Protocol Bekkeninstabiliteit Doelgroepen: 1. kraamverzorgverpleegkundigen, kraamverzorgenden, wijkverpleegkundigen OKZ en consultatiebureau-artsen. 2. leidsters van de cursussen zwangerschapsgymnastiek Inleiding Medewerkers van de kraamzorg (leidsters zwangerschapsgymnastiek, kraamverzorgenden, kraamverpleegkundigen) en jeugdgezondheidszorg worden regelmatig geconfronteerd met vrouwen die klachten ondervinden door (mogelijke) bekkeninstabiliteit. De teammanagers vinden het daarom belangrijk dat er bij de medewerkers éénduidigheid bestaat in de kennis en de beroepshouding ten aanzien van dit onderwerp.
Inhoud van het protocol bekkeninstabiliteit voor doelgroep 1 : A. De basiskennis over bekkeninstabiliteit die alle medewerkers moeten beheersen: Wat is bekkeninstabiliteit, wat zijn de oorzaken, wat is het beloop, wat zijn de consequenties voor de barenshouding, naar wie kun je verwijzen, welke behandelingsmethoden bestaan er. B. De basiskennis voer algemene en ADL-adviezen die alle medewerkers moeten beheersen: Welke adviezen met betrekking tot lopen, zitten, liggen, bukken, tillen, dragen, etc. kun je geven aan vrouwen die last hebben van bekkeninstabiliteit.
Inhoud van het protocol bekkeninstabiliteit voor doelgroep 2 : A. zie boven B. zie boven C. Welke informatie moet er minimaal in de cursus zwangerschapsgymnastiek worden gegeven ? D. Op welke wijze moeten de oefeningen in de cursus zwangerschapsgymnastiek voor vrouwen met bekkeninstabiliteit worden aangepast ? Aan welke oefeningen laat je deze vrouwen niet meedoen ? E. Wat is de gewenste attitude als leidster zwangerschapsgymnastiek ten aanzien van eventueel betrokken hulpverleners, zoals huisartsen, gynaecologen en behandelende fysiotherapeuten/oefentherapeuten? Bijvoorbeeld als je een andere mening hebt over de gewenste behandeling. En wat doe je, als je zelf een eigen praktijk hebt, in het geval van een vrouw die je zou willen behandelen?
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
1
A. BASISKENNIS BEKKENINSTABILITEIT Bekkeninstabiliteit Tijdens de zwangerschap treedt er een proces op waardoor de beweeglijkheid van de bekkengewrichten wordt vergroot, zodat de baring plaats kan vinden. Dit is fysiologisch dat in sommige gevallen aanleiding geeft tot pijnklachten. In dat geval spreekt men van bekkeninstabiliteit. Een definiëring van bekkeninstabiliteit is: verslapping van de banden wat veel pijn of instabiliteit van het bekken geeft, dusdanig dat het dagelijks functioneren niet meer optimaal mogelijk is.
Ernst van de klachten en beloop Recent onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer de helft van de vrouwen tijdens de zwangerschap in enige mate last heeft van pijn onder in de rug of rond het bekken, in ernst uiteenlopend van lichte pijn van voorbijgaande aard tot sterk invaliderende problemen die niet meer overgaan. Sinds 1991 is er een patiëntenvereniging. Deze telt meer dan 5000 leden, zij schatten dat enige tienduizenden vrouwen aan bekkeninstabiliteit leiden. De overgrote meerderheid van vrouwen herstelt na de bevalling snel. Naar schatting 1 op de 1000 vrouwen heeft na een jaar zorg nog zoveel last dat ze medische hulp blijft zoeken. De plaats van de pijn is voor iedereen verschillend. De klachten nemen doorgaans tijdens de zwangerschap niet meer af. De pijn kan gelokaliseerd zijn in het schaambeen, lage rug en achterkant bekken, met uitstraling naar met name bil, lies en binnenzijde bovenbeen. Tevens kan de pijn uitstralen naar de bovenrug en zelfs in de nek. Er kan ook pijn, knappen en verschuivingsverschijnselen in en rond het schaambeen gevoeld worden. Soms werd tijdens de bevalling en knappend geluid gehoord. De pijn wordt vaak omschreven als een trekkende spierpijnachtige pijn. Ook wordt er vaak gesproken over een vermoeid, beurs gevoel ter plaatse van het schaambeen. Tevens kunnen er krachtsverlies, startpijn en soms incontinentieproblemen zijn. De patiënt kan niet lang staan, niet goed een been belasten en heeft pijn bij asymmetrische bewegingen, zoals traplopen en draaien in bed. Meestal ontstaan klachten bij een graviditeit van 20 tot 25 weken.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
2
Oorzaken 1. tijdens de zwangerschap: -hormonale veranderingen -zwakte van de spieren en gewrichtsbanden van rug en bekken 2. tijdens de bevalling: - mechanische factoren: een geforceerde kunstverlossing (tang en vacuümpomp) - een kind met een ongunstige ligging (bijv. stuitligging) - een verkeerde baringshouding : -achterovergekanteld bekken en hoog opgetrokken knieën -liggend met de knieën opgetrokken en twee verschillende mensen die de benen vasthouden met verschil in kracht.
3. Een combinatie van beide 4. Na een sportblessure of ongeval (ook mannen kunnen dus klachten krijgen)
Behandelingsmethodes
Bij de behandeling spelen belasting en belastbaarheid een erg belangrijke rol. Er moet een goed individueel evenwicht gezocht worden tussen rust en (zoveel mogelijk pijnvrij) bewegen. Ook de psychosomatiek is van belang. Door het lang rondlopen met deze aandoening ontstaat een toenemende inactiviteit en een versterkte pijnbeleving. Er ontstaat een gevoel van machteloosheid en er kan een schuldgevoel ontstaan. Zij voldoet immers niet aan beeld van een stralende blijde moeder. Ook angst dat het bekken onherstelbaar beschadigd wordt bij het bewegen is onterecht. Door angst wordt het bekken gefixeerd wat de klachten verergert. Door een tekort aan kennis over bekkeninstabiliteit kunnen patiënten soms erg lang rondlopen met deze aandoening. De klachten kunnen toenemen en soms kan zelfs onherstelbare schade worden opgelopen aan banden, kapsels en andere structuren rondom het bekken. Het is dan ook belangrijk dat er een juist diagnose gesteld wordt. De patiënt kan doorverwezen worden voor individuele therapie naar een fysiotherapeut of oefentherapeut. De therapie zal zich tijdens de zwangerschap met name richten op: • Uitleg geven over bekkeninstabiliteit • Geven van adviezen en leefregels • Individuele therapie afhankelijk van onderzoek en hulpvraag: - stabiliserende oefeningen en houdingscontrole - verbeteren van houding e beweging in de A.D.L. - verbeteren van spierkracht - rekken van spieren - bevorderen van de ontspanning Een ergotherapeut kan adviezen geven over eventuele aanpassingen en hulpmiddelen. Soms besluit men tot een operatie.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
3
DE BEVALLING Gedurende de ontsluiting is het van belang de buikademhaling toe te passen zoals geleerd tijdens de gym. De weeën kunnen worden opgevangen in een houding die als prettig ervaren wordt: liggend, zittend of voorover geleund. Heel goed is de weeëndans : - ga staan op beide benen en til je buik goed op met je handen vanuit je ellebogen - je partner staat achter je tegen je aan en houdt ook je buik met beide handen vast - zak door de linker knie, beweeg ritmisch terug naar het midden en zak door de rechter knie - herhaal dit steeds. Tijdens de baring moet het bekken wijken en moeten de bekkenbodemspieren uitrekken. Het is van belang dat de kracht geleidelijk aan opgevoerd wordt om deze structuren de tijd te geven zich daaraan aan te passen. De houding kan hierbij een belangrijke rol spelen. Zittend zal het kind sneller en met meer kracht door het bekken komen dan in rugligging. Tijdens de uitdrijving is het belangrijk om symmetrie in het bekken te bewaren. Dat kan op een baarkruk, liggend met de benen gebogen en voeten op het bed of met de benen opgetrokken als de vrouw ze zelf vasthoudt. Over “de beste baringshouding” bestaat verschil van mening. De volgende houdingen worden genoemd: 1. Het advies is om in een hoek van ongeveer 120 graden te gaan zitten met een kussentje in de rug om de normale lordose (holling van de rug) te handhaven. Dit kan op de baarkruk met de partner er achter, om als steun te dienen. Ook is dit mogelijk in bed, zittend met een steuntje onder de billen of op de schoot van de partner. 2. Als men liggend op de rug wil of moet bevallen is het raadzaam dat de partner en de verloskundige of de kraamverzorgende ieder aan een zijde een been in 90 graden ontspannen tegen zich aan houden, zonder in eindstanden te forceren. De vrouw kan zelf haar bovenbenen vastpakken en zich oprichten bij de persweeën. Men kan de geboorte wat vertragen door de voeten op het bed te houden. 3. Ook mogelijk is zittend in bed met de knieën opgetrokken en de voeten op het matras. (eventueel kussens onder de knieën.) De zwangere kan van tevoren met de arts/verloskundige die de bevalling gaat begeleiden de meest wenselijke baringshouding bespreken. Daarnaast is het belangrijk dat de aanstaande ouders zich realiseren dat het belang van de moeder den het belang van het kind tijdens de bevalling soms tegenstrijdig kan zijn. Het kan nodig zijn dat –in het belang van het kind- een snelle geboorte of een kunstverlossing een andere houding noodzakelijk maakt. Het is daarom van groot belang de ouders ervan te overtuigen dat ze goed moeten luisteren naar degene die de bevalling leidt. Alleen deze kan op dat moment de situatie overzien en in het belang van moeder en kind handelen.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
4
B.
ALGEMENE EN A.D.L. ADVIEZEN
•
Doe alles wat geen (na)pijn geeft. Vermijd de activiteit die wel (na)pijn geeft.
•
Verdeel de activiteiten goed over de dag.
•
Als iemand het advies krijgt een bekkenband te dragen bepaal je plaats en spanning als volgt. Draag een draagdoek (van niet elastisch materiaal) of de niet elastische band van 5 tot 7 cm. De band moet over S.I. gewrichten en schaambeen omgedaan worden. Om uit te proberen of de band goed zit wordt hij meestal eerst te strak omgedaan. Vervolgens laat men de patiënt iets doen dat normaal pijnlijk is. Als blijkt dat de pijn en zwakte niet minder zijn zal de band misschien iets hoger, lager of minder strak moeten zitten. Wanneer blijkt dat de klachten inderdaad minder worden moet de band steeds iets losser worden gedaan totdat de klachten weer toenemen. Zo bepaal je de juiste plaats van de bekkenband met de minste spanning (Mens 1991). Vaak moet de spanning in de band aangepast worden bij het gaan staan, zitten of liggen. Draag de band zoveel mogelijk, liefst 24 uur per dag.
•
Liggen: rust op je rug of zij, in het kraambed de evt. ruggesteun verwijderen bij rustmomenten. Bij ruglig: een houding waarbij 2 kleine kussens onder het bekken geplaatst worden blijkt minder klachten op te roepen. Bij zijlig: benen licht gebogen met het bovenste been een beetje naar achteren. Een kussen (eventueel met klittenband om het been) tussen de knieën en enkels. Eventueel kussens onder de buik en in de rug. Bij een hoog bed zorgen voor een ‘opstapje’. Eventueel een hoog-laagbed aanvragen. Het matras moet niet te zacht zijn, dit kan de klachten verergeren. In geval van een waterbed kan er een gewoon matras bovenop gelegd worden. Een te hard matras geeft niet overal genoeg ondersteuning. Een “eierdoppenkampeer matras”op het gewone matras kan verlichting geven. Een dekbed geeft niet veel druk zodat je je er gemakkelijker onder kunt bewegen dan onder de dekens.
•
Draaien in bed: - selfbracing (= spiercorset spannen) en de romp in het geheel draaien. - met badlaken als steeklaken de punten vastpakken en dan rollen. - strek het been aan de zijde waar je naar toe draait, de andere knie is gebogen met de voet op de onderlaag, de arm zet de beweging in, het bekken wordt opgetild door de bilspier te spannen, hoofd rollen, voet blijft staan tot bekken goed ligt.
•
Uit bed komen: op zij rollen en opdrukken tot op de rand van het bed, voeten naast elkaar op de vloer zetten en opkomen tot stand, eventueel met hulp van de handen op de bovenbenen.
•
Zitten: Keuze van de stoel is afhankelijk van doel en situatie. Een verstelbare stoel kan een uitkomst zijn (evt. tuinstoel met verstelbare rugleuning) om de drukbelasting goed te verdelen. Een stoel op wielen (bijv. bureaustoel) kan handig zijn als je je moet verplaatsen ; hiermee achteruit rijden! Een luchtring, pocket pillow en form fix kussen
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
5
geven verlichting van pijn bij het zitten. Een balkussen helpt bij pijn in het stuitje. Tijdens het zitten : rechtop, voeten op de grond, niet onderuit zakken, de knieën uit elkaar draaien. •
Opstaan uit de stoel: Voeten naast elkaar, spiercorset spannen, naar voren buigen in de heupgewrichten en afzetten op armleuningen of bovenbenen. Eventueel ook voeten in schredestand (eenmaal staand op het achterste been gemakkelijker naar voren bewogen worden).
•
Staan: Niet op één been staan, gewicht verdelen over beide benen, en druk naar de hielen. De rug moet recht en iets hol blijven.
•
(Trap)lopen: Zo min mogelijk traplopen, bij voorkeur zijwaarts de trap op- en aflopen. Als dit niet gaat zittend de trap op en af gaan met aangespannen spiercorset.
•
Bukken, tillen en dragen: Beperk dit zoveel mogelijk. Wanneer je toch iets moet tillen daarbij de knieën uit elkaar houden, in de heupgewrichten naar buiten buigen en de onderrug recht tot iets hol houden, pas daarna de knieën buigen. Maak geen draaibewegingen tijdens het tillen.
•
Fietsen: Op een dameszadel of zelfs een breed aangepast zadel. Het zadel moet zo laag staan dat de voeten gemakkelijk op de grond kunnen staan. Bij voorkeur een fiets met handremmen of versnellingen. Fietsen met een rechte rug, iets hol, absoluut niet bol. En géén spitsvoeten maken zoals bij ballet.
•
Kinderen verzorgen: - probeer zoveel mogelijk gebruik te maken van hun eigen mogelijkheden - bij het geven van borstvoeding gebruik maken van een goede ondersteuning (kussens) - pas de hoogte van commode of werkblad aan zodat je rechtop kunt staan (werkblad moet 3 cm. onder elleboog hoogte zijn) - pas de hoogte van de badstaand aan middels houten blokjes waarin een gat is gefreesd voor de poten. Een baby ondersteunen in bad is vermoeiend wat de houding betreft. Er zijn badsteunen verkrijgbaar die in het babybadje geplaatst kunnen worden, of tummy-tub baden. bij het geven van eten aan peuter of baby in kinderstoel dan tegenover het kind gaat zitten om draaibewegingen te voorkomen.
Deze opsomming is niet volledig. Voor wie meer wil weten: Het boekje “ergotherapeutische adviezen voor mensen met bekkeninstabiliteit “is te verkrijgen bij de patiëntenvereniging. Stichting voor bekkenproblemen in relatie tot symfysiolyse Postbus 38 6610 AA Overasselt tel: 024 – 6221352 (ma,di en woe) of 070- 363689.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
6
C.
INFORMATIE OVER BEKKENINSTABILITEIT IN DE CURSUS ZWANGERSCHAPSGYMNASTIEK
In de tweede les wordt bij “klachten in de zwangerschap” het onderwerp bekkeninstabiliteit besproken. Het verschil tussen de fysiologische verwekingen en bekkeninstabiliteit (pathologie) wordt duidelijk gemaakt. In elk geval komen aan de orde: - wat is bekkeninstabiliteit - wat zijn de verschijnselen Uitgebreider op het onderwerp wordt ingegaan als er in de groep vrouwen zijn met klachten (mogelijk) veroorzaakt door bekkeninstabiliteit.
D. AANPASSINGEN VAN DE OEFENINGEN IN DE CURSUS VOOR VROUWEN MET BEKKENINSTABILITEIT Vrouwen met bekkeninstabiliteit kunnen in principe gewoon meedoen aan de cursus. Bij de A.D.L. training, algemene ontspannings- en ademhalingsoefeningen kunnen de mensen met bekkeninstabiliteit gewoon meedoen (mits in de voor hen goede uitgangshouding) Hanteer het basisprincipe: blijf alles doen wat geen (na)pijn geeft en vermijd de activiteiten die wel (na)pijn geven. Veel vrouwen krijgen klachten als ze in rugligging moeten liggen/oefenen. De spierspanning die normaal is, in staande positie, op het bekken staat valt bij het liggen weg. Dit kan eventueel opgelost worden door oefeningen in zijligging of zittend op een stoel te doen. Oefenen in rugligging: voetzolen tegen elkaar en knieën uit elkaar bewegen. (de benen als het ware laten uithangen) en langzaam weer omhoog brengen.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
7
NIET DOEN: Laat de volgende oefeningen achterwege: • • •
Oefeningen die pijn doen Asymmetrische oefeningen Bekkenkantelen met retroflexie van het bekken
Vrouwen die individuele therapie krijgen kunnen de oefeningen die ze daar aangeleerd hebben uitvoeren op het moment dat jij als leidster de groep bewegingsopdrachten geeft.
E. ATTITUDE TEN AANZIEN VAN ANDERE HULPVERLENERS •
Bij verschil van mening over de gewenste individuele therapie neem je contact op met de betreffende behandelaar.
Bijvoorbeeld: een vrouw uit de groep vertelt welke oefeningen zij van haar behandeld therapeut moet doen, en jij bent het hier niet mee eens. Dan bel je hierover met de therapeut. Bijvoorbeeld: een vrouw met klachten die op bekkeninstabiliteit kunnen duiden is hiervoor naar de huisarts geweest. De huisarts zei dat er niets aan de hand was en dat behandeling niet nodig is. Jij denkt hier anders over. Je neemt dan contact op met de huisarts. •
Vrouwen met klachten kun je: - doorverwijzen naar de huisarts - algemene tips geven - wijzen op het bestaan van de stichting voor bekkenproblemen
•
Bedenk goed dat je nu cursusleidster bent en geen behandelend therapeut. Hou dit goed gescheiden. Bij klachten die meer individuele aandacht nodig hebben, moet je doorverwijzen naar de huisarts.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
8
Boeken over bekkeninstabiliteit geschreven door lotgenoten:
•
Bekkenpijn tijdens en na de zwangerschap Cecile Rost ISNB 90-352-2056-0
•
Bekkeninstabiliteit of “doet u maar rustig aan mevrouw” Judith Kouwenhoven ISNB 90-225-2028-5
•
Op weg naar morgen Angela Clavaux-van den Bosch
• •
Een ander mens Jaqueline Koedam
ISBN 90-9009802-X
ISNB 90-803508-1-8
Gedichtenbundel “Veel bewolking en hier en daar een bui” Klarien van Elburg ISBN 90-9010416-X
Bronvermelding: •
“Rug- en bekkenklachten tijdens en na de zwangerschap; verslag van het 2e symposium. Uitgave van Stichting voor bekkenproblemen in relatie tot symfysiolyse.
•
“Ergotherapeutische adviezen voor mensen met bekkeninstabiliteit” Uitgave door Stichting voor bekkenproblemen.
•
“Bekkeninstabiliteit” artikel uit Cesar Magazine juni 1997; Jan Mens
•
Reader behorende bij de cursus “begeleiding van oefentherapie Mensendieck en Cesar bij bekkeninstabiliteit als gevolg van zwangerschap” door Michel v.d. Aa en Jacqeline Bos-Hulzer.
•
“Bekkenpijn tijdens en na de zwangerschap” door Cecile Rost
•
Richtlijnen voor patiënten met peripartum bekkeninstabiliteit, adviezen in de dagelijkse handelingen; door Annemiek Bedet.
LANCELOT Kraamzorg protocollen 2007 - protocol Bekkeninstabiliteit -
9