Projectscan voor de ondergrond Case: Rotterdamse Baan/Binckhorst December 2012
Inhoudsopgave VOORWOORD
1. Projectomschrijving 1.1 Achtergrond en projectdoelstelling 1.2 Op te leveren producten 1.3 Uitgangspunten en randvoorwaarden 1.4 Risico’s 1.5 Procesaanpak en fasering Fase 1: Voorbereidingsfase Fase 4: rapportage methodiek bouwen Fase 5: projectafsluiting
5 5 6 6 6 7 7 7 7
2. Krachtenveld en afwegingsproces 2.1 Ontwikkelmodel voor de ondergrond 2.2 Ondergrondinformatie op maat voor het RO proces: Torens 2 en 3 uit het hiervoor beschreven Torenmodel 2.3 Ondergrondinformatie draait volwaardig mee in het RO proces: Toren 4 uit het hiervoor beschreven Torenmodel
8 8 11 13
3. Binckhorst/Rotterdamse baan projectomschrijving
15
4. Archeologie en aardkundige waarden 4.1 Archeologie Deel I 4.2 Archeologie Deel II 4.3 Aardkundige waarden deel I 4.4 Aardkundige waarden deel II 4.5 Contactpersoon archeologie (en aardkundige waarden) 4.6 Toelichting bij kaart
17 17 17 17 17 18 18
5. Niet-gesprongen explosieven 5.1 Deel I 5.2 Deel II 5.3 Contactpersoon 5.4 Toelichting bij kaart
20 20 20 20 21
6. Grond en grondwater 6.1 Verontreinigde grond Deel I 6.2 Grondverzet Deel I 6.3 Deel II
23 23 23 23 2
6.4 Contactpersoon 6.5 Toelichting bij kaarten
24 24
7. Water 7.1 Contactpersoon
29 29
8. Ecologie 8.1 Inleiding 8.2 Contactpersoon 8.3 Toelichting bij kaart
31 31 32 32
9. Constructief 9.1 Deel I: Relaties met: 9.2 Deel II: “ondergrond-scan”/constructies 9.3 Contactpersoon 9.4 Toelichting bij kaarten
35 35 35 36 36
10. Kabels, Leidingen, Funderingen en externe veiligheid 10.1 Deel I: Relaties met: 10.2 Contactpersoon 10.3 Toelichting bij kaarten
43 43 43 44
11. Duurzame Energie 11.1 Stappen Stap 1: Info over potentiele ontwikkeling Stap 2: Basisinfo: Stap 3: Voorkeurslocatie 11.2 WKO 11.3 Geothermie 11.4 Contactpersoon WKO 11.5 Contactpersoon Geothermie 11.6 Toelichting bij kaarten WKO 11.7 Toelichting bij kaarten Geothermie
48 48 48 48 48 49 49 50 50 51 55
12. Proces adviezen 12.1 Van Data naar Informatie naar Kennis 12.2 Van kwalitatief naar kantitatief 12.3 Proces
57 57 59 60
Colofon
61 3
Voorwoord Werd de ondergrond vroeger vaak alleen gezien als een belemmering en een kostenpost bij de uitvoeringsfase van gebiedsontwikkeling, onder toenemende ruimtedruk in onze compacte stad krijgen we steeds meer oog voor de mogelijkheden van ondergronds ruimtegebruik. Daarnaast zijn we druk met onderzoek naar duurzame energiebronnen in onze ondergrond. Maar willen we optimaal gebruik maken van aangegeven mogelijkheden, dan zullen die zo vroeg mogelijk en zo helder mogelijk een plek moeten krijgen in het planproces. Binnen de Carrousel Ondergrond en Ordening, een initiatief van COB en SKB, zijn afgelopen jaren diverse projecten ondernomen die daar zich richten op het ontwikkelen van een bruikbare standaard methodiek om bij gebiedsontwikkeling m.b.t. de ondergrond integraal afgewogen keuzes te maken in de uitwerking, het ontwerp en het beheer van ruimtelijke plannen, c.q. organische gebiedsontwikkeling. Ca. 2 jaar geleden ben ik als senior projectleider/adviseur DSO/OR/Grondzaken vanuit het project Nieuw Binckhorst deelnemer geworden van de Caroussel Ondergrond en Ordening. In dit verband is het project Masterplan voor de Ondergrond (MvO) opgestart in een samenwerkingsverband tussen Rotterdam (Ingenieursbureau), Amsterdam (Project Zuid As) en Den Haag. De voor u liggende rapportage is het resultaat van de uitwerking van een variant recente variant van de caroussel methodiek. Voor het project hebben zowel het project de Binckhorst als SKB/COB ieder een budget van € 10.000,- beschikbaar gesteld (totaal € 20.000,-). Deze rapportage is alle ondergronddisciplines binnen Gemeente Den Haag hebben informatie over hun thema’s op begrijpelijke kaarten weergegeven. Informatie waar andere disciplines mee uit de voeten kunnen Een dergelijk instrument kan tevens ingezet worden als toets onderbouwing bij locatiekeuzen in een organische ontwikkeling. Tenslotte kan dit instrument ook bruikbaar zijn om het bevoegd gezag meer/beter inzicht te geven in een integrale aanpak van bodemvraagstukken, waardoor mogelijk het speelveld van innovatieve saneringsmethodieken op een verantwoordelijke wijze vergroot wordt.
Namens het Caroussel Ondergrond team, John Nieuwmans Projectleider Uitvoering Subsidie Projecten (USP) Milieu en Vergunningen Gemeente Den Haag Dienst Stadsbeheer
4
1.
Projectomschrijving
1.1
Achtergrond en projectdoelstelling De komende 20 jaar ontwikkelt De Binckhorst zich van een binnenstedelijk bedrijventerrein van ca. 130 ha tot een internationaal aansprekend, hoogstedelijk woon-, werk- en leefgebied. Zowel onder- als bovengronds zal het gebied opnieuw worden ingericht. Het gebied is groot, de ontwikkelingstermijn te lang en de economische marktwerking onvoorspelbaar. Vertrekpunt voor discussie over de inrichting van het gebied is de beschikbaarheid en de ontsluiting van gegevens en informatie over boven- als ook ondergrond. Tijdens de voorbereiding van ruimtelijk plannen worden allerlei gegevens over de ondergrond bij elkaar gezocht en worden deze gegevens gecombineerd geëvalueerd om uiteindelijk te culmineren in een nieuwe ruimtelijke ordening. Tijdens de uitvoeringsfase zullen de plannen worden bijgesteld op basis van wijzigende economische omstandigheden.
Door middel van een Dynamische GIS omgeving kunnen gebiedsontwikkelaars optimaal ondersteund worden tijdens: • het vaststellen van de definitie van de thema’s en relaties hiertussen; • het bewaken van de integraliteit en mechanismen tussen de thema’s/disciplines en hoe om te gaan met weging van de belangen die behoren bij de thema’s/disciplines; • inventarisatie van het huidige beleid en wet- en regelgeving; • het in kaart brengen van de (on)mogelijkheden van de ondergrond Dit project heeft tot doel: • het verzamelen van geo-informatie binnen een GIS systeem waarin informatie over de ondergrond per thema wordt geordend en de relaties tussen de thema’s worden gedefinieerd; • de informatie in het GIS zodanig op te slaan, dat deze voor beleidsmakers concrete antwoorden geeft op het niveau van de planvorming; • inzicht te geven in de kosten en kansen van zowel integrale planvorming als organische ontwikkeling. Eind 2011 is het project opgestart en is er in Amsterdam een workshop gehouden. Aan de workshop hebben zowel locale als landelijke deskundigen deelgenomen. Uiteindelijk zijn daar op basis van de in de “Routeplanner voor de Ondergrond” gedefinieerde thema’s de 8 relevante hoofdthema’s gedefinieerd. Archeologie en explosieven; Leidingen en externe veiligheid; Constructief; Ecologie; Ondergrondscan; grondwater; Grond; Duurzame energie; Water. Juni 2012 was de beoogde opleverdatum van het project..
5
1.2
Op te leveren producten Een GIS systeem met: voor beleidsmakers relevante informatie per thema; gedefinieerde relaties tussen de thema’s; de mogelijkheid om voor een integraal plan en een organische ontwikkeling een overzicht te geven van de kansen en kosten m.b.t. de ondergrond.
1.3
1.4
Uitgangspunten en randvoorwaarden a. b. c. d. e. f.
Bestaande kennis uit het samenwerkingsverband tussen Rotterdam, Amsterdam en Den Haag m.b.t. de ondergrond maximaal benutten; de kennis opgedaan in een vergelijkbaar project in Rotterdam optimaal in te zetten; het GIS wordt gevuld, beheerd en ontsloten door DSO-L&V; de informatie wordt verzameld voor het Haagse Binckhorst gebied; de informatie wordt opgeslagen in het GIS dat binnen DSO-L&V wordt gebruikt; In het project MvO zijn de volgende 8 relevante thema’s voor de Binckhorst gedefinieerd: a. Archeologie en explosieven b. Leidingen ne externe veiligheid c. Constructief d. Ecologie e. Ondergrondscan; grondwater f. grond g. Duurzame energie h. water
g. h. i.
de inhoudelijk experts spelen een belangrijke rol in het hele proces en moeten daarvoor capaciteit kunnen vrijmaken; de methodiek moet breder dan de Binckhorst bruikbaar zijn; de opgeleverde kwaliteitskaarten zouden ook in het Haagse WebGIS opgenomen moeten kunnen worden.
Risico’s Risico: Door bezuinigingen te weinig inzet mogelijk Maatregel: MvO hogere prioriteit laten geven. Risico: De benodigde gegevens van een thema zijn binnen de Haagse context niet aanwezig Maatregel: thema niet opnemen
6
1.5
Procesaanpak en fasering Fase 1: Voorbereidingsfase a. Opstellen en goed laten keuren Plan van Aanpak b. Gegevenseigenaren benaderen c. Verzamelen direct beschikbare gegevens d. Visualiseren in werkkaarten met een zelfde schaal Fase 2: Workshop e. Presentatie alle (sectorale) gegevens per thema in workshop met alle inhoudelijke experts f. Vaststellen benodigde geaggregeerde kaarten (kwaliteitskaarten) g. Bepalen zinvolle legenda’s per thema h. Experts met huiswerk naar huis sturen Fase 3: vullen GIS i. Verwerken schetskaarten experts in informatielagen j. Relaties definiëren en waar mogelijk geautomatiseerd aanbrengen k. Bronnen, relaties en informatielagen documenteren Fase 4: rapportage methodiek bouwen Fase 5: projectafsluiting l. projectdocumentatie afronden m. presentatie naar betrokkenen
7
2.
Krachtenveld en afwegingsproces
2.1
Ontwikkelmodel voor de ondergrond De ondergrond is een integraal onderdeel van de ruimte. Klinkt logisch, maar hoe komt een organisatie tot integratie van ondergrond en ruimte. Dit is een leer- en ontwikkelproces. Einddoel van het gehele proces is dat de ondergrond op een volwaardige wijze wordt meegenomen en afgewogen in ruimtelijke ordeningsprocessen. Om het proces, de ontdekkingsreis om deze gewenste eindsituatie uiteindelijk te bereiken helder te krijgen, wordt onderscheid gemaakt in verschillende fasen met bijbehorende stappen. We noemen dit het Ontwikkelingsmodel Ondergrond, dat is gebaseerd op het principe van het Torenmodel, een uitgewerkt model van het SKB-project “Ondergrond: Vergroot je ruimte!”.In onderstaand schema, het Ontwikkelingsmodel Ondergrond, is dit traject met tussenstations en te zetten stappen schematisch weergegeven. De bovenste regel van de toelichtende tekst is bestemd voor de RO-er, de onderste regel voor de ondergrondadviseur.
8
9
Wisselwerking tussen RO - Ondergrond In feite is er dus sprake van twee ontwikkelingsprocessen die met elkaar interacteren. Het zal vaak voorkomen dat de beide organisatie onderdelen (Ondergrond en RO) zich niet in hetzelfde stadium van hun ontdekkingsreis bevinden; mede afhankelijk van waar het interactieproces is gestart. Wees in het interactieproces er voortdurend van bewust dat uw ondergrond of ruimtelijke collega op het moment dat u naar hem toe stapt zich wellicht niet in dezelfde fase bevindt als u. Is hij al in staat om antwoord te geven op uw vragen? Heeft hij de doelen en ambities vanuit de ondergrond helder of wordt het belang van de ondergrond binnen ruimtelijke projecten al onderkend. De vraag is dus telkens hoe kan worden toegewerkt naar het benodigde kennisniveau en de daarvoor nodige interactie (in gelijke fase te raken). Zo kan het voorkomen dat wanneer het interactieproces is gestart vanuit het RO-werkveld en zij zich door zelfstudie bijvoorbeeld al in Ontwikkelingsfase 3 bevinden, het ondergrond werkveld zich nog in Ontwikkelingsfase 1 bevindt. Er moet dan dus een inhaalslag plaatsvinden. Het ondergrondwerkveld moet dan waarschijnlijk wel starten met Ontwikkelingsfase 1, maar Ontwikkelingsfase 2 kan waarschijnlijk veel sneller/beperkter, omdat het RO-werkveld al bewust is van het belang van de ondergrond. Gestreefd moet worden naar gelijk gefaseerd zijn. Belangrijk om te bedenken is en blijft het uitgangspunt: Het eindstadium (Ontwikkelingsfase 4) kan alleen gezamenlijk worden bereikt !Toelichting op onderscheiden ontwikkelingsfasen Op basis van het principe van het Torenmodel wordt in de navolgende hoofdstukken de ontwikkeling naar de gewenste eindsituatie en de hierin onderscheiden tussenstations/ontwikkelingsfasen en stappen beschreven. De ontwikkelingsfase worden daarbij dus zowel beschreven vanuit de ondergrond als vanuit het RO-werkveld.
Fase 0
1
2
3
RO RO kent de toegevoegde waarde van de ondergrond in zijn proces nog niet
Ondergrond Ondergrond is nog sectoraal aan het werk en kent het belang van de ondergrond binnen het RO-proces nog niet Stap1: Bewustwording / Oriëntatie e RO heeft zich georiënteerd en weet globaal Inventarisatie ondergrondthema’s is uitgevoerd en 1 waar ondergrond onderdeel moet vormen aanzet voor visie en ambities gereed van zijn proces Stap 2: Aansluiting zoeken / Verbinden RO is bekend met de ondergrond en weet Ondergrond is bekend met de rol van de ondergrond wat er aan informatie, zowel van de kansen binnen het RO-proces en schetst zowel de kansen als als beperkingen, beschikbaar is de beperkingen Stap 3: Interactie en Verdieping RO geeft de ondergrond een plek in zijn Ondergrond levert informatie op maat voor het ROproces en stelt vragen over de proces en schetst proactief de combinatiekansen met mogelijkheden die de ondergrond biedt de ondergrond Stap 4: Implementatie / Integratie RO geeft ondergrond een vanzelfsprekende Ondergrond draait volwaardig mee in RO-proces en plaats in zijn proces combineert de ondergrond met de ruimtelijke vraagstukken in een gebied.
10
2.2
Ondergrondinformatie op maat voor het RO proces: Torens 2 en 3 uit het hiervoor beschreven Torenmodel Wil je bij gebiedsontwikkeling optimaal gebruik maken de mogelijkheden van de ondergrond dan zal deze tijdens het planproces ingebracht moeten worden (1) op het juiste moment, (2) in de juiste vorm. .
1.
Informatie op het juiste moment:
Ongewenste situatie:
Gewenste situatie:
11
2.
In de juiste vorm:
Ongewenste situatie:
Gewenste situatie:
Methodiek “Kop van Feijenoord” door Ignace van Campenhout en Kees de Vette (Gemeentewerken Rotterdam)
12
2.3
Ondergrondinformatie draait volwaardig mee in het RO proces: Toren 4 uit het hiervoor beschreven Torenmodel Informeren is bovenal communiceren. Tijdens eerdere SKB projecten uitgevoerd binnen het programma “Ontwerpen met de Ondergrond” , (uitvoering door TNO/Deltares), namen de workshops met ondergrondspecialisten en planeconomenen een belangrijke rol in. Tijdens deze sessies presenteerden onder¬grondspecialisten hun kennis over het gebied aan gebiedsontwik¬kelaars en planeconomen aan de hand van kaarten, met hen zelf in de rol van ‘levende legenda’2. Er ontstonden le¬vendige discussies waarbij vraag en aanbod steeds beter op elkaar werden afgestemd. Aanbieders kregen zo meer gevoel voor de ge¬dachtewereld en de specifieke behoeften van de vragers en vice versa. Er groeide een band tussen ondergrondspecialisten en planeconomen en in de vorm van ‘heb je ook gedacht aan…..?’ en kwamen kansen in beeld. Met “Ontwerpen met de Ondergrond” wordt vanuit een duurzaam handelingsperspectief gezocht naar methoden en oplossingen die een betere afstemming tussen de ondergrond en de bovengrond bewerkstelligen. Rekening houden met het natuurlijk systeem (en ook met het artificiële systeem wanneer dat nodig is) kan kansen bieden voor een betere ruimtelijke kwaliteit, klimaatadaptatie (watersysteem), klimaatmitigatie (energie) en kostenbesparing. Binnen dit project is een methodiek ontwikkeld om de ondergrondse eigenschappen voor de bovengrond inzichtelijk te maken. De methodiek gaat in op de bovengrondse lagen van de stad: infrastructuur, openbare ruimte, gebouwen en stromen als lucht, water, afval en zet deze af tegen de ondergrondse functies, zoals water, energie, bodem en civiele constructies. De methodiek is in verschillende workshops met projectteams van stadsontwikkeling en de ingenieurs toegepast. Daardoor is de methodiek enerzijds verbeterd en anderzijds zijn er inhoudelijke conclusies uit voortgekomen. Tijdens de workshop werd plenair per groep van de ondergrondse kwaliteit aangegeven of dit een probleem, vereiste, kans of aandachtspunt is bij de verschillende lagen van de verbrede lagenbenadering (zie onderstaande figuur: urban system framework). De kwaliteiten zijn gegroepeerd in opgaven water, energie, civiele constructie en bodem.
13
Methodiek “Ontwerpen met de Ondergrond”, door Fransje Hooimeijer (TNO) en Linda Haring (Deltares)
14
3.
Binckhorst/Rotterdamse baan projectomschrijving De Binckhorst is een van de negen gebieden die in de Structuurvisie Wereldstad aan Zee uit 2005 werden aangewezen als ontwikkelingsgebied. Het doel was om de Binckhorst in relatief korte tijd te transformeren tot een duurzaam en hoogwaardig woon-, werk- en leefgebied. In een masterplan waren de ambities voor de grootschalige integrale gebiedsontwikkeling uitgewerkt. De noodzakelijke investeringen waren fors en zouden vooral gedragen worden door de gemeente, de rijksoverheid en een select aantal grote ontwikkelaars. In 2008 diende de economische crisis zich aan, met als gevolg voor de Binckhorst dat de beoogde samenwerking met grote marktpartijen niet van de grond kwam. De gemeente zag zich gedwongen haar positie en aandeel in de ontwikkeling opnieuw te overwegen in het licht van teruglopende financiële middelen en de noodzaak te bezuinigen. Een grootschalige integrale gebiedsontwikkeling, met een bijbehorende actieve grondpolitiek, is niet langer realistisch en verantwoord. De drijvende krachten achter de stedelijke ontwikkeling zijn de afgelopen jaren gewijzigd. Mede als gevolg van de economische crisis zit de woningmarkt op slot. Banken verstrekken minder gemakkelijk leningen en consumenten hebben minder te besteden. Hierdoor kunnen ontwikkelaars minder bouwen en hebben consumenten steeds meer moeite om hun huis te verkopen. Daarbij is de kantorenmarkt structureel veranderd. De veranderende vraag als gevolg van het nieuwe werken en het jarenlang op risico ontwikkelen van kantoorruimten heeft tot een overaanbod geleid. Hierdoor zijn de belangrijkste motoren achter de stedelijke ontwikkeling stilgevallen. Dit heeft zijn weerslag op de overheid. De gemeente moet stevig bezuinigen en kan minder investeren. Deze nieuwe situatie vraagt om een nieuwe strategie en scherpere keuzes met betrekking tot de ontwikkeling van de stad. Ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken staan nog steeds overeind. De prioriteit ligt nu bij de aanleg van de Rotterdamsebaan en de versterking van de toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied. Door verbetering van de bereikbaarheid wordt de Binckhorst aantrekkelijker als vestigingsplaats. Via de Rotterdamsebaan vindt een betere ontsluiting van Den Haag plaats voor het verkeer vanaf A4/A13 enerzijds en de Haagse centrumring anderzijds.
……………………………………………..
15
16
4.
Archeologie en aardkundige waarden
4.1
Archeologie Deel I Beleid: bewaren voor de toekomst is het beste Geografische Informatie: (herkomst) • verwachtingsgebieden -> geen / verwachting / waarden • restricties • archeologische waardenkaart Insteek: • Vroegtijdig betrokken zijn (Wateringse Veld) Relaties met: • ecologie -> vindplaats • grondwater (onttrekking) • graven/heien • bouwen – zichtbaar maken • archeologie -> inrichting
4.2
Archeologie Deel II •
• •
4.3
Verwachtingskaart / weinig kansen – behalve kasteel (vrijstelling) of voorwaarden -> onderzoeksverplichting < 50 m2 < 0,5 m – MV geen GWS-verlaging rondom kasteel bescherming -> groenstructuur aanleg
Aardkundige waarden deel I Beleid: Geografische Informatie: (herkomst) • Provincie kaarten Relaties met: • ecologie / energie • grond / grondwater
4.4
Aardkundige waarden deel II •
evt. terugbrengen oude waterstructuur
17
4.5
Contactpersoon archeologie (en aardkundige waarden) Dhr. M. Benjamins (Matthias) Dienst / afdeling DSB / Archeologie Locatie PH_A02.01 Extern 070-3535504 E-mail
[email protected]
4.6
Toelichting bij kaart De hier weergegeven kaart voor het thema archeologie is een uitsnede uit de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart die door de gemeente is vastgesteld in 2009. 1. het rode terrein is een Rijksbeschermd archeologisch monument (nl. Forum Hadriani, de Romeinse stad). Dit is een andere categorie dan archeologische waarde. Als je er toch iets mee wil: vergunningen ter beoordeling van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. 2. Het groene vlekje is een terrein met Archeologische waarde, namelijk de plaats waar Kasteel de Binckhorst staat en in de ondergrond resten van voorgangers bewaard zijn gebleven. 3. Het oranje deel is de zone met archeologische verwachting. 4. De gebieden zonder kleur zijn de terreinen met een lage of geen verwachting. Het plangebied De Binckhorst heeft een archeologische verwachting die in vier onderdelen te verdelen is: 1. Een verwachting voor sporen van prehistorische en vroeghistorische bewoning op de in de ondergrond bewaarde strandwallen en hun directe omgeving; 2. Een verwachting op het aantreffen van sporen samenhangend met de Romeinse weg van Voorburg (Forum Hadriani) naar de kust; 3. Sporen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd die met de ontginningsgeschiedenis te maken hebben (molens en bovenkade) en mogelijk archeologisch bewaard zijn gebleven; 4. Kasteel De Binckhorst. De vier delen waaruit de archeologische verwachting bestaat, hebben verschillende karakteristieken en als gevolg daarvan een verschillende archeologische weerslag in het bodemarchief. Beleidsmatig is er alleen een onderscheid gemaakt tussen bekende archeologische waarden (Kasteel De Binckhorst) en verwachte archeologische waarden. Dit onderscheid is afgebeeld op deze kaart. Het beleidsverschil komt tot uiting in de vrijstellingsgrenzen die worden gehanteerd bij het beoordelen van plannenvoor bouwgraafwerkzaamheden. In gebieden met een verwachting worden bodemverstoringen tot 50 m2 of minder diep dan 50 cm onder maaiveld toegelaten. Bij grotere en diepere verstoringen heeft de initiatiefnemer de verplichting om de archeologische waarde van het terrein te laten vaststellen. Het bevoegd gezag besluit dan of er aan de vergunning voorwaarden worden verbonden (regelset II). In gebieden met een bekende archeologische waarde is geen oppervlakte vrijstellingsgrens. Dit betekent dat voor alle bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld de verplichting bestaat aan te tonen in hoeverre de archeologische vindplaats wordt bedreigd door de werkzaamheden. Afhankelijk daarvan worden vervolgens voorwaarden aan de vergunning verbonden (regelset I). In de gebieden zonder verwachting of waarde (zonder kleur) bevinden zich hoogstwaarschijnlijk geen archeologische waarden. Hier zijn geen restricties aan ontwikkelingen (regelset III).
18
19
5.
Niet-gesprongen explosieven
5.1
Deel I Beleid: Geografische Informatie: (herkomst) • Verwachtingskaart (…) Insteek: • (planning/kosten) Relaties met: • graven / constructies / grondwater • archeologie (geschiedenis) • “nooit” positief • (Hoek van Holland, ruim van te voren onderzoek)
5.2
Deel II • •
5.3
wat kan zonder ruiming wat niet
Contactpersoon
MSc. H.J. Hogenbirk (Henk) Projectmanager Dienst / afdeling DSB / Ingenieursbureau Locatie BA_05.52 Extern Mobiel kort 8436135 Mobiel nummer 06-55844141 E-mail
[email protected]
20
5.4
Toelichting bij kaart Bron: rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van de Binckhorst te Den Haag, april 2009 Conclusie historisch onderzoek Gebaseerd op de historische feiten is de onderzoekslocatie als verdacht aan te merken. Binnen het verdachte deel kan een onderscheid gemaakt worden tussen gebieden met een wezenlijk risico en gebieden met mogelijk enig risico. Binnen de onderzoekslocatie zijn feitelijke aanwijzingen voor het mogelijk aantreffen van explosieven. Op basis van luchtfoto’s en archiefmateriaal is het gebied verdacht op afwerpmunitie (noordwest zijde Binckhorst) en gevechtsveldmunitie (locatie “huis Zeerust”). Op basis van archiefmateriaal en vondsten van explosieven in de nabijheid van het onderzoeksgebied, kan gesteld worden dat het niet geheel uit te sluiten is, dat er 2cm granaten van luchtdoelgeschut in de onderzoekslocatie terecht zijn gekomen. Er zijn echter geen feitelijkheden dat deze ook in het onderzoeksgebied terecht zijn gekomen, ondanks dat er naoorlogs vrij veel grondverzettende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Aanbeveling Om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de geplande grondverzetwerkzaamheden te waarborgen, wordt geadviseerd om voor aanvang van de werkzaamheden explosieven op te sporen middels een detectieonderzoek binnen de verdachte gebieden waar de werkzaamheden gaan plaatsvinden. Deze dienen vervolgens te worden geïdentificeerd en veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de Explosieven Opruimingsdiensten Defensie. • Voor de noordwest zijde van Binckhorst wordt een detectieonderzoek naar afwerpmunitie geadviseerd. • Voor de locatie “huis Zeerust” wordt een detectieonderzoek naar gevechtsveldmunitie geadviseerd, mits hier de grond tot 0.5 m-mv geroerd wordt. • Voor de gehele onderzoekslocatie geldt dat er een zeer geringe kans is op het aantreffen van 2 cm luchtdoelgranaten. Geadviseerd wordt om voor de gehele onderzoekslocatie een werkprotocol op te stellen.
21
22
6.
Grond en grondwater
6.1
Verontreinigde grond Deel I Geografische Informatie: (herkomst) • Bodemkwaliteit • Diepte • ‘welke kwaliteit komt vrij’ o afvoeren o hergebruiken - wel/niet verontreinigd
6.2
Grondverzet Deel I Geografische Informatie: (herkomst) • schone grond • ‘vieze’ grond afvoeren of zelf beheren (grondbank?) [ afdekking => verharding ]
6.3
Deel II •
• • •
• •
inventarisatie oude gegevens -> risico-inventarisatie o historisch oud gebruik o op basis van rapporten o -> evt. vervolgonderzoek globaal beeld toekomstig gebruik grondbalans grondaanvoer/afvoer o op locatie o TOP/grondbank o Afvoer o Relatie ander project Kwaliteit o Chemisch o Fysisch ambitie vaststellen o even vies houden o schoner maken o combi
23
Gewenste uitkomst: 1) 2) 3) 4) 5)
6.4
Globale status bodem / grond locatie Vervolgstappen ontwikkelaar Extra bodemonderzoek (resultaat weer opnemen in systeem / MVO) Optimalisatie bouwplan Evt. alternatieve locatie zoeken
Contactpersoon
Mw. A.S. Schreur (Alisas) Teamhoofd Dienst / afdeling DSB / Milieu & Vergunningen Locatie SP_C05.05 Extern 070-3536628 Mobiel kort 8436628 Mobiel nummer 06 15865160 E-mail:
[email protected]
6.5
Toelichting bij kaarten De Binckhorst is in de 19e eeuw in gebruik geweest als veenweidegebied en nadien in gebruik genomen als bedrijventerrein. Verspreid over het gehele Binckhorstterrein hebben bedrijfactiviteiten plaatsgevonden die als bodembedreigend beschouwd dienen te worden. Naast de zwaardere industrie (o.a. gasfabriek, afvalt- en betoncentrale) hebben er ook benzinestations, verffabriek, chemisch wasserijen, drukkerijen, autosloperijen en garages gevestigd gezeten. De bodem is in het hele plangebied in meer of minder mate verontreinigd. Het gebied is opgehoogd met materiaal van onbekende herkomst. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het plangebied sprake is van verscheidene gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de 3 3 interventiewaarde in meer dan 25 m vaste bodem en/of 100 m grondwater (bodemvolume). In onderstaande figuren zijn respectievelijk de contouren van de reeds bekende grond- en grondwater verontreinigingen van de Binckhorst gevisualiseerd. Deze contouren moeten echter wel als indicatief worden beschouwd, aangezien de actuele contouren hiervan kunnen afwijken. Voor actuele en volledige locatie specifieke informatie wordt verwezen naar WebGIS en de gemeentelijke archieven. Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal er eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. In bijlage Z zijn de indicatieve contouren opgenomen van locaties waar in ieder geval nog onderzoek vereist is.
24
Er zijn enkele omvangrijke verontreiniginggevallen in het gebied bekend. Een daarvan is die op het terrein van de voormalige gasfabriek (Binckhorst Noord). Dit terrein is sterk verontreinigd. Een deel van het terrein is al gesaneerd, circa 14 hectare is geïsoleerd met een damwand, maar de kwaliteit van de leeflaag voldoet niet aan de eisen van gevoeligere functies zoals woningbouw. De sanering (een zogeheten leeflaagsanering) heeft zich beperkt tot de bovenste meter. Daaronder komen nog steeds sterke verontreinigingen voor. De leeflaag is niet integraal aanwezig en alleen plaatselijk door autonome ontwikkelingen gerealiseerd. Voor geïsoleerde gebieden gelden gebruiksbeperkingen. De gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering spoedeisend is, zullen in de autonome ontwikkeling in principe vóór 2015 opgestart zijn. De gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering niet spoedeisend is, worden gesaneerd wanneer daar een maatschappelijke reden voor is. Bij realisatie van het voornemen kunnen meer spoedeisende gevallen ontstaan, indien delen van het gebied een andere, meer gevoelige functie krijgen (beoordeling van gevallen van ernstige bodemverontreiniging vindt plaats in relatie tot de gevoeligheid van de functie). Dit heeft echter geen invloed op het totale aantal te saneren gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Daar waar wel sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering niet spoedeisend is en herontwikkeling plaats zal vinden, worden deze gevallen ook gesaneerd. Grondwaterverontreinigingen zullen zonder bijgesteld ambitieniveau kosteneffectief verwijderd worden, waarbij mogelijk een restverontreiniging achterblijft. Deze aanpak zal nagenoeg niet verschillen van de autonome ontwikkeling. Bij het onttrekken van grondwater moet rekening worden gehouden met de reeds bekende mobiele verontreinigen. Het is niet toegestaan dat een geval van ernstige bodemverontreiniging zich verplaatst en (deels) wordt verwijderd door toedoen van een grondwateronttrekking. In dat geval moeten maatregelen worden genomen om de verplaatsing of verwijdering te voorkomen of moet er een (deel)saneringsplan worden ingediend. Uit de huidige bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt het gebied zich in zone 3 bevindt. De grond (0-2,0 m-maaiveld) in deze zone is gemiddeld matig verontreinigd met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik en kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In zone 3 is geen grondverzet mogelijk op basis van de huidige bodemkwaliteitskaart. Op dit moment liggen de nieuwe bodemkwaliteitskaart en nota bodembeheer klaar voor bestuurlijke vaststelling. De verwachting is dat deze in het eerste kwartaal van 2013 zullen worden vastgesteld. Op basis van de nieuwe bodemkwaliteitskaart is grondverzet (zonder partijkeuring) binnen deze zone wel mogelijk. Dit kan echter alleen tussen voor puntbronnen onverdachte locaties waar geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Binnen gevallen van ernstige bodemverontreiniging is het mogelijk om sterk verontreinigde grond te herschikken. Deze grond kan echter alleen worden herschikt op plaatsen met dezelfde verontreiniginggraad en kan niet ter plaatse van een ander geval worden hergebruikt.
25
26
27
28
7.
Water
7.1
Contactpersoon
ing. Marcel Tirion Dienst / afdeling DSB / Riolering en Water Locatie SP_E08.19 Extern 070-3536369 Marcel Tirion hoofd Riolering, afdeling Riolering en Waterbeheersing (070) 3536369 / 06-27054165
[email protected]
29
30
8.
Ecologie
8.1
Inleiding Relaties: Waterberging • gebruikswaarde, droge voeten/zoetwatervoorraad • belevingswaarde, water in de stad • toekomstwaarde, klimaatbestedigheid Versnippering • Bovengronds: o nesten/overwinteringlocaties o corridors/verbindingen • Ondergronds o Barrières voorkomen o hydrologie (grondwater) Verdichting van de bodem • toekomstwaarde: geen kosten voor herstel • gebruikswaarde: minder kosten voor goede groenstroken & werkbaar bouwterrein (geen plassen) • belevingswaarde: veilig (geen zwaar verkeer) schoon (geen modder) • constructie: slim gevarieerd: niet met zware machines over je groenstroken… Verarming • bebouw verarmde bodems • vruchtbare bodems als groenstrook • gebruikswaarde, groen in de stad / recreatie / plaagresistantie • belevingswaarde, groene omgeving • toekomstwaarde, vasthouden voedingsstoffen Biodiversiteit • Braakliggende terreinen tijdelijk gebruiken als stadstuinen • Gebruikswaarde: educatief, inspirerend, vestigingsfactor • Bewustwording, belevingswaarde, educatie (NME) • toekomstige werkgelegenheid / vestigingsklimaat / status maatschappelijk ondernemer Afdekking • daar waar de ecologische waarde gering is • slim / gevarieerd (niet alles dicht) grondwater • geohydrologie grond • beheren verontreinigingen constructief/erosie • voorkom winderosie VermestingVerdroging Vruchtbaarheid
31
8.2
Contactpersoon
Mw. A. Hendrikse (Ans) Senior Beleidsmedewerker Stadsbeheer Gemeente Den Haag Openbare ruimte en groen Postbus 12.651, 2500 DP Den Haag tel. 070-353.6467 / fax 070-353.6530 e-mail
[email protected]
8.3
Toelichting bij kaart Ecologie • De Dienst Stadsbeheer, afdeling Openbare Ruimte en Groen moet samen met het Hoogheemraadschap en de afdeling Riolering en Waterbeheersing van de Dienst Stadsbeheer voor de uitwerking van de deelplannen gekoppeld worden aan de ontwerpers om de ecologie zo goed mogelijk in ontwerp tot recht te laten komen. Basisdoel voor de uitwerking van de ecologie moet zijn het aantakken op het groene netwerk wat al aanwezig is in en rond het project. • Het Groenbeleidsplan van de gemeente Den Haag (zie website gemeente) en het nieuwe beleidsboekje “Nota Ecologische Verbindingszones” zijn van toepassing. • Het Haagse Waterplan en de Kaderrichtlijn Water vormen het beleid dat van toepassing is voor de ecologische waterstructuur, waarbij aandacht gevraagd wordt voor oeverbegroeiing en voor meer beleving van het water in het project. Bijvoorbeeld door het plaatsen van drijvende rieteilanden. • Op aanbeveling van de afdeling Openbare Ruimte en Groen is een vooronderzoek Flora en Fauna uitgevoerd, welke onderdeel uitmaakt van de Scan voor de Ondergrond. Ecologische hoofdstructuur Binckhorst
Den Haag kent een Stedelijke Groene Hoofdstructuur waarvan de ambities in het Groenbeleidsplan 2005-20015 zijn benoemd. Eén van deze ambities is het versterken van de Loozone, een groene verbinding dwars op de kust. Deze ambities zijn overgenomen in de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018. Bij de planontwikkelingen voor de Binckhorst en het Trekvliet tracé betekent dit dat de mogelijkheden voor de versterking van het groen en de ecologische functies moet worden benut. Daarbij is de aanleg van een stadspark gewenst. Dit groen dient tevens als kerngebied voor de ecologische hoofdstructuur te functioneren. De opgave is daarbij tweeledig: • •
de recreatieve functies van een stadspark moeten de ecologische functies niet ondermijnen; een stadspark moet verbinding maken met het aanwezige groen en de bestaande groenblauwe structuur van de Vliet, de Laakzone en zone langs de Maanweg.
Praktische voorwaarden • Bij de uitwerking van de deelplannen is de inbreng van randvoorwaarden en nauw overleg nodig van/met de Dienst Stadsbeheer, afdeling Openbare Ruimte en Groen en de afdeling Riolering en Waterbeheersing; en het Hoogheemraadschap Delfland. • Van toepassing zijn: Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018, het Waterplan Den Haag 1999 en de Kaderrichtlijn Water 2000.
32
• •
Gegevens over aanwezige flora en fauna is beschikbaar in de NDFF. Indien beschermde soorten aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of een Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet nodig is. Bij de start van werkzaamheden dient in Mijn Haagse Werkzaamheden gecontroleerd te worden of er mogelijkheden zijn om de aanleg van faunapassages
Opmerkingen • Informatie over ondergrond is belangrijke informatie zeker als je kans hebt om – in dit geval – de ecologische hoofdstructuur te beschermen/versterken. In “Mijn Haagse Werkzaamheden”,is opgenomen waar we technische eco-maatregelen willen realiseren. Dus als er een weg opengaat kunnen we werk met werk maken. • In de NDFF (nationale databank flora en fauna) valt na te gaan of er beschermde soorten zijn, die mogelijk aanleiding zijn om ontheffing FF-wet aan te vragen. Marcel Nieuwenboer is gemachtigd om in te loggen.
33
34
9.
Constructief
9.1
Deel I: Relaties met: Bodemdaling • grondwaterstand, verdroging, drinkwater(-onttrekking) • grond(soort), klei/veen/zand • K&L (ophogen 20-30 cm) • Ecologie -/+ Draagkracht • grond(soort) +/• grondwater (opwaartse druk) / waterbergend vermogen +/Erosie • grondsoort / org. stofgehalte (afdekking) +/• ecologie diversiteit- beplanting/vruchtbaarheid +/• verdichting; biodiversiteit; vermesting • oppervlaktewater/regen – Ondergrondse ruimte: • grond(soort) -/+ • grondwater(stand), waterbergend vermogen, chemische kwaliteit -/+ • K&L / explosieven – • Archeologie / aardkundige waarden – • Duurzame energie Opm. Thema’s: onvergelijkbare grootheden (‘eigenschappen’/’gebruik’/’kwaliteiten’)
9.2
Deel II: “ondergrond-scan”/constructies Ontwikkelaar: Appartementcomplex 5 verdiepingen, 3 ondergrondse parkeerlagen (locatie bekend) Wat ligt er nu (belemmering/obstakels) = huidige situatie • Huidige bebouwing • K&L en explosieven • Bodemopbouw/grondsoort/grondwaterstand • Milieu/verontreinigingen Wat is nodig voor de bouw? • draagkrachtkaart (geen bodemkaart maar een afgeleide kaart) o zettingen o sonderingen o etc. o geohydrologie-opwaarte druk • energiekansen-kaart
35
9.3
Contactpersoon
MSc. H.J. Hogenbirk (Henk) Projectmanager Dienst / afdeling DSB / Ingenieursbureau Locatie BA_05.52 Extern Mobiel kort 8436135 Mobiel nummer 06-55844141 E-mail
[email protected]
9.4
Toelichting bij kaarten Op de kaarten zijn diverse aspecten van de ondergrond weergegeven. Om op die ondergrond te kunnen bouwen is informatie nodig over de draagkracht. Historisch zijn reeds vele geotechnische onderzoeken verricht in het gebied. Indicatief is hier veel informatie uit te halen. Op de kaart zijn de diverse sonderingen en grondboringen weergegeven. Indicatief is een kaart opgenomen met de hoogten van het maaiveld. Voor de bodem zelf is indicatief de dikte van het Antropogeen (leeflaag) weergegeven en in de diepere ondergrond de lagen van Holoceen en Pleistoceen als Geologische tijdschaal in de huidige bouwpraktijk Voor de bouwpraktijk zijn alleen de bovenste sedimentafzettingen van belang. Die zijn gevormd in het Quartair en daarbij gaat het om het Pleistoceen en om de huidige periode: het Holoceen. Laatstgenoemde periode vertegenwoordigt de afzettingen onder het maaiveld, zoals gezegd weinig draagkrachtig. Het Pleistoceen is belangrijk omdat de in die periode draagkrachtige afzettingslagen werden gevormd waarvan in de funderingstechniek dankbaar gebruik wordt gemaakt. Geotechnische aandachtspunten Bron: Quickscan Geotechnische aandachtspunten Nieuw Binckhorst, juni 2009 De quickscan is gebaseerd op de nu bekende informatie, en is daarom niet uitputtend. Het is verstandig deze regelmatig te actualiseren, samen met de betrokken partijen. Bodemopbouw Uit raadpleging van het DINO loket is het volgende globale bodembeeld verkregen. Vanaf het maaiveld wordt een toplaag van zand en zandige klei aangetroffen, gevolgd door een veenlaag van enkele decimeters dikte. Hieronder komen op de meeste locaties tot NA P – 11 m (tussen)zand en kleilagen voor. Daaronder wordt tot ca. NA P – 17 m een kleilaag aangetroffen, met daaronder het Pleistocene zand. Locaal kan het beeld afwijken, bijvoorbeeld daar waar dempingen en ophogingen met slib zijn uitgevoerd. Het advies is daarom om voor alle deelprojecten zo vroeg mogelijk een oriënterend grondonderzoek uit te voeren. Niet gebiedsspecifieke aandachtspunten Als deskundigheid en zorg worden betracht zijn er geen belemmeringen voor het toekomstige projecten in de Binckhorst. In het algemeen moet rekening worden gehouden met een aantal aspecten. Het advies is deze zo vroeg mogelijk te verkennen bij alle deelprojecten. • Zettingen. Deze bodemopbouw is als zettingsgevoelig te bestempelen door de aanwezigheid van klei en veenlagen. Doordat de bodemopbouw niet overal gelijk is (met name tussenzandlagen) zullen zettingen ten gevolge van ophogingen en bouwrijp maken niet overal gelijk zijn. Zonder maatregelen duurt het jaren voordat de zettingen zijn opgetreden. Met maatregelen zoals voorbelasting en verticale drainage is deze tijd in te korten tot ca. een jaar. • Trillingen. Door de aanwezigheid van top en tussenzandlagen kunnen trillingen zich goed voortplanten waardoor hinder en schade kan ontstaan. Dit is geheel afhankelijk van de trillingsbron en de staat van bestaande gebouwen en funderingen. Trillingen kunnen daarnaast lokaal zettingen veroorzaken.
36
• Stabiliteit. Door de aanwezigheid van klei en veenlagen is stabiliteit van ophogingen en taluds een aandachtspunt. Met name de veenlaag dicht onder maaiveld zou als glijlaag kunnen fungeren die de stabiliteit niet ten goede komt. Met name bij kaden, oude gebouwen, spoorlijnen, wegen en leidingen is dit van belang. • Welvorming. Er kan niet zonder meer worden ontgraven omdat opbarsten of welvorming kan optreden. Met maatregelen kan wel worden ontgraven. • Invloed van bouwputten. Gezien de samendrukbare grondslag kunnen bouwputten gronddeformaties in de omgeving veroorzaken, en dus invloed hebben op naastgelegen bebouwing en infrastructuur. • Bemalingen. Bemalingen kunnen zettingen in de omgeving veroorzaken. Bij grotere onttrekkingen moet een onttrekkingsvergunning worden aangevraagd. De aanvraag hiervan kost 6 à 9 maanden. • Oude funderingen. De veiligheid van oude funderingen kan mogelijk een aandachtspunt zijn, zowel tijdens de realisatie als na ingebruikname. Sloop van oude funderingen moet met zorg gebeuren om te voorkomen dat problemen ontstaan zoals kwel en lek. • Obstakels. Nieuwe funderingen moeten wellicht tussen bestaande funderingselementen worden aangebracht. Het kan daarom nodig zijn om obstakelonderzoeken uit te laten voeren. Per project moet bekeken worden welke aspecten en risico’s verder een rol spelen, deze moeten zo vroeg mogelijk in kaart gebracht worden. Algemeen advies De ervaring leert dat ondergronds bouwen in een stedelijke omgeving per definitie risicovol is. Dit kan ingrijpende organisatorische, maatschappelijke en politieke consequenties hebben. Om imagoschade en kostenoverschrijdingen te vermijden is het essentieel om bekwame mensen in te zetten in het ontwerp en uitvoeringsproces. Deze moeten in staat zijn projecten in hun totaliteit en samenhang te volgen en de bedachte filosofieën te bewaken. Daarnaast kunnen risico’s worden beperkt door middel van risico analyses en design reviews, vanaf het vroegste stadium.
37
38
39
40
41
42
10. Kabels, Leidingen, Funderingen en externe veiligheid 10.1
Deel I: Relaties met: Constructief • negatief, invloed fundering (belemmering strook) Duurzaam • positief, bestaande infra daagt uit tot zuinigheid • uitbreiding in bestaand gebied zodanig dat energievraag gelijk blijft. Ecologie • neg. Beperking beplanting (geen bomen in BS) • pos. Benut BS voor groenvooziening Grondwater • neg. aanleg / onderhoudskosten Archeologie / explosieven • neg. eerst ruimen • pos. Overlap BS en beschermd archeologisch gebied Bodem / grond • neg. zettingen • neg. vervuiling, agressieve stoffen • pos. Snaeren leiding biedt kansen = < Gr
10.2
Contactpersoon Dhr. J. Meijer (Hans) Stedelijk co¿rdinator kabels en leidingen Dienst / afdeling DSB / Riolering en Wat Locatie SE_S.02.39a Extern 070-3535977 Mobiel kort 8435977 Mobiel nummer 06-21553143 E-mail
[email protected]
43
10.3
Toelichting bij kaarten De Binckhorst is een stedelijk gebied, waar hoofdzakelijk bedrijven zijn gevestigd. Het gebied is dan ook goed vertegenwoordig op het gebied van kabels en leidingen. Op de bijgaande kaarten zijn separaat de kabels en de leidingen weergegeven. Het gaat met name om de kabels en leidingen van Stedin (gas en electra), Eneco (stadsverwarming), Dunea (water) en telecomproviders. Op de kaart van de riolering zijn de leidingen met diverse functies weergegeven. Het gaat met name om het onderscheid tussen hemelwaterriool en vuilwaterriool. Er bevinden zich ook bijzondere kabels en leidingen in de Binckhorst. Het betreft hier de kabels van TenneT (150 kV-netwerk) en een gasleiding van de Gasunie. De leiding van de Gasunie veroorzaakt een zone van externe veiligheid. Op de bijgaande kaart is die externe veiligheidszone weergegeven. De gasunieleiding meandert door de Binckhorst en eindigt bij het gasinkoopstation (GOS gasontvangststation).
44
45
46
47
11. Duurzame Energie 11.1
Stappen Stap 1: Info over potentiele ontwikkeling • • • • •
grootte van energievraag c.q. aanbod type ontwikkeling kavel oppervlakte totale oppervlakte groeipotentie
Stap 2: Basisinfo: warmtenet rioolstelsel warmte-/koudevraag <-> synergie o invloedsgebied bestaande WKO o WKO capaciteitsscan o Masterplan “light” = ook organisch! Idee: laat bewust openbare ruimte vrij om organische ontwikkeling m.b.t. WKO mogelijk te maken
• • •
Randvoorwaarden: • • • •
ambitie van de gemeente op gebied van duurzame energie energievisie inrichtingsvisie (voorkeursontwikkeling gemeente) nieuwe ontwikkelingen
• • • •
K&L archeologie/explosieven grondverontreiniging en andere gebruikers basis geohydrologisch model t.b.v. WKO’s en onmogelijkheden / beperkingen aangeven
Relaties:
Stap 3: Voorkeurslocatie • • •
alternatieve locaties “persé niet”-locaties basisinfo als toelichting, mits relevant
48
11.2
WKO => verschil open <-> gesloten (zie Hfdst. 11.9) • grondwater verontreinigingen (-/+) • ander grondwatergebruik (-) • K&L (-) • Geothermie (+/-) • Archeologie en constructies (-) • Riolering en opp-water (-) • Ondergronds ruimtegebruik (-) • Grondpositeies (+/-) • Waterhuishouding sturen (+) • WKO’s onderling & open-geslotenonderling
11.3
Geothermie • • • • • • • •
disturbutie – vraag/aanbod orgnisch (-) geothermie is niet flexibel WKO (+/-) warmtewisselaars in fuinderingspalen energieopslag (????) warmtenet bestaand geoothermie & opp. water energie
49
11.4
Contactpersoon WKO
Dhr. JA. Nieuwmans John Senior Projectleider/Adviseur Dienst / afdeling DSO / GOB/opdrachtgeving Locatie LO_A05.20 Extern 070-3537436 Mobiel nummer 06-55388247 E-mail
[email protected]
11.5
Contactpersoon Geothermie
MSc. H.J. Hogenbirk (Henk) Projectmanager Dienst / afdeling DSB / Ingenieursbureau Locatie BA_05.52 Extern Mobiel kort 8436135 Mobiel nummer 06-55844141 E-mail
[email protected]
50
11.6
Toelichting bij kaarten WKO Wat is WKO? Bij warmte-koudeopslag wordt in de zomer grondwater aan de bodem onttrokken voor koeling van een gebouw of woning. Na koeling wordt het verwarmde water op een andere plaats teruggebracht in de bodem. In de winter wordt dat warme grondwater weer opgepompt ten behoeve van verwarming van het gebouw of de woning. Na warmteafgifte wordt het gekoelde water teruggebracht in de bodem om in de zomer te kunnen gebruiken voor koeling. Het grondwater wordt op een diepte tussen de 50 en 250 meter aan de bodem onttrokken. Verschil open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden ‘warmte koude opslagsystemen’ (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'bodemwarmtewisselaars' genoemd. Bij open systemen is sprake van verplaatsing van grondwater, bij gesloten systemen wordt water in buizen door de bodem geleid, zonder dat het in contact met grondwater komt. Open systemen zijn vergunningplichtig, gesloten systemen nog niet. Dit verandert met de komst van het Besluit bodemenergiesystemen. Aanleiding plan van aanpak beleidskader WKO Aanleiding voor het ontwikkelen van een beleidskader WKO is de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit Bodemenergie, naar verwachting op 1 juli 2013. Een tweede relevante ontwikkeling is de oprichting van de Omgevingsdienst Haaglanden per 1 januari 2013. Deze ontwikkelingen leiden tot een aantal veranderingen in de huidige situatie: 1. Het besluit bodemenergie repareert het feit dat er geen zicht is op de aantallen en locaties van gesloten systemen voor bodemenergie in Nederland. Deze gesloten systemen brengen (potentiële) milieurisico’s met zich mee, ook hebben zij effect op de ordening van de ondergrond. In het nieuwe besluit wordt voorzien in een (vrijwillige) meldingsplicht voor eigenaren van bestaande open systemen. In ruil worden melders gevrijwaard van interferentie met nieuwe systemen. Nieuwe bevoegdheid: meldingsplicht obv Activiteitenbesluit. 2. In dit besluit is vrijheid opgenomen voor gemeenten om, aanvullend op het provinciaal beleid, lokale ruimtelijke belangen voor de spreiding of bundeling van open systemen vast te leggen in beleid. Dit is een nieuwe bevoegdheid tot vergunningverlening onder de WABO. 3. Bovendien ontstaat per 1 januari 2013 de situatie dat er door de vorming van de Omgevingsdienst Haaglanden een nieuwe verhouding ontstaat tussen beleid en handhaving op het gebied van WKO. Aanwijzen 'interferentiegebieden' Het besluit heeft tot doel een afwegingskader te scheppen voor de ordening van bodemenergiesystemen in de ondergrond met de daarbij behorende bevoegdheden. Bodemenergiesystemen kunnen elkaar namelijk negatief beïnvloeden (interferentie) wanneer de thermische eigenschappen overlappen. Hierdoor kunnen energierendementen teruglopen. De gemeente (en in bijzondere gevallen de provincie) kan met dit besluit straks een of meerdere gebieden aanwijzen waarin ordening van bodemenergiesystemen wenselijk is: de interferentiegebieden. Het gevolg van het aanwijzen van een interferentiegebied is dat kleine gesloten systemen omgevingsvergunningplichtig worden. Buiten interferentiegebieden geldt alleen een meldingsplicht voor het plaatsen van kleine gesloten systemen. Grote gesloten systemen (> 70 kW) zijn ook buiten interferentiegebieden vergunningplichtig op grond van de Waterwet (provinciale bevoegdheid).
51
52
53
54
11.7
Toelichting bij kaarten Geothermie Geothermische energie (aardwarmte) Geothermische energie of aardwarmte is de warmte opgeslagen in de diepe ondergrond. Om deze warmte uit de grond te krijgen wordt gebruik gemaakt van het warme water dat ligt opgeslagen in watervoerende lagen op diepten waar deze warmte hoog genoeg is om direct te worden benut. Deze watervoerende pakketten (reservoirs) zijn aanwezig in de regio Den Haag en vanaf 1,9 kilometer diepte zijn de watervoerende lagen in de regio warm genoeg om water van 70 of hoger graden Celsius te leveren, voldoende om woningen mee te verwarmen, zie onderstaande figuren). Vanaf 3 kilometer diepte is de temperatuur voldoende om ook elektriciteit te produceren.
Dat de Haagse ondergrond kansrijk is voor het toepassen van aardwarmte is recentelijk aangetoond door Aardwarmte Den Haag met haar recente boring in de wijk Leyenburg. Aardwarmte Den Haag pompt water op met een temperatuur van 73° C. Eneco heeft het plan opgevat middels aardwarmte de stadsverwarming te verduurzamen. Geothermisch onderzoek heeft aangetoond, dat binnen het gebied Binckhorst op een diepte van ruim 3 km een temperatuur van ca. 110° C te verwezenlijken is. Bij het verder ontwikkelen van het gebied Binckhorst zal deze bron meewerken aan een duurzaamheidsopgave.
55
56
12. Proces adviezen 12.1
Van Data naar Informatie naar Kennis Om een succesvolle set kaarten (al dan niet via GIS ontsloten) te kunnen maken is het van belang dat de benodigde thematische informatielagen in het systeem beschikbaar zijn. Deze informatielagen zjjn op hun beurt samengesteld middels verwerking van diverse sectorale gegevens. De weg om te komen tot een dekkende informatielaag is voor de ene informatielaag langer dan voor de andere. Ook verschilt het van gemeente tot gemeente en binnen een gemeente van dienst tot dienst. Over het algemeen liggen aan de informatielagen sectorale basisgegevens ten grondslag. Deze gegevens kunnen o.a. beschikbaar zijn als: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
gegevens in een bronsysteem, bijvoorbeeld een database, die een continue, bekende kwaliteit bezitten en goed worden bijgehouden; procesgegevens in CAD-tekeningen, vaak met wisselende kwaliteit en volledigheid; ad-hoc verzamelde procesgegevens, zoals kabels & leidingen in Gemeente Den Haag; analoge afbeeldingen uit rapportages; pdf-docuenten.
Elk van deze sets basisgegevens heeft een andere mate van bewerking nodig. In het algemeen geldt dat gegevens die zijn bijgehouden in bronsystemen relatief snel zijn te verwerken. De andere basisgegevens dienen vaak nog te worden verzameld en bewerkt. De bewerkingen varieren van geometrische correcties, her-classificatie, knippen, plakken tot zelfs handmatig digitaliseren van basisgegevens. Als uitgangspunt geldt dat de bewerking van de basisgegevens tot informatielagen per subthema gemiddeld zo’n 4 tot 8 uur kan bedragen. Bij een relatief statisch thema is dat minder een probleem als bij een onderwerp dat aan veel verandering onderhevig is. Het advies geldt om zoveel als mogelijk aan te sluiten op bestaande bronsystemen en daarnaast eventueel nieuwe bronsystemen in te richten, samen met de broneigenaren. Dit kan het proces van bijhouden van de informatielagen aanzienlijk bekorten. Met behulp van moderne GIS systemen kunnen brongegevens rechtstreeks uit verschillende bronnen, bij verschillende organisaties gemeenschappelijk worden ontsloten. Nog een woord over “metadata”: is de informatie op de kaart nauwkeurig? actueel? Is deze nog geldig en tot wanneer of is al achterhaald? wie heeft de informatie aangeleverd? wie beheert de informatie, wie is contactpersoon die mij wat meer kan vertellen over deze kaart? Een kaart zonder deze “informatie-over-de-kaart” (zogeheten metadata) heeft geen waarde. De kaarten voor dit project zijn gemaakt door ondergrond specialisten voor niet-ondergrond specialisten. De kaarten zijn aan deze gebruikers aangepast en voorzien van een toelichting, speciaal afgestemd op deze gebruikers.
57
58
12.2
Van kwalitatief naar kantitatief Indien de informatie thema’s zijn ingevoerd is het met behulp van moderne GIS tools mogelijk om in te zoomen op een specifiek deelgebied tot “kavelniveau””. Ook is het dan mogelijk een inventarisatieslag te maken: hoeveel kilometer leiding ligt er in het gebied? Zijn er bodemverontreinigingen aanwezig? Over welke oppervlakte verspreid? Zo wordt het mogelijk om op basis van kentallen snel een eerste inschatting te maken van kosten e.d. Deze methodiek is geschetst in de volgende figuur.
59
12.3
Proces Wie is de klant? Verplaats je in de klant en vertaal je producten naar die klant. Vroeg in het proces wil de klant informatie in termen van geld (met een grote bandbreedte gevoel krijgen voor de financiële kans dan wel het financiële probleem) of groot/klein risico voor de grondexploitatie. Pas verder in het proces wil de klant informatie in harde euro’s. Vroeg in proces vooral informatie over “vlekken” later meer over “punten”. Zeg het met kaarten Investeer in face-to-face communicatie en voorkom het vullen van elkaars mailboxen: kaarten zijn prachtig, maar vooral als onderlegger van een gesprek. Combineer “”een plaatje met een praatje””. Zorg voor transparantie in je materiaal. Achterliggend materiaal is altijd beschikbaar, maar focus je op essenties. Probeer om niet alles te vertellen in één kaart. Bied en stimuleer ruimte voor dialoog face-to-face. Een kaart is daartoe een mooie aanleiding. . Betrek de vrager bij (tijdsintensief) fijnslijpen van kaarten en doorontwikkeling van methoden. Check voortdurend of de ingeslagen weg wel de goede is. Organiseer meedenkkracht bij de vrager en maak deze zo deelgenoot van het product. Samenhangende inbreng vanuit de ondergrond De ondergrond krijgt een sterkere plaats als de inbreng vanuit de verschillende ondergrondsectoren meer onderling afgestemd is. Dat biedt meer mogelijkheden voor een op kansen gerichte benadering in de omgang met de ondergrond. Een “quickscan ondergrond” in een vroege fase plaatst de ondergrond direct op de agenda. Later in het proces blijft samenhang relevant, maar is op onderdelen verdieping nodig door specialisten. Een quickscan ondergrond is een middel om in een vroege fase van het proces te gebruiken. In die quickscan komen relevante aspecten van de ondergrond op een geïntegreerde wijze samen. De resultaten zijn indicatief en er wordt gewerkt met bandbreedtes. Tevens geeft een quickscan indicatief aan wat het betekent aan (onderzoeks)inspanning om zaken verder uit te werken (tijd/geld) en wat dit bijdraagt aan meer zekerheid. Agendeer die zaken die er echt toe doen. Een quickscan ondergrond vraagt maatwerk per type plan. Voor een postzegelplan ligt dit anders dan voor groter gebied zoals Binckhorst. Voor een postzegelplan kan het raamwerk wel dienen, maar zal behoorlijk ingedikt worden omdat slechts een beperkt aantal aspecten aan de orde is. Organisatie De afstand tussen ondergrondspecialisten en RO specialisten is relatief groot. Een duidelijke verankering van een quickscan ondergrond in een besluitvormingsmodel is wenselijk. Procesmakelaars zijn nodig om de burg te slaan tussen ondergrondspecialisten en RO specialisten. Deze disciplines moeten een gedeeld probleembesef en probleemeigendom hebben wil die brug gelegd kunnen worden. Een efficiënte organisatie van planteams moet er voor zorgen dat deze rol vervuld wordt waarbij het niet uit moet maken waar de betreffende persoon organisatorisch vandaan komt. De makelaars vanuit de ondergrondspecialismen beschikken over vaardigheden om: o beleidswensen te vertalen naar de wereld van techniek o techniek om te zetten naar de wereld van beleid en gebiedsontwikkeling o samenhangen binnen het ondergrondsysteem in beeld te brengen o het ondergrondsysteem kansrijk te verbinden aan de bovengrondse uitdagingen o technische specialisten binnen te stimuleren om informatie op verschillende abstractieniveaus aan te leveren (van indicatief naar meer specifiek in de loop van een traject) . Technische hulpmiddelen Besef dat technische hulpmiddelen (GIS e.d.) functioneel moeten zijn en het proces niet in de weg moeten zitten. Je mag er geen last van hebben in de communicatie over en weer. Maak bij de informatievoorziening een scherper onderscheid tussen techniek en communicatie. Hierbij komt vooral de rol van GIS als aandachtspunt naar voren. GIS is onmisbaar als techniek voor het verzamelen en analyseren van gegevens en onmisbaar als techniek bij het maken van papieren kaarten. Papieren kaarten zijn onmisbaar als communicatiemiddel. De inzet van GIS in het communicatietraject is vaak onbevredigend: belemmering voor het gesprek want het duurt te lang, is onnavolgbaar, dwaalt van het onderwerp af, aandacht voor het speeltje en niet voor de inhoud.
60
Colofon Opdrachtgever is John Nieuwmans (Gemeente Den Haag) Begeleidingsteam SKB/COB, Gemeente Amsterdam Gemeente Rotterdam: Geiske Bouma, Nico Frederiks Projectteam Projectleider is Jeroen Wortel (Senior Procesmanager Maatvoering). Maarten Reiling Rolf Polman is vanuit L&V voor de vervaardiging van thematisch tekenwerk. houdt zich bezig met de technisch-functionele inrichting van het GIS. Maarten Vermeij vertegenwoordigt A&B als adviseur betreffende de inrichting van geografische applicaties. Antoine Gribnau vormt de verbindende factor tussen de uitvoerders en de leveranciers van de themagegevens. Kees de Vette, (I_Bureau, Rotterdam) Jeroen Vuijk, (I_bureau, Rotterdam) Raymond van der Wel, (I_Bureau, Rotterdam) Freyre Hechavaria, (I_bureau, Rotterdam) Ignace van Campenhout, (coördinatie; I_bureau Rotterdam) Specialisten Alisas Schreur (grond en grondwater) Pim Middeldorp (grond grondwater) Marcel Tirion, (Waterbeheer) Ans Hendriks (Ecologie) Hans Meyer (Kabels en leidingen) John Nieuwmans (duurzame energie) Henk Hogenbirk (ondergrondse bebouwing) Rolf Polman (DSO-L&V, procesmanager Leveranties) Dennis Wiss (DSO-L&V, productmanager geo-registraties) Maarten Vermeij (DSO-L&V, adviseur Geo-ICT) Antoine Gribnau (DSB-IM, <
>)
© 2012 Gemeente Den Haag
61