Inspectie Arbeidsomstandigheden
Rapport Inspectie Arbeidsomstandigheden
Bedrijf: Movares Nederland BV Vestiging: Regiokantoor Zwolle Afdeling: Personeel & Organisatie Beschrijving: Ri&e Regiokantoren, oktober/november 2006 Beheerder: Arno de Graaff Datum rapport: 18-12-2006
Inventarisatiebestand: \\NL\Data\personal\graafan\ARBO\PvA 2006\Ri&e lokaties anders dan Sbt en DK\Zwolle.IMK
Dit rapport is gegenereerd met het programma IMA, versie 10.0 volgens de InspectieMethode Arbeidsomstandigheden
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
1
Inspectie Arbeidsomstandigheden
1. Arbo- en ziekteverzuimbeleid 1.1. Formulering arbobeleid Zijn arbodoelstellingen en arbobeleid geformuleerd door de directie? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Bedrijven en instellingen moeten systematisch en structureel aandacht besteden aan arbeidsomstandigheden. Bij het voeren van beleid gaat het erom, dat er doelen worden gesteld op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn bij de arbeid, die consequent worden nagestreefd. Het arbobeleid impliceert ook beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie, pesten en agressie en geweld tegen werknemers, alsmede ter beperking van de nadelige gevolgen van deze gebeurtenissen. Samenvattend spreekt men van ‘ongewenste omgangsvormen’. Het gaat hierbij om de relatie tussen werkgever en werknemer, maar ook om relaties tussen werknemers onderling of tussen derden (klant, leverancier, leerling, patiënt e.d.) en de werknemer. Een nieuw onderwerp waarop ook beleid is vereist, is de bescherming van werknemers tegen tabaksrook. Het beleid moet de werknemers die hiervan gevrijwaard willen blijven, beschermen.
1.2. Begeleiding zieke werknemers Is er een beleid voor begeleiding van zieke werknemers? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De werkgever moet zorgen voor begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun werk te verrichten. Hiertoe dient het bedrijf zich aan te sluiten bij een arbodienst. Duidelijk moet zijn wie welke acties als ziekmelding, thuisbezoek, oproepen op spreekuur, sociaal-medische teambehandeling uitvoert. Dit beleid moet schriftelijk zijn vastgelegd, bijv. in een verzuimprotocol, en zijn besproken met de OR of de personeelsvertegenwoordiging (PVT) en de arbodienst. Onderwerpen voor het verzuimbeleid zijn: 1. alle ziekmeldingen naar de arbodienst; 2. afspraken vastleggen over wie het contact onderhoudt met de zieke medewerker (casemanager benoemen); 3. na 6 weken probleemanalyse en advies werkhervatting door de arbodienst; 4. na 8 weken plan van aanpak op basis van probleemanalyse, door werkgever (casemanager) en werknemer; 5. vervolgspreekuur door bedrijfsarts met zonodig advies over bijstelling plan van aanpak; 6. de casemanager houdt vervolgafspraken bij; 7. ziekmelding na 13 weken naar UWV, door werkgever; 8. bij continuering verzuim, na 35 weken eventueel WAO-aanvraag; afspraken hierover in overleg tussenwerkgever, werknemer en arbodienst; werkgever maakt samenvatting reïntegratiedossier (reïntegratieverslag); arbodienst levert medische informatie; werknemer vult de aanvraag aan met eigen visie op het verloop.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
2
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Voor medewerkers met een lagere belastbaarheid door ziekte, extra zorgtaken, leeftijd etc. zullen afspraken gemaakt moeten worden over inzetbaarheid, hun taken etc.
1.3. Verzuimregistratie Wordt het ziekteverzuim geregistreerd en geanalyseerd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Cijfers over ziekteverzuim dienen geregistreerd te worden. Het betreft hier ten minste de registratie van de verzuimduur en de verzuimfrequentie. Het systeem van registratie is vrij te kiezen door het bedrijf. Om deze cijfers te kunnen analyseren dient onderscheid gemaakt te worden naar leeftijd, geslacht, functie, afdeling, soort werkplek, diagnose van de ziekte e.d. Het is gangbaar de ziekteverzuimcijfers in het sociaal jaarverslag te publiceren. De ziekteverzuimcijfers dienen te worden geanalyseerd om informatie te verkrijgen over oorzaken en benodigde maatregelen. Hierbij kan deskundige hulp worden ingeroepen.
1.4. Meldingsprocedure Is er een procedure met betrekking tot melding en registratie van ongevallen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Voor het verzamelen van gegevens over ongevallen is het noodzakelijk dat afgesproken wordt wie, op welke manier, welke gegevens verzamelt. Hiertoe dient een ongevallenregister bijgehouden te worden. Ook ongevallen van thuiswerkers dienen geregistreerd te worden. Onder een ongeval wordt verstaan: een gebeurtenis met ernstig lichamelijk dan wel geestelijk letsel tot gevolg. Hiervan is sprake bij schade aan de gezondheid die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn. Bij ongevallen met ernstig lichamelijk letsel dient onverwijld (ook 's nachts) de Arbeidsinspectie èn de politie ingelicht te worden. Het melden van beroepsziekten is een zaak voor de arbodienst.
1.5. RI&E Is er een goedgekeurde RI&E in het bedrijf aanwezig, inclusief een plan van aanpak en een jaarlijkse rapportage over de voortgang hiervan? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
3
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Beschrijving Er is een Ri&e voor het hele bedrijf. Alleen zijn destijds de Regiokantoren daarin niet meegenomen, omdat ze toen nog niet bestonden. Dit geldt dus als een update en vervolmaking van de Ri&e van Movares.
1.6. Preventiemedewerker Is er een medewerker aangewezen (preventiemedewerker) die verantwoordelijk is voor de zorg voor de arbeidsomstandigheden? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Op de vestiging zelf is geen preventiemedewerker. De taken van de preventiemedewerker zijn neergelegd in het Arbohandboek dat in te zien is via het Intranet/P&O/Arbohandboek. Toelichting Voor een goede voortgang van het te voeren arbobeleid, is het nodig afspraken te maken over de uitvoering van deze taken en verantwoordelijkheden. Daartoe dienen de taken van de ‘preventiemedewerker’ aan één of meer medewerkers te zijn toegedeeld. Taken van de preventiemedewerker zijn: - samen met de werkgever en werknemers vormgeven van het arbobeleid; - (laten) uitvoeren van de ri & e; - opstellen van het Plan van Aanpak; - verzorgen van voorlichting aan de werknemers over arbo; - adviseren over en (laten) uitvoeren van de noodzakelijke arbomaatregelen; - voeren van overleg over arbo met de OR/PVT en de directie van het bedrijf. In veel bedrijven zijn dit de medewerkers die ook voor P&O of voor facilitaire zaken verantwoordelijk zijn. Deze preventiemedewerker is tevens belast met de afstemming van het werk van de bedrijfsarts of de arbodienst. De preventiemedewerker moet ook de benodigde middelen (budget, tijd en bevoegdheden) voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de instelling tot zijn of haar beschikking krijgen. Aan het overige personeel moet bekend worden gemaakt wie de preventiemedewerker is, zodat werknemers met vragen of opmerkingen bij deze persoon terechtkunnen. De preventiemedewerker geniet ook ontslagbescherming. De directie blijft altijd eindverantwoordelijk voor wat betreft de arbeidsomstandigheden en het gevoerde beleid in de instelling.
1.7. Samenwerking en overleg Vindt voldoende overleg over het arbobeleid tussen directie en OR (of de personeelsvertegenwoordiging bij bedrijven zonder OR) plaats? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De OR heeft op basis van de Arbowet en de Wet medezeggenschap werknemers de volgende rechten: - instemmingsrecht op belangrijke onderwerpen op arbogebied; - recht om kennis te nemen van de adviezen van de arbodienst; - overlegrecht over het algemene arbobeleid, de organisatie van de deskundige ondersteuning, de keuze van een arbodienst, het contract met de arbodienst en de organisatie van de bedrijfshulpverlening; - recht op ondersteuning door deskundigen; - recht op informatie van de werkgever over de schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie;
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
4
Inspectie Arbeidsomstandigheden
- recht om met de Arbeidsinspectie te overleggen en hen te vergezellen; - recht om commentaar te leveren op de jaarlijkse rapportage over het plan van aanpak van de RI&E. De kennis, ervaring en vaardigheden van de medewerkers kunnen onder meer via het werkoverleg ingezet worden ten behoeve van het arbobeleid. Dit is bijvoorbeeld nodig bij het invoeren van nieuwe machines of werkmethoden, om te voorkomen dat in de praktijk pas blijkt dat men hier mee niet kan werken. Ook kunnen arbojaarplan en -verslag aan de orde gesteld worden. Aan het werkoverleg moeten in beginsel alle werknemers deel kunnen nemen en het moet plaatsvinden op afdelingsniveau, bij de directe werkeenheid. Het werkoverleg kan ook een functie vervullen bij het geven van voorlichting en onderricht.
1.8. Voorlichting en onderricht Wordt er voorlichting en instructie (bijvoorbeeld zitinstructie) gegeven aan het personeel (waaronder specifieke aandacht voor nieuwe medewerkers; medewerkers die een verhoogd risico lopen (bijv. zwangeren); bijzondere groepen als gehandicapten, uitzendkrachten, thuiswerkers)? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Voorlichting en Onderricht is iets dat is neergelegd bij de leidinggevenden. Formeel is dit vastgelegd in het Arbohandboek dat in te zien is via het Intranet/P&O/Arbohandboek. Toelichting Voorlichting en onderricht zijn verplicht. Inzicht en vaardigheden t.a.v. VGW zijn essentieel om werknemers in staat te stellen onder zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, met zo weinig mogelijk risico's en zonder ongevallen hun werk te verrichten. In de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat veel ongevallen voortkomen uit een gebrek aan kennis over de gevaren en risico's in de arbeidssituatie. Om goede en tijdige voorlichting en onderricht te waarborgen is het nodig dat er een aantal structurele voorzieningen in de organisatie wordt opgebouwd en er planmatig wordt gewerkt. In kleinere bedrijven kan het geheel wat eenvoudiger worden opgezet dan in grotere. Maar ook hier verdient het aanbeveling systematisch en volgens plan te werken. Ten aanzien van de voorlichting en het onderricht kunnen de volgende aspecten aan de orde komen: - klachten over de verdeling van het werk; - eentonigheid van het werk en hoe daar door een andere organisatie verbetering in aan te brengen; - werksituaties die door de werknemers als onveilig worden ervaren; - voorlichting over gezondheid, instellen stoel en werkplek, opstelling van het beeldscherm; - voorlichting over brandpreventie, vluchten bij calamiteiten.
1.9. Arbodienst en arbodeskundigen Is de onderneming voor ten minste de begeleiding van zieke werknemers aangesloten bij een bedrijfsarts of arbodienst? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Zoetermeer maakt van dezelfde dienstverlening gebruik als de overige Movaresonderdelen. Toelichting
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
5
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Ieder bedrijf is verplicht zich voor de volgende diensten aan te sluiten bij een gecertificeerde bedrijfsarts of arbodienst: - begeleiding van verzuimende werknemers; - verzorgen van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur; - uitvoering van eventuele aanstellingskeuringen; - uitvoering van het eventuele Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO).
1.10. Beeldschermbril Wordt kosteloos een specifieke beeldschermbril (op advies bedrijfsarts of oogarts) ter beschikking gesteld aan beeldschermwerkers? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Er kan gebruik worden gemaakt van de regeling zoals die voor alle medewerkers van Movares geldt. de regeling is in te zien in het Arbohandboek via het Intranet/P&O/Arbohandboek.
Toelichting Ruwweg tussen de 40- en 50-jarige leeftijd gaat het accommodatievermogen van de ogen tekort schieten, met andere woorden: voor kijken op korte afstanden heeft men een leesbril nodig. Wat betreft de speciale beeldschermbrillen is onderscheid te maken tussen algemene brillen en specifieke beeldschermbrillen. Alleen de laatste categorie moet zonder kosten aan de werknemer worden verstrekt. Vaak zal een monofocale bril adequaat zijn. Er zijn echter werkzaamheden waar het afwisselend op verschillende afstanden scherp zien vereist is. Voorbeelden zijn data-entry werk met documenten die kleine letters bevatten, of beeldschermwerk aan balies waar tevens klantencontact nodig is. In die gevallen zullen goed op het werk afgestemde bi- of tri-focale glazen, soms ook multifocale glazen met een speciale geometrie nodig zijn.
1.11. Bedrijfshulpverlening - beschikbaarheid Bedraagt het aantal bedrijfshulpverleners ten minste: - één bij minder dan 50 werknemers; - vijf bij meer dan 200 werknemers; - één per vijftig bij de overigen. Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Een bedrijf dient ten minste over het aangegeven aantal bedrijfshulpverleners te beschikken. Bij bedrijven met minder dan 15 werknemers mag de werkgever (mits voldoende opgeleid) deze taken vervullen. Het betreft de volgende taken: - eerste hulp bij ongevallen; - het bestrijden van brand; - het in noodsituaties evacueren van werknemers; - communicatie met hulpverleningsinstanties (eerste hulp, brandweer e.d.) Het doel van deze verplichting is de direct nadelige gevolgen voor werknemers van ongevallen en brand zoveel mogelijk te beperken. Het aantal moet in elk geval zodanig bepaald zijn dat de taakvervulling op het gebied van de BHV onder alle omstandigheden gewaarborgd is.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
6
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Bij het bepalen van het precieze aantal bedrijfshulpverleners kan een 2% norm als vuistregel worden gehanteerd. Dat wil zeggen steeds 1 aanwezige BHV’er per 50 werknemers. Boven 1000 aanwezige werknemers kan gedacht worden aan een 1% norm. Bij het bepalen van het aantal bedrijfshulpverleners moet rekening gehouden worden met het aantal werknemers en personen dat normaal gesproken in een bedrijf of inrichting aanwezig is. Indien veel met losse uitzendkrachten of oproepkrachten gewerkt wordt, dienen deze ook te worden meegeteld. Indien er 's avonds gewerkt wordt, dienen er adequate voorzieningen getroffen te worden om ook dan in geval van brand of ongeval de juiste stappen te kunnen nemen. Het is mogelijk dat bedrijven in elkaars nabijheid (bijvoorbeeld in een bedrijfsverzamelgebouw) afspraken maken over de regeling van de bedrijfshulpverleningstaken. De afspraken daarover moeten schriftelijk worden vastgelegd. Een aanvulling op de reguliere bedrijfshulpverlening met bijvoorbeeld bewakingspersoneel van derden mag, volledige uitbesteding echter niet.
1.12. Bedrijfshulpverlening - toerusting Beschikken de bedrijfshulpverleners over voldoende organisatie, opleiding, uitrusting en oefening? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Bedrijfshulpverlening heeft als doel de direct nadelige gevolgen voor werknemers van ongevallen en brand zoveel mogelijk te beperken. Om dit te bereiken moet de werkgever voldoen aan de volgende eisen: - de organisatie van de BHV, hun opleiding, bereikbaarheid, beschikbaarheid, uitrusting en geoefendheid moeten zodanig zijn dat de taakvervulling op het gebied van de BHV onder alle omstandigheden gewaarborgd is; - de werkgever moet de BHV zodanig organiseren dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval de BHV-taken op adequate wijze kunnen worden vervuld en dat na aankomst van (professionele) hulpverlenersorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan; - als er risico's zijn voor de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving van het bedrijf (bijvoorbeeld in een bedrijfsverzamelgebouw), dan moeten de betrokken werkgevers zodanige organisatorische maatregelen nemen dat de betrokken BHV’ers bij een ongeval over en weer bijstand kunnen verlenen; - goede communicatie en afstemming met de parate externe hulpverleningsorganisaties moeten zijn gewaarborgd; - als meerdere werkgevers voor de uitvoering van hun BHV-taken een gezamenlijke BHV organiseren, dan moeten de afspraken daarover worden vastgelegd. Deze afspraken mogen overigens niet inhouden dat een werkgever de BHV volledig uitbesteedt. Ten aanzien van de BHV geldt dat de werkgever 'zorg op maat' moet leveren. Bij het vaststellen van het aantal aan te wijzen werknemers, hun deskundigheid en de ter beschikking staande hulpmiddelen moet derhalve met de volgende factoren worden rekening gehouden: - de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf; - de aanwezige risico's en de ongevallen die zich zouden kunnen voordoen; - het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers en derden, en de tijdstippen waarop zij aanwezig zijn dan wel plegen te zijn; - het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij een ongeval niet zelfstandig in veiligheid kan brengen (denk aan gehandicapten); - de opkomsttijd en mogelijkheden van de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties; - de organisatorische maatregelen die in het kader van de arbozorg zijn genomen; - de mogelijkheid om met andere bedrijven samen te werken; - de inschakeling van externe deskundigen. De wijze waarop de BHV is georganiseerd moet schriftelijk zijn vastgelegd en op een begrijpelijke wijze aan de werknemers bekend gemaakt worden.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
7
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Een BHV’er moet te allen tijde in staat zijn snel (binnen 3 à 4 minuten) en effectief op te treden bij een ongeval of brand tot het moment waarop de hulpverlening wordt overgenomen door een professionele externe instantie, zoals brandweer of ambulancediensten. In die zin vervult de BHV’er een voorpostfunctie. Een goede communicatie en afstemming met de parate externe hulpverleningsinstanties zijn vanwege deze voorpostfunctie essentieel. Tevens zal de werkgever voor een goede vervangingsregeling moeten zorgen. Als algemene eis geldt dat de BHV’ers zodanig zijn opgeleid dat zij de BHV-taken naar behoren kunnen vervullen volgens het 'zorg op maat'-principe. In kantoren is veelal een eenvoudige opleiding over hoe te handelen bij brand en ongevallen toereikend.
1.13. Bedrijfshulpverlening - uitrusting Beschikt de bedrijfshulpverlening over een adequate uitrusting en voorzieningen (EHBO-trommel, alarmnummers, brancard) met voldoende markering? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving knelpunt De verbandtrommel is over datum. Afgesproken is dat HBHV Movares voor vervanging zorgt. Toelichting In de eerste-hulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig. Tevens is het landelijk alarmnummer (112) of het bedrijfsalarmnummer duidelijk zichtbaar in de eerste-hulppost aangebracht. De eerste-hulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerste-hulpuitrusting en gemakkelijk met brancards bereikbaar. De eerste-hulpposten zijn voorzien van een signalering die voldoet aan de eisen uit de Arboregeling (Veiligheids- en gezondheidssignalering).
1.14. Inkoop hulpmiddelen Zijn er afspraken gemaakt en worden deze uitgevoerd voor de inkoop van hulpmiddelen, (kantoor)meubilair, machines, persoonlijke beschermingsmiddelen en installaties zodat deze voldoen aan de veiligheids- en ergonomie-eisen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving knelpunt Alle relevante inkoop van middelen verloopt centraal via FM-Inkoop. Deze hanteert daarvoor geldende standaarden (zie ook: Arbohandboek). Toelichting Het te gebruiken meubilair, met name de kantoorstoelen, de werktafels en de beeldschermapparatuur, moet aan ergonomische eisen en normen voldoen. Ook (kantoor)machines en hulpmiddelen moeten aan veiligheidseisen, zoals de CE-markering, beantwoorden. Er moet zijn vastgelegd (liefst in een procedure), dat degene die voor de inkoop verantwoordelijk is, altijd nagaat of het meubilair, de machines en de hulpmiddelen aan die ergonomische normen voldoen. Bij levering dient systematisch gecheckt te worden of daadwerkelijk aan de eisen is voldaan. Ondanks toezeggingen van de leverancier is dit soms niet het geval.
1.15. Onderhoudscontracten
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
8
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Zijn er onderhoudscontracten afgesloten of afspraken gemaakt voor liften, elektrische installaties, printers, kopieermachines, glazenwasinstallaties enz.? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De genoemde machines en installaties moeten in goede staat verkeren en regelmatig onderhouden worden. Er kan een onderhoudsprogramma worden opgesteld, waarbij de controle of keuring op juiste werking gelijktijdig plaatsvinden. Defecten kunnen dan direct worden gerepareerd. Er moet toezicht zijn op het onderhoud en de controle of keuring, en op de schriftelijke vastlegging hiervan in een soort ‘logboek’.
1.16. Legionella Zijn er maatregelen uitgevoerd ter voorkoming van legionella? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Besmetting met de legionellabacterie ontstaat door het inademen van water/luchtmengsels die vrijkomen bij douches, luchtbevochtigingsapparatuur enz. De legionellabacterie kan zich gemakkelijk vermenigvuldigen in stilstaand water met een temperatuur van 25 tot 55°C in de waterleiding of in afvalwatersystemen. De temperatuur van warm water moet boven de 60°C worden ingesteld. Voorkomen moet worden dat er delen van de warmwaterleiding zijn waarin water stil blijft staan. Warmwaterleidingen van douches enz. die weinig gebruikt worden (bijvoorbeeld na een vakantieperiode), moeten voor het gebruik eerst enkele minuten doorgespoeld worden met heet water.
1.17. Rookbeleid Is er een rookbeleid geformuleerd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Volgt Movaresbeleid. Er is een rookcabine. Toelichting Op basis van de Tabakswet heeft elke werknemer het recht op een rookvrije werkplek, omdat meeroken ook ernstige gezondheidsschade kan veroorzaken. Ook alle algemene ruimten die door de werknemer gebruikt worden, als gangen, hallen, vergaderruimten, kantines, magazijnen, toiletten enz. moeten rookvrij zijn en blijven. Men mag een speciale rookruimte afgeschermd van de openbare ruimte creëren, maar dit is niet verplicht. Er moeten ook afspraken gemaakt worden over de handhaving van het verbod. Bij overtredingen kan het bedrijf gemakkelijker aansprakelijk gesteld worden voor eventuele gezondheidsschade.
1.18. Kwaliteitsaudit keuken
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
9
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Wordt er in de keuken op gezette tijden een kwaliteitsaudit gedaan door de beheerder? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Pantry, ziet er goed schoon en veilg uit.
1.19. Ambulante medewerkers Is er een beleid ontwikkeld voor medewerkers die ambulant zijn? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving Ook ambulante medewerkers zijn bekend met hetgeen wij op het gebied van Arbo (en dus ook v.w.b. arbeid- en rusttijden).
2. Gebouwaspecten 2.1. Ventilatievoorzieningen Zijn er toereikende ventilatievoorzieningen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Uit oogpunt van bescherming van de gezondheid bedraagt de minimale vereiste luchtverversing per persoon 35 m³/uur. Let extra op bij vergaderkamers: door de hoge bezettingsgraad is hier extra ventilatiecapaciteit nodig! De bepalingen uit het Bouwbesluit met betrekking tot de capaciteit van de ventilatie zijn: de voorziening voor de toevoer van verse buitenlucht en de afvoer van binnenlucht moet een capaciteit hebben van ten minste 1,2 * 10 ³ m³/s per m² oppervlak van een verblijfsruimte. Voor andere dan werkvertrekken waar mensen incidenteel verblijven doch waar geen apparaten worden gebruikt, geldt een waarde van ten minste 10 * 10-³ m³/s per verblijfsgebied (gebaseerd op de minimale hoeveelheid verse lucht voor één persoon). De capaciteit van de ventilatievoorzieningen wordt bepaald volgens de NEN 1087. De plaatsing van de ventilatieroosters is van belang voor de capaciteit. De NEN 1087 geeft hierover informatie. Opgemerkt dient hier te worden dat volgens de Tabakswet in werkruimten en verblijfsruimten niet mag worden gerookt! Verder is vereist dat de luchtverversingsinstallatie altijd bedrijfsklaar is, en dat de werknemers worden gewaarschuwd indien ten gevolge van een storing in het ventilatiesysteem er gevaar voor de gezondheid van de werknemers bestaat.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
10
Inspectie Arbeidsomstandigheden
2.2. Ramen Kunnen de ramen veilig opengezet en gereinigd worden? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Ramen moeten zodanig ontworpen zijn dat zij in geopende stand geen gevaar kunnen opleveren voor de werknemers, zoals het uit het raam vallen of het hoofd stoten tegen een naar binnen openstaand raam. Ter reiniging van de ramen dienen zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde mogelijkheden aanwezig te zijn om dit veilig te laten uitvoeren. Ladders mogen slechts tot beperkte hoogte gebruikt worden.
2.3. Reiniging luchtkanalen Worden luchtkanalen en luchtfilters voldoende gereinigd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Luchtkanalen en luchtfilters dienen volgens de aanwijzingen van de installateur en/of fabrikant onderhouden te worden om de goede werking te garanderen. Een belangrijke oorzaak van slechte luchtkwaliteit en daarmee van klachten bij gebruikers van het gebouw is te vinden in het niet voldoende onderhoud van deze installaties. Ook volgens enkele arboregels is dit onderhoud noodzakelijk.
2.4. Schoonmaak Wordt er regelmatig en voldoende schoongemaakt? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Gebouwen moeten goed schoongehouden (kunnen) worden. Dit heeft ook betekenis voor de bouwfase door de toepassing van onderhoudsarme installaties, materialen, ruimten en inrichtingen. Dit betekent in de praktijk: geen gebruik maken van los isolatiemateriaal als glaswol of minerale wol, buitenlucht op schone plaatsen aanzuigen, geen ruimten ontwerpen met scherpe hoeken die slecht schoongemaakt kunnen worden, meubilair toepassen waarin zich geen stof kan ophopen e.d.
2.5. Asbest Is het bekend waar in het gebouw en in welke mate asbest voorkomt? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
11
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Men kan grofweg stellen dat alle kantoorgebouwen die vóór 1980 zijn gebouwd, naar alle waarschijnlijkheid asbest bevatten. Asbest kan worden aangetroffen in gevels, scheidingswanden, als brandscheiding boven plafonds, vloerbedekking, buisisolatie, luchtkokers, spuitasbest om stalen balken, enz. Asbest is een kankerverwekkende stof die vóór 1980 veelal werd gebruikt in de bouwwereld en ook als brandscheiding werd voorgeschreven door de Brandweer. Asbestvezels kunnen bij het inademen op termijn longkanker of kanker aan het buikvlies veroorzaken. Het veel gehoorde argument dat wanneer asbest niet wordt aangeraakt, het niet gevaarlijk is, klopt niet helemaal. Immers het asbest kan kapot gestoten worden of men kan zonder opzet in asbestmateriaal boren. Zodoende zal men altijd moeten weten waar zich asbest bevindt, zodat adequate maatregelen genomen kunnen worden. Een brief laten circuleren met de waarschuwing niet aan asbest te komen, is niet afdoende. Beter is, na overleg met de Arbeidsinspectie, een gespecialiseerd bedrijf een onderzoek te laten verrichten. Een gespecialiseerde bedrijf moet voldoende uitgerust zijn om het asbest te verwijderen en af te voeren zonder dat de bedrijfsvoering daarvan veel hinder ondervindt.
2.6. (Nood)uitgangen Zijn er (bruikbare) en brandveilige (nood)uitgangen, met snel te openen deuren, die voldoende zijn gemarkeerd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De bepalingen over vluchtwegen en nooduitgangen in het Bouwbesluit en de voorschriften van de brandweer ter zake zijn richtinggevend voor de wijze waarop het bedrijfsleven aan deze bepaling kan voldoen en voor de handhaving door de Arbeidsinspectie: voor de invulling van de bouwkundige brandveiligheidseisen wordt, voor zowel de bestaande gebouwen als de nieuw te bouwen gebouwen, aangesloten bij de Brandveiligheidsconcepten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Indien een gebouw over een gebruiksvergunning van de locale brandweer beschikt, mag aangenomen worden dat de brandveiligheid (alarmering, preventie, blusmiddelen en vluchtwegen) in orde is. NB: In de Europese Richtlijn Arbeidsplaatsen zijn schuifdeuren en draaideuren genoemd als voorbeelden van deuren die niet snel te openen zijn. De vluchtroutes naar de uitgang van het kantoorgebouw via trappen, hellingbanen, gangen, portalen e.d. moeten zijn voorzien van vluchtwegaanduidingen volgens NEN 6088 en NEN-ISO 3864-1.
2.7. Noodverlichting Beschikt het gebouw op de vluchtwegen over noodverlichting? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
12
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Voor alle gebouwen is noodverlichting vereist: de vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. De vluchtwegroutes moeten zijn verlicht met een verlichtingssterkte op vloerhoogte van ten minste 10 lux. De verlichting van de vluchtroutes moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom die binnen 15 seconden na het uitvallen van de elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een verlichtingssterkte kan geven van 1 lux.
2.8. Brandbestrijding - middelen Beschikt het gebouw over brandmelders en (vaste èn draagbare) brandblusmiddelen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Elk bedrijf moet over middelen beschikken waarmee het zelf brandbestrijding ter hand kan nemen, wanneer ergens in het bedrijf brand uitbreekt. Deze middelen zijn bedoeld als een soort eerste hulp bij brand. De brandweer moet altijd als eerste gewaarschuwd worden. Concreet betekent dit dat voldoende draagbare (handblussers) en/of vaste brandblusmiddelen (slangenhaspels) aanwezig moeten zijn. Op elke etage is minstens één brandblusmiddel nodig. De brandblusmiddelen moeten periodiek gecontroleerd worden. De geldigheidsdatum wordt op de middelen aangegeven.
2.9. Brandbestrijding - bereikbaarheid Zijn de niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen goed bereikbaar en goed gemarkeerd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De eisen met betrekking tot brandbestrijdingsmiddelen worden ingevuld met de eisen uit het Bouwbesluit van de Woningwet alsmede de gebruiksvoorschriften van de Model Bouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De bereikbaarheid moet goed zijn, dat wil zeggen dat de middelen goed zichtbaar zijn. Ook dienen zij gemarkeerd te zijn volgens de Arboregeling (Veiligheids- en gezondheidssignalering).
2.10. Vloeren Zijn de vloeren effen, stabiel en slipvast? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Zorg voor slipvrije en effen vloeren hetgeen o.a. betekent: geen losliggende kabels en snoeren op de werkplek: gebruik bij voorkeur flatcables die goed zijn weggewerkt en/of meubilair met kabelgoten.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
13
Inspectie Arbeidsomstandigheden
2.11. Looproutes Zijn de looproutes vrij van obstakels? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Ongevallen in kantoren kunnen ook veroorzaakt worden door struikelen over onnodig loshangende en losliggende kabels op de vloer. Daarnaast komen de problemen van struikelen ook voort uit een niet aangepaste plaatsing van opvoerelementen in de vloer (dozen of paaltjes met stopcontacten voor elektriciteit en datacommunicatie) of niet aaneengesloten vloerbedekking. Losliggende kabels etc. mogen zich nooit op loop- en vluchtroutes bevinden. Losliggende kabels kunnen weggewerkt worden in kantoormeubilair dat van kabelgoten is voorzien.
2.12. Stapelen Is er in opslagruimten en magazijnen veilig gestapeld? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting In magazijnen dienen kantoormaterialen en papier in veilige, stabiele rekken, op vakkundige wijze, geplaatst te worden. Rekken met zware materialen moeten verankerd zijn aan vloer, muur en/of plafond.
2.13. Glazen oppervlakken Zijn glazen c.q. transparante deuren en vlakken voorzien van veiligheidsglas en van een markering op ooghoogte? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Voor de veiligheid van werknemers en bezoekers dienen grote glazen panelen en deuren voorzien te zijn van stickers waardoor de mensen zien dat het glas is. Tevens dient veiligheids-, gehard of gelaagd glas, of glas voorzien van plakfolie gebruikt te worden waardoor geen ernstige snijwonden bij glasbreuk kunnen ontstaan.
2.14. Hoogte werkruimte Is de werkruimte voldoende hoog? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
14
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Werkruimten in kantoren uit de periode 1993 tot 2004) dienen ten minste 2,4 meter hoog te zijn. Voor oudere gebouwen geldt een minimumhoogte van 2,1 meter. Voor nieuwe gebouwen geldt volgens het Bouwbesluit een minimumhoogte van 2,6 meter.
2.15. Staat elektrische voorzieningen Zijn de elektrische voorzieningen onbeschadigd? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Voor de elektrische installatie van gebouwen is de (eerste) aanleg reeds wettelijk geregeld in het Bouwbesluit (dit besluit verwijst naar NEN 1010). Eventuele wijzigingen van reeds bestaande elektrische installaties zijn niet geregeld in het bouwbesluit, wel stelt het elektriciteitsbedrijf eisen ten aanzien van kwaliteit van de aangesloten installatie. Verder bestaan er zeer vele gedetailleerde normalisatienormen voor de nadere concretisering van de vereisten ten aanzien van ontwerp, installatie, onderhoud, gebruik en inspectie. Opgemerkt wordt dat de elektrotechnische markt sterk internationaal georiënteerd is, zodat de normen ten aanzien van de elektrotechnische apparatuur, de kwaliteit van het elektrotechnisch ontwerp en de werkwijze van de installatiebedrijven Europees (CENELEC) en wereldwijd (IEC) gevestigd zijn. Deze garanderen een zeer hoog niveau van elektrotechnische veiligheid. In verband met de verhoogde gevaren van elektriciteit in bepaalde omstandigheden zoals vochtige ruimten, ruimten met explosiegevaar, tijdelijke situaties zoals bouwplaatsen en dergelijke en de extra of andere eisen die dit stelt aan de elektrotechnische installaties, kan gewezen worden op het feit dat de desbetreffende normalisatienormen ook op deze omstandigheden ingaan.
2.16. Schema's elektrische voorzieningen Zijn er schema's van de elektrische voorzieningen aanwezig? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Beschrijving knelpunt Bij de gebouwbeheerder Toelichting Van complexe elektrische installaties zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's beschikbaar, alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie.
2.19. Toiletten Zijn de toiletten van goede kwaliteit en is het aantal toereikend voor het aantal medewerkers? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
15
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Voor iedere 15 werknemers dient er ten minste één toilet te zijn; bij mannen, indien naast de toiletten ook urinoirs aanwezig zijn, ten minste één op 25. Bij meer dan 10 werknemers dienen de toiletten gescheiden te zijn naar sekse. De toiletten dienen verder goed schoongehouden en geventileerd te worden, gelegen zijn in de nabijheid van de werkplekken en voorzien te zijn van wasmogelijkheden (inclusief zeep en drooggerei).
2.20. Pauzeruimte Is er een voorziening getroffen voor het doorbrengen van de pauzes? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Het kantoor dient in bepaalde gevallen te beschikken over een ontspanningsruimte cq. schaftlokaal. Meestal gebruikt men de term kantine of bedrijfsrestaurant. In kleinere kantoren kan een ruimte die ook voor een ander doel in gebruik is, als ontspanningsruimte cq. schaftlokaal dienen. De ontspanningsruimte cq. het schaftlokaal moet doelmatig zijn ingericht.
3. Hulpmiddelen 3.1. Kantelen beeldscherm Is het beeldschermapparaat in hoogte verstelbaar en kantelbaar (zelf of met een standaard)? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Het beeldscherm zal op ooghoogte opgesteld moeten worden. Vaak is daarvoor een standaard (beeldschermverhoger) nodig. De vuistregel voor de hoogte is: bovenzijde van het zichtbare deel van het scherm op of iets onder ooghoogte. Daarnaast is het een eis dat het beeldscherm kantelbaar is, zodat men recht op het scherm kan kijken.
3.2. Flikkeringen beeldscherm Zijn er op het beeldscherm hinderlijke flikkeringen of defecte beeldpunten te zien? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
16
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Toelichting Van een beeldscherm moet men eisen dat het beeld niet flikkert en niet van plaats verandert. Platte beeldschermen zijn door de toegepaste techniek in principe vrij van flikkeringen en plaatsveranderingen. Wel kunnen bij platte beeldschermen defecte beeldpunten (pixels) optreden.
3.3. Los toetsenbord Is het toetsenbord een losstaand onderdeel van het beeldscherm? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Het toetsenbord moet een los onderdeel van het beeldschermapparaat zijn, door een kabel met het beeldschermapparaat verbonden. Draagbare computers (notebooks) voldoen meestal niet aan deze eis. Het is wel mogelijk een notebook te gebruiken door een extra los toetsenbord en een losse muis aan te sluiten en het notebook op een standaard te plaatsen.
3.4. Spiegeling toetsenbord Zijn de toetsen en het toetsenbord hinderlijk spiegelend? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Ter vermindering van spiegelingshinder (van bijvoorbeeld verlichtingsarmaturen) in de toetsen mogen de toetsen niet spiegelend zijn en kunnen de toetsen het beste worden uitgevoerd in lichte tinten met een donkere opdruk.
3.5. Helderheid beeldscherm Heeft het beeldscherm donkere letters op een lichte achtergrond? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Soms komt men nog beeldschermen tegen die lichte symbolen op een donkere achtergrond (vaak blauw) weergeven. De omgekeerde situatie komt tegenwoordig gelukkig steeds vaker voor: donkere tekens op een lichte achtergrond. Hierbij treedt minder snel spiegelingshinder op: het spiegelbeeld op het scherm kan wegvallen tegen de lichte achtergrond. Dit komt overeen met de presentatiewijze van tekst op papier, zodat deze beeldinstelling aan te bevelen is. Door de grotere schermluminantie zal een gunstiger adaptatietoestand van de ogen ten opzichte van een lichte omgeving worden verkregen. Toepassing van donkere tekens op een lichte achtergrond stelt daarom minder eisen aan de visuele omgeving van het beeldscherm en is daarom aan te raden.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
17
Inspectie Arbeidsomstandigheden
3.6. Gebruikersvriendelijkheid software Is de programmatuur gemakkelijk te leren en wordt deze als efficiënt ervaren? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Het programma moet de gebruiker begeleiden door de leerfase, en zo de leertijd minimaliseren. Waar dat nuttig is, moet de vorming van automatische bewegingspatronen gestimuleerd worden. Consistentie in de wijze van informatie presenteren, schermopbouw, betekenissen van toetsaanslagen, toetsvolgordes en benamingen is ook belangrijk voor het gemakkelijk aanleren van het gebruik.
3.7. Stoelen Zijn er stoelen die ten minste voldoen aan NEN 1812 (type HAV/HRAV) of NPR 1813 beschikbaar? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Zitgelegenheden moeten op ergonomisch verantwoorde wijze zijn aangepast aan de werknemer, met name op de aspecten zittinghoogte, bekleding, stabiliteit, vorm en stand van de rugleuning en armsteunen. Een aantal van deze aspecten (zoals zittinghoogte en stand rugleuning) zijn tevens doelmatig indien zij door de werknemer zelf op gemakkelijke wijze ingesteld kunnen worden. Ergonomische stoelen voor beeldschermwerk voldoen aan de eisen overeenkomstig de NEN 1812 type HAV of HRAV (tot het jaar 2003). Na 1 januari 2003 hoeft een stoel alleen te voldoen aan de NEN-EN 1335-1. Deze norm stelt weinig ergonomische eisen. Daarom wordt geadviseerd de NEN 1812 type HAV te blijven volgen of als alternatief de NPR 1813. Deze toelichting formuleert wensen voor een goede ergonomische kantoorwerkstoel. Eisen en wensen te stellen aan een stoel die voor langdurig administratief werk in één werkhouding gebruikt wordt, zijn: a. een in hoogte verstelbare zitting, minimaal verstelbaar tussen 40 en 53 cm gemeten aan de voorzijde van de zitting; de zitting zelf is ten minste 44 cm diep en 40 cm breed; b. diepte verstelbaarheid rugleuning ten opzichte van de voorzijde van de zitting minimaal tussen 40 en 45 cm; c. een rugleuning, die ten minste 37 cm hoog is, en voorzien is van een lendesteunvlak van 22 cm hoog met een verticale bolling met een straal die ligt tussen 25 en 30 cm. d. korte armsteunen (ten minste 20 cm afstand van voorzijde armsteun tot voorzijde zitting), die in hoogte verstelbaar zijn tussen 20 en 30 cm boven de stoelzitting; e. verstelling van de ruimte tussen de armsteunen van ten minste 38 tot 51 cm; f. veilige en stabiele constructie (gasveer, onderstel e.d.).
3.8. Voet- en beenruimte Is er voldoende voet- en beenruimte onder het werkvlak? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
18
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Vanuit ergonomisch oogpunt is er de volgende eis, opgenomen in de NEN 2441 en 2449 voor de beeldschermwerktafel: er dient voldoende vrije beenruimte (ten minste 65 cm diep en 60 cm breed) en voldoende vrije voetenruimte (ten minste 80 cm diep) te zijn.
3.9. Plaatsing beeldscherm Kunt u het beeldscherm op voldoende afstand plaatsen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Vanuit ergonomisch oogpunt is er de volgende eis, opgenomen in de NEN 2441 en 2449, voor de beeldschermwerktafel: de afmetingen van het werkvlak dienen minimaal 120 cm breed en 80 cm diep te zijn. Verder zijn de afmetingen afhankelijk van het soort en de grootte van het gebruikte beeldscherm. Bij klassieke beeldschermen van 17 inch of groter is vaak meer diepte (ongeveer 100 tot 120 cm) nodig om de kijkafstand van ongeveer 70 cm te realiseren. Bij platte beeldschermen is 80 cm tafeldiepte meer dan voldoende.
3.10. Bovenblad werktafel Is het bovenblad inclusief draagconstructie zo dun mogelijk (max. 5 cm)? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Vanuit ergonomisch oogpunt is er de volgende eis, opgenomen in de NEN 2441 en 2449, voor de beeldschermwerktafel: de dikte van het bovenblad inclusief draagconstructie dient aan de voorzijde zo dun mogelijk te zijn, maximaal 5 cm. Een maximale dikte van 1,5-2 cm is al haalbaar.
3.11. Spiegeling werkvlak Is het bovenblad van het werkvlak licht getint, doch niet spiegelend? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Vanuit ergonomisch oogpunt is de volgende eis, opgenomen in de NEN 2441 en 2449, voor de beeldschermwerktafel: de werktafel dient te zijn voorzien van een licht getint, doch niet spiegelend reflecterend (glanzend) bovenblad.
3.12. Ladenkasten
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
19
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Zijn ladenkasten voorzien van een blokkeerinrichting? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Ladenkasten of kasten met uittrekrekken dienen zodanig beveiligd te zijn dat het uittrekken van één lade of rek leidt te blokkering van de uittrekmogelijkheid van de andere laden of rekken.
3.13. Voetensteunen Indien voetensteunen gebruikt worden, bestaan deze steunen uit een verstelbaar vlak van minimaal 30 x 40 cm? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Naast de werktafel en de werkstoel is voor de meeste kleinere gebruikers ook een voetensteun vereist. Deze voetensteun moet voldoen aan DIN 4556: - het steunvlak moet ongeveer 45 cm breed en minimaal 35 cm diep zijn (40 x 30 cm voldoet ook nog); - de hoogte van het steunvlak moet instelbaar zijn en aan de voorzijde liggen tussen 5 en 11 cm; - de hellingshoek moet tussen 5 en 15° liggen of de hellingshoek moet instelbaar zijn; - de verstellingen dienen eenvoudig te kunnen worden uitgevoerd en goed gefixeerd te kunnen worden; - het steunvlak dient slipvrij te zijn uitgevoerd.
3.14. Documenthouders Indien documenthouders gebruikt worden, zijn deze verstelbaar, vrij te plaatsen en groot genoeg? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Wanneer met documenten wordt gewerkt, dient men een documenthouder te gebruiken. Hiermee kan het te lezen document enigszins rechtop worden geplaatst zodat het hoofd niet hoeft te worden gebogen bij het lezen van het document. Eisen voor een goede documenthouder zijn: - de documenthouder moet vrij op het werkvlak kunnen worden aangebracht, als functie van de ergonomische eisen van het soort werk; - de documenthouder is in hoogte verstelbaar; - het steunoppervlak van de documenthouder mag niet kleiner zijn dan de afmetingen van de daarop te plaatsen documenten; - de documenthouder moet stabiel staan en niet trillen tijdens de bediening van het toetsenbord. Afhankelijk van de taak kan het beeldscherm dan wel de documenthouder centraal in het gezichtsveld worden geplaatst. De documenthouder wordt bij voorkeur tussen het beeldscherm en het toetsenbord geplaatst.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
20
Inspectie Arbeidsomstandigheden
4. Kantoorwerkplekken 4.1. Daglicht Beschikken de kantoorvertrekken over ramen die daglicht toelaten op de werkplek? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Kantoorlokalen en andere besloten ruimten moeten voorzien zijn van lichtopeningen waardoor het daglicht kan toetreden. Het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen bedraagt ten minste 1/20 van het vloeroppervlak, tenzij redelijkerwijs slechts een geringer deel, dat zo dicht mogelijk blijft bij 1/20 van het vloeroppervlak, aan lichtopeningen kan worden gevergd. Indien ruimten onderling gescheiden zijn door doorzichtige wanden (meer dan 50% doorzichtig materiaal) worden de ruimten als één ruimte gerekend, wat betreft de daglichttoetreding. Dit artikel vindt geen toepassing voor zover de aard van de werkzaamheden of de functie van de ruimte zich tegen toetreding van daglicht verzet dan wel indien in het werklokaal overdag door niemand gedurende meer dan twee uren arbeid pleegt te worden verricht. Ook is er een ‘redelijkerwijs’ toetsing, waarbij de plaatsgebondenheid van het werk en de lokatie van de werkplek ten opzichte van de daglichtopeningen belangrijke criteria zijn.
4.2. Uitzicht Beschikken de kantoorvertrekken over mogelijkheden tot uitzicht buiten het gebouw? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Werknemers vinden contact met de buitenwereld belangrijk. Kwaliteitsaspecten van uitzicht zijn: - waarneming van het weer; - natuurlijke elementen (groen); - zicht op de omgeving buiten het gebouw (ruimtelijkheid); - zicht op beweging (voetgangers, verkeer e.d.).
4.3. Openen ramen Kunnen de mensen zelf de ramen op de werkplek openen en sluiten? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
21
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Mensen hebben behoefte zelf hun omgeving te regelen en beïnvloeden: er bestaat geen gemiddelde mens. Ook voor aspecten van de werkplek zoals het klimaat is individuele beïnvloeding wenselijk. Met zelf te openen ramen wordt de mogelijkheid geboden de hoeveelheid frisse lucht te regelen en het binnenklimaat te verkoelen. De meeste werknemers stellen deze mogelijkheid zeer sterk op prijs.
4.4. Standaardverlichtingsniveau Is het standaardverlichtingsniveau van de vaste verlichtingsinstallatie voldoende om geschreven tekst gemakkelijk te kunnen lezen? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting In kantoorruimten blijken verlichtingsniveaus vanaf 200 lux in bepaalde gevallen reeds voldoende te kunnen zijn. Een gemiddelde waarde (tussen 400 en 500 lux) is het meest geschikt voor kantoren. 200 - 800 lux: Werkverlichting Verlichting in ruimten die geregeld als werkruimte worden gebruikt. De meeste visuele taken kunnen worden verricht in dit gebied van verlichtingssterkten. De hoge niveaus binnen dit gebied moeten worden toegepast, waar men direct zicht heeft op een binnenruimte met een hogere verlichtingssterkte of in dieper gelegen delen van de ruimte vanwaar men direct zicht heeft op de hoge lichtniveaus nabij het raam. Ook combinaties van kleine details en zwakke contrasten kunnen vooral voor ouderen ertoe leiden dat een hoog verlichtingsniveau binnen deze klasse moet worden gekozen.
4.5. Zonwering Zijn alle ramen voorzien van lichtdichte en instelbare zonwering? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting In de ruimte waar beeldschermen staan opgesteld moet een goede, passende instelbare helderheidswering aanwezig zijn om de intensiteit van het licht dat op de werkplek valt, te verminderen. Zonwerende ruiten, doorschijnende lamellen of gordijnen weren het (zon)licht meestal onvoldoende. Bij veel in Nederland gebruikte soorten getint glas ziet de buitenwereld er 'somber' uit. Het verdient aanbeveling geen glassoorten te gebruiken waarbij dit verschijnsel optreedt. Verticale, niet doorschijnende lamellen, door de gebruiker zelf te bedienen, verdienen de voorkeur. De mogelijke eisen te stellen aan de specifieke zon/helderheidsweringssystemen (inclusief getint glas) zijn aangegeven in de volgende tabel.
Onderwerp
Toelichting
Lichtwering
Helderheidswering moet de direct binnenschijnende zon tegen-houden. Helderheidswering moet zorgen voor een acceptabele verhou-ding (maximaal 1:30) tussen de beeldscherm/papierluminantie en de luminantie van het afgeschermde raam.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
22
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Helderheidswering moet de hoeveelheid licht in het vertrek kunnen verminderen, zodat er geen contrastreductie op beeld-schermen optreedt. Beschikbaarheid
Helderheidswering buiten is soms bij hoge windsnelheid (> 7 Bft) bij hoge gebouwen (> 3 etages) niet bruikbaar. Helderheids-wering binnen kan soms bij naar binnen openende ramen niet bruikbaar zijn.
Uitzicht-behoud
Gesloten helderheidswering belemmert meestal het uitzicht. Aangezien werknemers in het algemeen graag zoveel mogelijk uitzicht op de omgeving buiten het gebouw willen hebben, is het aan te bevelen te kiezen voor helderheidswering die zoveel mogelijk het uitzicht onbelemmerd laat. Bij veel soorten getint glas of glasfolies ziet de buitenwereld er erg ‘somber’ uit. Zie voor meer informatie NPR 3437.
Instelbaar-heid
Een goed helderheidsweringssysteem kan ingesteld worden op de intensiteit en richting van het licht. Dit is van belang voor het beter afschermen van het licht en het behoud van zoveel moge-lijk uitzicht. Vaste systemen (luifels, getint glas) zijn in het geheel niet instelbaar; andere systemen zijn instelbaar tussen open, half open en gesloten (gordijnen, screens); lamellensyste-men hebben de meeste instelmogelijkheden.
Warmtewe-ring
Een belangrijke functie van helderheidswering is het buiten houden van de warmte in de zomer. Helderheidswering buiten is hiervoor het meest geschikt. Helderheidswering binnen is tegen-woordig ook geschikt door het gebruik van warmtewerende (vaak metaal)coating. De warmtewerende functie werkt alleen als de helderheidswering ook te allen tijde (ook buiten de be-drijfstijden) gesloten wordt bij zon. Hiervoor zijn elektrisch aangedreven systemen met centrale bediening nodig.
Individuele bedienbaar-heid
Medewerkers hechten aan het individueel kunnen bedienen en instellen van de zonwering. Bij centrale bediening is het aan te bevelen dat medewerkers in hun eigen vertrek toch de helder-heidswering afwijkend kunnen instellen.
Gelijk beeld uiterlijk ge-bouw
Een gebouw waarbij de helderheidswering zoveel mogelijk (‘s avonds, weekenden) in gelijke stand staat, wordt als ‘verzorg-der’ ervaren. Door centrale bediening van de helderheidswering kan dit gerealiseerd worden.
Sfeer
Helderheidswering binnen levert een bijdrage aan de stoffering in het vertrek en daarmee aan de sfeer en akoestiek.
4.6. Tocht Hebben de mensen last van hinderlijke tocht op de werkplek? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
23
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Toelichting Hinderlijke tocht moet worden voorkomen. Hinder van tocht is ook afhankelijk van de buitenluchttemperatuur. In de praktijk betekent dit dat de gemiddelde luchtsnelheid kleiner moet zijn dan 0,15 m/s in de winter en kleiner dan 0,25 m/s in de zomer.
4.7. Klimaat Hebben de mensen klachten over warmte of kou op de werkplek? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
7 Soms (maandelijks) Gering letsel, hinder Zeer goed mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Met name in de zomermaanden wordt er flink gezweet. Daar komt nog een warmtebron bij in de vorm van een serverruimte waar machines nogal wat warmte produceren. Voorgenomen maatregel FM heeft het voornemen een airco-unit te plaatsen in de serverruimte. Toelichting Onderstaande richtlijnen geven invulling aan de eisen uit het Arbobesluit. Vermeld zijn die waarden waarbinnen men zich over het algemeen behaaglijk voelt. Voor het comfortgebied in het binnenklimaat is een gecombineerde grootheid voorhanden in de vorm van de PMV-index (Predicted Mean Vote). De PMV is een rekeneenheid die de gemiddelde waarde voorspelt van de waardering van een grote groep personen die een uitspraak doet over de thermische gewaarwording van de omgeving aan de hand van de volgende schaal: +3 heet, +2 warm, +1 lichtelijk warm, 0 neutraal, -1 lichtelijk koel, -2 koel, -3 koud De PMV-waarde kan worden bepaald als het activiteitenniveau (metabolisme) en de kleding-isolatie geschat zijn, en wanneer de volgende omgevingsfactoren gemeten zijn: luchttemperatuur, gemiddelde stralingstemperatuur, relatieve luchtsnelheid en partiële waterdampdruk. De manier waarop de PMV kan worden berekend, is aangegeven in NEN-EN-ISO 7730. Er is sprake van een comfortabele situatie indien de PMV ligt tussen +0,5 en -0,5: in deze situatie zal in het algemeen meer dan 80% van de aanwezigen zich thermisch behaaglijk voelen. In de praktijk worden deze grenzen soms overschreden. Hiervoor geldt een maximaal toelaatbare overschrijding - zowel in de zomer als in de winter - van 150 weeguren. Deze weeguren worden vastgesteld volgens ISSO-researchrapport 5. Bij een waarde van deze PMV-index behoort een PPD-waarde (Predicted Percentage Discomfortable). Als 'discomfortable' beschouwt men de personen die het klimaat koud (-3), koel (-2), warm (+2) of heet (+3) vinden. Voor comfortsituaties worden de volgende twee uitgewerkte voorbeelden gegeven (afkomstig uit NEN-EN-ISO 7730). Een PMV van 0 (maximaal 5 % ontevredenen) kan in de volgende concrete situaties behaald worden: Lichte, hoofdzakelijk zittende activiteit in de wintersituatie (stookseizoen) - de operatieve temperatuur ligt tussen 20 en 24 °C; - het luchttemperatuurverschil tussen 1,1 en 0,1 m boven de vloer (niveau van het hoofd en niveau van de enkels) moet kleiner zijn dan 3 °C; - de oppervlaktetemperatuur van de vloer moet onder normale omstandigheden liggen tussen 19 en 26 °C, vloerverwarmingssystemen mogen ontworpen worden op 29 °C; - de gemiddelde luchtsnelheid moet kleiner zijn dan 0,15 m/s;
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
24
Inspectie Arbeidsomstandigheden
- de stralingsasymmetrie ten gevolge van ramen of andere, koude, verticale oppervlakten moet kleiner zijn dan 10 °C (ten opzichte van een klein verticaal vlak, 0,6 m boven de vloer); - de stralingsasymmetrie ten gevolge van een (verwarmd) plafond moet kleiner zijn dan 5 °C (ten opzichte van een klein verticaal vlak, 0,6 m boven de vloer). Lichte, hoofdzakelijk zittende activiteit in de zomersituatie - de operatieve temperatuur moet liggen tussen 23 en 26 °C; - het luchttemperatuurverschil tussen 1,1 en 0,1 m boven de vloer (niveau van het hoofd en niveau van de enkels) moet kleiner zijn dan 3 °C; - de gemiddelde luchtsnelheid moet kleiner zijn dan 0,25 m/s.
4.8. Bijregelen klimaat Kunnen de mensen de temperatuur en de airconditioning, koeling of ventilatie bijregelen? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
7 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Er is centrale regeling van het binnenklimaat. De individuele gebruikers van het gebouw hebben hier geen toegang toe. Voorgenomen maatregel Flink klagen bij de beheerder van het gebouw wanneer e.e.a. zich voor doet. Toelichting Een individueel beïnvloedbaar klimaat verdient de voorkeur. Redenen hiervoor zijn: - de verschillende persoonlijke behoeften; - de verschillende gebouwdelen met hun eigen bouwfysica en verschillende invloeden van het buitenklimaat; - het disfunctioneren van de centrale regelingen; - het verschil in werkzaamheden bij de werknemers. Deze individuele instelbaarheid kan men bereiken door toepassing van zelf in te stellen thermostaten per kantoorvertrek, zelf bedienbare zonwering, zelf te openen ramen, zelf te regelen ventilatie e.d. Bij een groter aantal personen in een bepaalde ruimte zal de gemiddelde ontevredenheid betreffende het klimaat per definitie toenemen. Het is aan te bevelen in het binnenklimaat in zekere mate het buitenklimaat te volgen. In de winter kleedt men zich anders dan in de zomer. De binnentemperatuur kan daardoor in de winter lager zijn.
4.9. Schadelijke stoffen door apparatuur Is apparatuur voor fotokopiëren, faxen of printen zo opgesteld dat er geen hoge concentraties schadelijke of hinderlijke stoffen ontstaan? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
25
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Machines met een productie boven de 50.000 afdrukken per maand dienen in aparte ruimten geplaatst te zijn èn bovendien is bronafzuiging (zeker bij meerdere apparaten op een repro-afdeling) voorgeschreven. Bij eerste aankoop en/of vervanging van kantoorapparaten zoals (laser)printers, faxen en fotokopieermachines verdient de aanschaf van energiezuinige, geluidarme en ozonarme apparatuur de voorkeur. In principe horen deze apparaten niet op de werkplek te staan, d.w.z. niet op de plek waar administratief werk verricht wordt. Indien het op een bepaalde kantoorwerkplek toch wenselijk is dergelijke apparatuur te plaatsen, kunnen kopieermachines en laserprinters (en zeker geen grote of meerdere machines in een repro-afdeling) alleen op de werkplek staan wanneer de MAC-waarden voor stof en ozon niet worden overschreden. Dit is vaak het geval indien gezamenlijk de hoeveelheid papier de ca. 5000 afdrukken per maand per werkruimte te boven gaat.
4.10. Storing door geluid Worden werknemers in hun concentratie gestoord door het geluid op de werkplek? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De Arboregeling Beeldschermwerk geeft aan dat verstoring van de aandacht en het gesproken woord moet worden voorkomen. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat de aandacht niet verstoord mag worden door geluid, is maximaal een equivalent geluidsniveau van 45 dB(A) toelaatbaar, gemeten in de situatie dat er op de werkplek niet wordt gesproken. Met het oog op de geluidhinder zijn, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, eisen gesteld aan het geluidsniveau op de arbeidsplaats. Bij werk dat een hoge mate van concentratie vereist of waarbij een goede spraakverstaanbaarheid noodzakelijk is, gelden strengere eisen dan bijvoorbeeld voor een werkomgeving waar uitsluitend routinematige werkzaamheden worden uitgevoerd. Aanbevelingen voor het na te streven maximale geluidsniveau zijn hierna gegeven. Tabel 1 Basiswaarden voor het aspect communicatie Categorie
Mate van communicatie in de werkzaamheid
Basiswaarde
A
Geen
80 dB(A)
B
Zeer gering
75 dB(A)
C
Gering
65 dB(A)
D
Gemiddeld
55 dB(A)
E
Ruim
45 dB(A)
F
Hoog
35 dB(A)
Tabel 2 Basiswaarden voor het aspect concentratie Categorie
Mate van concentratie in de werkzaamheid
Basiswaarde
A
Geen
80 dB(A)
B
Gering
75 dB(A)
C
Gemiddeld
55 dB(A)
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
26
Inspectie Arbeidsomstandigheden
D
Hoog
35 dB(A)
In callcenters is het van belang om de hoeveelheid geluid optimaal te dempen met akoestische plafondtegels en zachte wand- en vloerbekleding. Daarnaast levert het gebruik van headsets voor het telefoneren een bijdrage aan betere verstaanbaarheid en reductie van de luidheid van de spraak.
4.11. Concentratie Zijn er voldoende één- of tweepersoonskamers beschikbaar voor mensen die zich voor het verrichten van het werk moeten concentreren? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Werk waarbij een hoge mate van concentratie benodigd is, vereist rust door afzondering: het is aan te bevelen voor die gevallen zoveel mogelijk één- en twee persoonskamers toe te passen. Bij andere werkzaamheden is het aan te bevelen om organisatorisch bij elkaar horende groepen medewerkers per kantoorvertrek te huisvesten. Naast de eigen werkplek is ook ruimte nodig voor het voeren van gesprekken. In groepskantoren zal men behoefte hebben aan additionele concentratie- en overlegruimten. Indien het bouwkundig niet haalbaar is de kantoormedewerkers te huisvesten in één- en twee persoonskamers, kunnen bestaande open kantoorruimten door middel van flexibele wanden of scheidingspanelen ingedeeld worden. Voor scheidingspanelen tussen twee kantoorwerkplekken waar zittend wordt gewerkt, is een minimumhoogte van 1,4 m aan te bevelen. Voor scheidingspanelen die een looproute afschermen van een kantoorwerkplek, wordt ter verzekering van de privacy (het niet over de scheidingswand kunnen heenkijken) van de kantoormedewerker een minimumhoogte van 1,8 m aanbevolen. Het gebruik van scheidingspanelen heeft voornamelijk een visuele scheiding tot gevolg; de akoestische scheiding is zeer gering. Extra akoestische maatregelen in de vorm van zacht plafond, zachte wandbekleding en zachte vloerbedekking zijn dan ook nodig.
4.12. Binnenvallend daglicht Kijkt men vanaf de werkpositie in de richting van het beeldscherm direct in het – door een venster binnenvallende – daglicht? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
3 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Zeer goed mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Een aantal werkplekken is zo opgesteld dat medewerkers tegen het binnenvallend daglicht in kijken. De zonwering is echter uitstekend. Bij navraag bleek geen van de medewerkers de situatie als hinderlijk te ervaren. Voorgenomen maatregel Zoals als gedaan wordt: zonwering goed gebruiken. Of anders werkplekken anders opstellen.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
27
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Toelichting Ter voorkoming van verblinding is het gewenst het beeldscherm niet tegen een achtergrond met een venster te plaatsen. Samen met het feit dat de vensters ook niet in het beeldscherm mogen spiegelen, leidt bovenstaande aanbeveling tot de vuistregel dat beeldschermwerkplekken in een richting loodrecht op de vensters moeten worden opgesteld.
4.13. Weerspiegeling vensters Ziet men in het beeldscherm vensters weerspiegeld? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Voorkomen moet worden dat door de vensters binnenvallend daglicht in het beeldscherm spiegelingshinder veroorzaakt. Gecombineerd met de wens hoge luminatieverschillen tussen beeldscherm en vensters te voorkomen leidt deze aanbeveling tot de regel dat de kijkrichting op het beeldscherm parallel loopt met de gevel.
4.14. Weerspiegeling andere bronnen Is er sprake van spiegeling van lichte voorwerpen, lichte wanden of lichtbronnen in het scherm waardoor de tekst op het beeldscherm niet meer leesbaar is? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Bij lichte tekens op een donkere achtergrond moet de luminantie van het spiegelbeeld kleiner of gelijk zijn aan 20% van de luminantie van de tekens op het beeldscherm, om de beeldschermgebruiker niet te veel te hinderen. Bij donkere tekens op een lichte achtergrond treedt minder snel spiegelingshinder op, zodat luminantie van het spiegelbeeld in dit geval kleiner of gelijk moet zijn aan 2 maal de luminantie van de lichte achtergrond van de donkere tekens. Tegen spiegelingshinder kunnen de volgende maatregelen worden genomen: a. Afschermen van ramen, TL-buizen (de zijdelingse lichtuitstraling met behulp van o.a. roosters of spiegeloptieken is dan beperkt tot een hoek van 50° ten opzichte van de verticaal), lichte (delen van) wanden e.d. b. De toepassing van indirecte verlichting (eventueel in combinatie met individuele werkplekverlichting). Hierbij wordt het plafond aangestraald door omhoog gerichte armaturen.
4.15. Afstand beeldscherm Staat het beeldscherm recht voor de medewerker op ooghoogte en op een afstand (tussen de ogen en het beeldscherm) van ten minste 50 cm? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
28
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Toelichting Ter voorkoming van frequente accommodatiewisseling van de ogen dienen het toetsenbord, het document en het beeldscherm zich op ongeveer gelijke kijkafstand te bevinden. Het beeldscherm moet afhankelijk van de grootte van de tekens op het beeldscherm, op een kijkafstand vanaf 50 cm kunnen worden opgesteld. Bij grote schermen (17 inch of groter) is een kijkafstand van 70 cm al snel nodig. De gebruiker moet de kijkafstand naar behoefte kunnen wijzigen. Het is vereist dat het beeldscherm recht voor de gebruiker is opgesteld, om langdurig werken met gedraaid hoofd te voorkomen. Het beeldscherm moet zo zijn uitgevoerd en zo kunnen worden opgesteld dat de kijkhoek door de werknemers naar hun wens ingesteld kan worden. Aanbevolen wordt het beeldscherm zodanig op te stellen, dat de bovenrand van het scherm ongeveer op ooghoogte uitkomt. Draagbare computers voldoen meestal niet aan deze eis. Het scherm van deze computers zou hoger moeten worden opgesteld. Dat kan door het notebook op een standaard van ongeveer 15 tot 20 cm hoogte te plaatsen en gebruik te maken van een los toetsenbord en een losse muis.
4.16. Voldoende werkruimte Is er voor elke medewerker voldoende werkruimte beschikbaar (ten minste 4 m² vrije ruimte per medewerker)? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting De afmetingen en het luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of het welzijn zijn arbeid kan verrichten. Doelstelling hiervan is te voorkomen dat ongevallen gebeuren doordat er te weinig vrije loopruimte aanwezig is, en te voorkomen dat mensen zich opgesloten voelen of te weinig ruimte hebben om een adequate werkplek te creëren (bijvoorbeeld niet in de koudezone bij het raam hoeven te zitten, of in de luchtstroom van een inblaasrooster, hun beeldscherm zodanig kunnen opstellen dat het raam of de verlichtingsarmaturen er niet in spiegelen). Voor de bepaling van het minimum vereiste vloeroppervlak voor kantoorwerkzaamheden wordt uitgegaan van het aantal werkplekken, inclusief de looproutes in het vertrek, voor kantoorwerkers met een beeldschermopstelling. De eisen gelden alleen voor administratieve werkplekken die grote delen van de dag in gebruik zijn. Bijvoorbeeld werkplekken die slechts één of twee uur per dag in gebruik zijn of werkplekken die slechts één dag per week in gebruik zijn, behoeven niet te voldoen aan de hier gegeven specifieke invulling van het Arbobesluit (zie ook NEN 1824). Aangegeven is welke oppervlakten minimaal ter beschikking dienen te staan. De vereiste aanpassing van de minimale oppervlakte naast de vrije ruimte van 4 m² per medewerker is als volgt: Element De medewerkers
De kantoorwerktafel
De kasten De vergadervoorziening
Minimumoppervlakte 4 m2 voor iedere werkplek die gewoonlijk langer dan 2 uur per dag door één of meer medewerkers wordt gebruikt, inclusief kantoorwerkstoel en circulatieruimte op de werkplek 1 m2 voor een werkplek met een plat beeldscherm 2 m2 voor een werkplek met CRT-beeldscherm 1 m2 voor een lees/schrijfvlak 2 m2 voor een vlak voor uitleg van tekeningen 1 m2 voor elke vrijstaande of verrijdbare (lade)kast 2 m2 per persoon
Doorgangen langs werkplekken dienen minstens 60 cm breed te zijn.
4.17. Hoogte werkblad
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
29
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Past de hoogte van het werkblad bij de lichaamsafmetingen van de werknemer? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Vanuit ergonomisch oogpunt zijn er de volgende eisen, opgenomen in de NEN 2441 en 2449, voor de beeldschermwerktafel: - het werkvlak dient in hoogte instelbaar te zijn (bij voorkeur volgens NEN 2449 tussen 62 en 82 cm boven de vloer); werktafels met een vaste hoogte kunnen alleen gebruikt worden gedurende korte tijd en/of indien de hoogte aangepast wordt aan de taak en lichaamsafmetingen van de individuele gebruiker. Te hoge tafels kunnen met een voetensteun passend gemaakt worden voor een individuele gebruiker. De hoogte voor werktafels met een vaste hoogte is 75 cm +/- 1 cm. Wanneer tafels door steeds verschillende medewerkers gebruikt worden (bijv. flexwerkplekken) is een gemakkelijke en snelle verstelling in hoogte (bijv. elektrisch) noodzakelijk. - om de lichamelijke activiteit te bevorderen worden er steeds vaker werktafels gebruikt die snel naar stahoogte te verstellen zijn. De hoogte die deze tafels minimaal moeten bereiken, bedraagt 120 cm. De laagste stand is 62 cm volgens de NEN 2441. - de dikte van het bovenblad inclusief draagconstructie dient aan de voorzijde zo dun mogelijk te zijn, maximaal 5 cm, liefst niet dikker dan 2 cm.
5. Functies 5.1. Afwisseling beeldschermwerk Wordt er bij beeldschermwerk ten minste na elke 2 uur 10 minuten gepauzeerd? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
5 Soms (maandelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Drie van de vijf medewerkers geven aan niet altijd de juiste pauzes te houden tijdens het beeldschermwerk. Dit kan leiden tot gezondheidsklachten Voorgenomen maatregel Bespreek dit soort zaken met regelmaat op het werkoverleg. Biedt de medewerkers ook de mogelijkheid van pauzesoftware aan (via IT Utrecht te regelen). Toelichting Artikel 5.10 van het Arbobesluit heeft tot doel te voorkomen dat werknemers hun gehele arbeidstijd achter het beeldscherm doorbrengen. Om deze reden dienen, verdeeld over de arbeidstijd en in ieder geval na twee achtereenvolgende uren, onderbrekingen van de arbeid aan een beeldscherm plaats te vinden, bij voorkeur door andersoortige arbeid. Andersoortige arbeid, die andere lichamelijke en mentale inspanningen vereist, biedt een goede afwisseling voor arbeid aan het beeldscherm. Indien geen andersoortige arbeid voorhanden is, is afwisseling nodig met ontspanning door het regelmatig inlassen van pauzes van minimaal 10 minuten. De extra pauzes die noodzakelijk zijn ter verlichting van de beeldschermarbeid, worden gerekend tot de arbeidstijd. In de praktijk wordt intensieve arbeid aan een beeldscherm veelal ieder uur afgewisseld door een
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
30
Inspectie Arbeidsomstandigheden
pauze van ongeveer tien minuten. Van intensieve arbeid aan een beeldscherm is sprake indien de taak van de werknemer alleen uit communicatie met het beeldscherm bestaat (gegevens invoeren en/of gegevens aflezen). Het is belangrijk om software te installeren waarmee aangegeven wordt dat het tijd is om een pauze te nemen, bijv. de beeldschermtachograaf.
5.2. Duur beeldschermwerk Neemt het beeldschermwerk meer dan 6 uur per dag in beslag? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
3 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Drie van de vijf respondenten geven aan dat het beeldschermwerk met enige regelmaat langer dan 6 uur per dag duurt. Te lang beeldschermwerk kan leiden tot gezondheidsklachten Toelichting Zowel de duur van de te verrichten andersoortige arbeid als de lengte van de pauzes dient zodanig te zijn dat daardoor de belasting voor de werknemer van het verrichten van beeldschermarbeid wordt verlicht. Uit onderzoek is gebleken dat na 6 uur beeldschermwerk per etmaal de gezondheidsklachten zeer sterk toenemen. In functies waarin naast de arbeid aan het beeldscherm ook andere taken zijn opgenomen (bijvoorbeeld een secretaresse bij wie de functie, naast de arbeid aan het beeldscherm, ook bestaat uit telefoneren, kopiëren, archiveren, afspraken maken e.d.) wordt de arbeid al op natuurlijke wijze regelmatig onderbroken. Onderbreking door beweging (lopen, lichte werkzaamheden, archiveren e.d.) is de beste soort onderbreking. Indien bij functies die geheel uit arbeid aan het beeldscherm bestaan, de tijdsduur van de arbeid beperkt blijft tot 5 à 6 uur per dag, blijft de regel dat niet langer dan twee achtereenvolgende uren onafgebroken aan een beeldscherm arbeid mag worden verricht, onverminderd gelden. Met behulp van pauze software, zoals de beeldschermtachograaf, kan men de tijdsduur van beeldschermwerk gemakkelijk bijhouden.
5.3. Overleg werkuitvoering Wordt er regelmatig met collega's overlegd over oplossingen voor problemen in het werk? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Zeer goed mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Overleg met collega's in het werk wordt door 2 van de vijf respondenten gemist. Op den duur kan dit leiden tot overbelasting, demotivatie en fouten maken. Voorgenomen maatregel
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
31
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Zorg er als leidinggevenden voor dat mensen met hun vragen over het werk terecht kunnen bij iemand als dat nodig is. Toelichting Het is wenselijk dat er in de functie mogelijkheden aanwezig zijn om terugkerende problemen rond de werkuitvoering ter sprake te brengen. De bedoeling is dat men zelf in (werk)overleg met collega's, contact met andere afdelingen of de eigen chef problemen in het eigen werk kan aansnijden en oplossingen bedenkt. Het betreft hier geen privéproblemen, cultuurproblemen e.d., maar problemen betreffende de organisatie van het werk. Bijvoorbeeld: onduidelijke informatie, onvoldoende materiaal, materiaal van onjuiste kwaliteit, veel voorkomende storingen enz.
5.4. Werkindeling Zijn er mogelijkheden om het werktempo, de werkvolgorde en de werkmethode (deels) zelf te kiezen? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Zeer goed mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Je werktempo, de werkvolgorde en de werkmethode (deels) niet zelf kunnen kiezen levert op den duur mogelijk welzijnsproblemen op. Dit soort problemen kunnen op hun beurt leiden tot desinteresse, fouten maken en uiteindelijk zelfs tot gezondheidsproblemen. Voorgenomen maatregel Dit soort zaken zijn in beoordelings- en functioneringsgesprekken en op het werkoverleg goed te bespreken. Laat medewerkers een stem in het kapittel hebben. Toelichting Een vast of door anderen opgelegd werktempo is niet ideaal. Zeker als dat werktempo ook nog eens heel hoog is of bestaat uit veel pieken. Bij nadenk- of opletwerk is tempo geen goede term, maar wordt ‘geestelijke concentratie’ gebruikt. Redenen van niet zelf te bepalen tempo's zijn o.a.: veel klanten, volle planningen of collega's die het werk voor de werknemer bepalen. Afwisseling van werkplek is positief. Meerdere werkplekken, of misschien zelfs meerdere ruimten, waarbij men zelf de volgorde kan kiezen, is optimaal. Functies die slechts op één plek verricht worden en die men niet of moeilijk kan verlaten, zijn daarentegen verre van optimaal. Variatie in werkwijze bestaat uit de alternatieven die men heeft om uit verschillende volgorden van de handelingen in de taak te kiezen en de mogelijkheid om uit verschillende methoden voor de uitvoering van die taak te kiezen.
5.5. Samenwerking Wordt er regelmatig (minimaal enkele malen per dag) ten behoeve van het werk met collega's, klanten of chef overlegd? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden
1 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
32
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Risicoklasse
Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Eén medewerker geeft aan samenwerking te missen. Dit kan leiden topt dezelfde gevolgen als gegeven bij 5.4 Voorgenomen maatregel Zie 5.4. Toelichting Gewoon een praatje kunnen maken is belangrijk. Maar naast sociaal contact is samenwerkingscontact van belang. Samen met collega's aan een dienst of klant kunnen werken of elkaar een handje kunnen helpen tijdens drukte wordt positief gewaardeerd. Uit dit oogpunt moet alleen-arbeid worden voorkomen. Daarnaast is functioneel contact van belang voor een goede functie. Behalve tijdens de samenwerking met collega's kan dit ook voorkomen met de baas of met mensen van andere afdelingen. Meestal staat hier de coördinatie van het werk of oplossing van problemen centraal.
5.6. Overwerk Is er regelmatig sprake van overwerk, bijvoorbeeld door tekort aan personeel? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Twee van de vijf medewerkers geven aan dat er regelmatig sprake is van overwerk. Overwerk kan uiteindelijk leiden tot fouten maken en zelfs tot gezondheidsklachten (overspannenheid/ burn out). Voorgenomen maatregel Zie 5.5 Toelichting De normale arbeidsduur bedraagt ten hoogste gemiddeld 38 uren per kalenderweek. Overwerk dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Tekort aan personeel kan tijdelijk zijn, maar moet zo snel mogelijk worden aangevuld. Door te hoge werkdruk kunnen werknemers snel vermoeid raken, fouten gaan maken en op den duur overspannen raken.
5.7. Werktempo Is het werktempo of de tijdsdruk in het bedrijf over het algemeen hoog? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
3 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
33
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Drie van de vier respondenten geven aan het werktempo of de tijdsdruk over het algemeen hoog te vinden. Zie verder 5.4 Voorgenomen maatregel Zie maatregelen bij 5.4. Toelichting Een hoog werktempo kan op den duur stress en overspannenheid veroorzaken. Vooral als de werknemer nauwelijks invloed heeft op het werktempo. Iedereen moet de mogelijkheid hebben, binnen bepaalde grenzen, het werktempo en de planning van het werk te bepalen. Ook kan het stressbevorderend werken als het werk voor het gevoel nooit af is, of als het werk opgehouden wordt door anderen. Probeer de organisatie en planning van het werk te verbeteren, stel duidelijk prioriteiten en zorg voor voldoende vast personeel. Dit geldt ook bij piekbelastingen; zorg ervoor dat collega's het werk makkelijk kunnen overnemen.
5.8. Regelmogelijkheden Zijn er regelmogelijkheden bij de werknemers, zoals het bepalen van eigen werktempo, volgorde, prioriteiten, onderbreken van het werk? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Twee van de vijf respondenten geven aan onvoldoende regelmogelijkheden te hebben. Zie verder 5.4. Voorgenomen maatregel Zie 5.4. Toelichting Om werkdruk te voorkomen helpt het aanmerkelijk wanneer de werknemer zelf zijn werk kan indelen, prioriteiten kan bepalen, hulp inroepen etc. Dit wordt bij elkaar de regelmogelijkheden genoemd.
5.9. Stress Zijn er signalen van stress bij werknemers? Antwoord: Ja
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
3 Soms (maandelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
34
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Twee van de vijf medewerkers geven aan dat er regelmatig sprake is van stressignalen. stress kan uiteindelijk leiden tot fouten maken en zelfs tot gezondheidsklachten (overspannenheid/ burn out). Voorgenomen maatregel Zie 5.5. Toelichting Stress is een belangrijke verzuimoorzaak in Nederland en signalen daarvan moeten op tijd onderkend worden. Er zijn de volgende signalen te onderkennen: lichamelijk, emotioneel en qua gedrag. Voorbeelden zijn: - verhoogde hartslag en bloeddruk; - frequent, kortdurende verzuim; - verminderd concentratievermogen; - depressief, onzeker; - rusteloos en inefficiënt.
5.10. Afwisseling van taken Hebben alle werknemers afwisseling in hun werk? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Twee van de vijf werknemers geven aan te weinig afwisseling te hebben in hun werk. Dit kan leiden tot fouten en welzijnsproblemen (desinteresse, demotivatie, geen initiatieven meer nemen etc.) Voorgenomen maatregel Zie maatregelen bij 5.4. Toelichting Alleen routinewerk kan psychische onderbelasting veroorzaken, alleen mentaal inspannend werk kan psychische overbelasting veroorzaken. Voor werknemers met voornamelijk mentaal inspannend werk is een goede ondersteuning belangrijk. Denk hierbij aan opleiding, administratieve ondersteuning, etcetera. Probeer functies te creëren waarbij naast denkwerk ook routinematige taken een onderdeel van de functie zijn.
5.11. Doel en resultaat Worden de wernemers regelmatig geïnformeerd over het doel en het resultaat van hun werk? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Af en toe (wekelijks) Gering letsel, hinder Onwaarschijnlijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
35
Inspectie Arbeidsomstandigheden
twee van de vij medewerkers geven aan onvoldoende hiervan op de hoogte te zijn. Dit kan leiden tot fouten maken en via welzijnsproblwematiek tot gezondheidsklachten Voorgenomen maatregel Zie maatregelen bij 5.4. Toelichting Informatie over doel en resultaten van het werk zijn belangrijk voor een goede motivatie tijdens het werk. Functioneringsgesprekken en werkoverleg zijn goede manieren om informatie te geven en te verkrijgen.
5.12. Werksfeer Is de werksfeer over het algemeen goed? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Regelmatig (dagelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
2 - Midden
Beschrijving knelpunt Twee van de vijf geeft aan dat de werksfeer over het algemeen niet goed is. Voorgenomen maatregel Gecombineerd met de antwoorden uit de voorgaande vragen, kun je je afvragen of er niets eens wat meer over deze welzijnszaken moet worden gesproken. Zie ook 5.4. Toelichting Een slechte werksfeer vermindert de motivatie en de betrokkenheid van werknemers.
5.13. Groeimogelijkheden Zijn er voor de werknemer scholings- en groeimogelijkheden? Antwoord: Nee
Knelpunt
Risico en prioriteit Aantal werknemers Frequentie blootstelling Mogelijk effect Waarschijnlijkheid van optreden Risicoklasse
2 Soms (maandelijks) Gering letsel, hinder Mogelijk Risico wellicht aanvaardbaar, actie overwegen
Prioriteit
3 - Laag
Beschrijving knelpunt Twee van de vijf respondenten hebben aangegeven te weinig scholings- en groeimogelijkheden te ervaren. Risico's hiervan liggen vooral op het gebied van welzijn. Daarnaast kunnen deze punten leiden tot vroegtijdig verlaten van de organisatie. Voorgenomen maatregel Zie veel van de voorgaande punten uit dit hoofdstuk. Toelichting
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
36
Inspectie Arbeidsomstandigheden
Om te bevorderen dat werknemers gemotiveerd en inzetbaar blijven voor het werk zijn scholing en ontwikkelmogelijkheden van groot belang. Weinig mogelijkheden tot scholing en doorgroei verhogen het risico dat medewerksters op termijn vastlopen in hun werk waardoor de kans op ziekte, demotivatie en vertrek vergroot wordt.
6. Receptie/baliewerk 6.1. Kantoorstoel Is de balie voorzien van een goede kantoorstoel, met verschillende verstelmogelijkheden? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Bij een balie is eenzelfde stoel nodig als bij kantoorwerk, alleen is het hoogteversteltraject anders bij een balie die geschikt is voor zowel zittend als staand werk. De minimumeisen voor de stoel zijn opgenomen in de NENEN 1335-1. De hoogte van de stoel stelt men zo in, dat de schouders ontspannen zijn en de voeten plat op de grond kunnen steunen. Als dit laatste niet lukt is een voetensteun nodig. Als men kiest voor een receptie/baliewerkplek met een vlonder van 20 cm, kan men van een gewone kantoorstel gebruik maken. Bij een receptie/baliewerkplek met een lagere vlonder of zonder vlonder moet de gasveer van de stoel langer zijn, zodat de stoel hoger ingesteld kan worden.
6.2. Beenruimte Is er voldoende beenruimte recht voor de plaats van de werknemer? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Recht voor de werknemer moet er een beenruimte van ten minste 70 cm diep en 60 cm breed zijn.
6.3. Handbereik Zijn alle onderdelen waar vaak naar gereikt moet worden onder handbereik? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Onderdelen waar vaak naar gereikt moet worden, zoals een planningsboek, printer, toetsenbord etc., moeten (horizontaal) binnen de 30 cm (bij zeer veel reiken) of 45 cm (bij veel reiken) bereikbaar zijn (gerekend vanaf de voorzijde van het werkblad). De verticale reikafstand naar deze onderdelen mag niet meer dan 10 cm hoger of lager zijn dan de hoogte van het werkblad.
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
37
Inspectie Arbeidsomstandigheden
6.4. Ooghoogte Zit de medewerker op gelijke ooghoogte met de klant (balie met hoge stoel of een vlonder)? Antwoord: Ja
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Om de klanten aan de balie op gelijke ooghoogte te kunnen helpen, is het nodig dat: - of de stoel hoog is (bij een balie van 100 cm is de zittinghoogte verstelbaar van 65 tot 77 cm en de voetensteun 18 tot 38 cm); - of er een vlonder (ongeveer 20 cm hoog) achter de balie is aangebracht. Zorg ervoor dat de vlonder groot genoeg is, duidelijk gemarkeerd en logisch ingedeeld, zodat men er niet over struikelt. Verhoog het werkblad aan de binnenzijde van de balie en gebruik een hoge stoel. Bij een vlonder van 20 cm kan er van een gewone kantoorstoel gebruik gemaakt worden.
6.6. Klimaat Hebben de mensen klachten over warmte of kou op de werkplek? Antwoord: Nee
Geen knelpunt
Risico en prioriteit Risicoklasse
Geen risico
Prioriteit
Geen prioriteit
Toelichting Onderstaande richtlijnen geven invulling aan de eisen uit het Arbobesluit. Vermeld zijn die waarden waarbinnen men zich over het algemeen behaaglijk voelt. Voor het comfortgebied in het binnenklimaat is een gecombineerde grootheid voorhanden in de vorm van de PMV-index (Predicted Mean Vote). De PMV is een rekeneenheid die de gemiddelde waarde voorspelt van de waardering van een grote groep personen die een uitspraak doet over de thermische gewaarwording van de omgeving aan de hand van de volgende schaal: +3 heet, +2 warm, +1 lichtelijk warm, 0 neutraal, -1 lichtelijk koel, -2 koel, -3 koud De PMV-waarde kan worden bepaald als het activiteitenniveau (metabolisme) en de kledingisolatie geschat zijn, en wanneer de volgende omgevingsfactoren gemeten zijn: luchttemperatuur, gemiddelde stralingstemperatuur, relatieve luchtsnelheid en partiële waterdampdruk. De manier waarop de PMV kan worden berekend, is aangegeven in NEN-EN-ISO 7730. Er is sprake van een comfortabele situatie indien de PMV ligt tussen +0,5 en -0,5: in deze situatie zal in het algemeen meer dan 80% van de aanwezigen zich thermisch behaaglijk voelen. In de praktijk worden deze grenzen soms overschreden. Hiervoor geldt een maximaal toelaatbare overschrijding – zowel in de zomer als in de winter – van 150 weeguren. Deze weeguren worden vastgesteld volgens ISSO-researchrapport 5. Bij een waarde van deze PMV-index behoort een PPD-waarde (Predicted Percentage Discomfortable). Als 'discomfortable' beschouwt men de personen die het klimaat koud (-3), koel (-2), warm (+2) of heet (+3) vinden. Voor comfortsituaties worden de volgende twee uitgewerkte voorbeelden gegeven (afkomstig uit NEN-EN-ISO 7730). Een PMV van 0 (maximaal 5% ontevredenen) kan in de volgende concrete situaties behaald worden: Lichte, hoofdzakelijk zittende activiteit in de wintersituatie (stookseizoen) - de operatieve temperatuur ligt tussen 20 en 24°C;
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
38
Inspectie Arbeidsomstandigheden
- het luchttemperatuurverschil tussen 1,1 en 0,1 m boven de vloer (niveau van het hoofd en niveau van de enkels) moet kleiner zijn dan 3°C; - de oppervlaktetemperatuur van de vloer moet onder normale omstandigheden liggen tussen 19 en 26°C, vloerverwarmingssystemen mogen ontworpen worden op 29°C; - de gemiddelde luchtsnelheid moet kleiner zijn dan 0,15 m/s; - de stralingsasymmetrie ten gevolge van ramen of andere, koude, verticale oppervlakten moet kleiner zijn dan 10°C (ten opzichte van een klein verticaal vlak, 0,6 m boven de vloer); - de stralingsasymmetrie ten gevolge van een (verwarmd) plafond moet kleiner zijn dan 5°C (ten opzichte van een klein verticaal vlak, 0,6 m boven de vloer). Lichte, hoofdzakelijk zittende activiteit in de zomersituatie - de operatieve temperatuur moet liggen tussen 23 en 26°C; - het luchttemperatuurverschil tussen 1,1 en 0,1 m boven de vloer (niveau van het hoofd en niveau van de enkels) moet kleiner zijn dan 3°C; - de gemiddelde luchtsnelheid moet kleiner zijn dan 0,25 m/s
Gegenereerd met IMA versie 10.0 op 27-11-2006
39