbalstadion van Heerenveen naar de culturele manifestatie ‘Abe Lenstra’. Ik heb deelgenomen aan die trip. Ik zeg u dat ik deze trip zie als relatiebeheer. In zijn algemeenheid ging ik op uitnodigingen in als het voor mij een meerwaarde had. Ik vond dit een mooie gelegenheid om het stadion eens te zien met een culturele manifestatie. Ik ben ook nog (…) geweest. Ik verwijs u naar een stuk dat (een persoon) ongeveer 10 jaar terug heeft geschreven over relatiebeheer. Overigens staat mij bij, maar dat weet ik niet zeker, dat de uitnodiging van (een bouwbedrijf uit Friesland) kwam, dat in de Kersenboogerd woningen ontwikkelde en het stadion Heerenveen of activiteiten daarin sponsorde. Een persoon verklaart hierover: “Ik ben ooit uitgenodigd om de openingsceremonie van de Westfriese Flora te bezoeken, aansluitend vond toen een etentje plaats. Dit is het enige etentje waarbij ik aanwezig ben geweest. Ik was aanwezig uit hoofde van mijn(…). Hierbij waren (een persoon) en ook zijn echtgenote, de dochter van (een persoon)\, aanwezig.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben naar Cirque du Soleil geweest op uitnodiging van – ik denk – (een bedrijf). Ook zo een musical in het Circustheater. En Rotterdam Ahoy ook.” 7.2.5 Nachtclub- en bordeelbezoek Inleiding Nachtclub- en bordeelbezoek betreft fêteren van een andere orde. De morele lading van zulke activiteiten worden in de regel anders beoordeeld dan een uitstapje naar een voetbalwedstrijd. Veelal zal men daardoor ongewild in een afhankelijke positie terecht komen, nu ruchtbaarheid ten aanzien hiervan vanzelfsprekend ongewenst is. In het uiterste geval zou men chantabel kunnen worden. Natuurlijk is hier het onderscheid tussen een groepsbezoek aan een nachtclub en een bezoek aan een bordeel van een enkele ambtenaar met een vertegenwoordiger van een aannemer van belang. Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ Daarnaast is hem bekend dat de rijksrecherche over factu(u)r(en) van bordelen beschikt waaruit zou blijken dat één of meer van onze medewerkers daarbij betrokken zouden zijn.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt:
R2004-016 59/96 “ b) er is sprake geweest van zeer regelmatig bezoek aan een club/bordeel genaamd Satiricon in Amsterdam in gezelschap van personen die werkzaam zijn bij één of meer aannemersbedrijven die op dat moment projecten in Hoorn uitvoerden. Volgens (een persoon) heeft (een persoon) voor dat bezoek niet betaald hebben.” Deze informatie is afkomstig van een persoon en is hem bevestigd door een medewerker van een bedrijf en een inmiddels oud-medewerker van dat bedrijf. Het wordt niet waarschijnlijk geacht dat deze personen bereid zouden kunnen worden gevonden ter zake een verklaring af te leggen omdat dat betrokkenen zeer kan schaden nu zij nog steeds werkzaam zijn in de bouw. Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ Met betrekking tot (een persoon) merkt (een persoon) op dat er in die tijd geruchten de ronde deden over de relatie van (een persoon) tot verschillende bedrijven. Hij zou zich laten bevoordelen. Genoemd worden (…), feestjes in Amsterdam (o.m. bordeelbezoek na afloop van opleveringen) (..). Deze informatie heeft (een persoon) in het geruchtencircuit vernomen. Hij heeft zelf geen concrete aanwijzingen.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “(Een persoon) geeft aan dat hij met name (een persoon) al heel lang kent. Reeds vanuit zijn periode bij (een bedrijf) (begin jaren 70) kent hij betrokkene en hij omschrijft (een persoon) als iemand die reeds vanaf dat moment zeer nauwe contacten onderhield met de bedrijven. Met name (een bedrijf). Daar was (een persoon) zeker twee keer in de week. Menige borrel is daar, of in café Blokdijk te Avenhorn, gedronken met (een persoon)(directeur) en veelvuldig (soms twee tot drie maal per week) werd een bezoek gebracht aan Amsterdam. Het ging dan met name om clubbezoek in de Apollolaan. Naar aanleiding van een vraag van de kant van de gemeente Hoorn bevestigt (een persoon) dat (een persoon) vrijwel ook altijd aanwezig was op de weekafsluiting van (een bedrijf). (…)Wel weet (een persoon) te vertellen dat dat bordeelbezoek zeker tot midden de negentiger jaren heeft geduurd.” Een persoon verklaart hierover tijdens het onderzoek: “Ik ken (een persoon) niet. Ik heb in mijn leven slechts naar ik meen één maal met (een bedrijf) een werk gemaakt. Ik ben (…) bij de gemeente Hoorn in dienst gekomen en ik ken vanuit die tijd (een persoon) echt niet. Ik heb (een persoon) voor het eerst ontmoet bij de oplevering van het werk Veermanskade. Bij de oplevering van dat werk was (een persoon) aanwezig en werd ik aan hem voorgesteld.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ In dat verband kunnen wij melden dat we deze week onder meer een gesprek hebben gehad met een voormalig directeur van (een bedrijf). Op basis van dat gsprek is ons duidelijk geworden dat er ten aanzien van (…) al vanaf het begin van zijn dienstverband bij de gemeente Hoorn sprake is van zodanige verstrengeling van belangen dat ons vermoeden van plichtsverzuim alleen maar is versterkt. Daarbij is er sprake van jarenlang “smeren en fêteren” door meerdere aannemers. Zo is er melding gemaakt van een jarenlang frequent bezoek aan met name genoemde privéhuizen door (…) in gezelschap van met name genoemde personen, doorgaans op kosten van
R2004-016 60/96 bedrijven die regelmatig werken uitvoerden in opdracht van de gemeente Hoorn. Deze bezoeken sloten dikwijls aan op in werktijd door (…) gepleegde contacten met onder meer aannemers. Contacten die overigens lang niet altijd een zakelijk karakter hadden.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “(Een persoon) stelt nogmaals nadrukkelijk dat het hem in eerste instantie is gegaan om de structuur aan de kaak te stellen. Het ging hem niet om ambtenaren. Hij heeft er slechts vier genoemd omdat dat volstrekt duidelijk was. (…) Van andere ambtenaren weet hij onvoldoende om concreet aan te geven dat ze over de schreef zijn gegaan. Het is voor hem wel volstrekt duidelijk dat (een persoon) een topper is (de hele aannemerswereld kent hem) maar concrete bewijzen heeft (een persoon) niet. (Een persoon) was daarvoor te slim. Hij ging vrijwel nooit op pad met andere ambtenaren. Zo heeft hij vanuit (een bedrijf) alleen met (een persoon) clubs bezocht. Daar waren geen derden bij. Hij omschrijft (een persoon) als een keihard persoon die zich niet laat pakken.” Wij hebben dit complex van kwesties onderverdeeld in bezoeken aan nachtclubs en bordeelbezoek Verder hebben wij het gedrag van een tweetal specifieke ambtenaren apart weergegeven. A) Nachtclubbezoek Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Heel vroeger zijn we aansluitend op een diner in het kader van een oplevering wel eens in een nachtclub geweest op het Rembrandsplein. Het was dan altijd samen uit samen thuis, dus alle genodigden gingen dan mee naar die nachtclub. In mijn beleving was het in die clubs niet mogelijk voor een individu om zich af te zonderen met een dame. Ik draag geen kennis van bordeelbezoek in die zin. Alle kosten waren voor rekening van de aannemer. Ik ben alleen in Amsterdam in clubs geweest, nooit in andere plaatsen. In mijn herinnering is het zo dat ik wel eens met alle van de vijf aannemers naar nachtclubs ben geweest.” Een persoon verklaart hierover: “In het kader van opleveringen zijn we aansluitend op diners ook naar nachtclubs in Amsterdam geweest, bijvoorbeeld op het Torbeckeplein maar ook op andere plaatsen in de stad. Dit was in Amsterdam met (een bedrijf) en (een bedrijf). Namens (een bedrijf) waren daarbij aanwezig, (een persoon) en/of (een persoon) en namens (een bedrijf), (een persoon) en/of, (een persoon) en/of, (een persoon) en/en (een persoon . (…) Ik heb aldaar persoonlijk alleen consumpties genoten en geen gebruik gemaakt van andere diensten. Bij deze clubbezoeken was ook aanwezig (een persoon) en ook de desbetreffende (…) en ook wel de collega’s van het (…) werk. De (…) waren de heren (een persoon), (een persoon), (een persoon) en (een persoon).
R2004-016 61/96 Veelal werden we vooraf uitgenodigd voor het aansluitende diner. Een eventueel vervolg werd tijdens het diner voorgesteld. Dit gebeurde zeker niet bij iedere oplevering. Wie en de wijze waarop voor deze clubbezoeken werd betaald kan ik mij niet herinneren. Ik heb zelf niet betaald. Voor deze bezoeken en reizen werden o.a. taxibedrijven uit Hoorn en omgeving ingeschakeld. Ook met de auto’s van de aannemer of in een busje. Ik spreek nu over de periode eind jaren ’80 begin jaren ’90. Voor mij als persoon eindigt dit verhaal begin jaren ’90. Ik heb geen reden om aan te nemen dat e.e.a. niet meer gebeurd is nadat ik ermee ben gestopt. In dit verband herinner ik mij geen aanwezigheid van (een persoon) of (een persoon). Er werd intern niet geheimzinnig gedaan over deze bezoeken en etentjes. (…) In Alkmaar is er ook een nachtclub. Ik ben éénmaal met (een bedrijf) geweest. Ik denk dat het één keer geweest is. Dat was nog in de tijd van (een persoon) en mogelijk ook (een persoon). De club is gevestigd in de buurt van de Achterdam, althans in de binnenstad.” Een persoon verklaart hierover: “In het kader van de oplevering van werken werden de bij het werk betrokken medewerkers van de gemeente Hoorn wel uitgenodigd om samen met de aannemer ergens te gaan eten. Het initiatief hiervoor kwam altijd van de aannemer uit. Dergelijke etentjes werden vooral gehouden bij oplevering van de grotere en langdurige werken. (…) In sommige gevallen is er aansluitend nog wel gestapt in Amsterdam. Ik ben daar nooit bij geweest. Hierop is één uitzondering. Toen zijn we met (een bedrijf) met de hele groep gaan stappen op het Rembrandsplein in een nachtclub, zeg maar een tent waar je een drankje krijgt geserveert door een schaars geklede dame. Ik denk dat dit in begin jaren ’80 was. Ik weet wel dat de groep in een aantal gevallen is gesplitst hetgeen erop neer komt dat een deel van de groep naar huis ging en een deel van de groep naar elders.” Een persoon verklaart hierover: “Een toppunt in dit verband is de oplevering van een werk (een bedrijf) in het najaar van 1994. Ter gelegenheid van deze oplevering werd een diner werd gehouden in Oasis de la dique in Scharwou op kosten van (een bedrijf). Namens (een bedrijf) waren daarbij aanwezig (een persoon) en (een persoon). Van de zijde van de gemeente waren aanwezig (een persoon) (een persoon), (een persoon), (een persoon) en enige anderen (5 â 10) waarvan ik de namen niet weet. (Een persoon) schetste mij een beeld van die avond en daaruit kreeg ik de indruk dat de groep ongeveer aldus was samengesteld. Er werd die avond stevig gedronken en de mate waarin daaraan had (een persoon) zich behoorlijk geërgerd. (Een persoon) is zelfs nog dronken uit zijn stoel gevallen. (Een persoon) nodigde alle aanwezigen uit om mee te gaan naar een sexclub in Amsterdam. (Een persoon) heeft voor deze eer bedankt en hij heeft (een persoon) naar huis gebracht. (Een persoon) is vermoedelijk met (een deel van) de overige aanwezigen naar de sexclub in Amsterdam gegaan.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik nog andere clubs heb bezocht. Ik kan u zeggen dat ik wel eens in clubs op het Leidseplein of het Thorbeckeplein ben geweest. In dit verband zegt de naam club Satiricon of een
R2004-016 62/96 club op het West End die u mij noemt niets. We gingen na afloop of met de taxi of met degene die je mee uitnam mee naar huis.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik bekend ben of ooit geruchten heb gehoord over club/bordeelbezoek door medewerkers of bestuurders van de gemeente Hoorn. Van dergelijk gerucht heb ik eens via via gehoord. Dat was echter zo indirect en vaag dat ik er niets mee kon doen.” B) Bordeelbezoek Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik ben ook een keer in een barretje (dat bleek een hoerentent) in de binnenstad van Alkmaar geweest met (een persoon) en (een persoon). (Dat bedrijf) is nu failliet.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb wel een gerucht gehoord vanuit de hoek van de (…) dat een deel van de aanwezigen bij een opleveringsdiner aansluitend met (een bedrijf) of (een bedrijf) naar een Yab Yum-achtige club in Amsterdam zijn is geweest. Ik herinner mij dat ik toen pas in dienst was van de gemeente Hoorn.” Een persoon verklaart hierover: “Opleveringsdiners kregen wel eens een vervolg. Die diners geschiedde in de Beemsterhofstede, in Bergen/Schoorl in de Bokkesprong of een andere gelegenheid (de Rode Leeuw), of bij Het Vierde Baasje in Amsterdam, vlak bij het Casino. Soms gingen we nog wel even naar het Casino of een afzakkertje nemen bij een “bar”, zijnde een nachtclub. En dan kon je je afzonderen op kosten van de aannemer (ik dacht (een bedrijf); met (een bedrijf) had ik het meeste mee van doen) als je wilde. Ik wilde dat niet. Ik heb het wel tweemaal meegemaakt. Het was eind tachtiger jaren. Het ontstond zo maar. We waren drie op drie. De terugreis geschiedde per taxi (een bedrijf) of per gewone auto. Een paar bleven aan de bar zitten, anderen gingen met dames naar boven. Ik ken de namen van de collega’s en aannemers wel, maar ik noem deze namen niet. Ik vertel over collega’s alleen positieve dingen, niet de “negatieve” dingen. Die club was niet midden in de stad.” Een persoon verklaart hierover: U zegt mij dat de heer (…) meldt dat mijn contactpersoon bij (een bedrijf) (een persoon) was en dat ik samen met hem regelmatig clubs/bordelen heb bezocht. U vraagt mijn reactie. Mijn contactpersoon was inderdaad (een persoon) maar dat ik met hem clubs/bordelen zou hebben bezocht is geheel onjuist.
R2004-016 63/96
C) Nachtclub en bordeelbezoek specifieke ambtenaar I Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik ben op uitnodiging van (een bedrijf) samen met (een persoon) en (een persoon) geweest naar Schotland. Het doel was het bezoeken van een steenmijn in Schotland. Dat was actueel omdat (een bedrijf) de granietkorrels uit die steenmijn gebruikte als funderingsmateriaal. Deze reis betrof ook drie overnachtingen waarvan de laatste in Londen. Met het hele gezelschap zijn we in Londen wezen stappen. We hebben toen een nachtclub bezocht waar schaars geklede dames in de bediening liepen. Het was geen gelegenheid waar je je zou kunnen afzonderen met dames. Wanneer deze reis naar Schotland nu precies was weet ik niet meer. We hadden hier met elkaar meer het gevoel van een luxe werkbezoek.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij nu of ik ooit samen en/of op kosten van aannemers clubs (bordelen in brede zin) heb bezocht. Neen, dat is absoluut onzin. Daarvan is geen sprake. (..) U zegt mij dat (een persoon) meldt dat het hem bekend is dat ik zeer regelmatig bij (een bedrijf) over de vloer kwam en samen met de directeur ’s middags een borrel dronk in café Blokdijk te Avenhorn en dat dergelijke bezoeken vaak werden afgerond met een bordeelbezoek in Amsterdam. Het is juist dat ik wel eens met (een persoon) zelf een borrel dronk in Blokdijk. Dat was dan bij gelegenheid of als het zo uit kwam. Ik kwam daar in de periode 1992 – 1995 zo ongeveer éénmaal in de maand. De eigenaar (…) (of zijn vader) stond dan zelf aan de bar. De suggestie van bordeelbezoek is lachwekkend en ontken ik ten stelligste. (..) U vraagt mij of ik bekend ben met club Satiricon in Amsterdam. Ik ken die naam in die zin dat er wel eens in het algemeen in de aannemerswereld over werd gesproken. In dat kader is ook wel de naam van club Apollo gevallen. Ik weet niet concreet welke aannemer met ambtenaren naar een bordeel is geweest. (…) U zegt mij dat (een persoon) meldt dat mijn contactpersoon vanuit (een bedrijf), (een persoon) was en dat ik samen met hem ook regelmatig bordelen heb bezocht. U vraagt mijn reactie. Volstrekt onwaar.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben niet feitelijk bekend met club/bordeelbezoek door medewerkers van de gemeente Hoorn. Wel is het zo dat als ik bij de heren (een persoon), (een persoon) etc van de (…) binnen liep er wel grapjes werden gemaakt over de afwezigheid van (een persoon) in relatie tot bordeelbezoek.” Een persoon verklaart hierover: “Ik wil u zeggen dat ik over informatie beschik die ik niet uit eigen waarneming heb maar gehoord via een andere persoon. Die andere persoon is (een persoon) die heeft gewerkt bij (…) van de gemeente Hoorn (…). Ik had regelmatig met (een persoon) contacten vanuit mijn werk. We praten over de periode 2000 en 2001. (Deze persoon) is thans met pensioen. Wij hadden in
R2004-016 64/96 onze contacten ook wel eens informele gesprekken. In één van die gesprekken vertelde (een persoon) dat hij als taxichauffeur heeft gewerkt. Hij vertelde mij dat hij regelmatig mensen van de gemeente Hoorn naar Amsterdam vervoerde. Hij moest die mensen dan brengen naar onder andere bordelen/clubs in Amsterdam en tijdens de rit had hij wel gesprekken met deze mensen. Er was dan wel eens ‘wat drank in de man bij de passagiers’ en (een persoon) vertelde dat er dan wel onthullingen werden gedaan. Onthullingen in de zin ‘voordelen in de persoonlijke sfeer waaronder bordeelbezoek’. Toen (een persoon) mij dit vertelde zaten wij beiden op de gang van het Stadhuis op de tweede verdieping van fase 2 van het Stadhuis. Op dat moment kwam (een persoon) langs lopen en (een persoon) reageerde spontaan en overtuigend met de opmerking ‘en die man heb ik in de auto gehad’. (Een persoon) bedoelde daarmee dat hij als taxichauffeur (een persoon) in zijn taxi naar een bordelen/clubs in Amsterdam had gebracht. (Een persoon) heeft toen niet opgemerkt dat (een persoon) hem herkende en ik had niet de indruk dat (een persoon) (een persoon) herkende.” Een persoon verklaart hierover: “U leest mij een passage voor uit het interviewverslag van (een persoon). Ik kan u bevestigen dat ik inderdaad een keer op het stadhuis (een persoon) heb aangewezen als degene die ik in de taxi naar een Amsterdamse club of bordeel bracht.” Een persoon verklaart hierover: “Ik heb eind jaren `80 ongeveer 2 of 3 jaar als parttime taxichauffeur gewerkt voor een taxibedrijf in Hoorn dat thans niet meer bestaat. In dat kader heb ik uiteraard personen vervoerd. Ik herinner mij een vrijdagavondrit omstreeks 23.30 uur vanaf café Blokdijk in Avenhorn naar Amsterdam, volgens mij naar het Thorbeckeplein (nachtclubs) of een gelegenheid aan het Westeinde nummer 3 0f 5 (bordeel gevestigd in een donker gekleurd pand met rolluiken) vlak bij de Nederlandse Bank. Als passagiers kreeg ik mee (een persoon) en (een persoon) van (een bedrijf). Er was bij beide heren duidelijk sprake van ‘drank in de man’. Dat was wel duidelijk. Ik herinner mij dat beide heren achter in de taxi spraken over een project van de gemeente Hoorn. De strekking van dat gesprek was dat in dat project de gemeente Hoorn voor enige miljoenen guldens was benadeeld doordat (een bedrijf) niet zou hebben geleverd hetgeen in rekening was gebracht aan de gemeente Hoorn. Het ging vermoedelijk om de ontwikkeling van een nieuwe stadswijk. Ik hoorde beiden heren nogal lacherig spreken over grote leveringen zand die wel aan de gemeente Hoorn in rekening waren gebracht maar feitelijk niet geleverd. Ik begreep dat aldus omdat ik vanuit mijn werk wist dat (een persoon) betrokken was bij de ontwikkeling van de nieuwe stadswijken en (een bedrijf) was als aannemer daarbij betrokken. Ik heb in die tijd overigens 4 `a 5 maal voor (een bedrijf) personen naar club Apollo in Amsterdam gebracht. Al deze ritten waren op rekening van (een bedrijf). Deze rekeningen moeten in die tijd in de duizenden guldens zijn opgelopen.” Een persoon verklaart hierover: “(Een persoon), een collega destijds bij (…) was ook parttime chauffeur bij hetzelfde bedrijf. Ik heb met hem wel gesproken over deze ritjes en weet van die gesprekken dat ook (een persoon) wel mensen van de gemeente Hoorn naar clubs en bordelen in Amsterdam heeft gereden.”
R2004-016 65/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik heb in mijn periode als (…) als parttime taxichauffeur gewerkt. U zegt mij dat u met mij met name over mijn werk als taxichauffeur wil spreken. Ik zeg u dat ik ongeveer vier jaar als parttime chauffeur heb gewerkt, gemiddeld drie nachten per week voor een taxibedrijf dat thans niet meer bestaat. Dat was in de jaren 1985 tot en met ongeveer mei 1989, precies weet ik dat niet meer. Ik heb in die jaren wel medewerkers van de gemeente Hoorn in mijn taxi gehad die op kosten (een bedrijf) al dan niet in aanwezigheid van met name (een persoon) en (een persoon) werden vervoerd. Over de vier jaar waarover ik spreek gaat het om zeker meer dan 10 keer dat ik deze personen in wisselende samenstelling naar een bordeel in Amsterdam bracht. Veelal hadden de heren hun zakken flink vol, kortom was er drank in de man. Ik ken geen namen. U toont mij een foto. Ja deze persoon herken ik en zijn naam, (…) die u noemt herinner ik mij ook. (…) Ik weet dat zijn voornaam (…) is. Dat hoorde ik vorige week van (een persoon). U vraagt mij specifiek naar ritten van (een persoon). (Een persoon) was veelal aanwezig bij opleveringsfeestjes. Ik heb hem, met anderen, wel opgehaald bij bijvoorbeeld Oase de La Dique in Hoorn op de dijk (oude gemaal). Meestal bracht ik hen dan voor een wip naar Amsterdam naar club Apollo, een hoerentent. Club Apollo is gevestigd in een grote villa. Rond het pand liep altijd een wacht rond die in de gaten hield dat er in de auto’s van gasten niet werd ingebroken. Ik weet zeker dat ik (een persoon) met mijn taxi naar club Apollo heb gebracht. Ik ben wel binnen geweest om personen op te halen. (Een persoon) van (een bedrijf) heeft mij wel aangeboden om gebruik te maken van de diensten van een dame in club Apollo maar ik heb dat geweigerd. Als ik naar club Apollo reed zaten er niet meer dan twee man in de taxi. Grotere groepen reed ik wel naar het Thorbeckeplein.” Een persoon verklaart hierover: “Betreffende (een persoon) kan ik u nog het volgende zeggen. De fractie van (een politieke partij) had de gewoonte om maandelijks op een (…)avond een borrel te drinken in de (…). Op één van die vrijdagavonden in het najaar van 1995 begin 1996,(…), was (een persoon) naar die borrel gegaan. Ik heb (een persoon) die keer afgehaald met de auto. Ik zat omstreeks 22.30 uur in mijn auto te wachten en zag een persoon uit het sexhuis Pension nr 11 naar buiten komen. Ik herkende deze persoon als zijnde (een persoon) en hij kwam alleen naar buiten. Ik heb hier natuurlijk over gesproken met (een persoon) en ik herinner mij dat (een persoon) mij vertelde dat het gerucht ging dat een dame in dat sexhuis werd betaald door (een bedrijf).” Vorenbedoelde persoon verklaart hierover: “Ik heb nog nooit gehoord van Pension nr 11 laat staan dat ik daar ooit binnen ben geweest.” Een persoon verklaart hierover: “U noemt mij de naam van club Apollo. Ik zeg u dat ik die club ken. Ik ben daar een keer binnen geweest na een rioolexcursie in Duitsland met (een bedrijf). We zijn ongeveer 10 jaar geleden naar Duitsland gereden in een busje (een bedrijf). Daarbij waren aanwezig (een persoon) en (een persoon) van (een bedrijf). Ik herinner mij dat mogelijk ook (een persoon) aanwezig was. Toen ik na het bezoek aan Duitsland daar voor het eerst binnen kwam bij Apollo wist ik niet wat ik zag. Ik ben er nog een paar keer later één op één in Apollo geweest, bijvoorbeeld met (een
R2004-016 66/96 persoon) van (een bedrijf) en met een leidinggevende van (een bedrijf) en met (een persoon) van (een bedrijf). In club Apollo kun je je afzonderen met een dame. Ik weet mij nog te herinneren dat mijn collega met wie ik op stap was naar Duitsland met (een bedrijf) van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt tijdens tijdens mijn eerste bezoek in Apollo. Ik herinner mij in dat verband dat tijdens het eerste bezoek mijn collega (een persoon) er even niet meer was. Ik wil benadrukken dat ik geen gelegenheid heb gemaakt van die mogelijkheid. Ik weet mij nog wel te herinneren dat wij werden opgehaald door een taxibedrijf (…).” Een persoon verklaart hierover: “Ik denk dat ik één of twee maal in het kader van een oplevering aansluitend op een diner in een nachtclub ben geweest. Dat was inderdaad op het Thorbeckeplein. Dat moet zijn geweest met (een bedrijf). Dit was omstreeks eind jaren ’80 begin jaren ’90. Ik weet niet meer in het kader van welk werk dit was. (…) Behoudens mijn eerdere mededeling omtrent 1 of 2 bezoeken aan een nachtclub welke hierboven door mij zijn genoemd ben ik nimmer in een bordeel en/of nachtclub geweest. Deze 1 of 2 bezoeken waren overigens op kosten van de aannemer. Aan mij is hiervoor door betreffende aannemer nimmer een tegenprestatie gevraagd of geleverd. Ik zeg u dat ik mijzelf niet herken in hetgeen hiervoor over mij door anderen is verklaard. (…) Mijn werkgever heeft, voor zover mij bekend, nimmer instructies uitgevaardigd betreffende wat wel en niet is toegestaan in relatie tot contacten met aannemers. Wat ik destijds heb gedaan in relatie tot aannemers was in die tijd volstrekt gebruikelijk en geaccepteerd. Ik ben in dit kader nooit aangesproken of gecorrigeerd. Het zelfde geldt voor de directeur van mijn sector, en de leden van het college van B&W.” D) Nachtclub en bordeelbezoek specifieke ambtenaar II Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik ben op uitnodiging van (een bedrijf) samen met (een persoon) en (een persoon) geweest naar Schotland. Het doel was het bezoeken van een steenmijn in Schotland. Dat was actueel omdat (een bedrijf) de granietkorrels uit die steenmijn gebruikte als funderingsmateriaal. Deze reis betrof ook drie overnachtingen waarvan de laatste in Londen. Met het hele gezelschap zijn we in Londen wezen stappen. We hebben toen een nachtclub bezocht waar schaars geklede dames in de bediening liepen. Het was geen gelegenheid waar je je zou kunnen afzonderen met dames. Wanneer deze reis naar Schotland nu precies was weet ik niet meer. We hadden hier met elkaar meer het gevoel van een luxe werkbezoek.” Een persoon verklaart hierover: Vervolgens noemde hij ook het voorbeeld dat een ambtenaar op zijn kosten regelmatig naar een bordeel in Amsterdam is geweest. Ik begreep uit het gesprek niet goed of dat bordeelbezoek was in aanwezigheid van (een persoon). (Een persoon) wilde aan mij geen namen noemen.
R2004-016 67/96
Een persoon verklaart hierover: Ik ben nooit op kosten van (een bedrijf) naar enig bordeel geweest. Ik ben wel bekend dat dit een methodiek is die (een persoon) hanteerde. Ik weet dat uit mijn contacten van destijds in de provincie.” Een persoon verklaart verder: Persoonlijk ken ik mensen die bij (een bedrijf) werken of hebben gewerkt. De eerste persoon die ik aansprak en die al jaren bij (een bedrijf) werkt, ik noem zijn naam niet, zei hiervan niet te weten. In november 2003 was ik op een receptie en aldaar sprak ik iemand die jaren bij (een bedrijf) heeft gewerkt. Hem vertelde ik van de beweringen van (een persoon) en ik vroeg hem namen te noemen. Hij omschreef zeer expliciet een (…) van de gemeente Hoorn maar hij weigerde een naam te noemen. Hij noemde wel de naam van (een persoon) omdat de beweringen van (een persoon) op (deze persoon) zeker geen betrekking hadden. Ik noemde de naam van (een persoon) maar ik zei gemotiveerd waarom ik me niet kon voorstellen dat (deze persoon) naar een bordeel zou gaan. Ik kreeg meerdere malen tegengeworpen dat mijn motivering zeker geen beletsel was. Hij zinspeelde nadrukkelijk dat het om (een persoon) ging. Ik ontmoette deze voormalig medewerker van (een bedrijf) wederom op oudejaarsdag en ik uitte mijn verbazing nogmaals. Wederom liet hij blijken dat het om (een persoon) ging en hij zei me onder meer dat je soms verrast kunt worden door onverwachte activiteiten van mensen. Ik wist het helemaal zeker dat hij (een persoon) bedoelde toen hij zelf terloops zijn naam noemde en refereerde aan (…) van (een persoon). Een persoon verklaart daarover: “Ik zeg u dat ik niet degene ben die hier wordt geduid.” Door onderzoekers is (nog) geen nader onderzoek ingesteld naar de niet met name genoemde zegsman van (een persoon) omdat de betreffende personalia ons niet kenbaar zijn gemaakt. In overleg met de opdrachtgever is niet nogmaals getracht met (een persoon) in contact te treden. 7.2.6 Bedrijfsbezoek en excursies Inleiding Bedrijfsbezoeken zouden geacht kunnen worden te behoren bij de education permanente. Professioneel hoort men op de hoogte te zijn en te blijven van nieuwe ontwikkelingen en producten. Meestal is het juist het middenkader voor wie dat relevant is. Onder omstandigheden kan een bedrijfsbezoek voor een afdeling die daaraan deelneemt ook het effect hebben van het kweken van goede interne verhoudingen. Dat een bedrijf in het kader van de gastvrijheid iets verder gaat dan een broodje kaas en een glas karnemelk in de kantine, is meer praktijk dan uitzondering.
R2004-016 68/96 Verklaringen Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: “Als het gaat om het binnenland kan ik u zeggen dat ik bij feitelijk alle aannemers waar de gemeente Hoorn zaken meedoet op bedrijfsbezoek ben geweest. (…) Ten slotte brachten wij ook wel bezoeken aan fabrieken zoals (een bedrijf), (een bedrijf) etc. Deze bezoeken waren altijd gezellig aangekleed met bijvoorbeeld een lunch.” Een persoon verklaart hierover: “Alle bedrijven waar de gemeente Hoorn materialen van betrekt hebben we wel bezocht in het kader van bedrijfsbezoek. Ik bedoel hier steeds bedrijven in Nederland. Deze bezoeken werden steeds aangemeld bij de leidinggevende. Aan een dergelijk bezoek zit altijd een diner gekoppeld. Ook nu nog vinden dergelijke bedrijfsbezoeken plaats.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u zeggen dat ik inderdaad incidenteel wel heb deelgenomen aan bedrijfsbezoeken. Ik ben zelf een keer in Hasselt (België) geweest in het kader van een rioleringsproject.” Een persoon verklaart hierover: “…deelname met het voltallige college cq. een aantal collegeleden aan excursies naar werken van (een bedrijf), gevolgd door een diner, In mijn herinnering heb ik daar tweemaal aan deel genomen, naar ik meen in 1995 (collegeleden met partners) en in het najaar 2001 (bezoek aan de tunnelbuis in het Groene Hart door een aantal leden van het college)” En: “In datzelfde jaar 1995, vlak voor de grote vakanhie vond een van de hierboven genoemde excursies plaats met aansluitend diner; onze partners waren in elk geval ook bij dat diner aanwezig” Een persoon verklaart hierover: “In het kader van het ‘wij’ gevoel is er een budget beschikbaar om een activiteit te organiseren. Ik heb een dergelijke reis (mede) georganiseerd. We zouden naar het (…) museum gaan. Echter vooraf hebben we hebben een bezoek gebracht aan (een bedrijf).We kregen een rondleiding en ontvangst met koffie en koek en aansluitend een lunch in (…) in een plaatselijke horeca gelegenheid waar we een onverwacht luxe diner kregen. Dat diner liep zo uit dat het museumbezoek erbij in is geschoten.” Een persoon verklaart hierover: “Dan zijn er nog de jaarlijkse afdelingsuitjes. Ik ben aanwezig geweest bij een afdelingsuitje naar (een bedrijf). Deze trip is georganiseerd door (een persoon). Het dagprogramma zag er als volgt uit. Het was de bedoeling dat we de fabriek zouden bezoeken en aldaar de lunch zouden genieten en aansluitend zouden we naar het(…) museum in (…) gaan. Er is echter van het programma afgeweken. Het educatieve element is niet aan de orde gekomen. De lunch werd genoten in een etablissement in (…) en eindigde pas om 17.00 uur. We waren met ongeveer 8
R2004-016 69/96 personen van de afdeling en reden met eigen auto’s. Kenmerkend in mijn beleving was dat (een ambtenaar) voor de rit naar het betreffende etablissement instapte in de auto bij de directie van (een bedrijf). Tijdens de lunch, die copieus was, werd door (een persoon)steeds gerefereerd aan het bouwrijp maken van de Kersenboogerd deel 4 of 5. (Een persoon) zinspeelde steeds op de levering van betonnen elementen voor het riool in die wijk.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben wel een keer, samen met een aantal ambtenaren, op bezoek geweest naar werken van de Belgische architect Van den Hove. Er gingen ongeveer 50 personen van de gemeente mee. We hebben in Maastricht overnacht en ’s avonds gegeten. Deze architect heeft, samen met (een bedrijf), in Hoorn een sociaal woningbouwproject uitgevoerd bij de Karperkuil.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij om het vliegreisje naar Maastricht. Dat zegt mij in het geheel niets. Wel zijn we eens per bus naar Maastricht geweest, dat was een tweedaags werkbezoek (georganiseerd en betaald door (een bedrijf), maar dat ging ook naar Den Haag en Luik, en op kosten van (een bedrijf).” Een persoon verklaart hierover: “U noemt de bouwput van de tunnel van 8 km in Hazerswoude, op uitnodiging van (een bedrijf). Dat was geen college-uitje. Daar was ik, (een persoon) en (een persoon). Daar was ook een ambtenaar bij, namelijk (een persoon). (Een persoon) was er niet bij. Ik heb er nog een foto van. Daarna hebben we gegeten op Schiphol en het kantoor van (een bedrijf) nabij Hoofddorp bezocht. U vraagt mij naar de meerwaarde van het bezichtigen van dat kantoor. Die was er niet, behalve dat we daar de inrichting van het parkeerterrein hebben bezien. Dat was relevant. Ik heb daar overigens geen slecht gevoel bij.” 7.2.7 Kerstgeschenken Inleiding Het is treurig om te zeggen, maar integriteitsdiscusssies willen nogal eens het niveau van het aannemen van kerstpakket niet ontstijgen. Praktijk is dat vaak zowel gever als verkrijger zich opgelaten voelen. Regels zijn veelal niet opgesteld, of niet bekend. De aannemer, omdat deze niet weet wat gebruikelijk en passend is (niet te groot en niet te klein); de ontvanger over zijn rol en gêne ten opzichte van de gever en werkgever. Besmuikt optreden wordt soms herkend. Anderzijds ziet men binnen ambtelijke circuits vaak het mechanisme: “Als jij je niet met mijn kerstgeschenken bemoeit, bemoei ik me niet met het jouwe.” Over het ontvangen hebben van kerstgeschenken is men openhartig. Terecht, men behoeft zich niet daarvoor te schamen. Of er vanwege de gemeente een beleid ontwikkeld was ten aanzien hiervan, is niet duidelijk. Wel blijkt dat veel kerstpakketten op het huisadres werden ontvangen.
R2004-016 70/96 Dat doet de transparantie afnemen. Wat er door allen in totaal per jaar werd ontvangen van de bouwwereld is niet zichtbaar. Wellicht verdient het aanbeveling hieromtrent enig beleid te ontwikkelen. Dat leidt tot onzekerheidsreductie voor de ontvangers. Veelal wordt daarover tevoren zelfs met de potentiële verstrekker gecommuniceerd; men weet dan meteen ook waar men als gulle gever aan toe is. Naar onze ervaring neemt de belangstelling voor het geven van deze cadeaus af als medegedeeld is dat deze slechts bezorgd mogen worden op het gemeentehuis, en dat ze onder alle ambtenaren en bestuurders worden verloot, of eventueel ter beschikking worden gesteld aan een goed doel. Verklaringen Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: “Wel heb ik kerstpakketten en etentjes gehad van de diverse aannemers.” Een persoon verklaart hierover: “Betreffende kerstpakketten kan ik u zeggen dat ik er een dagtaak aan had om aan alle bouwbedrijven adressen van medewerkers door te geven. Over de omvang van die pakketten kan ik u niets zeggen, ik weet daar niets van omdat deze veelal werden thuisbezorgd.” Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: “ U zegt mij dat u wil doorvragen op cadeau’s in natura. Ik zeg u dat ik kerstpakketten heb ontvangen. Deze werden meestel bij mij thuis bezorgd. Zo ongeveer 10 pakketten per jaar. Een naar mijn mening heel normaal gebruik. Er zat nooit contant geld of cadeaubonnen in deze pakketten. Wel had ik wel eens een cadeaubon ontvangen als ware het een kerstpakket, in de orde van +/- ƒ 25 à ƒ 50. De pakketten die ik ontving waren gelijk aan die die (…) kregen en naar ik aanneem vele andere collega’s. en U vraagt mij of mij bekend is dat (oud) medewerkers/ (oud) bestuurders van de gemeente Hoorn dergelijke gunsten hebben aangenomen. Jawel, dat was heel gebruikelijk.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ontving jaarlijks diverse kerstgeschenken, zowel thuis als op het werk. Ik heb nooit buitensporige kerstgeschenken gehad.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ontving ieder jaar ongeveer 10 kerstpakketten bij mij thuis en incidenteel op kantoor.” Een persoon verklaart hierover: “Natuurlijk ontving ik jaarlijks thuis of op kantoor wel Kerstpakketten, gemiddeld tussen de 5 en de 10 in de eerdere jaren.”
R2004-016 71/96 Een persoon verklaart hierover: “Ik kan u zeggen dat ik jaarlijks een flink aantal Kerstpakketten ontving. Ik herinner mij dat ik in enig jaar wel 13 kerstpakketten thuis heb ontvangen.” Een persoon verklaart hierover: ”… de ontvangst van kerstpakketten van (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf); was tot vorige jaar gewoonte.” Een persoon verklaart hierover: “ U vraagt mij of ik kerstpakketten ontving. Ja, die kreeg ik wel maar dat was in de orde van grootte van een fles wijn, of twee of een zalm of iets dergelijks. Niets buitensporig.” Een persoon verklaart hierover: “In 1994 werd nauwelijks gesproken over deze gedragsnormen van betamelijkheid. Ik kan mij herinneren dat er vele kerstpakketten ontvangen werden door de gemeente. Ikzelf kreeg ieder jaar, van een aantal vaste klanten, een drietal kerstpakketten. (…) U vraagt mij naar de kerstpakketten die thuis werden bezorgd. Ja, dit klopt, en soms dienden ze op een distributiekantoor afgehaald te worden.” Een persoon verklaart hierover: “In het college is in aanvang de afspraak gemaakt dat alle kerstgeschenken en ik denk ook de uitnodigingen gemeld moesten worden. Dit is wellicht vastgelegd in vertrouwelijke collegeverslagen. Het ging om afspraken over de kerstpakketten en uitjes. (..) Ik kreeg van (een bedrijf) en (een bedrijf) normale kerstgeschenken thuisbezorgd. Dit meldden we in het college. (Een persoon) heeft dit aan het begin van de collegeperiode geïnitieerd.” Een persoon verklaart hierover: “Wat ik nu en achteraf vaststel is dat een eventuele verstrengeling van uitvoerende ambtenaren tot en met het directeursniveau van het stadhuis met aannemers zich volledig onttrok aan mijn waarneming. Ik voelde mij wel eens onzeker op dit punt, maar ik had daar echt geen zicht op. Concrete aanwijzingen hebben we niet gehad. Tot op bewijs van het tegendeel ben ik altijd uitgegaan van de eerlijkheid en de betrouwbaarheid van alle spelers in het veld. Het relatienetwerk met derden hadden we niet in beeld. Als voorbeeld kan ik u zeggen dat we geen notie hadden wat er rond Kerst bij de medewerkers thuis bezorgd werd.” 7.2.8 Keetfeesten Inleiding Ten tijde van de bouw van de nieuwbouwwijk Kersenboogerd vonden aldaar met enige regelmaat bijeenkomsten plaats, veelal voorafgaand aan de bouwvak of vlak voor de kerstdagen. Daar werden vele medewerkers van de gemeente uitgenodigd. Op kosten van de aannemers was daar een barbecue of een buffet, met hapjes en drankjes.
R2004-016 72/96 In beginsel kunnen er niet veel bezwaren gekoesterd worden tegen zulk een bijeenkomst in feestelijk sfeer, om de zinnen te verzetten. Waar personen veel met elkaar moeten samenwerken, kan het functioneel zijn elkaar ook in ontspannen omstandigheden te ontmoeten. Zeker als de kosten niet altijd gedragen worden door slechts een van de partijen (de bouwwereld) zijn daartegen niet zo veel bezwaren te opperen. Dit was echter niet het geval. Gewaakt moet worden tegen institutionalisering van dit soort bijeenkomsten. De keet-feesten waren op den duur enigszins berucht; vermoedelijk is dat de reden dat hieraan een halt werd toegeroepen. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Verder weet ik dat er zogenaamde ‘keetfeesten’ tijdens de bouw van de Kersenboogerd werden gehouden voor de bouwvak en voor de Kerst.” Een persoon verklaart hierover: “(Een bedrijf) organiseerde afwisselend met (een bedrijf) de jaarlijkse barbecue voor de bouwvak en een buffet voor de Kerst. Dit werd overigens veel breder georganiseerd dan de gemeente Hoorn.” Een persoon verklaart hierover: “Ook vraag ik u aandacht voor de zogenaamde Keetfeesten. Dat was een fenomeen in de tijd dat de Kersenboogerd werd ontwikkeld. Voor de bouwvak en voor de Kerst werden er door de gezamenlijke aannemers feesten gegeven in de directiekeet van de gemeente. Hiervoor werden uitgenodigd de collega’s van openbare werken, van de dossiervormer tot het hoofd van de afdeling. Er kon worden gegeten en gedronken. Ik ben zelf nooit op een dergelijk feest geweest. Ik weet dit van horen zeggen want iedereen sprak erover hoe fantastisch het wel weer niet was geweest.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij een toelichting te geven op de jaarlijkse feesten in de keet in de Kersenboogerd. Ik zeg u dat voor de bouwvak en voor de Kerst er feesten werden gehouden in de gemeentelijke keet in de Kersenboogerd. (Een persoon) heeft hier op zeker moment lucht van gekregen en dit gebruik verder verboden. Ik weet niet wanneer (een persoon) dit gebruik heeft verboden. Bij die feesten vloeide de alcohol rijkelijk en waren er hapjes. Dit alles op kosten van de aannemers die op dat moment actief waren in de Kersenboogerd.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben aanwezig geweest op een grote barbecue in een directiekeet van een aannemer in de Kersenboogerd. Ik dacht dat daar ook bestuurders en secretaresses bij aanwezig waren.”
R2004-016 73/96 Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik aanwezig ben geweest bij feesten waaronder barbeques in bouwketen van aannemers in de Kersenboogerd. Ja, jaarlijks in de zomer voor de bouwvak ter afsluiting van het bouwjaar.” Een persoon verklaart hierover: “Ja, daarbij ben ik aanwezig geweest. Deze barbecues werden door aannemers georganiseerd vlak voor de bouwvak. Daarbij was het halve stadhuis/openbare werken aanwezig alsmede andere aannemers, nutsbedrijven etc. Dit werd door (een bedrijf) georganiseerd.”
7.2.9 Visclub Inleiding Tijdens de interviews ontstond het beeld van een “geheime” visclub. Door enkelen werd daar in die mate aarzelend en terughoudend over verklaard, dat de indruk werd gewekt dat achter dit op zich misschien wel onschuldig gebeuren te nauwe contacten tussen ambtenaren en een aannemer of zelfs wel samenspanning tot belangenverstrengeling gezocht moest worden. Uitdrukkelijk zij gesteld dat van dat laatste geen enkel spoor is gevonden. Deze visclub was kennelijk een initiatief van, althans werd aanvankelijk substantieel gesponsord door een van de aannemers. De indruk ontstond van regelmatige ontmoeting tussen medewerkers van die aannemer en een aantal gemeenteambtenaren, waar weliswaar werd gevist, maar allengs vooral het sociale contact meer op de voorgrond kwam. De transparantie omtrent deze visclub bleef uitermate beperkt. Niet vastgesteld is kunnen worden of deze visclub nog bestaat. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Er was bij (een bedrijf) ook een soort visclub die één maal per jaar, op een zaterdag, bijvoorbeeld op de Waddenzee viste. Daarvoor werd ook ik uitgenodigd en ben daar ook geweest, maar ook (…) en (een persoon) en andere mensen uit de (…) hoek. Aan boord waren dan naast de medewerkers (een bedrijf) veelal ambtenaren aanwezig, waaronder medewerkers van Rijkswaterstaat. Dit speelde ook in die tijd, zeg maar eind jaren ’80 begin jaren ’90. Ook heeft de visclub in het najaar gesnoekt in het Grootslag en ook weet ik dat de visclub, in kleiner verband, naar Finland en de Ierse zee is geweest, waarbij aanwezig waren medewerkers van de gemeente Hoorn, waarvan ik de naam niet weet.” Een persoon verklaart hierover: U vraagt mij of ik bekend ben met de visclub (een bedrijf). Ik zeg u dat ik wel eens gehoord heb van die club maar verder weet ik daar niet van. Ik weet dat
R2004-016 74/96 er voor de reorganisatie op de afdeling van (…) visliefhebbers waren. Ik weet dat u daar de leden van de club moet zoeken. Ik kan u geen namen noemen. Een persoon verklaart hierover: “Ik vis graag. Ik ben lid van de visclub ‘De dorstige Gup’. Ik denk dat deze club al sedert 10 of 15 jaar bestaat. Een aantal mensen die in vissen geïnteresseerd zijn raakten met elkaar in gesprek en daaruit is ‘De dorstige Gup’ ontstaan. De club bestaat uit ongeveer 20 personen. De club bestaat niet meer in haar oorspronkelijke vorm en thans is het ook geen visclub meer. Ik wil u niet de namen noemen van de leden van de ‘De dorstige Gup’ die in dienst zijn van de gemeente Hoorn. Ik vind dat die collega’s dat maar zelf moeten doen. Er zijn ook medewerkers van aannemers lid van de visclub en personen die elders in dienst zijn. Met de club hebben we jaarlijks gesnoekt in het Grootslag. Het vertrekpunt was dan café Bantam in Hoogkarspel. In principe was de hele club dan paraat, dus 15 à 20 personen. Na afloop aten wij dan een kop snert maar ook hebben we wel uitvoeriger aan tafel gegeten. We betaalden allemaal contributie (ongeveer ƒ 100,-) en de kosten van de trip werden uit de contributie gedekt. We staan als vereniging niet ingeschreven bij de kamer van koophandel. Aanvankelijk, in de beginperiode wisten we ook nog op witvis. Noordzee trips hadden we niet. We zijn ook wel in het buitenland geweest met de visclub, om precies te zijn in Denemarken. Dat was ongeveer 8 à 9 jaar geleden. Ik ben ook mee geweest naar de trip van de club naar Ierland. Daar zijn we met het vliegtuig naartoe gegaan. De reis naar Ierland bestond uit twee overnachtingen. Tussen beide trips zaten wel enige jaren om ‘te sparen’. Ik weet niet of deze trips werden gesponsord. Ik moest een extra bijdrage doneren voor de buitenlandse trips. U vraagt mij of er nog andere buitenlandse trips zijn geweest. Inderdaad, we zijn ook nog naar Zweden geweest (2 of 3 overnachtingen, vervoer met auto en Ferry). Dat was ongeveer ook in die tijd van 10 tot 15 jaar terug. Ik heb geen reis gemaakt met de vis naar Spanje. Ik weet wel dat die reis er is geweest maar ik was toen verhinderd. Andere voorbeelden herinner ik mij niet. U vraagt mij op welke wijze het avondprogramma werd ingevuld tijdens deze reizen. Ik kan u zeggen dat we ter plaatse inkopen deden en dan gezamenlijk de maaltijd bereiden. De wekker ging weer de volgende ochtend vroeg dus het werk niet al te laat. U vraagt mij of ik kan verklaren waarom een andere door u geïnterviewde persoon deze club noemt: “de visclub van (een bedrijf)”. Ik zeg u dat ik dat niet weet. ik weet wel dat er medewerkers (een bedrijf) lid zijn van deze club. Nu u het mij vraagt kan ik u zeggen dat er geen medewerkers van andere aannemers lid zijn van deze club. Ook zijn mensen van (buiten deze aannemer of de gemeente Hoorn) lid van deze club.” Een persoon verklaart hierover: “Ik wil u niet de namen noemen van de leden van de ‘De dorstige Gup’ die in dienst zijn van de gemeente Hoorn. Ik vind dat die collega’s dat maar zelf moeten doen. Er zijn ook medewerkers van aannemers lid van de visclub en personen die elders in dienst zijn.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of het mij bekend is of er een visclub is. Ja ik weet dat er een visclub is, gekoppeld
R2004-016 75/96 aan één of twee aannemers. Ik weet ook dat collega’s van de gemeente Hoorn “lid” zijn van die club. Ik weet niet hoe dit is geregeld qua betaling. Ik heb geen behoefte om hier over te spreken.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet verder dat er een visclub bestaat van (een bedrijf) waarvan de leden zijn medewerkers van (een bedrijf) en ambtenaren van de gemeente Hoorn. Ik weet dat de volgende personen lid zijn van die club: (een persoon) en (een persoon) en (een persoon) van (een bedrijf), (een persoon), (een persoon), (een persoon), (een persoon), (een persoon) en anderen van het stadhuis. Ik weet dat deze visclub vistrips naar Noorwegen, Ierland en Spanje in de omgeving van Barcelona.” Een persoon verklaart hierover: U vraagt mij of ik bekend ben met de visclub van (een bedrijf). Ik zeg u dat ik wel eens gehoord heb van die club maar verder weet ik daar niet van. Ik weet dat er voor de reorganisatie op de afdeling van (…) visliefhebbers waren. Ik weet dat u daar de leden van de club moet zoeken. Ik kan u geen namen noemen. Een persoon verklaart hierover: “Ik ben met (een bedrijf) twee keer weggeweest met een vistrip vanuit Den Helder naar de Noordzee. Dat was een groter gezelschap met collega’s van de gemeente Hoorn en medewerkers van nutsbedrijven. Ik heb zelf de eerste keer ƒ 100 betaald, de tweede keer was gratis.” Een persoon verklaart hierover: “De informatie die ik bedoel heb ik niet uit eigen waarneming maar gehoord van (…). Mijn(…) was tot (datum) (in een functie werkzaam (…) In de periode dat (een persoon), (…) werd geschorst naar aanleiding van de bouwfraudeaffaire werd daar, aldus (…), ook over gesproken bij het (…). In dat verband heeft (…) mij het volgende verteld. Er was in die tijd een visclub via (een bedrijf). In die visclub zaten in ieder geval (een persoon) en (een persoon) van de gemeente Hoorn en het hoofd stafbureau (…) met de voornaam (…). (…) Ten tijde van de schorsing van (een persoon) was de visclub bezig met het plannen van een nieuwe vistrip. De bestemming van die reis is mij niet bekend. Eerder heeft deze visclub reizen gemaakt naar Spanje en Ierland. Ik weet niet hoeveel dagen een dergelijke vistrip omvatte en ik weet evenmin wie er nog meer aan deze reizen hebben deelgenomen. Vanwege de schorsing van (een persoon) en de commotie in de pers over de gemeente Hoorn heeft de visclub de plannen voor een nieuwe vistrip omstreeks mei 2002 stopgezet.” Een persoon verklaart hierover: “U zegt mij dat u met mij wilt spreken over ‘de visclub’ en vraagt mijn reactie. Ik zeg u dat ik bekend ben met deze club. Voor de historie ga ik terug naar begin jaren ’80. Het was toen de gewoonte om jaarlijks te gaan zeevissen met (een bedrijf). Ik heb geen affiniteit met zeevissen en had daarom in die tijd geen interesse. Vanaf het moment omstreeks midden jaren ’80 dat de club ook ging snoeken in het Grootslag ben ik op uitnodiging toegetreden tot de club.
R2004-016 76/96 Het is een vrij hechte club van ongeveer 20 leden. Een beperkt aantal leden is uitgetreden en ook zijn er al leden overleden. In eerste instantie was dit nog geen club. Het was gewoon een groep mensen die met elkaar gingen vissen. Nadat het bestaan van dit gebeuren door één der leden is gemeld aan de heer (…) met het verzoek om een richtlijn te krijgen op welke wijze medewerkers van Hoorn hiermee om dienden te gaan. Door (een persoon) zijn geen richtlijnen gegeven dat het aldus met elkaar omgaan, dus gezamenlijk vissen door medewerkers van de gemeente Hoorn met medewerkers van (een bedrijf), niet zou kunnen. Toch is het denken hierover in de groep verder gegaan, met name gericht op financiële onafhankelijkheid van (een bedrijf). Dat kon alleen maar door zelf een groot deel van de kosten voor onze rekening te nemen. Er is een klein comité in het leven geroepen dat ging optreden als ‘bestuur’ van de groep. Dit comité ging richting geven aan de activiteiten van de groep. De zeggenschap van (een bedrijf) over deze visclub (deelname op uitnodiging door (een bedrijf)) is hierdoor en door de financiële onafhankelijkheid aanmerkelijk minder geworden. Feit blijft dat medewerkers van andere aannemers niet worden uitgenodigd. Thans leveren de leden zelf een substantiële bijdrage in de kosten van de club. Ik heb geen volledig inzicht in de opbouw van de kosten. Feit is dat de club nog steeds wordt gesponsord door (een bedrijf). Jaarlijks betaal ik een contributie aan (een bedrijf) onder de omschrijving ‘bijdrage visclub’. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de activiteiten. De hoogte van de bijdrage varieert per jaar en wordt kenbaar gemaakt namens (een bedrijf). Ik wil u niet zeggen welke medewerker van (een bedrijf) mij dit jaarlijkse verzoek doet. Ik wil eerst met hem overleggen en overigens ook met de andere leden over de vraag of ik hun namen aan u kenbaar mag maken. Ik zal u hierover per e-mail berichten. De laatste bijdrage was € 40 en dat is ongeveer gelijk aan wat er gemiddeld per jaar door mij is betaald. U vraagt mij of (een persoon) lid is van de visclub. Ja, hij is lid. Verder noem ik u nu geen namen. Voor zover mij bekend zijn geen (gewezen) bestuurders van de gemeente Hoorn lid van de club (geweest). U vraagt mij een beschrijving te geven van de jaarlijkse binnenlandse visdagen en buitenlandse vistrips. Een jaarlijkse activiteit is het snoeken in het Grootslag. We verzamelen dan in Hoogkarspel bij café Bantam. We pakken vervolgens de eigen auto en gaan dan de polder in. We zetten de auto op een centrale plek en zwermen dan uit. De lunch nemen we mee van huis. Er wordt gevist, daar komen we voor. Er is na afloop een prijsuitreiking waarin wordt medegedeeld wie wat gevangen heeft en hoeveel. Ook is er voor de winnaar een wisselbeker. Er is geen jaarlijkse ledenvergadering. U vraagt mij waar in het buitenland de club heeft gevist. Ik zeg u dat ik met de club ben geweest in Denemarken, Ierland, Zweden en Spanje. Alle kosten van deze trips (zonder echtgenoten) zijn gedragen door de individuele leden. Dat was ook mijn voorwaarde. Ik wilde zelf mijn kosten betalen. Ik had vooraf zicht op de hoogte van de reis- en verblijfkosten. Naar Zweden en Denemarken reden we met eigen auto’s en naar Spanje en Ierland gingen we met het vliegtuig. U vraagt mij of de benzine bij deze trips werd getankt met pasjes of op kosten van (een bedrijf). Ik zeg u dat ik dat echt niet meer weet.
R2004-016 77/96 Op enig moment heb ik tijdens één van de bijeenkomsten de mededeling gehad dat de visclub in de huidige samenstelling op hield te bestaan. De reden is niet met mij gecommuniceerd, het was een mededeling. Ik weet niet meer precies wanneer dit was. U vraagt mij wanneer bij benadering deze mededeling dan werd gedaan. Bij benadering moet die mededeling omstreeks 5 à 7 jaar terug zijn gedaan. U vraagt mij naar de overige activiteiten van de visclub. Ik zeg u dat we in de loop van de tijd goede en vriendschappelijke contacten met elkaar hebben opgebouwd. Die contacten maken dat we op sociaal gebied ook met elkaar omgaan. Het is zo in de loop van de tijd de gewoonte geworden om elkaar uit te nodigen bij bijvoorbeeld huwelijksjubilea en verjaardagen en elkaar bij overlijden ter zijde te staan. Ook zitten hier de medewerkers van (een bedrijf) bij.” Een persoon verklaart hierover: “De visclub (een bedrijf) ken ik wel van horen zeggen. Daar was veel traditie. (Een persoon) zat er in als voorzitter denk ik, ik zelf houd niet van vissen en ben nooit meegeweest.” Een persoon verklaart hierover: “Dan is er nog het fenomeen ‘visclub’. Voor zover ik mij herinner bestond deze club al in 19(..), toen ik in dienst kwam. Er werd ten aanzien van deze club een relatie gelegd met (een bedrijf). Ik herinner mij in dat verband dat er wel collega’s afwezig waren en desgevraagd werd er dan gezegd dat deze college’s naar Schotland waren om te vissen. Ik weet dat (een persoon) in ieder geval tot deze club behoorde. Namen van andere collega’s kan ik u niet noemen.” Een persoon verklaart hierover: ”Jaarlijks werd er een week gevist met één of meer aannemers. Ik hoorde niet bij die selecte groep van naar ik schat 10 mensen. In ieder geval zijn toen meegeweest naar Spanje (een persoon) en (een persoon). Over deze vistrip werd open op de afdeling gesproken. (Een persoon) heeft mij verteld dat er wel vaker vistrips waren geweest.” 7.2.10 Affaire bedrijf ‘X’ Inleiding Een bedrijf kwam in beeld met betrekking tot het tijdens een van de interviews uitgesproken vermoeden dat, omdat aan deze of gene ambtenaar geen of te weinig voordeeltjes meer werden gegund, de gemeente maar geen goederen of diensten van dit bedrijf meer wilde afnemen. Een persoon zou op (…) en publiekelijk van zijn ongenoegen hierover hebben blijk gegeven, en vervolgens dit nog een aantal malen bij gezagsdragers hebben aangekaart. Daarnaast deed het gerucht de ronde dat in het geval van meervoudige aanbesteding, dit bedrijf op de hoogte zou
R2004-016 78/96 zijn van het tot dusver uitgebrachte, laagste bod, zodat dit bedrijf een bod daar juist onder kon doen. Door de gemeente zelf is enige informatie verzameld over deze opdrachtverleningen. De aangetroffen dossiers bleken zich te beperken tot de offerte en de gegunde opdracht. Zo stelde de gemeente vast dat als er al concurrerende offertes aan vooraf waren gegaan, deze niet in de dossiers waren opgenomen. Slechts in één geval is er sprake van een tweede offerte maar die zaak speelt in 1997 en toen was (een persoon)(…) . De veronderstelde werkwijze laat zich via de dossiers van de gemeente dan ook niet onderbouwen. Daar is geen nader onderzoek naar gedaan omdat daarvan geen resultaat verwacht werd. Voor zover in relatie tot dit bedrijf werd verklaard over bordeelbezoek verwijzen wij naar onderdeel D van 7.2.5. Door onderzoekers is een uitnodiging voor een interview gericht aan (een persoon). Deze is niet verschenen, doch in zijn plaats kwamen twee andere personen. Zij zeiden verschenen te zijn in diens plaats. In overleg met de opdrachtgever hebben onderzoekers afgezien van verder onderzoek. Op verzoek zou een en ander nader bezien kunnen worden, eventueel mede in verband met het vermoeden zoals vermeld in 7.2.5. Daarbij dien wel overwogen te worden dat het veronderstelde al heel lang geleden zich heeft afgespeeld, en betrokkene(…) . Verklaringen Een persoon verklaart hierover: U vraagt mij een toelichting te geven op ‘de zaak (‘X’)’. Hier wordt bedoeld (een bedrijf) . Op een vrijdagmiddag vertelde (een persoon) verhalen aan mij over wat hij allemaal had meegemaakt met de gemeente Hoorn. Ik weet dat hij deze verhalen ook heeft verteld aan (een persoon). (Zijn) verhaal komt er op neer dat hij de leverancier was voor de gemeente Hoorn voor (bepaalde leveringen). Hij vertelde mij dat hij thans niet meer leverde omdat de betrokken ambtenaren hem hadden gezegd dat er bij de laatste levering ‘tekort’ voor hen bij zat. Ik heb hem gevraagd wat hij hiermee bedoelde en hij antwoordde toen dat hij kennelijk niet genoeg kadobonnen of dinerbonnen had meegeleverd voor de ambtenaren. Ik adviseer u contact op te nemen met (een persoon) en (een persoon) om hier navraag naar te doen. Een persoon verklaart hierover: “(Een persoon) ken ik. Hij leverde (bepaalde leveringen) aan Hoorn. Van (een persoon) (...), hoorde ik wel dat ze niet zo veel meer zaken deden met de gemeente Hoorn. Dat verhaal over “te weinig cadeaubonnen” ken ik in het geheel niet. Ik ben met (een persoon) wel veel bij (dat bedrijf) geweest. (Een persoon) en (een persoon) waren twee handen op een buik.” Een persoon verklaart hierover:
R2004-016 79/96 “Ik zeg u dat het mij niet bekend is dat er door (een bedrijf) bij leveringen aan de gemeente Hoorn cadeaubonnen en dergelijke werden verstrekt aan ambtenaren. In mijn tijd werden wel de meeste (bepaalde leveringen) gekocht bij (een bedrijf). Dat was ook de filosofie van het gemeentebestuur. Mogelijk dat na mijn tijd de bonnenkwestie is begonnen. Ik weet hier niets van. Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat ik omstreeks medio 2002 via mijn secretaresse werd gebeld door (een persoon). Hij belde mij omdat hij met mij wilde spreken over een offerte die naar zijn mening niet juist was afgewikkeld. De offerte was hem niet gegund en hij was het niet eens met de reden van afwijzing. Er was verschil van mening tussen hem en de gemeente Hoorn over het moment van indienen van de offerte. (…)Ik ben daarom naar (dat bedrijf) (…) toegegaan om met (een persoon) zelf te spreken. Ik heb kennis genomen van zijn onvrede over de afhandeling van betreffende offerte en hem gezegd één en ander na te zullen gaan op het stadhuis. Tijdens mijn gesprek met (een persoon) is ook gesproken over de relatie gemeente Hoorn – bedrijfsleven in het algemeen en daarna specifiek over de relatie gemeente Hoorn – (een bedrijf). Zijn visie is dat gemeenten per definitie zaken dienen te doen met de (…) ondernemers. Hij zei dat dit altijd zo was gegaan en we gingen in het gesprek terug in de tijd naar de periode tot omstreeks 1995. Hij had uitermate veel moeite met een aantal personen die thans nog op het stadhuis werken. (…)(Een persoon) vertelde dat tot midden jaren ’90 het gebruikelijk was dat wanneer bedrijven werden gevraagd offertes in te dienen voor (bepaalde leveringen) vervolgens op het moment dat alle offertes binnen waren er van het stadhuis contact werd gezocht met (een bedrijf). Het bedrag van de laagste inschrijving werd dan medegedeeld waarna (een bedrijf) een lagere offerte indiende.” Een persoon verklaart hierover: ” Ik zeg u dat ik dat nooit heb gedaan en voor zover ik weet ook niemand van mijn afdeling. In dit verband is het van belang te vermelden dat in dit kader relevante informatie ook beschikbaar was op de (…).” Een persoon verklaart verder: “(Een persoon) vond deze methodiek vanzelfsprekend en hij zag zeker voor de gemeente Hoorn alleen maar voordelen. Hij betreurde het dat deze methodiek sinds die tijd niet meer wordt toegepast. Hij vertelde dat de voorkeursbehandeling die (een bedrijf) had tot medio jaren ’90 zijn bedrijf flink geld heeft gekost. Hij vertelde dat hij altijd heel goed was geweest voor de betrokken ambtenaren van de gemeente Hoorn en hij zei dat deze ambtenaren ook wel wat van (een bedrijf) verwachtten. Dat was de sfeer van de relatie tussen (een bedrijf) en de betrokken ambtenaren. Hij vertelde dat er jaarlijks een open dag werd gehouden waar ook ambtenaren van de gemeente altijd welkom zijn geweest. Ook vertelde hij dat hij eens een groot boeket had laten bezorgen bij een ambtenaar inclusief een enveloppe met een soort dinerbon voor twee personen. Uiteindelijk is het hem bijzonder tegengevallen dat de rekening van het restaurant aanzienlijk meer was dat gebruikelijk voor een diner voor twee personen.”
R2004-016 80/96
Een persoon verklaart verder: “Ik had met (een persoon) een zakelijk contact. Ik weet zeker dat ik nimmer een dinerbon van hem heb gehad. Mogelijk wel een boeket ter gelegenheid van een (…) jubileum. Wel heb ik een keer gedineerd met mijn echtgenote samen met (een persoon) en zijn echtgenote, dit op de kosten van (een bedrijf).” Een persoon verklaart verder: Het gesprek met (een persoon) zat me niet lekker en ik ben de volgende dag hierover in overleg getreden met (een persoon) (…). Wij beiden concludeerden dat we namen van betrokkenen wensten te horen. Ik moest (een persoon) toch nog terugbellen in verband met de offerte. Uit de dossiers van de gemeente bleek onomstotelijk dat betreffende offerte te laat was ingediend en slecht van kwaliteit was. Bovendien was deze offerte niet vergelijkbaar met de andere offertes. Een duidelijke zaak en (een bedrijf) zat daar gewoon mis. Met deze informatie keek ik anders naar de betrouwbaarheid van het gesprek met (een persoon). Ik heb (een persoon) opgebeld en ik vond het opvallend dat hij op mijn argumenten geen tegengas gaf terwijl hij in ons gesprek zo stellig was geweest over het onrecht wat hem werd aangedaan. Na deze mededeling heb ik hem gevraagd de namen te noemen van de ambtenaren die naar zijn zeggen door hem waren verwend. Dat weigerde hij omdat (…) de gemeente Hoorn en bovendien was het destijds allemaal in goed vertrouwen gebeurd. Een persoon en een persoon verklaren hierover: “Ongeveer 2 jaar geleden moest er een (…) worden gegeven. Die demonstratie aan gemeentemedewerkers (..) werd vanwege de weersomstandigheden, niks. Een tweede (…) hoefde er voor de gemeente niet te komen. Waarom die niet door hoefde te gaan is nooit echt duidelijk geworden. Vervolgens bleek dat de persoonlijk door mij (een persoon) aan de balie afgegeven offerte zoek was geraakt. We hoefden echter geen nieuwe offerte meer in te leveren. De concurrent (…) mocht vervolgens leveren. Wij vroegen ons vervolgens af of dit allemaal wel eerlijk was gegaan. Dat heeft (een persoon) – (…) kenbaar gemaakt, intern en extern. Vervolgens heeft hij (een persoon) gebeld en wat kreten (“corrupt”) in de ring gegooid. (Een persoon) is nog bij ons op kantoor geweest en (…) is daarna in het dossier van deze offerte procedure gedoken en (…) heeft vervolgens teruggekoppeld dat (…)niets vreemd heeft kunnen ontdekken. U zegt mij dat tot medio negentiger jaren het gebruikelijk was dat (een bedrijf) op de hoogte was van het bod van de laagste offerte. Wij herkennen dat niet. Ik, (een persoon), heb wel eens de mazzel gehad dat we toch iets te horen krijgen omtrent de prijs. Dit geldt uitdrukkelijk niet voor Hoorn, ook niet in het verleden. U zegt mij dat (een persoon) heeft verklaard dat het hem ook wel wat heeft gekost. Wellicht is (een persoon) wel eens gaan dineren met een wethouder of zo. Niet met ambtenaren dachten we. (Een persoon) onderhield de contacten met ons. Ook hebben we wel kerstpakketten naar (een persoon) gebracht. Van (diner-)bonnen weten we niets af. (Een persoon) kwam wel bij (een persoon) en ze gingen wel eens dineren, bijvoorbeeld bij Petit Nord.”
R2004-016 81/96
Een persoon verklaart hierover: “Ik heb wel eens een kerstpakket gehad van (een bedrijf). Eénmaal heb ik met (een persoon) gedineerd, daarover vertelde ik u al, dat was samen met (…) bij De Waegh.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet nog wel dit: we reden op een keer terug uit Utrecht naar Hoorn, en (een persoon) en (een persoon) zaten achterin. Toen we bij Zaandam reden hoorde ik (een persoon) zeggen: “Jammer dat we al voorbij Amsterdam zijn.”. Dat betekent dat (een persoon) nog wel even in Amsterdam had willen uitgaan.” Een persoon verklaart hierover: “Dit zegt mij niets. Ik neem dit voor kennisgeving aan.” 7.2.11 Tankpasje Inleiding Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Een van de medewerkers meldde mij deze week dat een goede vriend van hem heeft gewerkt bij (een bedrijf) vestiging Hoorn. Bij (een bedrijf) werd gesproken, ook in de kantine, over twee medewerkers van de gemeente Hoorn waarvoor ze regelmatig ‘iets moesten doen’. De twee namen zijn (een persoon) en (een persoon). De laatste is werkzaam bij (…). In zijn geval bestond het ‘iets moeten doen’ uit het lenen van het pasje van (een bedrijf) waarop benzine kon worden getankt. De zegsman zelf wil anonien bijven, evenals onze medewerker. De medewerker is uiteraard wel bij mij bekend en ken ik als een zeer serieuze collega.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Toen medio maart 2002 de gemeente Hoorn in het nieuws kwam rond het onderwerp “bouw fraude” heb ik de navolgende opmerkingen gehoord: (…) Met naam en toenaam worden genoemd (een persoon) en (een persoon) als zijnde ambtenaren die nauwe contacten hebben met onder meer (een bedrijf). Beiden zouden ook de beschikking hebben over een tankpas van (een bedrijf) waarmee zij, al dan niet tegen betaling, gebruik konden maken van de tankmogelijkheden op het terrein van (een bedrijf).” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “(Een persoon) opent het gesprek en merkt op dat initiatief voor dit gesprek van hem is genomen met het oog op eventuele betrokkenheid van de gemeente bij bouwfraude. In dat kader wordt, onder meer in het boek “Bouwfraude” van C. Bos, verondersteld dat medewerkers van de gemeente wellicht gunsten hebben aangenomen van bedrijven. In dat verband wordt ook genoemd (een bedrijf). (Een persoon) reageert hierop door ten stelligste te ontkennen dat zijn bedrijf hieraan meewerkt of heeft meegewerkt. Wellicht dat dit bij andere bedrijven zo is, maar
R2004-016 82/96 niet bij (een bedrijf). Overigens vraagt hij zich af waarom het dan zou gaan. (Een persoon) merkt op dat het zou gaan om bijvoorbeeld het gebruik maken van een benzinepomp. (Een persoon) merkt op dat deze pomp er inderdaad is maar dat deze uitsluitend voor intern gebruik en en dat men over een sleutel moet beschikken. Hij kan zich niet voorstellen dat hiervan door een derde gebruik is of wordt gemaakt. Dat is ook ten stelligste verboden.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik ken deze beschuldiging en ik heb hierop al gereageerd. Ik had geen tankpas van (een bedrijf). Ik tank al sinds jaar en dag bij (…) iets verderop bij mij in de straat via mijn mastercard.” Betreffende onderdeel 3 van de anonieme melding verklaart een persoon: “Neen, dit is niet waar. Ik heb nooit op kosten van welke aannemer dan ook getankt in prive. Zonodig kan ik u stukken laten zien waaruit blijkt dat ik (…) altijd zelf hebben betaald voor getankte brandstof.” Een persoon verklaart hierover : ”U confronteert mij met het volgende en u vraagt mij om mijn commentaar: U zegt mij dat uit een ongedateerd document uit het bouwfraudedossier van de gemeente Hoorn, opgesteld blijkt dat door personen van buiten de ambtelijke organisatie van de gemeente Hoorn uitlatingen zijn gedaan. Deze informatie is in een memo (7 onderdelen) opgesomd. Betreffende Een persoon is vermeld: “Toen medio maart 2002 de gemeente Hoorn in het nieuws kwam rond het onderwerp “bouw fraude” heb ik de navolgende opmerkingen gehoord: (…)Met naam en toenaam worden genoemd (een persoon) en (een persoon) als zijnde ambtenaren die nauwe contacten hebben met onder meer (…). Beiden zouden ook de beschikking hebben over een tankpas van de (..) waarmee zij, al dan niet tegen betaling, gebruik konden maken van de tankmogelijkheden op het terrein van (…).” Ik heb nimmer een tankpas van een aannemer gehad of gebruikt, ik heb nimmer op kosten van een aannemer getankt” 7.2.12 Surfplank Inleiding Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Toen medio maart 2002 de gemeente Hoorn in het nieuws kwam rond het onderwerp “bouw fraude” heb ik de navolgende opmerkingen gehoord (…). Van (een persoon) wordt verteld dat hij —jaren geleden — op zijn verzoek van (een bedrijf) zeilen voor zijn surfplank gekregen zou hebben.”
R2004-016 83/96 Verklaringen Betreffende dat onderdeel van de anonieme melding verklaart een persoon: “U leest mij verder voor dat ik volgens die anonieme melding een zeil voor een surfplank heb gehad. Ik kan u zeggen dat ik nog mijn familieleden ooit een surfplank hebben gehad.” 7.2.13 Contant geld Inleiding Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Daarnaast noemt (een persoon) de naam van (een persoon) die als (…) werkzaam is bij de gemeente en in de afdeling van (een persoon) werkte. Deze persoon was zeker in de beginperiode van (een bedrijf) niet makkelijk. Betrokkene vroeg in latere jaren zo nu en dan ook zelf om zaken, zoals nieuwe banden voor zijn auto e.d. Op een vraag van de kant van Hoorn bevestigt (een persoon) dat hij deze medewerker ook wel eens geld heeft gegeven.” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ Van (een persoon) heeft hij in het vorige gesprek al aangegeven dat deze geld heeft aangenomen. Gevaagd naar de hoogte van bedragen denkt (een persoon) aan één of twee keer een bedrag van ƒ 500,-. Hij twijfelt daarbij of hij daarin zelf een rol heeft gespeeld of dat alles is gelopen via (een persoon), de rechterhand van (een persoon) in zijn periode (bij een bedrijf) en directeur in (…) . Laatstgenoemde is veel met (een persoon) weggeweest. Hij kwam zelfs volgens (een persoon) bij hem thuis. In dat verband wordt nog genoemd het bedrijf van (een persoon) waarvan (een persoon) veronderstelt dat (een bedrijf) daar zaken mee deed.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover op 7 november 2003: ”U vraagt mij of ik vanaf begin jaren ‘90 gunsten heb aangenomen van bouwbedrijven. U duidt nader dat u daaronder verstaat kerstpakketten,(…) , contant geld of geld op bank of giro,(…). Ik kan daar heel duidelijk in zijn. Ik heb nooit gunsten aangenomen in de zin van geld of goederen.” En: ”U zegt mij dat u wil doorvragen op cadeau’s in natura. Ik zeg u dat ik kerstpakketten heb ontvangen.(…) . Er zat nooit contant geld of cadeaubonnen in deze pakketten.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik in de laatste 10 jaren gunsten heb aangenomen van bouwbedrijven. U duidt nader dat u daaronder verstaat (…) contant geld of geld op bank of giro. Ik heb in het verleden wel eens een flesje wijn ontvangen van een aannemer of opdrachtnemer van de gemeente Hoorn.
R2004-016 84/96 De laatste jaren niet meer. (…) Van al het andere dat u heeft opgesomd is geen sprake. Ik tank op eigen kosten, ik betaal zelf de banden van mijn auto.” 7.2.14 Vertraging procedure aanbesteding Inleiding Tijdens het onderzoek werd verklaard over de mogelijkheid dat een van de ambtenaren in een of meer gevallen het verloop van de procedure om niet zakelijke redenen vertraagde, teneinde te bewerkstelligen dat door de aldus gecreëerde tijdsdruk over gegaan moest worden tot een aanbesteding een-op-een in plaats van een meervoudige aanbesteding zoals gebruikelijk. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat er in principe in de gemeente Hoorn openbaar moest worden aanbesteed vanaf een bepaald bedrag, tenzij. Dat was de regel. Er kunnen diverse redenen zijn waarom van openbare aanbesteding wordt afgezien, zoals een subsidiebijdrage van andere instanties, tijdsdruk etc.” Een persoon verklaart hierover: “In de periode dat de procedures waren aangetrokken viel mij op dat (een persoon) de neiging had om door ons aangeleverde bestekken op te houden. Het gevolg hiervan was dat er tijdsdruk ontstond in de planning van werken waardoor er onnodig geforceerd moest worden aanbesteed. Het werk werd dan vervolgens veelal één op één aanbesteed (voorzetting van wat in de eerste fase van Hoorn als groeikern gebruikelijk was). Ik heb de indruk dat hij de één op één aanbesteding een gewenste situatie vond maar waarom hij dat vond weet ik niet. (Een persoon) had ook zo zijn voorkeuren voor bepaalde personen bij aannemers en feitelijk werd door hetgeen ik nu beschrijf steeds met een kleine kring van aannemers zaken gedaan.” Een persoon verklaart hierover: “Ik kan mij daar iets bij voorstellen want dit is in het belang van de gemeente Hoorn. Een persoonlijk belang van (een persoon) heb ik daarin niet ontdekt.” Een persoon verklaart hierover: “Wat mij in al die jaren is opgevallen is dat de voorbereidende werkzaamheden van aanbestedingen doorgaans tijdig gereed waren maar dat de feitelijk aanbesteding niet terstond daarop volgde. Degene die daar invloed op had was (een persoon). Het bestek, de tekeningen etc waren dus gereed. Dan was het aan (een persoon) om het (…) op te maken en aan het college toe te zenden. Om voor mij onduidelijke redenen bleef dat (…) veelal enige tijd uit waardoor er tijdsdruk op stond. Achteraf en met de wetenschap van nu over ‘bouwfraude’ heb ik de indruk dat (een persoon) bewust wachtte met het schrijven van het (…) om de planning onder druk te zetten. De aldus gecreëerde tijdsdruk was vervolgens een rechtvaardiging om één op één aan te
R2004-016 85/96 besteden. Deze situatie heeft kunnen bestaan tot het moment dat ik de positie van (een persoon) overnam. Naar ik meen was hetgeen ik u hiervoor schetste één van de redenen dat (een persoon) (…) heeft moeten doen.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of mij bekend is dat op ambtelijk niveau de administratieve voorbereiding van werken bewust werd opgehouden ten einde tijdsdruk te creëren waardoor niet meer openbaar kon worden aanbesteed. Ik zeg u dat ik het bewust creëren van tijdsdruk niet herken, wel herken ik de tijdsdruk op projecten die gevolgen had voor de vorm van aanbesteding.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik herkenning heb bij de bewering dat (een persoon) bewust aanbestedingen vertraagde. Ik heb dat persoonlijk in één geval meegemaakt, de parkeerplaats bij Deen aan de Vredenhofstraat. Ik had het gevoel dat ik (een persoon) achter zijn vodden moest zitten om voortgang te houden. Ik had bij de aanbesteding van de parkeerplaats aan de Vredenhofstraat de indruk dat (een persoon) voor de gemeente een goede prijs heeft geregeld. Dit werk is gegund aan (een bedrijf) en dat was van meet af aan al duidelijk, voor zover ik mij herinner. Het is mijn idee dat (een bedrijf) de lievelingsaannemer was van (een persoon). Naar mijn waarneming is (een persoon) bevriend met directeur (een persoon) van (een bedrijf), waarmee overigens niest mis hoeft te zijn. Ik weet dat (een persoon) een huisje in (…) heeft en ik weet dat (een persoon) en (een persoon) daar wel gezamenlijk weekends zijn geweest. Ik veronderstel dat daarbij de partners aanwezig waren.” Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of mij is opgevallen dat (een persoon) aanbestedingen bewust vertraagde met de bedoeling de aanbestedingsvorm van openbaar of meervoudig onderhands om te zetten naar enkelvoudige gunning. Neen, dat is mij niet opgevallen.” Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat ik niet zou weten waarom ik belang zou hebben bij één op één aanbesteden. Ik heb er wel altijd voor gepleit om één op één met open begroting aan te besteden omdat je dan invloed hebt op de prijs. Bij meervoudige aanbesteding loop je het risico dat er vooroverleg plaatsvindt. Ik ben nooit door een (…) aangesproken op vertraging van procedures. Ik heb nimmer bewust een aanbestedingsprocedure vertraagd ten einde de aanbestedingsvorm van meervoudig naar enkelvoudig om te zetten. Ik was verantwoordelijk voor aanbestedingen, ik voerde daar overleg over met mijn(…) . Ik had het vertrouwen om op deze wijze te werken. Deze werkwijze was bij mijn leidinggevende(n) en het college bekend en aanvaard.”
R2004-016 86/96 7.2.15 Lekken van informatie Inleiding Aannemers kunnen belang hebben bij (voor-)informatie omtrent de budgetten die door de gemeente zijn of worden gereserveerd voor de uitvoering van een bepaald werk. Een inschrijving kan in dat geval meer aansluitend worden gemaakt. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik herinner mij (een persoon) als iemand die we overdag niet zo vaak zagen terwijl ik regelmatig heb gezien dat hij in de uren na de reguliere kantoortijd in de kasten van de afdeling zat te snuffelen en in de papieren op het bureau van (een persoon). U vraagt mij of in die kasten informatie zat betreffende calculaties van werken. Ik zeg u dat die informatie niet in de kasten aanwezig was, mogelijk wel op het bureau van (een persoon). Het is echter zo dat (een persoon) geen contacten had met de bouwkundige aannemers. Ik kan mij dus niet voorstellen dat (een persoon) informatie over prijscalculaties van werken heeft doorgespeeld.” Een persoon verklaart hierover op: “Ik vind dit volstrekt belachelijk. (Een persoon) was als bouwkundige werkzaam in een ander deel van het stadhuis. Zakelijk had ik niets met hem te maken dus laat staan dat ik informatie uit zijn kasten of van zijn bureau nodig zou hebben. Het enige dat ik mij kan voorstellen is dat ik naar bouwkundige informatie op zoek was (…), in de privésfeer dus.” Een persoon verklaart hierover op: “U leest mij voor het citaat: “ (een bedrijf), (een bedrijf), (een bedrijf) en (een bedrijf) verdeelden samen de meeste werken hier. Er hoefde onderling niets afgerekend te worden, zij zorgden met behulp van (…) en (…) voor de juiste kostprijzen en ‘betaalden’ elkaar , door om beurten de ‘laagste’ te zijn bij een aanbesteding, waarbij (…) op de hoogte was van de prijs die de gemeente bereid was te betalen. Daarna werden de prijzen netjes aangepast aan wat de gemeente bedacht had waardoor het verschil met de ‘maakprijs’ de pan uit kon rijzen. Het ging uiteindelijk om miljoenen.” U vraagt mijn reactie. “Dit is volstrekt belachelijk. Ik heb (een persoon) ooit éénmaal of tweemaal vluchtig ontmoet. Natuurlijk was ik als (…) op de hoogte van de prijzen die de gemeente Hoorn bereid was te betalen. Ik heb dergelijke informatie nooit doorgespeeld naar derden/aannemers. Ik zou wel gek zijn om mijn carrière zo op het spel te zetten. (…) Door de wijze van aanbesteden en de aard van het werk is het niet vreemd dat de inchrijfprijs vaak uitkwam in de buurt van de eigen raming. Er zijn nu eenmaal vaste prijzen voor zand, rioolbuizen etc.” Een persoon verklaart hierover: “Er waren geruchten zat. Er zijn wel opleveringen of openingen geweest waar mensen wat loslippig werden.”
R2004-016 87/96
7.2.16 Woningverbetering Inleiding Het vermoeden is gerezen dat een ambtenaar een aanpassing van zijn woning heeft laten verrichten zonder aan de aannemer daarvoor de kosten te vergoeden. Per brief van 15 juli 2002 informeert het college de Hoofdofficier van Justitie met betrekking tot een persoon over informatie te beschikken waaruit kan blijken dat deze persoon van een aannemer een (…) voor zijn woning heeft geaccepteerd. Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ Met betrekking tot (een persoon) merkt (een persoon) op dat er in die tijd geruchten de ronde deden over de relatie van (een persoon) tot verschillende bedrijven. Hij zou zich laten bevoordelen. Genoemd worden een verbouwing aan zijn huis (..) Deze informatie heeft (een persoon) in het geruchtencircuit vernomen. Hij heeft zelf geen concrete aanwijzingen.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Betreffende (een persoon) kan ik u nog het volgende gerucht zeggen over de bouw van de woning van (een persoon). Ik heb van de betreffende installateur (gas- water- electra) vernomen dat zijn facturen naar (een aanneme stuurde) terwijl (die aannemer) die rekeningen doorstuurde naar (een bedrijf). De woning van (een persoon) is door (een aannemer) in opdracht van (een bedrijf) gebouwd.” Een persoon verklaart hierover: “Desgevraagd kan ik u zeggen dat ik nooit geruchten heb gehoord over vermeende persoonlijke verrijking van (een persoon) in zijn relatie met aannemers. Uitzondering hierop vormt het gerucht/verhaal over een (…) in de woning van (een persoon). Dat verhaal dateert al vanaf begin jaren ’90. Het is een keer in een gesprek over een bestek aan de orde gekomen dat hij vond, uit eigen ervaring, dat een door ons berekende prijs voor een (…) te hoog was. Andere collega’s die ik hierover recent bevraagd heb herinneren zich hier niets van. Het was zeker niet zo dat ik de indruk had dat (een persoon) de (…) ‘gratis’ had gekregen van een aannemer.” Een persoon verklaart hierover: “Het derde signaal betreft het accepteren van een (…) door (een persoon) voor zijn huidige woning. Dit signaal vernam ik van (een persoon) die weer vertelde het signaal te hebben vernomen van (een persoon). Ik weet (…) dat (een persoon) een (…) in zijn huidige woning heeft. (Een persoon) is volgens mij de eerste bewoner van zijn huidige woning. Betreffende woning werd gebouwd omstreeks 1985.”
R2004-016 88/96
Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij of ik in mijn huidige woning een (…) heb. Ja in mijn woning die ik destijds nieuw heb gekocht is een (…). Die (…) staat al in de oorspronkelijke tekeningen. Mijn huis (houtskelet) is gebouwd door (een bedrijf), een dochteronderneming van (een bedrijf) en is casco opgeleverd. De aftimmering is door (een aannemer) uit Hoorn gedaan. De kosten van die (…) zittten gewoon in de aanneemsom.” Een persoon verklaart hierover: “Ik zeg u dat mijn woning werd gebouwd in 1987. De ontwerpen heb ik zelf laten maken. De woning is in casco gebouwd via (een bedrijf). Ik heb de afspraak gemaakt dat (een bedrijf) het casco zou neerzetten. Ik heb alles in eigen beheer ontwikkeld. Ik heb vanwege de schijn van belangenverstrengeling toestemming gevraagd en gekregen van de wethouder van destijds, de heer(een persoon). Ook heb ik dit gemeld aan (een persoon). Ik heb de bouw gefinancierd met een hypotheek van de gemeente. Alle facturen van (onder)aannemers zijn betaald uit de hypotheek van de gemeente en daarbij dus ook in kopie overgelegd aan de gemeente. Dit is inclusief (…) en de casco levering (een bedrijf) inclusief de kozijnen. De installateur van Gas/Water/Electra was (een firma uit Hoorn). De verwarming is geïnstalleerd door (een andere firma uit Hoorn).” In overleg met de opdrachtgever heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden omdat onderzoekers hun informatie in dat geval van buiten het gemeentehuis zouden moeten betrekken.
7.2.17 De verjaardagsviering Inleiding Per brief van 15 juli 2002 informeert het college de Hoofdofficier van Justitie met betrekking tot een persoon over informatie te beschikken waaruit kan blijken dat deze persoon de betaling door een aannemer heeft geaccepteerd van de kosten van een feest ter gelegenheid van zijn (…) verjaardag. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “U vraagt mij waar, op welke wijze en op wiens kosten ik mijn (…) verjaardag vierde. Die verjaardag is bij mij thuis gevierd. Mijn vrouw en zoons hebben dat feest voor mij georganiseerd. Zelf heb ik de hapjes en drankjes gekocht en betaald, en de kamer leeggeruimd. Er was ruim 100 man aanwezig waaronder collega’s en wethouders. (Een persoon) heeft op verzoek van mijn vrouw een soort overkapping geregeld. Ik denk dat deze spullen door een
R2004-016 89/96 aannemer zijn geleverd maar ik weet niet welke aannemer. Er waren die avond ook aannemers aanwezig.” 7.2.18 Auto’s Inleiding Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “ Met betrekking tot (een persoon) merkt (een persoon) op dat er in die tijd geruchten de ronde deden over de relatie van (een persoon) tot verschillende bedrijven. Hij zou zich laten bevoordelen. Genoemd worden (…) en iets met een auto. Deze informatie heeft (een persoon) in het geruchtencircuit vernomen. Hij heeft zelf geen concrete aanwijzingen. (…) Bij navraag naar de situatie rond een auto meent (een persoon) zich te herinneren dat dit verband hield met de ontwikkeling van bedrijfsterreinen (vermoedelijk Westfrisiaterrein) en de vestiging van automobielbedrijven aldaar. En: “Op het Westfrisiaterrein is onder meer gevestigd (…) dealer (…) . Dit bedrijf was tot twee jaar terug eigendom van (een bedrijf) te Hoorn. (Een persoon) rijdt al jaren een (…) .” Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Daarnaast noemt (een persoon) de auto van (een persoon) die mogelijk met behulp van directeur (een persoon) van (een bedrijf) is verkregen. Wellicht dat uit de kentekenregistratie iets zal blijken.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “ Ik heb niets te maken gehad met de verplaatsing of ontwikkeling van het bedrijfsterrein Westfrisia.” En: “U zegt mij dat de (een persoon) zich afvraagt of ik (of mijn echtgenote) niet op een voordelige manier aan auto’s ben gekomen. U zegt mij dat in dit kader een relatie wordt gelegd met (een persoon), directeur van (een bedrijf), die indertijd ook eigenaar was van een Hoorns automobielbedrijf. U zegt mij dat twee auto’s die in mijn bezit zijn (of zijn geweest), op naam van dit bedrijf hebben gestaan. U vraagt mijn reactie. Het is mij bekend dat (een persoon) van (een bedrijf) mede eigenaar was van het Hoorns automobielbedrijf Obdam. In het verleden heb ik regelmatig tweedehands auto’s gekocht van het merk (…) en op 8 september 1995 een nieuwe (…) en ook eerder in 1993 een nieuwe. Ik toon u allerlei documenten en ik sta u toe daarvan een kopie te maken. Ik zeg u toe voor u een chronologisch verslag te maken van de autohistorie van mij en mijn echtgenote. Ik geef u hierbij toestemming om het historisch kentekenhouderschap van alle auto’s die op mijn naam of op
R2004-016 90/96 naam van mijn echtgenote staan of hebben gestaan op te vragen bij de Rijksdienst Wegverkeer1.” Een persoon verklaart hierover: “Ik weet dat er diverse mensen van de gemeente in auto’s rijden die ze niet zelf hebben verdiend. Ik zeg daar liever niets over omdat ik het niet kan bewijzen.”
7.2.19 Schotland Inleiding Uit eigen informatie van de gemeente Hoorn blijkt: “Van (een persoon) weet (een persoon) dat deze in Schotland een steenmijn had (Noors graniet) en er ook regelmatig met (een persoon) en (een persoon) reisjes naar Schotland zijn gemaakt.” Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ook ben ik een keer met (een bedrijf) samen met (een persoon) en (een persoon) naar Schotland geweest voor bedrijfsbezoek aan een Steenmijn. Namens (een bedrijf) waren aanwezig (een persoon), (een persoon) en (een persoon). Deze reis was op initiatief van (een persoon) en volledig op kosten van (een bedrijf). Dit was ook een reis met twee overnachtingen en een vliegreis. Dit was ergens in 1992, 1993 of 1994.(…) Deze gunsten (een bedrijf) en (een bedrijf) ontving ik naar mijn mening om prettig met elkaar om te gaan.” En: “U vraagt mij of ik mij door deel te nemen aan deze twee reizen heb begeven in een situatie waarin mijn zakelijke belangen als ambtenaar van de gemeente Hoorn verstrengeld raakten of dreigden te worden met mij als privé persoon. U vraagt mij dit omdat u mij zegt dat u geen enkel zakelijk belang ziet voor de gemeente Hoorn in mijn deelname aan deze reizen. Ik kan dergelijke zaken heel goed scheiden en ik voelde mij absoluut niet gecompromitteerd. In die tijd was dit niet ongebruikelijk. Ik verwijs u naar een interview met (een persoon) in het NRC van 26 oktober 2002.” Een persoon verklaart hierover: “Ik ben op uitnodiging van (een bedrijf) samen met (een persoon) en (…) geweest naar Schotland. Het doel was het bezoeken van een steenmijn in Schotland. Dat was actueel omdat 1
Wij hebben betreffend overzicht niet ontvangen. Uit de overgelegde bescheiden is geen volledig overzicht te herleiden van de aanschaf en inruil van auto’s alsmede de betaling daarvan. Zonder toestemming van ‘vorige’ eigenaren kan het het historisch kentekenhouderschap door ons niet worden bevraagd. Dit alles bood onvoldoende aanknopingspunten om (thans) nader onderzoek te verrichten.
R2004-016 91/96 (een bedrijf) de granietkorrels uit die steenmijn gebruikte als funderingsmateriaal. Deze reis betrof ook drie overnachtingen waarvan de laatste in Londen. Met het hele gezelschap zijn we in Londen wezen stappen. (…) Wanneer deze reis naar Schotland nu precies was weet ik niet meer. We hadden hier met elkaar meer het gevoel van een luxe werkbezoek.” 7.2.20 Het kappen van bomen Inleiding Het voornemen tot het kappen van ogenschijnlijk gezonde monumentale bomen in de stad was voor een persoon aanleiding tot het ondernemen van enige actie. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Omstreeks midden jaren ‘90 kwam ik erachter (…) dat er monumentale kastanjebomen gekapt dreigden te worden op de Johan Messchaertstraat. Er lag aan dit voornemen een rapport van een deskundige ten grondslag, te weten van (een bedrijf in Amsterdam). Ik vond dat zonde maar ik had ook mijn twijfels. Ik heb bewerkstelligd dat er een second opinion is aangevraagd dat uiteindelijk is uitgevoerd door een boomchirurg uit Leeuwarden. Hij concludeerde dat de bomen niet gekapt hoefden te worden. De bomen staan thans nog steeds in volle glorie. Ik heb vervolgens alle rapporten over onderzoek van bomen opgevraagd. Daaruit bleek mij dat steeds hetzelfde bedrijf te weten (een bedrijf uit Amsterdam), voor deze onderzoeken werd ingehuurd terwijl de opdrachten aan dit bedrijf steeds door (een persoon) waren gegeven. Ik vermoed dat (een persoon) er dus belang hij had dat dit bedrijf werd ingeschakeld.” Een persoon verklaart hierover: “(Het bedrijf in Amsterdam) zegt mij niets. Wel herinner ik mij dat ik destijds zaken deed met het bedrijf (…). Ik ken de kwestie van de bomen. Ik was tegenstander van het kappen van deze bomen. Mogelijk heb ik destijds getekend(…) . Dit is een volslagen gek en raar verhaal.” 7.2.21 Oplichting? Inleiding In een taxigesprek zijn naar verluidt opmerkelijke uitlatingen gedaan. Verklaringen Een persoon verklaart hierover: “Ik heb eind jaren `80 ongeveer 2 of 3 jaar als parttime taxichauffeur gewerkt voor een taxibedrijf in Hoorn dat thans niet meer bestaat. In dat kader heb ik uiteraard personen vervoerd. (…) Ik herinner mij een vrijdagavondrit omstreeks 23.30 uur vanaf café Blokdijk in Avenhorn naar Amsterdam. (…). Als passagiers kreeg ik mee (een persoon) en (een persoon) van
R2004-016 92/96 (een bedrijf). Er was bij beide heren duidelijk sprake van ‘drank in de man’. Dat was wel duidelijk. Ik herinner mij dat beide heren achter in de taxi spraken over een project van de gemeente Hoorn. De strekking van dat gesprek was dat in dat project de gemeente Hoorn voor enige miljoenen guldens was benadeeld doordat (een bedrijf) niet zou hebben geleverd hetgeen in rekening was gebracht aan de gemeente Hoorn. Het ging vermoedelijk om de ontwikkeling van een nieuwe stadswijk. Ik hoorde beiden heren nogal lacherig spreken over grote leveringen zand die wel aan de gemeente Hoorn in rekening waren gebracht maar feitelijk niet geleverd. Ik begreep dat aldus omdat ik (…) wist dat (een persoon) betrokken was bij de ontwikkeling van de nieuwe stadswijken en (een bedrijf) was als aannemer daarbij betrokken.” Een persoon verklaart hierover: “Betreffende de bewering dat ik lacherig zou hebben gesproken met een medewerker van een aannemer over een niet gedane maar wel gefactureerde levering van zand kan ik u zeggen dat dit een volstrekt belachtelijke aantijging is.”
R2004-016 93/96
8. Advisering Het lijkt onderzoekers dringend gewenst dat interne regels helder worden geformuleerd en geïmplementeerd, regels die de onzekerheid van ambtenaren ten aanzien van wat behoort en betamelijk is in relatie tot alle stakeholders reduceren. In de sfeer van ‘hard law’ zijn zeer wel door allen gedragen en disciplinair handhaafbare normen te ontwikkelen en te codificeren voor ambtenaren en bestuurders met betrekking tot representatie, geschenken, uitnodigingen, nevenfuncties, declaratieregels, klokkenluiders, omgang met tijd, geld goederen en informatie van de werkgever, kortom tot onderwerpen die in een weerbare organisatie node gemist kunnen worden. Niet gezegd kan worden dat het onderwerp integriteit geheel aan de aandacht is ontsnapt. Een persoon verklaart hierover: “Ter referentie verwijs ik u naar voornoemde notitie van (een persoon) uit 1993. Vanaf het schrijven van die notitie is hetgeen als wat gebruikelijk wordt gezien steeds meer ‘verengd’. Naderhand, na publicatie in Openbaar Bestuur is de inhoud van dit stuk ter kennis gebracht van het college en het Managementteam. Het concept van het boek Integriteit in drievoud van Huberts/Van den Heuvel en mijn commentaar daarop is ingebracht in het college. Als ik mij goed herinner, wordt daarin ook melding gemaakt van de wijze waarop ambtelijk wordt gehandeld als het vermoeden bestaat dat aannemers vooroverleg hebben gehad. Dat fenomeen was derhalve op zich niet onbekend. Wel de mate waarin dat kennelijk geschiedde.Overigens heeft de gemeente een aantal jaren geleden een overduidelijk geval van vooroverleg aangemeld bij de NMA die daar geen actie op heeft ondernomen.” Een en ander neemt niet weg dat desondanks de aandacht voor integriteit binnen de gemeente Hoorn wellicht verbrokkeld, weinig gestructureerd en onvoldoende belicht is gebleven Waar niet alles betreffende de te verwachten integriteit in regels is vast te leggen, zal ook richting moeten worden gegeven aan de cultuur binnen de gemeente. Gedragscodes, gericht op ambtelijke en bestuurlijke zuiverheid en onkreukbaarheid, voor zover niet reeds vanwege het duale stelsel gerealiseerd, en mits op de juiste wijze ontworpen en ingevoerd en voorzien van passend flankerend beleid, kunnen een richtsnoer bieden bij professionele, ethische dilemma’s. Onder flankerend beleid wordt ten deze verstaan onder meer: aandacht bij beoordelings- en functioneringsgesprekken, transparantie waar mogelijk, agendering van het onderwerp integriteit in het werkoverleg, het instellen van een sluitend vangnet (vertrouwenspersoon) voor ongewenst gedrag, facilitering van verantwoord gedrag, en vanzelfsprekend: het onmisbare voorbeeldgedrag van de absoluut onkreukbare superieur. De herintroductie van de ambtseed zou als een kristallisatiepunt kunnen fungeren. Permanente
R2004-016 94/96 aandacht voor integriteit als managementdoel, met tijdige actualisering, met planning en verslaglegging door een hoge lijnverantwoordelijke is onontbeerlijk. Integriteit is een kwaliteitskenmerk van een gemeentelijke organisatie, en het loont zeer wel de moeite daarin blijvend te investeren.
R2004-016 95/96
9. Slot In dit onderzoek is geen enkele financiële verantwoording onderzocht. Derhalve is geen accountantscontrole toegepast en is dit rapport geen accountantsrapport en evenmin een mededeling in de zin van de Gedrags- en Beroepsregels voor accountants. Volledigheidshalve wijzen wij er nog op dat, indien wij een uitgebreider forensisch onderzoek zouden hebben verricht, wellicht andere onderwerpen aan het licht zouden zijn gebracht die voor u mogelijk van belang zouden kunnen zijn. In dit kader verwijzen wij naar de reikwijdte van ons onderzoek. Dit rapport is opgesteld en afgestemd op het gebruik ten behoeve van de in dit rapport geformuleerde onderzoeksdoelstelling. Het rapport is dan ook niet bedoeld, en mogelijk ook niet geschikt, voor enig ander gebruik, aangezien dan niet noodzakelijkerwijs is gewaarborgd dat derden, die niet op de hoogte zijn van het doel en de reikwijdte van de verrichte werkzaamheden, de inhoud van dit rapport steeds op juiste wijze kunnen interpreteren. Om die reden kunnen wij gebruik van dit rapport voor andere doeleinden dan in dit rapport geformuleerd alleen toestaan nadat daartoe - per beoogd gebruik - uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies is verkregen. Indien, al dan niet met onze toestemming, feiten en omstandigheden zoals opgenomen in voorliggend rapport geheel of gedeeltelijk worden ingevoegd in andere geschriften, dan geschiedt dat geheel voor verantwoording en risico van de samensteller van die geschriften. Genoemde beperkingen gelden onverkort indien de inhoud van voorliggend rapport geheel of gedeeltelijk in een procedure wordt opgevoerd. Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies is verantwoordelijk voor de deugdelijke uitvoering van de werkzaamheden, zoals geformuleerd in dit rapport. De gebruiker van dit rapport is verantwoordelijk voor het correcte gebruik van dit rapport. Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies aanvaardt hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid. Aan de inhoud van het rapport kunnen door derden geen rechten worden ontleend. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zijn gaarne bereid de inhoud van deze rapportage verder toe te lichten. Hoogachtend,
mr. B.W.M. van der Lugt
R2004-016 96/96
Bijlagen 1. Modelbrief van de gemeente Hoorn met aankondiging en uitnodiging voor een gesprek. 2. Modelbrieven van Deloitte ter uitnodiging. 3. Overzicht van uitnodigingen aan een wethouder