Protestantse wijkgemeente Zoetermeer-Noord, Orde van dienst. Datum: 16 augustus 2015 Locatie: Ichthuskerk LITURGIE B KOMEN Lied voor de dienst Bunde ONC/Ichthus nr. 22: 1, 2 Welkom Aanvangslied: Lied 274: 1, 2, 3 Moment van stilte Begroeting en bemoediging Psalm van de Zondag Psalm 139: 1, 2 Gebed van toenadering Lied 1005: 1, 2, 4 WOORD Gebed om licht van de Geest Moment met de kinderen Lied met de kinderen ONC/Ichthus 82: 1, 2, 3, 4 Bijbellezing Jesaja 35: 1-10 Psalm 146: 1, 3 Bijbellezing Marcus 7: 31-37 Lied 534: 1, 4 Preek Gemeente des Heren, zusters en broeders, In gedachten trok ik het land rond. Zag boerderijen en flats, villa's en arbeiderswoningen. Ik sprak met mensen, aaide honden over hun kop. Ik passeerde borden van Zutphen, Zoelmond, Amsterdam en Amen. Verregende bij buien, en verbrandde in de zon. De stilte hield me wakker, de branding liet me dansen. En al die tijd, al die tijd zag ik hoe mensen met elkaar omgingen. In het groot en in het klein. In de stad en op het dorp. Toen klom ik op een heuvel en zag de mensen. Ik keek ze aan, en herkende ze van mijn tocht. Ik kwam ze steeds weer tegen, overal en altijd. De spreker, de luisteraar. De stotteraar en degene die maar niet kan ophouden met spreken. De aandachtige kijker, alsof hij de woorden afving van de mond. Ik zag ook hoe zij met elkaar omgaan. Hoe vaak ze dezelfde taal spreken, en toch elkaar niet verstaan. 1
Hoe vaak ze dezelfde woorden gebruiken, en toch elkaar niet begrijpen. Mensen die zij aan zij door het leven gaan. En toch zich in de steek gelaten voelen. Vereenzaamd en teleurgesteld. Zoveel mensen die doof zijn – op allerlei manieren. Zoveel mensen die slechthorend zijn – door allerlei oorzaken. Zoveel mensen die moeilijk spreken – maar weinig geduld krijgen. Mensen daarin vaak niet herkend en erkend worden. Hun doofheid niet begrepen. Hun verlamde tong niet gezien. [...] In gedachten trok ik van straat naar straat. En zag mensen die in gebarentaal spreken. En wie doof geboren is ook vaak moeilijk spreken – vinden wij, horende mensen. Tegenwoordig mag het, gebarentaal. Maar begrijp ik dan als horende mens die ander? Zelfs als ik gebarentaal zou leren? Wat ik moest leren is dat die andere taal een volledige taal is. Met een eigen cultuur en zijn eigen woorden tussen de gebaren door. Misschien met meer behoefte aan aanraking dan ik wil. En ik moest denken aan Jezus die zoveel doet in dit verhaal. Vroeger vertaalden we dit gedeelte met 'de doofstomme mens'. Maar dat klopt niet, het is een dove mens die moeilijk spreekt. En wat doet Jezus? Olijk gezegd: hij stuitert eromheen. Het verhaal barst uit zijn voegen door de actie. De tekst trilt van de werkwoorden, het lichaam komt in beweging. Vingers, oren, tong, ogen, adem, speeksel. En zie de mens, die bekend stond als “de dove”, wordt weer mens. Dat dacht ik allemaal, staande op mijn heuvel, kijkend naar Jezus. Dit verhaal verandert de wereld niet. Maar voor die ene mens is de hele wereld veranderd. En ik dacht: wat betekent nu dit verhaal? Want letterlijk dove mensen weer horend maken kan ik niet. En ik denk dat de meeste mensen het gek zouden vinden als ik hun tong zou aanraken. Wat vraagt dit verhaal van ons als het gaat om de dove mens? 2
Allereerst dat we niemand “de dove” noemen. Want geen mens valt samen met één van zijn of haar kenmerken. Het tweede is dat mij treft de tijd en de aandacht die Jezus aan deze mens schenkt. Een aparte, veilige ruimte. En inzet van alle mogelijke manieren om te communiceren. Maar ik voel ook nog dat er een andere laag in het verhaal zit. Is doofheid in de bijbel alleen maar letterlijk? Jesaja zegt iets anders: Zeg tegen iedereen die radeloos is: ‘Houd moed, wees niet bang, hier is uw God, Hij brengt de wraak mee, de goddelijke vergelding, Hij komt u redden.’ Dan worden de ogen van de blinden geopend en de oren van de doven geopend. Dan danst de kreupele als een hert en juicht de tong van de stomme. En water welt op in de woestijn, rivieren in het dorre land. Het verschroeide land wordt een meer, de dorstige grond een waterrijke fontein. Op de plaats waar jakhalzen lagen, groeien dan riet en papyrus. Daar komt een gebaande weg* die de heilige weg zal heten. Geen onreine zal die betreden, die gaat zijn eigen weg, geen dwazen dwalen er rond. Dat is dichterlijke taal. Blindheid, doofheid, stomheid en kreupel zijn hebben hier óók een verwijzende functie. En dat lijkt bij Marcus ook, want de dove wordt weer mens. […] In gedachten trok ik door het land. En ik kwam in de instellingen met hun prachtige landgoederen. Ik volgde wandelroutes die deze instelling met elkaar verbinden. Maar ik dacht aan de mensen die daar moeten verblijven. Apart gezet, voorzien van alle zorg. Maar toch ook: buitengesloten? Wat doet dat met je? Als de omgeving bang van je wordt? Met de handen in zijn haar zit omdat ze je niet begrijpen, niet verstaan? Wie is er doof, wie spreekt er moeilijk? Wie wordt er opgesloten in bepaalde taal? Wie wordt er buiten onze alledaagse woorden gehouden? Vroeger raakten mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap vaak in de goot. 3
Tegenwoordig is er de zegen van specialistische zorg en de zorgplicht van de overheid. Maar toch – kennen wij hun taal, of spreken wij moeilijk? Even vóór het verhaal over de mens die doof is, gaat het over rein en onrein. Een discussie met farizeeën en schriftgeleerden. Bang voor onreinheid, en ze mopperen op de leerlingen van Jezus. Die leerlingen wassen hun handen kennelijk onvoldoend voor ze gaan eten. Jezus is ongemeen scherp, noemt ze huichelaars. Maar wat belangrijker is: hij geeft een andere uitleg van het woord 'onrein'. De Griekse woorden voor 'rein' en 'onrein' hebben met 'erbij horen' te maken. Onrein wil zeggen 'er niet bij horen'. Rein en onrein hebben uiteindelijk te maken met buitensluiten. Mensen met een lichamelijke of psychische handicap worden vaak buitengesloten. Daar lijden ze aan: ze missen dingen, begrijpen de alledaagse taal niet. En horen daardoor moeilijk, lijken soms wel doof voor wat we goedbedoeld zeggen. In veel gevallen worden mensen daardoor weggehouden van het heilige. Komen aan de zijlijn van het heil te staan. Hebben meestal ook minder macht, mogen niet zelf beslissen, en bepalen niet zelf te taal waarmee wordt gesproken. Jezus zie ik veel van dit soort grenzen doorbreken. Hij gaat om met mensen die onrein waren verklaard. Raakt aan wie onaanraakbaar is gemaakt. Ook daarin kan dit verhaal ons helpen. Vingers, oren, tong, ogen, adem, speeksel. Hij zet alles op alles om de buitensluiting op te heffen. […] Ik klom op die heuvel en zie nog andere mensen gaan. Ze lopen de gebaande wegen, maar richten hun blik achter de einder. Ze lijken gewoon, alledaags – maar hun stem is dat niet. En in hun ogen herken ik wat ik lees. Over de schade die de oorlog teweeg brengt. Schade die je op een bepaalde manier doof maakt. Schade die maakt dat je moeilijk spreekt. Moeilijk spreken over wat hen is overkomen. Juist rond 70 jaar capitulatie van Japan dringen de verhalen zich op. En staande op die heuvel denk ik aan die vrouw. Met horten en stoten komt het verhaal, fragmentarisch, verbrokkeld. 4
Ze laat op zeker moment een krantenartikel voor haar spreken. Het verhaal dat in haar leeft breekt haar tong. Dat verhaal sluit haar oren toe voor de taal van de liefde. Als het over de Japanse onderdrukking gaat. Als het gaat over de kampen. Over troostmeisjes. Over misbruik en geweld. Of de bizarre verhalen over de omkering in Indonesië. De omkering waarbij Japanners van onderdrukkers beschermers werden. Omdat de revolutie losbarstte – de Bersiap-tijd. Kampen veranderden van een plek van vrijheidsberoving in een min of meer veilig oord. Volksgenoten werden van medestanders je ergste vijand. Afkomst werd ineens doorslaggevend en bedreigend. En daarna die andere verhalen, rond de politionele actie in de jaren '40. Nederlandse soldaten die voor de één reddende engelen zijn geweest. En voor de ander plegers van oorlogsmisdaden. Als machtsverschil wordt misbruikt verwoest dat delen van de ziel. Maakt het hart op een bepaalde manier doof, legt de tong bijna lam. Hoe zou Jezus dáar nu mee zijn omgegaan? Staande op die heuvel weet ik dat niet. Ik weet alleen dat hij wel eens vroeg: Wat wilt u dat ik u doen zal? Daar moet ik het maar mee doen. Misschien dat ook mensen met deze diepverborgen verhalen weer mens kunnen worden als ik die vraag stel. En met engelengeduld er voor ze ben. Met hen bereid ben rond te trekken door het land. Om samen die borden te onder ogen te komen. Niet alleen Westerbork, Amersfoort. Ook: Soerabaja, Ambarawa, Banjoebiroe en Magelang. […] In gedachten trok ik het land rond. Zag mensen met een naar binnen gerichte blik. Hoorde hun woorden, maar verstond hen niet. Ik vertelde mijn verhalen, maar zag onbegrip. Zocht naar betekenis, zocht naar zin in de waanzin. En steeds, na elk gesprek, was er een open einde. Wie is die dove mens? 5
Wie spreekt er moeilijk? Ben ik het uiteindelijk niet zelf? Hoor ik de ander werkelijk? Is wat ik zeg een antwoord op wat de ander nodig heeft? Hoe vaak schieten mijn goedbedoelde woorden tekort? [...] En ik klim op mijn heuvel- zie ik een mens komen. Een mens als vele anderen, naar wie ik kijk. Maar hij kijkt mij aan, zoekt mij op. Daar staan we, met zijn tweeën. De anderen vallen weg, hoor ik niet meer. Hij kijkt mij aan, ik weet niet veel meer te zeggen. Hij spreekt niet veel maar wat hij zegt raakt mij. Eén korte zin, voor mij bedoeld: Word geopend […] Ik trek het land rond. Langs steden en dorpen. Kom in villa's en arbeiderswoningen. Ik spreek met mensen. Luister zo goed mogelijk naar hun verhalen. En als het erop aankomt heb ik maar één gebed in mijn hart: Word geopend. Amen. Muziek ANTWOORD Eva's lied 78: 1, 2, 3 (Tot spreken heb je mij gehoord) Voorbeden, Stil gebed, Onze Vader (mededelingen en) Gaven – Ondertussen komen de kinderen terug GAAN Zegen beantwoord met driemaal “amen” Slotlied: Lied 423: 1, 2, 3 (Nu wij uiteengaan)
6