EINDRAPPORT juli 2008
Projectenboek Windenergie Analyse van windenergieprojecten in voorbereiding
In opdracht van:
Ministeries van VROM, EZ en LNV
Bosch & Van Rijn Prins Bernhardlaan 63 3555 AC Utrecht www.boschenvanrijn.nl
drs. G. Bosch ing. J. Dooper drs. R. van Rijn
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Managementsamenvatting Onderzoeksopzet Per 1 april 2008 staat er in Nederland op land 1.729 MW aan nominaal windenergievermogen. 253 MW is reeds vergund en wordt binnenkort gebouwd. Het totaal komt hiermee op 1.982 MW. Het kabinet streeft naar een toename van 2.000 MW windenergie op land, tot een totaal van circa 4.000 MW, te committeren voor het eind van 2011. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de ministeries van VROM, EZ en LNV en heeft de volgende doelstellingen: a. Hoeveel windenergievermogen zal per eind 2011 vergund zijn? b. Welke knelpunten zijn er bij het behalen van de doelstelling van 2000 MW extra in 2011? c. Welke oplossingsrichtingen zijn er om de realisatiekans van de doelstelling te verhogen? Het onderzoek is gebaseerd op alle windprojecten uit de BLOW-rapportage van 2007 en alle overige concrete projecten. Er zijn (telefonische) interviews afgenomen met alle betrokken provincieambtenaren, gemeenteambtenaren en projectontwikkelaars of initiatiefnemers. De respons bedroeg 94%. Met de geïnterviewden is een gestructureerde vragenlijst doorgenomen over diverse (milieu-)technische, landschappelijke, beleidsmatige en politiek-maatschappleijke aspecten. De antwoorden zijn per project en per aspect vertaald naar scores tussen 0 en 100. Deze scores geven de mate weer waarin het betreffende aspect het windenergieproject belemmert. (0 = ‘onoverkomelijke belemmering’ en 100 = ‘geen belemmering’.) Met de scores van de diverse aspecten is de algemene slaagkans van ieder project bepaald op basis van het principe ‘de ketting is zo sterk als de zwakste schakel’ en expert judgement van de auteurs. Daarnaast is van ieder aspect de ‘belemmeringsfactor’ uitgerekend: de totale hoeveelheid windvermogen die theoretisch door dit aspect wordt tegengehouden.
Verwacht vergund en verwacht geplaatst vermogen Op het vaste land van Nederland wordt op dit moment gewerkt aan 4.419 MW. Deze hoeveelheid is verdeeld over 214 projecten. Daarvan komt 2.754 MW voor in de ‘BLOW rapportage 2007’, 1.665 MW zit in projecten die niet in de BLOW-lijst voorkomen. Van het totale vermogen dat momenteel in voorbereiding is, zal naar verwachting 1.409 MW voor eind 2011 vergund worden, 201 MW daarna. Van het totale windvermogen in de pijplijn zal 64% niet gerealiseerd worden vanwege één of meer belemmeringen. Dit percentage is voor ‘BLOW-projecten’ 53% en voor buiten-BLOW projecten 23%. De kabinetsdoelstelling wordt, bij gelijkblijvende omstandigheden, niet gehaald. Het geplaatste en verwacht vergunde vermogen bedraagt per eind 2011 samen maximaal 3.391 MW (1.729 MW reeds geplaatst, 253 MW in aanbouw en 1.409 MW nieuw.) Windenergie-initiatieven doorlopen doorgaans een periode van enkele jaren alvorens een bouwvergunning wordt aangevraagd. De doorlooptijd tussen aanvraag bouwvergunning en de start van de bouw van een windproject bedraagt circa 3 à 4 jaar.
2
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Het jaarlijks geplaatste vermogen geeft het volgende beeld: Vermogen windenergie (MW) geplaatst en verwacht te plaatsen 900
“Post-MEP dip”
800 700
MW
600 500 400 300 200 100 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
nb
Jaar
Projecten per provincie en naar grootteklasse De projecten zijn als volgt over de provincies verdeeld. 77 143 63 184 47 118 271 182 45 95 225 39
Gemiddelde ashoogte (m) 61 84 103 94 90 99 80 87 91 80 97 102
Gemiddelde grootte van project (MW) 10 56 26 85 13 15 19 13 15 27 18 14
1.489
83
21
Hoeveelheid (MW)
Aantal projecten
Aantal windturbines
Friesland Groningen Drenthe Flevoland Overijssel Gelderland Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Zeeland Noord-Brabant Limburg
141 505 185 680 133 316 774 504 133 242 668 138
14 9 7 8 10 21 40 40 9 9 37 10
NEDERLAND
4.419
214
3
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
De projecten variëren als volgt in projectgrootte:
Blauw: Rood:
klassegrootte 3 MW klassegrootte 50 MW
De gemiddelde projectomvang bedraagt 21 MW. Meest voorkomende projecten hebben een projectvermogen van 9 tot 15 MW (3 tot 5 turbines). Circa 1/3 deel van het totale vermogen in voorbereiding zit in 7 grote projecten. (Noordoostpolder, Wieringermeer, Veendam-Menterwolde, Delfzijl, Zeewolde, Eemsmond en Rotterdam 2e Maasvlakte.)
Landschap Projecten in de buurt van grootschalige infrastructuur, in jonge polders (Flevoland en Wieringermeer) en in een industriële omgeving hebben een iets hogere slaagkans dan overige projecten. De gemiddelde slaagkans van projecten met minder dan 10 woningen binnen een straal van 1.000 meter is significant hoger dan van overige projecten.
4
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Belangrijkste belemmeringen De belangrijkste belemmeringen zijn:
Belemmering
Theoretische hoeveelheid Belemmeringsfactor belemmerd vermogen (MW)
Locaal politiek maatschappelijk Stemming in raad
42%
1.838
Houding wethouders
34%
1.487
Passend in gemeente beleid
33%
1.460
Houding ambtenaren
28%
1.256
Georganiseerde weerstand
19%
831
Overig Radar
13%
574
Ecologie
13%
571
Passend in provinciaal beleid
12%
537
Veiligheid
7%
291
Geluid
6%
265
Slagschaduw
3%
153
Auto-water-trein
3%
120
Kabels (gas)
2%
101
Laagvliegroute
2%
88
Bodem archeologie
1%
64
Hoogspanning
0%
22
Belangrijke opmerking: Omdat in de dataset verschillende parameters gebruikt worden die in onbekende mate (on-)afhankelijk van elkaar zijn is het nadrukkelijk niet mogelijk de hoeveelheden tegen gehouden MW’s per belemmering op te tellen.
Alle locale politiek-maatschappelijke parameters hebben een grote mate van onderlinge samenhang en afhankelijkheid. Het gezamenlijk theoretisch vermogen dat door deze set van belemmeringen tegengehouden wordt is niet exact te berekenen, maar ligt in de ordegrootte van circa 2.000 MW. Daarnaast vormen de parameters ‘radar’ (Defensie en burgerluchtvaart), ‘ecologie’ enige belemmering voor plaatsing van windenergie. Deze parameters belemmeren een theoretisch vermogen van respectievelijk 574 en 571 MW. Overige (milieu-)technische en ruimtelijke belemmeringen zijn in mindere mate belemmerend. De belemmeringsfactor ‘stemming in de raad’ heeft een hoge correlatie met de algemene slaagkans van projecten: 60% van de variantie in ‘algemene slaagkans’ is toe te schrijven aan de variantie in de parameter ‘stemming van de raad’. Het komt veel voor dat geen van de milieutechnische en ruimtelijke aspecten een ernstige belemmering vormt (met andere woorden ‘alle lichten staan op groen’), maar dat de gemeenteraad desalniettemin in meerderheid tegen het windproject stemt. Er zijn dan andere redenen om andere prioriteiten te stellen en niet te kiezen voor windenergie’.
Redenen voor de gemeente om vóór of tégen een windproject te zijn Redenen voor raadsleden, wethouders of ambtenaren om vóór een windproject stemmen zijn: 1. Ze zijn betrokken en voelen zich verantwoordelijk voor realisatie van duurzame energie projecten en klimaatbeleid. Ze zijn overtuigd van het nut en de noodzaak van windenergie. 2. Ze beschikken over voldoende kennis over (wind-)energie, klimaatbeleid en de geldende wet- en regelgeving. 3. Vóór stemmen levert politiek / electoraal gewin: de politieke achterban vindt de voordelen van het windenergieproject groter dan de nadelen.
5
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4. 5. 6.
7.
De wethouder heeft steun, instemming of opdracht van de gemeenteraad. Om die reden voert de wethouder de wens van de meerderheid van de raad uit. Initiatiefnemers van het windenergieproject hebben een overtuigende lobby richting de raad gevoerd. Het windenergieproject biedt een goede mogelijkheid om invulling te geven aan het gemeentelijke klimaat- en/of milieubeleid. De CO2 reductie en de productie van duurzame elektriciteit zijn belangrijk om de gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. Het windenergieproject is concreet, zichtbaar en tastbaar. Realisatie is een goed visitekaartje voor de gemeente en is bevredigend voor de inspanning van raadsleden, bestuurders en ambtenaren.
Redenen om tégen een windproject stemmen zijn (in volgorde van belangrijkheid): 1. Turbines verpesten het landschap, vervuilen de horizon en ze zijn lelijk. 2. Er is angst dat de waarde van huizen in de omgeving van het windproject zal gaan dalen. 3. Windturbines zijn hinderlijk voor mensen. Geluidemissie, slagschaduw, veiligheid en zichtbaarheid worden als hinderlijk voor mensen ervaren. 4. Windturbines veroorzaken hinder voor de natuur. Vooral de invloed van windturbines op vogels speelt een rol. 5. Windturbines nemen ruimte in beslag ten kosten van andere functies. Dit speelt vooral op bedrijventerreinen. 6. Andere (vermeende) milieutechnische belemmeringen (bij voorbeeld ‘radar’, ‘veiligheid’, of iets anders) worden als bezwaarlijk gezien. 7. Windenergie in de gemeente is weinig zinvol. Andere (technische) oplossingen, zoals kernenergie, zonne-energie, kleine windturbines of wind op zee zijn beter. 8. Het windproject dient een algemeen (landelijk of mondiaal) doel, maar er zijn geen voordelen voor de lokale gemeenschap. 9. Tegen stemmen levert politiek / electoraal gewin: de politieke achterban vindt dat de voordelen van het windenergieproject niet opwegen tegen de nadelen. 10. Het windenergieproject heeft (felle) voor- en tegenstanders. Het debat is de raadszaal en in de media is gepolariseerd en vaak geëmotioneerd. Vanwege deze (gevreesde) tweespalt ziet men van het windproject af. 11. Ontwikkelaars verrijken zichzelf: ontwikkelaars en exploitanten van windprojecten verdienen veel geld en dit geld komt meestal niet ten goede aan de lokale bevolking of – economie. 12. Ontwikkelaars van verschillende windprojecten beconcurreren elkaar en werken elkaar soms tegen.
Redenen voor verontruste burgers om tégen te zijn Tegenstanders hebben de volgende argumenten om tegen het windenergieproject te zijn: 1. Er is angst voor verandering van de omgeving. De windturbines worden ervaren als een aantasting van het bestaande landschap en vervuiling van de horizon. 2. Er is angst voor geluidhinder en slagschaduwhinder. Vooral angst voor geluidhinder speelt bij veel projecten een rol. De onderzoeksresultaten van de heer Van den Berg (RU Groningen) worden gezien als bewijs dat windturbines tot op zeer grote afstand hinderlijk hoorbaar zijn. 3. Er is de angst of de verwachting dat de waarde van huizen in de omgeving van het windproject zullen gaan dalen. Deze angst wordt gevoed door publicaties en jurisprudentie over dit onderwerp. 4. Ook spelen irreële angsten een rol: men is bang voor elektromagnetische straling, laagfrequent geluid, et cetera. 5. Men is bang dat windturbines hinder veroorzaken voor de natuur. Vooral vermeende invloed van windturbines op vogels speelt een rol. Turbines zijn een barrière, veroorzaken veel vogelslachtoffers of verstoren vogelpopulaties. Soms wordt ook hinder voor andere diersoorten gevreesd; zoals vleermuizen, bijen en amfibieën. 8. Windenergie is weinig zinvol. Het levert geen oplossing. Andere (technische) oplossingen, zoals kernenergie, zonne-energie, kleine windturbines of wind op zee zijn beter. 9. Windenergie is op zich wel zinvol, maar de betreffende locatie is niet geschikt. Er moet een andere locatie (ver weg en in een andere gemeente) gekozen worden. 10. Een bekende Nederlander of vermeende autoriteit is tegen windenergie (bijvoorbeeld Jan Mulder of een emeritus hoogleraar).
6
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
11. Argumenten tegen windenergie zijn eenvoudig en kant en klaar toegankelijk via het internet (o.a. de site van het NKPW). 12. Tegenstanders hebben in de planologische procedure meermaals de gelegenheid om bezwaar te maken en in beroep te gaan. 13. Bij sommige projecten is er sprake van jaloezie tussen buren. De buurman heeft met het windproject financieel voordeel hetgeen niet wordt gegund.
Oplossingsrichtingen Geïnterviewden noemen als oplossingsrichtingen voor de belemmeringen: 1. Zet hardere, meer verplichtende maatregelen in, waarbij de nationale doelstelling over provincies en gemeenten wordt verdeeld en de mogelijkheden van de nieuwe Wro worden benut. 2. Sluit afspraken (convenanten) en communiceer over nut, noodzaak en alle overige aspecten van windenergie. 3. Werk aan de meer technische belemmeringen zoals reeds is ingezet op basis van het Nationaal plan van aanpak Windenergie.
Aanbevelingen De auteurs doen de volgende algemene aanbeveling: Om de hoeveelheid windenergie op land te vergroten moet een mix van harde, zachte en specifieke maatregelen worden ingezet. Harde maatregelen: Op dit moment zijn er twee instrumenten die ingezet kunnen worden als “harde” maatregel: de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), en de Rijks Projecten Procedure (RPP). Werk verder uit hoe deze twee instrumenten in de praktijk het best gehanteerd zouden kunnen worden, in samenwerking met provincies, gemeenten en betrokken organisaties. Gemeenten en provincies geven aan dat de tijd rijp is om maatregelen met een meer verplichtend karakter te introduceren. Zachte maatregelen Stel een communicatieplan op waarin wordt vastgelegd welke boodschappen met welke doelgroepen op welke wijze gecommuniceerd moeten worden. Concentreer de communicatie op (de omgeving van) de belangrijkste beslissingnemers: gemeenteraadsleden, wethouders en ambtenaren. Kernboodschappen moeten betrekking hebben op: • nut en noodzaak van wind op land, • het proces van locatiekeuze in Nederland, • feiten en (on-)waarheden over milieuaspecten, • verantwoordelijkheden voor gemeenten. Werk samen en sluit convenanten: • Werk samen met rijk, gemeenten, provincies, marktpartijen, milieuorganisaties et cetera en leg de samenwerking vast in convenanten. • Maak afspraken tussen de betrokken ministeries, instellingen en diensten (LNV, V&W, Defensie, Domeinen, de Luchtverkeersleiding, Staatsbosbeheer et cetera). • Vergroot het belang, de betrokkenheid en de deelname van gemeenten, omwonenden, locale groepen, partijen. Specifieke knelpunten: Los de specifieke knelpunten (radar, veiligheid, plaatsen op rijkswaterstaatwerken, EHS, cumulatie effecten, luchtvaart, ondergrondse leidingen) op met de betrokken organisaties.
7
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Inhoudsopgave Managementsamenvatting..................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave........................................................................................................................................................ 8 1. Achtergrond en doelstelling.......................................................................................................................... 10 1.1 Schoon en zuinig.................................................................................................................................. 10 1.2 Doelstelling onderzoek ........................................................................................................................ 10 1.3 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 11 2. Onderzoeksopzet .......................................................................................................................................... 12 2.1 Interviews ............................................................................................................................................ 12 2.2 Criteria voor opname in de lijst ........................................................................................................... 12 2.3 Gestructureerde vragenlijst................................................................................................................. 12 2.4 BLOW-projecten en buiten-BLOW-projecten ...................................................................................... 13 2.5 Respons ............................................................................................................................................... 13 2.6 Per aspect scores van 0 tot 100........................................................................................................... 13 2.7 Slaagkans project................................................................................................................................. 14 2.8 Minimale en maximale plaatsingsomvang van het project ................................................................. 14 2.9 Berekening ‘verwacht vergund’ en ‘verwacht geplaatst’ vermogen ................................................... 14 2.10 Berekening “belemmeringsfactor”...................................................................................................... 14 2.11 Berekening correlaties tussen parameters.......................................................................................... 15 2.12 Landschap ............................................................................................................................................ 15 2.13 Subsidie................................................................................................................................................ 15 3. Verwacht vergund en verwacht geplaatst vermogen ................................................................................... 16 3.1 Totale hoeveelheid vermogen waaraan gewerkt wordt ..................................................................... 16 3.2 Verwacht vergund vermogen per jaar................................................................................................. 16 3.3 Verwacht geplaatst vermogen per jaar ............................................................................................... 17 3.4 Geplaatst en verwacht vergund vermogen tot en met 2011 .............................................................. 18 3.5 Lange doorlooptijden in de planologische procedure......................................................................... 18 3.6 Belemmeringen zorgen samen voor 64 % uitval ................................................................................. 19 3.7 Belangrijkste belemmeringen.............................................................................................................. 19 4. Resultaten algemene projectgegevens ......................................................................................................... 21 4.1 Totale hoeveelheden en gemiddelden per provincie en voor Nederland........................................... 21 4.2 Grootte van de projecten .................................................................................................................... 22 4.3 Grote projecten hebben groot aandeel............................................................................................... 22 4.4 Concurrentie tussen projecten ............................................................................................................ 23 4.5 Vervanging........................................................................................................................................... 23 4.6 Correlaties tussen parameters ............................................................................................................ 24 4.7 Verschil projecten BLOW – buiten-BLOW ........................................................................................... 25 5. Ruimtelijke en milieutechnische belemmeringen......................................................................................... 26 5.1 Radar.................................................................................................................................................... 26 5.2 Ecologie ............................................................................................................................................... 26 5.3 Veiligheid op bedrijventerreinen......................................................................................................... 27 5.4 Geluid .................................................................................................................................................. 27 5.5 Slagschaduw ........................................................................................................................................ 27 5.6 Verkeerswegen, waterwegen, treinsporen ......................................................................................... 27 5.7 Kabels en leidingen.............................................................................................................................. 28 5.8 Laagvliegroutes en invliegfunnels........................................................................................................ 28 5.9 Bodem en archeologie......................................................................................................................... 28 5.10 Hoogspanningsleidingen ..................................................................................................................... 28 5.11 Overig .................................................................................................................................................. 28 6. Vigerend beleid van provincie en gemeente ................................................................................................ 30 6.1 Gemeentelijk beleid............................................................................................................................. 30 6.2 Provinciaal beleid ................................................................................................................................ 30 7. Politiek en maatschappelijk draagvlak .......................................................................................................... 32 7.1 Stemming in de gemeenteraad ........................................................................................................... 32
8
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
7.2 Rol van wethouder(s) .......................................................................................................................... 34 7.3 Rol van ambtenaren ............................................................................................................................ 34 7.4 Georganiseerde weerstand ................................................................................................................. 35 7.5 Provinciale Milieufederaties................................................................................................................ 36 8. Landschap ..................................................................................................................................................... 37 8.1 Locaties beoordeeld op landschappelijke aspecten door gemeente .................................................. 37 8.2 Ligging bij infrastructuur...................................................................................................................... 38 8.3 Landschapstype ................................................................................................................................... 38 8.4 Aantal woningen in de omgeving ........................................................................................................ 39 8.5 Herkenbaarheid van het opstellingspatroon....................................................................................... 40 9. Analyse van knelpunten ................................................................................................................................ 41 9.1 Locaal politiek en maatschappelijk draagvlak vormt de grootste bottleneck ..................................... 41 9.2 Er zijn weinig belemmeringen van technische aard ............................................................................ 42 10. Oplossingsrichtingen................................................................................................................................ 43 10.1 “Harde” maatregelen .......................................................................................................................... 43 10.2 “Zacht” flankerend beleid.................................................................................................................... 44 10.3 Oplossingen voor specifieke technische knelpunten .......................................................................... 44 i. Radar.................................................................................................................................................... 44 ii. Ecologie ............................................................................................................................................... 45 iii. Veiligheid op bedrijventerreinen......................................................................................................... 45 iv. Afstand tot ondergrondse leidingen.................................................................................................... 45 v. Luchtvaart............................................................................................................................................ 45 vi. Beleidsregel voor het plaatsen op of bij werken van rijkswaterstaat ................................................. 45 11. Conclusies en aanbevelingen ................................................................................................................... 46 11.1 Conclusies ............................................................................................................................................ 46 11.2 Aanbevelingen ..................................................................................................................................... 47
Bijlagen. Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Windenergieprojecten per provincie en Nederland totaal……………………………………………………….. 50 Vragenlijst………………………………………………………………………………………………………………………………… 67 Kaart met locaties van de projecten…………………………………………………………………………………………. 77 Antwoorden op open vraag naar oplossingsrichtingen…………………………………………………………….. 79 Projecten die wel op de BLOW-lijst maar niet in dit onderzoek voorkomen……………………………… 92 Samenstelling externe begeleidingsgroep………………………………………………………………………………… 94
9
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
1.
Achtergrond en doelstelling
1.1
Schoon en zuinig
Per 1 april 2008 staat er in Nederland op land 1.729 MW aan nominaal vermogen opgesteld. 253 MW is reeds vergund met MEP-beschikking en wordt op dit moment gebouwd of moet nog gebouwd worden. Het totaal komt hiermee op 1.982 MW. Het kabinet wil van Nederland één van de schoonste en zuinigste energielanden in Europa maken. In het werkprogramma “Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor het klimaat” beschrijft het kabinet de ambities voor energiebesparing en duurzame energie. Het aandeel duurzame energie moet in 2020 20% bedragen. Om de doelen te behalen is tijdens de huidige kabinetsperiode tot eind 2011 een committering voor 2.000 MW (ca. 2,6 Mton CO2/jaar) aan nominaal windenergievermogen op land nodig, om totaal op 4.000 MW geplaatst vermogen uit te komen.
1.2
Doelstelling onderzoek
De ministeries VROM, EZ en LNV hebben aan Bosch & Van Rijn opdracht gegeven onderzoek uit te voeren naar alle windprojecten in voorbereiding op land. De doelstelling van het onderzoek is drieledig: d. Hoeveel windenergievermogen is er eind 2011 vergund? e. Welke knelpunten treden er op bij het behalen van de doelstelling uit Schoon & Zuinig (2000 MW extra in 2011)? f. Welke oplossingsrichtingen zijn er aan te geven die de realisatiekans van de doelstelling verhogen? Ad. a. Een project draagt bij aan de doelstelling zodra het de gemeentelijke bouwvergunning verkregen heeft. Op dat moment is het mogelijk voor de projectontwikkelaar om subsidie in het kader van de SDE-regeling aan te vragen bij het ministerie van Economische Zaken. De vergunning is dan echter (nog) niet onherroepelijk. Het is niet bekend hoeveel projecten in de bezwaar-procedures daarna nog af gaan vallen. De ervaring uit het verleden leert dat dit aantal gering is. In het onderzoek wordt niet alleen gekeken naar het jaar 2011, ook de resultaten voor 2008, 2009, 2010, 2012 en verder en met “datum niet bekend” worden gegeven. Ad. b. De knelpunten zijn onderverdeeld in de thema’s: Ruimtelijke en milieutechnische belemmeringen. Landschap. Gemeentelijk en provinciaal beleid. Politiek-maatschappelijk draagvlak. Ad. c. In deze rapportage worden oplossingsrichtingen weergegeven die kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstelling. Deze zijn niet volledig uitgewerkt tot concrete maatregelen of acties; het zijn slechts ‘richtingen’. De oplossingsrichtingen zijn tot stand gekomen door informatie van de geïnterviewden te bewerken en te analyseren.
10
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
1.3
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft de onderzoeksopzet weer. Onderzoeksvraag ‘a’ wordt in de hoofdstukken 3 en 4 beantwoord. Onderzoeksvraag ‘b’ komt in de hoofdstukken 5 tot en met 9 aan de orde. Onderzoeksvraag ‘c’ wordt in hoofdstuk 10 behandeld. In hoofdstuk 11 staan de conclusies en aanbevelingen. Bijlage 1 geeft een overzicht per provincie en heel Nederland van alle huidige windenergieprojecten in voorbereiding. Bijlage 2 toont de vragen die aan de geïnterviewden zijn gesteld en de manier waarop antwoorden zijn omgezet in scores. Bijlage 3 is een kaartbeeld van Nederland met daarin de locaties van alle projecten. Bijlage 4 is een weergave van antwoorden op twee open vragen over oplossingsrichtingen. Bijlage 5 geeft de windenergieprojecten die wel in de BLOW-rapportage van 2007 staan, maar niet meegeteld zijn in de analyses.
11
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.
Onderzoeksopzet
2.1
Interviews
Bij de onderzoeksopzet is als uitgangspunt gehanteerd dat bij elk windenergieproject in Nederland een projectontwikkelaar, een gemeente en een provincie betrokken is. Door voor alle projecten in Nederland deze drie partijen te interviewen, ontstaat een goed beeld van: • De hoeveelheid verwachte MW’s aan opgesteld vermogen. • De knelpunten die deze partijen ervaren. • De oplossingsrichtingen die zij voor de knelpunten aandragen.
2.2
Criteria voor opname in de lijst
Een project is opgenomen in de lijst als het voldoet aan één van de volgende criteria: • Het is opgenomen in de provinciale BLOW-lijst van 2007. • Er is een projectontwikkelaar met grondposities en hij/zij heeft de gemeente of de provincie over het plan geïnformeerd. • De gemeente heeft de locatie nadrukkelijk opgenomen in haar beleid. Opmerking: Een aantal projecten (34) uit de BLOW-lijst van 2007 is niet in de analyses opgenomen om één van de volgende redenen: • Het project heeft een vergunning (inclusief MEP-beschikking) of is reeds gerealiseerd. • Het project is door geaccordeerd negatief gemeentebeleid tot 2012 gestopt of ‘van de kaart’. • De projectontwikkelaar vindt het project onhaalbaar en onrealistisch. Zie bijlage 5.
2.3
Gestructureerde vragenlijst
De interviews zijn afgenomen op basis van een gestructureerde vragenlijst met open vragen. De vragenlijst is vooraf besproken met de externe projectgroep, waar onder andere verschillende afdelingen van VROM, EZ, LNV, Defensie en NWEA zitting in hebben. Zie bijlage 6 voor bezetting van de externe werkgroep. Tevens is de onderzoeksopzet besproken met de provinciale BLOW-coördinatoren in het IPO-overleg. De provinciale BLOW-coördinatoren zijn als eerste geïnterviewd. Enkele provincies zijn persoonlijk bezocht, anderen zijn telefonisch benaderd. Daarna zijn de projectontwikkelaars en gemeenten ondervraagd. Projectontwikkelaars met veel projecten in portefeuille zijn persoonlijk bezocht. Alle gemeenten zijn telefonisch benaderd, behalve de gemeente Wieringermeer, waar vertegenwoordigers van het Ministerie van VROM en EZ een gesprek met de gemeente hebben gevoerd. De vragenlijst bevatte vragen over de volgende aspecten: Projectgegevens (locatie, aantal, grootte en omvang). Contactgegevens van provincie, ontwikkelaar en gemeente. Ruimtelijke en milieutechnische belemmeringen. Landschap. Gemeentelijk en provinciaal beleid. Politiek-maatschappelijk draagvlak. De planologische procedure. Suggesties voor oplossingsrichtingen voor het project. Algemene suggesties om plaatsingsdoelstelling windenergie te bereiken. Zie voor de complete vragenlijst bijlage 2.
12
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Op verzoek van de begeleidingsgroep is halverwege het onderzoek aan de provinciale Milieufederaties gevraagd schriftelijk commentaar te geven op de projecten. Deze antwoorden zijn gebruikt in de analyses (zie ook paragraaf 7.5).
2.4
BLOW-projecten en buiten-BLOW-projecten
In 2001 hebben Rijk, provincies en gemeenten het BLOW-akkoord (Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie) gesloten. Als uitwerking hebben de 12 provincies windenergiebeleid geformuleerd. Een aantal provincies heeft concrete locaties benoemd, andere provincies hebben “uitsluitend” beleid opgesteld zodat projectontwikkelaars locaties konden innemen. Al deze locaties zijn opgenomen in de BLOWrapportages, die jaarlijks gepubliceerd worden. De provinciale BLOW-lijst van 2007 is in het onderzoek als basis gehanteerd. Gaandeweg zijn door provincies, projectontwikkelaars en gemeenten extra projecten genoemd die niet op de BLOW-lijst stonden. Deze projecten zijn herkenbaar toegevoegd. Zie bijlage 1. In paragraaf 4.7 is een vergelijk gemaakt tussen de BLOW en buiten-BLOW projecten.
2.5
Respons
In totaal zijn 36 vragen per geïnterviewde persoon afgenomen. Hiervan gingen 17 vragen over basisgegevens, vergunningsdata, realisatiedata en gepercipieerde knelpunten en oplossingen. De overige 19 vragen gingen over aspecten waaraan een indexcijfer is toegekend tussen 0 - 100. Door voor elk project 3 partijen te interviewen konden er per project maximaal 108 gegevens verzameld worden. Er zijn in totaal 214 projecten opgenomen in de lijst, zodat er maximaal 23.112 gegevens verzameld konden worden. Totale respons: 94%. Zie figuur 1. Aantal geïnterviewden
Provincies
12
Respons (aantal gegeven antwoorden / totale aantal projecten) 91 %
Professionele ontwikkelaars (20) Individuele initiatiefnemers/ontwikkelaars (20) Gemeenten
40
92 %
160
99,5 %
Totaal
212
94,0 %
Figuur 1
2.6
Opmerking
Van 1 provincie is geen informatie over de buiten-BLOW projecten ontvangen (26 projecten) 17 projecten hebben geen ontwikkelaar. 2 ontwikkelaars werden niet bereikt . 1 gemeente werd niet bereikt
Respons op de interviews
Per aspect scores van 0 tot 100
De antwoorden van de geïnterviewden zijn per project en per aspect vertaald naar scores tussen 0 en 100. Deze scores geven de kans weer in hoeverre desbetreffend aspect het windenergieproject belemmert. Een aspect dat een ernstige belemmering voor het project opwerpt heeft een lage waardering gekregen, en vice versa. Zo geeft het getal 0 aan dat het aspect het windenergieproject volledig blokkeert. Indien het betreffende aspect geheel geen belemmering vormt is het cijfer 100 toegekend. Als de geïnterviewde geen antwoord op de vraag wist, is “niet bekend” (n.b.) ingevuld.
13
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.7
Slaagkans project
Op basis van alle scores is één algemene slaagkans per project vastgesteld. De slaagkans is weergegeven als een getal tussen 0 en 100, waarbij 100 betekent dat het project 100% zeker door zal gaan en 0 weergeeft dat het project 100% zeker geen doorgang zal vinden. De slaagkans is op basis van de antwoorden van de geïnterviewden en een “expert judgement” van de auteurs tot stand gekomen. Er is over het algemeen gewerkt volgens het principe ‘de ketting is zo sterk als de zwakste schakel’. Dat betekent dat het aspect met de laagste score (0-100) in veel gevallen bepalend is geweest voor de slaagkans van het project. Opmerking: Het is niet mogelijk om een slaagkans via een standaard statistische bewerking te berekenen, omdat er meerdere parameters gebruikt worden die in onbekende mate (on-)afhankelijk van elkaar zijn.
2.8
Minimale en maximale plaatsingsomvang van het project
In meer dan de helft van alle projecten wordt door de geïnterviewden een bandbreedte aangegeven voor de hoeveelheid verwacht vergund vermogen en de hoeveelheid te verwachten geplaatst vermogen. Dit betreft dan meestal minimale en maximale opstellingsvarianten. Het is in veel projecten nog niet duidelijk hoeveel windturbines geplaatst kunnen worden of hoeveel windturbines door de politiek wenselijk geacht worden. Door het gehele rapport heen wordt deze bandbreedte aangehouden. In tabellen waar slechts één waarde wordt gegeven is uitgegaan van de maximale variant.
2.9
Berekening ‘verwacht vergund’ en ‘verwacht geplaatst’ vermogen
Bij de berekening van het te verwachten vergund en geplaatst vermogen is gedifferentieerd naar jaartal: 2008 2009 2010 2011 2012 en later “niet bekend” De gebruikte jaartallen zijn gemiddelden uit de antwoorden van provincie, projectontwikkelaar en gemeente. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag ‘hoeveel vermogen is in 2011 vergund’, is de datum van toekenning van de gemeentelijke bouwvergunning als ijkpunt genomen. (Bezwaar en beroep zijn dan nog mogelijk.) De berekening “verwacht vergund/geplaatst vermogen” is per jaar gemaakt volgens de volgende formule:
S alle projecten, jaar x ( vermogenper project x slaagkansper project) Deze berekeningen zijn ook per provincie uitgevoerd, zie bijlage 1.
2.10
Berekening “belemmeringsfactor”
Per onderwerp is een zogenaamde belemmeringsfactor uitgerekend. Deze geeft weer hoeveel vermogen er theoretisch door het betreffend onderwerp wordt tegengehouden. Na uitmiddeling van de toegekende scores (antwoord provincie + projectontwikkelaar + gemeente / 3) is per parameter opgeteld hoeveel MW er wordt “belemmerd” door de betreffende parameter en welk deel dit van het totaal is. Dat is gedaan volgens de volgende formule:
14
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Salle projecten ( vermogenproject x uitgemiddelde parameter-scoreproject ) Vermogentotaal De theoretische hoeveelheid vermogen (MW) die tegengehouden wordt is voor alle parameters in beeld gebracht. Zie voor tabellarisch overzicht van de resultaten figuren 10 en 11. De resultaten worden besproken in hoofdstukken 5, 6 en 7. Belangrijke opmerking: Omdat parameters gebruikt worden die in onbekende mate (on-)afhankelijk van elkaar zijn is het nadrukkelijk niet mogelijk de hoeveelheden belemmerde MW’s per parameter op te tellen.
2.11
Berekening correlaties tussen parameters
Tussen bepaalde parameters zijn correlaties berekend. Hiervoor is de methode van Pearson gebruikt (“r2methode”). De waarde van r2 kan worden gezien als dat deel van de variantie in y dat toe te schrijven is aan de variantie in x.
2.12
Landschap
Voor ieder project is een inventarisatie van omgeving en landschap gemaakt. Projecten zijn als volgt gecategoriseerd: •
Ligt het windpark nabij grootschalige infrastructuur (een snelweg, provinciale weg, spoorlijn, doorgaande waterweg, waterkerende dijk et cetera), ja of nee.
•
In wat voor soort landschapstype bevindt het project zich (5 categorieën): e o Jonge 20 eeuwse polder. o Industrieel. o Open landschap. o Stedelijk / suburbaan. o Half-open tot gesloten landschap.
•
Aantal woningen binnen een straal van 1 km. rond de turbines.
•
Herkenbaarheid van het opstellingspatroon. De volgende opstellingspatronen zijn onderscheiden: o Solitaire opstellingen. o Onregelmatige clusteropstellingen. o Lijnopstellingen, recht of licht gebogen. o Clusteropstelling in regelmatig (grid-)patroon.
Voor exacte beschrijving van vragen en gebruikte criteria zie bijlage 2.
2.13
Subsidie
Voor alle projecten geldt dat er geen MEP-beschikking is toegekend. Tevens is aangenomen dat, zodra projecten alle gemeentelijke vergunningen hebben verkregen, subsidie zal worden aangevraagd in het kader van de nieuwe regeling SDE.
15
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
3.
Verwacht vergund en verwacht geplaatst vermogen
3.1
Totale hoeveelheid vermogen waaraan gewerkt wordt
Op dit moment, april 2008, is 1.729 MW windvermogen op land geplaatst en is 253 MW reeds vergund, samen 1.982 MW. Er wordt gewerkt aan 4.419 MW op land. Deze hoeveelheid is verdeeld over 214 projecten.
3.2
Verwacht vergund vermogen per jaar
Onderstaande figuur geeft het verwacht vergund vermogen per jaar. (Als criterium geldt dat de gemeentelijke bouwvergunning is afgegeven.)
Verwacht vergund vermogen per jaar Jaar 2008 2009 2010 2011 ≥2012 Niet bekend (nb)
Min (MW) 161 725 167 36 8 116
Max (MW) 205 931 221 52 12 189
Totaal
1.213
1.610
Figuur 2
Verwacht vergund vermogen per jaar.
Dezelfde data in een staafdiagram:
Figuur 3
Verwacht vergund vermogen per jaar.
Opmerking: “Minimaal” en “maximaal” hangt samen met de projectomvang die in sommige projecten nog niet bekend is.
16
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
3.3
Verwacht geplaatst vermogen per jaar
Onderstaande figuur geeft het verwacht geplaatst vermogen per jaar:
Verwacht geplaatst vermogen per jaar Jaar 2008 2009 2010 2011 ≥2012 Nb
Min (MW) 0 18 166 592 293 144
Max (MW) 0 21 210 768 388 223
Totaal
1.213
1.610
Figuur 5
Verwacht geplaatst vermogen per jaar, figuur (nog geen SDE aangevraagd).
Dezelfde data in een staafdiagram:
Figuur 6
Verwacht geplaatst vermogen per jaar.
De vermogens van projecten met MEP-beschikking die in 2008 (en later) gebouwd worden zijn niet weergegeven. Er wordt verwacht dat er geen enkel project met SDE-subsidie in 2008 gebouwd wordt. In onderstaande grafiek is een overzicht gegeven van het werkelijk geplaatste vermogen en het vermogen waarvan verwacht wordt dat het geplaatst wordt. Hierin zijn alle projecten opgenomen die op dit moment gebouwd worden, of al vergund zijn. Opmerking: Alle al vergunde projecten die nog niet gebouwd zijn, zijn aan 2008 toegekend.
17
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Vermogen windenergie (MW) geplaatst en verwacht te plaatsen 900
“Post-MEP dip”
800 700
MW
600 500 400 300 200 100 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
nb
Jaar
Figuur 7
Vermogen windenergie op land, geplaatst en verwacht te plaatsen
In de jaren 2009 en 2010 valt het te plaatsen vermogen sterk terug. Dit is het gevolg van het stopzetten van de MEP-subsidie in juni 2006: de “post-MEP-dip”. Voor het jaar 2011 wordt een inhaalslag verwacht. Veel projecten die stil gelegen hebben tussen 2006 en 2008 zullen in 2011, door de openstelling van de nieuwe SDEsubsidie in 2008, tegelijk gerealiseerd worden.
3.4
Geplaatst en verwacht vergund vermogen tot en met 2011
Het kabinet heeft in haar beleidsnota “Schoon en Zuinig” aangegeven op peildatum 31 december 2011 een verdubbeling van 2000 naar 4000 MW aan gemeentelijk vergunde projecten te willen hebben gerealiseerd. De resultaten uit het onderzoek over dit punt zijn hieronder weergegeven.
Verwacht vergund vermogen inclusief gerealiseerd vermogen eind 2011 Gerealiseerd op landlocaties per april 2008 In aanbouw/nog te bouwen per april 2008 (MEP beschikking) Resultaat onderzoek: Gemeentelijke bouwvergunning tussen april 2008 en 31 december 2011 (minimaal - maximaal) TOTAAL (minimaal - maximaal) Figuur 8
1.729 MW 253 MW 1.089 – 1.409 MW
3.071 – 3.391 MW
Verwacht vergund vermogen inclusief gerealiseerd vermogeneind 2011.
De kabinetsdoelstelling van 4.000 MW aan geplaatst en vergund vermogen in 2011 wordt, met gelijkblijvend beleid, niet gerealiseerd.
3.5
Lange doorlooptijden in de planologische procedure
De doorlooptijden van windenergieprojecten zijn lang. Vóór de start van de planologische procedure gaat vaak een ontwikkelingsperiode van 2-5 jaar vooraf. De planologische procedure zelf bedraagt vanaf de aanvraag van een bouwvergunning tot aan de definitieve vergunning gemiddeld 1½ jaar. Voor vrijwel alle projecten geldt dat pas daarna definitieve aankoopcontracten met turbineleveranciers worden gesloten. De levertijd van turbines
18
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
bedraagt momenteel circa 1½ jaar. Daarmee komt de totale doorlooptijd tussen de start van de planologische procedure en de realisatie op 3 jaar.
Indienen aanvraag
Voorlopige vergunning
Gemeentelijke planologische procedure
Medio 2008 Figuur 9
3.6
Onherroepelijke vergunning
Aanschaf Windturbines
Bezwaarprocedures
Begin 2009
Start bouw
Eind 2009
Begin 2011
Doorlooptijd windprojecten
Belemmeringen zorgen samen voor 64 % uitval
Van het totale vermogen dat momenteel in voorbereiding is (4.419 MW) zal bij gelijkblijvend beleid naar verwachting 64 % (2.809 MW) niet gerealiseerd worden. 36% (1.610 MW) Zal naar verwachting wel gerealiseerd worden. Voor de projecten die afvallen geldt dat één of meer van de belemmeringen er voor zal zorgen dat de ontwikkelaar zijn voorbereidingen staakt of dat de gemeente besluit om geen vergunning voor het project af te geven. Opmerking: Getallen zijn berekend op basis van de maximale hoeveelheid te plaatsen vermogen.
3.7
Belangrijkste belemmeringen
Figuur 10 geeft van alle aspecten de zogenaamde belemmeringsfactor: Deze geeft weer hoeveel vermogen er theoretisch door deze belemmering wordt tegengehouden. (Voor berekeningswijze zie 2.10)
19
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Stemming in raad Houdi ng wethouders Pas send in gemeente beleid Houdi ng ambtenaren
Belemmeringen
Georganis eerde weerstand Radar Ecologie Pas send i n provi nciaal beleid Veili gheid Geluid Sl agschaduw Auto-water-trein Kabels (gas) Laagvli egroute Bodem archeologie Hoogspanning 0
200
400
600
800
1000 1200 1400 1600 1800 2000 MW
Figuur 10 Belemmeringen bij plaatsing windenergievermogen Belangrijke opmerking: Omdat parameters gebruikt worden die in onbekende mate afhankelijk van elkaar zijn is het nadrukkelijk niet mogelijk de genoemde MW’s per belemmering bij elkaar op te tellen
Onderstaande figuur geeft de bijbehorende percentages en exacte hoeveelheden MW’s: Belemmering
Belemmeringsfactor
Stemming in raad
42%
Theoretische hoeveelheid belemmerd vermogen (MW) 1.838
Houding wethouders
34%
1.487
Passend in gemeente beleid
33%
1.460
Houding ambtenaren
28%
1.256
Georganiseerde weerstand
19%
831
Radar
13%
574
Ecologie
13%
571
Passend in provinciaal beleid
12%
537
Veiligheid
7%
291
Geluid
6%
265
Slagschaduw
3%
153
Auto-water-trein
3%
120
Kabels (gas)
2%
101
Laagvliegroute
2%
88
Bodem archeologie
1%
64
Hoogspanning 0% 22 Figuur 11 Belemmeringen bij plaatsing windenergievermogen Belangrijke opmerking: Omdat in de dataset verschillende parameters gebruikt worden die in onbekende mate (on-)afhankelijk van elkaar zijn is het nadrukkelijk niet mogelijk de hoeveelheden tegen gehouden MW’s per belemmering op te tellen
Opvallend is dat de vier belangrijkste belemmeringen gaan over de politiek-maatschappelijke aspecten (houding en gedrag ) binnen de gemeente (raad, wethouder, ambtenaren en gemeentebeleid). Georganiseerde weerstand staat op de vijfde plaats. De meer concrete milieutechnische en ruimtelijke aspecten (radar, veiligheid, geluid et cetera) zijn in mindere mate belemmerend. Hierover meer in hoofdstukken 5 tot en met 9.
20
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4.
Resultaten algemene projectgegevens
De “basisgegevens” van elk project bestaan uit: minimaal en maximaal aantal turbines, grootte van de turbines in MW (minimaal en maximaal), ashoogte, te verwijderen vermogen en concurrentie tussen projecten. In dit hoofdstuk worden analyses van deze parameters weergegeven. Opmerking: Er is bij de berekeningen uitgegaan van de maximale variant van de verwachte hoeveelheid MW’s.
4.1
Totale hoeveelheden en gemiddelden per provincie en voor Nederland
Onderstaande figuur toont per provincie en voor Nederland de maximale hoeveelheid MW’s, aantallen projecten, aantallen windturbines, gemiddelde ashoogte en gemiddelde grootte per project.
77 143 63 184 47 118 271 182 45 95 225 39
Gemiddelde ashoogte (m) 61 84 103 94 90 99 80 87 91 80 97 102
Gemiddelde grootte van project (MW) 10 56 26 85 13 15 19 13 15 27 18 14
1.489
83
21
Hoeveelheid (MW)
Aantal projecten
Aantal windturbines
Friesland Groningen Drenthe Flevoland Overijssel Gelderland Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Zeeland Noord-Brabant Limburg
141 505 185 680 133 316 774 504 133 242 668 138
14 9 7 8 10 21 40 40 9 9 37 10
NEDERLAND
4.419
214
Figuur 12
Basisgegevens per provincie en Nederland
Opvallende aspecten: In de provincies Groningen, Noord-Holland, Flevoland, Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn verreweg de meeste initiatieven: samen goed voor 3.131 MW of 71% van het totale vermogen waar op dit moment in Nederland aan gewerkt wordt. 4.419 MW wordt gedeeld over 1.489 turbines; de gemiddelde turbinegrootte is 2,97 MW. Ondanks de gemiddelde turbinegrootte van bijna 3MW is, is de gemiddelde ashoogte “slechts” 83 meter. In Friesland worden de laagste molens neergezet, gemiddelde ashoogte 61 meter. In Drenthe en Limburg de hoogste, respectievelijk 103 en 102 meter. De provincies Groningen en Flevoland plaatsen relatief grote windparken. Deze hebben een gemiddelde grootte van 56 MW respectievelijk 85 MW per project. In Friesland is de gemiddelde omvang van projecten het kleinst.
21
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4.2
Grootte van de projecten
De projecten variëren als volgt in projectgrootte:
Figuur 13
Vermogen per project Blauw: klassegrootte 3 MW Rood: klassegrootte 50 MW
Opvallende aspecten: De MER beoordelingsgrens van 15 MW is goed zichtbaar; veel projecten hebben een grootte van net iets minder dan 15 MW, waardoor er geen MER-beoordeling hoeft plaats te vinden. Er zijn relatief weinig projecten met solitaire windturbines gepland, in totaal zijn dat 19 projecten voor heel Nederland, waarvan 9 in de provincie Noord-Holland. Er zijn enkele zeer grote projecten gepland (zie ook paragraaf hieronder). Deze zijn weergegeven in de rode staven in figuur 13.
4.3
Grote projecten hebben groot aandeel
Er zijn enkele zeer grote projecten in voorbereiding. In onderstaande figuur staan alle projecten groter dan 100 MW.
Projecten > 100 MW Gemeente / project
Noordoostpolder 5 projecten Wieringerrmeer – alle projecten Veendam Menterwolde Delfzijl Zeewolde Eemsmond Rotterdam 2e Maasvlakte NEDERLAND
Projectgrootte (MW)
Vervangen vermogen (MW)
400 398 180 160 108 100 100
17 85 4 1 -
1.446
107
Verwachte realisatiekans % 75 25 20 35 70 10 70
Netto toename vermogen (MW) 287 78 36 64 75 10 70 671
Figuur 14 Projecten groter dan 100 MW (op basis van maximale opstellingsvarianten) Opmerking: De projecten in van de Wieringermeer concurreren met elkaar, waardoor de slaagkans per project relatief laag is .
22
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Circa 1/3 deel van het vermogen waar in Nederland aan gewerkt wordt zit in 7 grote projecten. Rekening houdend met de realisatiekans, zit zelfs 41 % van het totale te verwachten vergund vermogen in bovenstaande grote projecten.
4.4
Concurrentie tussen projecten
Soms zijn projecten met elkaar in concurrentie omdat de gemeente of regio aangegeven heeft een keuze te willen maken tussen twee of meer projecten. Milieutechnisch en ruimtelijk gezien zijn beide windparken dan mogelijk, maar de gemeente of regio is dan de mening toegedaan dat één windpark wel genoeg is. Onderstaande figuur geeft weer hoeveel MW in concurrentie is. Vermogen (MW) in Aantal betrokken concurrentie projecten Friesland Groningen Drenthe Flevoland Overijssel Gelderland Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Zeeland Noord-Brabant Limburg
0 28 0 0 0 150 397 0 0 0 95 0
0 2 0 0 0 7 6 0 0 0 7 0
NEDERLAND
670
22
Figuur 15
Concurrentie tussen projecten
Vooral in de provincie Noord-Holland is sprake van concurrentie. Dit speelt zich uitsluitend af binnen de gemeente Wieringermeer. De concurrentieprojecten in Gelderland liggen in een 6-tal gemeenten: Berkelland, Oost-Gelre, Bronckhorst, Tiel, Geldermalsen en Neerijnen. De concurrentie in Noord-Brabant speelt zich af in Halderberge, Etten-Leur en Bergen-op-Zoom. In Groningen gaat het om 2 projecten in Scheemda.
4.5
Vervanging
Regelmatig worden bestaande “oude” projecten opgeschaald. Kleine windturbines worden weggehaald en grotere worden teruggeplaatst. Onderstaande figuur geeft een schatting van het vermogen dat weggehaald gaat worden en de hoeveelheid die er naar verwachting voor terug komt.
Friesland Groningen Drenthe Flevoland Overijssel Gelderland Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Zeeland Noord-Brabant Limburg
Vermogen vervangen 11 5 0 74 0 0 99 8 0 20 7 0
NEDERLAND
224
Figuur 16
(MW)
te
Vermogen (MW) wordt teruggeplaatst 105 120 0 616 0 0 451 37 0 91 15 0
Aantal projecten 9 2 0 5 0 0 18 3 0 4 1 0
1.434
43
betrokken
Vervanging windparken
23
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Vooral in Flevoland (5 projecten, samen 74 MW) en Noord-Holland (18 projecten, samen 99 MW) wordt veel vervangen. Vervanging leidt in het algemeen tot een nieuw totaal vermogen dat 5 tot 10 keer hoger is dan wat er stond. Van de 1.434 MW aan vervangingsprojecten gaat naar verwachting 644 MW gerealiseerd worden, dat is 45%. Dit percentage ligt hoger dan de gemiddelde slaagkans voor windenergieprojecten in Nederland (38%).
4.6
Correlaties tussen parameters
Onderstaande figuur toont de correlaties tussen de algemene slaagkans van een project en een aantal parameters. Hiervoor is de in de statistiek gebruikelijke methode van Pearson gebruikt (“r2-methode”). Wanneer r2=1, is er sprake van een perfecte correlatie. Bij r2=0 is er in het geheel geen correlatie. Correlaties tussen algemene slaagkans en verschillende parameters Stemming in raad Passend in gemeente beleid Houding wethouders Houding ambtenaren Georganiseerde weerstand Passend in provinciaals beleid Radar Laagvliegroute Bodem archeologie Ecologie Slagschaduw Geluid Auto-water-trein Kabels (gas) Veiligheid Hoogspanning Figuur 17 Correlatie r2 parameters
r2 0,6031 0,3761 0,3456 0,3434 0,1807 0,0936 0,0255 0,0251 0,0208 0,0183 0,0146 0,0068 0,0064 0,0025 0,0006 0,0001
Er is één hoge correlatie: Verwachte stemming in de Gemeenteraad – Slaagkans: r2 = 0,6. Daarover merken we het volgende op: Bij veel projecten is de laagste score van alle parameters “de stemming van de raad”. De methode om de algemene slaagkans van een project te bepalen is veelal gebaseerd op de laagst scorende parameter (de ketting is zo sterk als de zwakste schakel). Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat beide parameters sterk correleren. Daarnaast zijn er redelijke correlaties aanwezig: 2 Passend in gemeentebeleid – Slaagkans: r = 0,38. 2 Houding wethouders – Slaagkans r = 0,35. Houding ambtenaren – Slaagkans r2 = 0,34. Overige correlaties zijn buitengewoon zwak of niet aanwezig.
24
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4.7
Verschil projecten BLOW – buiten-BLOW
Onderstaande figuur geeft de verschillen aan tussen BLOW en buiten-BLOW projecten.
Provincie
MW BLOW
Vervanging
MW BLOW Verwacht
Slaagkans %
MW buiten-BLOW
Vervanging
Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord Brabant Noord Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid Holland
12 643 18 277 440 138
0 50 3 0 4 0
11 439 8 62 110 18
92% 74% 50% 22% 25% 13%
173 37 123 39 65 0
0 24 8 0 1 0
MW buiten-BLOW verwacht 20 4 61 11 5 0
157
0
67
43%
512
7
89
18%
209
10
108
54%
565
89
118
25%
64 70 242 485
0 0 20 8
24 21 128 254
38% 30% 58% 53%
69 63 0 18
0 0 0 0
42 6 0 5
61% 10% 28%
Nederland
2.755
95
1.250
47%
1.665
129
360
23%
Figuur 18
Slaagkans % 12% 31% 53% 28% 8% -
Verschil BLOW – buiten-BLOW projecten (op basis van maximale variant) Blauw: BLOW data Rood: buiten-BLOW data
Projecten die in de jaarrapportage BLOW-2007 opgenomen zijn hebben een aanzienlijk hogere slaagkans dan buiten-BLOW projecten (47% tegen 23% in totaal). Dit komt omdat: • BLOW-projecten op provinciaal niveau voorgeselecteerd zijn, zodat ze liggen op plaatsen waar weinig belemmeringen zijn (ecologie, landschap, et cetera). • Er in de meeste provincies afstemming heeft plaats gevonden met de gemeenten waar de BLOWwindenergieprojecten gelegen zijn. • Er vanuit de provincies actieve ondersteuning is voor deze projecten. Opvallend is dat in de provincies Friesland, Gelderland en Overijssel de buiten-BLOW projecten een grotere slaagkans hebben dan de BLOW-projecten. Daarvoor zijn de volgende verklaringen: • Friesland: Er is slechts één BLOW-project en de buiten-BLOW projecten blijken niet te conflicteren met het provinciale streekplan • Gelderland: Veel projecten (vijf) uit de BLOW lijst zijn recent door de gemeenteraad weggestemd, waardoor deze een zeer lage slaagkans hebben. In Gelderland zijn relatief veel projecten in concurrentie met elkaar, waardoor de realisatiekans per project laag is. • Overijssel: Recent is één project uit de buiten-BLOW-lijst door de gemeenteraad in procedure genomen, terwijl daardoor een concurrerend project dat in de BLOW-lijst stond is afgevallen.
25
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
5.
Ruimtelijke en milieutechnische belemmeringen
In bijlage 2 is de vragenlijst weergegeven zoals afgenomen bij de geïnterviewden. Daarin wordt een uitleg per parameter gegeven en een korte toelichting op de wijze van scoren. In onderstaande paragrafen worden per parameter de onderzoeksresultaten voor de ruimtelijke en milieutechnische belemmeringen weergegeven met een korte uitleg. Voor uitleg van het begrip ‘belemmeringsfactor’ zie paragraaf 2.10. De parameters zijn gerangschikt in mate van belangrijkheid (de parameter met de sterkste belemmering op ruimtelijke en milieutechnische gebied is als eerste genoemd). Voor de kwalitatieve beoordeling is de volgende classificatie gebruikt: Belemmeringsfactor 0-3% 3-6% 6-10% 10-15% 15-25% 25-40% >40%
Kwalitatieve benaming “Zeer geringe belemmering” “Geringe belemmering” “Belemmering van enige betekenis” “Belemmering van betekenis” “Sterke belemmering” “Zeer sterke belemmering” “Uitzonderlijk sterke belemmering”
Belangrijke opmerking: Omdat parameters gebruikt worden die in onbekende mate (on-)afhankelijk van elkaar zijn is het nadrukkelijk niet mogelijk de hoeveelheden belemmerde MW’s per parameter op te tellen.
5.1
Radar
Radar Belemmeringsfactor
13 %
Theoretisch vermogen dat door radar belemmerd wordt
574 MW
Radarinstallaties van civiele diensten en van Defensie kunnen bij plaatsing van windenergievermogen een belemmering van betekenis zijn. De problematiek met radar is de belangrijkste ‘harde’ technische belemmering. Wanneer een windproject het radarbeeld ontoelaatbaar verstoort, dan kan het project zonder aanpassingen geen doorgang vinden. Toen het vigerende beleid voor radarverstoring door Defensie en andere partijen in 2006 nogmaals onder de aandacht is gebracht van gemeenten en provincies, is rekening gehouden met bestaande projecten en projecten in de vergunningenfase. Echter voor projecten waarvoor nog geen bouwvergunning was aangevraagd ontstond een belemmering. Een aantal projectontwikkelaars wist wel van deze normen maar heeft er voor gekozen om het project door te zetten in de hoop op een toekomstige versoepeling van de norm. Vooral in de provincies Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg speelt deze parameter een negatieve rol.
5.2
Ecologie
Ecologie Belemmeringsfactor
13 %
Theoretisch vermogen dat door ecologie belemmerd wordt
571 MW
Ook ecologie is bij plaatsing van windenergievermogen een belemmering van betekenis. Bij de voorbereiding van een windproject behoort rekening gehouden te worden met de ligging van gebieden met natuurwaarden. Om die reden liggen vrijwel alle projecten buiten dergelijke gebieden. Provincies hebben hun BLOW-projecten zó gekozen dat ze niet botsen met natuurwaarden.
26
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Wat echter door geïnterviewden als complicerende factor wordt genoemd is de onduidelijkheid die bestaat over de externe werking van Natura 2000- en andere natuurgebieden. Er bestaat ook onduidelijkheid over hoe moet worden omgegaan met de mogelijke cumulatie van effecten op deze gebieden.
5.3
Veiligheid op bedrijventerreinen
Veiligheid op bedrijventerreinen Belemmeringsfactor
7%
Theoretisch vermogen dat door radar belemmerd wordt
291 MW
Veiligheid op bedrijventerreinen is bij plaatsing van windenergievermogen een belemmering van enige betekenis. Sinds 1 januari 2005 wordt in het Handboek Risicozonering Windturbines een richtlijn genoemd voor de veiligheidscontour rond een windturbine (10-6-contour) voor kwetsbare én beperkt kwetsbare objecten. In de praktijk komt dit neer op een minimale afstand van 162 meter tussen windturbines en bedrijfshallen, kantoren en andere ‘veiligheidsgevoelige’ objecten. Gemeenten zijn geneigd deze richtlijn als strikte norm te hanteren, waarmee de plaatsing van windturbines op bedrijventerreinen sterk belemmerd wordt. Marktpartijen vinden de richtlijn te streng en betogen dat deze gebaseerd is op een misinterpretatie en op verouderde faalkans statistieken van windturbines.
5.4
Geluid
Geluid Belemmeringsfactor
6%
Theoretisch vermogen dat door geluid belemmerd wordt
265 MW
Geluid is een geringe belemmering bij plaatsing van windenergievermogen. Dit kan verklaard worden doordat projectontwikkelaars en initiatiefnemers bij de locatiekeuze van het project goed rekening houden met algemene geluidsnormen en voldoende afstand houden tot geluidsgevoelige bestemmingen. Tevens kan een overschrijding van de geluidnormen eenvoudig gemitigeerd worden door turbines tijdelijk op een lager toerental te laten draaien. Wel is er onduidelijkheid over de geluidnormen bij een stabiele atmosfeer (het zogenaamde ‘van den Berg effect’).
5.5
Slagschaduw
Slagschaduw Belemmeringsfactor
3%
Theoretisch vermogen dat door geluid belemmerd wordt
153 MW
Slagschaduw is een zeer geringe belemmering bij plaatsing van windenergievermogen. Dit kan verklaard worden doordat projectontwikkelaars en initiatiefnemers bij de locatiekeuze van het project goed rekening houden met algemene normen en voldoende afstand houden tot schaduwgevoelige bestemmingen. Tevens is slagschaduw relatief eenvoudig te mitigeren door middel van een automatische stilstandregeling. Minder duidelijkheid is er over de mate waarin slagschaduw toegestaan is op werkruimten zoals kantoren.
5.6
Verkeerswegen, waterwegen, treinsporen
Verkeerswegen, waterwegen, treinsporen Belemmeringsfactor
3 %
Theoretisch vermogen dat door radar belemmerd wordt
120 MW
27
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Verkeerswegen, waterwegen en treinsporen zijn belemmeringen van zeer geringe betekenis bij plaatsing van windenergievermogen. In het Handboek Risicozonering Windturbines uit 2005 worden heldere normen gegeven over de afstanden tussen windturbines en infrastructuur. Ontwikkelaars en initiatiefnemers houden daar rekening mee.
5.7
Kabels en leidingen
Kabels en leidingen Belemmeringsfactor
2%
Theoretisch vermogen dat door radar belemmerd wordt
101 MW
Kabels en leidingen zijn belemmeringen van zeer geringe betekenis bij plaatsing van windenergievermogen. In het Handboek Risicozonering Windturbines worden heldere normen gegeven over de afstanden tussen windturbines en leidingen. Er zijn instanties, zoals de Gasunie, die inmiddels eigen criteria ontwikkeld hebben. Ontwikkelaars en initiatiefnemers houden daar rekening mee.
5.8
Laagvliegroutes en invliegfunnels
Laagvliegroute en invliegfunnels Belemmeringsfactor
2%
Theoretisch vermogen dat door laagvliegroutes wordt
88 MW
Laagvliegroutes en invliegfunnels zijn belemmeringen van zeer geringe betekenis bij plaatsing van windenergievermogen, omdat de ligging goed bekend is.
5.9
Bodem en archeologie
Bodem en archeologie Belemmeringsfactor
1%
Theoretisch vermogen dat door laagvliegroutes belemmerd wordt
64 MW
Archeologische waarden vormen een zeer geringe belemmering bij plaatsing van windenergievermogen.
5.10
Hoogspanningsleidingen
Hoogspanningsleidingen Belemmeringsfactor
<1 %
Theoretisch vermogen dat door hoogspanningsleidingen belemmerd wordt
22 MW
Hoogspanningsleidingen zijn belemmeringen van zeer geringe betekenis bij plaatsing van windenergievermogen. In het Handboek Risicozonering Windturbines worden heldere normen gegeven over de afstanden tussen windturbines en hoogspanningsleidingen. Ontwikkelaars en initiatiefnemers houden daar rekening mee.
5.11
Overig
In de interviews is naast de vragen over de hierboven genoemde milieu-technische en ruimtelijke belemmeringen gevraagd naar “overige belemmeringen”. De volgende onderwerpen kwamen naar voren:
28
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Subsidie • Het onaangekondigd stopzetten van de MEP-subsidie in 2006 heeft veel schade aangericht. Investeerders en initiatiefnemers zijn gebaat bij een voor lange termijn geldende subsidie en een betrouwbare overheid. • De huidige SDE is niet toereikend voor binnenlandlocaties. Enkele ontwikkelaars noemen een scheidslijn van 8 m/s op 100 meter: bij lagere windsnelheden is een project niet rendabel. • De SDE is niet toereikend voor locaties in het IJsselmeer (bij voorbeeld voor projecten voor de kust van de Noordoostpolder en de Wieringermeer.) Hier zijn de bouw, aansluiting op het net en het onderhoud duurder. Ontwikkelaars en initiatiefnemers • Een deel van de projectontwikkelaars is ondeskundig. • Ontwikkelaars besteden te weinig aandacht aan de lokale bevolking en werken te weinig aan versterking van het locale draagvlak. • Sommige ontwikkelaars voeren op onaangename wijze strijd met concurrenten. Rijksbeleid en regelgeving • Het ‘nieuwe’ rijksbeleid over concentratie van windenergie en het vrijhouden van vides is onduidelijk. Lokale besluitvorming wordt er in negatieve zin door beïnvloed. • De MER-beoordelingsplicht voor projecten vanaf 15 MW is verwarrend (wél beoordelingsplicht, geen MER-plicht) en de grens is te laag. Deze zou opgetrokken moeten worden naar 50 MW. Communicatie minister • Het “Cramer effect” (negatieve uitspraak over Woerden) heeft andere projecten geen goed gedaan. Het elektriciteitsnet • De netcapaciteit voor ‘afvoer’ van de elektriciteit is niet toereikend. • Aanpassingen zijn kostbaar en kunnen niet alleen op windprojecten worden afgewenteld. Diverse ruimtelijke conflicten • Plaatsing van windturbines op of bij dijken stuit op tegenwerking van Rijkswaterstaat. • Windprojecten op bedrijventerreinen concurreren met andere gebruikers. (Dit punt hangt samen met het aspect ‘veiligheid’.) • (Kleine) vliegvelden werpen een flinke bouwhoogtebeperking op voor windprojecten. • De veiligheidsnormen voor de HSL zijn onduidelijk. • Windturbines conflicteren met recreatieve gebruiksfuncties (zeilsport, recreatiewoningen). Besluitvorming • De invloed van welstandscommissies is te groot en vaak negatief. • Regionale of intergemeentelijke besluitvorming over windprojecten is onnodig complicerend. Het is onduidelijk voor projectontwikkelaars en gemeenten wat de bevoegdheden van provincie en regio zijn.
29
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
6.
Vigerend beleid van provincie en gemeente
Aan de geïnterviewden is gevraagd of het project past in het bestaande gemeentelijk en provinciaal beleid. Onderstaande paragrafen geven de onderzoeksresultaten.
6.1
Gemeentelijk beleid
De antwoorden zijn als volgt gescoord: Antwoord Project past in bestemmingplan Locatie wordt in beleid positief beoordeeld, maar er is nog geen bestemmingplan voor Positief algemeen windenergiebeleid, maar deze locatie komt niet in nota’s voor Beleid sluit windenergie op deze locatie uit
Score 100 70 30 0
Resultaat: Passend in gemeente beleid Belemmeringsfactor
33%
Theoretisch vermogen dat door gemeentebeleid belemmerd wordt
1.460
Dit is een bijzonder sterke belemmering. Een windproject kan alleen vergund worden wanneer het bestemmingsplan dat toestaat of wanneer een ontheffing op het bestemmingsplan wordt verleend. In verreweg de meeste gevallen in Nederland past een gemeente haar ruimtelijk beleid (bestemmingsplan buitengebied) pas aan wanneer er een bouwvergunning aangevraagd wordt. In het onderzoek komt het ontbreken van positief windenergiebeleid als de op twee na belangrijkste belemmering naar voren. De parameter “gemeentelijk beleid” hangt in grote mate samen met de parameters houding van wethouders/ambtelijk apparaat en de houding van de gemeenteraad. Zij kunnen gezamenlijk een positief gemeentelijk windenergiebeleid ‘maken of breken’.
6.2
Provinciaal beleid
De antwoorden zijn als volgt gescoord: Antwoord Project is opgenomen in het streekplan en wordt door provincie ondersteund en gestimuleerd. Project past in het streekplan, maar wordt niet actief door provincie gestimuleerd. Positief algemeen beleid, maar er zijn geen beleidstukken over deze locatie. Beleid sluit windenergie op deze locatie uit.
Score 100 70 30 0
Resultaat: Passend in provinciaal beleid Belemmeringsfactor
12%
Theoretisch vermogen dat door provinciaal beleid belemmerd wordt
537 MW
Dit is een belemmering van betekenis. Alle provincies hebben ruimtelijk beleid waarin de plaatsingsvoorwaarden voor windenergieprojecten beschreven zijn. In het algemeen bevinden de projecten zich in gebieden die volgens de provincies geschikt zijn voor windenergie. Echter, met name in de provincies Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Utrecht zijn relatief veel projecten gesitueerd in gebieden waarvoor dit niet of in mindere mate geldt. Daarvoor zijn de volgende verklaringen:
30
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
•
• • •
Groningen heeft beleid geformuleerd waarin windenergie uitsluitend is toegestaan op enkele grootschalige bedrijfsterreinen. Marktpartijen zien desalniettemin elders ook kansen en mogelijkheden. Alle buiten-BLOW projecten liggen niet op deze grootschalige bedrijventerreinen. De provincie Drenthe heeft slechts één locatie in haar beleid opgenomen. Alle buiten-BLOW projecten vallen dus buiten het ruimtelijke beleid van de provincie. Noord-Brabant heeft op dit moment geen specifiek ruimtelijke windenergiebeleid. De provincie Utrecht heeft vijf locaties in haar beleid opgenomen. Er zijn vier relatief grote buiten-BLOW locaties die dus niet in het provinciaal ruimtelijk beleid passen.
31
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
7.
Politiek en maatschappelijk draagvlak
In het onderzoek zijn vragen opgenomen over het politieke en maatschappelijke draagvlak voor de windprojecten. Onderstaande paragrafen geven de onderzoeksresultaten per parameter weer. De parameters die de grootste belemmering vormen worden als eerste genoemd.
7.1
Stemming in de gemeenteraad
De stemming in de gemeenteraad is verreweg de belangrijkste factor in de besluitvorming over een windproject. De stemming van de gemeenteraad wordt het vaakst als knelpunt genoemd. Stemming in raad Belemmeringsfactor
42%
Theoretisch vermogen dat door de gemeenteraad belemmerd wordt
1.838 MW
De stemming in de gemeenteraad vormt een uitzonderlijk sterke belemmering bij plaatsing van windenergievermogen. Wanneer aan geïnterviewden gevraagd wordt naar algemene oplossingsrichtingen om het plaatsingstempo van windenergie in Nederland te verhogen, worden veel antwoorden gegeven die betrekking hebben op dit aspect; ‘hoe beïnvloed je de stemming van de gemeenteraad?’ De gegeven antwoorden leiden tot de volgende analyse. Beïnvloeding door voor- en tegenstanders De gemeenteraad heeft het primaat bij lokale ruimtelijke besluitvorming. De raad is ‘bevoegd gezag’ bij het verlenen van vergunningen en de planologische procedures. De stemming van individuele raadsleden wordt beïnvloed en bepaald door een breed scala van zaken: kennis, informatie, meningen, overtuigingen en emoties. Raadsleden laten zich informeren, adviseren en beïnvloeden door de directe politieke achterban, belanghebbende organisaties, (groepen) burgers, de media et cetera. Raadsleden hebben de moeilijke taak en verantwoordelijkheid om tegenstrijdige meningen en belangen van verschillend ruimtelijk en maatschappelijk schaalniveau tegen elkaar af te wegen. In een windenergieproject is het vooral de taak van de projectontwikkelaar en de grondeigenaren om kennis en informatie over alle aspecten van het project aan te leveren. Dit gebeurt veelal in de vorm van (onafhankelijke) rapportages over diverse (milieu-)aspecten. Er wordt een ‘lobby’ gevoerd richting raadsfracties en –leden om de voordelen van het project te benadrukken en de nadelen te relativeren. Uiteraard verlaten raadsleden zich niet alleen op de informatie van de ontwikkelaar. Het internet is een belangrijke bron van informatie. Veelbezochte neutrale of positieve sites zijn die van Senternovem en Milieucentraal. De belangrijkste bron van kritische informatie is de site van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie (NKPW). Kritische burgers en omwonenden voeren eveneens een lobby, maar dan met het doel om het windproject tegen te houden. Zij voeren (formeel en informeel) gesprekken met raadsleden, gebruiken hun spreekrecht tijdens bijeenkomsten en stellen documenten, petities en handtekeningenlijsten op. Zowel voorstanders als tegenstanders gebruiken de plaatselijke media om hun boodschap of mening te verspreiden. Tijdens het eerste moment waarop de raad gaat stemmen over een windproject gaat het meestal over de vraag of planologische medewerking aan het project verleend zal worden: wordt er wel of niet een procedure gestart ter verandering of ontheffing van het bestemmingsplan. Vaak wordt de stemming voorafgegaan door een verhitte strijd binnen en buiten de raadszaal. De emoties kunnen hoog oplopen.
32
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Argumenten voor en tegen Raadsleden die vóór een windproject stemmen doen dat om de volgende inhoudelijke redenen: 1. Ze zijn betrokken en voelen zich verantwoordelijk voor realisatie van duurzame energie projecten en klimaatbeleid. Ze zijn overtuigd van het nut en de noodzaak van windenergie en ze zijn doordrongen van de mondiale urgentie van de problematiek. 2. Ze beschikken over voldoende kennis over (wind-)energie, klimaatbeleid en de geldende wet- en regelgeving. Daarnaast spelen ook ‘niet-inhoudelijke’ argumenten een rol om vóór te stemmen: 1. Vóór stemmen levert politiek / electoraal gewin: de politieke achterban vindt de voordelen van het windenergieproject groter dan de nadelen. 2. Initiatiefnemers van het windenergieproject hebben een overtuigende lobby richting de raad gevoerd. 3. Het windenergieproject biedt een goede mogelijkheid om invulling te geven aan het gemeentelijke klimaat- en/of milieubeleid. De CO2 reductie en de productie van duurzame elektriciteit zijn belangrijk om de gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. 4. Het windenergieproject is concreet, zichtbaar en tastbaar. Realisatie is een goed visitekaartje voor de gemeente en is bevredigend voor de inspanning van raadsleden, bestuurders en ambtenaren. Raadsleden die tégen een windproject stemmen doen dat om de volgende inhoudelijke redenen (in volgorde van belangrijkheid): 1. Turbines verpesten het landschap, vervuilen de horizon en ze zijn lelijk. Belangrijk in dit opzicht is de mening van de welstandscommissie. In het onderzoek komen diverse projecten naar voren (onder andere in Gelderland) waar de welstandcommissie sterk negatief geadviseerd heeft. 2. Er is angst dat de waarde van huizen in de omgeving van het windproject zullen gaan dalen. Deze angst wordt gevoed door publicaties en jurisprudentie over dit onderwerp. 3. Windturbines zijn hinderlijk voor mensen. Geluidemissie, slagschaduw, veiligheid en zichtbaarheid worden als hinderlijk voor mensen ervaren. Deze al dan niet vermeende hinder weegt zwaarder dan de voordelen van het windproject. 4. Windturbines veroorzaken hinder voor de natuur. Vooral de invloed van windturbines op vogels speelt een rol. Turbines zijn een barrière, veroorzaken slachtoffers of verstoren vogelpopulaties. 5. Windturbines nemen ruimte in beslag ten kosten van andere functies. Dit speelt vooral op bedrijventerreinen, waar de waarde van de grond hoog is en er vanwege veiligheid, slagschaduw of andere redenen een bepaalde afstand tussen bedrijfsgebouwen en windturbines moet zijn. 6. Andere (vermeende) milieutechnische belemmeringen (bij voorbeeld ‘radar’, ‘veiligheid’, of iets anders) worden als bezwaarlijk gezien. 7. Windenergie in de gemeente is weinig zinvol. Andere (technische) oplossingen, zoals kernenergie, zonne-energie, kleine windturbines of wind op zee zijn beter. ‘Niet-inhoudelijke’ argumenten om tegen te stemmen zijn: 1. Het windproject dient een algemeen (landelijk of mondiaal) doel, maar er zijn geen voordelen voor de lokale gemeenschap. 2. Tegen stemmen levert politiek / electoraal gewin: de politieke achterban vindt dat de voordelen van het windenergieproject niet opwegen tegen de nadelen. 3. Het windenergieproject heeft (felle) voor- en tegenstanders. Het debat is de raadszaal en in de media is gepolariseerd en vaak geëmotioneerd. Vanwege deze (gevreesde) tweespalt ziet men van het windproject af. 4. Ontwikkelaars verrijken zichzelf: ontwikkelaars en exploitanten van windprojecten verdienen veel geld en dit geld komt meestal niet ten goede aan de lokale bevolking of – economie. Dit argument weegt zwaarder wanneer de ontwikkelaar/exploitant van buiten de regio komt en geen lokale betrokkenheid heeft. 5. Ontwikkelaars van verschillende windprojecten beconcurreren elkaar en werken elkaar soms tegen.
33
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
7.2
Rol van wethouder(s)
Houding wethouders Belemmeringsfactor
34%
Theoretisch vermogen dat door de rol van de wethouder belemmerd wordt
1.487 MW
De rol van de wethouder vormt een zeer sterke belemmering. Het college van Burgemeester en wethouders, en met name de wethouders voor Ruimtelijke Ordening en Milieu, spelen een belangrijke rol in het voortraject dat al dan niet leidt tot de start van de planologische procedure. Weliswaar is de stemming in de gemeenteraad doorslaggevend (de raad is ‘bevoegd gezag’), maar betrokken wethouders kunnen grote invloed (in positieve of in negatieve zin) hebben op de slaagkans van een project. Uit het onderzoek komt naar voren dat de houding en medewerking van de wethouder de op één na belangrijkste factor is voor de slaagkans van het project. Hoewel de invloed van de wethouders niet los staat van de mening en de stemming in de raad (beiden beïnvloeden elkaar), kan een wethouder een andere mening hebben dan de gemeenteraad.
Argumenten voor en tegen Inhoudelijke en niet-inhoudelijke redenen voor een wethouder om vóór te zijn, zijn hetzelfde als voor raadsleden (zie hierboven). Daarnaast is er nog een extra ‘niet inhoudelijke’ reden om voor te zijn: 1. De wethouder heeft steun, instemming of opdracht van de gemeenteraad. Om die reden voert de wethouder de wens van de meerderheid van de raad uit. Inhoudelijke en niet-inhoudelijke redenen voor een wethouder om tegen te zijn, zijn hetzelfde als voor raadsleden (zie hierboven). Daarnaast gelden de volgende ‘niet-inhoudelijke’ redenen om tegen te zijn: 1. Het windproject leidt tot weerstand en spanning met (het bestuur van) de buurgemeenten. Een wethouder wil dit voorkomen en is daarom tegen het windproject. 2. Het besluitvormingsproces rond een windproject is voor veel gemeenten eenmalig en uniek. Er wordt geen ervaring met windenergie opgebouwd. Het begeleiden van het proces kost veel tijd en vraagt om gespecialiseerde deskundigheid die binnen de gemeente niet beschikbaar is. Al met al een risicovol en onzeker proces.
7.3
Rol van ambtenaren
Houding ambtenaren Belemmeringsfactor
28%
Theoretisch vermogen dat door de rol van de ambtenaren belemmerd wordt
1.256 MW
De rol van de ambtenaren vormt een zeer sterke belemmering. De begeleiding en besluitvorming rond een windproject vraagt tijd en inspanning van ambtenaren. De meest betrokken ambtenaar valt meestal onder de afdeling Milieu of Ruimtelijke Ordening. De ambtenaar adviseert het college en voert uit wat hem door de bestuurder wordt opgedragen. De invloed van de ambtenaren op het besluitvormingsproces kan groot zijn. Hij of zij kan kennis en argumenten voor de wethouder aandragen waarmee het project gestimuleerd of juist geremd kan worden. Daarnaast heeft de meest betrokken ambtenaar invloed op de medewerking of tegenwerking van collega-ambtenaren bij andere afdelingen. Vaak is een flinke hoeveelheid overtuigingskracht en doorzettingsvermogen nodig om alle betrokken afdelingen en collega’s in het proces ‘mee te nemen’. De onderzochte parameter ‘houding van de ambtenaren’ is niet los te zien van de andere parameters over het gemeentelijke beleid.
34
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Argumenten voor en tegen Inhoudelijke en niet-inhoudelijke redenen voor een ambtenaar om vóór te zijn, zijn hetzelfde als voor raadsleden en wethouders (zie hierboven). Inhoudelijke en niet-inhoudelijke redenen voor een ambtenaar om tegen te zijn, zijn hetzelfde als voor raadsleden en wethouders (zie hierboven). Daarnaast gelden de volgende ‘niet-inhoudelijke’ redenen om tegen te zijn: 1. 2.
3.
7.4
Het windproject leidt tot spanning met collega’s en andere (ruimtelijke) belangen. Het komt de werksfeer niet ten goede. Het windproject kost veel inspanning. Het te doorlopen proces is onbekend en ingewikkeld, vraagt veel tijd en deskundigheid. De uitkomst is ongewis. Al deze inspanningen zouden ten koste gaan van andere (wettelijke) taken van de ambtenaar. Om die reden adviseert hij de wethouder om niet met het project in te stemmen of traineert hij het proces bewust of onbewust. Wethouder noch gemeenteraad geven opdracht of motivatie om aan het project te werken. Er valt aan het project weinig eer te behalen.
Georganiseerde weerstand
Georganiseerde weerstand Belemmeringsfactor
19%
Theoretisch vermogen dat door georganiseerde weerstand belemmerd wordt
831 MW
Georganiseerde weerstand vormt een sterke belemmering. Het komt regelmatig voor dat een deel van de lokale bevolking, een groep van direct omwonenden of een andere nationaal georganiseerde groep (fel) tegen het project is. Argumenten en gevoelens die leiden tot de mening tégen het windproject (zie hieronder) worden aangedragen of ingegeven door contacten met andere tegenstanders, berichten in de media, internetsites zoals van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie (NKPW) et cetera. Groepen van tegenstanders geven hun mening en gaan in debat tijdens (inspraak-) bijeenkomsten over het project, in de lokale media, door middel van een website, het verspreiden van folders en het voeren van gesprekken met raadsleden, ambtenaren en bestuurders. De invloed van georganiseerde weerstand op de stemming in de raad, de houding van de wethouder en ambtenaren is aanzienlijk. Veel redenen om tegen te zijn Uiteraard hebben de tegenstanders uitsluitend argumenten die tegen het windproject pleiten. Het zijn ten dele dezelfde argumenten als hierboven genoemd, maar ze worden feller en met minder nuance geformuleerd en gebruikt. Inhoudelijke argumenten zijn: 1. Er is angst voor verandering van de omgeving. De windturbines worden ervaren als een aantasting van het bestaande landschap en vervuiling van de horizon. 2. Er is angst voor geluidhinder en slagschaduwhinder. Vooral angst voor geluidhinder speelt bij veel projecten een rol. De onderzoeksresultaten van de heer van den Berg (RU Groningen) worden gezien als bewijs dat windturbines tot op zeer grote afstand hinderlijk hoorbaar zijn. 3. Er is de angst of de verwachting dat de waarde van huizen in de omgeving van het windproject zullen gaan dalen. Deze angst wordt gevoed door publicaties en jurisprudentie over dit onderwerp. 4. Ook spelen irreële angsten een rol: men is bang voor elektromagnetische straling, laagfrequent geluid, et cetera. 5. Men is bang dat windturbines hinder veroorzaken voor de natuur. Vooral vermeende invloed van windturbines op vogels speelt een rol. Turbines zijn een barrière, veroorzaken veel vogelslachtoffers of verstoren vogelpopulaties. Soms wordt ook hinder voor andere diersoorten gevreesd; zoals vleermuizen, bijen en amfibieën.
35
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Niet-inhoudelijke argumenten zijn. 1. Windenergie is weinig zinvol. Het levert geen oplossing. Andere (technische) oplossingen, zoals kernenergie, zonne-energie, kleine windturbines of wind op zee zijn beter. 2. Windenergie is op zich wel zinvol, maar de betreffende locatie is niet geschikt. Er moet een andere locatie (ver weg en in een andere gemeente) gekozen worden. 3. Een bekende Nederlander of vermeende autoriteit is tegen windenergie (bijvoorbeeld Jan Mulder of een emeritus hoogleraar). 4. Argumenten tegen windenergie zijn eenvoudig en kant en klaar toegankelijk via het internet (o.a. de site van het NKPW). 5. Tegenstanders hebben in de planologische procedure meermaals de gelegenheid om bezwaar te maken en in beroep te gaan. 6. Bij sommige projecten is er sprake van jaloezie tussen buren. De buurman heeft met het windproject financieel voordeel hetgeen niet wordt gegund.
7.5
Provinciale Milieufederaties
Tijdens het onderzoek bood Natuur en Milieu Utrecht aan om bij alle provinciale milieufederaties te vragen om een reactie of een mening op de windenergieprojecten in het onderzoek. Naar iedere federatie is een projectenlijst en een vragenlijst verzonden. De vertegenwoordigers van de federaties reageerden allen schriftelijk. Er zijn bij hen dus geen interviews afgenomen. Er zijn reacties ontvangen van alle federaties, met uitzondering van de Zuid-Hollandse milieufederatie. Antwoorden zijn omgezet in scores volgens onderstaande ‘vertaling’. Gebruikte term Akkoord / vóór Geen bezwaar Misschien geschikt Waarschijnlijk niet geschikt Niet geschikt Tegen Figuur 19
Score 100% 80% 60% 40% 20% 0%
“Vertaling” reactie milieufederatie
Voor 69 projecten is een antwoord gegeven door de milieufederatie (32% van het aantal projecten). Deze hebben samen een omvang van 2.090 MW (47% van totaal aantal MW waar in Nederland aan gewerkt wordt). Voor de 69 projecten is met de methodiek van de ‘belemmeringsfactor’ (zie paragraaf 2.10) de verwachte hoeveelheid vergunde MW’s berekend. Deze bedraagt 1.214 MW (gemiddeld realisatiepercentage: 58% van de 2.090 MW). De correlatie tussen de slagingskans zoals door de auteurs toegekend is aan de projecten enerzijds en de score 2 zoals door de milieufederatie toegekend aan projecten anderzijds is zeer gering (r = 0,02). Met andere woorden: Projecten die door de milieufederaties als relatief geschikt of kansrijk worden bestempeld hebben volgens voorliggend onderzoek géén hogere slaagkans.
36
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
8.
Landschap
8.1
Locaties beoordeeld op landschappelijke aspecten door gemeente
Aan de geïnterviewden is gevraagd of voor het betreffende project een afweging op basis van landschappelijke aspecten is gemaakt. Hieruit blijkt het volgende: Provincies: Alle provincies hebben een landschappelijke afweging gemaakt bij het maken van windenergiebeleid. Projectontwikkelaars: Bij veel projectontwikkelaars speelt landschap wel een rol, maar er wordt vrijwel nooit een afweging op basis van landschap tússen locaties gemaakt. Gemeenten: Bij 37% van het aantal projecten heeft de gemeente een landschappelijke afweging gemaakt. Als er door de gemeente geantwoord is dat er op basis van provinciaal beleid een afweging is gemaakt, dan is dit buiten beschouwing gelaten, omdat voor alle provincies geldt dat een dergelijk afweging is gemaakt. Wanneer een eigen gemeentelijke of regionale afweging heeft plaatsgevonden of een zogenaamde windenergie quick scan is uitgevoerd, is dat als een ‘ja’ genoteerd. (Een quick scan is een onderzoek waarbij met behulp van (topografisch) kaartmateriaal en beleidsstukken de meest gangbare belemmeringen in beeld gebracht worden, zodat gebieden overblijven waar windenergie waarschijnlijk wél mogelijk is.) In deze pararaaf wordt gekeken of de gemeente locaties voor windturbines op basis van landschappelijke aspecten afweegt. Opmerking: Bij alle tabellen in dit hoofdstuk is de slaagkans niet gewogen naar grootte (MW’s) van het project. Vandaar dat het totaal voor geheel Nederland uitkomt op 38%, niet op 36%. Dit is gedaan met de volgende reden: Het plaatsen van een windpark heeft een grotere impact op het landschap dan de grootte van dit windpark.
Landschappelijke afweging door gemeenten en slaagkans Ja/nee landschappelijke afweging
Gemiddelde slaagkans
Aantal projecten
Nee
39%
117
Ja
37%
73
Niet bekend
36%
24
Totaal Nederland
38%
214
Figuur 20
Landschappelijke afweging
Conclusie: Er is geen significant verschil in slaagkans tussen projecten waarvoor wél en waarvoor niet een afweging op basis van landschap heeft plaatsgevonden.
37
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
8.2
Ligging bij infrastructuur
Op basis van de topografische kaart 1:50.000 is bekeken of de projecten in de nabijheid (afstand minder dan 4 x de ashoogte) van grootschalige infrastructuur liggen(snelweg, provinciale weg, spoorlijn, doorgaande waterweg, waterkerende dijk et cetera).
Ligging bij infrastructuur en slaagkans Wel of niet bij Infrastructuur
Gemiddelde slaagkans
Aantal projecten
Niet
34 %
94
Wel
41 %
120
Totaal Nederland
38 %
214
Figuur 21
Ligging bij infrastructuur en slaagkans
Conclusie: De slaagkans van projecten nabij grootschalige infrastructuur is in zeer geringe mate hoger dan van projecten die niet bij grootschalige infrastructuur liggen.
8.3
Landschapstype
De volgende indeling is gebruikt om de projecten in te delen op landschapstype: 1. Jonge polder (20e eeuw): Noordoostpolder, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en Wieringermeer. 2. Industrieel: de turbines bevinden zich op of aan de rand van een bedrijventerrein of industriegebied. 3. Open landschap: zichtlijnen van meer dan één kilometer en weinig tot geen aaneengesloten bebouwing, beplanting en/of bomenrijen. 4. Stedelijk / suburbaan: windturbines binnen een afstand van circa 1.000 meter tot aaneengesloten stedelijke bebouwing. 5. Half-open tot gesloten landschap: zichtlijnen van minder dan een kilometer en aanwezigheid van aaneengesloten bebouwing, beplanting en/of bomenrijen.
Landschapstype en slaagkans Landschapstype
Gemiddelde slaagkans
Aantal projecten
Jonge polder
46 %
15
Industrieel
43 %
51
Open landschap
40 %
89
Stedelijk/suburbaan
33 %
14
Half open landschap
27 %
45
Totaal Nederland
38 %
214
Figuur 22
Landschapstype en slaagkans
Conclusie: De gemiddelde slaagkans in landschapstype ‘jonge polder’ is hoger dan gemiddeld. De gemiddelde slaagkans in de landschapstypen ‘industrieel’ en ‘open landschap’ zijn in geringe mate hoger dan gemiddeld. De gemiddelde slaagkans in de landschapstypen ‘stedelijk/suburbaan’ en ‘half open landschap’ zijn significant lager dan gemiddeld.
38
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Verklaring: • De jonge polders worden landschappelijk als geschikt gezien voor windturbines vanwege het voorkomen van grote vlakken en lange rechte lijnen in het landschap. Tevens is er relatief weinig verspreide bebouwing en zijn de aanwezige agrariërs een drijvende factor voor de plaatsing van windenergie. • Industriële gebieden worden in het algemeen gezien als goede plekken voor windturbines. Er wonen weinig mensen en er is weinig georganiseerde weerstand. • Open landschappen komen voor in de westelijke en noordelijke helft van Nederland, het betreft de provincies Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en het westelijk gedeelte van Noord-Brabant. Er is relatief weinig verspreide bebouwing en het windregime is relatief goed. • Stedelijke en urbane gebieden hebben een significant lagere slaagkans. Er is meer georganiseerde weerstand vanuit omwonenden. • Half open landschappen liggen in het oostelijk en zuidelijk gedeelte van Nederland, het betreft de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Er is relatief veel verspreide bebouwing en het windregime is relatief slecht. Er is geen relatie aanwezig tussen landschapstype en het al dan niet aanwezig zijn van een gemeentelijke landschappelijke afweging.
8.4
Aantal woningen in de omgeving
Op basis van de topografische kaart 1:50.000 is een schatting gemaakt van het aantal woningen binnen 1.000 meter van het project. Wanneer zich aaneengesloten bebouwing (een woonwijk of een dorp) binnen 1.000 meter bevindt, is de waarde ‘> 100’ toegekend.
Aantal woningen en slaagkans Aantal woningen binnen Gemiddelde slaagkans 1.000m
Aantal projecten
0 t/m 10
50
52 %
10 t/m 100
34 %
92
>100
33 %
72
Totaal Nederland
38 %
214
Figuur 23
Aantal woningen en slaagkans
Conclusie: De gemiddelde slaagkans van projecten met minder dan 10 woningen in de buurt is significant hoger dan van de overige projecten. Zodra er meer dan 10 woningen in een straal van 1.000 meter aanwezig zijn neemt de kans van slagen sterk af.
39
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
8.5
Herkenbaarheid van het opstellingspatroon
Er is een schatting gemaakt van de mate waarin het opstellingspatroon van een windpark door een waarnemer op enige afstand herkend kan worden. (Bijvoorbeeld: “Ik kan zien dat het een lijn is”, of “ik zie geen enkel onderling verband, de plaatsing lijkt willekeurig”.) De volgende opstellingspatronen zijn onderscheiden: 1. Solitaire opstellingen. 2. Onregelmatige clusteropstellingen. 3. Lijnopstellingen, recht of licht gebogen. 4. Clusteropstelling in regelmatig (‘grid’-)patroon.
Opstellingspatroon en slaagkans Opstellingspatroon
Gemiddelde slaagkans
Aantal projecten
Solitair
53%
19
Onregelmatige clusteropstellingen
48%
8
Lijn, recht of licht gebogen
42%
153
Clusteropstelling , regelmatig
38%
4
Nb
32%
30
Totaal Nederland
38%
214
Figuur 24
Opstellingspatroon en slaagkans
Conclusies: Maarliefst 71 % Van de projecten heeft de vorm van een lijnopstelling. Ondanks het feit dat veel provincies en gemeenten remmend beleid voor solitaire turbines hebben geformuleerd is de gemiddelde slaagkans van solitaire turbines opvallend hoog. De hoge score wordt verklaard door een oververtegenwoordiging van één op één vervangingsprojecten en uitbreidingsprojecten (bijvoorbeeld een extra turbine bij een bestaande lijnopstelling) binnen deze categorie. Van de 19 solitaire projecten bevinden zich er 9 in Noord-Holland. Ook de gemiddelde slaagkans van onregelmatige clusters is hoger dan gemiddeld. Vanwege het geringe aantal projecten in deze categorie is de invloed van twee projecten met een zeer hoge slaagkans (windpark Coevorden en windpark Westpoort te Amsterdam) relatief groot.
40
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
9.
Analyse van knelpunten
9.1
Locaal politiek en maatschappelijk draagvlak vormt de grootste bottleneck
Uit het onderzoek blijkt dat de grootste bottleneck bij plaatsing van windturbines op lokaal niveau ligt. De top 5 van belemmeringen is als volgt: 1. De gemeenteraad is in meerderheid tegen. 2. Er is geen positief gemeentelijk beleid voor windenergie. 3. De wethouder is tegen. 4. De ambtenaar / ambtelijk apparaat is tegen. 5. Er is georganiseerde weerstand tegen windenergie. Al deze parameters hebben een grote mate van onderlinge afhankelijkheid. De ambtenaar voert het beleid uit dat de wethouder afgesproken heeft in de coalitieonderhandelingen, de wethouder laat zich beïnvloeden door medeburgers die tegenstanders zijn van windenergie, de gemeenteraad stemt over de plannen van de wethouder et cetera. Uit het onderzoek blijkt geen correlatie tussen deze politiek maatschappelijke belemmeringen en de (milieu)technische en ruimtelijke belemmeringen. Anders gezegd: ook al zijn er bij een project geen harde belemmeringen op het gebied van geluid, slagschaduw, ecologie, ruimtegebruik et cetera, toch bestaat de kans dat de gemeenteraad in meerderheid tegen het windproject is. In het besluitvormingsproces en in de perceptie van raadsleden, wethouders, ambtenaren, omwonenden en andere betrokkenen cumuleren diverse harde en zachte, grote en kleine, werkelijke en irreële belemmeringen. De belangrijkste redenen om tegen een windproject te zijn hebben te maken met de zichtbaarheid van de turbines en de invloed op het landschap: “Turbines zijn lelijk, ze passen niet in ons landschap, daardoor wordt onze leefomgeving minder aantrekkelijk en daalt de waarde van onze woningen”. De planologische doorlooptijd van projecten is lang: 3 à 4 jaar. Uit de antwoorden van de geïnterviewden blijkt dat veel projectontwikkelaars en grondeigenaren echter al járen vóór het aanvragen van een bouwvergunning bezig zijn om het project voor te bereiden. Gemeenteraadsleden, ambtenaren en wethouders blijken niet juist of half geïnformeerd te zijn. Er is geen eenduidig en vertrouwd loket waar uitgebreid en up-to-date onafhankelijke informatie over windenergie te vinden is. Wie op internet zoekt naar informatie over windenergie komt zoveel pro- en contra-argumenten tegen dat hij door de bomen het bos niet meer ziet. Veel informatie vergt technische kennis van een behoorlijk niveau. Het komt daarom voor dat gemeenteraadsleden tegen windplannen stemmen omdat ze denken dat er weinig stroom mee opgewekt wordt, dat ze veel geluid maken, of omdat het veel vogelslachtoffers maakt. Personen die wel alle argumenten bestudeerd en begrepen hebben komen er achter dat er in verreweg de meeste gevallen uiteindelijk maar één discussiepunt over blijft: je vindt ze mooi of je vindt ze lelijk. En dan blijkt dat in veel gevallen het behoudt van de lokale leefomgeving zwaarder weegt dan het mondiale voordeel uitgedrukt in terugdringing van broeikasgassen. Het NIMBY effect blijkt een grote rol te spelen. De meeste partijen getuigen dat ze wèl vóór windenergie zijn, maar dat windturbines beter niet in hun gemeente geplaatst kunnen worden, maar in andere gemeenten of op zee. Kortom: De gemeenten van Nederland hebben de macht en mogelijkheden om het behalen van de Rijks- en Provinciale doelstelling voor windenergie te dwarsbomen of te laten slagen. Uit de praktijk blijkt dat ze deze macht en mogelijkheden gebruiken.
41
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
9.2
Er zijn weinig belemmeringen van technische aard
Uit de analyse blijkt dat de technische knelpunten (slagschaduw, geluid et cetera) vaak niet sterk belemmerend zijn. De twee parameters die enige rol van betekenis spelen zijn: Radar: Mast en gondel van een windturbine veroorzaken een schaduw in het radarbeeld dat Defensie of de Luchtverkeersleiding van het luchtruim willen hebben. De algemene norm is dat turbines dit radarbeeld met niet meer dan 10 % mogen verstoren. Als turbines relatief dichtbij radarstations staan is er een grote kans deze norm wordt overschreden. De radarproblematiek speelt met name in het noorden van NoordHolland, in Friesland, in het zuiden van Flevoland, in het westen van Noord-Brabant en in het Rivierengebied. Ecologie: Windprojecten kunnen niet geplaatst worden in of nabij gebieden met hoge natuurwaarden, zoals Natura 2000 gebieden, de Ecologische Hoofdstructuur, Wetlands, Nationale landschappen et cetera. De ligging van deze gebieden is goed bekend en daarmee wordt door projectontwikkelaars bij de locatiekeuze van projecten rekening gehouden. Minder duidelijk is hoe ver de externe werking van deze gebieden strekt. Een windproject op enkele kilometers afstand van bij voorbeeld de Waddenzee kan effect hebben op de instandhoudingsdoelen van de Waddenzee. Of dit acceptabel is wordt per project beoordeeld en kan in sommige gevallen een belemmering zijn.
42
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
10.
Oplossingsrichtingen
Via open vragen is aan de geïnterviewden gevraagd om hun mening te geven over: a. Oplossingsrichtingen voor problemen betreffende specifieke windprojecten. b. Oplossingsrichtingen algemeen geldend voor Nederland om het aandeel windenergie op land te vergroten. De antwoorden op beide vragen vertonen een flinke overlap. Ze worden in bijlage 4 samengevoegd weergegeven. Op basis van de gegeven antwoorden zijn hieronder enkele oplossingrichtingen uitgewerkt. We onderscheiden 3 soorten oplossingsrichtingen: “Harde” maatregelen. “Zacht” flankerend beleid. Maatgesneden oplossingen voor specifieke technische knelpunten. De meeste ondervraagden zijn van mening dat het goed is om in te zetten op alle drie de oplossingsrichtingen. Het is niet zo dat er een keuze gemaakt hoeft te worden tussen oplossingsrichtingen.
10.1
“Harde” maatregelen
Opvallend is dat een groot aantal van de geïnterviewde personen van mening is dat de kabinetsdoelstelling voor windenergie op land alleen gerealiseerd kan worden als er vanuit de overheid “harde” maatregelen opgelegd worden. Het gaat dan voornamelijk om verplichtingen die aan provincies, gemeenten of regio’s opgelegd moeten worden. De volgende vormen van “harde maatregelen” worden genoemd: -
-
-
Verdeel de nationale ambities en doelstellingen en leg aan gemeenten of regio’s een verplicht aandeel duurzame energie , windenergie of CO2 reductie op. Eventueel kan dit verplichte aandeel verhandeld of uitgeruild worden met andere gemeenten of regio’s. Gebruik de mogelijkheden uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening . Stel, wanneer gemeenten onvoldoende medewerking verlenen, rijksen provinciale inpassingsplannen of omgevingsvergunningen op. (Artikel 3.26 – 3.29 Wro) Gebruik de Rijks Project Procedure (RPP). De ondergrens zou verlaagd moeten worden naar 50 MW.
Weinig geïnterviewden geven een verdere invulling hoe de harde maatregelen er exact uit moeten zien. Er is ook niet naar gevraagd, omdat het buiten de scope van dit onderzoek valt. Enkelen geven desalniettemin een meer gedetailleerde uitwerking: Er wordt gewezen op wet- en regelgeving in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft de overheid haar windenergiedoelstellingen een meer verplichtend karakter gegeven. Engeland wordt genoemd als voorbeeld voor duidelijke en korte procedures, ondersteund met goede overheidscommunicatie: • Er is één procedure voor alle vergunningen met één mogelijkheid voor bezwaar en beroep. • Ontwikkelaars zijn verplicht om voorlichting te geven aan de omwonenden. • Het verdelen van de financiële lusten over de locale gemeenschap is verplicht. • De rijksoverheid heeft een ‘white-paper’ verspreid met nut, noodzaak, nationale en regionale doelen van windenergie. Daarin staat ook een lijst met argumenten en ‘problemen’ die in bezwaar- en beroepsprocedures niet meer in behandeling zullen worden genomen. (Vergelijk nationaal antennebesluit over gezondheidsrisico’s etc.) Veel geënquêteerden zijn van mening dat “harde” maatregelen ingezet moeten worden in combinatie met zorgvuldige beleidscommunicatie. Het belang en de noodzaak van de verplichtingen dient goed uitgelegd te worden. Volgens veel respondenten ontbreekt het aan gestructureerde, positieve communicatie over windenergie.
43
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Hardere maatregelen worden niet alleen door projectontwikkelaars en initiatiefnemers genoemd. Opvallend veel van de provinciale BLOW-coördinatoren en gemeenteambtenaren is deze mening ook toegedaan. Gemeenten geven aan dat ze het een stuk gemakkelijker gaan krijgen zodra windenergie “gewoon” verplicht wordt. In de huidige situatie is het voor bestuurders en raadsleden moeilijk om enige afstand te nemen van het plaatselijke belang ten voordele van belangen van nationale en mondiale aard.
10.2
“Zacht” flankerend beleid
Naast harde maatregelen zijn de meeste ondervraagden van mening dat ook andere maatregelen ingezet moeten worden. Er worden twee soorten maatregelen genoemd: 1. Zoek medestanders en maak afspraken. 2. Communiceer. Deze maatregelen hebben niet uitsluitend betrekking op de rijksoverheid. Ook marktpartijen, provincies en gemeenten dienen hieraan mee te werken. Zoek medestanders en maak afspraken Genoemd worden: Zoek natuurlijke gesprekspartners en medestanders en betrek hen in de uitvoering van het beleid. Stel convenanten op met (koepelorganisaties van) provincies, gemeenten, marktpartijen, belangenorganisaties, milieuorganisaties. Maak afspraken met regio’s, havenschappen, gemeenten, provincies over de realisatie van “grote windparken” of concentratiegebieden. Maak afspraken tussen de betrokken ministeries, instellingen en diensten (LNV, V&W, Defensie, Domeinen, de Luchtverkeersleiding, Staatsbosbeheer et cetera). Vergroot het belang, de betrokkenheid en de deelname van gemeenten, omwonenden, locale groepen, partijen. Communiceer Vertel en leg uit, samen met bovenstaande (convenant-) partners waarom er een zeer ambitieuze windenergiedoelstelling is. Vergroot de kennis van direct en indirect betrokkenen over klimaatverandering, CO2 reductie, de mogelijkheden van duurzame energie en windenergie. Zorg voor goede kennisoverdracht en voorlichting over alle aspecten van windenergie (geluid, schaduw, ecologie, energieopbrengst, veiligheid, planschade, landschap et cetera) Er worden verschillende vormen van communicatie en kennisoverdracht genoemd: • Publiekscampagnes met gebruik van nationale media. • Verbeter de toegankelijkheid en kwaliteit van bestaande informatiebronnen als de website www.windenergie.nl en de informatie en diensten van Milieu Centraal. • Leg bezoeken af en ondersteun gemeenten die tegen problemen aanlopen, zoals in het verleden door de Task Force windenergie werd gedaan. • Zet een telefonische vraagbaak-service op voor gespecialiseerde vragen over windenergie. Dit zijn voor het grootste deel (bekende) maatregelen die succesvol ingezet zijn bij het behalen van de BLOW doelstelling van 1500 MW. Veel van de ondervraagden geven aan dat het inzetten van uitsluitend zachte maatregelen niet voldoende is om de huidige doelstelling te halen.
10.3 i.
Oplossingen voor specifieke technische knelpunten Radar
Het theoretisch vermogen dat door radar belemmerd wordt bedraagt 574 MW. Oplossingsrichtingen zijn het aanpassing van de norm, het verfijnen van de methodiek om verstoring te voorspellen en mitigerende technische maatregelen rond windprojecten. De ministeries van VROM, EZ en Defensie werken in het kader van het Nationaal plan van aanpak Windenergie aan oplossingen.
44
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
ii.
Ecologie De volgende knelpunten worden gesignaleerd: Onduidelijkheid over de externe werking van Natura 2000 - en andere natuurgebieden (Bij voorbeeld: wat is de minimale afstand tot het IJsselmeer en de Waddenzee?) Hoe met de mogelijke cumulatie van effecten op deze gebieden om moet worden gegaan. Daardoor wordt theoretisch 571 MW belemmerd. De ministeries van VROM, EZ en LNV werken in het kader van het Nationaal plan van aanpak Windenergie aan oplossingen.
iii.
Veiligheid op bedrijventerreinen Deze belemmering is goed voor 291 MW. De huidige veiligheidsrichtlijn van 10-6 resulteert in een afstand tussen turbine en bedrijfsobject van circa 160 meter (bij windturbines van 3 MW). Dit wordt door veel partijen als te stringent ervaren. Met name betrokken projectontwikkelaars betogen dat een richtlijn gebaseerd op de -5 veiligheidscontour 10 , resulterend in een afstand van circa 55 meter ruim voldoende is. In het kader van het Nationaal plan van aanpak Windenergie wordt aan oplossingen gewerkt.
iv.
Afstand tot ondergrondse leidingen Hier gaat het meestal over hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. De belemmering is goed voor 101 MW. De meeste andere soorten ondergrondse leidingen geven geen beperkingen. Veel projectontwikkelaars vinden dat de Gasunie (te) stringente normen hanteert (masthoogte + 1/3 wieklengte). Bij een aantal projecten bleek uit een specifieke quantitatieve risico analyse op initiatief van de projectontwikkelaars, dat de Gasunie geen bezwaar had tegen het plaatsen van de windturbines dichterbij leidingen dan de norm aanvankelijk aangaf.
v.
Luchtvaart Het betreft hier beperkingen (totaal 88 MW) voor het plaatsen van windturbines vanwege laagvliegroutes, invliegfunnels en obstakelhoogtebeperkingsvlakken. De mogelijkheden tot ontheffing worden op dit moment door VROM in het kader van het Nationaal plan van aanpak Windenergie bestudeerd.
vi.
Beleidsregel voor het plaatsen op of bij werken van rijkswaterstaat Het aantal MW dat hierdoor belemmerd wordt is niet bekend. Op dit moment staat Rijkswaterstaat niet toe dat er gebouwd wordt in de kernzone van (waterkerende) dijken. Een aantal geïnterviewden, met name projectontwikkelaars, zet hier vraagtekens bij. In het verleden is er wel gebouwd op dijken, hetgeen niet tot problemen geleid heeft. Rijkswaterstaat staat geen ‘overdraai’ toe op doorgaande waterwegen en autowegen. Een aantal geïnterviewden, met name projectontwikkelaars, zet hier vraagtekens bij. Met behulp van specifieke quantitatieve risico analyses is in het verleden regelmatig aangetoond dat er geen sprake was van extra onaanvaardbare risico’s en zijn er windparken gebouwd met ‘overdraai’. Het Nationaal plan van aanpak Windenergie geeft aan dat er aan oplossingen gewerkt wordt.
45
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
11.
Conclusies en aanbevelingen
11.1
Conclusies
De totale respons op het onderzoek van alle betrokken provincies, ontwikkelaars en gemeenten bedraagt 94 %. Op het vaste land van Nederland wordt op dit moment gewerkt aan 4.419 MW. Deze hoeveelheid is verdeeld over 214 projecten. 2.754 MW daarvan komt voor in de ‘BLOW rapportage 2007’, 1.665 MW zit in projecten die niet in de BLOW-lijst voorkomen: zogenaamde ‘buiten-BLOW’projecten. Van het totale vermogen dat momenteel in voorbereiding is zal naar verwachting 1.610 MW (ruim 36 %) gerealiseerd worden. De kabinetsdoelstelling wordt, bij gelijkblijvende omstandigheden, niet gehaald. Het geplaatste en verwacht gegunde vermogen bedraagt per eind 2011 maximaal 3.391 MW. Dat vermogen is als volgt samengesteld:
Verwacht vergund vermogen inclusief gerealiseerd vermogen eind 2011 Gerealiseerd op landlocaties per april 2008 In aanbouw/nog te bouwen per april 2008 (Vergunning + MEP beschikking) Resultaat onderzoek: Gemeentelijke bouwvergunning tussen april 2008 en 31 december 2011 (minimaal - maximaal)
1.729 MW 253 MW
TOTAAL
3.071 – 3.391 MW
1.089 – 1.409 MW
De doorlooptijd tussen aanvraag bouwvergunning en de start van de bouw van een windproject bedraagt circa 3 à 4 jaar. Het grootste gedeelte van deze projecten zal in 2009 de gemeentelijke bouwvergunning verkrijgen (931 MW) en in 2011 gebouwd worden (768 MW). In 2009 zal naar verwachting slechts 21 MW gebouwd worden, wat het gevolg is van het abrupt stilzetten van de MEP-subsidieregeling in 2006. Het jaarlijks geplaatste vermogen geeft het volgende beeld: Vermogen windenergie (MW) geplaatst en verwacht te plaatsen 900
“Post-MEP dip”
800 700
MW
600 500 400 300 200 100 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
nb
Jaar
46
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
De gemiddelde projectomvang bedraagt 21 MW. Meest voorkomende projecten hebben een projectvermogen van 9 tot 15 MW (3 tot 5 tubines). Circa 1/3 deel van het totale vermogen in voorbereiding zit in 7 grote projecten. (Noordoostpolder, Wieringermeer, Veendam-Menterwolde, Delfzijl, Zeewolde, Eemsmond en Rotterdam 2e Maasvlakte.) De belangrijkste belemmeringen worden opgeworpen door raadsleden, wethouders en ambtenaren van de gemeente. De top 5 van belemmeringen is als volgt: 1. De gemeenteraad is in meerderheid tegen. 2. Er is geen positief gemeentelijk beleid voor windenergie. 3. De wethouder is tegen. 4. De ambtenaar / ambtelijk apparaat is tegen. 5. Er is georganiseerde weerstand tegen windenergie. Al deze politiek-maatschappelijke parameters hebben een grote mate van onderlinge afhankelijkheid. Het gezamenlijk theoretisch vermogen dat door deze set van belemmeringen tegengehouden wordt is niet exact te berekenen, maar ligt in de ordegrootte van circa 2.000 MW. Daarnaast vormen de parameters ‘radar’ en ‘ecologie’ enige belemmering voor plaatsing van windenergie. Deze parameters belemmeren een theoretisch vermogen van respectievelijk 574 en 571 MW. Overige (milieu)technische en ruimtelijke belemmeringen zijn in mindere mate belemmerend. Het komt veel voor dat geen van de milieutechnische en ruimtelijke aspecten een ernstige belemmering vormt (met andere woorden ‘alle lichten staan op groen’), maar dat de gemeenteraad desalniettemin in meerderheid tegen het windproject stemt. Er zijn dan andere (al dan niet legitieme) redenen om andere prioriteiten te stellen en niet te kiezen voor windenergie. De belangrijkste redenen om tegen een windproject te zijn hebben te maken met de zichtbaarheid van de turbines en de invloed op het landschap. De meest gehoorde argumenten zijn: “Turbines zijn lelijk, ze passen niet in ons landschap, daardoor wordt onze leefomgeving minder aantrekkelijk en daalt de waarde van onze woningen”. Geïnterviewden noemen als oplossingsrichtingen voor de belemmeringen: 1. Zet hardere, meer verplichtende maatregelen in, waarbij de nationale doelstelling over provincies en gemeenten wordt verdeeld en de mogelijkheden van de nieuwe Wro worden benut. 2. Sluit afspraken (convenanten) en communiceer over nut, noodzaak en alle overige aspecten van windenergie. 3. Werk aan de meer technische belemmeringen zoals reeds is ingezet op basis van het Nationaal plan van aanpak Windenergie.
11.2
Aanbevelingen
De auteurs doen de volgende algemene aanbeveling: Om de hoeveelheid windenergie op land te vergroten moet een mix van harde, zachte en specifieke maatregelen worden ingezet. Harde maatregelen: Op dit moment zijn er twee instrumenten die ingezet kunnen worden als “harde” maatregel: de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), en de Rijks Projecten Procedure (RPP). Werk verder uit hoe deze twee instrumenten in de praktijk het best gehanteerd zouden kunnen worden, in samenwerking met provincies, gemeenten en betrokken organisaties. Gemeenten en provincies geven aan dat de tijd rijp is om maatregelen met een meer verplichtend karakter te introduceren. Zachte maatregelen Stel een communicatieplan op waarin wordt vastgelegd welke boodschappen met welke doelgroepen op welke wijze gecommuniceerd moeten worden. Concentreer de communicatie op (de omgeving van) de belangrijkste
47
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
beslissingnemers: gemeenteraadsleden, wethouders en ambtenaren. Kernboodschappen moeten hebben betrekking op: • nut en noodzaak van wind op land, • het proces van locatiekeuze in Nederland, • feiten en (on-)waarheden over milieuaspecten, • verantwoordelijkheden voor gemeenten. Werk samen en sluit convenanten: • Werk samen met rijk, gemeenten, provincies, marktpartijen, milieuorganisaties et cetera en leg de samenwerking vast in convenanten. • Maak afspraken tussen de betrokken ministeries, instellingen en diensten (LNV, V&W, Defensie, Domeinen, de Luchtverkeersleiding, Staatsbosbeheer et cetera). • Vergroot het belang, de betrokkenheid en de deelname van gemeenten, omwonenden, locale groepen, partijen. Specifieke knelpunten: Los de specifieke knelpunten (radar, veiligheid, plaatsen op rijkswaterstaatwerken, EHS, cumulatie effecten, luchtvaart, ondergrondse leidingen) op met de betrokken organisaties.
48
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Windenergieprojecten per provincie en Nederland totaal Vragenlijst Kaart met locaties van de projecten Antwoorden op open vraag naar oplossingsrichtingen Projecten die wel op de BLOW-lijst maar niet in dit onderzoek voorkomen. Samenstelling externe begeleidingsgroep
49
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 1:
Windenergieprojecten per provincie en Nederland totaal
50
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Groningen prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Eemsmond Delfzijl Delfzijl Veendam menterwolde subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Scheemda Scheemda Loppersum Loppersum Pekela subtotaal buiten BLOW
2008 min
Eemshaven-zuid Delfzijl-noord Delfzijl industriegebied Veendam Menterwolde
Winschoterdiep Heemweg Stitswurderweg 42 Fraamweg 4 Polder Pekela
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
1 1
50 60
100 60
1
50
100
1
120
180
280
440
8 8 0,6 0,6 18 35,2
20 8 0,6 0,6 36 65,2
315,2
505,2
1 1 2 2 1
min
max
jaartal 2011 min
≥2012 max
min
nb
max
jaar
min
max
5
10
2008 min
2009
max
min
2010
max
min
2011 max
min
≥2012 max
min
max
10 50
10 50
1 1
5 30
10 30
nb jun-09
30
30
nb 2011
46
96
35
35
1
16,1
33,6
dec-09
16,1
33,6
2012
16,1
33,6
20
20
1
jun-10
2012
24
36
120
180
4
4
276
436
0
8 8 0,6 0,6 18 35,2
20 8 0,6 0,6 36 65,2
311,2
501,2
4
max
100 60
4
4
jaartal 2010
2009 min
50 60 4
0
max
realisatie
10 0 70 70 10
10 0 70 70 10
0,5 0,5 1 1 1
24
36
75,1
109,6
0,4 0 0,42 0,42 1,8 3,04
1 0 0,42 0,42 3,6 5,44
78,14
115,04
dec-09 nb 2008 2008 nb
24
0,4
36
1 0
0,42 0,42
1,8
0,84
0
0,42 0,42
0,84
46,5
64,6
24
36
0
0
min 71,34
max 101,4
0
0
6,8
3,6
13,6
min
max
6,8 78,14
13,6 115
30
2011 nb 2009 2009 nb
0
0
0,4
1
0,42 0,42
0,42 0,42
1,24
1,84
0
0
nb
nb
min
max
5
10
0
0
1,8
3,6
30
30
30
min 31,24
max 31,84
40,1
69,6
6,8
13,6
min
max
46,9 78,14
83,2 115
51
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Friesland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Dongeradeel subtotaal binnen BLOW
Windpark Dongeradeel
1
16 16
18 18
buiten BLOW Achtkarspelen Kollumerland Drachten Drachten Franekeradeel Ferwerderadiel Leeuwarden Leeuwarden Titjerstradiel opsterland buorsterhiem Nyefurd Gaasterlan Sleat subtotaal buiten BLOW
Gerkensklooster Noordoosthoek De Haven OW De Haven NZ A31 opschalen Jannum industrieterrein Hemrik Newton park Suwald A7, Terwispel A32 Akkrum opsch Nijefurd Betonplaats
1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 2
14 15 7,5 7,5 4,5 0,9 4,5 2 4,5 10 12 21 2,7 106,1
16 25 10 10 4,5 0,9 4,5 2 4,5 10 12 21 2,7 123,1
0,6 2 0,24 7,1
122,1
141,1
10,1
2008 min
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
3 3
3 3
13 13
15 15
50
50
1
6,5 6,5
7,5 7,5
jan-10
2,9
2,9
0,6 2 0,24 7,1
14 12,1 7,5 7,5 3,5 0,7 4,5 2 4,3 10 11,4 19 2,46 99,0
16 22,1 10 10 3,5 0,7 4,5 2 4,3 10 11,4 19 2,46 116,0
70 70 10 50 50 50 80 75 30 30 50 50 80
70 70 10 50 50 50 80 75 30 30 50 50 80
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
9,8 8,47 0,75 3,75 1,75 0,35 3,6 1,5 1,29 3 5,7 9,5 1,968 51,4
11,2 15,47 1 5 1,75 0,35 3,6 1,5 1,29 3 5,7 9,5 1,968 61,3
jan-10 dec-09 nb jun-09 dec-10 apr-09 mrt-09 apr-09 jul-09 jan-10 jun-09 mrt-10 jun-08
10,1
112,0
131,0
57,9
68,8
1 0,2
1 0,2
0,2
0,2
jaartal 2010
2009 max
min
8,47
realisatie
max
min
max
6,5
7,5
9,8
11,2
jaartal 2011 min
≥2012 max
min
max
nb
nb
min
max
15,47 0,75
3,75
5 1,75
0,35 3,6 1,5 1,29 5,7 1,968
1,968
2,0
2,0
24,7
1
1,75
0,35 3,6 1,5 1,29 3
3
9,5
9,5
5,7
32,9
30,6
33,0
0,0
0,0
min 57,18
max 67,83
0,0
0,0
0,8
1,0
min
max
0,75 57,93
1 68,83
jaar
2008 min
max
2009 min
2010 max
min
max
2011
≥2012
min
max
2011
6,5
7,5
2011 2012 nb 2012 2012 2011 2011 2012 2012 2013 2012 2013 2009
9,8
11,2
0,35 3,6
0,0
0,0
1,986
1,986
2,0
2,0
0,0
0,0
min
max
8,47
15,47
3,75 1,75
5 1,75
1,5 1,29 3 5,7
1,5 1,29 3 5,7
nb
nb
min
max
0,75
1
9,5
9,5
0,35 3,6
20,3
22,7
min 22,24
max 24,64
25,5
33,7
10,3
10,5
min
max
35,71 57,95
44,21 68,85
52
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Drenthe prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max
jaartal jaar
volgens BLOW Coevorden subtotaal binnen BLOW
Europark
buiten BLOW Coevorden Coevorden Emmen Borger Odoorn Meppel Wijster subtotaal buiten BLOW
uitbreiding Europark Vlieghuis Emmer compascuum Nieuw Buinen Oudevaart VAM
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
2
1 1 1 1 1 1
10 10
12 12
5 30 20 18 18 36 127
5 66 30 18 18 36 173
137
185
0
0 0
12 12
90
90
1
9 9
10,8 10,8
jun-08
0
10 10
5 66 30 18 18 36 173
75 10 40 10 5 5
75 10 40 10 5 5
1
3,75 0 8 1,8 0,9 1,8 16,25
3,75 0 12 1,8 0,9 1,8 20,25
jun-10 nb 2012 nb nb nb
0
5 30 20 18 18 36 127 137
185
25,25
31,05
0
1 1 1 1
realisatie
2008 min
max
9
10,8
2009 min
jaartal
2010
max
min
max
2011 min
≥2012 max
min
max
3,75 8
10,8
nb max
jaar
2008 min
2009
max
2009
3,75
9
nb min
0
0
3,75
3,75
0
0
min 12,75
max 14,55
0
0
1,8 0,9 1,8
1,8 0,9 1,8
12
8
12
4,5
4,5
min
max
12,5 25,25
16,5 31,05
min
max
9
10,8
2010 min
2011
max
min
≥2012
max
min
max
2013 nb nb nb nb nb
0
0
9
10,8
0
0
0
0
min 9
max 10,8
0
0
nb
nb
min
max
3,75 0 8 1,8 0,9 1,8
3,75 0 12 1,8 0,9 1,8
16,25
20,25
min
max
16,25 25,25
20,25 31,05
53
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Overijssel prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max
jaartal jaar
volgens BLOW Dalfsen Zwolle Steenwijkerland Steenwijkerland Kampen subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Kampen Olst Wijhe Twenterand Dalfsen Ommen subtotaal buiten BLOW
2008 min
Dalfserveld (alternatieven 1 en 5) Tolhuislanden Scheerwolde Baarlo Haatlandhaven –Zuiderzeehaven
N50 Zuid Marle (IJsseloog) Oosterweilanden Spijkerbroek Tolhuislanden deel 2 Nieuw Leusen West De Driehoek
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
1 1 2 2 1
1 1 1
10 8 10 10 12 50
18 12 12 10 12 64
10 18 12
14,9 18 12
1
12
15
1
9,2 61,2
9,2 69,1
111,2
133,1
0
0
0
0 0
0
realisatie
2009
max
min
max
0 6 4,2
jaartal
2010 min
2011
max
min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
jaar
12
12
2011 2011 2011
6,5 9 6
9,685 9 6
2011
7,2
9
0 1 1 1 1
0 4 3,5 7 12 26,5
0 6 4,2 7 12 29,2
2009 2009 2009 2010 2009
0 4 3,5 12
12
2010 2011 2012 2013 2011
10 18 12
14,9 18 12
65 50 50
65 50 50
1 1 1
6,5 9 6
9,685 9 6
2009 2009 2009
6,5 9 6
9,685 9 6
12
15
60
60
1
7,2
9
2010
9,2 61,2
9,2 69,1
20
20
1
1,84 30,54
1,84 35,525
nb
111,2
133,1
57,04
64,725
7,2
0
0
41
46,89
14,2
9
16
0
0
min 55,2
max 62,89
0
0
1,84
1,84
1,84
1,84
min
max
1,84 57,04
1,84 64,73
max
min
max
0
0
≥2012
6
0 50 35 70 100
min
2011
4
0 50 35 70 100
max
2010
max
18 12 12 10 12 64
7
2009
min
10 8 10 10 12 50
7
2008 min
min
max
3,5 7
4,2 7
nb
0
0
0
0
0
0
44,7
51,69
min 44,7
max 51,69
10,5
11,2
nb
nb
min
max
1,84
1,84
1,84
1,84
min
max
12,34 57,04
13,04 64,73
54
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Gelderland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Oude IJsselstreek/ Montferland Berkelland/Oost Gelre Oost Gelre Bronckhorst Bronckhorst Duiven Arnhem Nijmegen Beuningen Beuningen Apeldoorn Hattem Oldebroek Ede Buren Tiel Geldermalsen Neerijnen subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Duiven/Zevenaar Overbetuwe Zutphen subtotaal buiten BLOW
2008 min
Netterden Beltrumse Veld De Laarberg Rha Bakerwaard Lathum landtong Kleefsche Waard De Grift/A15 A50 Maas en Waalweg Ecofactorij Hattemerbroek, deel Hattum Hattemerbroek, deel Oldebroek ISEV/A30 A15 A15 bij AVRI-terrein AVRI-terrein Molenveld
Bijvanck A15 uitbreiding de Mars
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
1
12
12
12
12
50
50
1
6
1
33
33
33
33
20
20
0,5
1 1 1 2 1 2 2 2 1
8 9 16 12 12 10 10 10 14
27 18 18 12 12 15 15 15 14
8 9 16 12 12 10 10 10 14
27 18 18 12 12 15 15 15 14
30 0 0 30 40 50 0 5 40
30 0 0 30 40 50 0 5 40
0,5 0,5 0,5 1 1 1 1 1 1
1
6
6
6
6
45
45
2
8
8
8
8
70
70
1 2 1 1 1
4 8 9 9 10 200
6 12 12 12 30 277
6 12 12 12 30 277
0 40 50 50 50
0
4 8 9 9 10 200
12 8 6 26
15 15 9 39
15 15 9 39
0 40 55
0
12 8 6 26
226
316
226
316
1 1 1
0
0 0
0
max
jaartal 2010
2009 min
max
6
jan-09
6
6
3,3
3,3
aug-09
3,3
3,3
1,2 0 0 3,6 4,8 5 0 0,5 5,6
4,05 0 0 3,6 4,8 7,5 0 0,75 5,6
nb nb nb dec-08 nb jan-09 nb nb sep-09
1
2,7
2,7
dec-08
2,7
2,7
1
5,6
5,6
dec-08
5,6
5,6
0 40 50 50 50
1 1 0,5 0,5 0,5
0 3,2 2,25 2,25 2,5 48,5
0 4,8 3 3 7,5 62,2
nb jun-08 jun-09 jun-09 jun-09
3,2
4,8
0 40 55
1 1 1
0 3,2 3,3 6,5
0 6 4,95 10,95
nb sep-09 dec-09
55
73,15
3,6
realisatie
min
max
jaartal 2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
1,2 0 0
4,05 0 0
4,8
4,8
3,6 5
7,5 0 0,5
5,6
5,6
0 2,25 2,25 2,5
3 3 7,5
3,2 3,3
6 4,95
33,4
46,85
0
15,1
16,7
0 0,75
0
0
0
0
min 48,5
max 63,55
0
0
6,5
0
0
9,6
min
max
6,5 55
9,6 73,15
jaar
2008 min
2009
max
min
2010
max
max
2011
≥2012
min
max
2011
6
6
2011
3,3
3,3
nb nb nb 2010 nb 2010 nb nb 2010
min
3,6
3,6
5
7,5
5,6
5,6
2010
2,7
2,7
2010
5,6
5,6
3,2
4,8
nb 2010 2011 2011 2011
nb 2011 2012
0
0
0
0
25,7
29,8
2,25 2,25 2,5
3 3 7,5
3,2 3,3
6 4,95
22,8
33,75
min 48,5
max 63,55
min
max
0
0
nb
nb
min
max
1,2 0 0
4,05 0 0
4,8
4,8
0 0,5
0 0,75
0
0
0
0
6,5
9,6
min
max
6,5 55
9,6 73,15
55
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Flevoland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Noordoostpolder 5 projecten Zeewolde Zeewolde Lelystad Zeewolde Lelystad
RPP Windkoepel Sternweg Zuidlob Testveld windmolens opschalen windpark Eemmeerdijk opschalen Harry van de Kronenberg
Lepelaarweg Hogevaart
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
max
jaartal 2010
2009 min
max
min
max
jaartal 2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
jaar
2008 min
max
2009 min
2010
max
min
max
2011
≥2012
min
max
min
max
24,3
24,3
1
300
400
17
17
283
383
75
75
1
212,3
287,3
dec-09
212,3
287,3
2011
212,3
287,3
2 2 2
27 108 24
27 108 36
0,6
0,6
27 107,4 24
27 107,4 36
90 70 80
90 70 80
1 1 1
24,3 75,18 19,2
24,3 75,18 28,8
jan-09 jan-09 nov-08
24,3 75,18
24,3 75,18
2012 2011 2010
75,18
75,18
1
36
36
19
19
17
17
35
35
1
5,95
5,95
dec-09
5,95
5,95
2012
5,95
5,95
1
36
36
14
13,5
22,5
22,5
80
80
1
18
18
dec-09
18
18
2012
18
18
531,0
643,0
50,1
50,1
480,9
592,9
354,9
439,5
0,9 36 36,9
0,9 36 36,9
24 24,0
24 24,0
0,9 12 12,9
0,9 12 12,9
0,045 3,6 3,6
0,045 3,6 3,6
nb 2013
3,6
3,6
679,9
74,1
74,1
493,8
605,8
358,5
443,1
51,9
51,9
subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Zeewolde Dronten subtotaal buiten BLOW
2008 min
realisatie
1 1
567,9
5 30
5 30
1 1
19,2
28,8
nb jan-10
0,045
19,2
28,8
335,7
410,7
3,6
3,6
3,6
3,6
0,0
0,0
min 358
max 443
0,0
0,0
0,0
0,045
0,0
min
max
0,045 358,5
0,045 443,1
19
0,0
0,0
0,0
0,0
19,2
nb
nb
min
max
0,045
0,045
28,8
28,8
287,5
362,5
min 306,7
max 391,3
0,0
0,0
min
max
51,9 358,6
51,9 443,2
56
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Utrecht prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max
jaartal jaar
volgens BLOW Abcoude Loenen Woerden Houten Nieuwegein subtotaal binnen BLOW
ARK Baambrugge A2 Loenen / Breukelen A12 Woerden Zuidwest ARK Schalkwijk Het Klooster
buiten BLOW Breukelen Wijk bij Duurstede Bunschoten Spakenburg Amersfoort subtotaal buiten BLOW
A2 Wijkersloot A1 De Slaag A1
2008 min
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
1 2 1 1 1
1 1 1 1
15 6 10 24 15 70
15 6 10 24 15 70
15 18,6 12 12 57,6
15 24 12 12 63
127,6
133
0
0 0
15 6 10 24 15 70
0 0 10 50 50
0 0 10 50 50
1 1 1 1 1
0 0 1 12 7,5 20,5
0 0 1 12 7,5 20,5
nb nb 2009 2011 2009
0
15 6 10 24 15 70
15 24 12 12 63
5 10 10 10
5 10 10 10
1 1 1 1
0,75 1,86 1,2 1,2 5,01
0,75 2,4 1,2 1,2 5,55
nb nb nb nb
0
15 18,6 12 12 57,6 127,6
133
25,51
26,05
0
realisatie
2009
max
min
jaartal
2010
max
1
1
7,5
7,5
min
2011
max
min
12
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
0 0
0 0
12
0,75 1,86 1,2 1,2
0
0
8,5
8,5
0
0
12
12
min 20,5
max 20,5
0
0
5,01
0,75 2,4 1,2 1,2
5,55
min
max
5,01 25,51
5,55 26,05
jaar
2008 min
2009
max
min
2010
max
min
2011
max
nb nb nb 2013 2011
min
≥2012
max
min
12 7,5
max
0
0
0
0
0
nb max
0 0 1
0 0 1
0,75 1,86 1,2 1,2
0,75 2,4 1,2 1,2
12
7,5
nb nb nb nb
0
nb min
7,5
7,5
min 7,5
max 7,5
12
12
6,01
6,55
min
max
18,01 25,51
18,55 26,05
57
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Noord-Holland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Alkmaar Amsterdam Amsterdam Amsterdam Andijk Anna Paulowna Haarlemmermeer Haarlemmermeer Heerhugowaard Medemblik Velsen Zaanstad Zaanstad Zijpe
Boekelermeer Westpoort IJ-oevers Cornelis Douwes PWN terrein Waardpolderhoofdweg A4/A44 / Burg veen Oost Zuiden HAL locaties Wieringermeerdijk Corus/ 'lijn aan kust' Westzanerpolder /Hoogtij Zaandammerpolder WP jan van kempen (opschaling bestaande park) subtotaal binnen BLOW buiten BLOW zijpe
opschaling Zijpersluis (polder B/E) opschaling grote sloot (polder B/E) Drechterland Opperdijk Drechterland Kaapsloot Texel opschaling Oude Schlid Texel Polder Eijerland Langedijk N504 / waterzuivering Langedijk Kerkmeerweg Anna Paulowna Anna Paulowna Polder Anna Paulowna Slibberdijk 3 Anna Paulowna Zwinweg 38 Anna Paulowna Zuidzijperweg 80 wormerland A7 Wieringermeer opschalen solitairen, volgens VWNH Wieringermeer Ecn uitbreiding Wieringermeer Wagendorp, opschaling Wieringermeer Medemblikkertocht Wieringermeer opschalen alle tochten Wieringermeer Waterkaaptocht 2, uitbreiding Wieringermeer opschaling nieuw Almersdorpertocht Nieuw Niedorp opschalers Medemblik uitbreiding A7 Abbekerk schermer polder K Velsen Velserkust /noordzeekanaal Ouder-Amstel Uitbreiding Holendrecht / Amstelvogel Waterland Jachthaven / Opschaling de Nes subtotaal buiten BLOW Zijpe
2 3 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 2 1
8,8 9 2 2 6 10 14,9 20 7 60 15 9 2
8,8 9 10 2 6 13 14,9 40 7 60 15 15 2
0,5 4,75 0,7
0,5 4,75 0,7
0 2 1,2 0 0
0 2 1,2 0 0
8,8 9 2 2 5,5 5,25 14,2 20 7 58 13,8 9 2
8,8 9 10 2 5,5 8,25 14,2 40 7 58 13,8 15 2
90 90 10 60 50 70 75 50 80 30 80 80 90
90 90 10 60 50 70 75 50 80 30 80 80 90
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
7,92 8,1 0,2 1,2 2,75 3,675 10,65 10 5,6 17,4 11,04 7,2 1,8
7,92 8,1 1 1,2 2,75 5,775 10,65 20 5,6 17,4 11,04 12 1,8
2009 2009 nb 2009 2009 2009 2009 2009 2008 2010 2009 2009 2009
60
60
1
3,18
3,18
2008
90,7
108,4
≤2008 min max
2009 min max 7,92 7,92 8,1 8,1
min
realisatie
jaartal 2010 2011 max min max
≥2012 min
max
nb min
0,2
5,6
1,2 2,75 3,675 10,65 10
1,2 2,75 5,775 10,65 20
11,04 7,2 1,8
11,04 12 1,8
1
5,6 17,4
17,4
2008 min max
2009 min max
2011 2010 nb 2012 2011 2011 2011 2011 2010 2013 2010 2011 2011
5,6
5,6
11,04
11,04
2,75 5,775 10,65 20
7,2 1,8
12 1,8
max
1,2
1,2
17,4
17,4
nb min
nb max
0,2
1
0,4
6
0,7
0,7
5,3
5,3
9,9
9,9
161,9
198,9
1
0,9
0,9
0,1
0,1
0,8
0,8
50
50
1
0,4
0,4
2009
0,4
0,4
nb
0,4
1
0,9
0,9
0,1
0,1
0,8
0,8
50
50
1
0,4
0,4
2009
0,4
0,4
nb
0,4
0,4
1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1
9 9,2 2 15 6 2,7 7 0,9 0,9 0,9 12
9 9,2 6 21 12 2,7 7 0,9 0,9 0,9 15
9 9,2 1 15 5,3 2,7 7 0,7 0,7 0,7 12
9 9,2 5 21 11,3 2,7 7 0,7 0,7 0,7 15
10 10 10 5 60 100 50 50 50 50 5
10 10 10 5 60 100 50 50 50 50 5
1 1 0,5 1 1 1 1 1 1 1 1
0,9 0,92 0,05 0,75 3,18 2,7 3,5 0,35 0,35 0,35 0,6
0,9 0,92 0,25 1,05 6,78 2,7 3,5 0,35 0,35 0,35 0,75
nb nb 2010 2010 nb 2008 2009 nb nb nb nb
nb nb 2013 2013 nb 2009 2012 nb nb nb nb
0,9 0,92
0,9 0,92
3,18
6,78
0,35 0,35 0,35 0,6
0,35 0,35 0,35 0,75
1
96
128
1 1 1 1
70 12 15 108
70 16 15 162
2
6
3
0,3
0,9
0,9
0,9
6
6
14,9
20,0
1
0,05 0,75 2,7
0,9 0,92
0,9 0,92
3,18
6,78
0,25 1,05
2,7 3,5
3,5
0,05 0,75
0,25 1,05
3,5
3,5
2,7
0,2 0,2 0,2
27
27
69
101
50
50
0,5
17,25
25,25
2010
17,25
25,25
2013
17,25
25,25
70 13 15 107
50 50 50 50
50 50 50 50
0,5 0,5 0,5 0,5
17,5 2,25 3,75 13,25
17,5 3,25 3,75 26,75
2010 2011 2009 2011
17,5
17,5
3 0 55
70 9 15 53
2013 2014 2013 2014
17,5 2,25 3,75 13,25
17,5 3,25 3,75 26,75
6
6
6
95
95
1
5,7
5,7
2008
5,7
5,7
2010
0,3
0,9
0,3
0,9
100
100
1
0,3
0,9
2008
0,3
0,9
nb
1 1 1 1
2,7 0,9 6 60
2,7 0,9 6 60
1,8 0,9 6 60
1,8 0,9 6 60
50 50 10 10
50 50 10 10
1 1 1 1
0,9 0,45 0,6 6
0,9 0,45 0,6 6
nb 2009 2010 nb
0,45 0,6
0,45 0,6
1
4,6
6,9
4,6
6,9
70
70
1
3,22
4,83
2009
80
80
1
2008
2
TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
0,9
0,9
4,6
4,6
0,75
0,75
3,85
3,85
3,08
3,08
453,5
565,4
89,2
89,2
364,4
476,3
88,7
117,7
625,2
774,1
99,0
99,0
526,2
675,1
179,4
226,1
3,75
2,25
3,25
13,25
26,75
3,75
0,9 0,45
0,6 6
3,08
3,08
20,6
21,2
0,9
0,45 0,6
3,22
0,35 0,35 0,35 0,75
2,7
3,18
0,2 0,2 0,2
3 0 55
0,35 0,35 0,35 0,6
3,18
2,75 3,675 10,65 10
≥2012 min
208,7
0,7
2010
jaartal 2010 2011 max min max 7,92 7,92 8,1 8,1
min
6
1
3,18
jaar
171,7
0,7
3,18
nb max
6
4,83
5,7
nb 2012 2012 nb 2011 2010
76,1
94,6
5,7
53,6
62,1
15,5
30,0
min 165,7
max 207,8
0,0
0,0
13,8
18,3
min
max
13,75 179,4
18,3 226,1
0,0
0,0
2,7
2,7
3,08
3,08
36,7
36,7
3,22
4,83
47,2
65,7
min 86,62
max 105,1
78,0
101,0
min
max
92,8 179,4
121 226,1
58
59
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Zuid-Holland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Teylingen Leiden Reeuwijk Reeuwijk Bodegraven Den Haag Rijswijk Midden Delfland
Midden Delfland Zoetermeer/Bleiswijk Zevenhuizen-Moerkap. Gouda Moordrecht Waddinxveen Westland Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Maasluis Vlaardingen Schiedam Ridderkerk Zwijndrecht Alblasserdam Papendrecht Giessenburg Hardinxveld-Giessendam Gorinchem Hellevoetsluis Korendijk Zwijndrecht Dordrecht Goedereede Middelharnis Middelharnis Middelharnis/Oostflakkee Oostflakkee Alphen subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Ridderkerk Goedereede
≤2008 min
A44 Elsgeesterpolder A4 A12 oost (einde) / Woerden A12 west / parallelweg A12 AC-restaurant A4 Pr. Clausplein A4 Golfterrein NAM A20 noord, Wervelzoeklokatie 28/ RSP: 4b A4 Harnaschpolder Landsinghage O/Z A12 Gouweknoop / Glasgebied zev/moerkap A12-A20 Gouwepark A12 Knook nr.4 s-Gravenzande Nwe Waterweg N (no. 29) Zuidwal 2e Maasvlakte Landtong Windpark de grote lucht / Nwe Waterweg N (no. 39) Nwe Waterweg N (no. 40) Tunnelmond A4 A16/A15 oksel Ridderster Kijfhoek 47-1 Polder Nieuwland 47-2 Oosteind 47-6 Giessenburg 47-7 Polder Hardinxveld 47-8 Bedrijventerrein Noord Haringvlietdam + Spui Oude Maas / Groote Lindt Dordtsche Kil N215 Eendragtspolder Martine Cornelia polder Pallandtpolder+ weer nieuwe opschaling Battenoord, vervanging en opschaling Hellegatsplein N11
Pruimendijk Noordereiland Buitenhaven Stellendam
1 1 1 1 1 1 1
3 4 4,5 4,5 2 8 3
3 4 9 9 2 9 3
3 4 4,5 4,5 1,92 8 3
3 4 9 9 1,92 9 3
35 50 0 0 40 50 20
35 50 0 0 40 50 20
1 1 1 1 1 1 1
1,05 2 0 0 0,77 4 0,6
1,05 2 0 0 0,77 4,5 0,6
nb 2010 nb nb 2009 2009 nb
1
2
6
2
6
40
40
1
0,8
2,4
2009
1 1 1
2 7,5
2 8
2 7,5
2 8
30 80
30 80
1 1
0,6 6
0,6 6,4
nb 2008
1
9
1
9
30
30
1
0,3
2,7
2009
1 3 1 2 2 1 2
18 3 3 24 9 36 3
18 3 3 29,6 9 100 3
18 3 3 24 9 36 3
18 3 3 29,6 9 100 3
70 100 20 75 75 70 75
70 100 20 75 75 70 75
1 1 1 1 1 1 1
12,6 3 0,6 18 6,75 25,2 2,25
12,6 3 0,6 22,2 6,75 70 2,25
2009 2008 nb 2009 2009 nb 2009
1
4,5
9
4,5
9
50
50
1
2,25
4,5
2008
2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1
6 6 9 12 6 9 9 12 4,5 15 15 12 9 15 8
6 6 10 12 6 9 12 12 4,5 15 18 12 9,2 15 12
6 6 9 12 6 9 9 12 4,5 11,4 15 12 9 15 8
6 6 10 12 6 9 12 12 4,5 11,4 18 12 9,2 15 12
50 30 20 35 10 45 55 50 30 20 20 0 75 5 75
50 30 20 35 10 45 55 50 30 20 20 0 75 5 75
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 1,8 1,8 4,2 0,6 4,05 4,95 6 1,35 2,28 3 0 6,75 0,75 6
3 1,8 2 4,2 0,6 4,05 6,6 6 1,35 2,28 3,6 0 6,9 0,75 9
2009 2010 2010 nb nb nb 2009 nb 2010 nb nb nb 2008 nb 2008
1
14
14
14
14
70
70
1
9,8
9,8
nb
1
15
20
4,4
4,35
10,7
15,7
65
65
1
6,92
10,17
2010
1 1
10 12 340,5
36 18 485,3
36 18 477,3
70 75
1 1
7 9 166,0
25,2 13,5 253,7
2008 2008
8,0
10 12 332,5
70 75
8,0
1
9,2
9,2
9,2
9,2
20
20
1
1,84
1,84
nb
1
6
9
6
9
40
40
1
2,4
3,6
2010
0,1
3,6
0,08
3,6
subtotaal buiten BLOW
15,2
18,2
0,0
0,0
15,2
18,2
4,2
5,4
TOTALEN
355,7
503,5
8,0
8,0
347,7
495,5
170,3
259,2
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
jaartal 2010
2009
max
min
realisatie
max
min
2
max
2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
1,05
1,05
2 0 0
0,77 4
0,77 4,5
0,8
2,4
0,3
2,7
12,6
12,6
0,6
0,6 6
3
3 18 6,75
22,2 6,75
2,25
2,25
0,6
70
4,5 3 1,8 1,8
4,95
6,9
6
9
1,8 2 4,2 0,6 4,05
4,2 0,6 4,05
6
6
2,28 3 0
2,28 3,6 0
0,75
0,75
6,6 1,35
6,8
1,35
9,8 6,92
9,8
10,17
jaartal 2010
2009 min
max
min
max
nb 2013 nb nb 2011 2011 nb
2011 min
≥2012
max
min
2
0,77 4
2010
0,8
2,4
nb 2010
6
6,4
2012 2009 nb 2011 2012 nb 2012
3
max
1,84
53,4
63,8
3,6
16,3
20,9
1,84
18
2012 2012 nb nb nb nb 2011 nb 2012 nb nb nb 2011 nb 2010
0,0
0,0 max 153,2
0,0
0,0
60,6
106,0
min
max
4,95
2,7
12,6
12,6
6,75 6
6,75
6,75
2,25
2,25
60,57 170,3
106 259,2
0 0
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
3,0
19,8
4,5
1,8 4,2 0,6 4,05
2 4,2 0,6 4,05
6
6
2,28 3 0
2,28 3,6 0
0,75
0,75
9,8
9,8
1,84
1,84
64,6
112,5
1,35
6,9
9
10,17
25,2 9
13,5
2,4
3,6
nb
3,0
70
2,25
6,6
6,92 7
25,2
3 1,8
nb
0,0
1,05
0 0
22,2
1,35
0,0
max
1,05 2
0,3
3 1,8
2011
min 109,7
nb
min
3
2010 2011
2,4
nb
0,77 4,5
2012
25,2 13,5
68,5
max
nb 3
40,0
0,6
2008 min
2012
25,2
7 9
0,6
6,4
0,6
2,3
0 0
jaar
43,0
45,9
58,1
min 68,67
max 104,1
37,0
42,6
min
max
101,6 170,3
155,1 259,2
60
61
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Zeeland prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Tholen Willempolder Tholen Stavenisse Tholen St. Maartensdijk/Gemaalweg SchouwenSVK Duiveland Veere Neeltje Jans (SVK fase 2) Veere Neeltje Jans(?)SVK fase 3 Reimerswaal Kreekrak SchouwenZeelandbrug Duiveland Borsele / Sloegebied: Borsele en Vlissingen Vlissingen (incl. Bernhardweg) subtotaal binnen BLOW
2 1 3
14,8 9 12
14,8 12 12
0,9 1
0,9 1
13,9 8 12
13,9 11 12
2
12
12
4,8
4,8
7,2
7,2
3 1 1
9 12 52
9 45 52
13
9 12 39
9 45 39
1
12
15
12
15
1
20
70
20
70
152,8
241,8
133,1
222,1
13
19,7
19,7
70 70 70
70 70 70
1 1 1
9,73 5,6 8,4
75
75
1
100 50 27
100 50 27
1 1 1
40
40
1
70
70
1
2008
jaartal 2010
2009
min
max
9,73 7,7 8,4
2008 2008 2008
9,73 5,6 8,4
9,73 7,7 8,4
5,4
5,4
2008
5,4
5,4
9 6 10,53
9 22,5 10,53
2008 2010 2009
9
9
4,8
6
2009
14
49
2009
73,46
128,26
min
max
min
max
realisatie
jaartal 2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
jaar
2008 min
2009
max
min
2010
max
min
2011
max
≥2012
min
max
10,53
10,53
2010 2010 2009
9,73 5,6 8,4
9,73 7,7 8,4
2010
5,4
5,4
9
9
10,53
2010 2012 2011
4,8
6
2011
4,8
6
14
49
2011
14
49
29,33
65,53
29,33
65,53
min 67,46
max 105,8
6 10,53
22,5
min
max
6
nb
nb
min
max
22,5
buiten BLOW subtotaal buiten BLOW TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
0
0
0
0
0
0
0
0
152,8
241,8
19,7
19,7
133,1
222,1
73,46
128,26
38,13
40,23
6
22,5
0
0
min 73,46
max 128,3
0
0
0
0
min
max
0 73,46
0 128,3
0
0
0
0
38,13
40,23
6
22,5
0
0
min
max
6 73,46
22,5 128,3
62
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Noord-Brabant prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Woensdrecht Moerdijk Breda Oirschot Oisterwijk Etten Leur Etten Leur
Kabeljauwbeek Industrieterrein Moerdijk Hazeldonk Locatie A58-Oost op grens gemeente Oirschot-Oisterwijk Locatie A58-Oost op grens met gemeente Oirschot-Oisterwijk Noordelijk buitengebied / Zwartenbergseweg Laakse Vaart /Noordelijk buitengebied/ Bollendonkseweg Veerse Heide / Koeveringsedijk
Sint Oedenrode Veghel A50 / de Dubbelen Breda Kroeten (langs A16) Reusel – De Laarakkerdijk Mierden subtotaal binnen BLOW buiten BLOW Reusel – De Mierden Halderberge Halderberge Roosendaal Roosendaal Moerdijk Goirle Oss Oss Drimmelen Steenbergen Steenbergen Bergen op Zoom Bergen op Zoom Bergen op Zoom Werkendam Moerdijk Boekel Woudrichem Boxmeer
Den Bosch Moerdijk Bergen op Zoom Deurne Uden Cuyck subtotaal buiten BLOW
2008 min
1 1 1 1
10 24 9 7,5
15 30 15 9
10 24 9 7,5
15 30 15 9
60 25 70 60
60 25 70 60
1 1 1 1
6 6 6,3 4,5
9 7,5 10,5 5,4
2009 2010 2009 2009
jaartal 2010
2009
max
min
max
6
realisatie
min
max
jaartal 2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
jaar
9
6,3 4,5
10,5 5,4
2010 2012 2011 2011
3,75
4,5
2011
6
7,5
min
max
2010 min
6
2011
max
min
≥2012
max
min
6,3 4,5
10,5 5,4
3,75
4,5
5
6
5
6
75
75
1
3,75
4,5
2009
15
15
15
15
80
80
0,5
6
6
2008
6
6
2010
6
6
2
15
15
15
15
80
80
0,5
6
6
2008
6
6
2010
6
6
1
12
14
12
14
60
60
1
7,2
8,4
2009
7,2
8,4
2011
7,2
8,4
1 1 1
9 0 18
9 1,7 27
9 0 18
9 1,7 27
45 20 20
45 20 20
1 1 1
4,05 0 3,6
4,05 0,34 5,4
2009 2009 2009
4,05 0 3,6
4,05 0,34 5,4
2011 2009 2010
4,05
4,05
124,5
156,7
124,5
156,7
53,4
67,09
3,25 2,8
3,25 4,375
4,5
6
0
0
1
12
12
12
12
10
10
1
1,2
1,2
2009
1,2
1,2
2010
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
10 8 6,9 9 15 7,5 18 12 15 0 0 15
10 12,5 6,9 12 30 15 24 12 18 15 15 15
10 8 6,9 9 15 7,5 18 12 15 0 0 15
10 12,5 6,9 12 30 15 24 12 18 15 15 15
65 70 30 50 45 20 50 50 15 5 5 10
65 70 30 50 45 20 50 50 15 5 5 10
0,5 0,5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0,5
3,25 2,8 2,07 4,5 6,75 1,5 9 6 2,25 0 0 0,75
3,25 4,375 2,07 6 13,5 3 12 6 2,7 0,75 0,75 0,75
2009 2009 2009 2009 2010 2011 2009 2009 nb nb nb nb
3,25 2,8 2,07 4,5
3,25 4,375 2,07 6
2011 2011 2013 2011 2012 2012 2011 2011 nb nb nb nb
Industrieterrein Noordland
1
12
12
Halsteren, vervanging op andere locatie A27 Parkeerplaats Oud Dintel Landmeersche Loop Andelsche Weide Hoogeneindschen broek, Sambeek, Den Oksel,Rijkevoort De Brand/Omgelegde Zuidwillemsvaart Sabinapolder, parellel aan Sabinadijk-project Auvergnepolder
1
15
15
1 1 1 1 1
12 18 9,2 9 15
1 1
De Snoerts Midden Peelweg Industrieterrein Katwijk
6,75
13,5 1,5
9 6
3
12 6 2,25 0 0 0,75
2,7 0,75 0,75 0,75
0
max
nb
nb
min
max
9
2
4e Molenweg Laakse Vaart Nieuwenberg/Spiekestraat Roosendaalse Vliet A16 Klaverpolder Vijfhuizenbaan Elzenburg/megensebaan Motorcrossterrein 1e weg Annapolderdijk Hendrikpolder Eendragtspolder
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
2009
max
1
Schepersweijer
TOTALEN
2008 min
6
7,5
2,07
2,07
6,75 1,5
13,5 3
0,34 3,6
5,4
1,2
1,2
9 6
12 6 2,25 0 0 0,75
2,7 0,75 0,75 0,75
12
12
10
10
0,5
0,6
0,6
nb
0,6
0,6
nb
0,6
0,6
8,2
8,2
10
10
0,5
0,41
0,41
nb
0,41
0,41
nb
0,41
0,41
15 18 9,2 15 81
12 18 9,2 9 15
15 18 9,2 15 81
10 40 0 20 10
10 40 0 20 10
1 1 1 1 1
1,2 7,2 0 1,8 1,5
1,5 7,2 0 3 8,1
nb 2011 nb nb nb
1,2
1,5
1,2
1,5
0 1,8 1,5
0 3 8,1
0 1,8 1,5
0 3 8,1
8
8
8
8
30
30
1
2,4
2,4
2010
9
9
9
9
50
50
1
4,5
4,5
2009
1
36
54
36
54
0
0
1
0
0
nb
0
0
nb
0
0
1 1 1
12 30 27 340,6
12 30 36 511,6
5 10 5
1 1 1
0,6 3 1,35 64,63
0,6 3 1,8 89,455
nb nb nb
0,6 3 1,35
0,6 3 1,8
nb nb nb
0,6 3 1,35
0,6 3 1,8
6,8
12 30 36 504,8
5 10 5
6,8
12 30 27 333,8
465,1
668,3
6,8
6,8
458,3
661,5
118,03
156,545
13,46
23,96
min
max
43,88 118
64,13 156,5
6,8
6,8
7,2
2,4 4,5
12
12
68,72
7,2
2,4
4,5
86,99
15,15
23,4
8,7
10,2
min 104,6
max 132,6
0
0
13,46
23,96
min
max
13,46 118
23,96 156,5
nb 2013 nb nb nb
7,2
7,2
2012
2,4
2,4
2012
4,5
4,5
0
0
0
0,34
22,8
27,6
51,35
64,48
min 74,15
max 92,42
30,42
40,17
63
64
Gemeente
projectnaam
min
max
min
max
min
max
min
groei x kans x concurr.
concurr.
realisatiekans
groei
afname
fase
toename
Limburg prognose van groei windenergievermogen
max
factor
min
vergunning
max jaar
volgens BLOW Venray Venray Venray Horst aan de Maas Venlo, Sevenum, Maasbree, Horst Roggel en Neer Sittard-GeleenBorn Brunssum Maastricht Maastricht subtotaal binnen BLOW
2008
realisatie
jaartal 2010
nb
nb
min
max
10,5
14
10,5
14
0
0
1
0
0
nb
0
0
nb
0
0
1
6
8
6
8
0
0
1
0
0
nb
0
0
nb
0
0
1
9
12
9
12
0
0
1
0
0
nb
0
0
nb
0
0
1
15
15
15
15
0
0
1
0
0
nb
0
0
nb
0
0
1
15
24
15
24
10
10
1
1,5
2,4
nb
1,5
2,4
2012
1,5
2,4
Windpark Neer Holtum-Noord
2
10
10
10
10
40
40
1
4
4
2008
1
12
12
12
12
50
50
1
6
6
2009
6
6
Kranenpool, IT Hendrik Beatrixhaven Lanakerveld
2 1 1
8 12 4 101,5
8 27 8 138
8 27 8 130
20 10 10
20 10 10
1 1 1
1,6 1,2 0,4 14,7
1,6 2,7 0,8 17,5
nb 2009 2009
1,6
1,6
1,2 0,4
2,7 0,8
0
8 12 4 97,5
0
0
0
0
0
0
97,5
130
14,7
17,5
7,6
9,5
Vredepeel, De Kempkensberg, Ysselsteyn Noord De Kuluut, Ysselsteyn Oost Witveldweg Trade Port
buiten BLOW Geen projecten subtotaal buiten BLOW TOTALEN
Vergund / Gerealiseerd vóór 2011 (MW) Vergund / Gerealiseerd na 2011 incl niet bekend (MW) Totaal (MW)
0 101,5
138
0
0 0
0
2009
max
4
min
max
min
max
2011 min
≥2012
max
min
max
nb
nb
min
max
4
4
2008 min
2009
max
min
max
2010
min
4
max
0
0
0
0
min 11,6
max 13,5
0
0
1,6
3,1
4
min
max
3,1 14,7
4 17,5
2011 min
≥2012
max
min
6
6
nb 2012 2012
1,2 0,4
0
0
0
0
max
4
2011 1,6
4
jaar
jaartal 2010
1
min
4
4
6
6
min 10
max 10
1,6
2,7 0,8
3,5
3,1
4
min
max
4,7 14,7
7,5 17,5
65
Nederland Totaal Vergunningen
Provincie 2008 min TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN TOTALEN
Groningen Fryslan Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
0,8 2,0 9,0 0,0 15,1 19,2 0,0 20,6 40,0 38,1 12,0 4,0
max 0,8 2,0 10,8 0,0 16,7 28,8 0,0 21,2 68,5 40,2 12,0 4,0
TOTALEN
Nederland
161
205
2009 min max 46,5 64,6 24,7 32,9 0,0 0,0 41,0 46,9 33,4 46,9 335,7 410,7 8,5 8,5 76,1 94,6 53,4 63,8 29,3 65,5 68,7 87,0 7,6 9,5 725
931
Realisatie
jaartal 2010 2011 ≥2012 min max min max min max 24,0 36,0 0,0 0,0 0,0 0,0 30,6 33,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,8 3,8 0,0 0,0 8,0 12,0 14,2 16,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,6 3,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 12,0 12,0 0,0 0,0 53,6 62,1 15,5 30,0 0,0 0,0 16,3 20,9 0,0 0,0 0,0 0,0 6,0 22,5 0,0 0,0 0,0 0,0 15,2 23,4 8,7 10,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 167
221
36
52
8
12
nb min max 6,8 13,6 0,8 1,0 4,5 4,5 1,8 1,8 6,5 9,6 0,0 0,0 5,0 5,6 13,8 18,3 60,6 106,0 0,0 0,0 13,5 24,0 3,1 4,0 116
188
2008 min max 0 0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0 0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0
0
2009 min max 1,24 1,84 2,0 2,0 9,0 10,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0 0 0,0 0,0 2,7 2,7 3,0 3,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 18
21
jaartal 2010 2011 min max min max 0 0 30 30 0,0 0,0 20,3 22,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 44,7 51,7 25,7 29,8 22,8 33,8 19,2 28,8 287,48 362,48 0,0 0,0 7,5 7,5 36,7 36,7 47,2 65,7 19,8 43,0 45,9 58,1 38,1 40,2 29,3 65,5 22,8 27,6 51,4 64,5 4,0 4,0 6,0 6,0 166
210
592
768
≥2012 nb min max min max 40,1 69,6 6,8 13,6 25,5 33,7 10,3 10,5 0,0 0,0 16,3 20,3 10,5 11,2 1,8 1,8 0,0 0,0 6,5 9,6 51,85 51,85 0,045 0,045 12,0 12,0 6,0 6,6 78,0 101,0 14,9 20,0 37,0 42,6 64,6 112,5 6,0 22,5 0,0 0,0 30,4 40,2 13,5 24,0 1,6 3,5 3,1 4,0 293
388
144
223
66
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 2:
Vragenlijst per parameter
67
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Vragenlijst en handleiding voor invullen parameters Analyse van slaagkansen en inventarisatie van knelpunten
6.
Tijdstip van realisatie en vergunningverlening, resultaten weergegeven in data
Er zijn vragen gesteld over de volgende onderwerpen en aspecten.
7.
Open vragen om oplossingrichtingen aan te geven voor genoemde knelpunten
1.
2.
Milieu-aspecten a. Geluid b. Slagschaduw c. Ecologie Ruimtelijke belemmeringen a. Radar b. Hoogspanningsleidingen c. Kabels en leidingen (gas) d. Auto-, trein en spoorwegen e. Veiligheid f. Laagvliegroutes en funnels g. Bodem en archeologie h. Overig
3.
Landschap / visueel a. Visuele impact b. Herkenbaarheid
4.
Beleid a. b.
5.
Data worden ingevuld op basis van antwoorden van de geïnterviewde in combinatie met ‘expert judgement’ van Bosch & Van Rijn. Bosch & Van Rijn vult de lijst op consequente wijze in. Indien geïnterviewde geen kennis heeft over een specifieke parameter, dan wordt ‘niet bekend’ (nb) ingevuld. Elke parameter krijgt een cijfer tussen 0 en 100 (behalve de parameters die te maken hebben met tijdstippen en oplossingsrichtingen). Hierbij geeft ‘100’ aan dat desbetreffende parameter absoluut geen gevaar vormt voor de realisatie van het windturbinepark. Een ‘0’ geeft aan dat de parameter een harde belemmering is voor de realisatie van het windpark.
Past plan in gemeentelijk beleid Past plan in provincie beleid
Politiek draagvlak a. Houding en activiteit van wethouder(s) b. Houding en activiteit van ambtenarenapparaat c. Schatting van toekomstige stemming van gemeenteraad d. Aanwezigheid van georganiseerde weerstand
68
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
1.
MILIEU-ASPECTEN
1.1
GELUID
Basisprincipe: Windturbines mogen niet dichter dan 4x de ashoogte van geluidgevoelige bestemmingen geplaatst worden. Tevens mogen ze niet meer dan 43 dBA op de gevel aan geluid veroorzaken volgens WNC-40 norm uit de AMvB. Een geluidgevoelige bestemmingen is bijvoorbeeld een woning, die niet het eigendom is van een deelnemer in het project. VRAAG 1: Verwacht u dat er vanwege geluid een belemmering voor het windproject ontstaat?
Slagschaduw 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
1.3 Geluid 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
1.2
Absoluut geen belemmeringen aanwezig. Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig.
Mogelijk is er een belemmering.
Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
SLAGSCHADUW
Principe: Slagschaduw mag maximaal 5 uur en 40 minuten per jaar op een gevel van een schaduwgevoelig object vallen. De kritische afstand is 12 x de rotordiameter (circa 1.000 meter). Schaduwgevoelige bestemmingen zijn bijvoorbeeld woningen, die niet eigendom zijn van deelnemers in het project. Schaduwhinder komt vooral voor als de zon laag staat in de ochtend en avond bij woningen ten NW, N of NO van het windpark. VRAAG 2: Verwacht u dat er vanwege schaduw een belemmering voor het windproject ontstaat?
Absoluut geen belemmeringen aanwezig. Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig.
Mogelijk is er een belemmering.
Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
ECOLOGIE
Indien natuurwaarden voorkomen is het mogelijk dat een windpark niet wenselijk is. Belemmeringen zijn bijvoorbeeld: Aanwezigheid vogelsoorten van blauwe of rode lijst. Nabijheid Ecologische hoofdstructuur. Nabijheid Natura 2000 gebieden Etc. VRAAG 3: Verwacht u dat er vanwege ecologische aspecten een belemmering voor het windproject ontstaat? Ecologie 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Absoluut geen belemmeringen aanwezig. Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig.
Mogelijk is er een belemmering.
Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
69
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.
RUIMTELIJKE BELEMMERINGEN
2.1
RADAR
Radar rond (met name) vliegvelden kan een belemmerende factor zijn. VRAAG 4: Is luchtvaartradar (defensie en/of burger-) een belemmering? Radar 100 90
80 70 60 50 40 30 20 10 0
2.2
Absoluut geen belemmeringen aanwezig.
Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig.
Mogelijk is er een belemmering.
Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
HOOGSPANNINGSLEIDINGEN
Principe: Volgens het handboek risicozonering is de minimale afstand tussen de tip van de rotor en de leiding minimaal 5 meter. De minimale afstand tussen turbinevoet en leiding bedraagt dan circa 50 meter. In bepaalde gevallen wordt ook het criterium gehanteerd dat de rotor + mast bij omvallen niet tegen de leidingen aan mag komen: circa 150 meter. VRAAG 5: Is aanwezigheid van hoogspanningsleidingen een belemmering?
Hoogspanningsleidingen 100 Absoluut geen belemmeringen aanwezig. 90 80 Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt. 2.3
KABELS EN LEIDINGEN
Een windturbine moet volgens richtlijnen van de Gasunie 1 x de ashoogte + 1/3 wieklengte van een hogedruk-gasleiding staan: circa 120 meter. Dit is geen hard criterium. Onder omstandigheden of met bepaalde voorzieningen zijn kleinere afstanden mogelijk. Er zijn meer leidingen die beperkingen opleveren, bijvoorbeeld chemische transportleidingen of hogedruk-brandstofleidingen van defensie. Ondergrondse elektriciteitsleidingen leveren over het algemeen geen probleem op. VRAAG 6: Is aanwezigheid van (gas-) leidingen een belemmering? Kabels en leidingen 100 Absoluut geen belemmeringen aanwezig. 90 80 Waarschijnlijk geen belemmeringen aanwezig. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belangrijke belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
70
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.4
AUTO- WATER- EN SPOORWEGEN
Principe: Als algemeen criterium wordt gerekend met minimaal 60 meter afstand tot auto, water en spoorwegen. VRAAG 7: Is aanwezigheid van auto- water- en/of spoorwegen een belemmering? Water- spoor- en autowegen 100 Er zijn zeker geen belemmeringen. 90 80 Waarschijnlijk zijn er geen belemmeringen. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt,
2.5
VEILIGHEID
Als algemeen principe wordt gehanteerd: minimale afstand tussen windturbines en (beperkt) kwetsbare objecten (kantoren, winkels, installaties, industrie, opslagdepots) -6 moet 160 meter zijn (10 contour voor turbines van 3 MW). VRAAG 8: Verwacht u dat er vanwege veiligheidsaspecten een belemmering voor het windproject ontstaat?
Veiligheid 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2.6
Er zijn zeker geen belemmeringen. Waarschijnlijk zijn er geen belemmeringen.
Mogelijk is er een belemmering.
Waarschijnlijk is er een belemmering. Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt,
LAAGVLIEGROUTES & FUNNELS
Rond vliegvelden liggen invliegfunnels en hoogtebeperkingen (“stadion”- vormige hoogtelijnen, liggen vast). Defensie heeft in Nederland laagvliegroutes (bekende tracés). VRAAG 9: Is aanwezigheid van laagvliegroutes of invliegfunnels een belemmering? Laagvliegroutes en funnels 100 Er zijn zeker geen belemmeringen. 90 80 Waarschijnlijk zijn er geen belemmeringen. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt,
71
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.7
ARCHEOLOGIE
VRAAG 10: Zijn er archeologische waarden in het gebied die een belemmering kunnen vormen? Archeologische waarden 100 Er zijn zeker geen belemmeringen. 90 80 Waarschijnlijk zijn er geen belemmeringen. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
2.8
OVERIGE BELEMMERINGEN
Mogelijke overige belemmeringen, bijvoorbeeld: bouwen op dijklichamen met belangrijke waterkerende functie, beperkende normen van RWS bij windturbines met ‘natte voeten’, plannen om woningbouw te plegen in hetzelfde gebied, plannen om afrit langs snelweg te bouwen etc. etc. VRAAG 11: Zijn er overige belemmeringen? Overige belemmeringen 100 Er zijn zeker geen belemmeringen. 90 80 Waarschijnlijk zijn er geen belemmeringen. 70 60 50 Mogelijk is er een belemmering. 40 30 20 Waarschijnlijk is er een belemmering. 10 0 Er is een belemmering die het project onmogelijk maakt.
72
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
3.
Landschap en visuele aspecten
3.1
Landschapsanalyse
Aan de geïnterviewden is gevraagd of voor het betreffende project een aparte afweging op basis van landschappelijke aspecten is gemaakt. Antwoorden zijn gescoord als ‘ja’ of ‘nee’. Daarnaast is door de onderzoekers voor ieder project een inventarisatie van omgeving en landschap gemaakt. Projecten zij als volgt gecategoriseerd:
3.2
Infrastructuur
3.5
Het opstellingspatroon
Er is een schatting gemaakt van de mate waarin het opstellingspatroon van een windpark door een waarnemer op enige afstand herkend kan worden. (Bijvoorbeeld: “Ik kan zien dat het een lijn is”, of ik zie geen enkel onderling verband, de plaatsing lijkt willekeurig”.) De volgende opstellingspatronen zijn onderscheiden: 5. Solitaire opstellingen 6. Lijnopstellingen, recht of licht gebogen 7. Clusteropstelling in regelmatig (grid-)patroon 8. Onregelmatige clusteropstellingen
Ligt het windpark nabij grootschalige infrastructuur ( een snelweg, provinciale weg, spoorlijn, doorgaande waterwegen, waterkerende dijk et cetera)? Antwoord ja/nee. Een windpark ligt in de nabijheid van grootschalige infrastructuur indien de turbines niet verder dan 4x de ashoogte van de betreffende infrastructuur af liggen.
3.3
Landschapstype
In wat voor soort landschapstype bevindt het project zich (5 categorieën): 6. Stedelijk / suburbaan: windturbines binnen een afstand van circa 1.000 meter tot aaneengesloten stedelijke bebouwing. 7. Industrieel: de turbines bevinden zich op of aan de rand van een bedrijventerrein. e 8. Jonge polder (20 eeuw): Flevoland en Wieringermeer. 9. Open landschap: zichtlijnen van meer dan een kilometer en weinig tot geen aaneengesloten bebouwing, beplanting en bomenrijen. 10. Half-open tot gesloten landschap: zichtlijnen van minder dan een kilometer en aanwezigheid van aaneengesloten bebouwing, beplanting en bomenrijen.
3.4
Aantal woningen in de omgeving
Op basis van de topografische kaart 1:50.000 is een schatting gemaakt van het aantal woningen binnen 1.000 meter van het project. Wanneer zich aaneengesloten bebouwing (een woonwijk) binnen 1.000 meter bevindt, wordt de waarde ‘> 100’ toegekend.
73
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4.
BELEID
4.1
Gemeentelijk beleid
4.2
Provinciaal beleid
Aan geïnterviewden is gevraagd:
Aan geïnterviewden is gevraagd:
VRAAG 13: Past het project in het bestaande gemeentelijk beleid? Antwoorden zijn als volgt gescoord:
VRAAG 14: Past het project in het bestaande provinciaal beleid? Antwoorden zijn als volgt gescoord:
Gemeentelijk beleid 100 Project past in Bestemmingplan. 90 80 70 Locatie wordt in beleid positief beoordeeld, maar er is nog geen Bestemmingplan voor. 60 50 40 30 Positief algemeen windenergiebeleid, maar deze locatie komt niet in nota’s voor. 20 10 0 Beleid sluit windenergie op deze locatie uit.
Provinciaal beleid 100 Project is opgenomen in het Streekplan en wordt door provincie ondersteund en gestimuleerd. 90 80 70 Project past in het Streekplan, maar wordt niet actief door provincie gestimuleerd. 60 50 40 30 Positief algemeen beleid, maar geen er zijn beleidstukken over deze locatie. 20 10 0 Beleid sluit windenergie op deze locatie uit.
74
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
5.
BESTUURLIJK EN POLITIEK DRAAGVLAK 5.3
5.1
Houding en activiteit van wethouder(s)
VRAAG 15: Is/zijn de wethouder(s) voorstander van het project? 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5.2
Wethouder is groot voorvechter van dit windproject. Wethouder is voor.
Wethouder is neutraal, zal zich voegen naar meerderheid van de raad.
Wethouder is tegen. Wethouder is fel tegen.
Houding en activiteit van ambtenaar / ambtenaren.
VRAAG 16: Is/zijn de ambtenaar /ambtenaren voorstander van het project?
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Ambtenaar is groot voorvechter van dit windproject. Ambtenaar is voor.
Ambtenaar is neutraal, zal zich voegen naar mening van de wethouder.
Ambtenaar is tegen. Ambtenaar is fel tegen.
Politiek draagvlak
VRAAG 17: Hoe groot is volgens u de kans dat de raad aan dit project planologische medewerking zal verlenen?
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5.4
100 %
50 %
0%
Georganiseerde weerstand
VRAAG 18: Is er georganiseerde weerstand tegen het project?
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Ja, er is een grote groep met veel invloed op wethouders, ambtenaren en raadsleden. Internetsite, folders, bijeenkomsten, inspraak e.d.
Enkele omwonenden hebben via media en brieven hun ongenoegen kenbaar gemaakt.
Geen georganiseerde weerstand.
75
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
6.
VERGUNNINGVERLENING EN REALISATIE
Aan de geïnterviewden is gevraagd een prognose te geven van het tijdstip waarop de benodigde vergunningen verleend zullen worden en wanneer het project gerealiseerd zal zijn. VRAAG 19: Wanneer (jaar en maand) denkt u dat, … a. b. c. d.
7.
De planologische procedure zal starten (wijziging bestemmingplan / projectprocedure (artikel 19))? Het project door de gemeente vergund zal zijn (niet onherroepelijk, beroep tot de Raad van State is nog mogelijk) Alle vergunningen onherroepelijk vergund zullen zijn. (Na uitspraak van de Raad van State.) Het project gerealiseerd zal zijn?
OPEN VRAGEN
VRAAG 20: Heeft de geïnterviewde oplossingen of oplossingsrichtingen voor aspecten die een knelpunt vormen voor plaatsing van windturbines?
VRAAG 21: Heeft de geïnterviewde in het algemeen opmerkingen of ideeën hoe het aandeel opgewekt vermogen door windenergie in Nederland vergroot kan worden?
76
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 3:
Kaart met locaties van de projecten
77
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Windenergieprojecten
Legenda * Locaties van windenergieprojecten
78
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 4:
Antwoorden op open vraag naar oplossingsrichtingen
79
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Antwoorden op open vragen: oplossingsrichtingen Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
81 82 82 83 84 85 86 86 87 89 90 91
80
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
1.
Groningen
Provincie • Inzet van Task Force is in het verleden goed bevallen; bemiddelen helpt. • De gedeputeerde wordt 'ingezet' om gemeente aan te sporen. • Steun van VROM om betrokkenheid van gemeenten te vergroten, gemeenteraden te beïnvloeden. • De maatschappelijke noodzaak moet duidelijker gemaakt worden. • Zoek naar gecombineerd ruimtegebruik, bij voorbeeld met glastuinbouw en plaats tijdelijk turbines. Ontwikkelaars • Verplichte doelstellingen. • Vage plannen voor glastuinbouw blokkeren wind; VROM kan gemeente uit de droom van glastuinbouw halen. • Ashoogte in POP is 40 meter. Moet aangepast worden. • Met dit project blijft geld binnen de regio, locale grondeigenaren, gezamenlijk belang. • Gebruik principe van 'vervuiler betaalt', dan is groene stroom rendabeler dan vuile stroom. • Leg belasting op vervuiling en schaf subsidies af. • Concentreer de locaties. • SDE is een belemmering. • Neem een voorbeeld aan Engeland / de UK: 1. Één procedure voor alle vergunningen 2. Één mogelijkheid voor bezwaar en beroep 3. Verplichting voor ontwikkelaar om voorlichting te geven aan omgeving 4. Verdelen van financiële lusten over de locale gemeenschap is versplicht. 5. Maak een ‘white-paper’ met nut, noodzaak, nationale en regionale doelen. 6. Nationale overheid geeft een lijst met argumenten en ‘problemen’ die in bezwaar en beroepsprocedures niet meer in behandeling zullen worden genomen. (Vergelijk nationaal antennebesluit over ‘gezondheidsrisico’s etc.)
Gemeenten • Gebruik meer dwang voor plaatsing door gemeenten. • Technische oplossing mogelijk, maar er blijft maatschappelijk weerstand. • Gebruik mogelijkheden van nieuwe wet RO. • Bemoeienis van minister Cramer werkt negatief “Het Cramer effect” treedt op. • Energy Valley biedt kansen. • Nieuw POP moet duidelijk zijn, maar ruimte laten voor gemeente. • Maak een energieakkoord. • Overleg tussen hoger en lagere overheid over verantwoordelijkheid, inpassing, cruciaal. • Concentreer, schaalvergroting, aansluiten op infrastructuur. • Oost Groningen: Er is een lijn van 21 km van het Schildmeer (Steendam) tot stadskanaal denkbaar, die wellicht dmv prijsvraag mooi ingevuld zou kunnen worden. • Omslagpunt komt vanzelf; overtuigen en opleggen; akkoord bereiken.
81
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
2.
Friesland
3.
Drenthe
Provincie • Duidelijker beleid betreffende de nabijheid van Waddenzee, natuurbeschermingswet vergunning. • De sleutel ligt bij opschaling en sanering.
Provincie • Er mist een heldere nationale visie op landschap, keuze voor bepaalde landschappen, andere vrijhouden. • Denk groot.
Ontwikkelaar • VROM moet aanwijzen, naar Duits voorbeeld • Gemeentelijke hebben te weinig kennis: er is behoefte aan een site met recente uitspraken, jurisprudentie en deskundigheid over geluid, flora en fauna etc. Iedereen moet wiel zelf uitvinden. Een echt objectieve autoriteit, waar gemeenten kennis vandaan kunnen halen. Senternovem schiet daarin te kort. • Grote beperkingen in Friesland met bouwhoogte. • Als je windenergie wil moet je daar ook de juiste maatregelen bij treffen. Voorlichting als flankerend beleid. • Steun van het RIJK wenselijk, toelichten van nut en noodzaak • Rijk moet helderheid geven over nabijheid Waddenzee. Waddenraad moet terughoudend zijn.
Ontwikkelaar • Hogere gedwongen doelstelling aan provincies opleggen. • Drenthe verkeert in een impasse: provincie wil alleen defensieterrein in Coevorden, terwijl er een aantal goede andere locaties is. • Belemmering door een oud grensverdrag uit de 17e eeuw met Duitsland dat je niet binnen 160 m mag bouwen.
Gemeente • Rijk moet ingrijpen: minder bezwaarmogelijkheden en meer opleggen. • Consistent subsidiebeleid. • Intergemeentelijk overleg en nieuw provinciaal beleid t.a.v. maximale hoogte zal locatiekeuze vergemakkelijken. • Meer nadruk op belang van energie (t.o.v. landschap). • Meer opbouw van onderaf: participatie, gewenning, draagvlak opbouwen. • Meer opschalen en faciliteren: ruimte geven. • Provinciaal beleid verbeteren. • Kies voor grote regionale clusters bij stedelijk industriële omgeving, de Afsluitdijk.
Gemeente • Windenergie legt grote landschappelijk en maatschappelijk druk. • Concentreer windenergie aan de kust in grootschalige parken, aan te wijzen door het Rijk • Geef goede voorbeeld geven; niet zoals over de grens waar het rommelig is. • Provinciale politiek zet windenergie op slot voor heel Drenthe.
82
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
4.
Overijssel
Provincie • Draagvlak en betrokkenheid vergroten bij het grote publiek. Tegengaan van NIMBY effect. Postbus 51. Positieve documentaires over DE. Beleving dat windmolens mooi en nodig is. Versterk de ruimtelijke kwaliteit met windmolens. • Beïnvloeden raadsleden: Opzetten stuurgroep en betrekken gemeenten. Informatieavonden houden. Gedeputeerde contact laten opgenomen met wethouder. • Compensatie in de vorm van natuur of een fonds. Ontwikkelaar • Overheidsbeleid is te vrijblijvend. Leg verplichtingen op. Conform het Duitse model. Eerst zelf doen, anders een deadline en aanwijzen. • SDE is te laag. • Windenergie als iets positiefs neerzetten, imago building. Te veel inspraakprocedures, veel lokale communicatie is nodig, wethouder en raad zijn angstig, er dient een objectievere afweging te komen. Irrationele argumenten wegnemen. • Sneller afhandelen bezwaren. • Optreden minister in Woerden is erg nadelig geweest. • Landschappelijke inpassing is onzin. Het is gewoon nodig. Weerstand komt vooral uit de oudere generatie. Als flankerend beleid moet je aan voorlichting doen. Landelijk en lokaal. Specifiek aandacht voor de Raadsleden. Emotie heeft te veel de overhand nu. • Bij Flora en Fauna is er veel grijs gebied: wanneer is er sprake van externe werking en wanneer niet. • Verplichten vanuit de Rijksoverheid. • Nieuwe WRO gebruiken door provincies, RPP inzetten. • Communicatie met raadsleden, veel lobbywerk en inspreken. • CO2-doelstelling opgelegd krijgen voor gemeenten. • Gezant van de minister sturen, of minister zelf sturen. • Snel informatie beschikbaar voor gemeente. • Excursies.
• • • • • • • • • • •
Meer milieubeleidsplannen met duurzame energie erin. Meer voorlichting. Buren laten benaderen door grondeigenaren. SDE moet omhoog. Veiligheidscontouren moeten omlaag voor bedrijventerreinen. Radar: toelaatbaar verstoringspercentage naar 15 %. Technische oplossing voor radar. EIA verdubbelen. Geluidproblematiek niet inde weg laten staan. AMvB niet beperken tot 15MW.
Gemeente • Verplichting vanuit de Rijksoverheid. • Meer regie voor provincies en energiebedrijven • Publieke opinie en beeldvorming positief beïnvloeden. • Laagvliegroutes is een onnodige belemmering door Defensie. • De onderzoeksverplichtingen voor initiatiefnemers zijn te groot. • Intensief praten met bewoners (huiskamergesprekken en plenair) • Met raadsleden naar windpark om te bezichtigen • Natuur en Milieu Overijssel raadplegen
83
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
5.
Gelderland
Provincie • Provincie overweegt aanwijzing te gebruiken: inpassingsplannen opleggen aan gemeenten. • Te veel gemeenteraden zijn negatief op basis van emotionele argumenten. • Meer voorlichting over nut en noodzaak van windenergie. Rijksbeleid goed uitleggen, via een brief van minster. Leg het Plan van aanpak LUW goed uit. • SBB werkt niet altijd mee • Veel welstandscommissies zijn erg negatief. • Windenergie concurreert met uitgeefbaarheid van gronden op bedrijventerrein. • Laagvliegroute is voor enkele projecten een groot probleem Ontwikkelaar • SDE vrij laag, wordt probleem voor financiering in minder windrijke gebieden. • Verplichting iedere gemeente tot een minimaal aandeel duurzame energie. • Radarprobleem: hanteer minder strengere normen. • Uitspraken van mevr. Cramer over turbines in landschap helpen niet. Projecten leiden schade. • Laat boeren projecten ontwikkelen. Zorgt voor goed locaal draagvlak. Praat met omwonenden individueel. • Nieuwe WRO: provincies doorzettingsmacht laten gebruiken. • Samenwerking tussen VROM en VNG: steun gemeenten • Gemeenten hebben onvoldoende kennis, daardoor moet ontwikkelaar veel investeren in adviseurs. • Behoefte aan kennis over geluidproblematiek, laagfrequent geluid, modulatie. • Problemen met laagvliegroute zijn op te lossen met lichtsignalering, zoals ook in Duitsland •
• •
Gemeenteraden gaan vaak weer twijfelen, na jaren geleden een positieve bestuuropdracht gegeven te hebben. Regionale besluitvorming duurt veel te lang.
Gemeente • Meer druk vanuit hogere overheden; oproep om verantwoordelijkheid te nemen. Er niet meer omheen kunnen. • Voorlichting en communicatie met omwonenden. Feitelijke weerlegging van emotionele argumenten. • Samenwerking ministeries. Actieve samenwerking rijk-provinciegemeenten. • Bijeenbrengen verschillende belangen; participeren in opbrengst • Aanwijzing zou door provincie moeten gebeuren. Deze mogelijkheid bestaat: nieuwe wet ruimtelijke ordening. • Concentratie aan de kust en bij IJsselmeer • Formuleer een ambitieuze landelijke doelstelling. • Geef duidelijke landelijke richtlijnen waaraan gemeenten kunnen toetsen. • Ondersteuning door hogere overheden gewenst: 'De doelstellingen (verdubbeling) staan haaks op de huidige procedures' • Meer druk vanuit provincie, indien daar politieke moed en draagvlak voor is • Regionale afstemming. • Aanwijzing: druk en/of ondersteuning van hogere overheden. • Maak een leidraad: met een duidelijke richtlijn voor omgaan met participatie & derden • De regelgeving mbt MER is onduidelijk ivm beoordelingsplicht. • Gelders Genootschap speelt zeer negatieve rol. • Gemeenteambtenaar geeft aan niet op de hoogte te zijn van de voordelen van windenergie. • Betrek omwonenden en milieugroepen.
84
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
6.
Flevoland
Provincie • Initiatiefnemers werken slecht samen en beconcurreren locaties. • Omwonenden ruiken geld en vragen zeer hoge vergoedingen, ook als dat niet noodzakelijk is. • Gebruik de rijksprojectenprocedure. Inzet zware middelen Rijk. • Het model van TNO voor de radarverstoring is discutabel. • Inmenging van rijk ligt bij veel projecten zeer gevoelig, maar provincie wil graag duidelijke concrete signalen van het rijk over nut en noodzaak van wind: als project voldoet aan wettelijke eisen, dan 'moet' het doorgang vinden. • Rijk is vaak veel te traag (voorbeeld de reactiesnelheid op het geluidsonderzoek van de heer vd Berg) • Rijk moet bij locale inspraakbijeenkomsten aanwezig zijn en een positief geluid laten horen. • Zoek naar grootschaligheid. Niet alleen uitsluitingplanologie. Verspreide kleine projecten zet geen zoden aan de dijk. • Ontwikkel vakmanschap voor ruimtelijk ontwerp van grootschalige windenergie. Zie voorbeeld ontwerpsateliet Zuidlob: er is veel mogelijk, als je niet alles van te voren dichttimmert. • Rijk: stimuleer meer ratio, minder emotie in debat. Ontwikkelaar • De financiële haalbaarheid van locaties in het IJsselmeer is discutabel. De SDE op basis van onshore-tarieven is niet toereikend. • Provincie en gemeenten werken teveel langs elkaar heen. Gemeenten nemen te weinig bestuurlijke verantwoordelijkheid. • Nieuw beleid Flevoland helpt niet echt, leidt niet tot veel nieuwe parken. De eis om 10% van de winst in maatschappelijk projecten te investeren is veel te zwaar. De interpretatie door de gemeente klopt niet en is te hoog. • Er zal meer geld voor duurzame energie beschikbaar moeten komen, financiers zijn momenteel terughoudend.
• • • •
•
Veel betere voorlichting, gecombineerd met het verplicht stellen van het aandeel duurzame energie voor energiebedrijven. Het plaatsen van 6MW turbines is niet haalbaar. Realistischer is 3 MW. Overheid zou netinpassingskosten voor haar rekening moeten nemen, net als op de Noordzee. De SDE te laag. Dat vormt een groot knelpunt, zeker in verband met de provinciale regeling dat 10% tot 15% naar maatschappelijke doelen moet terugvloeien Het opleggen van grote locaties van bovenaf is geen goed ideeën. Het zal tot veel weerstand leiden, zie voorbeeld in Utrecht.
Gemeente • Subsidiesysteem te laag voor participatie en compensatie. • Verkoop van grond door Domeinen is vestzak broekzak. Overheid legt veel financiële beperkingen op. • SDE is laag, daardoor is een bank of ontwikkelaar nodig, en die roomt de winst af. • Twijfel over haalbaarheid beleidsregel ivm compensatie. • Saneren en opschalen is goed, maar maak het aantrekkelijker voor de initiatiefnemers. Nu wordt te veel afgeroomd. Provinciaal beleid stimuleert niet. • Zet RPP in.
85
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
7.
Utrecht
Provincie • Werk aan draagvlakvergroting, de kiezers en de raadsleden moeten een positiever beeld van windenergie krijgen. Ontwikkelaar • Meer positieve bemoeienis van de minister. (Uitspraken van Cramer in Woerden zijn zeer slecht gevallen.) • Nieuw beleid van rijk, nieuw elan. • Concentratiebeleid. • Utrecht heeft een provinciaal windenergie- trauma. Gemeente • Zoekgebieden aanwijzen. • Het nieuwe rijksbeleid over concentratie is onvoldoende duidelijk. Daardoor stranden andere projecten. • Meer helderheid en duidelijker communicatie. • Concentratie, structureren in herkenbare lijnen; dan wordt de weerstand kleiner. • Het draagvlak voor windenergie ontbreekt in deze omgeving. Voorlichting over de betekenis windenergie zou helpen. • Wellicht meer verdelen, ook kansen voor kleinschaliger vormen van wind (Turby's). • Zoekgebieden aanwijzen bij snelwegen. • Locaties in binnenland vrij houden van grote molens. Meer wind op zee. • Provinciale dwang is slecht ontvangen
8.
Noord-Holland
Provincie • Meer doorzettingsbeleid vanuit het rijk is wenselijk. • De netinpassing is een probleem. • Enkele gemeenten werken zeer traag, of remmen bewust. Ontwikkelaar • SDE voor projecten in IJsselmeer is te laag: vergelijk offshore. • Hoogtelijnen Schiphol werken beperkend. • Netaansluiting in Kop van Noord-Holland is een probleem • Soepeler regels. De bureaucratie is enorm. • Productie van windenergie administratief koppelen aan EPL van woonwijken. • Radar van Defensie is een groot probleem • Jammer dat alle Waddeneilanden ‘op slot’ zitten (Texel wil CO2 neutraal, maar geen windenergie). • Beleid tussen overheden beter afstemmen. • Gemeenten zijn traag en hebben gen beleid. • Netbeheer gaat over naar Tennet, daardoor wordt afhandeling nog logger. • Kennisniveau bij gemeenten op locaal nivo is laag: Workshop bij gemeenten, meer voorlichting. Websites worden niet bekeken. • Rijk zou oneigenlijke argumenten beter moeten weerleggen. • Er is veel kinnesinne richting windenergie-exploitanten; er mag niet aan verdiend worden. • Publieke opinie kantelt tégen windenergie. Meer dwang zal draagvlak niet vergroten. samenwerking 32 boeren is unicum en valt niet mee. • Domeinen vraagt zeer hoge vergoedingen. Gemeente • Meer regelen en opleggen. • Netaansluiting is probleem.
86
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
• • •
• • • • •
Schiphol: uitvliegroutes voor noodsituaties is een probleem dat nog opgelost zou moeten worden; vooralsnog geen oplossingsrichtingen. Behoefte aan praktische ondersteuning en informatievoorziening. Inhoudelijke kennis van procedures en vergunningen. Vergunningverlening vereenvoudigen en versnellen: Op dit moment is het eenvoudiger een afvalverwerking te vergunnen dan een of enkele kleine turbines. Situaties als in 'Woerden' voorkomen: minister heeft veel schade aangericht. Meer inzetten op opschalen: huidige locaties vergroten, met meer oog voor het landschap VROM moet nut-noodzaak discussie voeden. Alleen ‘lelijkheid’ is onvoldoende argument. Omslag in denken nodig. Er moet een financieel voordeel voor meerderen zijn. Betrokkenheid genereren. Gemeenten zijn overbelast. Veel capaciteit en kennis nodig.
9.
Zuid-Holland
Provincie • VROM / mevrouw Cramer moet pro-wind uitspraken doen! Het maatschappelijk draagvlak moet omhoog. • Aanwijzen en verplicht stellen. Vrijblijvendheid helpt niet. • Veiligheid: stel de 10-5 contour als norm, i.p.v. de 10-6. • Over de nieuwe WRO moet iedereen nog leren en ervaring opdoen. Risico: Gemeenten kunnen BP maken zonder windenergie, provincie kan daar niet veel aan doen. • Opleggen doelstellingen bij gemeenten door Rijk. • Inzet nieuwe WRO door provincies bij gemeenten. • Wettelijk instrumentarium verruimen (RPP). • Meer voorlichting lokaal en nationaal over nut en belang. • Alle Raadsleden bijscholen op meerdere manieren: excursies, website, taskforce etc. • Vroegtijdig een ‘opbouwwerker’ inzetten. • Bezwaarprocedures aanzienlijk verkorten. • Concentratiegebieden grootschalig aanpakken, maar wel als taakstelling bovenop al bestaande locaties. Ontwikkelaars • Onvoldoende maatschappelijk draagvlak. • SDE te laag voor projecten met minder dan 7 m/s. • Uitspraak minister Cramer over Woerden en vide-vorming nu nog onduidelijk, moet snel duidelijkheid over komen. • Angst voor planschade en WOZ –waarde als gevolg van actiegroepen. • Windenergie delft altijd het onderspit tegen ‘Groene Hart’, recreatie, ecologie, horizon etc. Het wordt tijd dat het belang van duurzame energie zwaarder gaat meetellen. • Te weinig geen ambtelijke capaciteit en kunde. Informatievoorziening moet beter. • Verplicht gemeenten bij te dragen aan oplossen van CO2 probleem. Dat geeft dwang(steun) aan wethouders. • Financiële voordelen verdelen met omgeving.
87
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
• • •
• • • • • • • • • • • • •
Risicocontouren moeten kleiner. Turbines buiten 10-6 kan niet. Faalstatistieken zijn veel beter. In Duitsland kan dat wel bijv. Het belang voor windenergie voorop stellen. Informatievoorziening beter. Verplichten. Cramer moet positief zijn. Spanning tussen RO-beleid en maatschappelijke draagvlak: wegnemen, soepeler beleid voor windenergie. Bestaande wetgeving wordt rigide gehanteerd. Aanwijzen kan maar dan moet het ook daadwerkelijk gemeend zijn. Minister moet zich niet bemoeien met locale RO problemen. Ze moet meer verplichtingen opleggen en beter informeren. Duidelijker en bindend commitment van provincie richting gemeente. Duits systeem: Geen artikel 19 nodig zolang het project strookt met provinciaal beleid. Minder impact van Flora en Fauna lobby - is niet botsend. Raadsleden zijn te beïnvloedbaar door burgers. Belgisch systeem: Vlaamse gewest, certificatensysteem - verplicht voor energiebedrijven om deel duurzaam in te kopen of op te wekken. Grens voor AMvB (tot 15 MW) moet omhoog. RPP werkt. Natura 2000 heeft te veel invloed. Voorlichting werkt niet. SDE is goed. Netinpassing en grondvergoedingen voor Domeinen is duur. Dijken van RWS moeten geen beperking zijn net als vroeger. Gemeente niet doortastend, ligt 2 jaar, oorverdovend stil, bestuurlijk apparaat ontransparant. Goed nadenken over nieuwe locaties en concentratiebeleid. Moet nu al duidelijk worden, vanwege lange doorlooptijd. Voorkom dat tijd wordt gestopt in kansloze projecten
• • • • • •
•
• •
Meer regionale uitwerking van plannen en doelen. Werk aan beeldvorming en voorlichting. Geef voorbeelden voor ‘good practice’; succesverhalen benadrukken. Meer positieve boodschappen van het Rijk en/of de minister Provincie zou actiever en dwingender mogen optreden; nu halfslachtig ipv doorpakken, aan de hand nemen; RO meenemen, breder opnemen Meer wind op bedrijventerreinen en langs grote infrastructuur. Bewaar grote afstand bewaren tot woonkernen. Participatie en bezwaarprocedures veranderen; gaan deze procedures ergens over? Bij Schiphol wordt dit ook omzeild om de 'milieudefensies' van deze wereld hier geen vat op te laten krijgen. Zorg er voor dat windenergie de gemeente ook iets oplevert: verdeel de lusten en lasten ipv slechts lasten. Geef ook financieel voordeel voor gemeente. Consistent beleid is belangrijker dan directief beleid Geef meer en langere subsidiezekerheid.
Gemeente • Stel deskundige projectleiders aan, alleen beleid maken is te weinig. • Duidelijkheid in wetgeving betreffende risicozonering. • Duurzame energie staat helemaal onderaan het gemeentelijke prioriteitenlijstje. • Concentreer in één Megalocatie? • Meer participatie; ook voor de buren.
88
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
10.
Zeeland
Provincie • Als gemeenteraad verzet ontmoet sneuvelt het project. Daarvoor is geen pasklaar antwoord. • Verkeerd is dat VROM zich ermee bemoeit: Geen nieuwe plannen maken, wel zoeken naar extra projecten bovenop provincie. • Bestaande locaties: extra inspanning. Juridisch instrumentarium versnellen. Bouwvergunning speciaal voor windenergie (snel). • Elektriciteitnetwerk is zwak, is een geldkwestie • MER beoordelingsplicht omhoog trekken naar 50 MW. • Weerstand is mee om te gaan door goede procedures te volgen. • Domeinen vraagt te hoge vergoedingen. • Radar: Toetsingsnormen moeten omlaag. Ontwikkelaar • Geluidsdruk op Oosterschelde natuurgebied maximaal 40 dB(A), dat is te streng. VROM moet aan provincie zeggen dat geluidsregels anders geïnterpreteerd moeten worden. LNV toetste goed in het verleden! • Netcapaciteit te klein, samenwerking met andere projecten is nodig. • RWS doet te moeilijk over turbines op dijken. • Bezwaarprocedures verkorten. VROM moet meer met AMvB's werken! Lengte procedures moet korter. • Meer personeel bij gemeenten, anti-NIMBY. Gemeentebestuurders op basis van argumenten beslissingen nemen. Niet op basis van emotie. • Meer voorlichting, er doen te veel indianenverhalenverhalen de rondte. • In natuurgebieden moet het kunnen. Cumulatieve effecten van Natura 2000 externe werking bewijslast ligt bij Natuurbeheerder. • Verplichten! Duitse model. • Iets doen voor de omwonenden, coöperatie gedachte, vergoeding voor burgers. Lusten lasten verdeling. • Verplichting? Geeft veel krakeel. Gemeente moeten allemaal bijdragen leveren aan windenergie. Verplichten moet uiteindelijk wellicht. •
• • • • • •
• • •
Leg een paar flinke parken aan, besteedt aandacht aan concentreren, NAAST kleine parken. Oplossen v.d. Berg effect via NWEA voorstel (metingen doen). Radarprobleem technisch oplossen. Kernzones dijken van RWS aanwijzen, voorkomt vertraging. Rijksoverheid moet duidelijk met één mond spreken. Projectontwikkelaars doen hun werk niet goed: meer lobbyen en partijen benaderen. Stille diplomatie! Raadsleden beter informeren via projectontwikkelaar. SDE zorgt voor minder wind in het binnenland. www.windenergie.nl is niet goed genoeg. Concentratiegebieden en vides zijn onzin; werkt niet voor windenergie.
Gemeente • Geluid in relatie tot Oosterschelde is een probleem. • Consistentie beleid; • Actieve lobby door windenergiebranche, overheid en ontwikkelaars. • Rijksoverheid moet ruimte laten voor de Zeeuwse gemeenten en provincie, aangezien deze zeer positief staat t.o.v. windenergie en goed samenwerken. 'Het zou de dood in de pot zijn als de Rijksoverheid terugkeert naar een centralistische, rigide aanpak'. • Er zijn in Tholen problemen met de inpassing op het net. • De onduidelijkheid over subsidie creëert een afwachtende houding. Dit voedt de negativiteit, (oa subsidieafhankelijkheid). Met duidelijkheid over subsidieregeling en rendement, ofwel met voorlichting, zou dit weggenomen moeten worden.
89
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
11.
Noord-Brabant
Provincie • Wetgeving en procedures versimpelen. • VROM moet zich realiseren dat gemeenten en grondeigenaren het gaan doen. Rijk en provincies moeten faciliterend zijn. Bijvoorbeeld radarproblematiek aanpakken. • VROM moet medestanders zoeken. • SDE is te laag voor binnenland locaties? • Radar: technische oplossingen en normeringsoplossingen. Snel duidelijkheid! • Er moet meer draagvlak komen op alle fronten. Ook op provinciaal niveau, gemeenteraad en bestuursniveau en omwonenden. • Kennisniveau over de volle breedte is te laag. • Brede communicatie campagne? Wellicht te algemeen bezig. Wellicht breder trekken over DE.
Ontwikkelaar • Meer dwang, aanwijzing richting provincies en gemeenten. • Moeilijke rentabiliteit in huidige SDE • Veiligheidsnormering HSL onduidelijk • Concurrentie om ruimte op bedrijventerrein • Radar: TNO model is niet goed en norm omlaag! • Besluitvorming provinciebeleid duurt te lang • Meer maatschappelijk duurzaam ondernemen. Positieve publiciteit van boven af. Meer informatie en signalen vanuit ministerie. • Provincie moet beleid helderder maken • Raad stemde op het laatste moment tegen. Sturing vanuit VROM wenselijk. Geef locale bestuurders rugdekking in de vorm van dwang. • Ontwikkelaar wacht al bijna 2 jaar op NB vergunning. • Aanspreekpunt bij het Ministerie instellen. VROM Actiever. Hard opleggen - goed kijken naar soort regio. Eerder duidelijkheid geven. •
• • • • • • • • •
• • • • • • • •
Minder procedures, inspraak enzo. Afzonderlijke vergunningen in 1 loket. Verplichting vanuit rijk goede zaak. Meer duidelijkheid over normen, regels, wetten Deze zeer goede locatie wacht al te lang op besluit provincie. Harde wettelijke eisen richting gemeente. Kennisniveau van ambtenaren is laag. Rijksoverheid moet meer naar buiten treden. Duidelijke opstelling vóór wind op land. Sommige wethouders vragen om rugdekking vanuit Den Haag. Aandeel windenergie topdown doorzetten, geflankeerd door communicatie, uitleg etc. RMD heeft sterk negatieve rol gespeeld. Raadsleden staan in een kleine gemeente zeer dicht bij locaal/individueel belang. Daardoor geen durf om hoger belang te dienen Subsidie binnenlandlocaties is te laag. RPP procedure vaker toepassen. Gebruik mogelijkheden nieuwe WRO. Onze hoop is gericht op nieuwe omgevingsvergunning. Diverse overheden moeten beter met elkaar afstemmen. Rijkswaterstaat en waterschappen beperken de plaatsingsmogelijkheden op dijken. Netinpassingkosten steeds hoger, oplossing: verplicht Tennet dit te verzorgen (voorbeeld Offshore). Dan is een lagere SDE mogelijk. Meer positief nieuws, verbeter communicatie over nut en noodzaak. Projectontwikkeling kent vele ‘kringverwijzingen’: SDE afhankelijk van bouwvergunning, bouwvergunning afhankelijk van turbinetype, turbinetype afhankelijk van SDE en vergunningtype etc etc
90
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Gemeente • Wet- en regelgeving vereenvoudigen; zoals risicocontouren en milieuvergunningtraject. • Financiële duidelijkheid bieden aan betrokkenen: subsidiebeleid is onduidelijk. • Actieve rol initiatiefnemers richting locale raadsleden en bestuurders. • Provincie moet duidelijkheid geven over beleid: grootschalig ja/nee en directief vs. delegerend • Beleid en SDE in lijn van elkaar brengen - Doelstelling financieel haalbaar maken • Werk aan maatschappelijke draagvlak. • Het Rijk zou initiatief moeten nemen en locaties aanwijzen, en doordrukken. • Voorlichting en mogelijkheden bieden én overrulen • Provincie moet duidelijkheid geven omtrent grootschaligheid. Grote parken aanwijzen door hogere overheden . Er gaat nu veel kostbare tijd verloren. • Concentreer windparken (op bedrijventerreinen) • Terug naar het oude beleid (langs infrastructuur, ook kleine opstellingen) • Landschaparchitecten betrekken. • Zwalkend beleid funest voor procedure. • Landelijk doordrukken. Er worden nu lokaal nog teveel afwegingen gemaakt (afgeschoven). • Waarom niet aanwijzen door rijk of provincie. Huidige manier is onnodig moeilijk. • Draagvlak voor windenergie neemt af naarmate procedure langer duurt en regelingen niet consistent zijn (MEP) • Gemeenten kampen vaak met een kennisgebrek , bv t.a.v. geluid. • Groot bezwaar: bestuurlijke periode korter dan traject windenergie.
12.
Limburg
Provincie • Keihard aanwijzingsbeleid. Gemeenten dwingen. Verplicht percentage DE. • Civiel radiobaken Jabeek en AWACS. • Goed langdurige subsidieregeling. • Beeldvorming verbeteren. • Snellere vergunningverlening. Ontwikkelaar • Concentreren van locaties. Nieuwe wetgeving voor maken. Aanwijzen. • SDE te laag . • Bedrijven willen geen windturbines op bedrijventerreinen. • NIMBY en SDE groot probleem: oplossen. • Horizonvervuilingen oplossen, emotie wegnemen. • Geclusterde parken aanwijzen. • Raadsleden beter informeren. Raadsleden hebben geen rechte rug, electoraat. Financieel voordeel voor gemeenten en omwonenden. Betaald door de overheid. Procedures versimpelen. • Aandeel DE verplichten. • RPP aanpassen, ook voor kleine locaties. Verkorting procedures. Gemeente • Verplichten net als in Duitsland. • Windenergie in Limburg is niet aantrekkelijk, SDE te laag . • Draagvlak verstreken. • Onwetendheid wegnemen, aantrekkelijker maken. • Het belang van wind weegt niet zwaar genoeg in concurrentie met vrijwel ieder ander belang. • Enkele gebieden nationaal aanwijzen. • Nieuwe positieve aandacht van de Taskforce windenergie.
91
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 5:
Projecten wel op de BLOW-lijst maar niet in dit onderzoek
92
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Projecten BLOW lijst - niet in de analyse meegenomen Provincie / gemeente Groningen De Marne Eemsmond Friesland Ferwerderadiel Wunseradiel Wunseradiel Harlingen Gelderland Aalten Zutphen Flevoland Dronten Utrecht Houten Noord-Holland Enkhuizen Haarlem Zuid-Holland Zoeterwoude Rijnwoude Delft Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Spijkenisse/Rotterdam Binnenmaas Strijen Cromstrijen Dirksland Middelharnis Zeeland Borsele Noord-Brabant Halderberge Oosterhout Moerdijk Den Bosch
Projectnaam Lauwersoog Eemshaven Zuid Nijkerkerpolder Opschalingscluster A7 Beabuorren 2e fase Opschalingscluster Harlingen Het Goor / Hagenwind De Mars Verlengen Zeebiestocht De Meerpaal Leidam opschaling Waarderpolder A4 Papemeer N11 Spookverlaat Stadsrand Zuid Breekwater / Dobbelsteen Nerefco Distripark Zee Windpark Distridam Slufter Maasvlakte Zeezijde Slufter Maasvlakte Landzijde Hartelkanaal Hartelbrug Hartelbrug Hoeksche Waard Mariapolder Westersepolder Herkingen Battenoord OLAZ St. Antionedijk Weststad Sabinapolder Treurenburg
93
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Bijlage 6:
Samenstelling externe begeleidingsgroep
94
Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning
Samenstelling begeleidingsgroep Ministerie van VROM • Gerrie Fenten • Ad Littel • Roel Teeuwen • Yigall Schilp • Douwe Schenk • Pauline van den Broeke • Margo Mulder • Jurjen Keuning • Evert-Jan Lameris • Jasper Groos Ministerie van LNV • Arie Vaandrager • Tim van der Hofstede Ministerie van EZ • Bert. Wilbrink • Hajo Boomsma Ministerie Defensie • Luit Buurma • Vincent Gales Inter Provinciaal Overleg (IPO) • Willem de Kleijn Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) • Rona Helder • Richard van Vliet Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) • Ton Hirdes Organisatie voor Duurzame Energie (ODE) • Cees Bakker Provinciale Milieuorganisatie en Stichting Natuur en Milieu • Saskia Kluit
95