KO RT L O P E N D O N D E RW I J S O N D E R Z O E K
Professionele organisatie
94
(Onder)wijs in techniek? Onderzoek naar de houding en praktijk van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek
drs. Martina van Uum (ESoE) drs. Marian Kat-de Jong (IVA)
(Onder)wijs in techniek?
Onderzoek naar de houding en praktijk van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek
drs. Martina van Uum (ESoE) drs. Marian Kat-de Jong (IVA)
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Uum, M.S.J. van, Kat-de Jong, M.P. (Onder)wijs in techniek? Onderzoek naar de houding en praktijk van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek. Uum, M.S.J. van, Kat-de Jong, M.P. Eindhoven/Tilburg: Eindhoven School of Education/ IVA beleidsonderzoek en advies.
ISBN 978-94-6167-08-9
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Uitgave: Eindhoven School of Education / IVA beleidsonderzoek en advies Postbus 513, 5600 MB Eindhoven / Postbus 90153, 5000 LE Tilburg Telefoon: 040-2473095 / 013-4668466 www. esoe. nl / www. iva. nl Copyright © Eindhoven School of Education / IVA beleidsonderzoek en advies, 2011
Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek dat uitgevoerd wordt op verzoek van het onderwijsveld.
2
Inhoud
Woord vooraf Samenvatting 1 Inleiding 2 Onderwijs in techniek: het kader 2.1 Inleiding 2.2 Attitudeverandering: wat weten we al? 2.3 Wat weten we nog niet over attitudeverandering ? 2.4 Componenten die van invloed zijn op attitude 3 Onderzoeksvragen 3.1 Inleiding 3.2 Uitwerking onderzoeksvragen 4 Werkwijze 4.1 Inleiding 4.2 Interviews 4.3 Vragenlijst 5 Bevindingen uit de interviews 5.1 Inleiding 5.2 Geïnterviewden 5.3 Resultaten 6 Bevindingen uit de vragenlijst 6.1 Inleiding 6.2 Respondenten 6.3 Onderwijs in techniek op scholen van respondenten 6.4 Houding ten aanzien van techniek 6.5 De rol van activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek 6.6 Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding 6.7 Aanbevelingen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te verbeteren 7 Conclusies en aanbevelingen 7.1 Inleiding 7.2 De professionele houding aanzien van (onderwijs in) techniek 7.3 Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek
5 7 9 11 11 11 12 13 17 17 17 19 19 19 20 25 25 25 28 33 33 33 34 36 41 46 57 61 61 61 62
3
8
7.4 Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek Geraadpleegde literatuur
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10
4
Interviewleidraad telefonische interviews Schriftelijke vragenlijst Tabel 1: Houding t.a.v. techniek Tabellen 2-4: Houding t.a.v. onderwijs in techniek Tabellen 5-15: Bekendheid en gebruik activiteiten Tabellen 16 en 17: Invloed activiteiten op houding leraren Tabellen 18 en 19: Oordeel over kennis en vaardigheden Tabellen 20 en 22: Rol directie en coördinator bij implementatie onderwijs in techniek Tabellen 23-25: Bronnen voor onderwijs in techniek Tabel 26: Rapportcijfer onderwijs in techniek
63 67 69 77 107 109 113 125 129 131 135 139
Woord vooraf
Voor u ligt een bescheiden boekwerk, het resultaat van een klein jaar aan onderzoek naar de houding van leerkrachten ten aanzien van techniek en het onderwijs daarin. Het onderzoek is uitgevoerd door de Eindhoven School of Education, samen met IVA beleidsonderzoek en advies, en is mogelijk gemaakt door het Kortlopend Onderwijsonderzoek. De hoofdaanvrager van het onderzoek was Vonk, vereniging voor techniek in het primair onderwijs, en mede-aanvrager was Techniektalent.nu. De vraag die Vonk ons voorlegde is erg relevant: al jaren wordt van alles gedaan om techniek een betere plaats in het onderwijs te geven. Kosten noch moeite zijn gespaard om leraren te enthousiasmeren en te scholen, om materialen te ontwikkelen en om scholen te ondersteunen bij het vormgeven van onderwijs in techniek. Maar hoe staat het er eigenlijk voor? Hoe denkt de gemiddelde leraar over onderwijs in techniek? Is hij of zij het belangrijker gaan vinden, gemakkelijker, en leuker? En wat kunnen wij en andere ‘externe’ aanbieders doen om leraren in hun behoeften te ondersteunen? Dit onderzoeksverslag beschrijft hoe wij met deze vragen aan de slag zijn gegaan. Na enkele interviews construeerden we een (uiteindelijk toch behoorlijk lange) vragenlijst waarmee we de meningen van directeuren en leraren in het hele land hebben verzameld. Onze bevindingen hebben we hier beschreven, kort en bondig voor de lezer die overzicht wil krijgen, en met de mogelijkheid om dieper te graven voor wie echt wil weten hoe het zit. In de bijlage staan de instrumenten die we hebben gebruikt, zodat anderen op dit onderzoek kunnen voortborduren. Want hoewel we veel hebben geleerd, vragen zullen er altijd blijven. Graag bedanken we alle mensen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt, als respondent, als kritische tegenlezer, als expert of als opdrachtgever. We hopen dat we jullie bijdragen recht hebben gedaan. Veel leesplezier, Martina van Uum Marian Kat-de Jong
5
Samenvatting
In dit onderzoek staat de houding van leraren en directeuren in het primair onderwijs ten aanzien van onderwijs in techniek centraal. Een vrij nieuw vakgebied als onderwijs in techniek heeft namelijk alleen kans van slagen als leraren en directeuren er voldoende positief tegenover staan. Onderwijs in techniek is in Nederland sinds 1998 een onderdeel van de kerndoelen van het primair onderwijs. Bovendien is er via verschillende beleidsmaatregelen gewerkt aan zowel de kwaliteit van de lessen als het vergroten van aandeel van onderwijs in techniek in het primair onderwijs. Maar hoe staat het er nu voor? In dit onderzoek is de vraag aan de orde wat de houding is van leraren en directeuren in het primair onderwijs ten aanzien van onderwijs in techniek en op welke wijze deze te beïnvloeden is. Nagegaan is welke opvattingen leraren en directeuren hebben ten aanzien van techniek in het algemeen en van onderwijs in techniek in het bijzonder. Ook is onderzocht welke invloed activiteiten en initiatieven hebben op de houding van leraren en in welke mate andere componenten een rol spelen bij (het invoeren van) onderwijs in techniek. Het uiteindelijke doel is het komen tot aanbevelingen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek positief te beïnvloeden. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van interviews en een online vragenlijst. De interviews zijn gebruikt om de vragenlijst te construeren en zijn afgenomen bij drie directeuren en drie leraren die ook techniekcoördinator zijn. De vragenlijst is digitaal afgenomen bij 17 directeuren die ook techniekcoördinator zijn en 154 directeuren dat niet zijn, 62 leraren die techniekcoördinator zijn en 255 leraren die dat niet zijn. In het onderzoek zijn telkens deze vier groepen onderscheiden. Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat de houding ten aanzien van techniek in het algemeen en van onderwijs in techniek voor alle groepen respondenten minimaal in redelijke mate positief is. (Onderwijs in) techniek wordt belangrijk, niet te moeilijk en in redelijke mate leuk gevonden. Respondenten hebben voldoende vertrouwen in hun eigen technische vaardigheden en zijn redelijk bereid om tijd en moeite te investeren in onderwijs in techniek. Leraren die geen techniekcoördinator zijn, behalen wel lagere gemiddelde scores dan leraren die wel techniekcoördinator zijn. De houding ten aanzien van (onderwijs in) techniek hoeft dan ook geen belemmering te vormen bij het
7
geven van onderwijs in techniek. Zowel directeuren als leraren zijn echter veel minder van plan om meer onderwijs in techniek te (laten) geven of (leraren) er zich verder in te laten professionaliseren. Met de houding zit het dus wel goed, met het gedrag nog niet. Techniekcoördinatoren (directeur of leraar) maken op school vaker gebruik van (externe) activiteiten en initiatieven ten aanzien van onderwijs in techniek. Het populairst zijn materialen voor onderwijs in techniek, bedrijfsbezoeken, gastlessen/science shows en excursies. Van de verschillende activiteiten die in dit onderzoek aan de orde komen, blijken eenmalige trainingen en meerdaagse professionaliseringstrajecten het meest van (positieve) invloed op de houding (en met name ook het gedrag) van leraren en directeuren. Hier wordt echter minder vaak aan deelgenomen. Een paradox: leraren hebben baat bij professionalisering, zowel qua houding als qua gedrag, maar maken hiervan het minst gebruik en zijn bovendien niet voornemens zich verder te professionaliseren op onderwijs in techniek. Techniekcoördinatoren dichten zichzelf en hun collega’s meer kennis en vaardigheden toe dan leraren die geen techniekcoördinator zijn. Die vinden onderwijs in techniek ook moeilijker en hebben minder zelfvertrouwen. Een tweede argument waarom professionalisering voor deze groep belangrijk is. Ook succeservaringen, het zelf uitvoeren van onderwijs in techniek, zorgt voor een positieve invloed op de houding van leraren. Betaalbare activiteiten kunnen hier zeker in belangrijke mate aan bijdragen. De techniekcoördinator speelt wel een belangrijke rol in de school, maar ook een kwetsbare. Op scholen zonder techniekcoördinator komen sommige taken ten aanzien van onderwijs in techniek te vervallen of zijn nooit ergens belegd. Tijd, geld en ruimte voor onderwijs in techniek zijn er te weinig, beargumenteert men. Maar het is de vraag of dat de oorzaak is voor het niet kiezen voor meer onderwijs en professionalisering in techniek, of het gevolg daarvan.
8
1
Inleiding
In Nederland zijn vanaf 1993 diverse grootschalige projecten voor de stimulering, verbreding en invoering van techniek in het primair onderwijs (PO) uitgevoerd. Vanaf 1998 is techniek als verplicht onderdeel opgenomen in de kerndoelen voor het primair onderwijs. Ondanks een aantal scholen dat zich hiervoor sterk en enthousiast inzet, zijn voor techniek in het PO toch niet die vorderingen gemaakt die gewenst zijn en verwacht mogen worden. Nog steeds is sprake van een meer ad-hoc dan geïntegreerde en meer incidentele dan longitudinale aanpak in het PO. Structurele aandacht voor techniek in het curriculum voor leerlingen, in alle groepen van het basisonderwijs, ontbreekt. Als reden daarvoor benoemt men vaak een afhoudende houding en een weinig flexibel handelingsrepertoire van leraren wat betreft techniek gerelateerde thema’s in de les. De vraag of en hoe deze positief te beïnvloeden is wordt zeer veelvormig gedefinieerd, aangepakt en opgelost door de vele partijen die zich met stimulering en invoering bezig houden, waaronder de aanvrager van dit onderzoek, de vereniging voor techniek in het primair onderwijs, VONK. Veel van het bestaande onderzoek dat deze positieve beïnvloeding behandelt, richt zich op de attitudes van leraren ten aanzien van en opvattingen over techniek in het basisonderwijs. De vraag welke interventies en initiatieven (landelijk en lokaal) bij leraren bekend zijn en welk effect deze interventies en initiatieven hebben op de opvattingen en attitudes hebben is niet (of op zeer kleine schaal en op specifieke organisaties gericht) onderzocht. Ook is vrij weinig bekend ten aanzien van hoe schoolleidingen en techniekcoördinatoren aankijken tegen techniekonderwijs op hun school en hun rol daarbij en welk beeld zij hebben van de attitudes en lespraktijk van hun (collega) leraren. Met dit onderzoek hebben we in aanvulling op het bestaande onderzoek geprobeerd op die vragen een antwoord te geven. Het doel dat daarbij voor ogen stond was het doen van concrete voorstellen om leraren nog beter te bereiken en te ondersteunen ten aanzien van het vormgeven en uitvoeren van onderwijs in techniek.
9
2
Onderwijs in techniek: het kader
2.1
Inleiding
Er is op het gebied van de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in (wetenschap en) techniek1 al veel onderzoek uitgevoerd. Veel van deze onderzoeken behandelen de houding (of attitude) van leraren en hoe deze zich ontwikkelt. Voordat we onze onderzoeksopzet toelichten, zetten we in dit hoofdstuk bondig uiteen wat al bekend is over deze attitude ten aanzien van onderwijs in techniek. Vervolgens gaan we in op wat nog niet bekend is en waar de focus ligt van dit onderzoek. Tot slot zetten we uiteen welke kennis we daarbij gebruiken.
2.2
Attitudeverandering: wat weten we al?
Walma van der Molen, De Lange & Kok (2009) onderscheiden binnen het begrip attitude drie verschillende componenten: cognitieve, affectieve en gedragsmatige attitude. De cognitieve attitude ten aanzien van techniek bestaat uit opvattingen van techniek (denkbeelden, bijvoorbeeld ‘techniek gaat over computers en fietsen’) en opvattingen over techniek (beeldvorming, bijvoorbeeld ‘techniek is heel moeilijk en alleen voor jongens’). De affectieve attitude bestaat uit gevoelens die iemand heeft bij een onderwerp (in dit geval techniek), zoals ‘techniek is leuk’. De gedragsmatige component bestaat uit gedrag(sintenties) als ‘ik wil me verder professionaliseren in onderwijs in techniek’. Vaak wordt ook aandacht besteed aan het zelfvertrouwen (of self-efficacy, een term die meer inhoudt dan alleen zelfvertrouwen maar eerder een maat is van het vertrouwen dat iemand heeft in het met goed gevolg kunnen uitvoeren van een activiteit) (Rohaan, Taconis & Jochems, 2008). Hoe staat het met de attitude van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek? Niet zo best, volgens sommigen. In zijn lezing ter installatie van het lectoraat ‘Science en techniekeducatie in het primair onderwijs’ (Fontys Pabo Limburg) vat Van Keulen (2009) de uitkomsten van onderzoek naar attitudes en opvattingen als volgt samen 1
NB: In dit onderzoek hebben we op verzoek van de aanvrager VONK uitsluitend gesproken over onderwijs in techniek. We beschouwen dit als verschillend van techniekonderwijs, of technisch onderwijs, dat niet binnen het algemeen vormend of basisonderwijs wordt verzorgd, maar in opleidingen die specifiek op de technische beroepspraktijk zijn geënt.
11
(p22): ‘Veel onderzoek, ook internationaal, laat zien dat leraren geen positieve attitude hebben wat betreft wetenschap en techniek. Het beeld is dat leraren en pabostudenten hierover weinig kennis hebben, het ook niet leuk vinden, en hun eigen bekwaamheid om erin les te geven laag inschatten.” Maar er zijn ook andere geluiden. Recent onderzoek in de regio Eindhoven (zie Van Cuijck, Van Keulen & Jochems, 2009) laat een ander beeld zien, namelijk een van meer belangstelling en hoger zelfvertrouwen. Van Cuijck en collega’s concluderen uit interviews onder leraren dat leraren positief staan tegenover onderwijs in techniek, vooral vanwege enthousiasme bij leerlingen. Zij noemen echter ook een aantal knelpunten waar leraren tegenaan lopen, of die een rol spelen bij hun terughoudendheid ten aanzien van onderwijs in techniek. Er is dus wel degelijk een kentering zichtbaar, er zijn steeds meer leraren die positiever staan tegenover onderwijs in techniek. Datzelfde is zichtbaar op de lerarenopleidingen, steeds meer pabo’s besteden structureel aandacht aan onderwijs in techniek, zo concluderen Kat en Van der Neut (2010). In 2010 voerden zij een monitor uit naar de stand van zaken betreffende het aandeel wetenschap en techniek in het curriculum van de pabo, waarin aan techniekcoördinatoren, docenten en studenten is gevraagd wat hun opvatting was over wetenschap en techniek en welke rol het in het onderwijs zou moeten hebben (bijvoorbeeld: geïntegreerd met andere vakken of juist apart). De resultaten zijn vergeleken met de situatie van vijf jaar eerder (Vermaas et al. 2005), en wijzen erop dat er een verdubbeling heeft plaatsgevonden van het aantal pabo’s dat er expliciet een visie op onderwijs in (wetenschap en) techniek op na houdt. Techniek heeft ook vaker een vaste plaats in het curriculum van de pabo, al is men onzeker over het competentieniveau van pabo-docenten op dit vlak. Er is in die vijf jaar dus wel aan de weg getimmerd, maar heeft deze groeiende aandacht voor techniek ook al zijn weerslag op de praktijk gekregen?
2.3
Wat weten we nog niet over attitudeverandering ?
Veel van de bestaande onderzoeken worden uitgevoerd in de context van een specifieke activiteit of stimuleringsmaatregel, en zodoende bevinden zich onder de respondenten verhoudingsgewijs wellicht meer ‘voorlopende’ leraren, leraren die zich meer aangetrokken voelen tot techniek(onderwijs) dan veel van hun collega’s. In dit onderzoek zijn daarom niet alleen deze voorlopers betrokken, maar ook hun (wellicht wat meer terughoudende) collega’s.
12
Opvallend is tevens dat weinig onderzoeken zich richten op het relatieve belang van techniek ten opzichte van andere vakken (taal, rekenen, wereldoriëntatie, etc.), dan wel de verbinding aan of integratie met deze vakken. Ook valt op dat de onderzoeken zich sterk richten op leraren en dat de rol van schoolleiders en techniekcoördinatoren onderbelicht blijft. Het valt te verwachten dat de attitude en het gedrag van leraren ten aanzien van techniek niet alleen afhankelijk is van externe activiteiten, maar ook van het beleid van de school en de rol van de schoolleider en de techniekcoördinator. Tot slot is het zo dat in onderzoeken alleen wordt gekeken naar wat er binnen de school door leraren zelf wordt ondernomen wanneer het gaat over onderwijs in techniek. Juist het domein techniek leent zich echter voor externe inbreng in de klas, in de vorm van gastlessen, workshops, bedrijfsbezoeken of een bezoek aan een Science Center als NEMO. In de afgelopen jaren zijn talloze initiatieven ontplooid waarmee allerlei organisaties hun diensten op meer of minder professionele wijze aanbieden aan scholen. Systematische gegevens zijn hierover niet beschikbaar. Kortom: het gaat er in het hier beschreven onderzoek om te achterhalen wat de houding is van leraren en schoolleiders ten aanzien van onderwijs in techniek, welke activiteiten, initiatieven en andere componenten (bijvoorbeeld de rol van de directie of techniekcoördinator) van invloed zijn op het positief beïnvloeden van deze houding en om tot aanbevelingen te komen om dit te bewerkstelligen.
2.4
Componenten die van invloed zijn op attitude
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van kennis over verschillende componenten die van invloed zouden kunnen zijn op de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek. Sommige liggen voor de hand, zoals de inschatting van eigen kennis en vaardigheden op het gebied van (onderwijs in) techniek. Maar we beschouwen de invoering van onderwijs in techniek op school ook als een innovatie van het onderwijs: het gaat immers niet alleen om het behandelen van nieuwe inhouden, maar ook om het veranderen van de wijze waarop het onderwijs wordt voorbereid en uitgevoerd (bijvoorbeeld als het gaat om onderzoekend en ontdekkend leren). Hoe met deze innovatie wordt omgegaan, is naar verwachting ook van invloed op de houding en het gedrag van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek. In deze paragraaf komen deze componenten aan bod. In hoofdstuk 3 gaan we in op de onderzoeksvragen van dit onderzoek en in hoofdstuk 4 (werkwijze) wordt de constructie van de vragenlijst in meer detail beschreven.
13
2.4.1 Kennis en vaardigheden Naast attitude zijn ook kennis en vaardigheden van belang bij het geven van onderwijs in techniek. Hier wordt een onderscheid gemaakt naar kennis van en over techniek en kennis ten behoeve van het onderwijzen van techniek. Immers, het feit dat een leraar zelf kennis heeft van constructies, overbrengingen of de ontwerpcyclus, houdt nog niet in dat hij of zij het ook goed kan inbedden in het onderwijs. Rohaan, Taconis & Jochems (2008) maken hierbij het onderscheid tussen Subject Matter Knowledge (kennis van en kennis over techniek) en Pedagogical Content Knowledge. Deze PCK heeft als elementen kennis over het concept van techniek zoals dat bij leerlingen bestaat en kennis over pre- en misconcepties van leerlingen gerelateerd aan techniek, kennis van pedagogische benaderingen en onderwijsstrategieën ten aanzien van techniek en kennis over de essentie en het doel van onderwijs in techniek. In dit onderzoek komt de inschatting van zowel de eigen kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijs in techniek aan bod als die van collega-leraren. 2.4.2 Initiatieven voor onderwijs in techniek van buiten de school In Nederland wordt veel georganiseerd en geïnvesteerd in het bevorderen van (vaak wetenschaps- en) techniekeducatie op basisscholen. Het gaat daarbij aan de ene kant om grote overheidsprogramma’s zoals Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB1 en VTB2), gefinancierd door het Platform Bèta Techniek. Aan de andere kant zijn er ook veel kleine en grote initiatieven die aan scholen worden aangeboden. Daarbij valt te denken aan zaken als lespakketten en projecten van de Stuurgroep Techniek (jaren ‘90), deelname aan clubs zoals Technika 10, Vereniging VONK, Ontdekhoek, Ontdekplek, Bastec. Maar ook kan men denken aan initiatieven vanuit de technische bedrijvensector of daarmee geassocieerde organisaties, of vanuit technische vervolgopleidingen. Voorbeelden daarvan zijn landelijke en regionale wedstrijden, projecten zoals OTIB (TechEd.nl, themaboekjes over toepassingen van techniek in en rond school zoals musical etc), C3 (Survivalgids voor leraren) en Bureau TOP (Techniekcoach). Deze activiteiten zijn overigens vaak gericht op een specifieke doelgroep (bijvoorbeeld meisjes). Al deze initiatieven proberen niet alleen de leerlingen, maar ook de leraren te verleiden tot interesse in techniek. Er is geen eerder integraal onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit en het bereik van deze initiatieven, maar duidelijk is dat het er veel zijn en dat de diversiteit groot is.
14
Er is weinig onderzoek naar de effectiviteit van op zich staande techniekactiviteiten in het basisonderwijs, een eerste poging is gedaan door Kat, Den Boer, De Graauw en Sentjens (2010) die de attitude van leerlingen voor en na deelname aan een activiteit (‘De Uitvinders’) hebben gemeten. Daaruit bleek dat de rol van de leraar erg belangrijk is voor de invloed die activiteiten als deze hebben op de attitude van de leerlingen. Pakt de leraar het goed aan (opdrachten bijvoorbeeld niet volgens een ‘kookboek’ afwerken, maar leerlingen zelf veel laten ontdekken zonder dat de uitkomst vast staat), dan ontwikkelt de leerling vaker een breder beeld van techniek en houdt deze er vaker minder stereotype denkbeelden op na. Dit onderzoek krijgt op het moment een vervolg. In dit onderzoek wordt leraren gevraagd naar hun mening over verschillende activiteiten en initiatieven, waarbij met name wordt ingegaan op de invloed van deze activiteiten en initiatieven op hun houding en gedrag. 2.4.3 Grenzen en grenservaringen Voor leraren die niet gewend zijn onderwijs in techniek te geven, en zich niet voldoende zeker voelen om dat te doen, is er heel wat nodig om hen over de streep te krijgen. De directie kan maar tot op zekere hoogte opleggen wat er in de klas moet gebeuren, en bovendien is de meest wenselijke situatie natuurlijk dat een leraar intrinsiek is gemotiveerd om onderwijs in techniek te geven. Maar wat maakt nu dat een leraar bereid is om over zijn of haar bezwaren heen te stappen en zich te laten overtuigen van het belang van onderwijs in techniek? Den Boer (2009) noemt dit grenservaringen: ervaringen die ‘de wereld even op zijn kop zetten’ en leiden tot een daadwerkelijk nieuw inzicht en daaruit voortvloeiend mogelijk nieuw gedrag. Zo’n grenservaring kan van alles zijn, van een bezoek aan een bedrijf, het ontvangen van een goede lessuggestie van een collega tot iets dat misschien wel helemaal niet in de klas of het onderwijs plaatsvindt, maar thuis, zoals het kijken naar een film of tv-programma. Een grenservaring leidt niet automatisch tot veranderd gedrag, daarvoor is het nodig dat enerzijds de emotie achter de ervaring wordt herkend en erkend (dit vind ik bijzonder, dit raakt mij) en dat anderzijds de emotie aan een concept wordt gekoppeld (wat me raakt aan onderwijs in techniek is het enthousiasme van leerlingen). Voor deze laatste stap kan contact met een ander (bijvoorbeeld een techniekcoördinator) die de ervaring benoemt en doorvraagt naar de emotie van belang zijn.
15
In dit onderzoek wordt kort gevraagd naar ervaringen van leraren en collega’s die ervoor hebben gezorgd dat hun houding ten aanzien van onderwijs in techniek veranderde. 2.4.4 Implementatie van innovaties In de afgelopen jaren is er een groeiende aandacht geweest voor het aanbieden van techniek in het basisonderwijs. In zekere zin kan dit beschouwd worden als het nastreven van een innovatie in het onderwijs, temeer omdat het doel ervan niet (alleen) is om meer onderwijs in het vak techniek te bewerkstelligen, maar dat daar meer dan eens ook het streven naar een andere onderwijsstrategie in de vorm van ontwerpend en onderzoekend leren aan toegevoegd werd. Ely (1990) en Fullan (2007) noemen belangrijke voorwaarden voor het realiseren van innovaties in het onderwijs: ontevredenheid over de status quo; voldoende kennis en vaardigheden; beschikbaarheid van bronnen (resources); beschikbaarheid van tijd; beloningen of prikkels; mogelijkheid tot deelname; commitment; leiderschap; gedeeld begrip (van het belang van de innovatie); een combinatie van een aanpak van bovenaf èn van onderaf. Specifiek bij het invoeren van onderwijs in techniek benoemen Van Cuijck, Van Keulen & Jochems (2009) een aantal mogelijke knelpunten: tekort aan materiaal (zowel lesmateriaal/methode als gebruiks- en verbruiksmateriaal); gebrek aan tijd (hoge werkdruk, programma te overladen); gebrek aan hulp van ouders; gebrek aan eigen kennis; gebrek aan ruimte die voor techniek ter beschikking staat ontbreken van een vakleraar techniek. In dit onderzoek wordt gevraagd of aan de hierboven genoemde voorwaarden voor het implementeren van innovaties wordt voldaan en in hoeverre er rekening gehouden wordt met mogelijke knelpunten bij het invoeren van onderwijs in techniek.
16
3
Onderzoeksvragen
3.1
Inleiding
De onderzoeksvraag zoals de aanvrager VONK deze in eerste instantie heeft geformuleerd luidde:
3.2
Wat is de houding van leraren (S)BO ten aanzien van onderwijs in techniek/technologie in het primair onderwijs en op welke wijze is deze te beïnvloeden? Wat is daarvoor de meest succesvolle invalshoek c. q. aanpak volgens de leraren en hun schoolleiders?
Uitwerking onderzoeksvragen
In navolging op het bovenstaande, en na overleg met de opdrachtgever, heeft dit tot de volgende, meer specifieke onderzoeksvragen geleid: 1) Welke opvatting over hun attitude ten aanzien van techniek/technologie en onderwijs in techniek dichten leraren, techniekcoördinatoren en directeuren in het (speciaal) basisonderwijs zichzelf en hun collega’s toe? 2) In hoeverre zijn leraren en directeuren (speciaal) basisonderwijs bekend met bestaande activiteiten en initiatieven ter ontplooiing en bevordering van (attitudes ten aanzien van) onderwijs in techniek? In hoeverre maken zij gebruik of hebben zij gebruik gemaakt van deze activiteiten? In hoeverre hebben deze activiteiten en initiatieven volgens hen effect (gehad)? 3) In hoeverre hebben andere componenten invloed op de attitude van leraren en directeuren ten aanzien van onderwijs in techniek, bijvoorbeeld componenten met betrekking tot het succesvol implementeren van een innovatie invloed? 4) Welke aanbevelingen hebben leraren en schoolleiders van het (speciaal) basisonderwijs ten aanzien van het bevorderen van positieve attitudes van (collega) leraren ten opzichte van het onderwijs in techniek? Welke mogelijkheden en knelpunten zien zij in dat opzicht?
17
4
Werkwijze
4.1
Inleiding
Om gegevens te verkrijgen waarmee de onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden, zijn vervolgens een interviewleidraad en een vragenlijst opgesteld en afgenomen bij respondenten van basisscholen.
4.2
Interviews
Om te komen tot een goede vragenlijst die grootschalig zou kunnen worden afgenomen bij leraren en directeuren in het primair onderwijs, zijn interviews gehouden met directeuren en techniekcoördinatoren van verschillende scholen. De informatie uit de interviews is gebruikt om de vragenlijst aan te scherpen. Respondenten Respondenten zijn geworven via eigen netwerken. In totaal zijn er zes interviews afgenomen, waarvan drie met directeuren en drie met techniekcoördinatoren (een profiel van elke respondent is opgenomen in hoofdstuk 5). Hierbij is bewust rekening gehouden met het al dan niet technisch georiënteerde karakter van de school en is bewust contact gezocht met scholen die wel en niet deel hebben genomen aan het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB). De interviews zijn telefonisch afgenomen, met uitzondering van één face-to-face gesprek. De tijdsduur varieerde van ongeveer een half uur tot anderhalf uur (afhankelijk van het aantal voorbeelden dat geïnterviewden gaven). Interviewleidraad Er is een semi-gestructureerde interviewleidraad opgesteld op basis van het eerder beschreven theoretisch kader. De interviewleidraad bestaat voor een groot deel uit open vragen, zodat de geïnterviewden de gang van zaken op hun school kunnen beschrijven. Daarnaast zijn er een aantal gesloten vragen opgesteld om na te gaan of bepaalde zaken wel of niet op school aanwezig zijn/gebruikelijk zijn. In het interview is eerst gevraagd naar algemene informatie over de geïnterviewde en de school waarop hij/zij werkzaam is. Daarna is gevraagd naar de houding (of
19
attitude) van de geïnterviewde (als basisschoolleraar of –directeur) en de houding van zijn/haar collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek. Vervolgens werd ingegaan op activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek die door landelijke en regionale organisaties verzorgd worden, zoals bedrijfsbezoeken, wedstrijden, lesmethodes en materialen voor onderwijs in techniek, excursies naar musea e. d. en workshops voor leraren. Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding van geïnterviewden ten aanzien van onderwijs in techniek zijn nagegaan via het vragen naar grenservaringen. Ook is gevraagd naar kenmerken van het implementeren van de onderwijsinnovatie. Bijvoorbeeld naar de rol van de directie bij het invoeren van onderwijs in techniek en de mate waarin leraren hierbij betrokken zijn. Tenslotte is gevraagd naar aanbevelingen om de attitude van leraren voor onderwijs in techniek positief te beinvloeden.
4.3
Vragenlijst
Op basis van het theoretisch kader, de interviewleidraad en de verkregen kwalitatieve informatie in de interviews is een vragenlijst samengesteld. De vragenlijst bevat dezelfde secties of onderdelen als de interviewleidraad. De subvragen per onderdeel zijn meer uitgebreid en vaker gesloten van aard dan in de interviewleidraad. Respondenten Respondenten zijn geworven via een onderzoeksbureau en via een oproep door VONK aan het eigen ledenbestand. In totaal zijn er 492 respondenten geworven waarvan 318 leraren en 174 directeuren. Hiervan zijn via de oproep onder de eigen leden door VONK 55 respondenten verkregen waarvan 47 leraren en 8 directeuren basisonderwijs. Er hebben iets meer vrouwen (59%) deelgenomen aan de vragenlijst dan mannen (41%). De meeste respondenten zijn werkzaam binnen het regulier basisonderwijs (96%). De respondenten zijn redelijk gelijkmatig verdeeld over het aantal jaar dat ze werkzaam zijn in het basisonderwijs: respondenten werken maximaal 10 jaar (21%), 11 tot en met 20 jaar (23%), 21 tot en met 30 jaar (20%), 31 tot en met 40 jaar (30%) of meer dan 40 jaar (6%) in het basisonderwijs.
20
De respondenten bestaan uit leraren en directeuren. De leraren (n=318) hebben aangevinkt in welke groepen ze de afgelopen twee jaar gewerkt hebben (het was mogelijk om meerdere antwoordmogelijkheden te kiezen). De leraren zijn redelijk gelijkmatig verdeeld over de verschillende groepen. Groep 1: 20%, groep 2: 22%, groep 3: 22%, groep 4: 23%, groep 5: 31%, groep 6: 31%, groep 7: 35%, groep 8: 33%. Vragenlijst De opgestelde vragenlijst is digitaal afgenomen. De lijst bestaat vooral uit gesloten vragen met vijfpunt Likert schalen waaruit gekozen kan worden. Bij het stellen van bijvoorbeeld de vraag: ‘Vindt u techniek belangrijk?’ zijn de keuzeopties: niet – in geringe mate – in redelijke mate – in grote mate – in zeer grote mate. In veel gevallen wordt daarbij ook de keuzemogelijkheid ‘weet ik niet’ gegeven. Bij enkele vragen wordt na de gesloten vraag om een toelichting gevraagd of wordt een open vraag gesteld. De vragenlijst bestaat uit vijf secties of onderdelen: I. Algemene informatie A. informatie met betrekking tot de school en functie B. informatie met betrekking tot onderwijs in techniek op de school II. Professionele houding van leraren ten opzichte van techniek III. Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek IV. Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van techniek V. Aanbevelingen om de houding van leraren te versterken I. Algemene informatie: Het subonderdeel A bevat onder mee vragen over de functie van de respondent (directeur of leraar basisonderwijs), het aantal jaar dat de respondent werkzaam is in het basisonderwijs en de groepen waarin de respondent de afgelopen twee schooljaren werkzaam was. In het subonderdeel B wordt gevraagd naar informatie over onderwijs in techniek op de school waar de respondent werkzaam is. Dit subonderdeel bevat bijvoorbeeld vragen over het al dan niet lesgeven in techniek door de respondent, de huidige plaats van techniek in het curriculum op de school, de aanwezigheid van een techniekcoördinator en deelname aan professionaliseringsprogramma’s voor onderwijs in techniek.
21
II. Professionele houding van leraren ten opzichte van (onderwijs in) techniek: In dit onderdeel worden vragen gesteld over de houding van de respondent ten aanzien van techniek (in het algemeen) en van onderwijs in techniek. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd of de respondent techniek (en onderwijs in techniek) belangrijk/moeilijk/interessant/leuk vindt. Via beantwoording van dezelfde vragen wordt de respondent gevraagd om een inschatting te maken van de houding van zijn/haar collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek. III. Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek: Na inventarisatie van activiteiten en initiatieven in Nederland ten aanzien van onderwijs in techniek zijn deze door ons in categorieën verdeeld. Het gaat om de volgende categorieën: bedrijfsbezoeken; excursies; gastlessen of science shows; wedstrijden; lesmethodes voor onderwijs in techniek; materialen voor onderwijs in techniek; kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt; websites en/of vakbladen met lesideeën; het organiseren van een project- of themaperiode; een eenmalige training of workshop van een dag of dagdeel; een meerdaags professionaliseringstraject. De respondenten beantwoorden per categorie of ze met de activiteiten/initiatieven bekend zijn en of ze er op hun school gebruik van maken. Daarna wordt gevraagd of de activiteiten/initiatieven waar op school gebruik van wordt gemaakt een invloed hebben op de eigen houding van de respondent ten aanzien van onderwijs in techniek. Voor de drie activiteiten die de meeste invloed hebben op veranderingen in houding is nagegaan welke invloed de activiteit/het initiatief precies heeft. Er wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld: ‘Bent u als gevolg van de bedrijfsbezoeken het geven van onderwijs in techniek belangrijker/gemakkelijker/leuker gaan vinden?’ IV. Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek: Bij dit onderdeel worden respondenten gevraagd om vragen te beantwoorden over hun eigen technische vaardigheden en vakinhoudelijke en vakspecifieke pedagogisch didactische kennis en vaardigheden ten aanzien van onderwijs in techniek.
22
Ook wordt gevraagd om een inschatting te maken van de kennis en vaardigheden van collega’s op dit gebied. Om na te gaan of er specifieke momenten zijn waarbij respondenten voorheen niet enthousiast waren, maar dat naderhand wel zijn, wordt aan respondenten gevraagd om een beschrijving van deze momenten te geven. Aan het eind van dit onderdeel wordt ingegaan op de implementatie van onderwijs in techniek op school. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd welke rol de directeur en de techniekcoördinator spelen bij de invoering en of de leraren daarbij betrokken worden. Ook wordt gevraagd of er een gemeenschappelijke visie is over onderwijs in techniek. En er wordt nagegaan of bepaalde zaken volgens de respondent voldoende aanwezig zijn op school, zoals methodes, gebruiks- of verbruiksmaterialen en een fysieke ruimte die voor onderwijs in techniek ter beschikking staat. Tot slot wordt de respondent gevraagd om een rapportcijfer te geven voor onderwijs in techniek op de eigen school en om dit cijfer toe te lichten. V. Aanbevelingen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te versterken: In dit laatste onderdeel van de vragenlijst kan de respondent via het beantwoorden van open vragen weergeven welke aanbevelingen hij/zij heeft voor scholen en voor externen (zoals aanbieders van techniekactiviteiten en educatieve uitgevers) om de houding van leraren voor onderwijs in techniek te verbeteren.
23
5
Bevindingen uit de interviews
5.1
Inleiding
Ter ondersteuning bij het ontwikkelen van de vragenlijst zijn interviews gehouden met drie leraren die de functie van techniekcoördinator op hun school vervullen en drie directeuren. Met deze geïnterviewden is gesproken over hun houding ten aanzien van techniek en die van hun collega’s, over de invulling van onderwijs in techniek op hun school en over hun bekendheid met en deelname aan verschillende activiteiten op het gebied van techniek in het primair onderwijs. Hun verhalen zijn verschillend: voor sommigen hoort techniek er helemaal bij op de basisschool, voor een ander is het een opgedrongen thema dat ‘er aan de haren bijgesleept is’. In dit hoofdstuk wordt hun verhaal beknopt weergegeven. Het hoofdstuk start met een anonieme schets van de zes geïnterviewden, waarna een aantal punten op een rij worden gezet die opvallen wanneer de interviews naast elkaar worden gelegd. Op basis van dit hoofdstuk worden geen afzonderlijke conclusies en aanbevelingen geformuleerd, omdat het aantal respondenten daarvoor te klein wordt geacht.
5.2
Geïnterviewden
Techniekcoördinator A: ‘In eerste instantie was er een hoop weerstand’. Er is een vrouwelijke leraar geïnterviewd die tien jaar als leraar werkzaam is en een jaar als techniekcoördinator. Gedurende haar hele loopbaan als leraar heeft ze onderwijs in techniek gegeven. Ze heeft in 2010 het scholingstraject van VTB-pro gevolgd waarbij ze met leraren van andere basisscholen zes dagdelen en evenzoveel studietijd besteedde aan professionalisering ten aanzien van onderwijs in wetenschap en techniek. Daarna heeft ze een start gemaakt met de invoering van onderwijs in techniek op de basisschool waar ze werkzaam is. Eerst veel weerstand van haar collega’s om onderwijs in techniek in te voeren. Leraren hadden het gevoel dat er weer iets bij kwam en dat hier geen tijd voor was. Toen de directie het oplegde, moesten ze er wel mee aan de slag. Door gebruik te maken van een circuitvorm, door leraren te informeren en door ze te laten ervaren dat ook jonge kinderen zelfstandig aan projecten kunnen werken, durfden ze steeds meer en werden ze enthousiast. Op dit moment wordt techniek
25
in alle klassen structureel (eens per week) aangeboden tijdens het zelfstandig werken. Via een circuitvorm werken de kinderen in verschillende groepen gedurende twee uur aan vier verschillende vakken, waaronder techniek. Techniekcoördinator B: ‘Je moet door de bomen het bos wel blijven zien.’ Er is een mannelijke leraar geïnterviewd die bijna veertig jaar als leraar werkzaam is en sinds vijftien jaar als techniekcoördinator. Hij heeft in het jaar 2000 de VTB1 cursus gevolgd en is daarna samen met een collega leskisten voor kinderen gaan maken (zowel voor onderbouw, middenbouw als bovenbouw). Omdat hij zo enthousiast is over onderwijs in techniek heeft hij er veel vrije uren in gestoken. Na verloop van tijd is er een techniekcommissie opgericht waarvan verschillende leraren en onderwijsassistenten lid zijn. Eén van de onderwijsassistenten heeft in 2010 het scholingstraject VTB-pro gevolgd. Onderwijs in techniek op deze school is onderdeel van het groepsoverstijgend werk waarbij kinderen een middag per week kunnen kiezen uit verschillende vakken, waaronder techniek. Ook werken kinderen aan projecten waarbij ze techniek kunnen gebruiken. Op dit moment wordt het technieklokaal heringericht en wordt er een laboratorium aan toegevoegd. Ook zal er een technotheek worden ingericht waar leraren informatie over onderwijs in techniek kunnen verkrijgen. Techniekcoördinator C: ‘Als leerkracht hoef je niet het kant-en-klare antwoord te geven.’ De derde geïnterviewde leraar is eveneens een vrouw, die sinds acht jaar een vaste aanstelling heeft op de betreffende school (maar al veel langer in het onderwijs werkzaam is). Sinds zes jaar is ze (inmiddels samen met een collega) techniekcoördinator. Daarnaast is ze ook begeleider van leerlingen met een ‘rugzakje’; ze heeft op dit moment geen vaste groep waarin ze als leraar lesgeeft. De school waar ze werkt heeft deelgenomen aan het VTB-programma. Ze is erg enthousiast geworden tijdens de voor VTB verplichte cursus voor techniekcoördinatoren en vindt dat techniek heel goed past in het karakter van de school en de omgeving waar deze staat. Het liefste ziet ze dat techniek in alle andere vakken wordt geïntegreerd. De school doet actief mee aan allerlei projecten en heeft zelf elektriciteitskasten ontwikkeld en betrekt ook de omgeving bij het onderwijs in techniek. De techniekcoördinator wordt geïnspireerd en gesteund door de directeur van de school, uit wiens enthousiasme het initiatief om een aanvraag voor VTB in te dienen voort kwam. Een gezamenlijke droom van de directeur en de techniekcoördinatoren op deze school is het inrichten van een speciale ruimte voor onderwijs in techniek.
26
Directeur A: ‘Techniek heeft een belangrijke plaats op deze school.’ Er is een mannelijke basisschooldirecteur geïnterviewd die sinds tien jaar in deze functie op de betreffende basisschool werkzaam is. Naar aanleiding van onder meer een kunstproject wilde het team meer productgericht werken en bijvoorbeeld excursies koppelen aan een doel. Ook wilden ze inspelen op verschillende talenten van kinderen vanwege de diversiteit in de leerlingenpopulatie op de school. Door gebruik te maken van de VTB subsidie en deelname van twee leraren aan het VTB-pro scholingstraject heeft de school een belangrijke impuls gekregen om met techniek aan de slag te gaan. De twee leraren (één uit de onderbouw en één uit de bovenbouw) zijn aangesteld als techniekcoördinator. Zij nemen deel aan conferenties, houden het team van leraren op de hoogte en hebben gezamenlijk en in samenspraak met de rest van het team een beleidslijn ontwikkeld. In de onderbouw is er rondom techniek een eigen leerlijn gecreeerd. In de middenbouw en bovenbouw worden er per week twee technieklessen van elk drie kwartier gegeven, waarvan één methodeles en één les met praktische techniekactiviteiten. Deze directeur vindt het belangrijk dat er een gemeenschappelijke visie is. Leraren worden enthousiast door zelf eigenaar te zijn van het proces en zelf beleid te maken ten aanzien van onderwijs in techniek. Directeur B: ‘Techniek is er met de haren bijgesleept’ De tweede directeur die is geïnterviewd is anderhalf jaar als directeur werkzaam op de betreffende basisschool. Hij zit echter al 26 jaar ‘in het vak’. Techniek is voor deze directeur een onderdeel van het vak Natuur en verdient niet per se extra aandacht. De basisvaardigheden rekenen, taal en lezen zijn volgens hem belangrijker dan techniek en bovendien is het lastig om onderwijs in techniek te organiseren (dat geldt ook voor Natuuronderwijs in het algemeen). De school heeft op het moment ook geen techniekcoördinator, omdat er geen interesse is in het team. Directeur C: ‘Techniek voor de beter lerende kinderen’ Ook op de school van de derde geïnterviewde directeur (in de functie van adjunctdirecteur verantwoordelijk voor onderwijsinhoud) is geen techniekcoördinator actief. Die was er wel, maar is met pensioen gegaan. Deze directeur werkt al bijna veertig jaar op dezelfde school, en is adjunct-directeur sinds bijna dertig jaar. Met deze directeur gaat het gesprek niet zo zeer over techniek, als wel over de eisen die de maatschappij aan het onderwijs stelt. Voor hem is het simpel: als we als maatschappij techniek zo’n belangrijk thema vinden, dan moet dit ook formeel in het onderwijs worden ingebed. Dat betekent dat er een visie moet zijn op techniek in het onderwijs, dat er goed uitgewerkte kerndoelen moeten zijn, en dat de inspectie techniek specifiek in haar beoordelingen meeneemt. Alleen dan is de keuze van een school om techniek ste-
27
vig neer te zetten goed te verantwoorden. Overigens gebeurt er op deze school van deze adjunct-directeur wel het één en ander aan techniek. De beter presterende leerlingen krijgen bijvoorbeeld extra techniekopdrachten geboden en er wordt regelmatig gebruik gemaakt van activiteiten van buiten. De directeur ziet dit echter als teveel ad-hoc georganiseerd en niet ingebed in het onderwijsprogramma van de school.
5.3
Resultaten
Onderwijs in techniek op school Vijf van de zes scholen hebben ‘iets op papier staan’ over onderwijs in techniek. Soms staat onderwijs in techniek in het beleids- of schoolplan beschreven en een enkele keer is er een apart beleidsplan voor onderwijs in techniek gemaakt. Twee directeuren verwijzen voor de definitie van onderwijs in techniek direct naar de kerndoelen. De techniekcoördinatoren geven bredere omschrijvingen, waarbij het opvalt dat er twee vooral op construeren en constructie zijn gericht. Twee van de zes geïnterviewden geven aan dat er geen techniekcoördinator (meer) aanwezig is op de school. Op de andere scholen is dit wel het geval. Wel valt op dat continuering van de functie van techniekcoördinator nog wel eens een probleem lijkt te zijn: op drie van de zes scholen zijn er problemen bij het invullen van de functie als gevolg van ziekte of pensioenovergang (waarna er geen andere gegadigden te vinden zijn). De functie van techniekcoördinator lijkt daarmee erg afhankelijk van individuele motivatie. Bij de techniekcoördinatoren is (zoals was te verwachten) te zien dat VTB een duidelijke invloed heeft gespeeld bij het implementeren van onderwijs in techniek in het programma van de school. Eén van de directeuren wil doelgericht werken door op de talenten van kinderen in te spelen, een ander heeft het ook over doelgericht werken maar spreekt dan over de kerndoelen. De derde directeur heeft er geen behoefte aan om techniek in het onderwijs een plaats te geven. Op vier van de zes scholen krijgt techniek wekelijks aandacht in het onderwijsprogramma. Op één school is dat maandelijks en op een andere school alleen incidenteel. Op de helft van de scholen wordt een methode gehanteerd (tweemaal is dit Natuniek en eenmaal Naut). Op één school komt onderwijs in techniek in de vorm van projecten aan bod en op twee andere scholen is er regelmatig een specifiek lesonderdeel aan gewijd (bijvoorbeeld een lescarrousel).
28
Houding ten aanzien van onderwijs in techniek Voor twee van de geïnterviewden (beide directeur) hoeft onderwijs in techniek niet per se in het basisprogramma van de school opgenomen te zijn. Twee anderen (één directeur en een techniekcoördinator) vinden het juist een belangrijk onderdeel van het curriculum. De andere twee techniekcoördinatoren vinden onderwijs in techniek vooral heel erg leuk en beleven er veel plezier aan. Ten aanzien van de houding van hun collega’s is het beeld wisselend. Twee geïnterviewden geven aan dat het erg van belang is dat collega’s blijvend gestimuleerd worden met impulsen om aan de gang te blijven met onderwijs in techniek. Anderen geven aan dat collega’s onderwijs in techniek lastig te organiseren vinden of dat collega’s nu juist wel enthousiast zijn ondanks aanvankelijke weerstand. Een techniekcoördinator vult aan dat onderwijs in techniek voor collega’s niet moeilijk is wanneer ze een goede methode kunnen volgen. Effecten en opbrengsten van onderwijs in techniek Twee geïnterviewden vinden niet dat onderwijs in techniek iets toevoegt. Volgens een directeur zorgt het zelfs ‘hooguit voor een schuldgevoel onder de leraren die de Techniektorens in de aula zien staan en vinden dat ze er iets mee moeten doen’. De anderen zien wel effecten, maar die zijn verschillend. Zo vindt een directeur dat onderwijs in techniek het verbinden van vakgebieden mogelijk maakt en heeft een techniekcoördinator de indruk dat er meer leerlingen kiezen voor een vervolgopleiding in de techniek. Een ander vindt dat leerlingen in elk geval meer leren over techniek. Twee geïnterviewden geven aan dat de inzet van de techniekcoördinator(en) ervoor heeft gezorgd dat leraren bijzonder enthousiast zijn geworden voor onderwijs in techniek en dat er echt een verandering in het onderwijs heeft plaatsgevonden. Twee anderen vinden ook dat dit is gebeurd, maar schrijven dit effect meer toe aan het zelf ervaren van onderwijs in techniek. Activiteiten van buiten De Techniekcoaches van bureau TOP zijn bij veel scholen bekend, vijf van de zes geinterviewden geven aan hiervan gebruik te maken of te hebben gemaakt. Ook beschikken vijf scholen over constructiematerialen en voeren vier scholen wel eens bedrijfsbezoeken uit of ondernemen excursies naar science centra (dit zijn de scholen die ook aan VTB hebben deelgenomen). Twee scholen hebben zelf materialen ontwikkeld, al dan niet met hulp van buiten. Andere genoemde activiteiten zijn boeken over techniek
29
in de bibliotheek zetten, congressen bijwonen, inzetten van specifieke methodes en professionaliseringsactiviteiten. Op basis waarvan wordt gekozen voor een specifieke activiteit? Alle geïnterviewden geven aan dat er van alles binnenkomt aan folders en verzoeken; twee van de scholen maken hier een bewuste inhoudelijke keuze uit. Bij één geïnterviewde spelen de kosten een rol en op twee van de scholen is het van toeval of willekeur afhankelijk welke activiteiten worden ondernomen. Verandert er iets aan de houding van de leraren als er aan activiteiten wordt deelgenomen? In twee gevallen geeft de geïnterviewde aan dat collega’s wel degelijk worden geïnspireerd (in beide gevallen wordt hier over de inzet van Techniekcoaches gesproken). Drie geïnterviewden zeggen dat collega’s deelname aan activiteiten of de inzet van materialen van buiten wel als positief ervaren, maar dat ze niet direct actie ondernemen om er iets mee te doen. Eén van de directeuren ziet geen invloed op de houding van leraren. Net als een collega-directeur vindt deze directeur dat er niets verandert aan het onderwijs als activiteiten van buiten worden ingezet. Twee geïnterviewden vinden juist dat er structureel iets aan het onderwijs is veranderd sinds men met activiteiten en initiatieven van buiten aan de slag is gegaan, twee anderen vinden dat leraren nu in elk geval handiger zijn geworden in het geven van onderwijs in techniek. Implementatie van onderwijs in techniek Het implementeren van onderwijs in techniek op de basisschool is een proces dat niet vanzelf gaat. Welke rol heeft de directeur hierin gespeeld? In één geval was de directeur echt de drijvende kracht, aldus de techniekcoördinator. Drie geïnterviewden schrijven de directeur in dit proces meer de rol toe van formeel leider die controleert, ondersteunt en stimuleert. Twee directeuren geven aan dat zij hier geen rol in spelen, al vindt één van hen dat dit wel zo zou moeten zijn. Deze directeuren vinden ook dat een techniekcoördinator (die zij beiden wel eerder op hun school hebben gehad, maar nu niet meer) geen noemenswaardige rol speelt op school. Eén directeur benoemt de techniekcoördinator zelfs als ‘iemand die aan de rand van het onderwijs proces staat en daar geen invloed op heeft’. Dit staat in schril contrast met wat de andere geïnterviewden vinden. Zij geven alle vier aan dat de techniekcoördinator een zeer belangrijke rol heeft gespeeld bij het implementeren van onderwijs in techniek. Dit zijn (bijna vanzelfsprekend) de scholen die hebben deelgenomen aan het programma VTB. Op de vier scholen waar techniek volgens de geïnterviewden een duidelijke plaats heeft, hebben ook de leraren hier in meer of mindere mate invloed op gehad.
30
Wat was sterk aan de implementatie van techniek in het onderwijs? Alle vier de scholen waar techniek een plaats heeft noemen structurele inbedding een kritische succesfactor. Het is belangrijk dat men een doel voor ogen heeft en dit gezamenlijk (en structureel) aanpakt. Wat kan beter? Het is volgens drie geïnterviewden van groot belang om ‘bij te blijven’, leraren te blijven stimuleren en vinger aan de pols te houden. Anders zakt het enthousiasme weg en vervalt men weer in oude routines. Twee scholen geven aan dat een tekort aan geld belemmerend werkt voor het implementeren van structureel aandacht voor techniek in het onderwijs. Twee andere geïnterviewden zien niet zo zeer geld, als wel de beschikbare tijd als struikelblok. Materialen en beschikbare hulp van ouders zijn nooit een probleem. Aanbevelingen voor andere scholen en externe organisaties Gevraagd naar aanbevelingen, noemen de respondenten zelf de volgende punten: Het is belangrijk om leraren te blijven enthousiasmeren door cursussen, inzet van activiteiten als Techniekcoach en door de techniekcoördinator. Het is belangrijk dat het ministerie daarvoor impulsen blijft geven; Geef techniek alleen een plaats in het onderwijs als je het goed kunt doen; Er moet een vast curriculum zijn voor onderwijs in techniek, zodat de discussie over tijdsinvestering voor techniek gemakkelijker gevoerd kan worden; Het pad moet worden geëffend. De eerste weerstand die mensen tegenkomen is de beschikbare tijd, dus daar moet een oplossing voor worden bedacht; Leraren moeten zelf aan het werk gaan met techniekkisten, kijken bij een techniekdag op een andere school om ideeën op te doen, werken aan projecten, enzovoorts; De inzet van een techniekcoach (of vergelijkbare functie) van buiten zou standaard ingebed moeten worden binnen scholen. Ook ouders of grootouders van leerlingen zouden deze rol kunnen vervullen.
31
6
Bevindingen uit de vragenlijst
6.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beantwoorden van de onderzoeksvragen. In aparte paragrafen komen aan bod:
Respondenten (toelichting op functie) (paragraaf 6.2); Onderwijs in techniek op scholen van respondenten (paragraaf 6.3); De persoonlijke houding ten aanzien van techniek (paragraaf 6.4); De professionele houding ten aanzien van onderwijs in techniek (paragraaf 6.4); Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek (paragraaf 6.5); Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek (paragraaf 6.6); Aanbevelingen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te versterken (paragraaf 6.7).
Telkens wordt gestart met een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten. Deze informatie volstaat voor lezers die een globaal en overzichtelijk beeld willen krijgen van de resultaten. Voor de geïnteresseerde lezer gaan we hier vervolgens verder op in, waarbij tevens wordt aangegeven waar significante verschillen optreden.
6.2
Respondenten
Bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen worden verschillende groepen onderscheiden. Het valt immers te verwachten dat een leraar die tevens techniekcoördinator is een beduidend andere houding heeft ten aanzien van onderwijs in techniek dan een leraar die geen techniekcoördinator is. Hetzelfde geldt voor directeuren. We onderscheiden daarom vier groepen2: directeuren die tevens techniekcoördinator zijn (‘directeur/techniekcoördinatoren’, N=17);
2
Van vier respondenten is niet bekend of ze wel of geen techniekcoördinator zijn.
33
6.3
directeuren die geen techniekcoördinator zijn (‘directeur/niettechniekcoördinatoren’, N=154); leraren die tevens techniekcoördinator zijn (‘leraar/techniekcoördinatoren’, N=62); leraren die geen techniekcoördinator zijn (‘leraar/niettechniekcoördinatoren’,N=255).
Onderwijs in techniek op scholen van respondenten
Via een aantal gesloten en open vragen is aan respondenten gevraagd hoe onderwijs in techniek op hun school is ingericht. Bijna de helft van respondenten die als leraar werkzaam zijn, geeft op dit moment les in techniek (45%). Bij meer dan de helft van alle respondenten is er een techniekcoördinator op school aanwezig (56%). Op scholen van de helft van de respondenten wordt door alle leraren of meer dan de helft van de leraren onderwijs in techniek gegeven (50%). Onderwijs in techniek wordt ook gegeven in de onderbouw, maar komt het meeste voor in de bovenbouw (groep 1: 50%, groep 2: 50%, groep 3: 56%, groep 4: 59%, groep 5: 69%, groep 6: 73%, groep 7: 78%, groep 8: 78%). In het curriculum wordt onderwijs in techniek meestal geïntegreerd in een vakoverstijgend domein, bijvoorbeeld wereldoriëntatie of natuur en techniek (37%). Bij 20% van de respondenten wordt er geen onderwijs in techniek gegeven op school. Samengenomen is iets minder dan de helft van de leraren tevreden (36%) of zeer tevreden (12%) over het aantal leraren dat op hun school onderwijs in techniek geeft. Bijna een vijfde deel van de leraren is ontevreden (13%) of geheel ontevreden (5%). Neutrale of ontevreden respondenten vermelden dat de affiniteit nog niet bij iedereen aanwezig is en dat de betrokkenheid leerkrachtafhankelijk is. Sommige respondenten vermelden dat de kennis en vaardigheden van hun collega’s nog niet optimaal zijn, dat er te weinig tijd of geld is voor onderwijs in techniek en dat het geen hoge prioriteit heeft op school. Tevreden respondenten daarentegen vinden dat leraren op school enthousiast zijn, zich inzetten, gemotiveerd en betrokken zijn. De meningen over de huidige plaats van techniek in het curriculum op de eigen school lopen uiteen. Een deel van de respondenten is er tevreden (37%) of geheel tevreden (7%) over. Iets minder dan een derde is neutraal (31%) en een kleiner deel is ontevreden (18%) of geheel ontevreden (4%). Tevreden respondenten geven aan
34
dat onderwijs in techniek een vaste plaats op het rooster heeft en dat er met een methode en/of materialen wordt gewerkt. Soms is men met de school in ontwikkeling op dit gebied. Neutrale of ontevreden respondenten geven aan dat er geen beleidsplan is, er nog geen duidelijke lijn is en dat het op dit moment leerkrachtafhankelijk is of er iets op dit gebied gebeurt. Ontevreden respondenten vermelden dat er te weinig tijd en aandacht is voor onderwijs in techniek en dat lessen niet consequent op het rooster staan ingepland. De vraag wat er op school verstaan wordt onder onderwijs in techniek wordt door veel respondenten beantwoord door materialen te noemen waarmee gewerkt wordt, bijvoorbeeld techniekkisten, Techniektorens en het Ontdekkasteel. Ook worden methodes genoemd, de hoeveelheid lessen en er wordt door sommige respondenten vermeld dat onderwijs in techniek valt binnen natuuronderwijs, wereldoriëntatie of handvaardigheid/beeldende vorming. Er wordt gewerkt met techniekdagen, – ochtenden of –middagen en soms met projecten, circuitvormen, gastlessen en excursies. Sommige respondenten verwijzen naar de kerndoelen voor techniek en sommigen spreken over wetenschap- en technieklessen. Respondenten verstaan onder onderwijs in techniek onderzoeken en ontdekken, ontwerpen, produceren, experimenteren en maken, proefjes doen, kinderen laten kennis maken met onderdelen van techniek (zoals constructies en stroom), met materialen en gereedschappen, en kinderen oplossingen laten bedenken voor technische problemen. Sommige respondenten noemen het zorgen voor een positieve attitude bij kinderen en het laten kennismaken met technische beroepen. Daarnaast zijn er ook respondenten waarbij er op school nauwelijks iets gedaan wordt aan onderwijs in techniek en hier bovendien nauwelijks over gesproken wordt. Deelname aan het Programma Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB of VTBpro) van het Platform Bèta Techniek heeft op minder dan de helft van de scholen plaatsgevonden (39%). Voor een groter deel is dat niet gebeurd (45%). De overige respondenten weten niet of er is deelgenomen op hun school. Voor een klein deel van de respondenten (10%) geldt dat zijzelf of hun school lid is van de Vereniging voor techniek in het primair onderwijs (VONK). Meer dan de helft van de respondenten vermeldt dat zij of hun school geen lid zijn (59%). De overige respondenten weten niet of dat het geval is.
35
6.4
Houding ten aanzien van techniek
Respondenten is gevraagd naar de eigen houding ten aanzien van techniek enerzijds en onderwijs in techniek anderzijds. Ook wordt gevraagd om een inschatting te maken voor de houding van collega’s. Bij deze vraag konden respondenten op een vijfpunt schaal aangeven in hoeverre ze het met de betreffende stelling eens waren. 6.4.1 Houding ten aanzien van techniek in het algemeen De houding ten aanzien van techniek wordt voor de verschillende respondenten weergegeven in figuur 1 (zie tabel 1 in bijlage 3 voor exacte gemiddelden, standaarddeviaties en groepsgroottes). Het valt op dat alle vier de groepen respondenten gemiddeld minimaal in redelijke mate positief zijn ten aanzien van techniek in het algemeen. Ze behalen op alle onderdelen van houding gemiddeld een hogere score dan 3. Op alle subcategorieën scoren leraren die ook techniekcoördinator zijn hoger dan leraren die dat niet zijn. Dat zij techniek belangrijker, interessanter en leuker vinden valt te verwachten. En dat zij vinden dat ze betere technische vaardigheden hebben en techniek gemakkelijker vinden wellicht ook. Het kan echter ook zo zijn dat deze leraren niet alleen meer weten van techniek maar ook meer over techniek en het daarom gemakkelijker inschatten (ze zijn er minder bang voor). Hoewel leraren die geen techniekcoördinator zijn lager scoren dan hun collega’s die dat wel zijn, zijn ze ten minste in redelijke mate positief over techniek in het algemeen. Hun eigen houding ten aanzien van techniek hoeft dan ook geen belemmering te vormen bij het geven van onderwijs in techniek. 5 4,5
Techniek belangrijk
4 Gemiddelde
3,5
Techniek gemakkelijk
3 Techniek interessant
2,5 2
Techniek leuk
1,5 Vertrouwen in technische vaardigheden
1 0,5 0 Directeur/techn
Directeur/niettechn
Leraar/techn
Functie
Figuur 1: Houding ten aanzien van techniek algemeen
36
Leraar/niet-techn
Wat verder opvalt
Uit de grafiek van figuur 1 blijkt dat de leraar/niet-techniekcoördinatoren. bij elk onderdeel van houding gemiddeld de laagste scores behalen. De leraren-techniekcoördinatoren. behalen daarentegen bij alle onderdelen de hoogste scores, behalve bij het vertrouwen in de eigen technische vaardigheden. Op dat onderdeel wordt nog iets hoger gescoord door de directeur/techniekcoördinatoren.
Bij het berekenen van significante verschillen blijkt dat door leraren/ techniekcoördinatoren significant hoger wordt gescoord op het belang van techniek dan door beide groepen niettechniekcoördinatoren. Datzelfde geldt voor directeuren/techniekcoördinatoren ten opzichte van leraren/niet-techniekcoördinatoren. Directeuren/niet-techniekcoördinatoren en leraren/techniekcoördinatoren vinden techniek significant gemakkelijker dan leraren/niettechniekcoördinatoren. De interesse in techniek is significant groter bij leraren/techniekcoördinatoren. dan bij beide groepen niet-techniekcoördinatoren. De directeuren/niet-techniekcoördinatoren scoren weer significant hoger dan de leraren/niettechniekcoördinatoren. De mate waarin techniek leuk wordt gevonden is significant verschillend voor leraren/techniekcoördinatoren. en beide groepen niet-techniekcoördinatoren. De directeuren/niet-techniekcoördinatoren scoren weer significant hoger dan de leraren/niet-techniekcoördinatoren. De directeuren/techniekcoördinatoren. verschillen alleen op de Games-Howell Post Hoc test (gebruikt wanneer niet duidelijk is of varianties in de populatie aan elkaar gelijk zijn), maar niet op Scheffe (een standaardprocedure) en Hochberg’s GT2 (gebruikt bij grote verschillen in groepen respondenten) significant van de leraren/niettechniekcoördinatoren. Bij het vertrouwen in de eigen technische vaardigheden wordt door leraren/niet-techniekcoördinatoren significant lager gescoord dan de overige drie groepen.
6.4.2 Houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek De houding ten aanzien van onderwijs in techniek wordt voor de leraren en de directeuren apart weergegeven, omdat niet precies dezelfde vragen zijn gesteld aan beide groepen (zie figuur 2 en 3, zie tabel 2 in bijlage 4 voor exacte gemiddelden, standaarddeviaties en groepsgroottes). Figuur 2 toont dat de houding van leraren die ook techniekcoördinator zijn minimaal redelijk positief is. Op de verschillende subonderdelen van houding ten aanzien van onderwijs in techniek behalen zij gemiddeld minimaal een score van 3 en soms een score hoger dan 4. Dat betekent dat zij in redelijke tot grote mate positief zijn over onderwijs in techniek. Zoals te verwachten was, is de houding van leraren die geen techniekcoördinator zijn wat minder positief dan de houding van leraren ook techniekcoordinator zijn. Leraren die geen techniekcoördinator zijn, vinden onderwijs in techniek redelijk belangrijk, gemakkelijk en leuk. Zij hebben in redelijke mate vertrouwen in
37
hun kundigheid om onderwijs in techniek te geven en zijn eveneens in redelijke mate bereid om er tijd en moeite in te investeren. Ze zijn echter in mindere mate van plan om meer onderwijs in techniek te geven of zich er verder in te professionaliseren. 5 4,5 4
Belangrijk
Gemiddelde
3,5
Gemakkelijk
3
Leuk
2,5
Vertrouw en in het geven ervan
2
Tijd en moeite w illen investeren Van plan om meer te geven
1,5
Van plan om verder in te professionaliseren
1 0,5 0 Leraar/techn
Leraar/niet-techn Functie leraar
Figuur 2: Houding ten aanzien van onderwijs in techniek van leraren.
Wat verder opvalt
De verdeling van de scores is voor beide groepen respondenten ongeveer gelijk. De hoogste scores worden behaald op de mate waarin onderwijs in techniek belangrijk en leuk worden gevonden en de laagste scores op het van plan zijn om meer onderwijs in techniek te geven en zich er verder in te professionaliseren.
Op alle subcategorieën worden door leraren/techniekcoördinatoren significant hogere scores behaald dan leraren/niet-techniekcoördinatoren.
6.4.3
Houding van directeuren ten aanzien van onderwijs in techniek
4,5
Belangrijk
4
Gemiddelde
3,5
Leraren kennis en vaard. bij willen brengen
3
Leraren willen enthousiasmeren
2,5 2
Zelfvertr. leraren willen bevorderen
1,5 Voldoende tijd beschikbaar maken
1 0,5
Van plan leraren meer les in te laten geven
0 Directeur/techn
Directeur/niet-techn Functie directeur
Van plan leraren verder in te professionaliseren
Figuur 3: Houding ten aanzien van onderwijs in techniek van directeuren.
38
Alle directeuren (al dan niet techniekcoördinator), hebben een redelijke tot positieve houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Ze zijn echter minder bereid om leraren meer onderwijs in techniek te laten geven of zich er verder in te laten professionaliseren. Wat verder opvalt
Figuur 3 toont aan dat ook voor directeuren (zowel techniekcoördinatoren. als niettechniekcoördinatoren.) de verdeling van de scores over de verschillende subcategorieën ongeveer gelijk is. Op de eerste vijf categorieën wordt het hoogst gescoord en op de laatste twee wordt lager gescoord.
Directeuren/techniekcoördinatoren. scoren significant hoger dan de directeuren/niettechniekcoördinatoren. op het belang van onderwijs in techniek, op het leraren kennis en vaardigheden willen bijbrengen ten aanzien van onderwijs in techniek, op het zelfvertrouwen van leraren willen verbeteren en voldoende tijd beschikbaar willen maken voor onderwijs in techniek.
6.4.4 Mening over de houding van collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek Leraren die geen techniekcoördinator zijn schatten de houding van hun collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek het laagst in (zie figuur 4 hieronder en tabel 4 in bijlage 4). Zij vinden dat maximaal de helft van hun collega’s een positieve houding heeft ten aanzien van onderwijs in techniek. De overige drie groepen schatten in dat meer dan de helft van hun collega’s over het algemeen positief is over onderwijs in techniek. 4,5 Belangrijk
4
Gemiddelde
3,5
Gemakkelijk
3 Leuk
2,5 2
Vertrouwen in het geven ervan
1,5 1
Tijd en moeite willen investeren
0,5 Van plan om meer te geven
0 Directeur/techn
Directeur/niettechn
Leraar/techn
Leraar/niet-techn Van plan om verder in te professionaliseren
Functie
Figuur 4: Mening over de houding van collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek.
39
Van de directeuren die ook techniekcoördinator zijn, is de mening over hun collega’s het meest positief. Alle groepen respondenten verwachten echter dat collega’s in mindere mate bereid zijn om meer onderwijs in techniek te geven of zich er verder in te professionaliseren (de laatste twee staven in elk cluster in de figuur). Wat verder opvalt
Uit
figuur
4
blijkt
dat
voor
directeuren/techniekcoördinatoren.
en
lera-
ren/techniekcoördinatoren. de verdeling van de scores over de verschillende subonderdelen van ‘houding van collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek’ ongeveer gelijk zijn. Deze techniekcoördinatoren schatten in dat de helft of iets meer van hun collega’s onderwijs in techniek belangrijk en leuk vinden. Bij de directeuren/techniekcoördinatoren. wordt iets hoger gescoord dan bij de overige groepen op de mening over houding van collega’s ten aanzien van de moeilijkheidsgraad van onderwijs in techniek, het vertrouwen in het geven van onderwijs in techniek en de bereidheid om voldoende tijd en moeite hierin te steken, namelijk tussen ‘ongeveer de helft’ en ‘meer dan de helft’. Bij de overige drie groepen hangen deze scores meer rond het gemiddelde ‘in redelijke mate’, waarbij de scores van de leraar/techniekcoördinatoren. zich net onder ‘in redelijke mate’ bevinden.
Leraren/niet-techniekcoördinatoren behalen significant lagere scores dan de overige drie groepen ten aanzien van hun inschatting van het belang van onderwijs in techniek van collega’s. Bij de Post Hoc tests Hochberg en Games-Howell worden ook significante verschillen gevonden tussen leraren/techniekcoördinatoren en directeuren/techniekcoördinatoren. Wat betreft de inschatting van moeilijkheidsgraad scoren leraren/niet-techniekcoördinatoren scoren significant lager dan directeuren/techniekcoördinatoren en directeuren/niettechniekcoördinatoren. Er wordt geen significant verschil gevonden tussen leraren/techniekcoördinatoren en leraren/niet-techniekcoördinatoren. Wat betreft de mate waarin collega’s techniek leuk vinden, scoren de leraren/niet-techniekcoördinatoren significant lager dan de overige drie groepen. De leraren/techniekcoördinatoren scoren ook hoger dan de directeuren/niet-techniekcoördinatoren. Bij de inschatting van het vertrouwen in het geven van onderwijs in techniek worden op de drie Post Hoc tests verschillende resultaten gevonden, maar bij alle drie de tests scoren leraren/niet-techniekcoördinatoren significant lager dan de directeuren/niet-techniekcoördinatoren en op twee van de drie tests lager dan de directeuren/techniekcoördinatoren. Wat betreft het investeren van tijd en moeite in onderwijs in techniek door collega’s scoren leraren/niet-techniekcoördinatoren significant lager dan beide groepen directeuren. Bij het van plan zijn om meer onderwijs in techniek te geven of zich er verder in te professionaliseren worden geen significante verschillen gevonden tussen de groepen respondenten.
40
6.5
De rol van activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek
Percentage
6.5.1 Deelname aan activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek Er is gevraagd in hoeverre respondenten bekend zijn met externe activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek en in hoeverre ze op hun school gebruik maken van deze activiteiten en initiatieven. In figuur 5a en 5b zijn de resultaten weergegeven voor activiteiten en initiatieven die respondenten kennen en ook op hun school gebruiken. Voor de overige data behorende bij deze vraag zie tabel 5a tot en met 15a in bijlage 5. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Directeuren/techn Directeuren/niet-techn Leraren/techn Leraren/niet-techn
Percentage
Materialen
Bedrijfsbezoeken
Gastlessen/ science show s
Excursies
Websites/ vakbladen
Project-/ themaperiode
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Directeuren/techn Directeuren/niet-techn Leraren/techn Leraren/niet-techn
Meerdaags prof. traject
Lesmethodes
Techniek geintegreerd in kinderboeken met lesmaterialen
Wedstrijden
Eenmalige training/ w orkshop
Figuur 5a (boven) en 5b (onder): Deelname aan activiteiten en initiatieven ten aanzien van onderwijs in techniek.
Scholen maken vooral gebruik van materialen voor onderwijs in techniek, bedrijfsbezoeken, gastlessen/science shows en excursies bij het geven van onderwijs in techniek. Op scholen van leraren die ook techniekcoördinator zijn wordt veel gebruik gemaakt van materialen, bedrijfsbezoeken en websites/vakbladen. Op scholen van directeuren (al dan niet ook techniekcoördinator) wordt vooral gebruik gemaakt van materialen en bedrijfsbezoeken. Op scholen van leraren die geen techniekcoördinator zijn, worden vooral bedrijfsbezoeken gedaan.
41
Bij het vergelijken van de respondentengroepen lijkt het er (voor de meeste activiteiten) op dat op scholen van directeuren en leraren die ook techniekcoördinator zijn vaker deelgenomen wordt aan externe activiteiten en initiatieven dan op scholen van directeuren en leraren die geen techniekcoördinator zijn. Dat zou natuurlijk goed kunnen, maar het het is ook mogelijk dat techniekcoördinatoren meer zicht hebben op deze activiteiten dan respondenten die geen techniekcoördinator zijn. Uit figuur 5a en 5b blijkt verder dat van meerdaagse professionaliseringstrajecten vooral gebruik wordt gemaakt op scholen van directeuren/techniekcoördinatoren. en leraren/techniekcoördinatoren. Lesmethodes, techniek geïntegreerd in kinderboeken met lesmaterialen, wedstrijden en eenmalige trainingen/workshops worden op minder dan 50% van de scholen van respondenten ingezet. 6.5.2 Invloed van deelname aan activiteiten en initiatieven op houding ten aanzien van onderwijs in techniek Aan de respondenten, die bij de vorige vraag hebben aangegeven dat zij op school gebruik maken van bepaalde activiteiten en initiatieven, is gevraagd of deze activiteiten en initiatieven invloed hebben op hun houding ten aanzien van onderwijs in techniek (zie figuur 6a en 6b en tabel 5b tot en met 15b in bijlage 5). Respondenten vinden dat vooral materialen voor onderwijs in techniek invloed hebben op hun houding. Het valt op dat maar bij enkele activiteiten door meer dan 50% aangegeven wordt dat de activiteit invloed heeft op hun houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Bij bijvoorbeeld een bedrijfsbezoek, gastlessen en excursies zou verwacht mogen worden dat leraren het inzetten van deze activiteiten zinvol vinden en via de positieve ervaringen van leerlingen zelf meer positief aankijken tegen deze activiteiten. Mogelijk wordt er op school wel gebruik gemaakt van deze activiteiten, maar is een deel van de respondenten niet betrokken bij de uitvoering ervan en hebben de activiteiten daarom geen invloed op hun houding. Van de vier groepen respondenten geven de leraren die ook techniekcoördinator zijn het vaakst aan dat activiteiten en initiatieven invloed hebben op hun houding. Mogelijk zijn zij ook vaker bij deze activiteiten betrokken dan de overige groepen respondenten.
42
80 70
Percentage
60 Directeuren/techn
50
Directeuren/niet-techn
40
Leraren/techn
30
Leraren/niet-techn
20 10 0 Materialen
Bedrijfsbezoeken
Gastlessen/ science show s
Excursies
Websites/ vakbladen
Meerdaags prof. traject
80
Percentage
70 60 50
Directeuren/techn Directeuren/niet-techn
40
Leraren/techn
30
Leraren/niet-techn
20 10 0 Project-/ themaperiode
Lesmethodes
Techniek geintegreerd in kinderboeken met lesmaterialen
Wedstrijden
Eenmalige training/ w orkshop
Figuur 6a (boven) en 6b (onder): Invloed van activiteiten en initiatieven op houding ten aanzien van onderwijs in techniek.
Wat verder opvalt
Volgens de respondenten hebben voornamelijk materialen voor onderwijs in techniek invloed op hun houding, namelijk voor meer dan 50% van de respondenten. Bedrijfsbezoeken, gastlessen/science shows en excursies hebben bij alle groepen, behalve de leraren/niettechniekcoördinatoren, op meer dan 40% van de respondenten invloed op hun houding. Bij websites/vakbladen, meerdaags professionaliseringstraject en bij het organiseren van een project-/ themaperiode wordt alleen door leraren/techniekcoördinatoren voor meer dan 40% van de respondenten aangegeven dat deze activiteiten invloed hebben op hun houding. Techniek geïntegreerd in kinderboeken met lesmaterialen, wedstrijden en eenmalige training/workshops hebben telkens voor minder dan 30% van de respondenten per groep invloed op hun houding.
6.5.3 Invloed van activiteiten en initiatieven op houding leraren Wanneer respondenten aangaven dat een activiteit van invloed is op hun houding ten aanzien van onderwijs in techniek, is gevraagd op welke wijze en in welke mate dit het geval was. Leraren en directeuren kregen verschillende vragen, deze groepen worden
43
daarom afzonderlijk behandeld, startend met de leraren (zie figuur 7 en tabel 16 in bijlage 6) 3,4. Veel activiteiten en initiatieven hebben in redelijke mate een invloed op de houding van leraren. Met name eenmalige trainingen en meerdaagse professionaliseringstrajecten scoren hoog. Wel is het zo dat daar op de scholen van de respondenten niet vaak gebruik van wordt gemaakt. Scholen kiezen vaker voor bedrijfsbezoeken, gastlessen, excursies en het inzetten van materialen voor onderwijs in techniek (zie figuur 5). Activiteiten hebben het minste invloed op het willen professionaliseren in onderwijs in techniek (de laatste staaf in elk cluster in figuur 7). 4,5 4 Belangrijker
Gemiddelde
3,5
Gemakkelijker
3
Leuker
2,5 2
Zelfverzekerder
1,5
Meer w illen geven
1
Verder in w illen prof.
0,5 0
G em id delde
Bedrijfsbezoeken
Excursies
Gastlessen
Wedstrijden
Lesmethode
4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Belangrijker Gemakkelijker Leuker Zelfverzekerder Meer w illen geven Verder in w illen prof.
Materialen
Kinderboeken met techn. geintegr.
Websites/vakbladen Project/themaperiode Eenmalige training
Meerdaags prof. traject
Figuur 7a (boven) en 7b (onder): Invloed van activiteiten en initiatieven op houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek.
3
Bij respondenten die meer dan drie activiteiten hebben aangevinkt die invloed hebben op hun houding zijn blind drie van deze activiteiten geselecteerd om vervolgvragen over te beantwoorden. Daardoor is per activiteit het aantal respondenten dat deze vragen heeft beantwoord kleiner dan het totaal aantal dat aangegeven heeft dat de activiteit invloed heeft op hun houding. 4 Bij het vergelijken van de grafieken is het voor de lezer belangrijk om zich te realiseren dat het aantal respondenten per activiteit sterk kan verschillen. Deze aantallen liggen tussen de 12 (kinderboeken met lesmaterialen waarbij techniek geïntegreerd voorkomt) en 129 respondenten (materialen voor onderwijs in techniek).
44
6.5.4 Invloed van activiteiten en initiatieven op houding directeuren Ook aan directeuren is gevraagd om van activiteiten die invloed hebben op hun houding te bepalen welke invloed de betreffende activiteit precies heeft. In figuur 8a en 8b worden grafieken weergegeven en in tabel 17 in bijlage 6 gemiddelden, standaarddeviaties en aantallen respondenten5,6. Een meerdaags professionaliseringstraject heeft volgens directeuren het meeste invloed op hun houding, maar net als bij de leraren geldt dat men hier niet vaak aan deelneemt. 4 3,5 Gemiddelde
3
Belangrijker
2,5
Meer enthousiast Voldoende tijd besch. stellen
2
Meer o. in techniek
1,5
Verder laten prof.
1 0,5 0 Bedrijfsbezoeken
Excursies
Gastlessen
Lesmethode
4 3,5 Belangrijker
Gemiddelde
3
Meer enthousiast
2,5
Voldoende tijd besch. stellen
2 1,5
Meer o. in techniek
1
Verder laten prof.
0,5 0 Materialen
Websites/vakbladen
Project/themaperiode
Meerdaags prof. traject
Figuur 8a (boven) en 8b (onder): Invloed van activiteiten en initiatieven op houding van directeuren ten aanzien van onderwijs in techniek.
5
De aantallen respondenten per activiteit liggen opnieuw ver uit elkaar. Omdat slechts enkele directeuren vragen hebben beantwoord over de invloed van wedstrijden, kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt en eenmalige trainingen of workshops van een dag of dagdeel worden hiervan geen gemiddelden weergegeven (dit zijn telkens minder dan tien directeuren). 6 Bij het vergelijken van de grafieken dient de lezer er rekening mee te houden dat de aantallen respondenten per activiteit sterk van elkaar verschillen. Bij de materialen hebben bijvoorbeeld ongeveer 70 directeuren hun houding weergegeven. Bij websites en/of vakbladen gaat het om ongeveer 18 directeuren. Voor de overige weergegeven activiteiten zit de hoeveelheid respondenten tussen deze twee aantallen in.
45
Wat verder opvalt
In figuur 8a en 8b is te zien dat bij websites en/of vakbladen de laagste gemiddelde scores behaald worden. Mogelijk hebben deze niet veel invloed op de houding van directeuren, omdat zij websites met activiteiten en proefjes niet zelf gebruiken in hun werk.
Aan de grafieken is te zien dat de directeuren per activiteit telkens het hoogst scoren op een positieve verandering in hun enthousiasme ten aanzien van onderwijs in techniek (de tweede staaf per activiteit).
Opvallend is verder dat de leraren (figuur 7a en 7b) vaker een gemiddelde score van 3,5 of hoger laten zien dan de directeuren (figuur 8a en 8b). Mogelijk omdat leraren vaker direct gebruik maken van bepaalde activiteiten en initiatieven dan directeuren.
6.6
Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding
6.6.1 Kennis en vaardigheden van leraren Leraren konden op een vijfpuntsschaal in te vullen in welke mate ze zelf voldoende technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden hebben om onderwijs in techniek te kunnen geven (van ‘niet’ tot en met ‘in zeer grote mate’) (zie figuur 9 en tabel 18 in bijlage 7).
4 3,5 Technische vaardigheden
Gemiddelde
3 2,5
Vakinhoudelijke kennis
2 1,5
Specifieke ped.-didactische kennis en vaardigheden
1 0,5 0 Leraar/techn
Leraar/niet-techn
Figuur 9: Oordeel over het hebben van voldoende eigen technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden om onderwijs in techniek te kunnen geven.
Leraren die techniekcoördinator vinden in redelijke tot grote mate dat zij beschikken over voldoende technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke pedagogisch-didactische kennis en vaardigheden. Leraren die geen techniekcoördinator zijn
46
iets minder positief, en hebben nog het meeste vertrouwen in hun eigen specifieke pedagogisch-didactische kennis en vaardigheden. Zij schatten hun eigen technische vaardigheden en hun vakinhoudelijke en specifieke pedagogisch-didactische kennis en vaardigheden lager in dan leraren die techniekcoördinator zijn. Op alle vlakken scoren leraren die geen techniekcoördinator zijn overigens significant lager dan leraren die dat wel zijn. 6.6.2 Kennis en vaardigheden van collega’s Aan alle respondenten is gevraagd in hoeverre ze verwachten dat de leraren op hun school voldoende technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden hebben om onderwijs in techniek te kunnen geven (zie figuur 10 en tabel 19 in bijlage 7). Over het algemeen zijn respondenten positief over de kennis en vaardigheden van hun collega’s. Directeuren, en leraren die ook techniekcoördinator zijn, schatten in dat minimaal de helft van hun collega’s over voldoende kennis en vaardigheden beschikt ten aanzien van onderwijs in techniek.
4 3,5
Gemiddelde
3
Technische vaardigheden
2,5 Vakinhoudelijke kennis
2 1,5
Specifieke ped.-didactische kennis en vaardigheden
1 0,5 0 Directeur/techn Directeur/niettechn
Leraar/techn
Leraar/niettechn
Figuur 10: Oordeel over het hebben van voldoende eigen technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden van leraren op de eigen school om onderwijs in techniek te kunnen geven.
Leraren die geen techniekcoördinator zijn, schatten voor technische vaardigheden en vakinhoudelijke kennis in dat minder dan de helft van de collega’s hiervan voldoende kennis heeft. Dat is opvallend. Hebben directeuren en leraren die techniekcoördinator zijn een te positief beeld hebben van de situatie? Wellicht vinden zij dat het lesgeven in onderwijs in techniek niet moeilijk hoeft te zijn. Leraren die geen techniekcoördina-
47
tor zijn schatten hun eigen kennis en vaardigheden lager in dan leraren die dat wel zijn (zie figuur 9) en schatten op basis daarvan hun collega’s wellicht ook lager in. Wat verder opvalt
Bij alle vier groepen respondenten wordt de vakinhoudelijke kennis van hun collega’s het laagst beoordeeld.
Directeuren/niet-techniekcoördinatoren schatten de leraren op hun school significant hoger in op eigen technische vaardigheden en vakinhoudelijke en specifieke didactische kennis en vaardigheden
dan
leraren/niet-techniekcoördinatoren.
Verder
schatten
directeu-
ren/techniekcoördinatoren de technische vaardigheden van collega’s significant hoger in dan leraren/niet-techniekcoördinatoren en beoordelen de leraren/techniekcoördinatoren. de specifieke didactische kennis en vaardigheden van collega’s significant hoger dan de leraren/niet-techniekcoördinatoren. Op vakinhoudelijke kennis en vaardigheden wordt niet bij elke Post Hoc test een significant verschil gevonden, maar is de trend wel dat leraren/techniekcoördinatoren.
hun
collega’s
hoger
inschatten
dan
leraren/niet-
techniekcoördinatoren.
6.6.3 Grenservaring ten aanzien van onderwijs in techniek Aan alle respondenten is de vraag voorgelegd of zij zich een moment kunnen herinneren waarop zijzelf en/of hun collega’s echt enthousiast werden over onderwijs in techniek. Ze noemen verschillende activiteiten, zoals gastlessen en het volgen van workshops of scholingen, waardoor zij en hun collega’s enthousiast geworden zijn over onderwijs in techniek. Bij zowel respondenten zelf als hun collega’s is het zien van enthousiasme bij kinderen belangrijk voor hun eigen enthousiasme. Ook de aanschaf van nieuwe materialen heeft tot enthousiasme geleid. Volgens respondenten dragen bij collega’s het creëren van ruimte en tijd voor onderwijs in techniek en het invoeren van een methode bij aan een groter enthousiasme voor onderwijs in techniek. Eigen grenservaring van respondenten Aan respondenten is gevraagd of ze een moment kunnen herinneren waarbij ze voorheen niet enthousiast waren voor onderwijs in techniek en dat naderhand wel waren. Een groot deel van de respondenten heeft geen grenservaring opgedaan of heeft wel een grenservaring opgedaan, maar kan zich geen specifiek moment herinneren. Er zijn 20 directeuren (waaronder 4 techniekcoördinatoren) en 55 leraren (waaronder 16 techniekcoördinatoren) die zich wel een specifiek moment herinneren waarbij ze een grenservaring opdeden. Sommige van deze respondenten zijn enthousiast geworden door een excursie of bedrijfsbezoek of bij het uitvoeren van een project rond techniek op school. Ook het geven van een les door een gastdocent of het volgen van een work-
48
shop of scholing dragen bij aan een meer positieve kijk op onderwijs in techniek. Respondenten geven aan dat er beter techniekmateriaal en betere leskisten beschikbaar zijn en dat ze enthousiast zijn geworden door het zien van enthousiasme van kinderen bij het uitvoeren van techniekactiviteiten. Grenservaringen van collega’s Een groot deel van de respondenten geeft aan dat collega’s op school geen grenservaring ten aanzien van onderwijs in techniek hebben opgedaan of dat zij wel een grenservaring hebben opgedaan, maar de respondenten zich geen specifiek moment kunnen herinneren. Er zijn 41 directeuren (waaronder 9 techniekcoördinatoren) en 72 leraren (waaronder 37) techniekcoördinatoren die zich een specifiek moment kunnen herinneren waarbij collega’s grenservaringen opdeden. Collega’s zijn enthousiaster geworden door de aanschaf van nieuwe en uitdagende materialen, en ook het creëren van ruimte en tijd voor onderwijs in techniek en het invoeren van een methode heeft bijgedragen aan meer enthousiasme. Door het volgen van scholingen en workshops en het inzetten van gastlessen ervaren collega’s dat onderwijs in techniek niet moeilijk hoeft te zijn. Ook worden ze enthousiast door het uitvoeren van projecten, het gebruiken van websites met activiteiten en proefjes en doordat ze leerervaringen en enthousiasme zien bij kinderen als zij techniekactiviteiten uitvoeren. 6.6.4 De rol van de directie en techniekcoördinator bij het implementeren van onderwijs in techniek Allereerst is gevraagd in welke mate de directie een rol speelt bij het implementeren van onderwijs in techniek (zie tabel 20 in bijlage 8). Volgens alle respondenten is dat minimaal in redelijke mate het geval. Op de scholen van respondenten die ook techniekcoördinator zijn is dit het meest het geval. Vervolgens is gevraagd wie welke rol speelt/spelen bij het implementeren van onderwijs in techniek op school. Respondenten konden bij verschillende activiteiten kiezen uit één of meer van de categorieën ‘directeur’, ‘techniekcoördinator’, ‘iemand anders’ of ‘niemand’ bij het invullen van deze vragen. Zie tabel 21 hieronder en tabel 22 in bijlage 8. De taak van de directeur is volgens de respondenten met name het verstrekken van het budget en (in mindere mate) het verantwoordelijk zijn voor de aanschaf van materiaal. Leraren die zelf techniekcoördinator zijn, vinden dat ze een grote rol spelen bij alle genoemde taken. De overige respondenten zijn het daar niet altijd mee eens. Zij geven
49
ook aan dat de taken door de directeur of door niemand worden uitgevoerd (waaronder ook respondenten zonder techniekcoördinator op school). De categorie ‘iemand anders’ wordt nauwelijks gekozen door de verschillende respondentengroepen. De categorie ‘niemand’ wordt wel vaker gekozen. Op sommige scholen worden bepaalde taken ten aanzien van onderwijs in techniek dus niet uitgevoerd, bijvoorbeeld het organiseren van techniekactiviteiten en het bereikbaar zijn voor vragen over onderwijs in techniek (volgens bijna een derde van de leraren die geen techniekcoördinator zijn). Tabel 21: Rollen directeur en techniekcoördinator bij implementatie onderwijs in techniek. Directeur
Techniekcoördinator
Iemand anders
Niemand
Verstrekt het budget
Alle respondenten >75%
Alle respondenten <25%
Alle respondenten <14%
Alle respondenten <9%
Maakt het beleidsplan
Alle respondenten <41%
Alle respondenten tussen 39% en 67%, Leraar/tech: 89.5%
Alle respondenten <9%
Dir/tech + ler/tech <7% Dir/niet-tech: 21.1% Ler/niettech: 25.7%
Is voorzitter techniek commissie
Alle respondenten <14%
Alle respontenten tussen 33% en 45%, Leraar/tech: 70.2%
Alle respondenten <7%
Alle respondenten tussen 41% en 54%, Leraar/tech: 21.1%
Is organisator v. techniek activiteiten
Alle respondenten <7% Dir/tech: 33.3%
Alle respondenten tussen 37% en 67% Leraar/tech: 89.5%
Alle respondenten <17%
Dir/tech + ler/tech: <6%, dir/niet-tech: 25.9% en leraar/niet-tech: 32.2%
Alle respondenten tussen 40% en 65%, Leraar/tech: 93%
Alle respondenten < 21%.
Dir/tech + ler/tech <2% Dir/niet-tech: 19% Ler/niet-tech: 30.6%
Is bereikbaar voor Alle respondenten <17% vragen over o. in Dir/tech: 33.3% techniek
Volgt techniek workshops
Alle respondenten <7%
Alle respondenten tussen 27% en 54% Leraar/tech: 78.9%
Alle respondenten <15%
Alle respondenten tussen 40 en 47%, Leraar/tech: 17.5%
Is verantw. voor aanschaf techniek materiaal
Alle respondenten tussen 30% en 54%. Dir/tech: 66.7%
Alle respondenten tussen 40% en 54%, Leraar/tech: 91.2%
Alle respondenten <12%
Dir/tech + ler/tech: 0%. Dir/niet-tech: 10.2% Ler/niet-tech: 16.7%
50
Directeur
Techniekcoördinator
Iemand anders
Niemand
Is verantw. v. op orde houd. techniek materiaal
Alle respondenten <21%
Alle respondenten tussen 39% en 55% Leraar/tech: 91.2%
Alle respondenten tussen 22 en 29% Dir/tech: 53.3%
Dir/tech + ler/tech <2% Dir/niet-tech: 14.3% Ler/niet-tech: 24.1%
Enthousiasm. collega’s v. o. in techniek
Alle respondenten tussen 11% en 40% Dir/tech: 60%
Alle respondenten tussen 37% en 67% Leraar/tech: 96.5%
<11%
Dir/tech + ler/tech <7% Dir/niet-tech: 17% Ler/niet-tech: 37.6%
Wat verder opvalt
De rol van de directeur is volgens de vier groepen respondenten het grootst bij het verstrekken van het budget (binnen alle groepen respondenten kiest minstens 75% van de respondenten hiervoor). Het valt op dat minder dan 41% van de respondenten per groep vindt dat het de taak van de directeur is om het beleidsplan te maken.
Over de rol van de techniekcoördinator wordt vooral door techniekcoördinatoren zelf anders gescoord. Zij vinden dat ze een grote rol spelen bij bijna alle taken. Binnen de groep van techniekcoördinatoren vindt telkens minstens 70% van de respondenten dat zijzelf als techniekcoördinator de taken uitvoeren op hun school (behalve het verstrekken van het budget). De andere respondenten geven minder vaak aan dat de techniekcoördinator op hun school zich hiermee bezig houdt (mogelijk is er op de scholen van deze respondenten geen techniekcoördinator).
Het valt op dat de vier groepen respondenten het over de rol van ‘anderen’ het redelijk eens zijn. Deze categorie wordt telkens door minder dan 22% gekozen, behalve bij het op orde houden van techniekmaterialen. Volgens respondenten zijn daar ook andere collega’s bij betrokken.
Over de rol van het uitvoeren van de taak door ‘niemand’ zijn de vier groepen respondenten het minder vaak eens. Deze categorie wordt van de vier groepen respondenten het vaakst gekozen door de leraren/niet-techniekcoördinatoren en iets minder vaak door de directeuren/niet-techniekcoördinatoren. De categorie wordt het minst vaak gekozen door de directeuren/techniekcoördinatoren en leraren/techniekcoördinatoren. Het valt op dat volgens ongeveer een vijfde deel van de directeuren/niet-techniekcoördinatoren en ongeveer een vierde deel van de leraren/niet-techniekcoördinatoren er door niemand een beleidsplan voor onderwijs in techniek wordt gemaakt. Ook valt op dat bij alle groepen respondenten (behalve de leraren/techniekcoördinatoren) tussen 41% en 54% van de respondenten aangeeft dat niemand de rol van voorzitter van de techniekcommissie vervult. Techniekactiviteiten worden volgens ongeveer een vierde van de directeuren/niet-techniekcoördinatoren en ongeveer een derde van de leraren/niet- techniekcoördinatoren door niemand georganiseerd.
51
Volgens ongeveer 31% van de leraren/niet-techniekcoördinatoren is er niemand op school beschikbaar voor vragen over onderwijs in techniek. Bij alle groepen respondenten (behalve de leraren/techniekcoördinatoren) vinden tussen de 40% en 47% van de respondenten dat niemand workshops of cursussen volgt op het gebied van onderwijs in techniek. Volgens bijna een vierde van de leraren/niet-techniekcoördinatoren is niemand verantwoordelijk voor het op orde houden van techniekmaterialen en volgens ongeveer 38% van de leraren/niet-techniekcoördinatoren is er niemand op hun school die collega’s enthousiasmeert voor onderwijs in techniek.
6.6.5 Voorwaarden voor onderwijs in techniek Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre bepaalde bronnen voor het geven van onderwijs in techniek beschikbaar zijn. Zij konden een keuze maken tussen ‘niet nodig’, ‘wel nodig maar onvoldoende beschikbaar’ en ‘wel nodig en voldoende beschikbaar’. In tabel 23 in bijlage 9 zijn de aantallen respondenten per onderdeel en de resultaten weergegeven. Veel respondenten geven aan dat er niet voldoende geld beschikbaar is voor onderwijs in techniek. Methodes zijn nodig, maar ook beschikbaar, zo geven veel respondenten aan. Maar niet altijd, vinden sommige niet-techniekcoördinatoren. Ook over de beschikbaarheid van materialen is men het niet eens en geven niet-techniekcoördinatoren aan dat deze niet voldoende beschikbaar zijn. Mogelijk hebben niettechniekcoördinatoren minder zicht op methodes (omdat ze er niet mee werken) en weten ze niet welke materialen ze voor onderwijs in techniek kunnen gebruiken. Of er voldoende hulp van ouders beschikbaar is, en of er voldoende ruimte is om onderwijs in techniek te geven, daarover ontstaat geen eenduidig beeld. Over motiverende kinderboeken om (voor) te lezen en games/digitale technieksimulaties/andere ICT materialen is men het echter wel in grote mate eens: deze zijn wel nodig, maar onvoldoende beschikbaar. Aanbieders van techniekactiviteiten en -materialen zouden in deze behoefte kunnen voorzien door deze materialen aan te bieden tegen een betaalbare prijs. Het zou bovendien interessant kunnen zijn om verder na te gaan hoe scholen de beperkte middelen die tot hun beschikking staan het liefst (of het vaakst) inzetten. Dat geeft inzicht in de prioriteiten die scholen stellen en biedt wellicht aanknopingspunten voor verdere ondersteuning.
52
Wat verder opvalt
Bij de bron ‘geld’ wordt in bijna elke respondentengroep het hoogst gescoord op ‘wel nodig, onvoldoende beschikbaar’. Ongeveer drie vierde van de directeuren/niettechniekcoördinatoren en leraren/niet-techniekcoördinatoren heeft voor deze keuzemogelijkheid gekozen. De directeuren/techniekcoördinatoren hebben iets meer dan de helft (57%) en de leraren/techniekcoördinatoren iets minder dan de helft (47%) voor deze optie gekozen. Deze twee groepen scoren ook vrij hoog op ‘wel nodig, voldoende beschikbaar’ (43% en 49%).
Wat betreft methodes vindt bijna elke respondentengroep dat deze nodig en ook voldoende beschikbaar zijn (tussen 42% en 60%, waarbij de hoogste scores worden behaald door beide groepen techniekcoördinatoren). Een deel van de directeuren/niet-techniekcoördinatoren (37%) en leraren/niet-techniekcoördinatoren (46%) vindt dat methodes nodig, maar onvoldoende beschikbaar zijn. Opvallend is dat een vierde van de leraren/techniekcoördinatoren vindt dat methodes niet nodig zijn.
Over de gebruiks- of verbruiksmaterialen zijn de verschillende respondentengroepen het niet eens. Meer dan de helft van de directeuren/techniekcoördinatoren (53%) en bijna drie vierde van de leraren/techniekcoördinatoren (74%) vindt dat deze nodig en voldoende beschikbaar
zijn.
De
directeuren/niet-techniekcoördinatoren
en
de
leraren/niet-
techniekcoördinatoren scoren echter het hoogst op ‘wel nodig, onvoldoende beschikbaar’ (55% en 59%).
De respondentengroepen zijn verdeeld over de noodzaak van hulp van ouders. Meer dan een derde van de directeuren/techniekcoördinatoren vindt deze hulp niet nodig. Bijna de helft van de directeuren/niet-techniekcoördinatoren en een iets kleiner deel van de leraren/niet-techniekcoördinatoren (43%) vindt dat deze hulp wel nodig, maar onvoldoende beschikbaar is. Meer dan de helft van de leraren/techniekcoördinatoren en meer dan een derde van de respondenten in de overige drie groepen vindt hulp van ouders nodig en voldoende beschikbaar.
Bij een fysieke ruimte voor onderwijs in techniek wordt het hoogst gescoord op ‘wel nodig, onvoldoende beschikbaar’ door directeuren/techniekcoördinatoren (47%), directeuren/niettechniekcoördinatoren (50%) en leraren/niet-techniekcoördinatoren (52%). Bij leraren/techniekcoördinatoren wordt iets hoger gescoord op ‘wel nodig, voldoende beschikbaar’ (47%). Ook bij de directeuren/techniekcoördinatoren wordt hoog gescoord op deze keuzemogelijkheid (40%).
Bij motiverende kinderboeken om (voor) te lezen wordt in alle respondentengroepen het hoogst gescoord op de categorie ‘wel nodig, onvoldoende beschikbaar’. In bij beide groepen leraren kiest bijna drie vierde van de respondenten voor deze keuzemogelijkheid (leraren/techniekcoördinatoren: 71% en leraren/niet-techniekcoördinatoren: 74%). De directeu-
53
ren/techniekcoördinatoren kiezen voor bijna de helft (47%) en de directeuren/niettechniekcoördinatoren voor meer dan de helft (57%) voor deze optie.
Bij games/digitale technieksimulaties/andere ICT materialen kiest het grootste deel van de respondentengroepen opnieuw voor de keuzemogelijkheid ‘wel nodig, onvoldoende beschikbaar’. Meer dan driekwart van de directeuren/niet-techniekcoördinatoren (77%) en de leraren/niet-techniekcoördinatoren (78%) kiest voor deze keuzemogelijkheid. Ook door directeuren/techniekcoördinatoren (57%) en leraren/techniekcoördinatoren (69%) wordt veel voor deze optie gekozen.
6.6.6 Overige zaken rond implementatie onderwijs in techniek Er is veel bekend over het implementeren van innovaties in de basisschool. Het invoeren van onderwijs in techniek kan als zo’n innovatie worden beschouwd. De aspecten die van belang zijn, worden in hoofdstuk 2 toegelicht. Aan de respondenten is gevraagd om een inschatting te maken wat betreft deze aspecten. In tabel 24 in bijlage 9 zijn de aantallen respondenten per onderdeel en de resultaten weergegeven. Naar verwachting geeft het grootste deel van de respondenten aan dat er geen extrinsieke beloning (zoals een geldbedrag of verlichting van een andere taak) wordt gegeven bij inspanningen om onderwijs in techniek te implementeren (aangezien dit nog niet gebruikelijk is in het primair onderwijs). Opvallend is dat er ook weinig intrinsiek (zoals het prijzen door de directeur of door collega’s) beloond wordt voor het implementeren van onderwijs in techniek. Op scholen van respondenten vindt in verschillende mate aanmoediging tot communicatie plaats. Op sommige scholen worden de leraren helemaal niet aangemoedigd om met elkaar te communiceren over onderwijs in techniek, terwijl op andere scholen wel alle leraren hiertoe worden aangezet. Ook de betrokkenheid bij besluitvorming wordt door de respondentengroepen als verschillend ervaren. Wat verder opvalt
Bij alle vier de groepen geeft het grootste deel van de respondenten aan dat er geen extrinsieke beloning wordt gegeven bij inspanningen om onderwijs in techniek te implementeren (minstens 75% per groep).
Wat betreft de intrinsieke beloning om onderwijs in techniek te implementeren kiezen de respondentengroepen het meest voor de keuzemogelijkheden ‘geen’ en ‘minder dan de helft’. De optie ‘geen’ wordt het vaakst gekozen door de directeuren/techniekcoördinatoren (47%), directeuren/niet-techniekcoördinatoren (39%) en leraren/niet-techniekcoördinatoren (60%). De optie ‘minder dan de helft’ wordt het vaakst gekozen door de leraren/techniekcoördinatoren (35%).
54
Bij aanmoediging tot communicatie valt op dat zowel de optie ‘geen’, ‘minder dan de helft’ als ‘allemaal’ vaak gekozen worden door de respondentengroepen. Van de verschillende keuzemogelijkheden wordt door directeuren/techniekcoördinatoren het hoogst gescoord op de categorie ‘allemaal’ (53%) net als de leraren/techniekcoördinatoren (36%). Van de verschillende keuzemogelijkheden scoren de directeuren/niet-techniekcoördinatoren (31%) en de leraren/niet-techniekcoördinatoren (55%) het hoogst op de categorie ‘geen’.
De betrokkenheid bij besluitvorming van de leraren op school wordt door de respondentengroepen verschillend ervaren. De directeuren/techniekcoördinatoren. (60%) en de directeuren/niet techniekcoördinatoren. (37%) scoren het hoogst op ‘allemaal’. De leraren/techniekcoördinatoren scoren het hoogst op ‘minder dan de helft’ (52%) en de leraren/niet techniekcoördinatoren scoren het hoogst op ‘geen’ (39%).
6.6.7 Oordeel over het hebben van een gemeenschappelijke visie ten aanzien van onderwijs in techniek op school Respondenten beoordeelden in hoeverre er een gemeenschappelijke visie is rond onderwijs in techniek op hun school. In tabel 25 van bijlage 9 zijn de aantallen per respondentengroep, gemiddelden en standaarddeviaties weergegeven. Opvallend is dat techniekcoördinatoren (directeuren èn leraren) zich vaker bewust zijn van een gemeenschappelijke visie is ten aanzien van onderwijs in techniek dan de niettechniekcoördinatoren. Het valt te verwachten dat de techniekcoördinatoren zich eerder bewust van van een gemeenschappelijke visie (als deze er is), maar het kan ook zijn dat op de scholen waar deze respondenten werken geen gemeenschappelijke visie over onderwijs in techniek is. Wat verder opvalt
Uit de tabel blijkt dat directeuren/techniekcoördinatoren en leraren/techniekcoördinatoren vinden dat er tussen ‘in redelijke mate’ en ‘in grote mate’ een gemeenschappelijke visie is ten aanzien van onderwijs in techniek op school (gemiddelde scores: 3.67 en 3.49). De directeuren/niet-techniekcoördinatoren scoren tussen ‘in geringe mate’ en ‘in redelijke mate’ (gemiddelde score: 2.57). De leraren/niet-techniekcoördinatoren vinden gemiddeld dat er in ‘geringe mate’ een gemeenschappelijke visie is ten aanzien van onderwijs in techniek op hun school (gemiddelde score: 2.10).
Directeuren/techniekcoördinatoren. en leraren/techniekcoördinatoren scoren significant hoger dan directeuren/niet-techniekcoördinatoren en leraren/niet-techniekcoördinatoren. Directeuren/niet-techniekcoördinatoren
scoren
significant
hoger
dan
leraren/niet-
techniekcoördinatoren.
55
6.6.8 Rapportcijfer voor onderwijs in techniek op school Respondenten beoordeelden het onderwijs in techniek op hun school via het geven van een rapportcijfer van 1 tot en met 10. In tabel 26a van bijlage 10 zijn de aantallen per respondentengroep, gemiddelden en standaarddeviaties weergegeven. In tabel 26b in bijlage 10 zijn percentages weergegeven per cijfers verdeeld in categorieën. Directeuren en leraren die techniekcoördinator zijn geven gemiddeld iets meer dan een zeven voor onderwijs in techniek op hun school (7.3 en 7.1). Bij de directeuren die geen techniekcoördinator zijn, is dat iets lager maar nog steeds voldoende (6). De leraren die geen techniekcoördinator zijn, beoordelen het onderwijs in techniek op hun school als onvoldoende (5.2).
60
Percentage
50 Cijfer 1, 2 of 3
40
Cijfer 4 of 5
30
Cijfer 6 of 7
20
Cijfer 8, 9 of 10
10 0 Directeur/techn
Directeur/niettechn
Leraar/techn
Leraar/niet-techn
Figuur 11: Verdeling van cijfers over de respondentengroepen.
Wat verder opvalt
Directeuren/techniekcoördinatoren en leraren/techniekcoördinatoren scoren significant hoger dan leraren/niet-techniekcoördinatoren (bij één van de drie Post Hoc tests scoren de directeuren/techniekcoördinatoren
ook
significant
hoger
dan
de
directeuren/niet-
techniekcoördinatoren). Leraren/techniekcoördinatoren scoren daarnaast significant hoger dan directeuren/niet-techniekcoördinatoren. Directeuren/niet-techniekcoördinatoren scoren weer significant hoger dan leraren/niet-techniekcoördinatoren.
Uit figuur 11 blijkt dat de cijfers 6 of 7 het meest worden gekozen door de verschillende respondentengroepen, behalve bij de directeuren/techniekcoördinatoren waarvan meer dan de helft (53%) voor nog hogere cijfers kiest. De cijfers 8, 9 of 10 worden naast de directeuren/techniekcoördinatoren
door
meer
dan
een
derde
deel
van
de
lera-
ren/techniekcoördinatoren gekozen (37%). Wat betreft lagere cijfers valt op dat een vijfde deel van de leraren/niet-techniekcoördinatoren (21%) het cijfer 1, 2 of 3 kiest en meer dan een vierde deel (28%) het cijfer 4 of 5. Ook een vierde deel van de directeuren/niet-
56
techniekcoördinatoren (25%) geeft het cijfer 4 of 5 voor onderwijs in techniek op hun school.
6.7
Aanbevelingen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te verbeteren
6.7.1 Aanbevelingen voor scholen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te verbeteren. Deze vraag is ingevuld door 152 directeuren (waaronder 15 techniekcoördinatoren) en 274 leraren (waaronder 54 techniekcoördinatoren). Bij het bespreken van de aanbevelingen zijn de vier groepen respondenten samengenomen. De aanbevelingen voor scholen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te verbeteren, sluiten aan bij resultaten uit eerdere vragen. Er dient voldoende tijd en geld beschikbaar te zijn voor onderwijs in techniek en er moet een duidelijke visie zijn die door het team ondersteund wordt. Wanneer mogelijk zouden meer mensen zich moeten inzetten voor het implementeren van onderwijs in techniek dan nu het geval is. Het is belangrijk dat leraren positieve ervaringen opdoen en onderwijs in techniek niet als moeilijk ervaren (bijvoorbeeld door deelname aan scholingen of coaching van de techniekcoördinator) en dat er laagdrempelige activiteiten beschikbaar zijn waar men aan deel kan nemen. Aanbevelingen in detail beschreven
Respondenten geven aan dat er voldoende geld beschikbaar moet zijn, bijvoorbeeld via subsidie door de overheid, en dat er voldoende tijd beschikbaar moet zijn voor onderwijs in techniek en het voorbereiden hiervan. Dat betekent dat het lesprogramma mogelijk anders gestructureerd moet worden. Integreren met andere vakken wordt als mogelijkheid aangeduid.
Er moet een duidelijke visie zijn ten aanzien van onderwijs in techniek die door het team ondersteund wordt. Wanneer mogelijk zouden meerdere mensen zich moeten inzetten voor het implementeren van onderwijs in techniek. Er is een goede techniekcoördinator nodig die leraren kan enthousiasmeren en coachen.
Studiedagen, bezoeken aan conferenties en deelname aan scholingen en workshops kunnen leraren stimuleren om met onderwijs in techniek aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat zij positieve ervaringen opdoen en ervaren dat onderwijs in techniek niet moeilijk hoeft te zijn.
57
Door laagdrempelige activiteiten beschikbaar te stellen en gemakkelijk te beginnen, kan het team geënthousiasmeerd worden. Het is daarbij belangrijk om te zorgen voor voldoende materialen en wanneer mogelijk een ruimte voor onderwijs in techniek. Excursies, bedrijfsbezoeken en gastlessen op school kunnen vrij gemakkelijk worden ingezet. Om met een uitspraak van een respondent af te sluiten: ‘Gewoon doen!’.
6.7.2 Aanbevelingen voor externen om de houding van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek te verbeteren. Deze vraag is ingevuld door 149 directeuren (waaronder 15 techniekcoördinatoren) en 263 leraren (waaronder 52 techniekcoördinatoren). Respondenten geven aan dat externe aanbieders van techniekactiviteiten (zoals science centra, educatieve uitgevers, vakverenigingen etc.) hun materialen betaalbaar moeten houden: zo mogelijk gratis of anders tegen lage tarieven. Directeuren en leraren zouden graag kant-en-klare lessen of activiteiten ontvangen. De lessen en materialen moeten laagdrempelig, gemakkelijk, toegankelijk en uitnodigend zijn. Het moet niet veel tijd kosten om er mee te werken en de lessen moeten praktisch uitvoerbaar zijn. Overige aanbevelingen
Respondenten geven aan dat externen bekendheid moeten geven aan hun activiteiten en materialen. Het liefst door naar de scholen toe te gaan, contact te leggen en materialen en voorbeeldlessen te laten zien. Ook kunnen folders scholen informeren.
Externen kunnen workshops en korte en praktische informatiedagen verzorgen om mensen te enthousiasmeren. Het is belangrijk dat leraren praktische ideeën krijgen en succes kunnen ervaren.
Sommige respondenten noemen de noodzaak van een goede en duidelijke methode en het helpen bij het ontwikkelen van een leerlijn. Ook wordt een bronnenboek voor leraren genoemd als ondersteuning bij het geven van onderwijs in techniek. Sommige respondenten zouden meer informatie willen krijgen over het combineren van techniek met andere vakken.
Tot slot worden externe aanbieders van techniekactiviteiten geadviseerd om rekening te houden met de mogelijkheden van scholen en van leraren binnen de school.
6.7.3 Overige opmerkingen Deze vraag is ingevuld door 33 directeuren (waaronder 5 techniekcoördinatoren) en 69 leraren (waaronder 13 techniekcoördinatoren). Zij vermelden dat er voor goed onderwijs in techniek geld nodig is, materialen en tijd om onderwijs in techniek te kunnen geven. Ook wordt aangegeven dat de overheid vooral stuurt op taak en rekenen en deze vakken daarom prioriteit hebben. Sommige respondenten geven tips: niet te veel
58
druk leggen op mensen die er niets mee hebben, het simpel houden, materialen aanschaffen waar leraren behoefte aan hebben (niet omdat ze er leuk uitzien) en leraren over de drempel helpen, bijvoorbeeld door een voorbeeldles te geven. Volgens respondenten moeten leraren intrinsiek gemotiveerd raken. Dat kan door succeservaringen met elkaar te delen en ze elkaar te laten enthousiasmeren.
59
7
Conclusies en aanbevelingen
7.1
Inleiding
De conclusies en aanbevelingen worden achtereenvolgens afzonderlijk besproken voor de verschillende onderdelen in dit onderzoeksverslag: de professionele houding ten aanzien van (onderwijs in) techniek, activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek en componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Aanbevelingen om het aandeel en de kwaliteit van techniek in het onderwijs te vergroten, zijn in de tekst opgenomen.
7.2
De professionele houding aanzien van (onderwijs in) techniek
Aanleiding voor dit onderzoek was de zorg dat leraren in het basisonderwijs geen positieve houding hebben ten opzichte van onderwijs in techniek. Alle inspanningen van de afgelopen jaren ten spijt, er is nog steeds een grote groep niet-voorlopers die negatief staat ten aanzien van onderwijs in techniek, zo was de gedachte. Dat blijkt toch enigszins mee te vallen. Leraren zijn in elk geval redelijk positief over onderwijs in techniek, al is het (zoals te verwachten) wel zo dat techniekcoördinatoren positiever zijn dan hun collega’s. Leraren zijn redelijk positief over het belang van onderwijs in techniek, de moeilijkheidsgraad, de mate waarin ze onderwijs in techniek leuk vinden, het vertrouwen hebben in het geven van onderwijs in techniek en er tijd en moeite in willen investeren. De eigen houding ten aanzien van techniek in het algemeen en onderwijs in techniek hoeft dan ook voor leraren geen belemmering te vormen bij het geven van onderwijs in techniek. Daar hoort wel een belangrijke kanttekening bij: leraren hebben weliswaar een positieve houding ten aanzien van onderwijs in techniek, maar zijn niet van plan meer onderwijs in techniek te gaan geven, dan wel zich er verder in te professionaliseren. Met de houding zit het dus wel goed, maar van daadwerkelijke gedragsverandering lijkt het niet te komen. Zeker bij leraren die geen techniekcoördinator zijn (de meerderheid) is dit goed zichtbaar. Dit is een belangrijk (maar niet onverwacht) resultaat. Juist leraren die geen techniekcoördinator zijn, zijn gebaat bij verdere professionalisering. Voor directeuren geldt hetzelfde. Ze hebben een (redelijk) positieve houding ten aanzien van onderwijs in techniek wat betreft het belang, de mate waarin ze leraren kennis
61
en vaardigheden willen bijbrengen, ze leraren willen enthousiasmeren, het zelfvertrouwen van leraren willen bevorderen en voldoende tijd beschikbaar willen stellen voor onderwijs in techniek. Zij zijn echter (net als de leraren) in mindere mate van plan om meer onderwijs in techniek te laten geven of leraren er zich verder in te laten professionaliseren. Leraren die zelf niet van al plan zijn zich in onderwijs in techniek te professionaliseren of zich er meer aan te wijden, worden hier dus blijkbaar ook niet door hun directeur toe aangezet. Een ander opvallend fenomeen is dat leraren en directeuren die techniekcoördinator zijn, de houding en bereidheid van hun collega’s ten aanzien van onderwijs in techniek positiever inschatten dan leraren (en in mindere mate directeuren) die geen techniekcoördinator zijn. Overschatten techniekcoördinatoren het enthousiasme van hun collega’s? Of is het enthousiasme dat zij proberen aan te wakkeren wellicht niet van lange duur? Waar alle respondenten het over eens zijn, is dat collega’s niet echt bereid zijn om meer onderwijs in techniek te geven of zich er verder in te professionaliseren. Hoewel leraren positiever denken over onderwijs in techniek (zowel over de moeilijkheid, het belang en het plezier dat zij eraan hechten) dan vaak wordt gedacht, blijft daadwerkelijke gedragsverandering dus achter. Techniek mag dan leuk en belangrijk zijn, en misschien ook niet (meer) zo moeilijk, men is niet bereid om te investeren in tijd voor onderwijs in techniek en in professionalisering. Wil men verandering in deze situatie aanbrengen, dan is het belangrijk om aan te sluiten bij het positieve beeld dat toch wel over techniek bestaat, en vanaf daar verder te bouwen aan gedragsverandering.
7.3
Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek
Techniekcoördinatoren nemen vaker deel aan of maken vaker gebruik van activiteiten op het gebied van onderwijs in techniek, dan niet-techniekcoördinatoren. Het is mogelijk dat zij zich bewuster zijn van wat er allemaal op school gebeurt, maar ook dat zij vaak de initiatiefnemer zijn van (deelname aan) dergelijke activiteiten. Het meest wordt gebruik gemaakt van materialen voor onderwijs in techniek, bedrijfsbezoeken, gastlessen/science shows en excursies. Dat zijn echter niet de activiteiten die volgens de respondenten het meeste van invloed zijn op de houding en het gedrag van leraren ten aanzien van onderwijs in techniek. Lesmethodes, wedstrijden en be-
62
drijfsbezoeken maken onderwijs in techniek weliswaar belangrijker, leuker en zelfs wat gemakkelijker, maar met name eenmalige trainingen en meerdaagse professionaliseringstrajecten scoren hoog als het gaat over de invloed op gedrag (meer onderwijs in techniek geven, nog meer professionaliseren). Dat zijn echter wel de activiteiten waar minder gebruik van wordt gemaakt, zeker door leraren en directeuren die geen techniekcoördinator zijn. Een aardige paradox dus. Leraren zijn niet van plan zich te professionaliseren en worden daar niet toe gestimuleerd. Zouden ze wel deelnemen aan één of meerdaagse professionalisering, dan is de verwachting dat ze ook daadwerkelijk hun gedrag veranderen, meer onderwijs in techniek geven en zich (blijvend) willen professionaliseren. Met het bovenstaande ligt een aanbeveling voor de hand. Voor het leuker, belangrijker en gemakkelijker maken van onderwijs in techniek volstaan allerlei typen activiteiten; het voordeel is dat veel scholen hier al in meer of mindere mate mee bekend zijn. Kant-en-klare lessen en activiteiten worden bovendien zeer gewaardeerd, zeker als het tegen een lage prijs kan. Voor het daadwerkelijk veranderen van gedrag, het vergroten van het aandeel techniek in het onderwijs en de kwaliteit daarvan, is het echter belangrijk om te investeren in scholing en training op het gebied van onderwijs in techniek. Niet van de techniekcoordinatoren (die vertonen al het gewenste gedrag), maar juist van hun collega’s.
7.4
Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek
Kennis en vaardigheden Techniekcoördinatoren zijn tevreden over hun eigen technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke pedagogisch-didactische kennis en voor het geven van onderwijs in techniek. Hun collega’s schatten zich lager in. Dat past bij de uitkomst dat zij onderwijs in techniek als moeilijker beschouwen. Werken aan kennis en vaardigheden van alle leraren is dus nog steeds nodig, en kan bij uitstek onderwerp van professionalisering zoals dit in de vorige paragraaf is beschreven. Enthousiasme Hoewel we al hebben gezien dat het beïnvloeden van de houding van leraren minder urgent is dan het beïnvloeden van hun gedrag, is aandacht voor motivatie en enthousi-
63
asme (het proberen te creëren van grenservaringen, waarbij ‘het kwartje valt’) wel degelijk belangrijk. Juist bij onderwijs in techniek is er een moment ‘waarop je enthousiast wordt’, dat geven ook de geïnterviewde techniekcoördinatoren duidelijk aan. Aan enthousiasme kan goed worden gewerkt door leraren te stimuleren ook zelf deel te nemen aan techniekactiviteiten, al dan niet in de klas, zoals het bijwonen van gastlessen en het volgen van workshops of scholingen. Ook de aanschaf van nieuwe materialen heeft volgens leraren een positieve invloed op het enthousiasme. Uiteindelijk is ‘zelf doen’ de belangrijkste grenservaring die leraren beschrijven: zelf het plezier ervaring in onderwijs en techniek, aangestoken worden door het enthousiasme van de leerlingen, dat doet de vonk aanwakkeren. Rol van de techniekcoördinator De directeur heeft een belangrijke rol bij het implementeren van onderwijs in techniek op school, maar de spil is en blijft de techniekcoördinator (als deze er is). Wel is het zo dat zij zichzelf een grotere rol toekennen dan hun collega’s. Ook de interviews met directeuren doen vermoeden dat de rol van techniekcoördinator nog wel eens met scepsis bekeken kan worden in de school, en dat taken blijven liggen wanneer er geen techniekcoördinator (meer) is. Het is dan ook de vraag of het verstandig is om zo veel taken en verantwoordelijkheden bij één persoon te leggen. Door de verantwoordelijkheid voor onderwijs in techniek te delen voorkomt de directeur dat de techniekcoördinator geïsoleerd komt te staan en dat alle kennis, ervaring en (misschien wel het belangrijkste) enthousiasme wegvalt als de techniekcoördinator vertrekt of stopt. Op veel scholen worden sommige taken ten aanzien van onderwijs in techniek overigens helemaal niet uitgevoerd. Daar zou voor externe organisaties wel eens een interessante taak kunnen liggen. Bronnen en hulpmiddelen Bronnen om goed onderwijs in techniek te geven zijn er te weinig. Respondenten geven aan dat er te weinig geld beschikbaar is, en dat het ook ontbreekt aan tijd en een geschikte ruimte. Dit zouden wel eens belangrijke factoren kunnen zijn in het uitblijven van gedragsverandering ten aanzien van onderwijs in techniek. Of andersom: als men niet van plan is (niet gemotiveerd is?) meer onderwijs in techniek te geven, waarom zou er dan geld, tijd en ruimte voor worden vrijgemaakt? Dan is het gemakkelijk om tijd, geld en ruimte als problemen aan te wijzen, dat zijn immers bekende problemen in het basisonderwijs. Het zou interessant zijn om verder in dit mechanisme te duiken.
64
Overigens wordt de beschikbaarheid van methodes en materialen door een deel van de respondenten als onvoldoende ervaren. Wat betreft motiverende kinderboeken om (voor) te lezen en games/digitale technieksimulaties/andere ICT materialen ervaart een groot deel van de respondenten dat deze nodig zijn, maar onvoldoende beschikbaar. Aanbieders van techniekactiviteiten en -materialen zouden in deze behoefte kunnen voorzien door deze materialen aan te bieden tegen een betaalbare prijs. Beloning en communicatie Ten aanzien van hoe op scholen met (het stimuleren van) onderwijs in techniek wordt omgegaan is het beeld diffuus. Sommige leraren worden aangemoedigd zich bezig te houden met (het met elkaar communiceren over) onderwijs in techniek, andere juist helemaal niet. Ook de besluitvorming over de plaats van techniek in het onderwijs verloopt overal verschillend, net als de facilitering van collega’s die zich ervoor willen inspannen. Dit leidt tot de aanbeveling om vooral niet alle scholen over één kam te scheren, maar om bij het ondersteunen van scholen bij onderwijs in techniek vooral de context en de cultuur van de school in ogenschouw te nemen en te kijken wat men nodig vindt en waar aanvulling nodig is.
65
8
Geraadpleegde literatuur
Den Boer, P.R. (2009) Kiezen van een opleiding: van ervaring naar zelfsturing. Can it be done? Intreerede lectoraat Keuzeprocessen ROC West Brabant. Cuijck, L. van, Keulen, H. van, & Jochems, W. (2009). Zijn basisscholen klaar voor onderzoekend en ontwerpend techniekonderwijs? Een steekproef onder VTB scholen. In H. van Keulen & J. Walma van der Molen (Eds. ), Onderzoek naar wetenschap en techniek in het Nederlandse basisonderwijs (pp. 77-88). Den Haag: Platform Bèta Techniek. Ely, D. P. (1990). Conditions that facilitate the implementation of educational technology innovations. Journal of Research on Computing in Education, 23 (2), 298-305. Fullan, M. (2001). The new meaning of educational change. (3rd ed.). New York, NY: Teachers College Press. Kat, M., Boer, P., Graauw, C. de, Sentjens, M. (2010) Attitudeverandering door deelname aan ‘De Uitvinders’. Onderzoeksrapport. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en advies. Kat, M. , & Neut, I. van der (2010). Wetenschap en techniek op de Pabo in 2010: vervolg op het onderzoek ‘techniek op de pabo’ uit 2005. Onderzoeksrapport. Tilburg: IVA. Keulen, H. van (2009). Drijven en zinken: wetenschap en techniek in het primair onderwijs. Oratie ter installering lectoraat. Sittard: Fontys Hogescholen, Fontys Pabo Limburg. McRobbie, C. , Ginns, I. , & Stein, S. (2000). Preservice primary teachers’ thinking about technology and technology education. International Journal of Technology and Design Education, 10 (1), 81-101. Rohaan, E. (2009). Testing teacher knowledge for technology teaching in primary schools. Proefschrift. Eindhoven: Eindhoven School of Education, TU/e.
67
Rohaan, E. J., Taconis, R., & Jochems, W. M. G. (2008). Reviewing the relations between teachers’ knowledge and pupils’ attitude in the field of primary technology education. International Journal of Technology and Design Education, 18 (3). Vermaas, J., Kools, Q., Neut, A.C. van der (2005), Techniek op de pabo, de kracht van de verbeelding. Den Haag: Verbreding Techniek Basisonderwijs Walma van der Molen, J. (2009). Wat vinden leraren basisonderwijs van wetenschap en techniek? De attitudemonitor maakt hun gevoelens, gedachten en gedrag inzichtelijk. In H. van Keulen & J. Walma van der Molen (Eds. ), Onderzoek naar wetenschap en techniek in het Nederlandse basisonderwijs (pp. 157-163). Den Haag: Platform Bèta Techniek. Walma van der Molen, J.H., De Lange, J., & Kok, J. (2009). Theoretische uitgangspunten bij de professionalisering van leraren basisonderwijs op het gebied van wetenschap en techniek (pp. 29-39). In H. van Keulen & J.H. Walma van der Molen (Eds.), Onderzoek naar wetenschap en techniek in het Nederlandse basisonderwijs. Den Haag: Platform Bèta Techniek.
68
Bijlage 1
Interviewleidraad telefonische interviews
Rechtop = Cursief =
voorlezen instructie voor interviewer
In opdracht van de Vereniging voor techniek in het primair onderwijs (VONK) voeren de Eindhoven School of Education en IVA een onderzoek uit naar de houding van leerkrachten basisonderwijs met betrekking tot onderwijs in techniek en hun eigen oordeel over factoren die daarop van invloed zijn geweest. Het onderzoek bestaat uit het afnemen van een online vragenlijst bij 200 basisschooldirecteuren en 200 leerkrachten basisonderwijs. Om daarnaast meer kwalitatieve informatie te verkrijgen, nemen we voorafgaand hieraan een aantal telefonische interviews af. Het telefonische interview duurt ongeveer 45 minuten en heeft als doel inzicht te krijgen in drie zaken. Allereerst vraag ik u naar algemene informatie en naar de houding (of attitude) van leerkrachten ten opzichte van techniek en hun opvatting over het belang daarvan. Vervolgens komen activiteiten en initiatieven aan bod die georganiseerd worden om, onder meer, de attitude ten opzichte van techniek te verbeteren, evenals kenmerken waarvan bekend is dat ze invloed hebben op de attitude van leerkrachten. Tot slot vraag ik u naar aanbevelingen om de attitude van leerkrachten ten opzichte van techniek te versterken. Het interview bestaat grotendeels uit open vragen, zodat u de gang van zaken op uw school kunt beschrijven. Subvragen zijn soms meer gesloten van aard. Deze worden gesteld om kort de onderdelen van onze online vragenlijst te controleren. Uw antwoorden zullen met zorg behandeld worden en anoniem worden verwerkt. De gegevens over uw school worden in het interview gevraagd, zodat eventueel op een later tijdstip een nadere toelichting kan worden gevraagd, mocht dat nodig zijn. Tijdens dit telefonisch gesprek zal ik uw antwoorden direct verwerken op de computer. Om nog eens na te kunnen luisteren wat u precies gezegd hebt, wil ik graag met een voicerecorder audio-opnamen maken van het gesprek. Vindt u dat goed? Heeft u nog vragen of opmerkingen voordat we starten met het interview?
69
Sectie I – Algemene informatie Naam Geslacht School Schooltype (BO, SBO) Functie Aantal jaren in deze functie op deze school Telefoon Email Postadres school (voor toezending boekenbon: na afloop gesprek vragen en invullen) Sectie II – Professionele attitude van leerkrachten ten opzichte van techniek A1
Wat wordt er op uw school verstaan onder onderwijs in techniek? Waarom?
A2
Hoe vaak wordt er op uw school onderwijs in techniek gegeven? En hoeveel tijd wordt hier aan besteed?
A3
Hoe zou u de huidige plaats van techniek in het curriculum op uw school willen omschrijven? Eventueel voorbeelden noemen: Vakgebonden (als apart vak), Leerkrachtgebonden (alleen bij bepaalde leerkrachten of een techniekleerkracht), Geïntegreerd in een vakoverstijgend domein (bijvoorbeeld wereldoriëntatie), Geïntegreerd in alle vakken (niet als apart vak), Anders, namelijk
A4
Wat is uw eigen houding/attitude ten opzichte van onderwijs in techniek?
A4.1
Vindt u het belangrijk om onderwijs in techniek te geven? Telkens korte toelichting vragen Vindt u het moeilijk om onderwijs in techniek te geven? Hebt u voldoende kennis en vaardigheden om techniek te kunnen onderwijzen? (technische vaardigheden, vakinhoudelijk, didactisch) Vindt u het leuk om onderwijs in techniek te geven? Hebt u er vertrouwen in dat u onderwijs in techniek kunt geven? Bent u van plan om meer onderwijs in techniek te verzorgen dan u op dit moment doet?
A4.2 A4.3 A4.4 A4.5 A4.6
70
A4.7
Bent u van plan om u zelf verder te professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
A5
Wat vinden de leerkrachten op uw school van het geven van onderwijs in techniek? Hoe weet u dat en waarom vinden zij dat?
A5.1
Vinden de leerkrachten op uw school het belangrijk om onderwijs in techniek te geven? Telkens korte toelichting vragen Vinden de leerkrachten op uw school het moeilijk om onderwijs in techniek te geven? Hebben de leerkrachten op uw school voldoende kennis en vaardigheden om techniek te kunnen onderwijzen? (technische vaardigheden, vakinhoudelijk, didactisch) Vinden de leerkrachten op uw school het leuk om onderwijs in techniek te geven? Hebben de leerkrachten op uw school er vertrouwen in dat zij onderwijs in techniek kunnen geven? Zijn de leerkrachten op uw school van plan om meer onderwijs in techniek te verzorgen dan ze op dit moment doen? Zijn de leerkrachten op uw school van plan om zich verder te professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
A5.2 A5.3
A5.4 A5.5 A5.6 A5.7
Sectie III – Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek Er zijn in Nederland verschillende landelijke en regionale organisaties die techniekactiviteiten aanbieden aan of op scholen. Vaak is een doel van deze activiteiten om de houding van leerlingen en/of leerkrachten ten opzichte van techniek in positieve zin te beïnvloeden. B1
Welke activiteiten/ initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek kent u? Noem er zoveel mogelijk.
B2
Zijn de leraren op uw school bekend met deze activiteiten/ initiatieven? Geïnterviewde kan hierbij aangeven hoeveel van zijn collega’s met de initiatieven bekend zijn.
B3
Van welke door u genoemde activiteiten/ initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek is er de afgelopen 2 jaar bij u op school gebruik gemaakt en op
71
welke manier worden deze activiteiten ingezet? Bij ‘de afgelopen 2 jaar’ gaat het om kalenderjaren. B4 B4.1
Waarom is er op uw school voor deze activiteiten gekozen? Wat vinden leraren van deze activiteiten in het kader van onderwijs in techniek? Korte toelichting.
B5
Wat zijn effecten of opbrengsten van deze activiteiten? (geïnterviewde kan zowel effecten/ opbrengsten voor kinderen als voor leraren noemen) Is de houding/ attitude van leraren ten opzichte van techniek veranderd door deze activiteiten? Hoe komt dat? Geven leraren meer of anders onderwijs in techniek door deze activiteiten? Hoe komt dat?
B5.1 B5.2
Ik noem nu een aantal activiteiten op. Wilt u aangeven in hoeverre u bekend bent met deze activiteiten, of ze op uw school plaatsvinden, op welke manier ze worden ingezet, waarom u er gebruik van maakt en wat de effecten of opbrengsten van de activiteiten zijn? Het is mogelijk dat u sommige activiteiten al besproken hebt. In dat geval gaan we telkens door naar de volgende vraag. (Wel telkens de eerste vraag stellen per kopje, omdat het mogelijk is dat geïnterviewde door de voorbeelden op nieuwe ideeën komt). C – Bedrijfsbezoeken C1
Bent u bekend met de mogelijkheid om bedrijfsbezoeken te organiseren voor uw school of klas, bijvoorbeeld aan een technisch bedrijf in de buurt? Zo ja, met welke bedrijfsbezoeken bent u bekend?
C2
Zijn de leraren op uw school (ook) bekend met bedrijfsbezoeken? Geïnterviewde kan hierbij aangeven hoeveel van zijn collega’s met de initiatieven bekend zijn.
C3
Zijn er de afgelopen 2 jaar bij u op school bedrijfsbezoeken georganiseerd? (bij nee, ga door naar onderdeel D) Zo ja, welke en op welke manier worden ze ingezet op uw school? (is dit bijvoorbeeld onderdeel van onderwijs in techniek of een losstaand bezoek?)
72
C4 C4.1
C5
C5.1 C5.2
Waarom worden er door de leraren op uw school bedrijfsbezoeken georganiseerd? Wat vinden leraren van deze bedrijfsbezoeken in het kader van onderwijs in techniek? Korte toelichting. Wat zijn effecten of opbrengsten van de bedrijfsbezoeken? (geïnterviewde kan zowel effecten/ opbrengsten voor kinderen als voor leraren noemen) - Is de houding/ attitude van leraren ten opzichte van techniek veranderd door deze bedrijfsbezoeken? Hoe komt dat? - Geven leraren meer of anders onderwijs in techniek door deze bedrijfsbezoeken? Hoe komt dat?
D t/m N - Activiteiten Zelfde als C, maar dan met startvraag : D1 Bent u bekend met de mogelijkheid om excursies te organiseren voor uw school of klas, bijvoorbeeld naar een science centre als NEMO of een technieklokaal in een school voor VO of op de pabo? Zo ja, welke? E1
Bent u bekend met de mogelijkheid om gastlessen of science shows te organiseren voor uw school of klas, bijvoorbeeld door Techniek Coach, Technika 10, Fun Science of Stichting Techniekpromotie? Zo ja, welke?
F1
Bent u bekend met de mogelijkheid om wedstrijden te organiseren voor uw school of klas, bijvoorbeeld het TechniekToernooi of de FIRST LEGO League? Zo ja, welke?
G1
Bent u bekend met lesmethodes voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld NatuNiek, Naut of de vernieuwde Leefwereld? Zo ja, welke?
H1
Bent u bekend met materialen die voor onderwijs in techniek aangeschaft kunnen worden, bijvoorbeeld CD-ROM’s met proefjes voor kinderen, TechniekTorens / OntdekKasteel, ge- en verbruiksmaterialen voor werkstukken, constructiematerialen, zoals Legotechniek of K’nex, van leermiddelenleveranciers?
I1
Bent u bekend met materialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt, bijvoorbeeld leesboeken van de Stichting Kinderen Lezen Techniek, zoals
73
Robokip (over electrotechniek), Dirk tilt het dorp op ( over pneumatiek), Een lab in een pil(over nanotechnologie)? J1
Bent u bekend met websites en/of vakbladen met lesideeën voor uw school of klas, bijvoorbeeld de websites proefjes.nl, Praktischtechniek.nl en Kidzlab.nl of het blad De Tondeldoos?
K1
Wordt er op uw school wel eens een project- of themaperiode georganiseerd in het teken van techniek bijvoorbeeld een techniekweek? (bij nee, ga door naar onderdeel L) Zo ja, welke en op welke manier wordt dit project of deze themaperiode ingezet op uw school?
L1
Bent u bekend met de mogelijkheid om een eenmalige training of workshop voor leerkrachten op het gebied van onderwijs in techniek te volgen van een dag of een dagdeel, bijvoorbeeld van regionale of provinciale techniekcentra of de jaarlijkse Thema-doe-dag van VONK? Zo ja: welke?
M1
Bent u bekend met de mogelijkheid om aan een professionaliseringstraject voor leerkrachten op het gebied van onderwijs in techniek deel te nemen, bijvoorbeeld in het kader van VTB of VTB-Pro (via de pabo)? Zo ja: welke?
N1
Bent u bekend met andere activiteiten voor leerkrachten of leerlingen ten behoeve van onderwijs in techniek?
Sectie IV – Componenten die van invloed kunnen zijn op de attitude O – Grenservaringen O1
Zijn er specifieke momenten aan te duiden waarbij leerkrachten die voorheen niet enthousiast waren voor onderwijs in techniek dat naderhand wel waren? (zo nee, ga door naar P)
O2
Welke momenten waren dat?
O3
Waardoor werden deze leerkrachten enthousiast?
O4
Zijn deze leerkrachten als gevolg van hun vergrote enthousiasme meer of anders onderwijs in techniek gaan geven?
74
O5
Waren er ook leerkrachten bij die bij diezelfde ervaringen niet hun attitude verbeterden? Hoe komt dat?
P – Implementatie van een innovatie P1
Speelt u een rol bij het invoeren van onderwijs in techniek op uw school? Zo ja, welke? (vraag P2 alleen stellen als geïnterviewde geen directeur is)
P2
Welke rol speelt de directie bij het invoeren van onderwijs in techniek op uw school? Wat is het effect hiervan? (bijvoorbeeld sturend of juist niet: draagt dit positief bij aan de houding ten opzichte van onderwijs in techniek)
P3
Worden de leerkrachten op uw school betrokken bij de implementatie van onderwijs in techniek? Zo ja, op welke manier? Is er een gemeenschappelijke visie over onderwijs in techniek op uw school? Telkens korte toelichting vragen Zijn leraren betrokken bij de besluitvorming? Worden zij aangemoedigd om met elkaar te communiceren? Worden zij beloond voor het implementeren van onderwijs in techniek? Vinden zij het belangrijk om onderwijs in techniek structureel te implementeren? Willen ze er voldoende tijd en moeite in steken?
P3.1 P3.2 P3.3 P3.4 P3.5 P3.6 P4
Zijn er samenwerkingsverbanden met andere scholen met betrekking tot het onderwijs in techniek? Bijvoorbeeld via de techniekcoördinatoren van deze scholen? Zo ja: waarom en op welke manier?
P5
Wat gaat er goed/ wat zijn sterke punten bij de implementatie van onderwijs in techniek op uw school?
P6
Wat gaat zijn verbeterpunten bij de implementatie van onderwijs in techniek op uw school?
P7
Zijn de volgende zaken voldoende aanwezig? Telkens korte toelichting vragen Geld
P7.1
75
P7.2 P7.3 P7.4 P7.5 P7.6 P7.7
Methodes Gebruiks- of verbruiksmaterialen Hulp van ouders Ruimte die voor onderwijs in techniek ter beschikking staat Tijd Anders, namelijk
Sectie V - Aanbevelingen om de attitude van leerkrachten te versterken Q1 Welke aanbevelingen hebt u om de attitude van leerkrachten voor onderwijs in techniek positief te beïnvloeden? Sectie VI - Overig
We zijn bijna bij het eind van het interview aangekomen. R1
R2
Zijn er nog andere zaken die u wilt bespreken met betrekking tot onderwijs in techniek en factoren die hierop van invloed kunnen zijn? Zijn er punten die nog niet aan de orde zijn gekomen? Wat vond u van het interview?
Hartelijk dank voor dit gesprek. (voor toezending boekenbon: postadres navragen)
76
Schriftelijke vragenlijst
Wij stellen uw medewerking zeer op prijs!
U krijgt vooral meerkeuzevragen te zien. Op enkele plaatsen wordt gevraagd om uw antwoord toe te lichten. Aan het einde van de vragenlijst is ruimte voor opmerkingen.
Het onderzoek bestaat uit het afnemen van een online vragenlijst bij ongeveer 200 basisschooldirecteuren en 200 leerkrachten basisonderwijs en een serie interviews (reeds afgerond). Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 15 minuten. Allereerst wordt u gevraagd om wat algemene informatie. Dan volgen vragen over uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Vervolgens komen activiteiten en initiatieven aan bod die proberen deze houding van leerkrachten en/of leerlingen te verbeteren. Tot slot wordt u gevraagd aanbevelingen te geven om de houding van leerkrachten ten opzichte van onderwijs in techniek te ondersteunen en te versterken.
In opdracht van de Vereniging voor techniek in het primair onderwijs (VONK) voeren de Eindhoven School of Education (Technische Universiteit Eindhoven) en IVA beleidsonderzoek en Advies (Universiteit van Tilburg) een onderzoek uit naar de houding van leerkrachten basisonderwijs met betrekking tot onderwijs in techniek en hun eigen oordeel over factoren die daarop van invloed zijn geweest.
Bijlage 2
77
78
5.
Hoeveel jaren bent u op deze school in deze functie werkzaam? (Rond af op hele jaren)
In welke functie bent u op dit moment werkzaam? (bij meerdere functies, kies de functie waarin u het meeste werkzaam bent) [Op basis van deze vraag vindt later de routing plaats (in geel gearceerd aangegeven)] Directeur Leerkracht basisonderwijs
4.
Wat is uw geslacht? Man Vrouw
Onder welk schooltype valt de school waar u werkzaam bent? Regulier basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Anders, namelijk
Hoeveel jaren bent u werkzaam in het basisonderwijs? (Rond af op hele jaren)
3.
2.
1.
Sectie I – Algemene informatie A) Informatie met betrekking tot uw school en functie
In welke mate speelt de techniekcoördinator een rol bij het implementeren van onderwijs in techniek op uw school? Niet [naar vraag 11]
Is er een techniekcoördinator op uw school? Ja, dat ben ik Ja, dat is iemand anders Nee [naar vraag 11]
9.
10.
Geeft u op dit moment les in techniek?
8.
Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Ik heb in de afgelopen twee schooljaren geen lesgegeven
7.
B) Informatie met betrekking tot onderwijs in techniek op uw school
Aan welke groep(en) heeft u de afgelopen twee schooljaren (vanaf schooljaar 2009-2010) lesgegeven? (Meerdere antwoorden mogelijk). [alleen voor leerkrachten tonen]
6.
79
80
In welke groepen wordt onderwijs in techniek op uw school gegeven? (meerdere antwoorden mogelijk) Groep 1 Groep 2 Groep 3
14.
Bent u of is uw school lid van de Vereniging voor techniek in het primair onderwijs (VONK)? Ja Nee Weet ik niet
Wat wordt op uw school verstaan onder ‘onderwijs in techniek’? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
Heeft uw school in de afgelopen jaren deelgenomen aan het Programma Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB of VTB-pro) van het Platform Bèta Techniek? Ja Nee Weet ik niet
In geringe mate In redelijke mate In grote mate In zeer grote mate Weet niet
13.
12.
11.
17.
16.
15.
Waarom bent u er al dan niet tevreden over? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
In hoeverre bent u tevreden over het aantal leerkrachten dat op uw school onderwijs geeft in techniek? Geheel ontevreden Ontevreden Niet ontevreden – niet tevreden Tevreden Geheel tevreden
Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Geen Hoeveel leerkrachten op uw school geven onderwijs in techniek? Geen Minder dan de helft van de leerkrachten Ongeveer de helft van de leerkrachten Meer dan de helft van de leerkrachten Alle leerkrachten Weet ik niet (naar vraag 18)
81
82
20.
19.
18.
Waarom bent u er al dan niet tevreden over? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
In hoeverre bent u tevreden over de huidige plaats van techniek in het curriculum op uw school? Geheel ontevreden Ontevreden Niet ontevreden – niet tevreden Tevreden Geheel tevreden
Hoe zou u de huidige plaats van techniek in het curriculum op uw school willen omschrijven? Vakgebonden (als apart vak) Project(week) gebonden (alleen in projecten of keuzedagen voor leerlingen) Leerkrachtgebonden (alleen bij bepaalde leerkrachten of een techniekleerkracht) Geïntegreerd in een vakoverstijgend domein (bijvoorbeeld wereldoriëntatie of natuur en techniek) Geïntegreerd in alle vakken (niet als apart vak) Anders, namelijk [ruimte voor maximaal 300 tekens]
21.
Vindt u techniek belangrijk?
Vindt u techniek moeilijk?
Vindt u techniek interessant?
Vindt u techniek leuk?
Hebt u vertrouwen in uw technische vaardigheden?
a.
b.
c.
d.
e.
Sectie II – Professionele houding van leerkrachten ten opzichte van techniek Nu volgt een aantal vragen over uw houding ten aanzien van techniek (in het algemeen). In geIn reringe delijke Niet mate mate
In grote mate
In zeer grote mate
Weet ik niet
83
84
22.
Vindt u het belangrijk om onderwijs in techniek te geven?
Vindt u het moeilijk om onderwijs in techniek te geven?
Vindt u het leuk om onderwijs in techniek te geven?
Hebt u er vertrouwen in om onderwijs in techniek te geven?
Bent u bereid om voldoende tijd en moeite te investeren in onderwijs in techniek?
Bent u van plan om meer onderwijs in techniek te verzorgen?
Bent u van plan om zich verder te professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Nu volgt een aantal vragen over uw houding als leerkracht basisonderwijs ten aanzien van onderwijs in techniek [alleen tonen als bij vraag 4 ‘leerkracht basisonderwijs is aangevinkt] In geIn reIn zeer ringe delijke In grogrote Weet Niet mate mate te mate mate ik niet
23.
Vindt u onderwijs in techniek belangrijk?
Vindt u het belangrijk om de leerkrachten op uw school kennis en vaardigheden bij te brengen op het gebied van onderwijs in techniek?
Vindt u het belangrijk om de leerkrachten op uw school te enthousiasmeren voor onderwijs in techniek?
Vindt u het belangrijk om het zelfvertrouwen voor het geven van onderwijs in techniek te bevorderen bij leraren op uw school?
Bent u bereid om voldoende tijd beschikbaar te maken voor onderwijs in techniek op uw school?
Bent u van plan om de leraren op uw school meer onderwijs in techniek te laten verzorgen?
Bent u van plan om de leraren op uw school zich verder te laten professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Nu volgt een aantal vragen over uw houding als directeur ten aanzien van onderwijs in techniek [alleen tonen als bij vraag 4 ‘directeur’ is aangevinkt] In geIn reIn zeer ringe delijke In grogrote Weet Niet mate mate te mate mate ik niet
85
86
24.
Hoeveel leerkrachten op uw school vinden het belangrijk om onderwijs in techniek te geven?
Hoeveel leerkrachten op uw school vinden het moeilijk om onderwijs in techniek te geven?
Hoeveel leerkrachten op uw school vinden het leuk om onderwijs in techniek te geven?
Hoeveel leerkrachten op uw school hebben er vertrouwen in dat zij onderwijs in techniek kunnen geven?
Hoeveel leerkrachten op uw school zijn er bereid om voldoende tijd en moeite te investeren in onderwijs in techniek?
Hoeveel leerkrachten op uw school zijn van plan om meer onderwijs in techniek te verzorgen?
a.
b.
c.
d.
e.
f.
Nu volgt een aantal vragen over de houding van leerkrachten op uw school ten aanzien van onderwijs in techniek. U wordt telkens gevraagd om een inschatting te maken. Als u er niet voldoende zeker van bent wat de houding van de leerkrachten op uw school is, kunt u de optie ‘weet ik niet’ gebruiken. Meer Minder Ongedan de veer de dan de AlleWeet Geen helft helft helft maal ik niet
25.
Hoeveel leerkrachten op uw school zijn van plan om zich verder te professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
bedrijfsbezoeken organiseren, bijvoorbeeld aan een technisch bedrijf in de buurt
excursies, bijvoorbeeld naar een science centre als NEMO of een technieklokaal in een school voor VO of
a.
b.
Geef van de volgende (categorieën van) activiteiten aan of u ze kent, of uw school er in de afgelopen twee schooljaren (vanaf schooljaar 2009-2010) gebruik van heeft gemaakt en of u vindt dat ze invloed hebben (gehad) op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek. [Deze vraag alleen tonen bij leerkrachten (antwoord op vraag 4 is ‘leerkracht’)] Ken ik wel, maar is op mijn school geen geIs op mijn bruik van geschool gebruik maakt van gemaakt Ken ik niet
Sectie III – Activiteiten en initiatieven op het gebied van onderwijs in techniek Er zijn in Nederland verschillende landelijke en regionale organisaties die techniekactiviteiten aanbieden aan of op scholen. Vaak is een doel van deze activiteiten om de houding van leerlingen en/of leerkrachten ten opzichte van techniek te verbeteren. Deze activiteiten zijn in verschillende categorieën op te delen.
g.
87
88
gastlessen of science shows, bijvoorbeeld door Techniek Coach, Technika 10, Fun Science of Stichting Techniekpromotie
wedstrijden, bijvoorbeeld het TechniekToernooi of de FIRST LEGO League
lesmethodes voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld NatuNiek, Naut of de vernieuwde Leefwereld
materialen voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld CD-ROM’s, TechniekTorens, materialen voor werkstukken, constructiematerialen zoals LEGO of K’nex
kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geintegreerd voorkomt, bijvoorbeeld leesboeken als Robokip (over elektrotechniek), Dirk tilt het dorp op (over pneumatiek)
websites en/of vakbladen met lesideeën, bijvoorbeeld de websites Proefjes.nl en Kidzlab.nl of het vakblad De Tondeldoos
organiseren van een project- of themaperiode, bijvoorbeeld een techniekweek
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
op de pabo
26.
meerdaags professionaliseringstraject, bijvoorbeeld in het kader van VTB of VTB-Pro
andere activiteiten die door de school zelf worden georganiseerd, namelijk
andere activiteiten die door externen worden georganiseerd, namelijk
k.
l.
m.
excursies, bijvoorbeeld naar een science centre als NEMO of een technieklokaal in een school voor VO of op de pabo
gastlessen of science shows, bijvoorbeeld door Techniek Coach, Technika 10, Fun Science of Stichting Techniekpromotie
wedstrijden, bijvoorbeeld het TechniekToernooi of de FIRST LEGO League
lesmethodes voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld NatuNiek, Naut of de vernieuwde Leefwereld
b.
c.
d.
e.
Welke van de activiteiten, waar u op school gebruik van heeft gemaakt, hebben invloed gehad op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek? a. bedrijfsbezoeken organiseren, bijvoorbeeld aan een technisch bedrijf in de buurt
eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel, bijvoorbeeld de jaarlijkse Thema-doe-dag van VONK
j.
89
90
27.
kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt, bijvoorbeeld leesboeken als Robokip (over elektrotechniek), Dirk tilt het dorp op (over pneumatiek)
websites en/of vakbladen met lesideeën, bijvoorbeeld de websites Proefjes.nl en Kidzlab.nl of het vakblad De Tondeldoos
organiseren van een project- of themaperiode, bijvoorbeeld een techniekweek
eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel, bijvoorbeeld de jaarlijkse Thema-doe-dag van VONK
meerdaags professionaliseringstraject, bijvoorbeeld in het kader van VTB of VTB-Pro
andere activiteiten die door de school zelf worden georganiseerd, namelijk
andere activiteiten die door externen worden georganiseerd, namelijk
g.
h.
i.
j.
k.
l.
m.
U heeft voor de onderstaande activiteiten aangegeven dat ze invloed hebben (gehad) op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Welke drie activiteiten hebben de meeste invloed gehad? [Alleen de gekozen activiteiten tonen en de respondent laten aanvinken welke drie activiteiten het meeste invloed hebben gehad.]
materialen voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld CD-ROM’s, TechniekTorens, materialen voor werkstukken, constructiematerialen zoals LEGO of K’nex
f.
28.
Niet
a. het geven van onderwijs in techniek belangrijker gaan vinden?
b. het geven van onderwijs in techniek gemakkelijker gaan vinden?
c. het geven van onderwijs in techniek leuker gaan vinden?
d. zelfverzekerder over het geven van onderwijs in techniek?
e. van plan om meer onderwijs in techniek te gaan geven?
f.
van plan om uzelf verder te professionaliseren in onderwijs in techniek?
In geringe mate
Bent u als gevolg van de bedrijfsbezoeken …
In redelijke mate
In grote mate
In zeer grote mate
Weet ik niet
[Deze vraag alleen tonen voor de gekozen drie activiteiten. Respondenten die geen activiteiten hebben aangevinkt, krijgen deze vraag niet te zien.]
91
Bent u als gevolg van de gastlessen of science shows …
Bent u als gevolg van de wedstrijden …
Bent u als gevolg van de lesmethode(s) voor onderwijs in techniek …
Bent u als gevolg van de materialen voor onderwijs in techniek …
Bent u als gevolg van de kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt …
Bent u als gevolg van de websites en/of vakbladen met lesideeën …
Bent u als gevolg van het organiseren van een project- of themaperiode …
Bent u als gevolg van de eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel …
Bent u als gevolg van het meerdaags professionaliseringstraject …
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
92
Bent u als gevolg van de excursies … [hier en verder telkens de voorgaande tabel tonen].
29.
39.
b. excursies, bijvoorbeeld naar een science centre als NEMO of een technieklokaal in een school voor VO of op de pabo
c. gastlessen of science shows, bijvoorbeeld door Techniek Coach, Technika 10, Fun Science of Stichting Techniekpromotie
d. wedstrijden, bijvoorbeeld het TechniekToernooi of de FIRST LEGO League
e. lesmethodes voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld NatuNiek, Naut of de vernieuwde Leefwereld
f.
materialen voor onderwijs in techniek, bij-
a. bedrijfsbezoeken organiseren, bijvoorbeeld aan een technisch bedrijf in de buurt
Geef van de volgende (categorieën van) activiteiten aan of u ze kent, of uw school er in de afgelopen twee schooljaren (vanaf schooljaar 2009-2010) gebruik van heeft gemaakt en of u vindt dat ze invloed hebben (gehad) op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek. [Deze vraag alleen tonen bij directeuren (antwoord op vraag 4 is ‘directeur’)] Ken ik wel, maar is op mijn school Is op mijn school geen gebruik van gebruik van gegemaakt maakt Ken ik niet
93
94
k. meerdaags professionaliseringstraject, bijvoorbeeld in het kader van VTB of VTB-Pro
l.
eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel, bijvoorbeeld de jaarlijkse Themadoe-dag van VONK
j.
m. andere activiteiten die door externen worden
organiseren van een project- of themaperiode, bijvoorbeeld een techniekweek
i.
h. websites en/of vakbladen met lesideeën, bijvoorbeeld de websites Proefjes.nl en Kidzlab.nl of het vakblad De Tondeldoos
andere activiteiten die door de school zelf worden georganiseerd, namelijk
g. kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt, bijvoorbeeld leesboeken als Robokip (over elektrotechniek), Dirk tilt het dorp op (over pneumatiek)
voorbeeld CD-ROM’s, TechniekTorens, materialen voor werkstukken, constructiematerialen zoals LEGO of K’nex
40.
b. excursies, bijvoorbeeld naar een science centre als NEMO of een technieklokaal in een school voor VO of op de pabo
c. gastlessen of science shows, bijvoorbeeld door Techniek Coach, Technika 10, Fun Science of Stichting Techniekpromotie
d. wedstrijden, bijvoorbeeld het TechniekToernooi of de FIRST LEGO League
e. lesmethodes voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld NatuNiek, Naut of de vernieuwde Leefwereld
f. materialen voor onderwijs in techniek, bijvoorbeeld CD-ROM’s, TechniekTorens, materialen voor werkstukken, constructiematerialen zoals LEGO of K’nex
g. kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt, bijvoorbeeld leesboeken als Robokip (over elektrotechniek), Dirk tilt het dorp op (over pneumatiek)
h. websites en/of vakbladen met lesideeën, bijvoorbeeld de websites Proefjes.nl en Kidzlab.nl of het vakblad De Tondeldoos
i.
organiseren van een project- of themaperiode, bijvoorbeeld een techniekweek
a. bedrijfsbezoeken organiseren, bijvoorbeeld aan een technisch bedrijf in de buurt
Welke van de activiteiten, waar u op school gebruik van heeft gemaakt, hebben invloed gehad op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek?
georganiseerd, namelijk
95
eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel, bijvoorbeeld de jaarlijkse Thema-doe-dag van VONK
andere activiteiten die door de school zelf worden georganiseerd, namelijk
96
Onderwijs in techniek belangrijker gaan vinden?
b. Meer enthousiast voor onderwijs in techniek?
a.
Niet
In geringe mate
In redelijke mate
In grote mate
In zeer grote mate
Weet ik niet
[Deze vraag alleen tonen voor de gekozen drie activiteiten. Respondenten die geen activiteiten hebben aangevinkt, krijgen deze vraag niet te zien.]
42.
Bent u als gevolg van de bedrijfsbezoeken …
U heeft voor de onderstaande activiteiten aangegeven dat ze invloed hebben (gehad) op uw houding ten aanzien van onderwijs in techniek. Welke drie activiteiten hebben de meeste invloed gehad? [Alleen de gekozen activiteiten tonen en de respondent laten aanvinken welke drie activiteiten het meeste invloed hebben gehad.]
41.
m. andere activiteiten die door externen worden georganiseerd, namelijk
l.
k. meerdaags professionaliseringstraject, bijvoorbeeld in het kader van VTB of VTB-Pro
j.
Bent u als gevolg van de wedstrijden …
Bent u als gevolg van de lesmethode(s) voor onderwijs in techniek …
Bent u als gevolg van de materialen voor onderwijs in techniek …
Bent u als gevolg van de kinderboeken met lesmaterialen waarin techniek geïntegreerd voorkomt …
Bent u als gevolg van de websites en/of vakbladen met lesideeën …
Bent u als gevolg van het organiseren van een project- of themaperiode …
46.
47.
48.
49.
50.
45.
Bent u als gevolg van de gastlessen of science shows …
44.
e. Van plan om de leraren op uw school zich verder te laten professionaliseren in techniek of onderwijs in techniek?
Bent u als gevolg van de excursies …
d. Van plan om de leraren op uw school meer onderwijs in techniek te laten verzorgen?
43.
c. Meer bereid om voldoende tijd beschikbaar te maken voor onderwijs in techniek op uw school?
97
98
54.
53.
Bent u als gevolg van het meerdaags professionaliseringstraject …
52.
Niet In geringe mate In redelijke mate In grote mate In zeer grote mate
Vindt u dat u zelf voldoende vakinhoudelijke kennis hebt om onderwijs in techniek te kunnen geven? [alleen tonen aan respondenten die bij vraag 4 ‘leerkracht’ hebben aangevinkt]
Niet In geringe mate In redelijke mate In grote mate In zeer grote mate
Vindt u dat u zelf voldoende technische vaardigheden hebt om onderwijs in techniek te kunnen geven? [alleen tonen aan respondenten die bij vraag 4 ‘leerkracht’ hebben aangevinkt]
Sectie IV – Componenten die van invloed kunnen zijn op de houding ten aanzien van onderwijs in techniek
Bent u als gevolg van de eenmalige training of workshop van een dag of een dagdeel …
51.
56.
55.
Hoeveel van de leerkrachten op uw school hebben volgens u voldoende technische vaardigheden om onderwijs in techniek te kunnen geven.
Hoeveel van de leerkrachten op uw school hebben volgens u voldoende vakinhoudelijke kennis om onderwijs in techniek te kunnen geven.
a.
b.
Nu volgt een aantal vragen over de kennis en vaardigheden van leerkrachten op uw school ten aanzien van onderwijs in techniek. U wordt telkens gevraagd om een inschatting te maken. Als u er niet voldoende zeker van bent wat de kennis en vaardigheden van de leerkrachten op uw school zijn, kunt u de optie ‘weet ik niet’ gebruiken. Minder OngeMeer dan de veer de dan de AlleWeet Geen helft helft helft maal ik niet
Vindt u dat u zelf voldoende specifieke didactische kennis en vaardigheden heeft om onderwijs in techniek te kunnen geven? [alleen tonen aan respondenten die bij vraag 4 ‘leerkracht’ hebben aangevinkt] Niet In geringe mate In redelijke mate In grote mate In zeer grote mate
99
100
59.
58.
57.
Hoeveel van de leerkrachten op uw school hebben volgens u voldoende specifieke didactische kennis en vaardigheden om onderwijs in techniek te kunnen geven?
In welke mate speelt de directie een rol bij het implementeren van onderwijs in techniek op uw school? Niet In geringe mate In redelijke mate
Zijn er specifieke momenten aan te duiden waarbij leerkrachten op uw school voorheen niet enthousiast waren voor onderwijs in techniek, dat naderhand wel waren? De vraag is niet van toepassing De vraag is wel van toepassing, maar ik herinner mij geen specifiek moment Ja, ik herinner mij dat … [ruimte voor maximaal 300 tekens]
Kunt u zich een moment herinneren waarbij u voorheen niet enthousiast was voor onderwijs in techniek en dat naderhand wel was? De vraag is niet van toepassing (bijvoorbeeld, omdat u altijd al enthousiast was) De vraag is wel van toepassing, maar ik herinner mij geen specifiek moment Ja, ik herinner mij dat … [ruimte voor maximaal 300 tekens]
c.
60.
a. Verstrekt het budget voor techniek
b. Maakt het beleidsplan voor techniek
c. Is voorzitter van de techniekcommissie/ werkgroep onderwijs in techniek
d. Is organisator van activiteiten op het gebied van onderwijs in techniek
e. Is bereikbaar voor vragen van leerkrachten op het gebied van onderwijs in techniek
f. Volgt workshops en cursussen op het gebied van onderwijs in techniek
Welke rol spelen de directeur en techniekcoördinator bij het implementeren van onderwijs in techniek op uw school? (meerdere antwoorden mogelijk) Iemand Niemand Techniek Weet anders Directeur coördinator niet
In grote mate In zeer grote mate
101
102
61.
h. Is verantwoordelijk voor het op orde houden van materialen op het gebied van onderwijs in techniek
Enthousiasmeert leerkrachten op het gebied van onderwijs in techniek
Anders, namelijk [ruimte voor maximaal 300 tekens, deze optie is niet verplicht om in te vullen]
i.
j.
a. Geld
b. Methodes
Kunt u aangeven of de volgende bronnen nodig zijn en zo ja, of ze voldoende beschikbaar zijn voor het geven van onderwijs in techniek? Wel nodig, onWel nodig, voldoende bevoldoende beWeet ik Niet nodig schikbaar schikbaar niet
g. Is verantwoordelijk voor het aanschaffen van materialen op het gebied van onderwijs in techniek
62.
e. Fysieke ruimte die voor onderwijs in techniek ter beschikking staat
Motiverende kinderboeken om (voor) te lezen
f.
g. Games/digitale technieksimulaties/ andere ICT materialen
h. Anders, __________________________
a. Hoeveel leerkrachten op uw school worden extrinsiek beloond voor hun inspanningen om onderwijs in techniek te implementeren? (bijvoorbeeld een geldbedrag of verlichting van een andere taak)
Minder dan de helft
Geen
Beantwoord de volgende vragen voor de leerkrachten op uw school.
Ongeveer de helft
d. Hulp van ouders
namelijk
c. Gebruiks- of verbruiksmaterialen
Meer dan de helft
Allemaal
Weet ik niet
103
104
66.
Waarom heeft u dit cijfer gegeven? [ruimte voor maximaal 300 tekens] Sectie V - Aanbevelingen om de houding van leerkrachten te versterken Welke aanbevelingen hebt u voor scholen om de houding van leerkrachten voor onderwijs in techniek te verbeteren? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
65.
Is er op uw school een gemeenschappelijke visie over onderwijs in techniek? Niet In geringe mate In redelijke mate In grote mate In zeer grote mate
d. Hoeveel leerkrachten op uw school zijn betrokken bij de besluitvorming rond onderwijs in techniek?
Geef een rapportcijfer voor onderwijs in techniek op uw school. [cijfer 1 – 10]
c. Hoeveel leerkrachten op uw school worden aangemoedigd om met elkaar te communiceren over onderwijs in techniek?
64.
63.
b. Hoeveel leerkrachten op uw school worden intrinsiek beloond voor hun inspanningen om onderwijs in techniek te implementeren? (bijvoorbeeld: geprezen door collega’s)
Heeft u nog opmerkingen over de vragenlijst of over het stimuleren van de houding van leerkrachten ten aanzien van techniek? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
68.
U bent aan het einde van de vragenlijst gekomen. Hartelijk dank voor uw medewerking!
Welke aanbevelingen hebt u voor externen (science centra, aanbieders van techniekactiviteiten, uitgevers van kinderboeken, educatieve uitgevers, vakverenigingen etc.) om de houding van leerkrachten voor onderwijs in techniek te verbeteren? [ruimte voor maximaal 300 tekens]
67.
105
Tabel 1: Houding t.a.v. techniek
4.07 .704 15 3.64 .787 151
4.53 .537 58
3.46 .871 248
Gem Sd N Gem Sd N
Gem Sd N
Gem Sd N
Directeur/ niettechniekcoordinatoren. Leraar/ techniekcoördinatoren.
Leraar/ niettechniekcoordinatoren.
Directeur/ techniekcoordinatoren.
Techniek belangrijk
3.33 1.011 246
3.81 .945 58
3.67 .816 15 3.70 .853 148
Techniek gemakkelijk
Tabel 1. Houding ten aanzien van techniek
Bijlage 3
3.63 .991 247
4.59 .650 58
4.20 .676 15 4.00 .833 151
Techniek interessant
3.57 .997 247
4.53 .655 58
4.20 .775 15 3.93 .825 151
Techniek leuk
3.10 1.021 248
3.72 .970 58
Vertrouwen in technische vaardigheid 3.93 .799 15 3.41 .970 150
107
Tabellen 2-4: Houding t.a.v. onderwijs in techniek
4.55 .626 58
3.46 .884 245
Gem Sd N
Gem Sd N
Leraar/ techniekcoordinatoren.
Leraar/ niettechniekcoordinatoren.
O. in techniek belangrijk
3.21 1.029 241
3.84 .970 58
O. in techniek gemakkel.
3.49 .955 240
4.50 .682 58
O. in Techniek leuk
3.32 .938 246
4.14 .868 58
Vertr. in geven o. in techniek
3.13 .906 240
Tijd en moeite invest. in o. in techniekcoördinatoren. 3.98 .927 58
Tabel 2. Houding ten aanzien van onderwijs in techniek van leraren basisonderwijs
Bijlage 4
2.67 1.074 231
Van plan meer o. in techniekcoördinatoren. te geven 3.46 1.095 56 2.11 1.060 236
3.36 1.197 56
Van plan verder te prof. in o. in techniek
109
110
Directeur/ niettechniekcoordinatoren.
Directeur/ techniekcoordinatoren.
Gem Sd N Gem Sd N
4.20 .676 15 3.67 .808 150
O. in techniek belangrijk
3.93 .884 15 3.46 .848 150
Belang kennis en vaard. v. leraren te stimuleren
4.00 .756 15 3.65 .876 150
Belang leraren enthousiasmeren
4.00 .845 15 3.51 .841 150
Belang zelfvertr. leraren te bevorderen
3.71 .726 14 3.09 .828 148
Tijd en moeite invest. in o. in techniekcoördinatoren.
Van plan leraren meer o. in techniekcoördinatoren. te laten geven 2.57 1.089 14 2.64 1.064 148
Tabel 3. Houding ten aanzien van onderwijs in techniek van directeuren basisonderwijs
2.71 1.139 14 2.62 1.038 144
Van plan leraren verder te prof. in o. in techniek
Leraar/ niettechniekcoördinatoren.
Leraar/ techniekcoordinatoren.
Directeur/ niettechniekcoördinatoren.
Directeur/ techniekcoördinatoren.
Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N
3.87 .915 15 3.36 1.028 137 3.78 .899 58 3.04 .967 188
O. in techniek belangrijk
3.73 .961 15 3.36 .953 134 3.07 .971 58 2.76 .894 177
O. in techniek gemakkel.
3.87 .915 15 3.34 .934 140 3.74 .807 58 3.03 .831 173
O. in techniek leuk
3.60 .828 15 3.23 .861 133 3.26 .813 57 2.94 .921 170
Zelfvertrouwen in geven o. in techniek
Tabel 4. Mening over houding ten aanzien van onderwijs in techniek collega’s Tijd en moeite invest. in o. in techniekcoördinatoren. 3.53 .990 15 3.12 1.053 137 3.14 .953 57 2.77 .928 183
Van plan meer o. in techniekcoördinatoren. te geven 2.21 1.051 14 2.45 .954 131 2.67 1.061 52 2.45 .940 143 1.80 .676 15 1.99 .828 128 2.00 .890 49 1.89 .799 152
Van plan verder te prof. in o. in techniek
111
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
BedrijfsBezoeken
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Tabel 5b. Invloed bedrijfsbezoeken op houding
Bedrijfsbezoeken
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 6 42.9
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 59 42.1
69.3
104
11
73.3
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 10 6.7 36 24.0
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 0 4 26.7*
Tabellen 5-15: Bekendheid en gebruik activiteiten
Tabel 5a. Deelname aan bedrijfsbezoeken
Bijlage 5
75.9
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 27 46.6
44
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 1 1.7 13 22.4
39.7
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 41 18.2
98
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 71 28.7 78 31.6
113
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
114
Excursies
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Tabel 6b. Invloed excursies op houding
Excursies
Tabel 6a.Deelname aan excursies
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 6 42.9
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 60 42.9
63.3
95
8
53.3
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 5 3.3 50 33.3
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 0 7 46.7 69.0
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 29 50.0
40
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 2 3.4 16 27.6 44.5
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 55 24.4
110
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 32 13.0 105 42.5
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
Gastlessen/ science shows
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Tabel 7b. Invloed gastlessen op houding
Gastlessen/ science shows
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 6 42.9
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 59 42.1
61.3
92
10
66.7
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 16 10.7 42 28.0
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 0 5 33.3
Tabel 7a. Gebruik maken van gastlessen/science shows
65.5
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 30 51.7
38
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 2 3.4 18 31.0 41.3
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 64 28.4
102
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 86 34.8 59 23.9
115
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
116
Wedstrijden
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Tabel 8b. Invloed wedstrijden op houding
Wedstrijden
Tabel 8a. Deelname aan wedstrijden
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 2 14.3
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 10 7.1
8.7
13
2
13.3
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 30 20.0 107 71.3
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 4 26.7 9 60.0 34.5
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 14 24.1
20
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 4 6.9 34 58.6 12.6
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 12 5.3
31
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 102 41.3 114 46.2
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
Lesmethodes
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Tabel 9b. Invloed lesmethoden op houding
Lesmethodes
Tabel 9a. Gebruik maken van lesmethodes
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 4 28.6
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 33 23.6
36.7
55
6
40.0
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 16 10.7 79 52.7
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 1 6.7 8 53.3 44.8
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 19 32.8
26
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 3 5.2 29 50.0 32.4
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 51 22.7
80
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 71 28.7 96 38.9
117
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
118
Materialen voor onderwijs in techniek
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 8 57.1
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 77 55.0
73.3
110
86.7
13
Tabel 10b. Invloed materialen voor onderwijs in techniek op houding
Materialen voor onderwijs in techniek
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 4 2.7 36 24.0
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 0 2 13.3
Tabel 10a. Gebruik maken van materialen voor onderwijs in techniek
94.8
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 43 74.1
55
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 0 3 5.2 67.6
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 115 51.1
167
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 21 8.5 59 23.9
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt 30.0
45
46.7
7
26
44.8
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 13 22.4 19 32.8 50
Kinderboeken met lesmateriaal waarin techniek geïntegreerd voorkomt
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 4 28.6
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 13 9.3
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 12 20.7
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 20 8.9
20.2
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 125 50.6 72 29.1
Tabel 11b. Invloed kinderboeken met lesmateriaal waarin techniek geïntegreerd voorkomt op houding
Kinderboeken met lesmateriaal waarin techniek geïntegreerd voorkomt
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 29 19.3 76 50.7
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 3 20.0 5 33.3
Tabel 11a. Gebruik maken van kinderboeken met lesmateriaal waarin techniek geïntegreerd voorkomt
119
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
120
Websites/ vakbladen met lesideeën
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 4 28.6
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 29 20.7
42.7
64
60.0
9
Tabel 12b. Invloed websites/vakbladen met lesideeën op houding
Websites/ vakbladen met lesideeën
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 27 18.0 59 39.3
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 1 6.7 5 33.3
Tabel 12a. Gebruik maken van websites/ vakbladen met lesideeën
75.9
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 36 62.1
44
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 5 8.6 9 15.5 29.6
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 43 19.1
73
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 100 40.5 74 30.0
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
Project- of themaperiode
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 4 28.6
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 39 27.9
42.7
64
46.7
7
Tabel 13b. Invloed project- of themaperiode op houding
Project- of themaperiode
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 10 6.7 76 50.7
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 0 8 53.3
Tabel 13a. Gebruik maken van een project- of themaperiode
63.8
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 27 46.4
37
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 3 5.2 18 31.0 31.6
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 37 16.4
78
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 52 21.1 117 47.4
121
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
122
Eenmalige training of workshop
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 0 -
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 10 7.1
14.0
21
6.7
1
Tabel 14b. Invloed eenmalige training of workshop op houding
Eenmalige training of workshop
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 63 42.0 66 44.0
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 4 26.7 10 66.7
Tabel 14a. Deelname aan een eenmalige training of workshop
34.5
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 14 24.1
20
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 15 25.9 23 39.7 9.3
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 11 4.9
23
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 178 72.1 46 18.6
Ken ik niet Ken ik wel, maar is op mijn school niet gebruikt Is op mijn school gebruik van gemaakt
Meerdaags prof. traject
Is op mijn school gebruikt en had invloed op mijn houding
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=14) N % 5 35.7
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=140) N % 23 16.4
24.0
36
46.7
7
Tabel 15b. Invloed meerdaags professionaliseringstraject op houding
Meerdaags prof. traject
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=150) N % 37 24.7 77 51.3
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) N % 3 20.0 5 33.3
Tabel 15a. Deelname aan een meerdaags professionaliseringstraject
53.4
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 26 44.8
31
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=58) N % 4 6.9 23 39.7 12.1
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=225) N % 16 7.1
30
Leraar/ niettechniekcoördinatoren (N=247) N % 167 67.6 50 20.2
123
Zelfverzekerder 2.82 1.044 33 2.86 1.060 57 2.63 1.140 65 3.00 1.188 18 3.33 1.037 55
Meer willen geven 3.06 1.153 34 2.73 1.070 56 2.61 1.065 66 3.17 1.339 18 2.71 1.117 55
Tabellen 16 en 17: Invloed activiteiten op houding leraren
Tabel 16. Invloed van activiteiten en initiatieven op houding leraren Belangrijker GemakkeLeuker lijker BedrijfsGem 3.30 2.66 3.26 bezoeken Sd 1.212 1.004 1.082 N 33 32 34 Excursies Gem 3.00 2.71 3.19 Sd .991 1.004 .972 N 56 56 57 Gastlessen/ Gem 2.94 2.79 3.30 science shows Sd 1.029 1.144 1.136 N 65 66 66 Wedstrijden Gem 3.17 2.78 3.61 Sd 1.249 1.166 1.037 N 18 18 18 Lesmethode Gem 3.36 3.45 3.44 Sd .962 1.043 .996 N 56 56 55
Bijlage 6
Verder in profession. 2.32 34 1.121 2.33 .982 55 2.05 1.067 65 2.94 1.345 17 2.24 1.181 54
125
126
Meerdaags prof. traject
Eenmalige training
Organiseren project/ thema periode
Websites/ vakbladen
Kinderboeken met techniek geïntegreerd
Materialen
Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N
3.11 1.025 129 2.83 .577 12 3.20 1.059 51 3.52 1.067 44 4.00 1.085 18 4.09 1.042 33
Belangrijker
Gemakkelijker 3.24 1.095 129 3.08 .669 12 3.35 .968 52 3.39 1.061 44 3.67 1.138 18 3.59 1.266 32 3.45 1.012 130 3.17 .577 12 3.38 1.013 52 3.86 .979 44 4.06 .938 18 4.00 .950 32
Leuker
Zelfverzekerder 3.21 1.005 129 3.08 .793 12 3.20 .960 51 3.33 1.028 42 3.83 1.098 18 3.66 1.234 32
Meer willen geven 2.72 1.115 128 2.91 .701 11 3.12 1.136 50 3.14 1.125 43 3.72 1.179 18 3.66 1.181 32
Verder in profession. 2.17 1.029 127 2.55 .934 11 2.61 1.168 51 2.57 1.107 42 3.82 1.334 17 3.37 1.159 30
Websites/ vakbladen
Materialen
Lesmethode
Gastlessen/ science shows
Excursies
Bedrijfsbezoeken
Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N
2.80 .901 41 2.89 .885 45 2.90 1.008 42 3.21 1.048 29 3.17 1.124 69 2.72 1.018 18
Belangrijker
3.15 .882 41 3.09 .949 45 3.17 .961 42 3.34 .974 29 3.37 1.092 70 3.06 .938 18
Meer enthousiast
Voldoende tijd beschikbaar willen stellen 2.78 .800 40 2.70 .916 46 2.81 .890 42 3.28 1.131 29 2.93 1.087 71 2.56 .922 18
Tabel 17. Invloed van activiteiten en initiatieven op houding directeuren Van plan om meer o. in techniek te laten geven 2.65 .834 40 2.54 1.005 46 2.61 .993 44 2.79 1.292 29 2.61 1.081 70 2.39 .850 18
Van plan om leraren verder in te profession. 2.49 .711 41 2.42 .917 45 2.61 .970 44 2.82 1.307 28 2.34 1.034 70 2.35 .862 17
127
128
Meerdaags prof. traject
Organiseren project/ thema periode
Gem Sd N Gem Sd N
3.03 1.197 31 3.65 1.071 23
Belangrijker
3.35 1.170 31 3.78 .902 23
Meer enthousiast
Voldoende tijd beschikbaar willen stellen 2.87 1.258 31 3.43 1.037 23
Van plan om meer o. in techniek te laten geven 2.68 1.045 31 3.22 1.166 23
Van plan om leraren verder in te profession. 2.47 1.008 30 3.14 1.207 22
Tabellen 18 en 19: Oordeel over kennis en vaardigheden
Leraar/niettechniekcoördinatoren.
Leraar/techniekcoörd inatoren.
Gem Sd N Gem Sd N
3.54 .927 57 2.70 .942 246
Technische vaardigheden 3.42 .905 57 2.54 .910 246
Vakinhoudelijke kennis
Specifieke didactische kennis en v. 3.67 .831 57 2.91 .936 246
129
Tabel 18. Oordeel over het hebben van voldoende eigen technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden om onderwijs in techniek te kunnen geven
Bijlage 7
130
Leraar/niettechniekcoördinatoren.
Leraar/techniekcoörd inatoren.
Directeuren/niettechniekcoördinatoren.
Directeuren/techniekcoördi natoren.
Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N Gem Sd N
3.53 .915 15 3.14 .954 143 3.11 .920 57 2.79 .814 203
Technische vaardigheden 3.20 1.014 15 3.03 .937 142 3.05 .811 57 2.68 .838 203
Vakinhoudelijke kennis
Specifieke didactische kennis en v. 3.40 .910 15 3.35 1.038 140 3.46 .983 57 3.03 1.000 203
Tabel 19. Oordeel over het hebben van voldoende eigen technische vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en specifieke didactische kennis en vaardigheden van leraren op de eigen school om onderwijs in techniek te kunnen geven
Tabellen 20 en 22: Rol directie en coördinator bij implementatie onderwijs in techniek7
7
Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand8 4.1% 8.2%
13.3% 0%
Tabel 21 is opgenomen in hoofdstuk 6 in paragraaf 6.6.
Verstrekt het budget voor techniek
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=147) 86.4% 4.8%
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) 80.0% 20.0%
8.8% 0%
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=57) 80.7% 24.6%
1.6% 8.2%
Leraar/niettechniekcoördinatoren. (N=245) 75.5% 6.9%
Tabel 22. Welke rol de directeur en techniekcoördinator spelen bij onderwijs in techniek op school
Tabel 20. De mate waarin de directie een rol speelt bij het implementeren van onderwijs in techniek op school DirecDirecteur/nietLeLeraar/nietteur/techniekcoördinat techniekcoördinatoraar/techniekcoördinat techniekcoördinatooren. ren. oren. ren. Gemiddelde 4.07 3.47 3.56 3.03 SD .594 .895 .982 1.093 N 15 150 57 246
Bijlage 8
131
Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand 7.5% 21.1% 1.4% 44.2% 1.4% 49.7% 6.8% 52.4% 14.3% 25.9%
0% 6.7% 13.3% 33.3% 0% 53.3% 33.3% 66.7% 13.3% 0%
7.0% 5.3%
0% 21.1% 1.8% 89.5%
0% 0% 8.8% 70.2%
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=57) 40.4% 89.5%
16.3% 32.2%
6.1% 41.2% 2.9% 37.6%
8.6% 25.7% 3.7% 33.9%
Leraar/niettechniekcoördinatoren. (N=245) 24.1% 39.2%
132
Er was bovendien een mogelijkheid om te kiezen voor ‘weet niet’. Omdat vrij weinig voor deze optie is gekozen (voornamelijk door leraren/niettechn. en maximaal voor 22% van deze groep) zijn de percentages ervan hier niet in de tabel weergegeven.
8
Is organisator van activiteiten voor onderwijs in techniek
Is voorzitter techniekcommissie/ werkgroep
Maakt het beleidsplan voor techniek
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=147) 34.0% 52.4%
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) 40.0% 66.7%
Verantwoordelijk voor op orde houden techniek materialen
Verantwoordelijk voor aanschaf techniek materialen
Volgt workshops cursussen voor onderwijs in techniek
Is bereikbaar voor vragen over onderwijs in techniek
Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=147) 16.3% 56.5% 11.6% 19% 6.1% 43.5% 10.9% 44.2% 53.7% 49.0% 9.5% 10.2% 10.2% 54.4% 28.6% 14.3%
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) 33.3% 66.7% 20.0% 0% 6.7% 53.3% 6.7% 40.0% 66.7% 53.3% 0% 0% 20.0% 53.3% 53.3% 0%
22.8% 1.8%
8.8% 0% 3.5% 91.2%
14.0% 17.5% 33.3% 91.2%
7.0% 1.8% 3.5% 78.9%
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=57) 5.3% 93.0%
22.0% 24.1%
11.8% 16.7% 7.3% 39.6%
6.5% 46.1% 31.0% 40.0%
11.4% 30.6% 3.3% 27.3%
Leraar/niettechniekcoördinatoren. (N=245) 6.9% 40.8%
133
134
Enthousiasmeert collega’s voor onderwijs in techniek
Rol directeur Rol techniek coordinator Iemand anders Niemand
Directeur/niettechniekcoördinatoren. (N=147) 39.5% 55.8% 10.2% 17.0%
Directeur/ techniekcoördinatoren. (N=15) 60.0% 66.7% 0% 6.7%
8.8% 1.8%
Leraar/ techniekcoördinatoren. (N=57) 19.3% 96.5% 6.1% 37.6%
Leraar/niettechniekcoördinatoren. (N=245) 11.8% 37.6%
Tabellen 23-25: Bronnen voor onderwijs in techniek
Aantal (N)9 Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar 14 0% 57.1% 42.9% 15 13.3% 26.7% 60.0% 15 0% 46.7% 53.3%
Dir/niettechniekcoördinatoren 144 2.1% 73.6% 24.3% 142 13.4% 37.3% 49.3% 145 0.7% 54.5% 44.8% 55 3.6% 47.3% 49.1% 55 25.5% 18.2% 56.4% 57 1.8% 24.6% 73.7%
Ler/techn iekcoördinatoren
Ler/niettechniekcoördinatoren 209 2.4% 76.1% 21.5% 222 12.2% 45.5% 42.3% 224 1.3% 58.9% 39.7%
135
In tabel 23 in bijlage 8 zijn de aantallen respondenten per groep telkens verschillend, omdat ook de optie ‘weet niet’ werd geboden. Deze is niet in de tabel opgenomen.
9
Gebruiks- of verbruiksmaterialen
Methodes
Geld
Dir/techni ekcoördinatoren
Tabel 23. Al dan niet voldoende beschikbaar zijn van bronnen voor onderwijs in techniek
Bijlage 9
136
Games/digitale technieksimulaties/ andere ICT materialen
Motiverende kinderboeken om (voor) te lezen
Fysieke ruimte die voor onderwijs in techniek ter beschikking staat
Hulp van ouders
N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar N Niet nodig Wel nodig, onvoldoende beschikbaar Wel nodig, voldoende beschikbaar
14 35.7% 28.6% 35.7% 15 13.3% 46.7% 40.0% 15 26.7% 46.7% 26.7% 14 14.3% 57.1% 28.6%
Dir/techni ekcoördinatoren
Dir/niettechniekcoördinatoren 133 15.8% 48.1% 36.1% 142 14.1% 50.0% 35.9% 120 17.5% 56.7% 25.8% 132 9.8% 76.5% 13.6% 56 10.7% 32.1% 57.1% 57 10.5% 42.1% 47.4% 48 10.4% 70.8% 18.8% 52 9.6% 69.2% 21.2%
Ler/techn iekcoördinatoren
Ler/niettechniekcoördinatoren 209 18.2% 43.1% 38.8% 223 12.1% 51.6% 36.3% 196 15.3% 73.5% 11.2% 191 8.4% 78.0% 13.6%
Aantal (N) Geen10 N Geen Minder dan de helft N Geen Minder dan de helft Allemaal N Geen Minder dan de helft Allemaal
15 86.7% 15 46.7% 13.3% 15 20.0% 13.3% 53.3% 15 0% 13.3% 60.0%
Dir/niettechniekcoördinatoren 143 83.2% 136 39.0% 30.1% 137 31.4% 23.4% 20.4% 145 20.0% 25.5% 37.2% 55 74.5% 54 22.2% 35.2% 53 11.3% 20.8% 35.8% 54 0% 51.9% 33.3%
Ler/techn iekcoördinatoren
Ler/niettechniekcoördinatoren 212 87.7% 203 59.6% 26.1% 206 55.3% 22.8% 14.1% 208 39.4% 29.3% 20.2%
137
In tabel 24 in bijlage 9 zijn omwille van de overzichtelijkheid niet alle categorieën opgenomen waaruit respondenten konden kiezen, alleen de categorieën waarop het hoogst wordt gescoord.
10
Betrokkenheid bij besluitvorming
Aanmoediging tot communicatie
Intrinsieke beloning
Extrinsieke beloning
Dir/techni ekcoördinatoren
Tabel 24. Overige zaken rond implementatie onderwijs in techniek: inschatting voor leraren op school
138
Gemeenschappelijke visie
Gem. Sd N
3.67 .816 15
Dir/techni ekcoördinatoren
Tabel 25. Het hebben van een gemeenschappelijke visie op school Dir/niettechniekcoördinatoren 2.57 1.228 147 3.49 1.002 57
Ler/techn iekcoördinatoren
Ler/niettechniekcoördinatoren 2.10 1.186 244
Gem. Sd N
Cijfer 1, 2 of 3 Cijfer 4 of 5 Cijfer 6 of 7 Cijfer 8, 9 of 10
Dir/techniekcoördin atoren (N=15) 0% 13.3% 33.3% 53.3%
Dir/niettechniekcoördinatoren 5.96 1.775 140
Ler/techniekcoördin atoren (N=57) 0% 10.5% 52.6% 36.8%
7.27 1.163 15
Dir/niettechniekcoördinatoren (N=140) 8.6% 25.0% 47.9% 18.6%
Tabel 26b. Rapportcijfer voor onderwijs in techniek op school
Rapportcijfer
Dir/techni ekcoördinatoren
Tabel 26: Rapportcijfer onderwijs in techniek
Tabel 26a. Rapportcijfer voor onderwijs in techniek op school
Bijlage 10
Ler/niettechniekcoördinatoren 5.21 2.034 233
Ler/niettechniekcoördinatoren (N=233) 21.0% 27.9% 42.5% 8.6%
7.14 1.076 57
Ler/techn iekcoördinatoren
139
(Onder)wijs in techniek? Al jaren wordt van alles gedaan om techniek een betere plaats in het basisonderwijs te geven. Kosten noch moeite zijn gespaard om leraren te enthousiasmeren en te scholen, om materialen te ontwikkelen en om scholen te ondersteunen bij het vormgeven van onderwijs in techniek. Maar hoe staat het er eigenlijk voor? Hoe denkt de gemiddelde leraar over onderwijs in techniek? Is hij of zij het belangrijker gaan vinden, gemakkelijker, en leuker? En wat kunnen ‘externe’ aanbieders doen om leraren in hun behoeften te ondersteunen? Op aanvraag van Vonk, vereniging voor techniek in het primair onderwijs en Techniektalent.nu is in het kader van het Kortlopend Onderwijsonderzoek getracht op deze vragen een antwoord te geven. Door middel van interviews en een uitgebreide online vragenlijst zijn de meningen van directeuren en leraren in het hele land verzameld. Aan bod komen meningen over het belang van onderwijs in techniek, over het aandeel techniek in het huidige onderwijs, over competenties leraren ten aanzien van onderwijs in techniek en over de meerwaarde van activiteiten en materialen die door derden worden aangeboden aan het basisonderwijs. Ook is gekeken aan welke voorwaarden voor het implementeren van techniek directeuren en leraren vinden dat op hun school wordt voldaan. De bevindingen en daaruit afgeleide aanbevelingen staan in dit boekje beschreven, kort en bondig voor de lezer die overzicht wil krijgen, en met de mogelijkheid om dieper te graven voor wie echt wil weten hoe het zit.