*Z0137D8911F* Raadsvoorstel gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest, Velsen
Onderwerp: Verordeningen Participatiewet. Datum raadsvergadering Registratienummer Datum IJmond-commissie Raadsbesluit nr.
Portefeuillehouder(s) Rs14.00553 23-9-2014
Voorgesteld besluit Vast te stellen de: 1. Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 2. Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 3. Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 4. Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 5. Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 6. Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 7. Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 8. Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 Eerdere besluiten 1. N.v.t. 2. De re-integratieverordening 2012 3. De maatregelenverordening 2013 4. N.v.t. 5. De verordening langdurigheidstoeslag 2013 6. N.v.t. 7. De handhavingsverordening 2013 8. De verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 Motivering van het besluit Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Hiertoe moeten acht verordeningen worden vastgesteld. De verordeningen maatregelen, handhaving, verrekening bestuurlijke boete bij recidive en de re-integratieverordening zijn daarom aangepast. Daarnaast zijn de verordeningen studietoeslag, tegenprestatie, individuele inkomenstoeslag en loonkostensubsidie nieuw opgesteld. De verordeningen zijn IJmondiaal uniform. Daarnaast zijn de re-integratieverordening en de verordening loonkostensubsidie afgestemd met de gemeenten in de arbeidsmarktregio IJmond en ZuidKennemerland. Participatiewet De wereld van de sociale zekerheid is weer fors in beweging. Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Deze wet vervangt de Wet Werk en Bijstand (WWB). Aanleiding hiervoor was de behoefte aan één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Onder "onderkant" wordt
verstaan iedereen die werkzoekend is, eventueel een arbeidsbeperking heeft en geen aanspraak (meer ) kan maken op een werknemersverzekering zoals de WW1, WIA2, WAO3 of Wajong4 van het UWV5. De wet is van toepassing op de mensen die voorheen in aanmerking kwamen voor een WWB uitkering of voor een indicatie sociale werkvoorziening. Daarnaast is de wet van toepassing op jongeren met een arbeidsbeperking en arbeidsvermogen. Jongeren met een arbeidsbeperking die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben komen nog steeds in aanmerking voor een Wajong-uitkering. Plaatsingsafspraken Het doel van de wet is mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie ondersteunen bij het vinden van werk. Hiertoe zijn er in het Sociaal Akkoord plaatsingsafspraken gemaakt met de sociale partners. Werkgevers en overheid staan met ingang van 2014 garant voor het in dienst nemen van een aantal mensen met een arbeidsbeperking. Voorwaarde is dat deze mensen door hun beperking niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. Landelijk loopt het plaatsingsaantal op tot 125.000 in totaal in 2026. Wordt hier onvoldoende gevolg aan gegeven, dan wordt dit alsnog verplicht gesteld in een quotum. Loonwaarde Het gevolg van een arbeidsbeperking kan zijn dat iemand een beperkt verdienvermogen heeft en daarom een verminderde loonwaarde. De gemeenten ontvangen middelen om de werkgever te compenseren voor de beperkte loonwaarde. Dat gebeurt met loonkostensubsidie. Dit middel kan ingezet worden voor mensen met een loonwaarde van 30% tot 100% in de gehele gemeentelijke reintegratiedoelgroep. De subsidie geldt tot aan het minimumloon. De werkgever moet het meerdere betalen. Daarnaast ondersteunt de gemeente de werkgever bij de plaatsing, begeleiding en ziekteverzuim. Werkbedrijf Gemeenten moeten verplicht samenwerken met andere gemeenten, het UWV, de sociale werkvoorziening, werkgevers en werknemersorganisaties binnen de arbeidsmarktregio in een Werkbedrijf. Dit dwingt de deelnemers hun arbeidsmarktbeleid op elkaar af te stemmen en voorkomt dat partijen elkaar onderling beconcurreren ten koste van de werkzoekende en de economische groei. De vormgeving van het Werkbedrijf wordt momenteel verder uitgewerkt in de Werkkamer door een vertegenwoordiging van de gemeenten en de sociale partners. Duidelijk is al wel dat het Werkbedrijf een bestuurlijk platform is waar plaatsing- en begeleidingsafspraken worden vastgelegd in een arbeidsmarktagenda. Binnen de Werkkamer worden momenteel minimumeisen afgesproken voor de loonkostensubsidie en de loonwaardebepaling. Naar verwachting worden deze eisen in de zomerperiode vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Deze is van kracht totdat binnen het Werkbedrijf nadere afspraken op deze onderdelen worden gemaakt. Sociale werkvoorziening De instroom in de sociale werkvoorziening (SW) stopt met ingang van 1 januari 2015. De mensen die nu al in de sociale werkvoorziening werken, behouden hun baan en pensioenrechten. De gemeente is verplicht deze voorziening in stand te houden, maar ontvangt daarvoor minder middelen. Daarnaast ontvangt de gemeente middelen voor het aanbieden van beschut werk met loonkostensubsidie aan de nieuwe instroom per 1 januari 2015. Naar verwachting zal een derde van de nieuwe instroom sociale werkvoorziening hiervoor in aanmerking komen. De doelgroep die voorheen in zou stromen in de sociale werkvoorziening en nu geen aanspraak kan maken op beschut werk, zal regulier aan het werk geholpen worden met loonkostensubsidie. Wajong Vanaf 1 januari 2015 komen jongeren met een arbeidsbeperking en arbeidsvermogen in aanmerking voor ondersteuning bij het vinden van werk en een inkomen op grond van de Participatiewet. Jongeren die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn kunnen net als voorheen een wajong-uitkering aanvragen bij het UWV. Op grond van de Participatiewet kan de beperkte loonwaarde van jongeren met een arbeidsbeperking met loonkostensubsidie gecompenseerd worden. Daarnaast komen zij in aanmerking voor werkplekaanpassing en een individuele studietoeslag als ze studeren en 1Werkloosheidswetuitkering 2Wet Inkomensvoorziening Arbeidsongeschikten 3Wet Arbeidsongeschiktheid 4Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten 5Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeningen R-14-00001
Pagina 2
studiefinanciering ontvangen. Voor deze jongeren is het immers lastiger om werk en studie te combineren. WWB-maatregelen Het motto van de Participatiewet is “Iedereen doet mee”. Om dit te realiseren worden de arbeidsverplichtingen en maatregelen, die in het kader van de Wet werk en bijstand werden opgelegd, aangescherpt. Daarnaast zijn de mogelijkheden tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand beperkt en wordt de uitkeringsnorm berekend op basis van het aantal mensen met wie de kosten binnen het huishouden gedeeld kunnen worden. Ook kan er van mensen een tegenprestatie gevraagd worden. De tegenprestatie houdt in dat men kortdurend onbetaald werk verricht. Verordeningen Bovenstaande ontwikkelingen betekenen dat de gemeentelijke verordeningen deels aangepast en deels nieuw opgesteld moeten worden. Hiertoe zijn de modelverordeningen van de Programmaraad als basis genomen en aangepast op de IJmondiale aanpak. Vanwege de intensieve IJmondiale samenwerking met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest, onder andere in IJmond Werkt!, zijn de verordeningen IJmondiaal uniform opgesteld. Bestuurlijke afstemming zal plaatsvinden in de IJmondiale Raadscommissie samen met de verordeningen die zijn opgesteld voor de transities Jeugdzorg en de AWBZ. Specifiek voor de re-integratieverordening en de verordening loonkostensubsidie geldt dat deze zijn afgestemd met de gemeenten in de arbeidsmarktregio IJmond en Zuid-Kennemerland. Na besluitvorming worden de verordeningen nader, lokaal uitgewerkt in beleidsregels.
Beoogde consequenties van het besluit Voor alle acht verordeningen geldt een wettelijke verordeningsplicht. Hieronder wordt per verordening kort aangegeven wat deze inhoudt, wat er eventueel gewijzigd is en wat de consequenties zijn. 1. Verordening loonkostensubsidie Met deze verordening wordt geregeld op welke wijze en voor wie de loonkostensubsidie wordt ingezet en op welke wijze de loonwaardebepaling plaats zal vinden. Een alternatieve keuze is om in deze verordening vooruit te lopen op de landelijk te ontwikkelen minimumeisen voor de methode van loonwaardebepaling. Omdat deze minimumeisen na de zomer, door middel van een algemene maatregel van bestuur (AMVB), worden vastgesteld, is er ambtelijk gekozen om deze verordening beleidsarm in te steken en de minimumeisen uit de AMvB als uitgangspunt te nemen in de ontwikkeling van de beleidsregels loonkostensubsidie. 2. Re-integratieverordening In de re-integratieverordening is vastgelegd welke instrumenten de gemeente, in afstemming met de partners binnen het Werkbedrijf, tenminste in zal zetten om de doelgroep naar werk te begeleiden. De instrumenten werkstage, sociale activering, scholing, vergoeding, ondersteuning bij leer-werktraject werden eerder al ingezet. De spelregels daarvoor waren vastgelegd in de beleidsregels re-integratie. De Participatiewet schrijft echter voor dat deze instrumenten opgenomen worden in de verordening. De inzet op deze onderdelen is niet gewijzigd. Als alternatieve keuze zou de gemeente bij het afsluiten van de no-riskpolis als verzekeringnemer kunnen optreden en de werkgever als begunstigde. De gemeente heeft binnen de Participatiewet echter een faciliterende rol richting de werkgever. Bovendien heeft de werkgever meestal al een noriskpolis. Om de werkgever te ontzorgen, maar niet specifieke werkgeverstaken over te nemen wordt voorgesteld om een no-riskpolis te vergoeden en niet op te treden als verzekeringnemer. Nieuwe instrumenten zijn de detacheringsbaan, de participatievoorziening beschut werk en de no riskpolis. Al deze instrumenten zijn gericht op het ontzorgen van de werkgever. De detacheringsbaan beoogt de werkgever te ontlasten in zijn ondernemersrisico en tegelijkertijd de kans op werk voor de werknemer te vergroten. Een belangrijk aandachtspunt in deze is verdringing. Voorkomen moet worden dat werkaanvaarding van de één leidt tot het ontslag van de ander. De participatievoorziening beschut werk is bedoeld voor mensen met een beperkte loonwaarde waarvan is vastgesteld dat de begeleidingsbehoefte zodanig is dat niet van een reguliere werkgever verwacht kan worden dat hij diegene in dienst neemt. Voor deze doelgroep fungeert de overheid als R-14-00001
Pagina 3
werkgever. Vergoeding van de no-riskpolis voor de doelgroep verkleint eveneens het ondernemersrisico en vergroot daarmee de kans op werk van de doelgroep. De re-integratie-instrumenten worden ingezet voor de doelgroep waarvan de verwachting is dat zij binnen twee jaar aan het werk kunnen en een verdienvermogen hebben dat hoger is dan 30%. Dit is de doelgroep die door IJmond Werkt! bediend wordt. Geheel in lijn met de aanpak van IJmond Werkt! staat in de verordening opnieuw opgenomen dat de aanpak zoveel mogelijk groepsgewijs plaatsvindt, tenzij in de persoon gelegen omstandigheden aanleiding geven om hiervan af te wijken. 3. Maatregelenverordening In de maatregelenverordening is opgenomen welke korting er plaatsvindt op de uitkering als iemand zich niet houdt aan de verplichtingen om werk te vinden of te behouden. Deels betreft deze verordening een aanpassing van het bestaande. Nieuw is dat er ook een maatregel wordt opgelegd als iemand niet meewerkt aan de tegenprestatie of wanneer iemand zich misdraagt tegen iemand die is belast met de uitvoering van de Participatiewet. Ook nieuw is een inkeerregeling die regelt dat de maatregel herzien kan worden als ondubbelzinnig is gebleken dat iemand zijn verplichtingen weer nakomt. De beleidsvrijheid bestaat in het bepalen van de hoogte van de maatregel voor het niet nakomen van de zogenaamde niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Een alternatief zou kunnen zijn om hierbij aan te sluiten bij de hoogte van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Er is echter gekozen voor een “lichter regime”. Met een lagere maatregel voor het niet nakomen van een niet- geüniformeerde arbeidsverplichting zal namelijk hetzelfde doel worden bereikt; gedragsverandering. De kans op het niet meer kunnen betalen van de vaste lasten zal aanzienlijk kleiner zijn. 4. Verordening individuele studietoeslag Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Daarnaast versterkt een diploma de positie op de arbeidsmarkt en is een diploma het bewijs dat iemand gemotiveerd is. Reden genoeg dus om dit te stimuleren.
De spelregels voor de studietoeslag zijn in de verordening vastgelegd. Uit praktisch oogpunt is ervoor gekozen om de studietoeslag eenmaal per jaar, bij het instroommoment, toe te kennen en uit te betalen. Doelgroepbepaling vindt plaats bij het UWV, omdat zij deze groep nu al grotendeels in beeld hebben. Het staat gemeenten vrij om de hoogte van de individuele studietoeslag te bepalen. Alternatieve keuzes zouden kunnen zijn om de toeslag hoger vast te stellen, of maandelijks uit te keren. Om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen ten opzichte van studenten zonder arbeidshandicap (ook voor studenten zonder arbeidshandicap is het niet altijd mogelijk om zelf bij te verdienen,), wordt er voorgesteld de individuele studietoeslag vast te stellen op € 500,- per jaar. Dit bedrag is tot stand gekomen, omdat iemand per jaar ongeveer 2 maanden niet naar school hoeft en de hoogte van de toeslag is vastgesteld op € 50,- per maand. Vanwege de praktische uitvoerbaarheid is ervoor gekozen om het één maal per jaar uit te keren in plaats van maandelijks. 5. Verordening individuele inkomenstoeslag De categoriale langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is, net als de langdurigheidstoeslag, bedoeld voor mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder uitzicht op verbetering. In de verordening is vastgelegd wat de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is en hoe invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Ook wordt gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de aanvrager en naar de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Deze criteria worden verder uitgewerkt in beleidsregels. In de verordeningen individuele inkomenstoeslag van de gemeenten Heemskerk en Beverwijk is het in aanmerking te nemen inkomen vastgesteld op 110% van de bijstandsnorm. In de Velsense verordening R-14-00001
Pagina 4
individuele inkomenstoeslag is het in aanmerking te nemen inkomen vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm. De reden voor deze afwijking is dat Velsen van mening is dat haar huidige armoedebeleid ruimhartig genoeg is, waardoor Velsense burgers minder snel aanspraak hoeven te maken op de langdurigheidstoeslag. In tegenstelling tot de oude verordening langdurigheidstoeslag is in de nieuwe verordening gekozen voor absolute bedragen in plaats van percentages. Dit maakt de regels transparanter voor de cliënt. Bovendien worden deze bedragen jaarlijks geïndexeerd conform de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het verschil ten opzichte van de oude verordening: Nieuwe verordening Oude verordening Alleenstaande € 400,€ 379 (40%) Alleenstaande ouder € 500,€ 488 (40%) Echtpaar € 550,€ 542 (40%) 6. Verordening tegenprestatie Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verplicht uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie op te leggen en de regels daarvoor vast te leggen in een verordening. De regering vindt dat uitkeringsgerechtigden op deze manier iets nuttigs kunnen 'terugdoen' voor de samenleving. In Velsen is in 2013 ervaring opgedaan met het opleggen van de tegenprestatie binnen een pilot tegenprestatie. Daarin lag vooral de nadruk op de positieve effecten die de tegenprestatie heeft op een uitkeringsgerechtigde. Persoonlijke ontwikkeling en socialisatie staan centraal, het verplichte karakter minder. Deze keuze blijkt goed uit te pakken. Daarom is in de verordening opgenomen dat er rekening wordt gehouden met de vermogens, persoonlijke situatie en wensen van de uitkeringsgerechtigde. Alternatieve keuzes zouden kunnen zijn om de tegenprestatie ook op te leggen aan de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Omdat dit de doelgroep van IJmond Werkt! betreft en het traject voor deze doelgroep moet bestaan uit een traject richting de reguliere arbeidsmarkt, is ervoor gekozen de tegenprestatie alleen te laten gelden voor de doelgroep met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. Daarnaast zou mantelzorg en vrijwilligerswerk ook niet hoeven te worden aangemerkt als tegenprestatie. Maar omdat mantelzorg en vrijwilligerswerk eveneens maatschappelijk nuttige activiteiten zijn, is ervoor gekozen om dit aan te merken als tegenprestatie. 7. Handhavingsverordening Deze verordening is voornamelijk tekstueel aangepast op de Participatiewet. 8. Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Deze verordening is eveneens enkel tekstueel aangepast.
Financiële consequenties De re-integratieinstrumenten in de verordening worden bekostigd vanuit het re-integratiebudget. De overige verordeningen vinden hun dekking in het inkomensdeel. Voor de uitvoeringskosten geldt dat er in de mei-circulaire een klein bedrag voor ter beschikking is gesteld van IJmondiaal ongeveer € 30.000,-. Inspraak, participatie etc. In de aanloop naar de verordeningen is met de IJmondiale cliëntenraad afgestemd op welke wijze zij mee zouden kunnen denken in de beleidsvorming en reageren op de beleidsstukken. Uit dit overleg kwam naar voren dat zij graag deel zouden willen nemen aan een kennisbijeenkomst waarin de Participatiewet aan hen uitgelegd wordt. Specifiek zijn zij geïnteresseerd in de consequenties die de wet heeft voor de bestaande rechten en plichten. Besloten is op 20 augustus een bijeenkomst te organiseren voor de IJmondiale cliëntenraad waarin zij worden bijgeschoold op de Participatiewet door een trainer van de Stichting Clientenperspectief (Clip). Vervolgens worden bovenstaande verordeningen toegelicht en kunnen de clientenraden in een discussie hun visie geven op de gemaakte keuzes. Indien daar nog behoefte aan is, kunnen de cliëntenraden na afloop hun visie kenbaar maken aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raadsleden. Bij het opstellen van de verordeningen zijn uitvoerende medewerkers betrokken. Daarnaast heeft een vertegenwoordiging vanuit de IJmondiale, ambtelijke juristen en controllers groep de juridische R-14-00001
Pagina 5
houdbaarheid van de verordeningen voor haar rekening genomen, daarin bijgestaan door een stagiaire.
Verdere procedure – uitvoering Zodra de IJmondiale Raascommissie heeft geoordeeld dat de stukken besluitrijp zijn zullen zij geagendeerd worden voor de lokale raadsvergaderingen. Bijlagen • Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 • Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 • Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 • Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 • Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 • Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 • Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 • Verordening verrekening bestuurlijke boete Participatiewet 2015 Burgemeester en wethouders van ……..
De secretaris
R-14-00001
de burgemeester
Pagina 6