Werkinstructie
Protocol Vermoeden Kindermishandeling en huiselijk geweld voor gastouders Jelle is bijna 2 jaar en wordt vanaf zijn derde maand opgevangen door een gastouder. Hij is een druk en chaotisch jongetje, dat veel valt en zich slecht kan concentreren. Hij zit vaak onder de blauwe plekken, maar je twijfelt eraan of het allemaal komt door het vallen… Zo had hij een keer blauwe plekken in zijn knieholten en rare plekken op zijn bovenarmen. Vanochtend kwam zijn moeder hem te laat brengen met de mededeling dat ze het goed zat was en dat ze hem nooit meer kwam ophalen. Wat moet je daar nou mee? Denice is net drie en wordt sinds een paar maanden opgevangen door een gastouder. Ze is erg achter in haar spraak- en taalontwikkeling, speelt weinig met andere kinderen en maakt vaak een lusteloze indruk. Hoewel ze nog niet helemaal zindelijk is, heeft ze nooit luiers bij zich. Ze ziet er vaak onverzorgd uit. Midden in de winter loopt ze nog op sandalen. Vorige week heeft ze fruit van de fruitmand gepakt. Je wilt het er eigenlijk met haar moeder over hebben, maar je weet niet goed hoe je dat aanpakt.
Inleiding Als gastouder heb je een rol in het signaleren van vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld van kinderen die jij opvangt. Naast het signaleren heb je ook een rol samen met anderen in het stoppen van de kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Het is belangrijk om zeer zorgvuldig om te gaan met een kind (en zijn ouders), waarvan je vermoedt dat er sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Dit protocol geeft je concrete informatie over en een stappenplan voor de manier waarop we met het vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld omgaan. Er zijn vele relevante bijlagen toegevoegd, bijvoorbeeld ten behoeve van gespreksvoering en extra observaties, maar ook een verdere uitwerking van de fases in het stappenplan. Gebruik ze zo nodig. Het protocol is gebaseerd op ons Beleid Vermoeden Kindermishandeling en Huiselijk geweld. We verwijzen naar dit beleidsdocument voor belangrijke achtergrondinformatie: de definitie van kindermishandeling en huiselijk geweld, de uitingsvormen, hoe vaak komt het voor, de visie van Kinderopvanggroep, de verantwoordelijkheden van de medewerkers. Maar ook belangrijke bijlagen over o.a. Bureau Jeugdzorg en het AMK en een bronnen- en literatuurlijst zijn opgenomen in dit beleidsdocument. Nieuwe gastouders wordt aangeraden het beleidsdocument door te nemen. Naast dit protocol heeft Kinderopvang Thuis een apart protocol Seksueel Misbruik. De in dit protocol in artikel 4 en verder beschreven meldingsprocedure en maatregelen gelden, als vanzelfsprekend, voor het vermoeden van iedere vorm van kindermishandeling door gastouder e/o huisgenoten, (bemiddelings)medewerkers van Kinderopvang Thuis, andere volwassenen of kinderen onderling op of rond de opvanglocatie.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
1 / 36
Werkinstructie
Definitie kindermishandeling Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld. (Bron: Wet op de jeugdzorg, 2005). Er is sprake van huiselijk geweld als door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer geweld is gepleegd. Geweld betekent in dit verband aantasting van de persoonlijke integriteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld). (Bron: Nota Privé Geweld – Publieke zaak)
Beleid seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie. Kinderopvang Thuis, onderdeel van de Kinderopvanggroep voorheen Kinderstad, erkent naast kindermishandeling en huiselijk geweld als ongewenste omgangsvormen: seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie. We hebben beleid hoe we hier mee omgaan: - Beleid ongewenste omgangsvormen; - Antidiscriminatiecode; - Pestprotocol; - Beleid agressie en geweld. Beleid seksueel misbruik Seksueel misbruik van kinderen is een verregaande vorm van seksuele intimidatie, het is een zeer ernstige vorm van kindermishandeling. Hiervoor is een apart protocol “Seksueel misbruik in kindercentra” vastgesteld dat ook voor onze gastouders van toepassing is. Hierin is vastgelegd hoe we handelen als er vermoedens zijn van seksueel misbruik van kinderen door eigen medewerkers, andere volwassenen op of rond locatie of van kinderen onderling. Onze gastouders hebben via hun bemiddelingsmedewerker toegang tot genoemde documenten
Toepassingsgebied Dit protocol is van toepassing voor gastouders en bemiddelingsmedewerkers.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
2 / 36
Werkinstructie
Stappenplan In onderstaand stappenplan is uitgeschreven hoe je moet handelen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. De stappen bieden houvast bij de acties en handelingen die je doet. Het biedt structuur. De stappen vormen een cyclisch proces en kunnen natuurlijk naast elkaar en door elkaar heen lopen. Basisvoorwaarden voor je handelen bij vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld zijn: • Leg je waarnemingen en signalen zo snel mogelijk aan ouders voor. • Betrek ouders bij je zorg en hou ze betrokken. Maak afspraken en werk samen; • Hou je signalen en waarnemingen concreet en objectief, vul niet in, trek geen conclusies; • Betrek tijdig je bemiddelingsmedewerker van Kinderopvang Thuis bij de zorg; • Wees je telkens bewust van het belang voor het kind van een veilige en goede met een duidelijke structuur en ritme en positieve aandacht en stimulans
Fase 1: De gastouder heeft een vermoeden • Kijk en luister naar het kind en leg vast; • Beloof nooit geheimhouding aan het kind, dit kun je niet waarmaken (zie bijlagen 7 en 8); • de vertrouwensrelatie die je hebt opgebouwd behouden met het kind; • de vertrouwensrelatie die je hebt opgebouwd behouden met de ouders; • onderzoek naar onderbouwing van je zorgen en vermoedens; • bespreek zo nodig al met je bemiddelingsmedewerker bij Kinderopvang Thuis • leg concrete waarnemingen voor aan ouders (zie bijlagen 5 en 6); Verantwoordelijkheid van de gastouder. Fase 2a: De gastouder bespreekt het onderbouwde vermoeden met de bemiddelingsmedewerker van Kinderopvang Thuis. Deze bespreekt dit zo nodig met de manager van Kinderopvang Thuis • bespreken informatie; • (eventueel) extra gegevens; • plan van aanpak. Verantwoordelijkheid van de gastouder en de bemiddelingsmedewerker van Kinderopvang Thuis. Fase 2b: De bemiddelingsmedewerker of manager van Kinderopvang Thuis bespreekt het onderbouwde vermoeden zo nodig in een Intern Kindgericht Overleg (IKO) met bestuursadviseur en beleidsmedewerker kwaliteit • bespreken informatie; • (eventueel) extra gegevens; • plan van aanpak maken en zorgen delen met betrokken zorgpartners en mogelijk doen van zorgmeldingen AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling), SHG (Steunpunt Huiselijk Geweld) ZvJ (Zorg voor Jeugd), CJG (Centrum Jeugd & Gezin), ZAT/JNW (ZorgAdviesTeams / JeugdNetwerken ; • IKO-verslag door afdeling kwaliteit en inkoop • Terugkoppeling advies en conclusies vanuit IKO aan gastouder en aan ouder Verantwoordelijkheid van bemiddelingsmedewerker en manager Kinderopvang Thuis.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
3 / 36
Werkinstructie
Fase 3: Het uitvoeren van een plan van aanpak • consulteren AMK of indien nodig concrete melding van vermoeden kindermishandeling door gastouder of bemiddelingsmedewerker (zie bijlage bereikbaarheidsgegevens AMK); • advies van AMK is uitgangspunt en richtlijn voor handelen • melden van AMK-contacten bij afdeling kwaliteit en inkoop voor centrale registratie; • praten met ouders, informeren over consult / melding bij AMK: gastouder, zo nodig samen met bemiddelingsmedewerker. Gespreksverslag maken en ouders toesturen, indien mogelijk laten ondertekenen; • contact houden met kind, toon je belangstelling, maar lok nooit een gesprek uit en stuur nooit in de richting van je zorgen. Vertel het kind als het dat vraagt wat je hebt gedaan / gaat doen: Gesprek vastleggen op papier; • Zo nodig en met toestemming van ouders zorgen delen met professionele zorgpartners; • bespreken van de resultaten met bemiddelingsmedewerker en indien nodig de manager; Verantwoordelijkheid van gastouder en bemiddelingsmedewerker. Fase 4: Voortgang en handelen Voortgang wordt gemonitord en regelmatig geëvalueerd. Op basis van evaluaties met bemiddelingsmedewerker, ouders en andere betrokkenen wordt de voortgang bepaald. Mogelijkheden: • de vermoedens zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd: vernietig de werkaantekeningen en sluit de zaak af; • na gesprek(ken) met ouders is duidelijk dat ouders ook bezorgd zijn: verwijs de ouders door en doe een melding bij AMK, informeer ouders hierover; • na overleg met ouders blijft er (ernstige) twijfel bestaan: spreek een extra observatie periode af die niet te lang is; • het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de verzorger(s) gegrond: er wordt een melding bij het AMK gedaan; • er ontstaat een crisissituatie; melding bij politie en / of crisisdienst van Bureau Jeugdzorg Verantwoordelijkheid bij gastouder en bemiddelingsmedewerker. Fase 5: Nazorg • blijf alert op het welzijn van het kind; • houdt contact met AMK en andere zorgverleners en maak concrete afspraken over wie wat doet richting kind en ouders; • blijf signalen en zorgen melden bij het AMK. • Maak ruimte voor verwerking voor jezelf van het hele proces. Vermoeden van kindermishandeling heeft een grote impact op betrokkenen kan ook de groep kinderen waar je verder voor zorgt beïnvloeden. Verantwoordelijkheid bij de gastouder en bemiddelingsmedewerker Fase 6: Eindevaluatie • evalueer het hele proces en de procedure met de bemiddelingsmedewerker en met ouders; • stel zo nodig afspraken met ouders bij en leg ze vast; • registreer en informeer Raad van Bestuur en afdeling kwaliteit middels IKO; Verantwoordelijkheid bij de gastouder en de bemiddelingsmedewerker.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
4 / 36
Werkinstructie
Bijlage 1 Toelichting bij stappenplan Fase 1: Signaleren, de gastouder heeft een vermoeden Kinderen die mishandeld worden, kunnen veel verschillende signalen laten zien. Deze signalen kunnen wijzen op kindermishandeling, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben zoals een scheiding of een sterfgeval. Het bewust worden van een vermoeden van kindermishandeling geeft vaak een vervelend gevoel: onzekerheid over de opgemerkte signalen, angst om je er mee te bemoeien. Wat helpt om kindermishandeling te durven signaleren is de overtuiging dat kindermishandeling een ernstig probleem is waar je niet omheen kunt als je met jonge kinderen werkt. Signaleren begint vaak met een niet-pluis gevoel. Bij signaleren gaat het in de eerste plaats om de zorg die de gastouder heeft over een kind, waarvoor zij geen geruststellende verklaring kan vinden. Kindermishandeling is één van de mogelijke oorzaken.
Het is niet aan de gastouder om vast te stellen dat er sprake is van kindermishandeling. Het gaat om de zorgen die zij heeft over een kind. Signalen kunnen ook op andere oorzaken wijzen en één signaal op zichzelf zegt te weinig. Pas wanneer er meerdere signalen worden gezien door meerdere mensen, kan men denken aan een vermoeden van kindermishandeling.
Meestal zullen mishandelde kinderen of degene die hen mishandelt niet uit zichzelf over de situatie vertellen. Het is nodig dat personen in de omgeving van het kind de verantwoordelijkheid nemen om situaties van kindermishandeling bespreekbaar te maken of te stoppen. Bepaal voor deze fase een tijdlimiet (maximaal één maand).
Observeer het kind, leg waarnemingen vast en zoek naar onderbouwing Als er signalen zijn die zouden kunnen wijzen op kindermishandeling probeert de gastouder met gebruik van de signalenlijst 0-4 en 4-12 (bijlage 2a en 2b) en het observatieformulier (bijlage 3) de zorgen rond een kind duidelijker te krijgen. Hierbij maakt zij gebruik van haar eigen waarnemingen. Zij kan via de bemiddelingsmedewerker informatie vragen over broertjes of zusjes in andere vormen van kinderopvang binnen Kinderopvanggroep. Ook kan zij informatie uit de gebruikelijke contacten met ouders halen, bijvoorbeeld bij de breng- en haal- contacten. Het is belangrijk dat je bij het verhelderen van de vermoedens een onderscheid maakt tussen objectieve gegevens en subjectieve gegevens. Onder objectieve gegevens wordt verstaan datgene wat je daadwerkelijk ziet, zoals een blauwe plek op een arm, een kapot regenjasje of te kleine schoenen. Onder subjectieve gegevens wordt verstaan hoe je de gegevens interpreteert. Bijvoorbeeld het kind heeft een blauwe plek: “Het kind is geslagen” of “het kind ziet er verwaarloosd uit”. Op het observatieformulier kun je objectieve gegevens noteren die je bewaart in een kinddossier. Wanneer je behoefte hebt om de subjectieve gegevens te noteren, doe dat dan in anonieme werkaantekeningen. Werkaantekeningen gaan het dossier niet in en zijn niet ter inzage van ouders. Ga zorgvuldig met werkaantekeningen om (zie bijlage 9: Omgaan met privacy). Let op: • het is niet de taak van de gastouder om speurwerk naar een dader te doen. • Het is niet de taak van de gastouder om tot 100% zekerheid te komen over de mishandeling.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
5 / 36
Werkinstructie
•
Het is wel de taak van de gastouder om het kind te steunen, het beeld over het gedrag duidelijker te krijgen, de zorgen die er zijn te onderbouwen en de zorgen te bespreken met ouders, bemiddelingsmedewerker en mogelijk andere betrokkenen vanuit je verantwoordelijkheid voor een veilige en geweldloze opvoeding voor ieder kind.
Leg de waarnemingen voor aan de ouders Signalen als pijn, angst of agressie kunnen bij kinderen verschillende oorzaken hebben. Het is belangrijk deze signalen in de vorm van concrete waarnemingen zo veel mogelijk rechtstreeks met de ouders te bespreken. In deze eerste fase is het verstandig de vermoedens van kindermishandeling niet uit te spreken in het contact met ouders. Bijvoorbeeld: “Karin heeft een wond op haar hoofd, wat is er gebeurd?” In plaats van: “ Karin heeft een wond op haar hoofd en ik denk dat vader haar heeft geslagen.” Zorg ervoor dat een gesprek met de ouders niet op zich zelf staat maar logisch voortvloeit uit de contacten die er al zijn. Door regelmatig met hen informatie uit te wisselen over het functioneren van het kind bij jou en thuis is het gemakkelijker om ook zorgen rond een kind vroegtijdig bespreekbaar te maken. In veel gevallen zal het bespreken van de signalen ertoe leiden dat er een verklaring volgt die het vermoeden kan wegnemen. In een aantal gevallen zal de informatie van ouders de zorgen niet kunnen wegnemen en zijn verdere stappen noodzakelijk (zie ook de bijlagen 4: gesprekspunten kindgericht groepsoverleg en bijlage 5: gesprek met ouders). Fase 2a: De gastouder bespreekt het onderbouwde vermoeden in een kindgericht overleg De gastouder legt haar zorgen voor aan de bemiddelingsmedewerker. De bemiddelingsmedewerker ondersteunt en begeleidt de gastouder in het proces van het verkrijgen van informatie. De zorgen die er zijn worden besproken en wordt besproken waarom er wordt gedacht aan kindermishandeling. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bijlage 2a en 2 b, 3 en 4. Dit overleg dient als middel om het vermoeden te toetsen bij anderen, informatie te verzamelen, maar ook om ruimte te geven aan eventuele emoties. Om tot een goede onderbouwing te komen van de vermoedens wordt er besproken welke gegevens er zijn en welke nog ontbreken. De bemiddelingsmedewerker is mede verantwoordelijk voor de coördinatie en voortgang. De bemiddelingsmedewerker let op de voortgang en bewaakt de tijdslimiet van de verschillende fases. Zij informeert de afdeling kwaliteit en inkoop over het vermoeden van kindermishandeling. Extra gegevens
Wanneer er nog gegevens ontbreken worden er afspraken gemaakt over extra observaties. Het gebruik van de signalenlijst kan soms duidelijkheid geven (bijlage 2a en 2b). Verder kan met toestemming van de ouders ook het consultatiebureau, bureau Vroeghulp of het buurtnetwerk om informatie en/of advies gevraagd worden. Wanneer ouders hier geen toestemming voor geven kunnen de zorgen omtrent het gezin/ het kind besproken worden zonder de naam van het kind te noemen. Plan van aanpak In het overleg met de bemiddelingsmedewerker wordt alle informatie en de extra gegevens besproken. Wanneer de vermoedens niet onderbouwd kunnen worden en ook de zorgen bestaan
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
6 / 36
Werkinstructie
niet meer, sluit de zaak dan af en ga naar fase 5. De persoonlijke werkaantekeningen worden vernietigd. Indien het vermoeden blijft bestaan, besluit dan tot een plan van aanpak. Fase 2b: De bemiddelingsmedewerker bespreekt het onderbouwde vermoeden zo nodig in een Intern Kindgericht Overleg (IKO) met bestuursadviseur en medewerker kwaliteit De bemiddelingsmedewerker legt haar zorgen voor in een IKO. Bij voorkeur met medeweten van de ouders en na akkoord van de gastouder en de manager. Het IKO ondersteunt en begeleidt de bemiddelingsmedewerker in het proces van het verkrijgen van informatie en besluitvorming tot verdere stappen richting zorgen delen met ouders en betrokken zorgpartners en zo nodig zorgmelding AMK, Zorg voor Jeugd, ZAT. In het IKO worden de zorgen besproken die er zijn en wordt besproken waarom er wordt gedacht aan kindermishandeling. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bijlage 2a en 2b, 3 en 4. Dit overleg dient als middel om het vermoeden te toetsen bij anderen, informatie te verzamelen, maar ook om ruimte te geven aan eventuele emoties. Om tot een goede onderbouwing te komen van de vermoedens wordt er besproken welke gegevens er zijn en welke nog ontbreken. De conclusies en adviezen vanuit het IKO zijn leidend voor verdere acties die ondernomen gaan worden De bemiddelingsmedewerker is samen met de gastouder verantwoordelijk voor de coördinatie en voortgang van de zorgverlening en het uitvoeren van de gemaakte afspraken na een IKO. Zij informeert de gastouder en samen met de gastouder de ouders over de conclusies van het IKO en zet zaken in gang Extra gegevens Wanneer er nog gegevens ontbreken worden er afspraken gemaakt over extra observaties Het gebruik van de signalenlijst kan soms duidelijkheid geven (bijlage 2a en 2b). Verder kan met toestemming van de ouders ook de jeugdgezondheidszorg 0-4 (consultatiebureau) en 4-19 (GGD) gevraagd worden aan te sluiten bij een (tweede) IKO. Wanneer ouders hier geen toestemming voor geven kunnen de zorgen omtrent het gezin en het kind besproken worden zonder de naam van het kind te noemen. Ook kan besloten worden om een adviesvraag aan het AMK te stellen hoe nu verder te handelen. Het advies van het AMK is leidend voor de verder te ondernemen acties. Plan van aanpak In het IKO worden de informatie en de extra gegevens besproken. Indien het vermoeden van kindermishandeling concreter vormen aanneemt, besluit dan tot een plan van aanpak. Dit plan van aanpak omvat deels de eventuele melding inzake vermoeden kindermishandeling, maar evenzo belangrijk is de voortgang van de opvang en een eventuele verwijzing naar hulpverlening van de ouders. De informatie uitwisseling met andere betrokken zorgpartners wordt in gang gezet, bij voorkeur met toestemming van ouders. Het besluit tot wel of niet afgeven van een zorgmelding in Zorg voor Jeugd wordt genomen. Ook wordt besloten of en zo ja hoe het AMK wordt ingeschakeld. Over beide meldingen worden ouders geïnformeerd. Er wordt besloten of het kind wordt aangemeld bij een Zorg Advies Team of Jeugdnetwerk indien aanwezig in de wijk en een verwijzing naar het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt overwogen. Fase 3: het uitvoeren van een plan van aanpak Een consultatie bij het AMK Overleg met het AMK is in alle gevallen aan te raden. Het AMK biedt ondersteuning bij het interpreteren van signalen en bij het nadenken over de vervolgstappen die noodzakelijk zijn. Het
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
7 / 36
Werkinstructie
AMK heeft een adviesfunctie bij een eenmalige adviesvraag, een consultfunctie bij een langer durend adviestraject (maximaal 1 jaar) en een onderzoekstaak bij een officiële melding. Vanuit een onderzoekstraject (i.p. binnen maximaal 6 weken afgerond) besluit het AMK: er is geen sprake van kindermishandeling of huiselijk geweld, dossier wordt gesloten en vernietigd; tot een hulpverleningstraject: overdragen van kind en gezin aan hulpverleningsinstanties; tot een beschermingstraject: de Raad van de Kinderbescherming wordt ingeschakeld om bij de rechter een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel te doen; tot een strafrechtelijke vervolging: aangifte bij de politie. Het AMK is ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is als het ware een soort voorportaal van het AMK. Indien het een zogenaamde “Open Melding” is, waarbij ouders op de hoogte zijn gebracht van de melding, de zorgen met ons delen en hulp willen kan er direct hulpverlening op gang worden gebracht en is een officieel onderzoek niet nodig. Het Loket toegang van Bureau Jeugdzorg neemt de melding dan direct over en in behandeling van het AMK. Praten met ouders Bereid het gesprek goed voor (zie bijlage 5 en 6). Overleg na afloop van het gesprek over verdere stappen. AMK kan adviseren hoe een gesprek gevoerd kan worden met de ouders. Een gesprek met de ouders hoeft niet bedreigend te zijn voor de ouders als zij de ruimte krijgen om hun ideeën naar voren te brengen. In het gesprek met de ouders gaat het om het bespreken van de dingen die opvallen aan hun kind en die aanleiding geven tot zorg over hun kind. Ook moet worden besproken dat de zorg al langere tijd bestaat en dat aanleiding is tot zorg over het welzijn en de ontwikkeling van het kind. (Eventueel) praten met kind Bepaal of een gesprek(je) met het kind waardevol is. (zie bijlage 7 en 8) Een gesprek heeft als doel het kind te ondersteunen. Houd in gedachten het niet als hoofddoel mag hebben om informatie uit het kind te halen. Laat het geen verhoor worden. Doe geen toezeggingen over geheimhouding, dit kun je niet waarmaken. Bevestig het kind in zijn gevoel en zeg dat je het wilt helpen en dat je het zult blijven betrekken in wat je gaat doen. Zorg ervoor dat een gesprek waarde heeft voor het kind is. Let op dat je in het gesprek de ouders niet veroordeeld. Een kind heeft immers maar één (paar) ouders en de loyaliteit aan de ouders is groot. Bespreek de voortgang regelmatig zodat ouder, gastouder, bemiddelingsmedewerker altijd actuele informatie hebben. Bespreek maximaal na 1 maand alle waarnemingen/ gegevens die tot nu verzameld zijn. Ook de informatie uit de gesprekken wordt besproken. Zorg ervoor dat je een beeld krijgt van de verzorging en opvoedingssituatie van het kind. Schat de draaglast/draagkracht in van de ouders. Fase 4: Beslissen en Handelen • De vermoedens zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd en ook de zorgen over het kind bestaan niet meer Sluit de zaak af en vernietig alle schriftelijke aantekeningen na registratie. •
Na gesprek(ken) met ouders is duidelijk dat ouders ook bezorgd zijn De oorzaak van de zorgen kan een minder gewenste opvoedingssituatie zijn of een andere oorzaak hebben. Wanneer in het gesprek duidelijk wordt dat de ouders ook vinden dat het belangrijk is dat er hulp voor hen komt, kan er worden door verwezen. Bijvoorbeeld naar Bureau Vroeghulp of Bureau Jeugdzorg. Ondersteun zo nodig de ouders om de hulp te krijgen
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
8 / 36
Werkinstructie
die zij nodig hebben om bij de hulpverleningsinstantie binnen te komen. Deze zal daarna met ouders samen bekijken welke hulp gewenst is. •
Na overleg met betrokkenen blijft er ernstige twijfel bestaan; het is niet duidelijk of er wel of niet sprake is van een vermoeden In dit geval is het goed om de situatie rondom het kind nog een tijdje in de gaten te houden en na een vastgestelde periode (niet langer dan 1 maand) opnieuw met de bemiddelingsmedewerker of in een IKO te bespreken. En daarna met ouders. Maak duidelijke afspraken waarop geobserveerd zal gaan worden en door wie. En neem op basis daarvan opnieuw een beslissing. Het is belangrijk dat op zeker moment besloten wordt tot ofwel actie ofwel afsluiten van de zaak. Vermijdt het risico dat een gezin jarenlang achtervolgd wordt door vage vermoedens en onduidelijkheden.
•
Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de betrokkenen gegrond en de zorg over het kind blijft bestaan Als het advies vanuit het IKO is dat er een melding van vermoeden van kindermishandeling moet worden gedaan doet de bemiddelingsmedewerker samen met de gastouder een melding bij het AMK. Zij kunnen beiden contactpersoon voor het AMK zijn (zie bijlage 10 over meldrecht, meldplicht en zorgplicht). Het vermoeden hoeft niet bewezen te zijn! Als besloten is dat de vermoedens van kindermishandeling gemeld gaan worden bij het AMK, is het belangrijk dat dit aan de ouders in een persoonlijk gesprek verteld wordt. Het AMK kan advies geven over het voeren van dit gesprek. Hoewel dit een moeilijk gesprek is, is het van belang voor de verdere hulpverlening aan het kind. Ouders zijn sneller bereid problemen te erkennen en hulpverlening te aanvaarden wanneer er in alle openheid over gesproken wordt. Zodat zij niet het gevoel hebben dat er zaken stiekem achter hun rug om gebeuren. Isolement houdt kindermishandeling in stand. Openheid kan het doorbreken. De gastouder en bemiddelingsmedewerker voeren samen dit gesprek. Wanneer het in het belang van het kind is om zonder medeweten van ouders te melden bij het AMK, dan is dit ook mogelijk. Het is aan de bemiddelingsmedewerker en gastouder om te bepalen of er een reëel risico is voor de veiligheid en het welzijn van het kind als ouders worden ingelicht over de AMK-melding.
•
Er ontstaat een crisissituatie Wanneer een crisissituatie en/of een levensbedreigende situatie voor het kind ontstaat, belt de gastouder de politie of de crisisdienst van het bureau Jeugdzorg en informeert de bemiddelingsmedewerker. Indien niet aanwezig overlegt de gastouder met de achterwacht bemiddelingsmedewerker en in het uiterste geval met de afdeling kwaliteit en inkoop over de crisismelding en hoe verder te handelen.
•
Handelen indien er door de rechter een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd is en bepaald is dat een kind uit huis geplaatst zal worden De Raad voor de Kinderbescherming zal Bureau Jeugdzorg opdracht geven de opgelegde kinderbeschermingsmaatregel ten uitvoer te brengen. Bureau Jeugdzorg zal vervolgens contact zoeken met de gastouder over de opgelegde kinderbeschermingsmaatregel. De gastouder informeert de bemiddelingsmedewerker. Indien de kinderbeschermingsmaatregel een uithuisplaatsing betreft kan de gastouder samen met Bureau Jeugdzorg concrete afspraken maken over de ten uitvoer legging als wenselijk is dat het kind bij de gastouder wordt opgehaald. De gastouder hoeft niet akkoord te gaan met overhaaste ten uitvoer legging. Afgesproken wordt: wanneer het kind wordt opgehaald: dag en tijdstip; hoe het kind wordt meegegeven: hou rekening met de impact op de andere kinderen;
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
9 / 36
Werkinstructie
-
-
-
aanwezigheid van bemiddelingsmedewerker om gastouder te ondersteunen: a) om het kind te begeleiden en veilig over te dragen; b) om de zorg voor de groep te continueren en de rust op de groep te bewaren; hoe de gastouder naderhand wordt opgevangen: indien mogelijk een korte terugkoppeling door maatschappelijk werk van Bureau Jeugdzorg, mogelijk inzet vertrouwenspersoon Kinderopvanggroep. Kort overlegmoment aan het einde van de dag; hoe, wanneer en door wie de ouders worden ingelicht en opgevangen vooraf en /of na de ten uitvoer legging van de uit huis plaatsing
Fase 5: Nazorg Blijf alert op het welzijn van het kind. Het op gang brengen van hulp in het gezin is de aanzet tot het verhelpen van de problemen. Het kost enige tijd voordat die hulp vruchten afwerpt. De verantwoordelijkheid van de gastouder in het kader van nazorg is: Het bieden van een veilige plek aan het kind. De begeleiding en het observeren van het kind. De bereidheid tot het geven van informatie aan het AMK over het functioneren van het kind in de groep en het contact met ouders. Het meedenken in overlegsituaties ten behoeve van hulpverlening aan het kind en de ouders. De bemiddelingsmedewerker houdt aandacht voor de betreffende gastouder. Zoek zo nodig opnieuw contact met het AMK. Als het kind is gemeld bij het AMK en er zijn nieuwe signalen, is het van groot belang deze door te geven aan het AMK. Het AMK kan zo nodig contact opnemen met het gezin of met de betrokken hulpverleningsinstellingen. Wanneer het kind zonder duidelijke opgaaf van redenen niet meer gebracht wordt bij de gastouder, is het belangrijk om dit door te geven aan het AMK. Blijf als bemiddelingsmedewerker alert op het welzijn van de gastouder en de groep kinderen waar zij de zorg voor heeft. Zorgen rondom het kind kunnen bij de gastouder allerlei twijfels en gevoelens losgemaakt hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de gastouder zelf om twijfels en gevoelens kenbaar en bespreekbaar te maken. Er is nazorg voor gastouders beschikbaar. Kinderopvanggroep heeft twee vertrouwenspersonen aangesteld die altijd ondersteuning kunnen bieden. Via infonet zijn de namen van de vertrouwenspersonen op te vragen. Fase 6: Eindevaluatie Evalueer het proces en de procedure • In het overleg tussen gastouder en bemiddelingsmedewerker wordt geëvalueerd wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. • Zo nodig worden conclusies en afspraken doorgesproken met andere betrokken zorg- en hulpverleners. • Zonodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. • De geanonimiseerde gegevens m.b.t. het vermoeden van kindermishandeling e/o huiselijk geweld worden centraal geregistreerd door de afdeling kwaliteit en inkoop en jaarlijks gerapporteerd aan de Raad van Bestuur. • De gegevens worden geregistreerd en bewaard om in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling e/o huiselijk geweld binnen Kinderopvanggroep voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. Met als doel de zorg, intern en in afstemming met betrokkenen, bij vermoeden van kindermishandeling te verbeteren.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
10 / 36
Werkinstructie
Bijlage 2: Advies- Meldpunt AMK Het AMK geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt zo nodig de juiste hulp op gang. Bij vermoeden van kindermishandeling kun je het AMK om advies vragen of een melding doen. Elke provincie en grootstedelijke regio heeft een eigen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De AMK’s maken onderdeel uit van de Bureaus Jeugdzorg. Via de eigen website: www.amk-nederland.nl kan meer informatie worden verkregen Adressen werkgebied Kinderopvanggroep Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Midden-Brabant Alleenhouderstraat 25 5041 LC Tilburg telefoon (013) 583 5 020 fax (013) 583 5 021 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Zuidoost-Brabant Sobrietasplein 102 5701 MJ Helmond telefoon (0492) 50 84 10 fax (0492) 50 8 411
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
11 / 36
Werkinstructie
Bijlage 3A: Signalenlijst vermoeden kindermishandeling / huiselijk geweld 0- tot 4-jarigen Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enz.). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een instelling beschikt over een handleiding ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan de handleiding worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. U kunt ook altijd overleggen met het AMK over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen.
1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen • achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling • schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling • regressief gedrag • niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht Relationele problemen ten opzichte van de ouders: • totale onderwerping aan de wensen van de ouders • sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouders • onverschilligheid ten opzichte van de ouders • kind is bang voor verzorger • kind vertoont heel ander gedrag als ouders in de buurt zijn ten • • • • •
opzichte van andere volwassenen: bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
12 / 36
Werkinstructie
ten • • • •
opzichte van andere kinderen: speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld.
Gedragsproblemen • plotselinge gedragsverandering • geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel • labiel, nerveus • depressief • angstig • passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos • agressief • hyperactief • niet lachen, niet huilen • niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn • eetproblemen • slaapstoornissen • vermoeidheid, lusteloosheid
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) • blauwe plekken • krab-, bijt- of brandwonden • botbreuken • littekens Voedingsproblemen • ondervoeding • voedingsproblemen bij baby's: • steeds wisselen van voeding • veel spugen • matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding • weigeren van voeding • achterblijven in lengtegroei Verzorgingsproblemen • slechte hygiëne • ernstige luieruitslag • onvoldoende kleding • onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg • veel ongevallen door onvoldoende toezicht • herhaalde ziekenhuisopnamen • recidiverende ziekten door onvoldoende zorg • traag herstel door onvoldoende zorg
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
13 / 36
Werkinstructie
3. Kenmerken ouders/gezin Verzorger/kind relatiestoornis • verzorger draagt kind als een 'postpakketje' • verzorger troost kind niet bij huilen • verzorger klaagt overmatig over het kind • verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind • verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger • geweld in eigen verleden • apathisch en (schijnbaar) onverschillig • onzeker, nerveus en gespannen • onderkoeld brengen van eigen emoties • negatief zelfbeeld • steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') • afspraken niet nakomen • kind opeens van peuterspeelzaal/kinderdagverblijf afhalen • aangeven het bijna niet meer aan te kunnen • verzorger met psychiatrische problemen • verslaafde verzorger Gezinskenmerken • ‘multi-problem’ gezin • verzorger die er alleen voorstaat • regelmatig wisselende samenstelling van gezin • isolement • vaak verhuizen • sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc. • veel ziekte in het gezin • draaglast gezin gaat draagkracht te boven • geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • verwondingen aan genitaliën • vaginale infecties en afscheiding • jeuk bij vagina en/of anus • problemen bij het plassen • recidiverende urineweginfecties pijn in de bovenbenen • • pijn bij lopen en/of zitten • seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen • angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
14 / 36
Werkinstructie
Gedragsproblemen afwijkend seksueel gedrag: • excessief en/of dwangmatig masturberen • angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • niet leeftijdsadequaat seksueel spel • niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • angst om zich uit te kleden • angst om op de rug te liggen • negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • schrikken bij aangeraakt worden • houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • geen plezier in bewegingsspel.
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen • agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) • opstandigheid • angst • negatief zelfbeeld • passiviteit en teruggetrokkenheid • zichzelf beschuldigen • verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie • wantrouwen ten aanzien van de omgeving • gebrek aan sociale vaardigheden
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
15 / 36
Werkinstructie
Bijlage 3B: Signalenlijst kindermishandeling 4- tot 13-jarigen Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enz.). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een instelling beschikt over een handleiding ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan de handleiding worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. U kunt ook altijd overleggen met het AMK over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen.
1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen • achterblijven in taal, spraak, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling • schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling • regressief gedrag • niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht Relationele problemen ten opzichte van de ouders: • totale onderwerping aan de wensen van de ouders • sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouders • onverschilligheid ten opzichte van de ouders • kind is bang voor verzorger • kind vertoont heel ander gedrag als ouders in de buurt zijn ten • • • •
opzichte van andere volwassenen: bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
16 / 36
Werkinstructie
ten • • • •
opzichte van andere kinderen: speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld.
Gedragsproblemen • plotselinge gedragsverandering • labiel, nerveus gespannen • depressief • angstig • passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos • agressief • hyperactief • destructief • geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel • vermoeidheid, lusteloosheid • niet lachen, niet huilen • niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn • zelfverwondend gedrag • eetproblemen • anorexia/boulimia • slaapstoornissen • bedplassen/broekpoepen
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) • blauwe plekken • krab-, bijt- of brandwonden • botbreuken • littekens Verzorgingsproblemen (specifiek voor verwaarlozing) • slechte hygiëne • onvoldoende kleding • onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg • veel ongevallen door onvoldoende toezicht • herhaalde ziekenhuisopnamen • recidiverende ziekten door onvoldoende zorg • traag herstel door onvoldoende zorg Overige medische signalen • ondervoeding • Achterblijven in lengtegroei • Psychosomatische klachten (buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn etc)
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
17 / 36
Werkinstructie
3. Kenmerken ouders/gezin Verzorger/kind relatiestoornis • verzorger troost kind niet bij huilen • verzorger klaagt overmatig over het kind • verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind • verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger • geweld in eigen verleden • apathisch en (schijnbaar) onverschillig • onzeker, nerveus en gespannen • onderkoeld brengen van eigen emoties • negatief zelfbeeld • steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') • afspraken niet nakomen • kind opeens van de buitenschoolse opvang afhalen • aangeven het bijna niet meer aan te kunnen • verzorger met psychiatrische problemen • verslaafde verzorger Gezinskenmerken • ‘multi-problem’ gezin • verzorger die er alleen voorstaat • regelmatig wisselende samenstelling van gezin • isolement • vaak verhuizen • sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc. • veel ziekte in het gezin • draaglast gezin gaat draagkracht te boven • geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • verwondingen aan genitaliën • vaginale infecties en afscheiding • jeuk bij vagina en/of anus • problemen bij het plassen • recidiverende urineweginfecties • pijn in de bovenbenen • pijn bij lopen en/of zitten • seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen • angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder • sterk verzorgend gedrag, niet passend bij de leeftijd van het kind (parentificatie)
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
18 / 36
Werkinstructie
Gedragsproblemen afwijkend seksueel gedrag: • excessief en/of dwangmatig masturberen • angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • seksueel agressief en dwingend ten opzichte van andere kinderen • niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • angst voor zwangerschap • angst om op de rug te liggen • negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • schrikken bij aangeraakt worden • houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • geen plezier in bewegingsspel.
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen • agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) • alcohol- en drugsgebruik • opstandigheid • angst • depressie • negatief zelfbeeld • passiviteit en teruggetrokkenheid • zichzelf beschuldigen • verlegenheid • suïcidaal Problemen in sociaal gedrag en competentie • sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenootjes (zonder ze mee naar huis te nemen) • wantrouwen ten aanzien van de omgeving • gebrek aan sociale vaardigheden Schoolproblemen • schooluitval • moeite met concentreren • overcompenseren (opvallend extra inzet op school)
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
19 / 36
Werkinstructie
Bijlage 4: Observatieformulier Bij een vermoeden van kindermishandeling ga je eerst deze vragenlijst na om er achter te komen of je ongerustheid gegrond is. Jongen/meisje Geboortedatum Naam gastouder Frequentie opvang
Sinds wanneer wordt het kind bij door gastouder opgevangen? Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag
Hoe is het contact met andere kinderen in de groep? Hoe is het contact met volwassenen? Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel, motorisch) Hoe is het contact tussen kind en ouders? Hoe is het contact tussen ouders en gastouder? Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Vermeld indien mogelijk ook de bron. Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Wat is bekend over eventuele broertjes of zusjes?
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
20 / 36
Werkinstructie
Bijlage 5: Gesprekspunten kindgericht overleg Als de vragenlijst reden geeft tot ongerustheid kunnen de onderstaande punten besproken worden. Algemene gegevens: Jongen/meisje Leeftijd in jaar en maanden Aantal dagen/dagdelen op het kindercentrum Opvang door gastouder sinds Aantal en leeftijd broertjes en zusjes Informatie bij aanmelding Gegevens over de ontwikkeling Hoe is de motorische ontwikkeling? Hoe is de verstandelijke ontwikkeling? Hoe is de sociaal-emotionele ontwikkeling? Algemene gegevens over opvang bij de gastouder: Grootte van de groep Verdeling naar leeftijd Algemene informatie over het gedrag van het kind Hoe verloopt het contact met de gastouder? Hoe verloopt het contact met andere kinderen? Welke positie neemt het kind in de groep in? Hoe verloopt het halen/brengen? Denkt u/ weet u of het kind het naar zijn zin heeft? Wat doet het kind graag, waar speelt het kind mee? Zijn er observatieverslagen uit het verleden? Specifieke informatie over het opvallende gedrag van het kind op het kindercentrum Welk gedrag neemt u waar? Beschrijf dit gedrag. Hoe lang doet dit gedrag zich al voor? Weet u een concrete aanleiding die eraan vooraf ging? Waar gebeurde dit? Hoe vaak komt dit gedrag voor? Elke keer wanneer het kind aanwezig is? Meerdere keren op een dagdeel? Af en toe? Hoe vaak precies? Op welke momenten en/of in welke situaties komt het gedrag voor? Hoe heeft u tot nu toe gereageerd op het opvallende gedrag? Wat was het effect? Gegevens over de woon/thuissituatie Herkennen de ouders het hierboven beschreven gedrag? Vertoont het kind dit gedrag ook thuis? Zo ja, hoe vaak? Vertoont het kind het gedrag ook in andere situaties? Zo ja, welke? Hoe gaan de ouders om met dit gedrag? Wat is het effect van de manier waarop ouders met het gedrag omgaan? Hoe is de relatie van het kind met de andere gezinsleden? Factoren kind, ouders, gastouderopvang Zet de factoren op een rijtje die van invloed kunnen zijn op het gedrag vanuit het kind, het gezin en de gastouderopvang.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
21 / 36
Werkinstructie
Bijlage 6: Aandachtspunten voor gesprek met ouders Het doel van een gesprek is om de zorgen over datgene wat er is waargenomen bij het kind, aan gedrag of concrete lichamelijke verschijnselen, met de ouders te delen. Houd de volgende uitgangspunten in de gaten: • Bespreek wat je waarneemt bij het kind, bespreek niet je vermoedens. • Ga er van uit dat ouders het beste voor hun kinderen willen en dat is ook wat jij wilt: daar zit jullie gemeenschappelijke noemer. Je hoeft geen schuldvraag aan de orde te stellen; je doet een beroep op de zorg van ouders voor hun kind. Omdat de ouders hun kind een aantal dagen per week aan jou toevertrouwen, ben jij een belangrijk persoon voor het kind en de ouders. Het is dus logisch om de zorgen over het kind te delen. Dit delen van zorgen is een proces en vraagt om een procesmatige aanpak. Fases in een procesmatige aanpak: 1. Afwegingen vóór het gesprek: • Voer je het gesprek met de verzorger(s) alleen of samen (dit laatste heeft de voorkeur) met een vertrouwenspersoon/bemiddelingsmedewerker? • Nodig je beide ouders expliciet samen uit, leg je deze keuze voor aan één verzorger, of laat je dit aan de ouders over? 2. Spreek de zorg om het kind uit: Ik zorg nu een (aantal) keer/maanden voor je kind. Ik maak me zorgen om een aantal dingen die ik graag met jou/jullie zou willen bespreken. Is dit goed? 3. Bespreek een voor een de signalen aan de hand van onderstaande punten: • Beschrijf het signaal in concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag: ‘Het is mij opgevallen dat jullie kind 's morgens vaak komt met hele volle vieze luiers en ook luieruitslag heeft die maar niet over lijkt te gaan; Jullie kind speelt in de poppenhoek vaak seksuele handelingen na met de poppen en hij/zij doet dit als volgt…’En dan vul je concrete waarnemingen in. • Vraag of dit signaal herkend wordt: Ís jullie dit wel eens opgevallen? Gebeurt dit thuis ook wel eens? Hoe lang is dit al zo? In welke situaties gebeurt dit?’ • Vraag of ouders een idee hebben waar dit vandaan komt:’’Hebben jullie enig idee waar dit vandaan komt? Wat vinden jullie ervan? • Spreek (indien nodig) je zorg uit over dit signaal: ‘Ik maak me er toch zorgen over dat jullie kind dit doet/heeft.’ 4. Ouders delen de zorg 5. Ouders nemen de zorg over
Aandachtspunten: • •
Gebruik niet het woord signaal, maar beschrijf concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag. Leg de nadruk op het delen van zorg, niet op het beschuldigen/verdenken van ouders.
Zorgen delen •
Je kunt zorgen niet delen met ouders, wanneer het niet de zorgen van beide partijen zijn. Het kan geruime tijd in beslag nemen om zover te komen. Wanneer ouders datgene wat je hebt waargenomen absoluut (nog) niet kunnen waarnemen, is het van het grootste belang om bij dit onderdeel stil te blijven staan en niet de volgende fase van het gesprek in te gaan.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
22 / 36
Werkinstructie
•
Je kunt ouders in zo’n geval bijvoorbeeld vragen om het kind eens een tijdje te observeren en op te letten of ze dan toch het gedrag waarnemen dat jij als gastouder genoemd hebt. In een volgende afspraak kunnen jullie het er dan weer over hebben. Een andere mogelijkheid is te vragen of de verzorger(s) een ochtendje bij je thuis komen kijken. Je kunt dan meteen aanwijzen welk gedrag je bedoelt. Neem hier de tijd voor. Want zolang ouders de signalen die jij met ze besproken hebt niet waarnemen, is delen van de zorg niet aan de orde.
Emoties •
•
•
•
In deze fase kunnen emoties een grote rol spelen. Ouders kunnen bijvoorbeeld boos worden, zich tekort voelen schieten en zich hier schuldig over voelen of zich schamen over het door jou beschreven gedrag van hun kind. Bijvoorbeeld wanneer je masturbatiegedrag in de groep of seksueel gedrag in de poppenhoek hebt beschreven. Ouders kunnen door hun emoties op heel verschillende manieren reageren. Daarom is het altijd verstandig om expliciet naar de reactie van de ouders te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat ik jullie ermee overrompel. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk voor jullie is dat ik hier nu mee gekomen ben. Hoe ligt dit voor jullie?’ Ouders kunnen ook boos worden. Een manier om met boosheid of agressie om te gaan, is onder woorden te brengen wat je waarneemt en je eigen angst hiervoor (jezelf klein maken). ‘Ik zie dat jullie boos zijn en ik vind dat moeilijk, het maakt mij onzeker.’ Wanneer je als gastouder persoonlijk geraakt bent door wat je gezien of gehoord hebt van het kind is het goed dit onder woorden te brengen. Zolang de emoties de overhand hebben, is er geen gelegenheid om de ouders concrete, zakelijke informatie te geven. Laat staan naar een volgende stap te gaan. Pas wanneer de emoties een plaats hebben gekregen, is er gelegenheid om de ouders concrete, zakelijke informatie te geven.
Verduidelijkingsvragen •
•
•
Bij iedere fase is het van belang te vragen wat de ouders ervan vinden en of zij het genoemde herkennen. Vraag ook door als iets niet helemaal duidelijk is. ‘Wat bedoel je daar precies mee? Begrijp ik goed dat je zegt dat…’ Er kunnen dus meerdere gesprekken nodig zijn voordat je als gastouder op één lijn zit met de ouders wat betreft het waarnemen van de door jou gesignaleerde verschijnselen en gedragingen van hun kind. Het delen van de zorg en het overnemen van de zorg zijn dan de volgende stappen die ouders moeten maken. Het is van groot belang om dat wat je hebt waargenomen ook dan nog over langere tijd te volgen en bij te houden, bijvoorbeeld in een logboek. Hierin kun je ook de afspraken met ouders bijhouden. De praktijk leert dat wanneer je deze fase eenmaal bereikt hebt, ouders een belangrijke steun zijn in het verder zoeken naar een mogelijke oorzaak van het zorgwekkende gedrag van hun kind. Ouders kunnen dan meestal heel goed meedenken over de verdere hulp die zij denken nodig te hebben.
Bron: Mw. J. vd. Berg, jeugdarts bij de afdeling jeugdgezondheidszorg, dienst OCW, gemeente Den Haag
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
23 / 36
Werkinstructie
Bijlage 7: Enkele aandachtspunten in het contact met allochtone gezinnen • •
• •
• • •
•
• •
• •
•
•
Vraag aan mensen wat hun gewoonten zijn. Niet alle allochtone gezinnen zijn hetzelfde. Let er bij een huisbezoek op of bewoners hun schoenen aan hebben of dat de schoenen bij de voordeur staan. In Islamitische gezinnen kan het de gewoonte zijn om of op blote voeten of op sloffen in huis te lopen. Dit geldt dan ook voor gasten. De echtgenoot en bij zijn afwezigheid de oudste zoon, is degene die de contacten naar de buitenwereld onderhoudt. Het is belangrijk om hem bij alles te betrekken. Gastvrijheid is een groot goed. Er moet eerst iets gegeten of gedronken worden en een inleidend gesprek gevoerd worden voordat de reden van het huisbezoek ter sprake wordt gebracht. Probeer niet direct ter zake te komen. Dit wordt als onbeleefd onervaren. Het verwoorden van de feiten in beelden en voorbeelden werkt vaak beter dan concreet zeggen waar het op staat. Houd rekening met de familie-eer. Er wordt veel waarde gehecht aan hiërarchische structuren binnen het gezin, de verdere familie en de samenleving. Probeer afspraken met iemand te maken die hoog op de ladder staat. Het is eervoller een probleem met behulp van de familie op te lossen dan met die van buitenstaanders. Het betrekken van bijvoorbeeld een oom bij een probleem is in veel gevallen acceptabeler dan het inschakelen van een Nederlandse instantie. Als je dreigt vast te lopen vraag naar dergelijke familiecontacten. In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, etc.) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt wat afgesproken is. Kijk niet vreemd op als bij een huisbezoek een hele familie aanwezig is. Wil je bijvoorbeeld met een verzorger apart praten, zonder kinderen of familie, nodig hem/haar dan uit op een neutrale plek. Veel vrouwen mogen niet alleen met een vreemde man zijn. Zorg in dat geval voor de aanwezigheid van een vrouwelijke collega. Emotionele problemen worden vaak benoemd in termen van lichamelijke klachten, angst kan bijvoorbeeld hoofdpijn genoemd worden. Het consult bij de huisarts lost het probleem niet op. Mensen zijn letterlijk ziek van angst. Naast de reguliere gezondheidszorg worden vaak genezers uit het land van herkomst geconsulteerd, omdat men bijvoorbeeld denkt dat de betreffende persoon bezeten is. Dergelijke rituelen zijn voor betrokkenen vaak van grote emotionele betekenis. Als vrouw is het best mogelijk om met een Turkse of Marokkaanse vrouw alleen te praten, zeker wanneer je aangeeft dat het gaat om ‘vrouwenzaken’. ‘Vrouwenzaken ‘ kunnen gaan over onderwerpen als menstruatie, kinderen krijgen en dergelijke. Het is dan vrij legitiem de man te vragen niet bij het gesprek aanwezig te zijn. Dit biedt gelegenheid om vertrouwelijk met een moeder te praten.
(Bron (bewerkt): Mevrouw A. Koning, maatschappelijk werker AMK Utrecht)
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
24 / 36
Werkinstructie
Bijlage 8: Aandachtspunten tijdens een gesprek met een jong kind Een gesprek met het kind kan mogelijk extra informatie bieden over de situatie waarin het kind zich bevindt. Vanaf ongeveer 2 jaar is het mogelijk een gesprek(je) te voeren met het kind. Houd tijdens dit gesprek rekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Het is niet de bedoeling dat het kind ondervraagd wordt. Een gesprek met het kind heeft aanvullende informatie dan wel steunend contact tot doel, en mag niet in de plaats van het contact met de ouders komen. Naast het contact met het kind is het zeer belangrijk om met een open houding het contact met ouders aan te gaan.
Tips voor het gesprek: • • • • • • •
• • • • •
• • •
Voer het gesprek met een open houding. Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening of knutselen. Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Gebruik korte zinnen. Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind. Begin met open vragen (Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie heeft dat gedaan?) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?). Vraag niet verder, wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Houd het tempo van het kind aan, niet alles hoeft in één gesprek. Laat het kind niet merken dat je van het verhaal schrikt. Val de ouders (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens. Geef aan dat je niet geheim kan houden wat het kind vertelt. Leg uit dat u met anderen gaat kijken hoe u het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat u het op de hoogte houdt van elke stap die u neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen. Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het allemaal zo goed kan vertellen. Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
25 / 36
Werkinstructie
Bijlage 9: Aandachtspunten voor een gesprek met een kind Bij een vermoeden van kindermishandeling kan de gastouder met het kind praten om na te gaan of haar zorgen terecht zijn. Het kan ook voorkomen dat een kind zelf de gastouder in vertrouwen neemt. Gastouders zien vaak erg op tegen dergelijke gesprekken omdat ze het moeilijk vinden hun houding te bepalen tegenover het kind. Het oefenen van gespreksvaardigheden kan meer zelfvertrouwen geven bij het voeren van dit soort gesprekken. Daarom is het belangrijk dat gastouders zich bewust zijn van een aantal voorwaarden bij het voeren van een gesprek met een mishandeld kind van belang kan zijn. In de eerste plaats kan een gastouder beter niet op voorhand geheimhouding toezeggen aan een kind. Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als er beloofd wordt om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte gegeven wordt, komt de gastouder voor een groot dilemma te staan als het kind zou vertellen dat het mishandeld wordt: zij moet dan of het vertrouwen van het kind schenden of medeplichtig worden aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De gastouder die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich wel bewust zijn van de consequenties van de belofte. Als de gastouder geen geheimhouding wil toezeggen kan ze het kind wel beloven dat ze geen stappen zal ondernemen zonder dit van te voren aan het kind te vertellen. Een tweede belangrijk punt is dat de gastouder zich bewust moet zijn van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn ouders. Val nooit de ouder af tegenover het kind, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Voorwaarden voor een goed contact tijdens het gesprek met een kind: 1. Echtheid Dit betekent dat de gastouder zichzelf is in de relatie met het kind. Zij doet zich niet anders voor dan zij is. Dit betekent niet dat de gastouder elke emotie die zij ervaart eruit gooit. Het betekent wel dat zij zich bewust is van haar eigen gevoelens en die niet ontkent of tracht te verdringen. Er moet overeenstemming zijn tussen dat wat zij ervaart en voelt en dat wat zij zegt en doet. Een professionele houding vereist oprechte belangstelling, een sfeer van veiligheid en het vermogen een goede ontvanger te zijn, dat wil zeggen op kunnen merken wat de gevoelens van het kind zijn en daarbij aan kunnen sluiten. Een dergelijke houding vormt eren basis voor vertrouwen. Kinderen voelen heel goed aan wanneer iemand echt is of een façade ophoudt of doet alsof. 2. Empathie Empathie is het vermogen van de gastouder zich in te leven in de gevoelens van het kind. Empathie is het begrijpen van de ervaringen en gevoelens van het kind in hun betekenis voor dat kind. Hert is belangrijk dat de gastouder de gevoelens van het kind niet slechts aanhoort maar door woorden of op een niet verbale wijze aangeeft de beleving van het kind van binnen uit te verstaan. 3. Acceptatie Acceptatie houdt in dat de gastouder het kind accepteert zoals het is. Het wil niet zeggen dat de gastouder het eens moet zijn met de gedachten of de gevoelens van het kind maar wel dat zij deze accepteert zonder verder te veroordelen. Tijdens het gesprek met een kind is het ook van belang
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
26 / 36
Werkinstructie
dat een gastouder in staat is om actief te luisteren. Actief luisteren betekent luisteren naar zowel de verbale als de non-verbale boodschappen van het kind. Het betekent ook ‘’tussen de regels door’’ luisteren naar de boodschappen die doorklinken in de stembuiging van het kind, aarzeling, stiltes etc. Actief luisteren houdt in dat de gastouder zich voortdurend afvraagt “welke boodschap” wil dit kind overbrengen? Wat zegt hij over zijn ervaringen, gedragingen, gevoelens? Door actief te luisteren kan het de gastouder duidelijk worden wat er aan de hand is met het kind en kan zij zicht krijgen op de emoties die het kind ervaart. De gastouder moet hierbij proberen om de gevoelens van het kind met eigen woorden samen te vatten. Bij deze manier van luisteren krijgt de gastouder niet alleen de meeste informatie maar geeft zij het kind ook het gevoel serieus genomen en geaccepteerd te worden. Bovendien kan de gastouder bij actief luisteren controleren of zij het kind goed begrepen heeft en zijn emoties goed heeft aangevoeld. Enkele ezelsbruggetjes bij het actief luisteren: • je bedoelt….? • Je probeert me duidelijk te maken dat…? • Je voelt je….? • Je hebt het gevoel dat…..? • Je zou het liefst willen dat…? • Je hebt de indruk dat….? Algemene regels bij actief luisteren: 1. Begin met ‘je…’’ 2. Gebruik een vragende toon. Kijk uit voor communicatiestops. Dit zijn opmerkingen, reacties etc. die werkelijke communicatie in de weg staan. Vaak worden ze onbewust gebruikt, bijvoorbeeld als iemand bang is om iets onaangenaams te horen of als het gesprek een wending dreigt te nemen die als emotioneel bedreigend wordt ervaren. Communicatiestops zijn: • veroordelen • ridiculiseren • preken • afleiden • met het verhaal op de loop gaan • waarschuwen • sussen/geruststellen • niet serieus nemen • vragen stellen (die niet van belang zijn) • bevelen • beredeneren • oplossingen aandragen De meeste mensen hebben een of meer favoriete “stops”. Het is van belang om je bewust te worden welke van deze stops je geneigd bent om te gebruiken omdat het een werkelijk gesprek in de weg kan staan.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
27 / 36
Werkinstructie
De volgende punten zijn van belang om voor ogen te houden tijdens het gesprek met het kind dat vertelt over een mishandelingsituatie: • Geloof het kind en trek diens verhaal niet in twijfel. Onderschat of bagatelliseer de ernst van de situatie niet. • Spreek waardering uit voor het feit dat het kind de moed heeft om zijn verhaal te vertellen. • Haast het gesprek niet, laat het kind in eigen tempo vertellen. • Stel geen waarom vragen (het kind snapt immers zelf ook niet waarom hem dit overkomt) • Stel geen suggestieve vragen. Laat hete kind zoveel mogelijk zelf benoemen wat er gebeurd is. • Pas je aan bij het woordgebruik van het kind. Vraag om verduidelijking als je hete niet goed begrijpt. • Vertel het kind dat het niet zijn schuld is dat dit is gebeurd en evenmin zijn verantwoordelijkheid. • Vertel het kind dat het niet de enige is die zoiets overkomt en dat hulp mogelijk is. • Dring niet aan als het kind je vragen ontwijkt maar houd e deur voor hete contact wel open
(Bron: cursus voor leerkrachten in het basisonderwijs. Interne uitgave VKM, augustus 1994).
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
28 / 36
Werkinstructie
Bijlage 10: Omgaan met privacy Zie ook algemene informatie in ons beleid vermoeden kindermishandeling en huiselijk geweld Belangrijke tips bij het omgaan met privacy: • • •
• •
• •
• • • •
Betrek bij een overleg niet teveel mensen. Zorg dat informatie over kinderen en gezinnen altijd binnenshuis blijft. Contact met andere instellingen kan alleen na toestemming van de verzorger of wettelijk vertegenwoordiger. Contact met andere instellingen zonder toestemming kan alleen anoniem. Het gezin of kind mag dan niet bekend worden gemaakt. Een uitzondering hierop is het contact met het AMK. Dit kan zonder toestemming van ouders. Wees zorgvuldig met schriftelijke informatie. Ouders hebben recht op inzage in verslagen, formulieren en observatieverslagen. Alleen als het anonieme werkaantekeningen zijn, hebben ouders geen inzagerecht. Schrijf daarom alsof ouders over je schouder meekijken. Beschrijf waarneembaar gedrag en wees voorzichtig met interpretaties. Als ouders een verslag willen inzien, kun je voorstellen om het samen met hen te lezen. Erover te praten en waar nodig toe te lichten. Daarna kan een kopie worden meegegeven. Een andere mogelijkheid is om de belangrijkste punten uit het verslag en afspraken tijdens het gesprek op papier te zetten en aan de ouders te geven. Dit vormt tegelijk een leidraad voor eventuele volgende gesprekken met ouders. Schriftelijke informatie moet goed worden opgeborgen in een afsluitbare kast. Informatie die niet (meer) relevant is moet worden vernietigd of aan ouders worden meegegeven. Schriftelijke informatie mag niet zonder toestemming van ouders aan derden worden verstuurd. Eén uitzondering hierop vormt het AMK. Schriftelijke informatie die de instelling van derden ontvangt, moet ook met toestemming van de ouders zijn verstuurd. Als dit niet zo is, is het verstandig de informatie terug te sturen.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
29 / 36
Werkinstructie
Bijlage 11: Sociale kaart Websites landelijke instellingen: www.vooreenveiligthuis.nl Deze website wordt geïnitieerd door een aantal ministereis en bundelt alle informatie over campagnes die over een goed werkende samenleving gaan. Het Nederlands Jeugdinstituut www.NJi.nl/kindermishandeling Bureau Jeugdzorg www.bureaujeugdzorg.info AMK www.amk-nederland.nl de kindertelefoon www.kindertelefoon.nl regionale instellingen: AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Midden-Brabant Alleenhouderstraat 25 5041 LC Tilburg telefoon (013) 583 5 020 fax (013) 583 5 021 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Zuidoost-Brabant Wal 20 5611 GG Eindhoven telefoon (0492) 50 84 10 fax (0492) 50 8 411 Bureau Jeugdzorg BJZ Noord-Brabant Gabriel Metsulaan 1f 5613 LC in Eindhoven tel (040) 243 32 62 fax (040) 246 73 03 www.jeugdzorg-nb.nl Regionaal preventieteam kindermishandeling / steunpunt huiselijk geweld Via de algemene website van het Steunpunt Huiselijk Geweld kunt je de bereikbaarheid van regionale preventieteams kindermishandeling voor ons werkgebied terugvinden: www.veiligheidshuizen.nl
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
30 / 36
Werkinstructie
In Noord-Brabant bestaan vijf regionale Steunpunten Huiselijk Geweld. Je bereikt het steunpunt in jouw regio door het landelijke nummer Huiselijk Geweld te bellen: 0900 - 1 26 26 26 (vijf cent per minuut, 24-uurs bereikbaarheid) Je wordt dan automatisch doorverbonden met het Steunpunt in jouw regio. Eindhoven http://www.huiselijkgeweldbrabant.nl/ Steunpunt is fysiek ondergebracht in het Veiligheidshuis Eindhoven Nachtegaallaan 15a / Postbus 994 5613 CM Eindhoven / 5600 AZ Eindhoven tel: 040 – 23 88 100 email:
[email protected] Tilburg Steunpunt is fysiek ondergebracht in het Zorg- en Veiligheidshuis Midden-Brabant Spoorlaan 448 / Postbus 16 5038 CH Tilburg / 5000 AA Tilburg Telefoon: 013-5498430 Email via contactformulier! Bureau slachtofferhulp Website: www.slachtofferhulp.nl Telefoonnummer: 0900-0101 Slachtofferhulp Nederland Slachtofferhulp Nederland biedt slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen gratis praktische hulp, juridisch advies en emotionele steun. Er is geen wachttijd. Doorverwijzing vindt plaats via de politie waarna Slachtofferhulp Nederland slachtoffers in principe binnen 48 uur actief telefonisch benadert. Wie wil kan ook zelf via 0900-0101 contact opnemen. Ook nabestaanden, getuigen en betrokkenen kunnen een beroep doen op Slachtofferhulp. GGD Hart voor Brabant; regio Tilburg en ‘s Hertogenbosch e.o. www.ggdhvb.nl Ringbaan West 227 5037 PC Tilburg Algemeen telefoonnr. 0900-4636443 GGD Brabant-Zuidoost; regio Eindhoven, de Kempen www.ggdbzo.nl Vestiging Helmond De Callenburgh 2 / Postbus 810 5701 PA Helmond / 5700 AV Helmond Algemeen telefoonnr.: 088 - 0031100 / Fax: 088- 0031199 Vestiging Eindhoven Gebouw De Witte Dame Clausplein 10 5611 XP Eindhoven Algemeen telefoonnr.: 088 - 0031100
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
31 / 36
Werkinstructie
Politie 0900-8844 In geval van nood het alarmnummer: 112 www.politie.nl Tilburg e.o. Bureau Leijdal Bureau binnenstad Politiepost Julianastaete Bureau Wilhelminapark Bureau Tilburg West Bureau Tilburg Noord (+ Oisterwijk) Bureau Rijen (Gilze en Rijen, Dongen)
Ringbaan Zuid 498a Stationsstraat 22 Heuvelring 130-2 Wilhelminapark 6 Karel Boddenweg 9 Brucknerlaan 18 Anne Frankplein 1
Politie regio De Kempen Bureau Gestel Aalsterweg 290 Bureau Stratum Aalsterweg 290 Bureau Centrum Mathildelaan 4 Bureau Valkenswaard Waalreseweg 5 Bureau Veldhoven Geer 10
Tilburg Tilburg Tilburg Tilburg Tilburg Tilburg Rijen
Eindhoven Eindhoven Eindhoven Valkenswaard Veldhoven
Raad voor de Kinderbescherming Informatie via website: www.kinderbescherming.nl
Maatschappelijk werk Tilburg Instituut Maatschappelijk Werk www.imwtilburg.nl Telefoon: 013-5952710 Postadres: Postbus 119, 5000 AC Tilburg Op de website zijn 5 locaties in Tilburg (Reeshof, Noord, Oud-Noord, Zuid en West) te vinden en 1 locatie in Gilze en Rijen.
De Kempen De Lumensgroep Eindhoven De Lumensgroep www.lumensindebuurt.nl Don Boscostraat 4 | 5611 KW Eindhoven Postbus 2077 | 5600 CB Eindhoven Telefoon: 040 - 219 33 00 Fax: 040 - 219 33 01
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
32 / 36
Werkinstructie
Waalre, Valkenswaard (de Dommelen-regio) De Lumensgroep www.lumensindebuurt.nl Verschillende vestigingen op basis van de hulpvraag Telefoon: 040 - 2048500 Postbus 2077 | 5600 CB Eindhoven Huisarts: Het is niet mogelijk om voor ons hele werkgebied de huisartsen op te nemen in dit protocol Voor ieder kind dat wij opvangen staat de naam van de huisarts geregistreerd op het kindgegevensformulier. Locaties hebben zelf in geval van nood een lijst met te bereiken huisartsen. Voor nog meer (regionale) hulpverleningsinstellingen verwijzen we naar de sociale kaarten voor de regio’s Tilburg en De Kempen. Deze sociale kaarten zijn te vinden op ons infonet. Zij worden als ondersteunende documenten voor meerdere protocollen in ons kwaliteitshandboek toegevoegd.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
33 / 36
Werkinstructie
Bijlage 12: Procedure verzoeken AMK aan Kinderopvanggroep als informant Aanleiding AMK heeft in november 2008 een algemene informatiebrief gestuurd aan zorgverlenende instellingen voor kinderen. Met het verzoek om indien hierom gevraagd wordt gegevens van kinderen door te geven aan het AMK in het kader van een onderzoek na melding. In het geval van Kinderopvanggroep gaat het in eerste instantie om de locatiegegevens; waar komt een kind waarover een melding is ontvangen? In het kader van de onderzoeksplicht van het AMK in belang van het kind is Kinderopvanggroep verplicht om deze gegevens te leveren. Het moet dan wel duidelijk zijn dat het inderdaad het AMK is dat ons verzoekt om gegevens te leveren. Dus het verzoek moet officieel (en dus niet telefonisch) gebeuren. Kinderopvanggroep staat op het standpunt dat de bemiddelingsmedewerker de eerste contactpersoon is voor het AMK als het gaat om informatie-uitwisseling. Zij / hij vertegenwoordigt de gastouder. Kinderopvanggroep vindt het belangrijk dat de bemiddelingsmedewerker het eerste contact met het AMK zelf legt, zodat voorkomen wordt dat de gastouder onverwacht wordt benaderd door het AMK. Dit kan tot onnodige onrust leiden. Indien nodig kan afdeling kwaliteit en inkoop benaderd worden als er inhoudelijke vragen zijn. De vertrouwenspersoon kan ook benaderd worden als er vragen tot ondersteuning zijn. Procedure • Als het AMK (locatie-)gegevens wil van een kind dat bij Kinderopvanggroep bekend is stuurt, faxt of mailt het secretariaat van het AMK een verzoek tot leveren van deze info aan het Servicebureau Kinderopvang van Kinderopvanggroep. Dit verzoek is ondertekend door een medewerker van het AMK. Servicebureau Kinderopvang checkt waar dit kind geplaatst is binnen Kinderopvanggroep en licht vervolgens de betreffende bemiddelingsmedewerker van Kinderopvang Thuis telefonisch in met het verzoek om het secretariaat van het AMK te bellen; • Bemiddelingsmedewerker neemt zo spoedig mogelijk contact op met het AMK-secretariaat; De bemiddelingsmedewerker krijgt dan van het secretariaat de naam door van de maatschappelijk werker die belast is met de melding van het betrokken kind; • De bemiddelingsmedewerker heeft overleg met de gastouder en belt vervolgens zo spoedig mogelijk deze maatschappelijk werker en wisselt de gevraagde informatie uit. Op dit moment wordt dus pas de gastouder waar het kind komt aan het AMK bekend gemaakt; • Als het AMK rechtstreeks een gastouder belt met verzoek met informatie laat de gastouder de AMK-medewerker weten dat zij teruggebeld wordt. Zodat zij het telefoonnummer zelf kan verifiëren en terugbellen. Eventueel na overleg met haar bemiddelingsmedewerker; • Bemiddelingsmedewerker en/of gastouder en maatschappelijk werker AMK maken samen vervolgafspraken rondom informatie-uitwisseling. Het kan zijn dat op het moment van het eerste telefonisch contact er nog geen inhoudelijke informatie hoeft te worden gegeven; • Kinderopvang Thuis stuurt het verzoek van het AMK om informatie door aan de betreffende bemiddelingsmedewerker. Dit kan ook per fax of mail. Het wordt opgeborgen bij het contractdossier van het kind op Kinderopvang Thuis; • De gastouder bergt een kopie van het verzoek op in haar eigen kinddossier thuis.
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
34 / 36
Werkinstructie
Bijlage 13: Algemene informatiebrief AMK over informatieverzoek aan locaties
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
35 / 36
Werkinstructie
Protocol vermoeden kindermishandeling / Kinderopvang Thuis / augustus 2013
36 / 36