Profielenboekje 3-HAVO
Dit boekje is van: ???
_______________________________________________________
Pagina: 2
INHOUDSOPGAVE 1.
Inleiding ....................................................................................................... 2
Vakken in het gemeenschappelijk deel ....................................................................... 3 2.
Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) ............................................................ 4
3.
Engelse taal en letterkunde (Engels) ................................................................... 6
4.
Lichamelijke Opvoeding ................................................................................... 9
5.
Maatschappijleer .......................................................................................... 11
6.
Nederlandse taal en letterkunde (Nederlands) ..................................................... 13
Profielvakken & keuze-examenvakken ............................................................ 17 7.
Aardrijkskunde ............................................................................................. 18
8.
Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) ............................................................ 22
9.
Biologie ...................................................................................................... 25
10. Duitse taal en letterkunde (Duits) ..................................................................... 29 11. Economie .................................................................................................... 32 12. Franse taal en letterkunde (Frans) .................................................................... 36 13. Geschiedenis ............................................................................................... 39 14. Informatica .................................................................................................. 42 15. Kunst Beeldende Vormgeving.......................................................................... 46 16. Management en Organisatie ............................................................................ 53 17. Natuurkunde ................................................................................................ 55 18. Scheikunde ................................................................................................. 57 19. Spaans Elementair (Spaans) ........................................................................... 60 20. Wiskunde A ................................................................................................. 63 21. Wiskunde B ................................................................................................. 66
1. Inleiding Beste leerling, De periode nadert waarin je een profiel en de bijbehorende vakken moet kiezen. Om jou hierbij zo goed mogelijk te helpen, starten we binnenkort het project “Kiezen en delen”. Dit profielenboekje hebben we gemaakt ter voorbereiding op Kiezen en Delen. Achterin (op pagina 68) vind je schema’s waarin je per profiel kunt terugvinden welke vakken verplicht zijn en welke keuzes je daarnaast kunt maken. Op de pagina’s 3 t/m 67 zijn de vakken die in de bovenbouw worden aangeboden, uitvoerig beschreven. We wensen je veel plezier bij het project Kiezen en Delen en veel succes bij het keuzetraject. De mentoren van 3-havo Profielenboekje 3-havo
Pagina: 3
Vakken in het gemeenschappelijk deel Profielenboekje 3-havo
Pagina: 4
2. Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) Kunst sluit niets en niemand uit en is van oudsher grenzeloos, maar: wat en hoe heb jij met kunst en cultuur te maken? Op welke manieren geven kunst en cultuur betekenis aan ons bestaan? Op deze vragen proberen we een antwoord te vinden tijdens de CKV- lessen in HAVO-4, 2 lesuren per week. CKV is een verplicht examenvak in de bovenbouw van HAVO. Opbouw van het programma. Thematisch werken. In elke periode wordt een thema behandeld. Om je kennis van kunst en cultuur te vergroten bieden we materiaal aan en doe je zelf een onderzoek(je) naar het onderwerp. Geschiedenis, actualiteit, nieuwe ontwikkelingen in de kunstwereld en eigen ervaringen spelen een rol bij de materiaalkeuze. Vervolgens ga je het thema verwerken. Dit doe je op een manier die dicht bij jou ligt. Je kunt beeldend aan de slag, maar ook schrijven, filmen, fotograferen, muziek maken of een combinatie van deze is mogelijk. Voor mensen die liever theoretisch werken is er een mogelijkheid een diepgaander onderzoek te verrichten. Er worden formats aangereikt, maar je mag zelf ook met een voorstel komen. Aan het einde van een periode laten we elkaar zien wat we onderzocht en gemaakt hebben. Excursie Er wordt een excursie gemaakt naar een stad waarbij museumbezoek plaatsvindt en een andere activiteit (afhankelijk van aanbod) wordt ondernomen. In de les wordt dit bezoek voorbereid en achteraf verwerkt. Theaterbezoek. We gaan gezamenlijk naar een theatervoorstelling of concert, het liefst aansluitend op de lesinhoud van het moment. Zelfstandig te ondernemen activiteiten Je onderneemt een aantal culturele activiteiten zelfstandig. In overleg met de docent maak je hier een kort (foto)verslag van. Het is de bedoeling dat de activiteiten verspreid worden over de verschillende kunstdisciplines.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 5
Examenprogramma CKV is een schoolexamen waar je het hele jaar mee bezig bent. Je legt een kunstdossier aan waarin al het gemaakte werk (of fotoverslagen) verzameld worden. De opdrachten worden beoordeeld met een “voldoende” of “goed”. Je sluit het examen af met een eindgesprek over je ervaringen en de keuzes die je gemaakt hebt. Ook komt er een actueel onderwerp over kunst en/of cultuur aan de orde, waarover je mening gevraagd wordt. Met wat je geleerd hebt, moet je in dit gesprek goed je eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren. Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij CKV? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 6
3. Engelse taal en letterkunde (Engels) Algemeen Engels is een wereldtaal. Het is daarom niet verwonderlijk dat Engels een kernvak is waarvoor je minimaal een vijf moet halen om over te kunnen gaan en later te slagen voor je examen. We werken uit een Engelse methode en, tijdens de les, spreken we alleen nog maar Engels; zo leer je het Engels in de praktijk te gebruiken. Bij spreekvaardigheid leer je hoe je persoonlijke vragen kunt beantwoorden, hoe je dingen kunt beschrijven en vergelijken, leer je een discussie te voeren en samen tot een beslissing te komen. Dit zijn dingen die je ook moet kunnen wanneer je deelneemt aan een uitwisseling met een buitenlandse school. Verder zul je leren hoe je een presentatie moet geven in het Engels. In de examenklas presenteer je jouw profielwerkstuk aan de klas. Bij luistervaardigheid beginnen we in havo 4 eerst met Cambridgetoetsen en we werken vandaaruit toe naar de CITO luister - en kijk toetsen voor het examen. Hetzelfde doen we bij leesvaardigheid; we beginnen met Cambridgetoetsen en werken toe naar het maken van examenteksten. We besteden er veel aandacht aan hoe je luister- en leesopdrachten aan moet pakken. Bij schrijfvaardigheid maak je een writing file waarin je alle schrijfopdrachten bewaart. Je leert hoe je verschillende soorten teksten schrijft: brieven, essays, reports, contributions en short stories. Door het lezen van boeken en het maken van toetsen of door werkstukken over de boeken te maken, leer je meer over de Engelse en Amerikaanse letterkunde en maak je kennis met boeken die je misschien zelf niet zou uitkiezen. Verder houd je een vocabularyfolder bij waarin je alle woorden die je niet kent, opschrijft, de betekenis ervan opzoekt en vervolgens leert. Zo heb je zelf de regie over de ontwikkeling van je woordenschat. Hoe meer woorden je kent, hoe gemakkelijker het luisteren en lezen zullen gaan. Het Engels is ten slotte de taal met de grootste woordenschat: ruim één miljoen woorden. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Engels in de bovenbouw verschilt niet zo veel van Engels in de onderbouw. Het wordt wel moeilijker en je gaat dieper op de stof in. Tijdens de lessen, ook bij de uitleg van grammatica, wordt Engels gesproken. Als je dit niet gewend bent, zul je daar wel even aan moeten wennen, maar al snel weet je niet beter! Je krijgt geen overhoringen meer. Elke periode krijg je een toets over de methode en één of meer vaardigheidstoetsen. Je mag alleen de methodetoetsen herkansen. Een ander verschil is dat we strenger zijn met nakijken en dat je meer opdrachten krijgt die je inzicht in de taal toetsen. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 7
Aantal lesuren: In H4 4 uren per week Engels, in H5 3 uren. Examenprogramma Het eindexamen voor Engelse taal en letterkunde bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Tijdens het centraal examen wordt jouw leesvaardigheid getoetst aan de hand van een aantal teksten met meerkeuzevragen en open vragen. Het schoolexamen bestaat uit literatuurtoetsen, spreek- en schrijftoetsen en de Cito kijk- en luistertoets. Waar te kiezen? Engels is een verplicht vak in het algemeen deel op de havo. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Voor vrijwel alle vervolgstudies is een goede beheersing van het Engels handig en vaak noodzakelijk. Bij veel vervolgstudies krijg je les in het Engels, moet je studieboeken in het Engels bestuderen en loop je stage in het buitenland. Sommige HBO-studies kennen zelfs het vak Engels in het eerste jaar. Wanneer je een baan hebt, is Engels vaak iets wat je nodig hebt in je dagelijkse werk; zeker als je werkt voor een internationaal bedrijf. Doordat we met een Engelse methode werken die voorbereidt op de internationaal erkende examens van Cambridge University kun je aan het einde van havo 4 of in december van het examenjaar het Cambridge First Certificate in English (FCE) examen afleggen. Als je heel goed bent in Engels, kun je zelfs misschien het examen op een hoger niveau (C1) afleggen; het Cambridge Advanced English (CAE) examen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 8
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij Engels? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 9
4. Lichamelijke Opvoeding Algemeen Bij het vak Lichamelijke Opvoeding oriënteer je je – als vervolg op de onderbouw verder op de bewegingscultuur. We zullen activiteiten die je al kent, verder uitdiepen en ook nieuwe activiteiten ontplooien. We helpen jou zogezegd een verstandige en positieve keuze te maken voor een verantwoorde en blijvende deelname aan de bewegingscultuur. We weten dat bewegen voor iedereen goed en gezond is om te doen. Wist je bijvoorbeeld dat mensen die regelmatig bewegen ook beter presteren met toetsen? Wij willen graag dat je tot op latere leeftijd lekker kunt blijven sporten en bewegen. Het is daarom belangrijk dat je onderzoekt wat voor jou deelname aan de bewegingscultuur inhoudt. De vragen die daarbij centraal staan zijn: Waar geniet jij van bij bewegen? Wanneer vind je een activiteit leuk? Welke sport past bij jou? Kun je anderen helpen en hoe word je zelf het liefst geholpen? Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding gaan we vooral lekker veel zelf sporten. Naast het feit dat je veel verschillende sporten gaat beoefenen, bekijken we sport vanuit het thema gezondheid. Hoe fit ben jij? Welke sporten doen mensen om gezond te worden/blijven? Ook ga je (delen van) lessen zelf voorbereiden en geven. Waar moet je op letten? Wat moet er allemaal worden geregeld opdat we samen veilig kunnen bewegen? Tot slot onderzoeken we je sportvoorkeuren voor de nabije toekomst in het sportoriëntatie-keuzeprogramma (SOK). Welke sport past bij jou?
Aansluiting op de onderbouw. De relatie met de onderbouw ligt voor het vak lichamelijke opvoeding op het gebied van verbreden en verdiepen. Op onderdelen die je hebt gehad in de onderbouw gaan we dieper in. Het gaat dan onder andere om bewegingsvaardigheid, tactiek en verschillende wedstrijdvormen. . Daarnaast word je ertoe in staat geacht zelfstandiger te kunnen werken en er wordt meer een beroep gedaan op je regelvaardigheden. Tot slot heeft de verdieping betrekking op het vormen van een mening, kennis van sport en het maken van keuzes. Daarnaast komen er activiteiten aan bod die niet aan de onderbouw aan bod zijn geweest.
Aantal lesuren Je hebt t/m periode 2 in je eindexamenjaar 2 uur LO op je rooster staan. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 10
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep De mogelijkheden voor een baan gerelateerd aan sport zijn eindeloos. Mocht je hier interesse in hebben, dan adviseren we je het vak BSM te kiezen. Het vak bewegingsonderwijs geven we op school omdat we het in Nederland belangrijk vinden dat je een leven lang kunt sporten. Het vak bewegingsonderwijs bereidt je hier op voor. Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij LO? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 11
5. Maatschappijleer Algemeen Bij maatschappijleer leer je vooral hoe onze samenleving “geregeld” is en welke problemen daarbij een rol spelen. Ook leer je welke oplossingen er zijn bedacht om die problemen op te lossen. En natuurlijk leer je ook zelf zoeken naar oplossingen. In die zin gaat maatschappijleer altijd over politiek: hoe worden beslissingen genomen, welke beslissingen worden genomen en welke andere beslissingen zijn mogelijk? Neem bijvoorbeeld de donorregistratie. Vanaf je achttiende verjaardag kun je zelf aangeven of je orgaandonor wilt zijn. Het probleem is dat er zo veel te weinig donoren zijn. Moeten we niet het systeem omkeren en het zo regelen dat iedereen automatisch donor is en je je speciaal afmelden moet als je dat niet wilt? Welke haken en ogen, opvattingen, belangen en normen en waarden zijn bij die discussie van belang? Daar gaat het over bij maatschappijleer. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Er zijn raakpunten met godsdienst, geschiedenis, aardrijkskunde en economie. Maatschappijleer is een verplicht vak in het gemeenschappelijk deel van de Tweede Fase. Aantal lesuren In 4 HAVO krijg je 2 uur maatschappijleer. Maatschappijleer in het gemeenschappelijk deel Het examenprogramma omvat de volgende domeinen: Domein A: Vaardigheden Domein B: Rechtsstaat Domein C: Parlementaire democratie Domein D: Verzorgingsstaat Domein E: Pluriforme samenleving Examenprogramma Het eindexamen van maatschappijleer bestaat uit een schoolexamen, dat in klas 4 wordt afgesloten. Er worden 4 toetsen afgenomen, waarin ook telkens een praktisch deel is opgenomen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 12
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Maatschappijleer vormt een inleiding op een sociaal-wetenschappelijke, journalistieke, juridische, sociaal- of cultureel-maatschappelijke opleiding. Deze vervolgopleidingen vragen namelijk allemaal een zeker inzicht in maatschappelijke processen en theorieën en de wereld waarin je leeft. Denk aan studies als Politicologie, Criminologie, Rechten, Managementopleidingen, Journalistiek en Sociale wetenschappen. Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij dit maatschappijleer? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 13
6. Nederlandse taal en letterkunde (Nederlands) Algemeen Als je naar de middelbare school gaat, spreek je uiteraard al goed Nederlands. Toch valt er nog heel veel te leren over je eigen taal en daarom krijg je in alle jaren op de middelbare school nog het vak Nederlands. Tijdens de lessen Nederlands komen verschillende onderdelen aan bod: Tekstbegrip Hiervoor moet je teksten lezen en je daarbij afvragen: "Wat wil de schrijver hier nu eigenlijk mee zeggen?". Op die manier leer je wat voor soorten teksten er zijn (uiteenzetting, betoog, beschouwing) en word je getraind in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Daarnaast leer je hoe je tekstdelen kunt samenvatten. Schrijfvaardigheid De onderdelen uiteenzetting en betoog komen ook terug bij schrijfvaardigheid. Je leert hoe je foutloos een artikel kunt schrijven, hoe je je mening kunt verwoorden of hoe je de mening van een ander kunt weergeven. Ook leer je hoe je bronnen kunt gebruiken bij het schrijven van een nieuwe tekst. Spelling en formuleren vormen de basis voor het echte schrijfwerk. Spreekvaardigheid Argumenteren is een onderdeel dat eerst apart wordt behandeld, maar dat later een belangrijke rol krijgt bij het spreken. Je leert debatteren en discussiëren over een standpunt en dat standpunt moet uiteraard worden voorzien van goede argumenten. Presentatietechnieken als houding en stemgebruik worden tijdens deze lessen ook behandeld. Literatuur en literatuurgeschiedenis Hierbij komt de literatuur door de eeuwen heen aan bod. Er wordt gekeken naar de verschillende stromingen in de literatuur. Je leert aan de hand van literaire kenmerken te kijken naar verhalen. Aan het eind van Havo 5 heb je acht Nederlandstalige werken gelezen. Door het maken van diverse opdrachten die je verzamelt in je leesdossier, bereid je je voor op het mondeling literatuurexamen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de bovenbouw wordt de grammatica niet meer behandeld: we gaan ervan uit dat je de regels voldoende beheerst. Dit betekent dat je leert hoe je een zin goed formuleert en dat je ertoe in staat moet zijn (grammaticale) fouten uit zinnen te halen. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 14
Argumentatie is een nieuw onderdeel. Je kijkt in de tekst hoe deze is opgebouwd. Je gaat op zoek naar het standpunt van een schrijver en je bepaalt welke argumenten dit standpunt versterken. Een ander belangrijk verschil is de toetsing. Het schooljaar bestaat uit vier periodes die elk één onderdeel van het vak beslaan. Dit betekent dat je per periode vaak slechts een toets krijgt. Aantal lesuren In klas 4 heb je 4 uur Nederlands per week, in klas 5 heb je 3,5 uur les. Examenprogramma Het eindexamen voor Nederlandse taal en letterkunde bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Tijdens het centraal examen wordt leesvaardigheid getoetst aan de hand van teksten met inhoudelijke vragen of met een samenvattende vraag. Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met daarin de resultaten van de volgende onderdelen: Gespreksvaardigheid (debat), schrijfvaardigheid en literatuur (een gesprek over de gelezen boeken). De letterkundecijfers tellen mee bij Nederlands. Hoe gebruik je het vak Nederlands na de HAVO? -spreken in het openbaar, presenteren -foutloos brieven, artikelen of verslagen schrijven -artikelen beoordelen op inhoud en kwaliteit -je mening verwoorden ten aanzien van een standpunt of van een boek of een artikel -kritisch luisteren -goed lezen en een tekst begrijpen -ertoe in staat zijn een tekst samen te vatten Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Docentenopleiding Nederlands School voor journalistiek Uitgeverij Communicatie en media
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 15
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij Nederlands? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 16
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 17
Profielvakken & keuzeexamenvakken
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 18
7. Aardrijkskunde - Wat betekent de klimaatverandering voor Nederland? - Waarom is het belangrijk dat allochtonen inburgeren? - Hoe is de tsunami in Azië ontstaan en kan dit ook bij ons voorkomen? - Hoe kun je het fileprobleem oplossen? - Waarom blijven arme landen zo arm? Aardrijkskunde is meer dan alleen maar topografie. Het biedt je als het ware een venster op de wereld, die je bij dit vak leert verkennen en begrijpen. Daarbij moet je niet alleen denken aan de leefomgeving in jouw dorp of stad, maar ook aan de "rest" van de wereld. Tijdens de lessen worden bijvoorbeeld de volgende onderwerpen behandeld: "Hoe leven mensen in verder afgelegen gebieden?" en "Hoe is het om in een heel grote stad te wonen met miljoenen inwoners?" Ook is er natuurlijk veel aandacht voor allerlei natuurverschijnselen en de gevolgen ervan voor de aarde en de mensen. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan vulkanisme, aardbevingen, orkanen of de gevolgen van het broeikaseffect. Met dit vak leer je de ontwikkelingen in de wereld een plaats te geven. Iedere dag lees je in de krant of zie je op het journaal wel onderwerpen die te maken hebben met aardrijkskunde, bijvoorbeeld over vluchtelingenstromen of de vergrijzing van de samenleving. Je komt aardrijkskunde dus vaker tegen dan je misschien had gedacht. Maar je leert nog meer tijdens de aardrijkskundeles: gebruik maken van verschillende bronnen. Op die manier leer je informatie te verzamelen, te selecteren, te beoordelen en te verwerken. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Er wordt een andere methode gebruikt dan in de onderbouw en je hebt geen topografie meer. Er wordt afgewisseld tussen theorie en praktijk, je maakt theoretische schoolexamentoetsen en je moet een aantal praktische opdrachten maken. Aantal lesuren Aardrijkskunde wordt in alle jaren in de bovenbouw gegeven. In klas 4: 3 lesuren per week. In klas 5: 2,5 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 19
Examenprogramma Het examen van aardrijkskunde bestaat uit een centraal examen en een schoolexamen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod: Domein A Vaardigheden Hierin leer je hoe je een geografisch onderzoek moet aanpakken. Domein B Wereld Dit domein gaat over verschillen tussen gebieden in de wereld en behandelt ook het thema globalisering. Ook gaat het hier over ontwikkelingslanden en de verdeling van arm en rijk in de wereld. Domein C Aarde Dit domein behandelt onder andere vulkanisme, aardbevingen, het broeikaseffect en de gevolgen van klimaatverandering voor Nederland. Het milieu is hier een belangrijk onderwerp. Domein D Gebieden Dit domein gaat over één bepaald gebied in de wereld, dat je op geografische wijze leert te analyseren. Het gaat nu niet om één thema, zoals in eerdere domeinen, maar om de samenhang tussen al die thema’s in één gebied. Domein E Leefomgeving Dit domein gaat over Nederland. Onderwerpen zijn onder meer de overstromingen en andere wateroverlast in ons land en de problemen van grote steden. Domein F Oriëntatie op studie en beroep Aardrijkskunde is voor mensen met een brede belangstelling. Het vak biedt een basis voor zowel beroepen in de economische en maatschappijwetenschappelijke hoek als de meer exacte wetenschappen als natuurkunde, scheikunde en biologie. Het vak vormt een verbinding tussen de bèta- en de gammawetenschappen en geeft een kader voor de onderwerpen van voornoemde studies. Het vak geeft je de mogelijkheid om datgene wat zich om je heen afspeelt, te plaatsen. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achterin het boekje.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 20
Mogelijkheden met aardrijkskunde bij een (vervolg)studie Hoger Beroeps Onderwijs – Logistiek en Economie – Planologie – Verkeerskunde – Leraar aardrijkskunde – Civiele techniek – Vastgoed en Makelaardij – Toerisme en Recreatie – Journalistiek – Geodesie (landmeetkunde) Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij aardrijkskunde? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 21
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 22
8. Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) Algemeen Bij het vak Bewegen, Sport en Maatschappij doe je eindexamen in ‘sport en bewegen’. Je ontwikkelt technische en tactische vaardigheden in verschillende takken van sport. Samen met je sportieve klasgenoten ontdek je verschillende sporten en stijg je al snel boven jezelf uit. Zo staan er onder andere CCC’s best dance crew, schermen en survival op het programma. Je bent enthousiast voor en over sport wanneer je kiest voor het vak BSM. Daarnaast heb je natuurlijk een goede inzet wanneer je sport. Het is mooi meegenomen wanneer je zelf heel goed kunt sporten, maar je hoeft geen topsporter te zijn. Je hoeft niet heel goed te zijn in sport om een voldoende te halen voor BSM, al is het natuurlijk wel mooi meegenomen. Je moet vooral enthousiast zijn voor en over sport en je willen inzetten. Naast het feit dat je zelf veel gaat sporten gaan we dieper in op verschillende onderwerpen. Natuurlijk word je zelf beter in sport en leer je samen met klasgenoten sportactiviteiten aan te passen en te ontwerpen. Je leert bewegen in de rol van begeleider/trainer en je leert organiseren. Dit doe je natuurlijk ook allemaal in de praktijk, want we zijn een praktisch vak. En dat is ontzettend leuk en leerzaam. We behandelen Eerste Hulp Bij Sport Ongelukken (EHBSO). Hierdoor kun je anderen en jezelf helpen in het voorkomen en behandelen van blessures. Je leert je eigen lichaam verder kennen wanneer we er dieper op ingaan hoe dat bewegen nu werkt. Ook leer je een trainingsschema maken om jezelf of anderen te trainen. Tot slot onderzoeken we waarom mensen sport zo leuk en goed vinden om te doen. Is dit eigenlijk wel zo? (Ja!) Wat zijn motieven om te sporten? En hoe wordt dit allemaal georganiseerd? Aansluiting op de onderbouw. We sluiten met de activiteiten en het beginniveau aan op het onderbouwprogramma bewegingsonderwijs. We zoeken duidelijk de verdieping ten opzichte van de onderbouw. Omdat jij en je klasgenoten genieten van sport en je wilt inzetten, lukt dit ook altijd erg goed. Dat is echt genieten. Aantal lesuren Je hebt t/m periode 2 in je eindexamenjaar 3 uur BSM op je rooster staan. Waar te kiezen? Bewegen Sport en Maatschappij is een examenvak in het vrije deel. Omdat je met sport zoveel kanten uit kunt, kun je het kiezen binnen alle profielen. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 23
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep De mogelijkheden voor een baan gerelateerd aan sport zijn eindeloos. In Nederland zijn 150.000 mensen werkzaam in de sport, zowel in de recreatie- als in de topsport . Daarnaast zijn er ruim 100.000 mensen met sport-gerelateerde werkzaamheden. Tot slot zijn er nog ontzettend veel mensen die bijvoorbeeld sportieve bedrijfsuitjes organiseren of lesgeven in het onderwijs. Je kunt vanuit het vak BSM verschillende arbeidsgebieden in, zoals onderwijs, recreatie, economie, staat en veiligheid, gezondheid en zorg en voeding. Voor havo-leerlingen is het vak een uitstekende voorbereiding op vervolgstudies en beroepen waarbij leiding geven en organiseren (in sport en bewegen, maar ook daarbuiten) of eigen bewegingsvaardigheid (gymleraar, fysiotherapeut, revalidatie) worden vereist. Het vak bewegen sport en maatschappij leert je leidinggeven, initiatief nemen en samenwerken, ook als je het wat moeilijker vindt. Dit is een ervaring die in elk werkveld van pas komt. Of zoals een leerling haar moeder toevertrouwde na een zware 2 dagen BSM: ‘Mam, dit zou iedereen eens mee moeten maken’ Met BSM maak je hoe dan ook een positieve keuze.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 24
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij BSM? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 25
9. Biologie Algemeen Biologie betekent letterlijk "de leer van het leven". Bij biologie houd je je dan ook bezig met het bestuderen van alles wat leeft, groeit en bloeit: mensen, planten, dieren en micro-organismen. Het vak biologie is opgebouwd rondom 3 centrale thema's: Hoe is het leven op aarde tot stand gekomen? Hoe ontwikkelen organismen zich van hun vroegste ontwikkelingsvorm tot het volwassen stadium? Hoe kunnen organismen zich aanpassen aan een omgeving die steeds verandert? Voor iedereen die in een medische, paramedische of biologische richting verder wil, is dit vak een must, ook als het voor de vervolgopleiding niet verplicht is. In elk geval is het een vak dat je voor je algemene ontwikkeling niet mag missen. Als je niet zo heel exact bent aangelegd, kan biologie best een moeilijk vak zijn. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? De lessen biologie in de bovenbouw bouwen voort op de lessen zoals die in de onderbouw gegeven worden. Alleen is het niveau een stuk hoger. Tijdens de biologielessen in de bovenbouw wordt vooral verwacht dat je logisch kunt nadenken, dat je verbanden kunt leggen tussen de verschillende onderwerpen binnen de biologie en dat je er inzicht in hebt hoe bepaalde processen werken. De lesvorm is heel gevarieerd: klassikaal, afgewisseld met zelfstandig werken, of werken in groepjes. Practica zijn bij biologie erg belangrijk: het is niet alleen illustratie van de leerstof, het is ook een manier van met biologie bezig zijn. De stof wordt zoveel mogelijk in bepaalde contexten behandeld. Daarbij moet je denken aan: gezondheid (bijvoorbeeld de rol van voedsel, de rol van zonlicht, de rol van microorganismen), natuur en milieu (bijvoorbeeld invloed van menselijk gedrag op de natuur), voedsel en voedselproductie (bijvoorbeeld wereldvoedselprobleem) en biotechnologie (bijvoorbeeld klonen, DNAmanipulatie). Dit maakt biologie tot een vak dat je dagelijks tegenkomt. Aantal lesuren In klas 4 krijg je 3 lesuren per week, in klas 5 4 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 26
Examenprogramma Het examen van biologie bestaat uit een centraal examen en een schoolexamen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod: Domein A Vaardigheden Hierin leer je hoe je een biologisch onderzoek moet aanpakken. Domein B Structuren van ecosystemen, organismen en cellen Het heel ingewikkelde samenspel van planten en dieren in een gebied hangt van vele factoren af: licht, temperatuur, structuur van de bodem, de invloed van de mens en nog veel meer. Zo'n leefgebied noemen we wel een ecosysteem. Welke soorten planten en dieren (organismen) er leven hangt er natuurlijk nauw mee samen. De functie van allerlei weefsels en organen komt hier aan bod. Je moet bijvoorbeeld organen bij de mens kunnen benoemen in afbeeldingen. De bouw, onderdelen en functie van cellen komen bij dit onderdeel aan de orde. Ook aan de bouw van bacteriën en virussen wordt aandacht besteed. Je moet bijvoorbeeld in tekeningen en afbeeldingen delen van cellen kunnen herkennen. Domein C Levenscyclus en erfelijke informatie Bij de levenscyclus wordt veel aandacht besteed aan de seksualiteit van de mens, vruchtbaarheid, zwangerschap en bevalling. Ook leer je na te denken over zaken als homoseksualiteit, kinderloosheid en bijvoorbeeld het voor en tegen van het gebruik van 'de pil'. Bij erfelijkheid komen allerlei onderwerpen die met erfelijkheid, genetische manipulatie en erfelijke ziekten te maken hebben aan bod. Ook leer je hoe je de uitkomst kunt voorspellen van kruisingen, onder andere met behulp van kansberekeningen. Verder wordt de deling, groei en ontwikkeling van cellen besproken. Wat is DNA? Wat zijn chromosomen? Wanneer is er sprake van ontregelde groei, zoals bij kanker? Op dit soort vragen wordt bij dit onderdeel ingegaan. Domein D Metabolisme a) energiestromen Hoe komen we aan onze energie? Hoe maken we de stoffen die in ons lichaam belangrijk zijn? Voor een aantal stoffen is er sprake van een kringloop. Daarvoor is een groot aantal micro-organismen van belang. b) stofwisseling van planten De trefwoorden bij dit onderwerp zijn onder andere: fotosynthese, koolhydraten, de processen die een rol spelen bij opname, transport en afgifte van stoffen door zaadplanten. c) stofwisseling van de mens De hele spijsvertering komt aan bod. Welke organen spelen een rol bij eten en drinken, vertering, verwijdering van onverteerbare stoffen en afvalstoffen? De chemische kant van eiwitten, koolhydraten en vetten krijgt volop de aandacht. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 27
Bloed speelt natuurlijk een belangrijke rol bij het 'bezorgen' van allerlei stoffen op het juiste adres. Longen, nieren en lever hebben daarbij een belangrijke taak. Wat is goede voeding? Welke stoffen zijn ongezond voor ons? d) afbraak en opbouw in cellen In ons lichaam wordt als 'brandstof' glucose gebruikt. Er ontstaat koolstofdioxide en water. Natuurlijk wordt er geen vuurtje gestookt in ons binnenste. Hoe dat dan precies gaat wordt bij dit onderwerp besproken. e) de vorming van eiwitten Er zijn veel belangrijke eiwitten. Deze hebben belangrijke taken in ons lichaam. DNA en RNA spelen een belangrijke rol bij het maken van eiwitten uit aminozuren. De zuurgraad (pH) en temperatuur hebben invloed op de structuur van eiwitten. Domein E Dynamiek en homeostase a) dynamiek in ecosystemen Je leert waar de ontwikkeling, handhaving of verstoring van een leefomgeving van afhangt. Als er binnen een bepaalde diersoort meer dieren sterven dan er geboren worden, dreigt uitsterven van deze diersoort. Maar er zijn ook omstandigheden waarbij bepaalde planten of dieren 'de macht kunnen grijpen'. b) ontstaan en handhaving van verscheidenheid Hier komen onder andere de evolutietheorie en andere opvattingen over het ontstaan van de verschillende levensvormen aan de orde. c) gedragsleer Dieren kunnen zich door hun gedrag in hun omgeving, soms ook in veranderende omstandigheden handhaven. Waardoor wordt dat gedrag van dieren bepaald? Je moet verschillende soorten gedrag kunnen onderscheiden: eetgedrag, vluchtgedrag, territorium gedrag, enzovoort. Ook bij mensen is sprake van bijzonder gedrag onder bepaalde omstandigheden. d) regeling van lichaamsfuncties bij de mens Enkele onderwerpen hierbij zijn: - de werking van zintuigen, spieren en zenuwstelsel, - wat is een reflex en wat is de functie van een reflex?, e) bescherming van het interne milieu Als we gezond zijn, is onze temperatuur constant (ongeveer 37°C). Hoe regelen we dat? Als er vreemde indringers in ons lichaam zijn, komt een leger van witte bloedcellen in actie. Tegen sommige indringers en ziekten hebben we antistoffen. Dat is soms heel prettig, maar soms ook vervelend, bijvoorbeeld bij orgaantransplantatie. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achterin het boekje.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 28
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij biologie? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 29
6. Duitse taal en letterkunde (Duits) Algemeen Duits is de moedertaal van 100 miljoen mensen in Midden-Europa en is niet alleen de taal van Dichter und Denker, maar voor Nederlanders ook de taal waarin gehandeld wordt met onze belangrijkste handelspartner Duitsland. Daarnaast wordt in vervolgopleidingen in de techniek, handel, sport- en medische opleidingen en natuurlijk in de dienstverlenende beroepen Duits als voorwaarde gesteld of als pré gewaardeerd. In universitaire studies als filosofie en geschiedenis is kennis van het Duits belangrijk om primaire en secundaire literatuur te kunnen lezen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het niveau wordt hoger en daardoor wordt het mogelijk om steeds meer levensecht materiaal te gebruiken. De afzonderlijke onderdelen komen wat duidelijker naar voren, je krijgt literatuur en literatuurgeschiedenis en er wordt dieper ingegaan op de Duitse geschiedenis en cultuur waarin de Tweede Wereldoorlog, de deling van Duitsland in BRD en DDR en het moderne Duitsland van nu een centrale plaats innemen. Verder lees je klassikaal en individueel enkele Duitse boeken. Aantal lesuren In klas 4 en 5 krijg je 4 lesuren per week. Lesonderdelen In deze uren komen de volgende onderdelen aan bod : 1. Leesvaardigheid 2. Gespreksvaardigheid 3. Schrijfvaardigheid 4. Luistervaardigheid 5. Duitse Letterkunde. Voor alle onderdelen heb je ook kennis van het idioom en de grammatica nodig die je langzamerhand opbouwt. Leesvaardigheid Je leert teksten begrijpen en analyseren. De onderwerpen die in de teksten behandeld worden variëren zodanig dat er uit alle profielen thema’s aan bod komen. Dit onderdeel wordt met een Centraal Examen afgesloten, dat de helft van je eindcijfer bepaalt.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 30
Gespreksvaardigheid Je oefent aan de hand van opdrachten (hoe te reageren in diverse situaties), beschrijvingen en dialogen om je in het Duits op eenvoudige wijze uit te drukken. Je leert a.h.v. dialoogopdrachten o.a praktische informatie te vragen en te geven, om je gevoelens uit te drukken, te argumenteren en een mening te verdedigen. Dit onderdeel wordt afgesloten in april in klas 6 met een mondeling examen van ca. 20 minuten. Schrijfvaardigheid Je leert een informele en formele brief te schrijven met diverse thema’s (bijv. reservering, klacht, sollicitatie). Hierbij wordt gelet op de idiomatische en grammaticale correctheid van het geschreven Duits. Luistervaardigheid: Je oefent met luister- en kijkopdrachten, o.a met video-materiaal en luisteropdrachten van de radio. Als afsluiting vindt er een Cito-opdracht plaats. Literatuur Je maakt kennis met de Duitse literatuur en literatuurgeschiedenis, waarvan je een overzicht wordt aangeboden met exemplarische voorbeelden. Op twee periodes van de literatuurgeschiedenis wordt dieper ingegaan. Je leest zelfstandig drie boeken, waarover je een verslag moet maken en/of vragen moet beantwoorden. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in het profielboekje. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep In de techniek, handel, sportopleidingen en medische opleidingen en natuurlijk in de dienstverlenende beroepen wordt vaak Duits als voorwaarde gesteld of als extra taal gewaardeerd.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 31
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij Duits? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 32
7. Economie Algemeen In klas 3 heb je kennisgemaakt met het vak economie. Daarbij heb je vooral gekeken naar jouw rol in de economie: je rol als burger, als consument, als ondernemer en als werknemer. Daarbij heb je kennisgemaakt met een aantal aspecten van het economisch leven. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de Tweede Fase breiden we het vak economie uit. We gaan dan vooral kijken naar de macro-economie: de economie van een land (voor ons natuurlijk Nederland) en de wereldeconomie. Centraal daarbij staat het doel van de economische wetenschap: het bereiken van een zo groot mogelijke welvaart. Simpel gezegd: Hoeveel van onze wensen kunnen we realiseren? Dat de mens veel wensen heeft staat voor economen vast. Waarom dat zo is, onderzoekt de economische wetenschap niet, dat is voer voor psychologen. Wel maakt de economische wetenschap hoe langer hoe meer gebruik van de resultaten van psychologie. Voorbeelden daarvan zijn de speltheorie: hoe reageert een mens op acties van een ander mens, en de theorie van het morele gevaar, waarbij wordt gekeken hoe consumenten situaties zo kunnen gebruiken dat hun eigen voordeel gewaarborgd wordt. Economen concentreren zich op het verwezenlijken van de wensen van mensen. Om de wensen te verwezenlijken zijn er goederen en diensten nodig. Er moet geproduceerd worden, zo ontstaat het Nationaal Product. Dat roept al meteen een aantal economische vragen op: wie zorgt voor de productie (bedrijven en/of de overheid)? Waarom wordt er geproduceerd (winst of algemeen belang)? Hoe produceren we (veel mensen = arbeid of juist veel machines = kapitaal). In welk land worden bepaalde producten geproduceerd? Enzovoort. Doordat we produceren, ontstaat er inkomen: het Nationaal Inkomen. Hoe hoog is dat inkomen? Hoe verdelen we dat inkomen? Welk deel van dat inkomen reserveert de overheid voor zichzelf door belastingen te heffen? Aan welke producten geven de consumenten hun geld uit? Er ontstaat een kringloop van geld en goederen. Bedrijven verkopen hun producten aan consumenten. Het geld dat ze hiervoor ontvangen gebruiken ze o.a. om hun werknemers te betalen. De werknemer geeft als consument het geld weer uit aan de producten van de bedrijven. En zo zou dat tot in het oneindige door kunnen gaan, geen problemen, want het geld wordt elke keer rondgepompt. Helaas, de waarheid is anders. Lees de kranten er maar op na. Economische problemen zijn er in overvloed: kredietcrisis, eurocrisis, werkloosheid, faillissement van bedrijven, grote schulden bij burgers, woningnood, onderontwikkeling, enzovoort. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 33
Bij de bestudering van al deze problemen moeten we ons telkens weer vragen stellen. Vragen die te maken hebben met werkgelegenheid en werkloosheid, met internationale handel, met inflatie (= prijsstijgingen). Hoe komt het bijvoorbeeld dat elk jaar opnieuw de prijzen stijgen? Hoe kan een tropische orkaan in de Golf van Mexico ervoor zorgen dat wij meer moeten betalen voor onze benzine? Wat is de rol van geld in de economie? Waarom werd bijvoorbeeld gezegd dat de invoering van de Euro voor een grotere welvaart zou zorgen in de deelnemende landen? Waarom hebben de grote schulden van bijvoorbeeld Griekenland zo’n invloed op de eurozone? Het mooie van het vak economie is dat er geen pasklare antwoorden op veel van onze vragen zijn. In de economie maken we daarom gebruik van modellen: vereenvoudigingen van de werkelijkheid. Op die manier proberen we te begrijpen hoe de economische wereld in elkaar zit. Dan pas kunnen we kijken wat de oplossing voor bepaalde problemen kan zijn en kunnen we (een beetje) voorspellen hoe de economie zich zal gaan ontwikkelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn bijvoorbeeld: De mens als consument Hoe komt men aan het inkomen? Waardoor wordt de hoogte van het inkomen bepaald? Hoe besteedt men het inkomen? Hoe wordt het inkomen verdeeld? De mens als producent Welke producten maakt men? Op welke manier, op welke plaats en tegen welke prijs worden deze producten verkocht? De rol van de overheid Bij dit onderdeel gaat het onder andere over de rijksbegroting, de belastingen en de economische politiek. De handel met het buitenland De invoer en de uitvoer, de invloed van grote internationale ondernemingen, de ontwikkelingslanden, de waarde van de buitenlandse valuta, zoals de dollar, komen hierbij aan bod. Zoals je ziet, zijn dit onderwerpen die je dagelijks tegen kunt komen, in het nieuws op de televisie of in de krant. Als laatste een waarschuwing: in het vak economie maken we veel gebruik van getallen, berekeningen en van de wiskunde. Als je geen enkel gevoel hebt voor het werken met getallen kun je beter geen economie kiezen in je vakkenpakket.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 34
Aantal lesuren In klas 4 en 5 krijg je 4 uren les per week. Examenprogramma Het eindexamen van economie bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Tijdens het schriftelijk examen komen onder andere de volgende onderwerpen, in het examenprogramma concepten genoemd, aan bod: Schaarste Ruil Markt Ruilen over de tijd Samenwerken en onderhandelen Risico en informatie Welvaart en groei Goede tijden, slechte tijden Een deel van het schoolexamen zal bestaan uit praktische opdrachten (keuzeonderwerpen). Daarnaast zullen er theoretische toetsen worden afgenomen. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep: Elke economische studie in het hbo staat voor je open. Andere wetenschappen, zoals bedrijfskunde en recht, maken ook veel gebruik van economische wetmatigheden.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 35
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij economie? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 36
8. Franse taal en letterkunde (Frans) Algemeen Met het leren van de Franse taal verleg je, net als bij het leren van andere talen, je grenzen. Je komt in aanraking met de Franse cultuur en gewoonten. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Eigenlijk verschilt Frans in de bovenbouw niet zo veel van het vak in de onderbouw. Natuurlijk wordt het allemaal wat moeilijker en ga je dieper op zaken in. Je gebruikt een andere methode, waarin de verschillende vaardigheden afwisselend aan bod komen en waarin je de geleerde vaardigheden in de praktijk leert gebruiken. Daarnaast maak je kennis met de Franse literatuur. Aantal lesuren Je krijgt in 4 havo 3 lesuren en in 4 havo 4 lesuren per week. Examenprogramma Het eindexamen van het vak Frans bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A: Leesvaardigheid Je leert verschillende tekstsoorten over allerlei onderwerpen begrijpen en analyseren. Daarbij bouw je een woordenschat op die je nodig hebt voor het begrijpen van Franse teksten. Domein B: Kijk- en luistervaardigheid Je oefent met luister- en luister-kijkmateriaal om gesproken Frans te kunnen begrijpen. Je leert de hoofdgedachte van een tekst weergeven, je kunt de betekenis van belangrijke elementen uit een kijk- luisteropdracht aangeven en conclusies trekken. Domein C: Gespreksvaardigheid Je leert a.h.v. dialoogopdrachten o.a. praktische informatie te vragen en te geven, om je gevoelens uit te drukken, te argumenteren en een mening te verdedigen. Daarnaast moet je tijdens je mondeling een discussie over een bepaald onderwerp kunnen voeren met je docent waarbij je ertoe in staat bent standpunten en argumenten goed in het Frans te verwoorden. Dit doe je naar aanleiding van gekozen Franse teksten die je ook moet kunnen samenvatten.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 37
Domein D: Schrijfvaardigheid Je leert een informele en formele brief te schrijven met diverse thema’s (bijv. reservering, klacht, sollicitatie). Hierbij wordt gelet op de idiomatische (woordenschat die taaleigen is) en grammaticale correctheid van het Frans. Ook leer je hoe je een opstel schrijft in het Frans of een verslag. Domein E: Literatuur Je maakt kennis met de Franse literatuur en literatuurgeschiedenis. Je leert literaire begrippen hanteren in de interpretatie van literaire teksten en je leest ten minste twee literaire werken waarover je of een leesverslag moet maken of schriftelijk vragen moet beantwoorden. Domein F: Oriëntatie op studie en beroep Het schoolexamen voor het vak Frans heeft betrekking op de domeinen: Kijk en luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid en literatuur. Het centraal examen heeft betrekking op het domein Leesvaardigheid. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in het boekje Mogelijkheden met dit vak voor de volgende werkvelden Internationale bedrijven: er zijn meer dan 350 Franse bedrijven en instellingen in Nederland (bijvoorbeeld Crédit Lyonnais, Novotel, L’Oréal, Péchiney, TotalElf, Michelin, Renault, Cap Gemini) Toerisme en vrije tijd sector. Diplomatieke dienst Uitgeverij Ministerie Docent Franse tolk of vertaler. Tevens is de Franse taal, naast het Engels, de officiële taal in de volgende instellingen: De Verenigde Naties UNESCO NATO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) Het Internationale Arbeiders Bureau Het Internationale Olypisch Comité De Raad van Europa Het Internationale Rode Kruis Union of International Associations (UIA) Het internationale postwezen Profielenboekje 3-havo
Pagina: 38
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij Frans? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 39
9. Geschiedenis Algemeen Geschiedenis heeft met het verleden te maken. Dat wist je natuurlijk al. Ook jij kunt terugkijken op een stukje verleden. Leuke gebeurtenissen en momenten blijven je bij. Vervelende dingen die je hebt meegemaakt, vergeet je niet snel. Misschien heb je wel eens dingen gedaan waar je achteraf spijt van had. Het proefwerk waar je niet voor geleerd had of de ruzie met je vriend of vriendin. Had ik maar…. hoor je vaak zeggen. In het vak geschiedenis dat voluit geschiedenis en staatsinrichting heet, gaat het over mensen. Het gaat om de goede dingen, maar ook over de fouten die mensen gemaakt hebben. Zowel van de goede als de slechte dingen kunnen we leren. Bij geschiedenis gaat het in eerste instantie om kennis. Je moet veel leren en veel weten. Als je dit gedaan hebt, gaat de historische wereld pas echt voor je open: je leert verbanden te leggen en ontwikkelingen in de tijd te plaatsen. Het is ook de bedoeling dat je zelf aan de gang gaat met verschillende onderwerpen. Het verzamelen en bestuderen van historische informatie, het maken van een werkstuk, een onderzoekje verrichten en het afnemen van een interview zijn hiervan enkele voorbeelden. Hierbij haal je zelf informatie uit de bibliotheek, mediatheek en van internet. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de bovenbouw worden de onderwerpen die in de onderbouw zijn behandeld verder uitgediept. Je begint dus weer met het tijdvak Jagers en boeren en sluit af met de Tijd van Televisie en Computer. Er is wel een aantal veranderingen: Je gaat steeds meer zelf op onderzoek uit om op die manier dingen te ontdekken. De basis hiervoor is kennis, je moet nog steeds jaartallen en begrippen uit je hoofd kennen. Maar je gaat deze kennis steeds meer toepassen om ontwikkelingen in verband te plaatsen en om achtergronden van gebeurtenissen te verhelderen. Je moet ‘Kenmerkende aspecten’ kennen. Ieder tijdvak heeft een aantal kenmerkende gebeurtenissen/ontwikkelingen. Deze moet je kunnen noemen en je moet, uiteindelijk, hiervan voorbeelden kunnen geven. Aantal lesuren. In 4 en 5 havo krijg je 3 lesuren per week. Examenprogramma Het eindexamen van geschiedenis bestaat uit schoolexamens en een centraal examen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 40
Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met daarin toetsen en opdrachten die je hebt gedaan en een praktische opdracht. Je krijgt 10 tijdvakken behandeld en een zestal thema’s, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Nederlandse Rechtsstaat, de geschiedenis van de parlementaire democratie in Nederland aan de hand van constitutionele archiefstukken en de geschiedenis van China. Ook krijg je leerlijnopdrachten; deze zijn gekoppeld aan een vaardigheid (bijvoorbeeld het zoeken en verwerken van informatie). Het centrale eindexamen bestaat uit de 10 tijdvakken waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan een aantal ‘context’onderwerpen. Wat de onderwerpen zijn die behandeld worden, krijg je op een later tijdstip te horen. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Docent geschiedenis! Dit is het eerste waar je aan denkt. Maar toch werken de meeste mensen die geschiedenis hebben gestudeerd, niet als docent. Een groot gedeelte van de historici werkt als communicatieadviseur of als journalist. De reden hiervoor is dat je tijdens de studie geschiedenis leert onderzoeken (speurwerk) en die gegevens vervolgens moet verwerken tot een logisch verhaal. Ook zijn er historici die werken als beleidsmaker of medewerker bij een gemeente, provincie of ministerie. Verder kun je ook nog minister-president worden (Mark Rutte heeft geschiedenis gestudeerd) en zelfs onze koning heeft geschiedenis gestudeerd…
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 41
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij geschiedenis? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 42
10. Informatica Hieronder volgt algemene informatie over het vak informatica, zoals dit al jaren wordt aangeboden wordt op het Carolus Clusius College in Zwolle. Doordat Informatica een modern en dynamisch vak is, gaat de inhoud van het vak met zijn tijd mee en zal het vak daar waar nodig is aan de nieuwe ontwikkelingen worden aangepast. Algemeen Mensen maken steeds meer gebruik van computers voor het verkrijgen en bewerken van informatie en computers zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Dit geldt zowel privé als voor bedrijven en organisaties. Iedereen in de samenleving krijgt op de een of andere manier te maken met de computer in de vorm van een desktopmachine, een laptop, een netbook, een tablet of een smartphone. Om met de computer te kunnen werken, heb je niet alleen software nodig maar veelal ook het internet als communicatiemedium. Voor bovengenoemde heb je mensen nodig die hiervan verstand hebben: informatici. Tijdens de lessen Informatica komen al deze zaken uitvoerig aan de orde zodat je na afronden van het vak goed beslagen ten ijs komt voor eventuele werkgevers en vervolgstudies in zowel het hoger beroepsonderwijs als het universitaire onderwijs. Onderwerpen die bij informatica o.a. aan bod komen Websitebuilding Het ontwerpen, programmeren en hosten van een volledige website. Naast HTML(5) wordt er gebruikt gemaakt van PHP, Java, Javascript en Flash. Gegevensbanken en databases Met behulp van MS Access wordt een database gemaakt aan de hand van een praktijkvoorbeeld van een bedrijf of organisatie. Hierin wordt gebruikt gemaakt van SQL. Netwerken en werking internet Hier worden de verschillende soorten netwerken behandeld. Aan de orde komen bestaande technieken als de nieuwste glasvezeltechnologie en Wi-Fi. Security Security of beveiliging is tegenwoordig een hot item. Tijdens dit onderdeel wordt uiteengezet hoe je computers moet en kunt beveiligen tegen aanvallen van buitenaf. Er wordt ingegaan op bijvoorbeeld beveiligingsproblemen met wachtwoorden, pincodes, geheimhoudingen van bepaalde sites. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 43
Hardware De bouw en werking van computers en randapparatuur. Bijvoorbeeld: hoe werken videokaarten, moederborden, en processoren. Besturingssystemen Zonder een besturingssysteem werkt een computer niet. In dit onderdeel worden de verschillende besturingssystemen onder de loep genomen zoals die van Microsoft, Apple en van de verschillende soorten tablets. Programmeren Hoe zet je met een bepaalde programmeertaal een programma zo in elkaar, dat het programma doet wat iedere gebruiker wenst en het makkelijk te gebruiken is? Op school programmeren we in PHP, Visual Basic, Javascript. De komende cursus wordt ook begonnen met het programmeren van apps voor Android en IOS. Game Design Het ontwerpen, naar eigen inzichten ideeën, van een game. Dit is een zogenaamde grote projectopdracht. Ontwikkeling van systemen en projectmanagement De informatiewereld zit vol met systemen. Denk bijvoorbeeld aan het bank/girosysteem waarvan de geldautomaat maar een klein onderdeeltje is. Zo zijn er veel meer onderdelen. Bij de meeste systemen komen netwerken te pas, waarlangs de informatiestromen van het ene punt naar het andere punt gaan. Sommige systemen dienen heel erg snel te werken, zoals dat van de automatische piloot van een grote Jumbojet of het besturingssysteem van een geleid projectiel. Andere systemen hebben iets meer tijd zoals de administratie van een bibliotheek of de cijferadministratie op het CCC. Daar gaat het er vooral om dat je van alles met de gegevens kunt doen. In veel industriële producten zit een klein computertje ingebouwd. Sommige horloges met veel mogelijkheden, snelheidsmeters voor de fiets, maar ook pacemakers (bij hartpatiënten) bevatten ingebouwde chips. Bij dit onderwerp wordt er een systeem gemaakt waarbij projectmanagement een belangrijke rol speelt. Dit projectmanagement speelt tegenwoordig een belangrijke rol in het vervolgonderwijs, bij bedrijven en organisatie. Het is niet meer denkbaar dat een bedrijf of organisatie nog zonder projectmanagement werkt of zelfs maar kan werken. Hoe wordt er gewerkt? Het is goed te weten dat het vak informatica op het Carolus Clusius College geheel is georganiseerd in de ELO. Dit betekent niet alleen dat theorie en opdrachten in de ELO staan maar dat communicatie en inleveren van werkstukken ook via deze ELO gaan. Het digitale vaklokaal is dus 24 uur per dag toegankelijk. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 44
Naast theorietoetsen spelen praktische opdrachten, waarbij men met anderen moet samenwerken, een belangrijke rol bij dit vak. Aan het eind van het programma wordt er een grote praktische opdracht, een projectopdracht, met een groep van ongeveer 5 personen uitgevoerd. Het aantal wekelijkse lesuren bedraagt: In klas 4: 3 uur per week en in klas 5: 3 uur per week t/m periode 3 Het vak informatica wordt in afgesloten met een schoolexamen. De beoordeling van het schoolexamen vindt plaats door middel van theorietoetsen en praktische opdrachten. Het gemiddelde hiervan, over de leerjaren 4 en 5, vormt het examencijfer.Er is dus geen Centraal schriftelijk eindexamen! Voor wie is dit vak geschikt. - In de eerste plaats is dit geschikt voor alle profielen. Afhankelijk van je profiel kan een bepaalde praktische opdracht hierop worden afgestemd. - Ook is het niet alleen voor jongens maar ook voor meisjes geschikt! - Het is geschikt voor leerlingen die straks goed beslagen ten ijs willen komen voor hun beroep en/of vervolgopleiding. Bij alle bedrijven en vakken en binnen elke willekeurige opleiding wordt uitgebreid gebruikt gemaakt van ICT. - Het is een mooie springplank voor specifieke ICT-opleiding als Technische Informatica, geneeskunde en informatica, econometrie, game design en verschillende Media-opleidingen - En ……. natuurlijk is het bij dit vak zo dat er gewoon normaal gewerkt moet worden!
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 45
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij informatica? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 46
11. Kunst Beeldende Vormgeving. Algemeen Kunst laat je anders kijken. Kunst is een internationaal communicatiemiddel. Als er op hoog niveau een uitwisseling tussen landen plaatsvindt, gaat er in het spoor van deze uitwisseling vaak een kunstzinnige activiteit mee. Dat kan een dansgezelschap zijn maar ook een tentoonstelling of muziekuitvoering. Het is dan ook belangrijk dat je op onze Wereldschool kennis kunt nemen van kunst. In het examenprogramma kunst van de bovenbouw komen vragen als: Wat is de betekenis van kunst? Welke vormen van kunst bestaan er? Wat is er in het verleden gemaakt? Wat wordt er tegenwoordig gemaakt? Naast een theoretische verdieping die in de bovenbouw Kunst Algemeen wordt genoemd, krijg je een praktisch aanbod in kunstonderwijs dat we Beeldende Vormgeving noemen. Daar werk je bijvoorbeeld aan tekeningen, schilderijen, het boetseren van mensfiguren, het maken van designmodellen of het ontwerpen van gebruikskeramiek. Soms komen ook de moderne media om de hoek zoals bij het ontwikkelen van een website of een animatiefilm. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de eerste klas van de onderbouw wordt het onderwerp en het materiaal meestal vastgelegd. Een opdracht zou dan kunnen zijn: Teken je schoen met pen en OostIndische inkt. In de tweede klas wordt het onderwerp nog wel gegeven maar wordt je materiaalkeuze al meer vrijgelaten. Een opdracht die voor kan komen, is dan: Maak een designstoel van karton en maak hiervoor op de computer een verkoopfolder. In de derde klas ga je al nadenken over de invulling van het onderwerp en het gebruik van verschillende materialen. Een opdracht kan dan zijn: maak een shelter, en dat kan bijv. een bushokje, een hangplek of een muziektent zijn. Er worden dan ook verschillende materialen aangeboden. Zo verlopen de opdrachten van gesloten opdrachten naar meer open opdrachten. In de bovenbouw werk je na een korte introductie al snel aan thema’s. Daar doen we een beroep op je creativiteit en je kennis van materiaal en techniek. Thema’s zijn dan bijvoorbeeld: beweging, emotie, contrast. Je leert van deze thema’s in de eerste periode studies te maken in tekenen 2D en handvaardigheid 3D die je daarna in de tweede periode mag uitwerken in 2D of 3D. Voor het theorievak Kunst Algemeen verdiep je je in stijlperioden als Middeleeuwen, Romantiek, Modernen, Massacultuur.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 47
Kunstrichtingen als dans, theater, muziek en beeldende vormgeving komen hierbij aan bod. Er wordt in de bovenbouw veel inzet, concentratie en doorzettingsvermogen van je gevraagd. Leerlingen die voor Kunst kiezen ervaren dat als prettig: zelf je studieonderwerpen mogen kiezen en uitwerken. In de onderbouw is de theorie gericht op ondersteuning van de praktijk maar in de bovenbouw Is de theorie even belangrijk als de praktijk. In de bovenbouw kun je proberen dwarsverbindingen te maken met de vakken CKV en Interculture. Examen. Bij de afsluiting in 5 Havo telt het schoolonderzoek Beeldende Vormgeving even zwaar als het Centraal Schriftelijk Examen Kunst Algemeen. Het SO-cijfer wordt opgebouwd uit twee praktijkcijfers Beeldende Vormgeving. Het CSE Kunst Algemeen cijfer is het cijfer dat je voor je examen behaalt. In het examenjaar maken we wel toetsen voor Kunst Algemeen maar die mogen niet meetellen. Aantal lesuren. Voor beeldende Vormgeving heb je twee lesuren beschikbaar. Kunst algemeen wordt in één lesuur gegeven. Dit noemen we contacturen. Dan ben je er nog niet. Gemiddeld moet je naast deze 135 minuten nog twee uur werken aan Beeldende Vormgeving en één uur aan Kunst Algemeen. Dat noemen we studielast. Binnen deze studielast past ook een museumbezoek. Gelukkig beschikken we over een prachtig lokaal en een atelier waar leerlingen graag in de tussenuren werken. Daarbij helpt de TOA kunstvakken je met de technische problemen. Mogelijkheden van dit vak voor studie en/of beroep. Van een aantal oud-leerlingen kunstvakken weten we waar ze terecht zijn gekomen. Leerlingen zijn bijvoorbeeld architect, designer, archeoloog, docent kunstvakken of kunstenaar geworden. Als je een kunstacademie of een lerarenopleiding beeldende Vormgeving wilt gaan volgen, moet je een toelatingsexamen afleggen. Dan is het belangrijk dat je een portfolio met werk kunt laten zien. Ook een HBO-opleiding als Creatieve Therapie ziet graag creatief werk van kandidaten die zich aanmelden. De Pabo hecht ook waarde aan creativiteit. Maar niet alleen studie en beroep is van belang, ook het plezier iets te kunnen tekenen schilderen of boetseren telt mee. De makelaar, burgemeester, therapeut, timmerman vind je soms terug als lid van een kunstenaarsvereniging. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 48
Naast hun dagelijkse werk verdiepen ze zich graag in kunst waardoor ze flexibel en creatief blijven denken en handelen. Welke leerlingen kunnen dit vak kiezen? Iedereen maar…. - beter niet als je laag of matig scoort op handvaardigheid of tekenen -
je moet goed nadenken als je ruim voldoende scoort voor deze vakken
Heb je hoge cijfers voor handvaardigheid of tekenen, dan gaat het vast lukken en beleef je veel plezier aan Kunst in de bovenbouw. Een informatieve site: http://doublebe.home.xs4all.nl/BB/kunstopschool/kunstopschool.htm
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 49
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij maatschappijwetenschappen? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 50
12. Maatschappijwetenschappen Algemeen Bij maatschappijwetenschappen staat het gedrag van groepen mensen centraal. Je leert hoe onze samenleving in elkaar zit. Je leert ook zoeken naar mogelijke oplossingen van maatschappelijke en politieke vraagstukken. Je moet daarbij rekening houden met de verschillende belangen van de verschillende groepen, hoe besluiten tot stand komen en hoe een besluit wordt beïnvloed. Met andere woorden: je bekijkt de samenleving vanuit de sociaal-culturele, de sociale, economische en politiek-juridische invalshoek. Een belangrijk instrument van het vak is het analyseschema, waarmee op een systematische manier naar die vraagstukken wordt gekeken. Je moet daarbij rekening houden met de verschillende belangen van de verschillende groepen, hoe besluiten tot stand komen en hoe een besluit wordt beïnvloed. De analyse gaat uit van de invalshoeken die boven al genoemd werden. Meningsvorming is meer dan het uiten van je eigen gelijk, maar is gebaseerd op analyse, luisteren, overwegen en denken. Het examenvak is gericht op de sociale wetenschappen en vormt een voorbereiding op verschillende vervolgopleidingen in maatschappelijke vakken, zoals Politicologie, Criminologie, Rechten, Bestuurskunde, Managementopleidingen, Journalistiek en Sociale wetenschappen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het is een nieuw vak met raakpunten met levensbeschouwing, geschiedenis, aardrijkskunde en economie. Aantal lesuren In klas 4 havo 3 lesuren per week, in klas 5 havo 2,5 lesuren. Examenprogramma Het examenprogramma omvat de volgende domeinen: Domein A: Vaardigheden Domein B: Politieke besluitvorming Domein C: Massamedia Domein D: Multiculturele samenleving Domein E: Mens en werk Domein F: Criminaliteit en rechtsstaat Domein G: Milieu en beleid Domein H: Ontwikkelingssamenwerking Maatschappijwetenschappen bestaat uit een schoolexamen, bestaande uit een aantal toetsen en praktische opdrachten (50%) en een centraal examen (50%).
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 51
Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Maatschappijwetenschappen vormt een inleiding op een sociaal-wetenschappelijke, journalistieke, juridische, sociaal- of cultureel-maatschappelijke opleiding. Deze vervolgopleidingen vragen namelijk allemaal een zeker inzicht in maatschappelijke processen en theorieën en de wereld waarin je leeft. Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij maatschappijwetenschappen? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Profielenboekje 3-havo
Pagina: 52
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 53
13. Management en Organisatie Als je kiest voor het vak Management en Organisatie zul je al snel ontdekken dat dit vak de meest uiteenlopende onderwerpen omvat. Je leert waar de begrippen “management” en “ organisatie” voor staat. Je zult zien hoe een ondernemer aan geld kan komen voor zijn activiteiten. Je gaat kosten berekenen, zowel per stuk als in totaal, de verkoopprijs en vervolgens de winst. Alle activiteiten in een onderneming worden vastgelegd. Hoe die vastlegging plaatsvindt, is onderdeel van dit vak. Ook verenigingen en particulieren hebben geld nodig, bijvoorbeeld voor het kopen van een gebouw. Dan wordt de keuze van een hypotheek belangrijk. Ondernemingen zijn actief op het gebied van marketing; reclame vormt hiervan een belangrijk onderdeel. Kijk maar eens naar de STER-spotjes of de talloze folders die je in de brievenbus krijgt. Informatie wordt in organisaties steeds belangrijker. Dit zijn nog maar een paar onderwerpen die in dit vak aan de orde komen. Management en organisatie is een vak waar redelijk veel gerekend moet worden. Het is een echt “doe-vak”. Oplossingen zoeken en conclusies trekken naar aanleiding van de berekeningen die je maakt. Ga je de uitdaging aan? De stof bestaat uit de onderstaande domeinen: Domein A. Basisvaardigheden Domein B. Interne organisatie en personeelsbeleid Domein C .Financiering van activiteiten Domein D. Marketingbeleid Domein E. Financieel beleid Domein F. Informatievoorziening met behulp van ICT Domein G. Externe financiële verslaglegging
Lessen per week. In klas 4 havo volg je dit vak 3 uur per week In klas 5 Havo volg je dit vak 3 uur per week Het examen bestaat uit een schoolexamen en het centraal schriftelijk eind examen. Profielenboekje 3-havo
Pagina: 54
1. Waar moet je goed in zijn bij Management en Organisatie? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 55
14. Natuurkunde Algemeen Natuurkunde kom je overal om je heen tegen: telefoon, licht, wasmachine, lift, contactlens, spaarlamp. Dat zijn slechts enkele voorbeelden van ontwikkelingen en uitvindingen waaraan natuurkundigen hebben meegewerkt. Nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen zorgen ervoor dat we nu heel anders leven dan 150 jaar geleden. Het vak natuurkunde is heel breed en je krijgt dan ook te maken met veel verschillende onderwerpen, van weerkunde tot deeltjesversnellers. Natuurkunde kun je uiteraard niet alleen maar uit een boekje leren: demonstraties en practica nemen een belangrijk deel van de lestijd in beslag. Van proeven moeten soms verslagen worden gemaakt. Computers zijn hierbij erg belangrijk. Meten, informatie zoeken en het nabootsen van ingewikkelde processen gebeurt vaak met behulp van de computer. Natuurkunde komt niet alleen van pas als je een exacte studie gaat volgen, maar kan ook heel nuttig zijn als basis voor vele andere studierichtingen. Doordat je een flinke wetenschappelijke kennis opbouwt, ben je ertoe in staat kritisch en analytisch te denken. En dat komt weer bij vele beroepen van pas! Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Natuurkunde in de bovenbouw betekent een verdieping van de lesstof uit de onderbouw. Bekende stof uit de onderbouw wordt meer geformaliseerd: je gaat meer met formules rekenen (waarbij je er vaak meerdere gelijktijdig moet gebruiken) en je zult de natuurkunde duidelijk en correct moeten kunnen uitleggen. Daarnaast komt er een aantal onderwerpen bij: cirkelbewegingen, radioactiviteit en kwantum fysica. In de Tweede Fase wordt het vak natuurkunde een echte uitdaging. Naast klassikale experimenten voer je een praktische opdracht uit en zul je ook jaarlijks op je praktische vaardigheden worden getoetst. Het is bij het maken van de keuze belangrijk dat je beseft dat je cijfer in klas 2 en 3 voor een deel is opgebouwd uit verslagen van practica en SO’tjes. In de bovenbouw heb je niet de mogelijkheid om zo je repetitiecijfers te compenseren. Je moet beseffen dat je cijfer aan het eind van klas vier 1,5 tot 2,0 punten lager kan liggen dan nu. Aantal lesuren In 4 havo krijg je 3,5 lesuren per week, in 5 havo 4 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 56
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij natuurkunde? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 57
15. Scheikunde Algemeen Scheikunde (of chemie, zoals het ook wel wordt genoemd) betekent eigenlijk: de kunst van het scheiden van stoffen. Mengsels van stoffen worden als het ware gesorteerd, stof voor stof. Je zult merken dat je al heel veel weet van scheikunde. Je komt scheikundige processen dagelijks tegen en bijna alle materialen hebben wel iets met scheikunde te maken. Misschien heb je je niet gerealiseerd dat bijvoorbeeld koffie zetten, een eitje koken, het wassen van je haar of alles wat er in je eigen lichaam gebeurt, chemische processen zijn. En wat dacht je bijvoorbeeld van de mobiel, de kleurstoffen in je kleding en de medicijnen die je misschien slikt. Dat zijn ook allemaal producten van de chemie! Ook als je niet van plan bent om na de middelbare school door te gaan met chemie is scheikunde een handig vak om te volgen. Het systematisch aanpakken en oplossen van problemen kun je namelijk eigenlijk overal voor gebruiken. Als je wel verder wilt gaan met scheikunde zijn er tal van mogelijkheden, van gezondheidszorg tot levensmiddelenindustrie, van chemische industrie tot de milieubranche. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Scheikunde in de bovenbouw is een vervolg op scheikunde in leerjaar 3, maar gaat natuurlijk duidelijk meer de diepte in (zie ook de onderwerpen hieronder). Het practicum zal een grote rol blijven spelen. Daarvoor moet je ertoe in staat zijn tamelijk zelfstandig allerlei experimenten op te zetten, uit te voeren en uit te werken. Belangrijk wordt de micro-macro benadering: dat wil zeggen dat je met behulp van je kennis over kleine deeltjes als atomen en moleculen, voorspellingen kunt doen over het gedrag van stoffen in de ‘grote wereld’, zoals we die gewend zijn. Verder vinden we binnen scheikunde niet alleen belangrijk dat je de theorie goed begrijpt, maar ook dat je leert inzien wat je ermee kunt in het dagelijks leven. Opgaven zijn dan ook vaak verwerkt in een context, bijvoorbeeld over milieu, gezondheid, techniek of productie. Je leert problemen volgens vaste patronen aanpakken. Het is verder wenselijk dat je beschikt over goede rekenvaardigheden en een (enigszins) analytisch denkvermogen. Aantal lesuren In 4 havo krijg je 4 lesuren per week, in 5 havo 2,5 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 58
Examenprogramma Het eindexamen voor scheikunde bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod: Domein A Vaardigheden Domein B Stoffen en materialen in de chemie Domein C Chemische processen en behoudswetten Domein D Ontwikkelen van chemische kennis Domein E Innovatie en chemisch onderzoek Domein F Industriële (chemische) processen Domein G Maatschappij, chemie en technologie Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Er bestaan veel studies die verder gaan met (een deelgebied van) de onderwerpen die je op de middelbare school al bent tegengekomen. Denk bijvoorbeeld aan: Biotechnologie, Farmaceutische wetenschappen, Levensmiddelentechnologie, Life science & technology, Milieuwetenschappen, Moleculaire levenswetenschappen, Molecular science and technology, Science, Scheikunde, Scheikundige technologie. Verder is scheikunde een verplicht vak voor een aantal studies, waarvan de bekendste geneeskunde is. Wanneer je een scheikundige studie hebt afgerond, kun je gaan werken in je vakgebied. Denk dan aan beroepen als: Farmacoloog, Levensmiddelen technoloog, Milieudeskundige, Procestechnoloog, Plantmanager, Productontwikkelaar, Wetenschappelijk onderzoeker In de praktijk komen veel afgestudeerde scheikundigen ook terecht in hogere functies in het bedrijfsleven.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 59
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij scheikunde? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 60
16. Spaans Elementair (Spaans) Algemeen Spaans studeren is altijd een goede optie. Er zijn vele redenen om te kiezen voor de taal van Cervantes, maar hier presenteren we alleen de belangrijkste: - Spaans is de derde meest gesproken taal in de wereld, na het Engels en Chinees. Het wordt gesproken in Spanje, op de Caribische eilanden (Cuba en Puerto Rico), in de Dominicaanse Republiek, in Noord-Amerika (Mexico), Midden-Amerika (Guatemala, Belize, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa Rica en Panama) en Zuid-Amerika (Colombia, Venezuela, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Chili, Bolivia, Peru en Ecuador). Spaans is ook de tweede meest gesproken taal in de Verenigde Staten. - Als je reist naar een Spaanstalig land voor vakantie, werk of studie, zal het je enorm helpen als je Spaans kunt spreken. - Als je Spaans kunt spreken, worden vele professionele deuren voor je geopend. Er zijn veel mensen die Engels spreken, sommige die Frans of Duits kunnen spreken maar er zijn slechts weinig mensen die Spaans kunnen spreken, dus Spaans spreken maakt je speciaal en zal je meer kansen bieden op de arbeidsmarkt. Vergeet niet dat er veel landen zijn die Spaans als officiële taal hebben, dus zijn er veel banen waarin dit een kritische factor kan zijn. - Spaans studeren zal je helpen genieten van de werken van de meesters van de literatuur, film en cultuur. De werken van Cervantes Garcilaso, Quevedo, Becquer, García Márquez, Allende en Neruda, evenals Almodóvar, Saura of Medem kunnen alleen in zijn geheel worden gewaardeerd in de oorspronkelijke taal. - Spaans studeren zal je helpen de populaire Spaanse en Latijns Amerikaanse folk, cultuur en mentaliteit te begrijpen. - Spaans is een leuke taal, het is een warme taal net als de sprekers ervan. En vergeet niet dat … “El inglés es la lengua para hablar de negocios, el francés es la lengua de los diplomáticos el italiano es la lengua para enamorar a las mujeres pero el español es la lengua para hablar con Dios.” – Carlos I, Rey de España (“Engels is de taal om over zaken te praten, Frans is de taal van diplomaten, Italiaans is de taal om vrouwen te versieren maar Spaans is de taal om te praten met God”- Carlos I, Koning van Spanje)
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 61
Aantal lesuren 3 lesuren per week Lesonderdelen In deze uren komen de volgende onderdelen aan bod : 1. Leesvaardigheid 2. Gespreksvaardigheid 3. Schrijfvaardigheid 4. Luistervaardigheid In Klas 4 begin je met het opbouwen van een woordenschat; daarmoet moet je veel woorden leren. In klas 5 verhoog je die woordenschat en je vaardigheden. Leesvaardigheid In klas 4 begin je met korte teksten tot middelmatige teksten. In klas 5 krijg je langere teksten over verschillende onderwerpen. Gespreksvaardigheid Vanaf klas 4 begin je Spaans te praten met korte dialogen in de les. In dit leerjaar heb je twee mondelinge toetsen, in periode 2 en in periode 4. In klas 5 heb je in periode 4 een mondelinge toets waarin je alles kunt laten horen wat je in de afgelopen tijd hebt geleerd. Bovendien gaan we verder met meer uitdrukkingen en langere dialogen. Schrijfvaardigheid In klas 4 begin je met simpele zinnen tot eenvoudige teksten. In klas 5 zul je langere en complexere teksten kunnen schrijven. Luistervaardigheid: Je oefent met luister- en kijkopdrachten in de les. Cultuur Je maakt kennis met de Spaanse en Latijns-Amerikaanse cultuur. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep De Spaanse taal geeft je niet alleen meer kans op werk maar het verbreedt ook je algemene kennis. Op veel universiteiten en hogescholen van Nederland kun je de Spaanse taal en cultuur studeren. Als je een andere studie volgt, kun je ook Spaans als een keuzevak volgen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 62
Vragen: 1. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2.
Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3.
Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4.
Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 63
17. Wiskunde A Algemeen Wiskunde is een vak dat je overal terugvindt in de wereld om je heen. Je leert vaardigheden die je kunt gebruiken om bepaalde vraagstukken op te lossen. Vaak is het ook de basis voor andere vakken als economie, natuurkunde, scheikunde en biologie, maar ook voor tekenen bijvoorbeeld. Je komt bij die vakken problemen tegen die je alleen kunt oplossen als je een aantal wiskundige basisvaardigheden tot je beschikking hebt. Daarom leer je bij wiskunde heel veel verschillende zaken, zoals: - Rekenen met variabelen en functies - Schatten en meten - Informatieverwerking en statistiek (het lezen van grafieken en het maken van tabellen en grafieken) Wiskunde A richt zich vooral op de toepassingen van de wiskunde. In het algemeen kun je zeggen dat wiskunde A vooral gericht is op maatschappelijke toepassingen zoals in bijvoorbeeld economie, geografie en sociale studies. Wiskunde B daarentegen bereidt vooral voor op exacte richtingen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Wiskunde in de Tweede Fase gaat verder met het uitbreiden en uitdiepen van de geleerde stof uit de onderbouw en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden (bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine). Aantal lesuren per week Klas 4: 3 uur, klas 5: 2,5 uur. Examenprogramma Het examen voor wiskunde A bestaat uit een aantal schoolexamens en een centraal examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod: Domein Vaardigheden Je kunt informatie verwerken, beoordelen en presenteren. Je kunt een probleem vertalen in een wiskundig model en het dan met wiskundige rekentechnieken oplossen. Soms maak je daarbij gebruik van ICT en de grafische rekenmachine. Domein Functies en grafieken De basis ken je al uit de derde klas. Er komt echter een aantal nieuwe functies bij, zoals exponentiële en machtsfuncties.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 64
Domein Discrete analyse Je krijgt te maken met rijen van getallen. Je leert dan bijvoorbeeld hoe je snel de som van alle gehele getallen van 1 tot en met 100 uitrekent. Bij dit onderwerp gaat het er ook om dat je goed naar de eigenschappen van grafieken leert kijken: in welk punt stijgt de grafiek het snelst. Of in de praktijk: de gemiddelde snelheid was helemaal niet hoog, maar toch krijg je een bekeuring doordat je, toen je met de auto langs de flitspaal reed, net te snel reed. Domein Combinatoriek en kansrekening Het gaat nu om het uitrekenen van het aantal mogelijkheden in allerlei situaties en het berekenen van kansen. Bijvoorbeeld de kans dat je een voldoende haalt als je 20 vierkeuzevragen op de gok invult. Domein Differentiaalrekening met toepassingen Dit is een methode om het stijgen en dalen van een grafiek te onderzoeken en de grootste en kleinste functiewaarden te berekenen. En je onderzoekt de steilheid van de grafiek. Domein Statistiek en kansrekening Je leert vragen beantwoorden als “Hoe kun je een onderzoek opzetten?”, “Hoe pak je een steekproef aan?” en “Hoe moet ik de vulmachine afstellen als niet meer dan 5% van de pakjes hagelslag minder dan 250 gram mag bevatten?” Domein Keuzeonderwerp Grafen en matrices: een middel om samenhangende gegevens en hun bewerkingen op een systematische en overzichtelijke wijze weer te geven. B.v. netwerken. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje. Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Wiskunde A is vooral een ondersteunend vak bij studies als psychologie en sociologie. Het gaat dan vooral om de statistiek. En bij de economische studies komen de onderwerpen van wiskunde A weer terug.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 65
Vragen: 1. Waar moet je goed in zijn bij wiskunde A? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 66
18. Wiskunde B Algemeen Wiskunde is een vak dat je overal terugvindt in de wereld om je heen. Je leert vaardigheden die je kunt gebruiken om bepaalde vraagstukken op te lossen. Vaak is het ook de basis voor andere vakken als economie, natuurkunde, scheikunde en biologie, maar ook voor tekenen bijvoorbeeld. Je komt bij die vakken problemen tegen die je alleen kunt oplossen als je een aantal wiskundige basisvaardigheden tot je beschikking hebt. Daarom leer je bij wiskunde heel veel verschillende zaken, zoals: Rekenen, meten en schatten. Rekenen met variabelen en functies. Meetkunde (vlakke en ruimtelijke meetkunde, vooral bewijzen). Wiskunde B is duidelijk heel anders dan wiskunde A. Wiskunde B zorgt voor een betere voorbereiding op een vervolgopleiding dan wiskunde A. In het algemeen kun je zeggen dat wiskunde A vooral gericht is op maatschappelijke toepassingen zoals in bijvoorbeeld economie, geografie en sociale studies. Wiskunde B daarentegen bereidt vooral voor op exacte richtingen. Bij wiskunde B wordt dus ook gewerkt met concrete opdrachten, maar hier wordt veel vaker ook nog de stap naar de theorie gemaakt. Je gaat dus dieper op de wiskundige theorie in en daarbij is ook het aantal onderwerpen uitgebreider. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Wiskunde in de Tweede Fase gaat verder met het uitbreiden en uitdiepen van de geleerde stof uit de basisvorming en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden (bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine). Ook aan algebraïsche vaardigheden zonder rekenmachine wordt veel aandacht besteed. Aantal lesuren Klas 4: 3,5 uur, klas 5: 3 uur. Examenprogramma Het examen voor wiskunde B bestaat uit een aantal schoolexamens en een centraal examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod: Domein Vaardigheden Je kunt informatie verwerken, beoordelen en presenteren. Je kunt een probleem vertalen in een wiskundig model en het dan met wiskundige rekentechnieken oplossen. Soms maak je daarbij gebruik van ICT en de grafische rekenmachine.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 67
Domein Functies en grafieken Deze begrippen ken je al uit de derde klas. Er komen echter nieuwe functies en vooral veel nieuwe rekentechnieken bij. Domein Discrete analyse Het gaat hierbij om het veranderingsgedrag van grafieken of functies. Het berekenen van de gemiddelde snelheid bijvoorbeeld, van een auto maar ook de gemiddelde snelheid waarmee het aantal walvissen in zee afneemt. Domein Differentiaal- en integraalrekening Differentiaalrekening is een methode om het stijgen en dalen van een grafiek te onderzoeken en de grootste en kleinste functiewaarden te berekenen. Bij dit onderwerp gaat het er ook om dat je goed naar de eigenschappen van grafieken leert kijken: in welk punt stijgt de grafiek het snelst? Of in de praktijk: de gemiddelde snelheid was helemaal niet hoog, maar toch krijg je een bekeuring doordat je, toen je met de auto langs de flitspaal reed, net te snel reed. Met integraalrekening kun je bijvoorbeeld de oppervlakte die tussen een grafiek en de x-as ligt, berekenen. Het is een belangrijke techniek om allerlei natuurkundige berekeningen uit te voeren. Domein Goniometrische functies Je hebt al wel van periodieke functies gehoord? Met sinus, cosinus en tangens kun je veel periodieke verschijnselen beschrijven. Domein Voortgezette meetkunde Er wordt dieper ingegaan op vlakke meetkunde, m.n. redeneren en bewijzen. Domein Keuzeonderwerp Combinatoriek en kansrekening. Onderwerpen uit de combinatoriek passeren de revue (telproblemen), omdat die aan de basis staan van de kansrekening. Daarna wordt ingegaan op de definitie van het begrip kans, zoals dat voor het eerst door de Fransman Laplace ingevoerd werd. Vervolgens komen onderwerpen als kansen en oppervlakte, stochastische variabelen en verdelingsfuncties, discrete en continue verdelingen aan de orde. Waar kun je het kiezen? Zie de tabellen achter in dit boekje Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep Wiskunde B is vooral van belang bij de economische opleidingen en bij de exacte opleidingen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 68
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij wiskunde B? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
P R O F I E L E N PROFIELEN:
GEMEENSCHAPPELIJK DEEL:
H A V O
CODE MAGISTER
NATUUR EN TECHNIEK
gem/vp
verplicht:
pv/vp PROFIELDEEL:
pv
Nederlands Engels Maatschappijleer Lichamelijke oefening Culturele en kunstzinnige vorming
Nederlands Engels Maatschappijleer Lichamelijke oefening Culturele en kunstzinnige vorming
Natuurkunde Scheikunde Wiskunde B
Biologie Scheikunde
Geschiedenis Economie
Geschiedenis
Wiskunde A of Wiskunde B
vrij
verplicht: verplicht: 1 wereldvak
Godsdienst Profielwerkstuk Interscience
Godsdienst Profielwerkstuk Interhealth of Interscience
Wiskunde A of Wiskunde B
of of of of
Aardrijkskunde Management & Organisatie Maatschappijwetenschappen Frans Duits
Godsdienst Profielwerkstuk Interbusiness of Interculture
Frans of Duits Aardrijkskunde of Maatschappijwetenschappen of Economie EN Kunst Beeldend of Frans of Duits Godsdienst Profielwerkstuk Interculture
1 verplicht examenvak
vrije
vrij/vp VERPLICHT
Aardrijkskunde of Natuurkunde
pv
vrij/vp
CULTUUR EN MAATSCHAPPIJ
Nederlands Engels Maatschappijleer Lichamelijke oefening Culturele en kunstzinnige vorming
verplichte keuze:
examenvakken in deel
VRIJE DEEL
ECONOMIE EN MAATSCHAPPIJ
Nederlands Engels Maatschappijleer Lichamelijke oefening Culturele en kunstzinnige vorming
Biologie of Informatiekunde PROFIELKEUZEDEEL:
NATUUR EN GEZONDHEID
Spaans Duits Biologie Informatiekunde Economie Bewegen, Sport en Maatschappij
Spaans Duits Aardrijkskunde Natuurkunde Economie Informatiekunde Bewegen, Sport en Maatschappij
Spaans Frans Duits Biologie Aardrijkskunde Maatschappijwetenschappen Management & Organisatie Bewegen, Sport en Maatschappij Informatiekunde
Spaans Frans Duits Kunst Beeldend Aardrijkskunde Biologie Economie Maatschappijwetenschappen Management & Organisatie Wiskunde A Bewegen, Sport en Maatschappij Informatiekunde