Programma Feitgecodeerde Zaken Project: Eisen aan de Processtukken Steller: Janneke Visser – Looijen Datum: 11 april 2013 Status: Definitief
Datum Blad
11 april 2013 2 van 9
Deze notitie is geschreven in het kader van het deelproject “Eisen aan de processtukken” vallend onder het ketenprogramma Feitgecodeerde Zaken. In de notitie wordt ingegaan op de (juridische) eisen die aan de processtukken in feitgecodeerde zaakstromen (zowel straf als Mulder) worden gesteld. Eerst worden de wettelijke eisen omschreven waaraan het proces-verbaal1 moet voldoen. Vervolgens wordt voor de feitgecodeerde zaakstromen waarin extra processtukken zijn vereist, omschreven welke processtukken dit zijn en waar deze processtukken aan moeten voldoen. Voor de inhoud van deze notitie is onder meer gebruik gemaakt van de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen van het College van procureursgeneraal, Tekst en Commentaar op het Wetboek van Strafvordering en het Zakboek Procesverbaal en bewijsrecht van mr. M.G.M. Hoekendijk. Daarnaast hebben materiedeskundigen van het Landelijk parket team verkeer, de CVOM en de politie een bijdrage geleverd aan de inhoud van dit stuk.
Wat wordt verstaan onder processtukken? Art. 30 Sv aant. 2 Tekst en Commentaar: "Een definitie van processtukken wordt in de wet niet met zoveel woorden gegeven. Alles wat aan het dossier wordt toegevoegd door de opsporende en vervolgende instanties, is voor inzage vatbaar en vormt een processtuk. In het algemeen is het de officier van justitie die het dossier samenstelt en bepaalt welke stukken en gegevens tot de processtukken gaan behoren". Wettelijke eisen aan het proces-verbaal Voor het aanleveren van feitgecodeerde zaken dient gebruik te worden gemaakt van een proces-verbaal in de vorm van het model combi-bon, zoals genoemd in de Regeling modellen en formulieren ten behoeve van de handhaving justitie. 2 Het proces-verbaal moet worden opgemaakt naar aanleiding van een Muldergedraging dan wel een concrete verdenking van en schuldvaststelling aan een strafbaar feit. Het procesverbaal heeft de vorm van een zogenaamd verkort proces-verbaal, de combi-bon. Op basis hiervan wordt, via het CJIB, een Mulder- of een strafbeschikking uitgevaardigd. Er moet te allen tijde rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de beschikking niet wordt betaald of dat beroep (Mulderbeschikking) of verzet wordt ingesteld.
1
Op grond van art. 4 Wahv mag voor Mulderzaken worden volstaan met een
gedagtekende beschikking. Dus waar in deze notitie wordt gesproken over een proces-verbaal, mag voor Mulderzaken een gedagtekende beschikking worden gelezen. 2
Staatscourant 22 juni 2011, nr. 10909.
Datum Blad
11 april 2013 3 van 9
In het geval van verzet of het niet betalen van een strafbeschikking moet een uitgewerkt proces-verbaal worden opgemaakt omdat de gegevens in het verkort proces-verbaal vaak onvoldoende zijn voor de inhoudelijke behandeling van het verzet door de rechter. Daarom moeten alle gegevens over het strafbare feit, die nodig zijn voor het maken van een uitgewerkt proces-verbaal, worden vastgelegd. Indien een uitgewerkt proces-verbaal moet worden opgemaakt terzake een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) dient de opsporingsambtenaar bij dit proces-verbaal de overtreden regelgeving (zoals het overtreden artikel uit de APV, met voor zover van toepassing het bijbehorende artikel uit een uitvoeringsbesluit) zoals geldend op de pleegdatum, te voegen3. In artikel 153 Wetboek van Strafvordering staan de wettelijke eisen waaraan het procesverbaal moet voldoen4:: 1. Het proces-verbaal wordt door de opsporingsambtenaren opgemaakt op hun ambtseed. Als de opsporingsambtenaar geen ambtseed heeft afgelegd, dient hij binnen 48 uur na afsluiting van het proces-verbaal voor een hulpofficier de eed af te leggen dat het proces-verbaal naar waarheid is opgemaakt. De hulpofficier maakt daarvan aantekening op het proces-verbaal. 2. Het proces-verbaal wordt door de opsporingsambtenaar persoonlijk opgemaakt, gedagtekend en ondertekend; daarbij moeten tevens zoveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap. Het opmaken van het proces-verbaal dient twee doelen: a. waarheidsvinding strafbaar feit / Muldergedraging b. toezicht op de opsporing Uitgaande van de wettelijke eisen en de doelstellingen van de verbaliseringsplicht (waarheidsvinding en toezicht op de opsporing) kunnen de volgende inhoudseisen aan het proces-verbaal, zowel in feitgecodeerde straf- als Mulderzaken, worden gesteld: 1. omschrijving verbalisant 2. persoonlijk opgemaakt 3. gedagtekend 4. ondertekend 5. op ambtseed / -belofte opgemaakt 6. redenen van wetenschap 7. identiteitsvaststelling 8. cautie Ad. 1 Omschrijving verbalisant: 3
Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in
de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2012A011), College van procureurs-generaal, 31 januari 2012. 4
Zie ook: Zakboek Proces-verbaal en bewijsrecht 2010-2011 geschreven door mr.
M.G.M. Hoekendijk.
Datum Blad
11 april 2013 4 van 9
Uit het proces-verbaal dient duidelijk te blijken wie de verbalisant is. Het proces-verbaal dient daarom de voornamen, achternaam en de rang van de verbalisant te bevatten maar ook het korps en zo mogelijk het dienstonderdeel waarbij de verbalisant werkzaam is. Door het opnemen van deze gegevens is niet alleen de verbalisant te achterhalen, maar kan de rechter ook zien dat het proces-verbaal op ambtseed of ambtsbelofte kon worden opgemaakt. Ad. 2 Persoonlijk opgemaakt: Het proces-verbaal is voor rekening van de ondertekenaar en deze moet het dan ook persoonlijk hebben opgemaakt. Het persoonlijk opmaken is wel enigszins gerelativeerd: 1. voorgedrukte formulieren mogen worden gebruikt; 2. de verbalisant mag bij het opmaken van het proces-verbaal worden bijgestaan door collega’s en/of chefs; 3. het is toegestaan dat meerdere opsporingsambtenaren gezamenlijk één procesverbaal opmaken. In dit geval dient uit het proces-verbaal duidelijk te blijken wat welke opsporingsambtenaar heeft waargenomen en/of ondervonden. Het aldus opgemaakte proces-verbaal wordt vervolgens door alle verbalisanten ondertekend. Ad. 3 Gedagtekend: De dagtekening van het proces-verbaal geeft de datum en het tijdstip aan waarop het procesverbaal is gesloten. Ad. 4 Ondertekend: Het proces-verbaal dient door de verbalisant te worden ondertekend. De ondertekening van het proces-verbaal waarborgt dat de ondertekenaar het proces-verbaal voor zijn rekening neemt. Een proces-verbaal waaronder wel de naam van de verbalisant staat maar niet de handtekening, heeft geen unieke bewijskracht, maar kan wel als “ander” geschrift worden gebruikt (art. 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering). Bij verzuim van het plaatsen van een handtekening zou deze alsnog geplaatst kunnen worden onder vermelding (met pen) dat na aanvankelijk verzuim de handtekening alsnog geplaatst is met de datum waarop de handtekening is geplaatst (dus niet de datum die er als eerste stond). Ad 5. Opmaken op ambtseed of ambtsbelofte: Als waarborg voor het waarheidsgehalte van het proces-verbaal met het op ambtseed of ambtsbelofte worden opgemaakt. Een niet op ambtseed opgemaakt proces-verbaal heeft geen unieke bewijskracht, maar kan wel als “ander” geschrift worden gebruikt.
Ad. 6 Redenen van wetenschap: Het proces-verbaal moet zoveel mogelijk uitdrukkelijk de redenen van wetenschap bevatten. Hieronder worden de bronnen van kennis verstaan van datgene wat de opsporingsambtenaar in het proces-verbaal heeft gerelateerd (bijv. zien, horen, voelen, ruiken etc.).
Datum Blad
11 april 2013 5 van 9
Ondanks het feit dat redenen van wetenschap een strafvorderlijk begrip is, geldt deze eis zeker ook voor Mulderzaken. De gedraging die is waargenomen, dient nader omschreven te worden. Het enkel opnemen van de feitcode op de Aankondiging van Beschikking volstaat niet. Op de Aankondiging van Beschikking moeten de voor de beroepsprocedure relevante gegevens worden vermeld. Als de betrokkene verweer voert en bijvoorbeeld verklaart dat een verkeerslicht niet of niet goed werkt of dat een bord ontbreekt of niet zichtbaar is, moet in korte bewoordingen op dit verweer worden ingegaan. Hiermee wordt direct recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en wordt eveneens bewerkstelligd dat alle omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, duidelijk zijn omschreven. 5 In de toelichting op de Aankondiging van Beschikking moet in voorkomende gevallen melding worden gemaakt van teksten van onderborden en het feit dat borden zijn geplaatst in verband met wegwerkzaamheden.6 Dit voorkomt dat in het geval de betrokkene hierover verweer voert bij de officier van justitie, hiervoor terug moet worden gegaan naar de verbalisant om een aanvullend proces-verbaal op te vragen. Ad. 7 Identiteitsvaststelling: Indien een proces-verbaal wordt opgemaakt tegen een verdachte dient de identiteit van de verdachte op een juiste wijze te worden vastgesteld. Het vaststellen van de identiteit kan geschieden middels onder meer een rijbewijs, paspoort of identiteitsbewijs. Identiteitsvaststelling middels andere wegen is ook toegestaan, het enkele raadplegen van het GBA-register is echter niet voldoende. Ad. 8 Cautie: Mulderzaken: Als gevolg van de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 januari 2013 (LJN: BY8163) dienen verbalisanten voortaan in WAHV-zaken waarbij sprake is van een staandehouding de cautie te geven. Op de combibon of in de PDA dient tweemaal te worden aangegeven dat de cautie is gegeven: • Het veld cautie j/n met “j” te vullen. Tevens dient u bij het veld “Opmerkingen verbalisant” aan te geven dat de cautie gegeven is. U registreert hier de tekst: "Naar aanleiding van het arrest van 10 januari 2013 (LJN: BY8163) van het Hof te Leeuwarden is in deze WAHV-zaak aan betrokkene de cautie gegeven". Bij het handmatig invoeren van de bon in de transactiemodule, is voor een WAHV-zaak het veld cautie J/N niet zichtbaar. Hier kunt u dus niet invullen dat de cautie gegeven is. Het is wel van belang dat u bij “Opmerkingen verbalisant” de tekst van de combibon overneemt Strafzaken
5
Zie ook het rapport van de Nationale Ombudsman, 2003/436.
6
Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in
de Wahv.
Datum Blad
11 april 2013 6 van 9
De verdachte is niet tot antwoorden verplicht, dat moet hem vóór het afleggen van een verklaring worden meegedeeld en die mededeling moet in proces-verbaal worden opgenomen (art. 29 Wetboek van Strafvordering).
Feitgecodeerde zaakstromen waarin extra processtukken zijn vereist: Hieronder volgt een opsomming van een aantal feitgecodeerde zaakstromen (die ook feitgecodeerd, nl. via de TM-module worden afgedaan) waarvoor extra processtukken zijn vereist en waaraan deze processtukken moeten voldoen. 1. Art. 8 WVW (rijden onder invloed) – alle feitcodes beginnend met GA: In het geval van rijden onder invloed van alcohol is het van belang dat de Honac-strook (het onderzoeksresultaat van de ademanalyse) deel uitmaakt van het proces-verbaal. Eisen aan de Honac-strook: - de juiste gegevens van de verdachte; - de meting dient goed te zijn; - de uitslag dient te worden vermeld; - het unieke nummer dat op de strook is vermeld dient te corresponderen met het vermelde nummer in het proces-verbaal; - de ademanalysestrook dient te zijn getekend door de bedienaar van het ademanalyse-apparaat. 2. Art. 8 lid 4 sub b WVW (alcoholslotprogramma) – feitcodes GA 219 t/m GA 322: - een kopie van het rijbewijs met daarin de codering waaruit blijkt dat sprake is van het alcoholslotprogramma. 3. Art. 162 lid 3 WVW (rijden tijdens rijverbod) – feitcode G335: - als degene aan wie een rijverbod is opgelegd als bedoeld in art. 162 lid 1 WVW een voertuig besturen of doen besturen gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod geldt; - een afschrift van het (schriftelijk) rijverbod dat aan de verdachte is opgelegd.
4. Art. 9 WVW (rijden zonder geldig rijbewijs) – feitcodes G 320 t/m G 336 (m.u.v. G 333 en G 335) : In het geval van art. 9 WVW moet uit het dossier blijken dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat hij niet mocht rijden. Deze wetenschap moet blijken uit de processtukken, de politie dient hiervoor de bewijsstukken aan te leveren. Eisen aan het dossier: - uitdraai van het Centraal Rijbewijs Register (CRR) - art. 9 lid 2 en 5: aanvullende CBR-stukken lid 2 (rijden tijdens ongeldig verklaard rijbewijs): CBR-stukken inhoudende het besluit tot ongeldig verklaring van het rijbewijs, alsmede de stukken betreffende de aanbiedingswijze door het CBR (de kennisgevingen); lid 5 (rijden terwijl het rijbewijs is geschorst): CBR-stukken van het CBR inhoudende het besluit tot schorsing van het rijbewijs, alsmede stukken betreffende de
Datum Blad
11 april 2013 7 van 9
aanbiedingswijze door het CBR (de kennisgeving). 5. Art. 107 WVW (rijden zonder rijbewijs) – feitcode K 055: In geval van overtreding van art. 107 WVW moet kunnen worden aangetoond dat de constatering dat de verdachte heeft gereden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort, is gedaan op grond van een juiste bevraging van het rijbewijsregister. Hiervoor is van belang dat in het procesdossier een uitdraai is opgenomen van het CRR, waaruit blijkt op basis van welke gegevens het register is bevraagd. 6. Art. 30 lid 4 WAM (onverzekerd rijden) – alle feitcodes beginnend met A: Het dossier bevat een bevraging van de RDW, die is gedateerd ten tijde van of in ieder geval enige tijd na de constatering van de overtreding van art. 30 l id 4 WAM. Daarnaast is het, in geval van art. 34 WAM, wenselijk dat de schriftelijke vordering die aan de verdachte is gedaan deel uitmaakt van het dossier. Dit in verband met de vaststelling van de begin- en einddatum van de periode waarin de verdachte nog mag aantonen dat ten tijde van de pleegdatum aan de verzekeringsplicht is voldaan. 7. Art. 41 lid 1 sub d WVW (onrechtmatig gebruik van het Kurzzeitkennzeichen) – feitcode G 333: - wanneer het kurzzeitkennzeichen in beslag is genomen, dit bijvoegen in het dossier. 8. Vordering tot overgifte of invordering van het rijbewijs Indien het rijbewijs van verdachte wordt gevorderd, maar verdachte heeft geen rijbewijs bij zich dan krijgt hij een kennisgeving uitgereikt waarop staat vermeld dat hij niet mag rijden, nu zijn rijbewijs is gevorderd, omdat hij anders een misdrijf ex art. 9 lid 7 WVW pleegt. Wanneer de verdachte wèl een rijbewijs bij zich heeft en dit afgeeft dan krijgt hij een dergelijke kennisgeving niet. Wanneer dit het geval is, dient aan de verdachte te worden meegedeeld dat het rijden tijdens de invordering van het rijbewijs een misdrijf oplevert ex art. 9 lid 7 WVW. Deze mededeling dient ook in het proces-verbaal te worden vermeld. 9. Art. 10.23 Wet Milieubeheer – alle feitcodes beginnend met H: In die gevallen waarin op een onjuiste wijze afval wordt aangeboden, wordt na onderzoek van het afval een verband gelegd met de mogelijke verdachte. Dit verband wordt veelal afgeleid uit aangetroffen, geopende correspondentie die in het afval wordt aangetroffen. Het verdient de voorkeur (een kopie van) de aangetroffen correspondentie in het dossier te voegen. Indien dit niet mogelijk is een duidelijke omschrijving van de aangetroffen correspondentie (o.a. afzender, geadresseerde, al dan niet geopend, geen reclame).
10. Art. 124 lid 4 WVW – feitcode K110: - als houder van een ongeldig verklaard rijbewijs, dat rijbewijs niet inleveren zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden; - een uitdraai printje van de ongeldigverklaring uit het CRR.
Datum Blad
11 april 2013 8 van 9
11. Art. 132 lid 5 WVW (ongeldig verklaard rijbewijs niet inleveren) – feitcode K125: - als houder van een ongeldig verklaard rijbewijs dat rijbewijs niet inleveren, zodra de ongeldigverklaring van kracht is; - de CBR-stukken inhoudende het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, alsmede de stukken betreffende de aanbiedingswijze door het CBR (de kennisgevingen). 12. Overschrijding van de aslasten en / of TMM – feitcodes R, P en E: - een uitdraai uit het kentekenregister met de technische eigenschappen van het (trekkend) motorvoertuig en/of van de aanhangwagen/ oplegger. 13. Art. 5.*.11 RV – feitcode N110 o: - het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden; - een uitdraai uit het kentekenregister met daarop het maximum geluidsniveau. 14. art. 5.8.16 RV – feitcode P060b: - de lading of delen daarvan niet of zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek niet van het voertuig kunnen vallen, te weten overige lading - foto('s) 15. Snelheid op het water – feitcodes W: - in geval bekendmaking 13 BABS: - een afschrift van het betreffende besluit/bekendmaking 16. F 121 a: op de weg (binnen een door de het College aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen en F 121b op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben: - in geval sprake is van een aangewezen gebied: - het besluit met daarin de omschrijving van het gebied. 17. F 190: Een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen: - het besluit waarin het gebied (en evt. de tijden) waarin dit is bepaald bijvoegen. 18. F 174: Op of aan een weg of een gedeelte van een weg anders dan op een straatprostitutielocatie, gedurende de uren waarbij door het College vastgesteld, door houding, woord, gebaar of op andere wijze, handelingen te verrichten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze worden verricht om een ander tot prostitutie aan te lokken of daartoe uit te nodigen:
Datum Blad
11 april 2013 9 van 9
-
het besluit waarin de omschrijving van de locatie, de tijden/voorwaarden zijn vastgelegd.
19. Wanneer de aanleiding is gelegen in een fouilleringsactie: - de last/het bevel van burgemeester/ovj