Ere-voorzitter:
Prof. Dr. M. de Haas, Wassenaar.
Ere-leden:
Prof. Dr. W.H. Keesom, E.S. Kerkhoven, Prof. C.F. van Oijen, C.G. Vattier Kraane.
BESTUUR
Voorzitter:
Prof. Dr. C.J. Gorter, Leiden.
2de Voorzitter:
Dr. Ir. W.J. Muller, Haarlem.
Secretaris-penningmeester: Dr. K. Reitsma, Leiden. 2e Secretaris:
J.W. Schneider, Leiden.
Leden: Dr. C.J.H. van den Broek, Utrecht. H. van der Grijp, Utrecht. Th.C. Jerne, Rotterdam. Prof. Ir. L. H. de Langen, Delft. Ir. J. van Male, Apeldoorn. Ir. A.M. IJsselmuiden, Heemstede.
Aanmelding voor het lidmaatschap, correspondentie etc.: Pasteurstraat 1, Leiden. Tel. bureau Tel. Secr. huis Tel. 2e Secr. huis
21241 23090 24355 (K1710)
De contributie bedraagt: voor leden-begunstigers ( instellingen, firma’s enz.) tenminste ƒ 15,- per jaar; voor leden (natuurlijke personen) ƒ 5,- per jaar. Betaling kan geschieden op postrekening 97360 ten name van de Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek, Leiden. In de contributie is het abonnement op de Mededelingen begrepen.
Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek Gevestigd te Leiden Opgericht 23 September 1908
* INHOUD: Verslag van de 73ste Algemene Vergadering op 30 November 1949 ……..
pag.
3
Reglement voor het Fonds ,,Kamerlingh Onnes Medaille”………………………….
,,
7
III. Statistiek machinaal gekoelde ruimte in Nederland ………………………….....
,,
11
IV. Reisindrukken der Nederlandse deelnemers aan de ,,Journées du Froid” (October 1949) ………………………….
,,
16
Bezoek aan N.V. Grasso’s Machinefabrieken te ‘s-Hertogenbosch …………...
,,
33
De IJs- en Koelindustrie in de Verenigde Staten van Indonesië ………..
,,
43
VII. Aanwinsten Bibliotheek ………………..
,,
57
I.
II.
V.
VI.
Mededelingen
No.
99
Maart 1950
I.
73
ste
Verslag van de Algemene Vergadering
gehouden te ‘s-Hertogenbosch op Woensdag 30 November 1949
1-2.
Opening en notulen.
De voorzitter, Dr. Ir. W.J. MULLER opent de 73ste algemene ledenvergadering der vereniging met een hartelijk woord van welkom en stelt daarna de notulen van de vergaderingen van 27 Januari en 25 Mei 1949 aan de orde. Aangezien niemand der toenmaals aanwezigen daarover een opmerking heeft, worden de notulen van beide vergaderingen ongewijzigd vastgesteld. 3.
Vaststelling Reglement van het Fonds ,,Kamerlingh Onnes Medaille.”
De vaststelling van dit reglement werd tijdens de vorige vergadering aangehouden, ten einde het Bestuur gelegenheid te geven zich nog over enige redactieveranderingen te beraden. De voorzitter doelt nu mededeling van enkele kleine veranderingen, die het Bestuur gaarne zag aangebracht in het destijds aan alle leden toegezonden ontwerp. De vergadering kan zich met deze wijzigingen verenigen zodat de tekst thans definitief wordt vastgesteld. (Het reglement is afgedrukt op pag. 7 dezer Mededelingen) 4.
Benoeming van een eerste en een tweede voorzitter.
De voorzitter, Dr. Ir. W.J. MULLER, deelt mede dat hij gaarne op 1 Januari a.s. als zodanig zou aftreden om plaats te maken voor een figuur, die op het gebied der lage temperaturen een internationale naam heeft en mede daardoor de Vereniging beter naar buiten zal kunnen vertegenwoordigen. Spreker heeft daarbij het oog op Prof. Dr. C.J. GORTER, Directeur van het Kamerlingh Onnes Laboratorium te Leiden. Ook bij spreker’s verkiezing tot voorzitter achtte hij Prof. Gorter meer de aangewezen persoon voor deze belangrijke functie, maar Prof. Gorter kon toen geen
3
candidatuur aanvaarden wegens zijn drukke werkzaamheden. Ondanks dat hij ook nu nog zeer bezet is, is Prof. Gorter gezwicht voor de door spr. uitgeoefende aandrang en is hij nu bereid zich een eventuele benoeming te laten welgevallen. Het verheugt Dr. Muller zeer dit aan de vergadering te kunnen mededelen. Er blijken geen andere candidaten te zijn gesteld, zodat Prof. Gorter beschouwd kan worden als te zijn gekozen. Evenwel vraagt spr. hierop nog eens uitdrukkelijk het fiat der vergadering, dat blijkens een krachtig applaus van harte wordt verleend. Dr. Muller wenst Prof. GORTER geluk met deze benoeming. De traditie, dat de leiding der vereniging nauw verbonden is met het Kamerling Onnes Laboratorium, is hiermede hersteld. Tenslotte deelt Dr. Muller mede dat hij – indien de vergadering zulks wenst – bereid is weer 2de voorzitter te worden. De heer KERKHOVEN wenst de vereniging geluk, dat op deze wijze twee eminente mannen in het Bestuur blijven. Hierna wordt bij acclamatie Dr. Ir. W.J. MULLER benoemd tot 2de voorzitter der vereniging. 5.
Verkiezing van drie bestuursleden.
De voorzitter verzoekt de heren BAARTMAN, en PROOST het stembureau te vormen. Na gehouden schriftelijke stemming blijken de heren Dr. C.J.H. VAN DEN BROEK, Ir. J. VAN MALE en Ir. A.H. IJSSELMUIDEN te zijn verkozen. De voorzitter heet thans eerst de Ere-voorzitter der Vereniging, Prof. Dr. M. DE HAAS, die inmiddels ter vergadering is gekomen, hartelijk welkom en dankt hem voor zijn onverflauwde belangstelling. Vervolgens wenst hij de nieuwbenoemde bestuursleden geluk met hun benoeming en dankt de scheidende bestuurders, Ir. G. FERGUSON en Dr. Ir. R. VERSCHUUR voor al hetgeen zij gedurende de vele jaren, dat zij deel uitmaakten van het Bestuur, in het belang der vereniging hebben gedaan. Prof. Dr. M. DE HAAS dankt voor de vriendelijke begroeting. Wat een Ere-voorzitter mag doen staat niet precies in de statuten, maar hij wil in ieder geval een lacune aanvullen door dank te brengen aan Dr. Ir. MULLER voor zijn werk als 1ste voorzitter (applaus).
4
6.
Mededelingen en correspondentie.
De secretaris, Dr. K. REITSMA doet bij die agendapunt enige mededelingen over de pogingen om de Verenigde Staten te interesseren voor het werk van het Institut International du Froid. Mede dank zij de besprekingen die Prof. Gorter tijdens zijn verblijf in Amerika heeft gevoerd met de vertegenwoordigers van de ASRE, bestaat er gegronde verwachting, dat de Amerikanen in de naaste toekomst steun aan het werk van het Instituut zullen verlenen. Vervolgens maakt hij melding van de correspondentie gevoerd met de heer J.F.A.M. BOURGONJEN over de eventuele instelling van een commissie, die zich zou belasten met het opstellen van veiligheidsvoorschriften voor koelinstallaties. Met de RIJKSNIJVERHIEIDSDIENST te Delft werden besprekingen gevoerd over beproevingsvoorschriften van huishoudkoelkasten. Aangezien de vereniging niet over apparatuur beschikt, is aan de Rijksnijverheidsdienst in overweging gegeven zich in verbinding te stellen met Prof. Ir. L.H. DE LANGEN, die daartoe zijn medewerking heeft toegezegd. De adj.-secretaris J.W. SCHNEIDER geeft daarna een toelichting op de ,,Statistiek van de machinaal gekoelde ruimten in Nederland”, welke statistiek de uitkomsten weergeeft van de per 1 Oct. 1948 gehouden enquête. Deze toelichting is opgenomen op pag. 11 e.v. 7.
Reisindrukken Journées du Froid.
De leden J. VAN MALE en N. WOLTERS geven een aantal indrukken van de zeer geslaagde ,,Journées du Froid” van 17–24 October, georganiseerd door de Association Française du Froid, in samenwerking met de overige organisaties op koeltechnisch gebied in Frankrijk. De tekst van hun reisverslag is opgenomen op pag. 16 e.v. van de Mededelingen. Een meer gedetailleerd overzicht van de hand van de heer Wolters, zal verschijnen in het Polytechnisch Tijdschrift, terwijl ook het orgaan van de A.F.F., de Revue Générale du Froid, in het Decembernummer 1949 een uitvoerige beschrijving bevat. De voorzitter dankt beide heren voor hun verslag en de heer Wolters tevens voor de medegebrachte foto’s.
5
6.
Rondvraag.
Bij de rondvraag vraagt de heer L.G. VAN DER HORST of bij de toekenning der Kamerlingh Onnes Medaille niet uitsluitend op zuiver wetenschappelijke verdiensten zal worden gelet, maar ook op verdiensten, die meer op het terrein van de practische toepassing der koeltechniek liggen. De voorzitter antwoordt, dat volgens het juist vastgestelde reglement een ieder daarvoor in aanmerking kan komen. De veelzijdige samenstelling der Commissie, die beoordelen zal wie voor toekenning in aanmerking komt, is ook een waarborg tegen te éénzijdige waardering. De heer P.C. HOOGTEYLING informeert hoe het staat met de Commissie inzake de opleiding van Koeltechnisch personeel. Er is dringend behoefte aan goed opgeleid personeel en aan richtlijnen voor de aan de kennis van dit personeel te stellen eisen. De voorzitter wijst de vraagsteller erop, dat dit een zeer moeilijk vraagstuk is. Het rapport van de Commissie kan echter blijkens mededeling van haar voorzitter spoedig worden tegemoetgezien, 9.
Sluiting.
De voorzitter constateert dat hiermede de huishoudelijke agenda is afgewerkt. Na de gemeenschappelijke koffiemaaltijd zal een bezoek worden gebracht aan n.v. Grasso’s Machinefabrieken. Hij stelt er prijs op thans reeds de Directie van de n.v. Grasso dank te betuigen voor haar bereidwilligheid om onze leden een bezoek aan haar fabriek toe te staan. Dr. Muller sluit hierna de huishoudelijke zitting.
_________________
6
II. Reglement voor het fonds ,,Kamerlingh Onnes Medaille” Artikel 1: Het Fonds ,,Kamerlingh Onnes Medaille” wordt gevormd uit het bij de herdenking van het veertigjarig bestaan der Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek bijeengebrachte kapitaal en aangevuld door schenkingen, legaten en andere middelen. Artikel 2: Het Bestuur der Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek is belast met het beheer van het Fonds en is ter zake verantwoording schuldig aan de Algemene Vergadering op gelijke wijze als is voorgeschreven ten opzichte van het beheer van de gelden der Vereniging. Artikel 3: De middelen van het Fonds zullen – met inbegrip van de gekweekte interest – uitsluitend worden aangewend voor het bekostigen van de erepenning, omschreven in artikel 4 van dit reglement, en voor bestrijding van eventueel aan de toekenning en uitreiking daarvan verbonden uitgaven. Artikel 4: 1. De erepenning draagt de naam ,,Kamerlingh Onnes Medaille” ter voortdurende herinnering aan Professor Doctor HEIKE KAMERLINGH ONNES als geleerde en als oprichter en eerste Voorzitter der Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek. 2. De erepenning wordt toegekend wegens buitengewone verdiensten voor de ontwikkeling of toepassing van de koeltechniek in de ruimste zin van het woord. 3. Bij de uitreiking van de erepenning wordt tevens een oorkonde aangeboden, waarin de redenen van toekenning nader worden ontvouwd.
7
4. De erepenning zal op de ene zijde de beeltenis dragen van Heike Kamerlingh Onnes en aan de andere zijde de naam van de begiftigde met een toepasselijke inscriptie. Artikel 5: 1. De erepenning kan om de vijf jaren worden toegekend, zo mogelijk op de geboortedag van Professor Kamerlingh Onnes, zijnde 21 September en voor de eerste maal in het jaar 1950. 2. Voor toekenning van de erepenning komen in aanmerking natuurlijke en rechtspersonen, van Nederlandse en andere nationaliteit. 3. De erepenning kan slechts éénmaal aan dezelfde natuurlijke of rechtspersoon worden toegekend. Artikel 6: 1. Het Bestuur kent de erepenning toe aan de persoon, die daartoe wordt voorgedragen door een Commissie van Beoordeling. 2. Deze Commissie bestaat uit tenminste 7 en ten hoogste 13 leden 3. Voor de eerste maal treden als leden dier Commissie op: Prof. Dr. M. de Haas. Prof. Dr. A.F. van Itterbeek. Prof. Dr. C.J. Gorter. E.S. Kerkhoven. Prof. Ir. L.H. de Langen Prof. C.F. van Oijen. Dr. M. van Eekelen. Ir. H.W. van Tijen. 4. Bij vergroting van het aantal harer leden of bij het ontstaan van een vacature door overlijden of bedanken van een lid vult de Commissie zich zelf aan. Artikel 7: De Commissie, in artikel 6 genoemd, benoemt uit haar midden een Voorzitter en een Secretaris. Indien een vergadering van de Commissie is opgeroepen om een besluit omtrent het toekennen van de erepenning te nemen, zal zodanig besluit slechts kunnen worden genomen, indien tenminste tweederde van het aantal leden der Commissie tegenwoordig is;
8
mocht dat aantal niet bereikt worden, dan wordt binnen 4 weken daarna een tweede vergadering belegd, waarin alsdan, mits tenminste de helft van het aantal leden tegenwoordig is, een besluit omtrent die toekenning kan worden genomen. De besluiten der Commissie omtrent het toekennen van de erepenning worden genomen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen. Indien bij de eerste stemming die volstrekte meerderheid niet verkregen is, heeft een tweede vrije stemming plaats; wordt alsdan weder geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt herstemd tussen de twee personen, die bij de tweede vrije stemming het grootst aantal stemmen op zich hebben verenigd en wordt de erepenning toegewezen aan de persoon, op wie alsdan de meeste stemmen zijn uitgebracht, mits het aantal dier stemmen de meerderheid der uitgebrachte (niet blanco) stemmen bedraagt. Mocht na de tweede vrije stemming wegens gelijkheid van uitgebrachte stemmen, de keuze staan tussen meer dan twee personen, dan dient eerst door een tussenstemming, c.q. loting, te worden uitgemaakt, welke twee personen voor de eindstemming in aanmerking zullen komen. Zowel bij de tussenstemming als bij de eindstemming beslist de stem van de Voorzitter der vergadering bij eventuele staking van stemmen. Omtrent andere onderwerpen dan de toekenning van de erepenning worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin tenminste de helft van het aantal leden der Commissie hun stem uitbrengen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk. Deze schriftelijke stemming moet van een motivering vergezeld gaan en vóór de aanvang der vergadering in het bezit van de Secretaris der Commissie zijn gekomen. Bij staking van stemmen over die onderwerpen beslist de stem van de Voorzitter van die vergadering. Artikel 8: Tot wijziging van de bepalingen van dit reglement kan slechts worden besloten op dezelfde wijze, als is voorgeschreven voor wijziging van de Statuten der Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek.
9
Artikel 9: Tot opheffing van het Fonds kan slechts worden besloten bij besluit van de Algemene Vergadering der Vereniging op dezelfde wijze, als is voorgeschreven bij voorgenomen ontbinding der Vereniging. Artikel 10: In geval van opheffing van het Fonds of van ontbinding der Vereniging geschiedt de vereffening van de zaken van het Fonds en wordt aan een eventueel overschot een bestemming gegeven overeenkomstig de statutaire bepalingen, die op de ontbinding der Vereniging betrekking hebben. Aldus vastgesteld door de 73ste Algemene Vergadering van de Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek, gehouden te ‘s-Hertogenbosch op 30 November 1949.
de voorzitter, Dr. Ir. W.J. MULLER, de secretaris, Dr. K. REITSMA.
Mededeling. De Commissie van Beoordeling benoemde in haar vergadering van 9 Februari 1950 als Voorzitter Prof. Dr. M. DE HAAS en als lid Dr. K. REITSMA. Dr. REITSMA zal als Secretaris optreden. Stukken voor de Commissie dienen derhalve te worden opgezonden aan het adres: Pasteurstraat 1, Leiden.
10
III. Statistiek van de machinaal gekoelde ruimte bestemd voor opslag in Nederland op 1 October 1948 door J.W. SCHNEIDER. Mijne Heren, De voorzitter heeft mij verzocht U iets te vertellen over de onlangs verschenen Statistiek der Koelruimten. Deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek samengestelde en gepubliceerde Statistiek geeft een overzicht van de koelhuisruimte, die op 1 October 1948 in Nederland beschikbaar of althans in aanbouw was. Het spreekt vanzelf, dat het niet in mijn bedoeling ligt U hier op ‘t lijf te vallen met een volledig overzicht van deze Statistiek, die – behalve de toelichtende tekst – 10 uitvoerige tabellen, 3 staten en een kaart bevat. Veeleer wil ik door het noemen van enkele feiten en cijfers uw aandacht vestigen op dit m.i. zeer geslaagde stuk werk van het C.B.S., in de hoop dat gij daardoor wordt gebracht tot het zélf bestuderen van de cijfers. De eerste Statistiek van deze aard in Nederland werd samengesteld door de eerste secretaris onzer Vereniging, wijlen Ir. Koopman met het oog op het Eerste Internationale Koude-Congres, dat in 1908 te Parijs werd gehouden. Het 4de Int. Koude-Congres in 1924 was aanleiding om een nieuw onderzoek in te stellen. Dit werd verricht door de heer W.R Chambers van het Bureau voor. Handelsinlichtingen te Amsterdam, met welk Bureau door onze Vereniging voorheen innig werd samengewerkt. Meermalen werd daarna van de zij de van onze Vereniging aangedrongen op het verzamelen van statistische gegevens, welke licht zouden kunnen werpen op de omvang van de toepassing van kunstmatige koude. Het duurde tot 1936 eer op verzoek van de Nederlandse Regering
11
de Centrale Commissie voor de Statistiek aan deze wens gevolg gaf, waaruit de Statistiek van de Koelhuisruimte naar de toestand op 1 Mei 1936 voortvloeide. Op aandrang van onze Vereniging werd besloten dit onderzoek om de twee jaar te herhalen. Op 1 Mei 1939 werden wederom gegevens verzameld, doch deze konden niet worden gepubliceerd door de inmiddels ingetreden oorlogstoestand. Na de oorlog heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek de zaak weder opgevat, niet uit een zucht naar cijfers, maar omdat herhaaldelijk door overheidsinstanties op het Bureau een beroep wordt gedaan om gegevens te verstrekken. Evenals dit bij alle vorige enquêtes het geval is geweest, heeft het C.B.S. ook ditmaal onze Vereniging geraadpleegd omtrent de aard en omvang van de te verzamelen gegevens. Naar mijn mening past een woord van dank voor het grondige overleg, dat is gepleegd en voor de ruime mate, waarin met onze adviezen rekening is gehouden. Wat biedt nu deze Statistiek? Een overzicht van de in Nederland op de enquêtedatum (110-‘48) aanwezige of in aanbouw zijnde koelruimte bestemd voor opslag. De aanbouw blijkt zeer belangrijk te zijn. In bedrijf was 473.000 M3, in aanbouw 71.000 M3 (15%), zodat in totaal in afzienbare tijd 545.000 M3 koelruimte voor opslag beschikbaar is, tegen 439.000 M3 in 1939, en 377.000 M3 in 1936. De Statistiek splitst deze totaal-cijfers naar de volgende gezichtspunten: 1°. de aard der ondernemingen en het aantal daarvan; 2°. de temperaturen, die kunnen worden onderhouden (koelen, vriezen in groepen); 3°. de grootte der ondernemingen; 4°. geografisch; Verder zijn gegevens opgenomen omtrent 5°. de scheepskoelruimte en koelwagens; 6°. de aard der opgeslagen producten; 7°. de productie van enkele artikelen, die in koelruimen plegen te worden opgeslagen; 8°. de invoer uit het buitenland in koelruimen van zeeschepen.
12
Het enige andere Europese land, dat kan bogen op een Koelhuisstatistiek is Frankrijk. Helaas is de opzet in vele opzichten anders dan bij ons. Men geeft o.a. cijfers omtrent het machinevermogen en berekent dat voor Frankrijk op 480.000.000 frig/h. Echter zijn hier in begrepen alle toepassingen, dus niet alleen opslag. Er blijken 90 algemene koelhuizen te zijn met een capaciteit van 600.000 M3, Nederland 155.000 M3. In de vlees-sector beschikt Frankrijk over 160.000 M3, Nederland over 184.000 M3.
Nog enige vergelijkingscijfers:
Spoorwagens ……………………………. Containers ……………………………….. Scheepsruimte …………………………… Ruw-ijsproductie (per jaar) ……………… Diepvries-fabrieken ………………………
Nederland 396 36 35.785 M3 170.000 t. 4
Frankrijk 2.000 130 120.000 M3 1.000.000 t. 22
Uit het reeds opgemerkte blijkt, dat men de omvang van de toepassing van kunstmatige koude niet alleen kan bepalen door meting van de grootte der koelruimten. In aanmerking komen ook: a) de gebruikte koelmiddelen; b) capaciteit der koelmachines; c) aard der opwekking (absorptie-compressie); d) kleine gebruikers; e) capaciteit invries-installaties; f) opgeslagen hoeveelheden (Amerika-Frankrijk maandelijks) (Ned. Koel- en Vrieshuizenbeschikking); g) de voor koeling in aanmerking komende productie; h) gekoeld vervoerde hoeveelheden. Daarnaast kan men nog denken aan een bedrijfseconomische Statistiek. Een dergelijke Statistiek vordert het verstrekken van allerlei gegevens omtrent de exploitatie, die het mogelijk moeten maken de
13
uitkomsten van het eigen bedrijf te vergelijken met die van andere bedrijven. Het zal nog wel even duren, als ik het goed zie, dat onze bedrijfstak zich op die weg begeeft, hoewel men in andere branches wel degelijk in deze richting werkt en goede resultaten bereikt. Het totaal ontbreken van literatuur omtrent de economie van het koelen wijst erop dat de economische zijde van de toepassing der kunstmatige koude niet die belangstelling heeft, die men, naar mijn mening, in deze tijd zou mogen verwachten. Ik ben mij bewust met deze beknopte opmerkingen slechts een zeer onvolledig beeld van de Statistiek te hebben gegeven en daardoor eigenlijk aan dit omvangrijke en verdienstelijke werk te kort te doen. Moge het mij gelukt zijn in de kring van deze Vereniging belangstelling te kweken voor verdere arbeid op dit gebied. Niet – zoals in de aanvang gezegd – uit zucht om cijfers te verzamelen of het bevorderen van een geleide economie om haar zelfs wil. Ik herinner U aan de woorden van Dr. Ph.J. Idenburg, Directeur-Generaal van de Statistiek: ,,Het verzamelen van feiten en cijfers is in zichzelf geen zinvol werk.” De huidige maatschappij vraagt echter aan de koeltechniek niet alleen haar de middelen te verschaffen om de levensmiddelen, die in hoofdzaak het voedselpakket van de Europese mens vormen, door koude tegen bederf en kwaliteitsvermindering te beschermen, maar ook om dat te doen tegen zo laag mogelijke prijs. De taak die daarmede op de schouders van de ,,koeltechniek” wordt gelegd, vordert niet slechts wetenschappelijk onderzoek van de natuurkundige grondslagen waarop de koude-opwekking berust, van de gebruikte machines en isolatie benevens van het gedrag der producten bij koude-bewaring, maar ook van de kosten van deze behandeling. De bijdrage die door de Koeltechniek geleverd kan worden aan de vergroting van de export en het verminderen der verliezen aan kwantiteit en kwaliteit, is belangrijk genoeg om een grondig onderzoek van al deze factoren te rechtvaardigen.
14
Eén der punten van de agenda voor het in 1951 te houden 8ste Internationale KoudeCongres luidt: Rapporten der verschillende landen omtrent: ,,l’équipement frigorifique.” Tijdens de vergadering van het I.I.F. te Leuven, die ik dit voorjaar mocht bijwonen, maakte ik de opmerking, dat richtlijnen voor de Statistiek in de verschillende landen de eenheid der verstrekte gegevens zouden bevorderen. Uit het antwoord van de Directeur, Dr. M. PIETTRE, bleek dat slechts enkele landen op dit gebied noemenswaard zijn gevorderd en dat juist de binnenkomende antwoorden zodanige aanwijzingen en aansporing moesten geven. Het zou een eer voor Nederland zijn, indien uit ons land een rapport binnenkwam dat anderen tot voorbeeld zou strekken. De daaraan bestede moeite zal ruimschoots beloond worden door het nut, dat wij zelf ervan kunnen trekken.
_____________________
15
IV. Reisindrukken ,,Journées du Froid” October 1949. Deze studiedagen waren aldus georganiseerd, dat er gemeenschappelijke bijeenkomsten en excursies voor alle deelnemers aan het begin en het einde van de week waren, benevens een excursie naar het Westen van Frankrijk en één naar het Zuiden, naar keuze. Wij verzochten aan twee Nederlandse deelnemers hun indrukken over elk van deze grote excursies en van de gemeenschappelijke bezoeken weer te geven. Ir. J. VAN MALE geeft enige indrukken over de excursie naar het Westen. In 6 dagen moesten bezichtigd worden: 4 machinefabrieken; 1 brouwerij; 2 fruitkoelhuizen; 1 slachterij voor grootvee en varkens; 1 ijsfabriek; 1 slachterij voor varkens; 3 entrepots frigorifiques; 2 laboratoria. Zoals het meestal is met deze excursies, was het programma vrij overladen. Daar komt nog bij, dat we ons over grote afstanden moesten verplaats, zodat alles in te snel tempo moest worden afgewerkt. Wij vertrokken Maandagavond 17 Oct. met de trein naar Nantes. Dinsdagmorgen een bezoek aan de Machinefabriek Brissonneau et Lotz te Nantes. Een goed ingerichte fabriek met ca. 400 man personeel. Het fabricatie-program omvat: koelinstallaties; Dieselmotoren; lieren; gelijkstroomelectromotoren; snellopende ammoniakcompressoren; langzaamlopende compound-compressoren.
16
Ook werden freon-installaties gemaakt, doch dit behoorde tot de uitzonderingen. Volgens mededeling van de hoofdingenieur was de freon in Frankrijk te duur en werd het meest ammoniak gebruikt. De fabriek beschikte over een proefstand voor ammoniak-installaties en een voor freoninstallaties. Daarna een bezoek aan een Brouwerij in Nantes. Dit was niet belangrijk, de inrichting was zeer slecht onderhouden. Des middags vertrek per autobus naar Bressuire, een mooie tocht door het dal van de Loire. Een bezoek aan een Slachthuis voor grootvee. Een grote inrichting van moderne installaties voorzien. Slachtspreiders met electrische aandrijving. Jammer was er weinig bedrijf, zodat we in lege hallen liepen. De inrichting was voor een capaciteit van 120 stuks grootvee per dag. Het Slachthuis beschikte over veel koelruimen, vriesruimen, een vriestunnel en een ijsfabriek met ca. 500 cellen à 25 kg. In de machinekamer stonden 9 compressoren met een capaciteit van 1.090.000 cal. per uur nominaal. Luchtkoelers gedeeltelijk directe verdamping en pekelcirculatie. Woensdag 19 October te Saumur een bezoek aan 2 fruitkoelhuizen en een zuivelfabriek. De fruitkoelhuizen lagen in Chateau du Loir en in Maijet. De zuivelfabriek in Le Tuile. De koelruimen van Chateau du Loir konden ca. 1100 ton appels bevatten en in Maijet 400 ton. Chateau du Loir was nog geheel nieuw en stamde uit 1947. De koelinstallatie bestond uit 4 eenheden elk 30.000 cal. per uur. Artic compressoren. Elke ruimte heeft zijn eigen machine en koelers. De koelers in de koelruimen en luchtcirculatie van onder naar boven, dus verticaal. Condensors luchtgekoeld. Maijet had 2 machines chloormethyl elk 9000 cal. en een ammoniak machine van 25.000 cal. per uur. Condensors weer luchtgekoeld. Daarna werd een bezoek gebracht aan een Zuivelfabriek in Le Tuile. De fabriek was geheel nieuw en nog niet geheel gereed.
17
Alle machines waren van Deens fabrikaat, behalve de koelinstallatie, deze was van Duitse oorsprong. De bouw verschilde in vele opzichten van de Hollandse Zuivelfabrieken. Hier alles begane grond, daar etagebouw, 3 verdiepingen hoog. Er werd boter en kaas gemaakt. Daar het al ver in de middag was en niet werd gewerkt in de fabriek, is het bezoek heel kort geweest. Donderdag 20 Oct. werd gebruikt voor een bezichtiging van 5 kastelen langs de Loire van Saumure naar Blois. In Blois zijn we op de trein gestapt voor vertrek naar Parijs. Vrijdag, Zaterdag en Maandag resp. 21, 22 en 24 Oct. bezoek aan: 3 entrepots frigorifiques; een slachthuis voor varkens; een laboratorium voor koeltechniek; het Pasteur laboratorium; 2 machinefabrieken. Het waren drie zeer interessante dagen. De entrepots frigorifiques vervoegden over grote koel- en vriesinstallaties. De entrepots beschikten ook over een snelvriestunnel. In deze tunnel werd met zeer lage temperatuur gewerkt. We constateerden – 50 °C. tot – 60 °C. verdampingstemperatuur; deze werden bereikt in tweeën drietrappige machines. Bij een der installaties was voor de vriestunnel een ,,booster” opgesteld. Het koelen en vriezen geschiedt in 2 der entrepôts met directe verdamping van ammoniak, terwijl in het derde gekoeld wordt door circulatie van pekelwater. Eén der entrepôts had een ijsfabriek. Er werden staven geproduceerd van 40 kg. per stuk; helder ijs door het inblazen van lucht onder in de cellen. De cellen gegalvaniseerd. Mijn algemene indruk over de bezochte koel- en vrieshuizen was de volgende: Compressoren. Over het algemeen werden verticale snellopende compressoren gebruikt. Veel wordt gebruik gemaakt van compound-compressoren,
18
ook zelfs in die gevallen waar een compoundwerking niet nodig was (b.v. bij – 10 °C. verdampingstemperatuur zagen wij compoundmachines). Veel werd gebruik gemaakt van directe aandrijving met electromotoren. De snellopende compressoren waren voorzien van een overvloedige cylindersmering. Volgens mijn mening moet deze olie die toch ook meegevoerd wordt naar de verdampers, op de duur aanleiding geven tot moeilijkheden. Overwegend wordt ammoniak als medium gebruikt, nog zeer weinig freon. Bij sommige constructies waren de gietijzeren frames vervangen door plaatijzeren, geheel gelaste frames. Consendors. Veel wordt nog gebruik gemaakt van bevloeiingscondensors. Wel kwamen hier en daar multiplex- en shell and tube condensors voor. Boven maakte ik reeds melding van luchtgekoelde condensors voor ammoniakinstallaties van middelbare grootte. Verdampers etc. De meeste luchtkoelers in de koel- en vriesruimen waren ingericht voor directe verdamping van ammoniak. Hier en daar werden luchtkoelers gemaakt met pekelcirculatie. Natte luchtkoelers of Raschigkoelers heb ik in geen enkel koelhuis gezien. In Parijs hebben we nog 2 Machinefabrieken bezocht en wel Ateliers de la Loire en Sulzer. Beide goed ingerichte machinefabrieken. Behalve koelmachines werden Dieselmotoren en pompen vervaardigd. Elk der fabrieken met een bezetting van ruim 1000 man. De algemene indruk is, dat het een buitengewone interessante excursie is geweest; de ontvangst door onze Franse collega’s was hartelijk, prettig, niets was hen te veel om ons alles te laten zien en aan onze wensen tegemoet te komen. Alles was goed georganiseerd, goed verzorgd, alles verliep vlot; in één woord een leerrijke en aangename reis.
19
De heer N. WOLTERS geeft het volgende verslag. Bij het samenstellen van een algemeen verslag van het gebodene komt als totaal indruk allereerst naar voren: de uitstekend georganiseerde en zeer leerzame serie excursies dank zij het onvermoeibaar werken van Mr. Thevenot, de algemeen-secretaris van de Association Française du Froid en zijn medewerkers. De ontvangst geeft al direct een beeld van de zorg waarmee deze koeltechnische dagen waren georganiseerd. Bij aankomst in ons hotel lag daar reeds op ons te wachten, een map met een volledig reisplan, een overzicht van de stand der toepassingen van de koeltechniek in Frankrijk, een beschrijving van elke fabriek en een koelhuis, die wij in de komende dagen zouden bezoeken, en een volledig tijdschema. Het was de uitgesproken bedoeling van deze ,,koeltechnische dagen” geen praatcongres te maken doch door aanschouwing in de practijk werkelijk iets te tonen van hetgeen in Frankrijk bestaat en dat mag dan ook alleszins geslaagd heten. Het was soms wel eens vermoeiend, doch dat had een ieder er graag voor over omdat men beladen met aanschouwelijk feitenmateriaal naar huis keerde en constructies met toepassingen heeft gezien, die voor elk land ter lering kunnen strekken. a. Algemene inzichten omtrent de toepassing van kunstmatige koude. De Koeltechniek vindt op ruime schaal toepassing in Frankrijk niettegenstaande de klimatologische omstandigheden voor de voedselvoorziening zeer gunstig zijn. Het verbruik aan graangewassen, vlees, melkproducten, fruit en groenten is nagenoeg in evenwicht met de productie en daardoor is de behoefte aan koelopslagcapaciteit niet zo groot als in andere Europese landen waar zulks niet het geval is. Toch is de koelopslagcapaciteit vanaf 1939 aanzienlijk uitgebreid. Om de voedselschaarste gedurende de oorlog mede door verlies aan bederf zoveel mogelijk tegen te gaan werd de opslagcapaciteit vergroot. Voor de toekomst stelt Frankrijk zich ten doel mede te helpen aan de voedse1vcorziening van de Europese landen, als producent dan wel als doorvoerland vanaf Noord-Afrika. In verband daarmee is reeds tot uitbreiding overgegaan en zijn verschillende plannen voor uitbreiding gereed of reeds in uitvoering.
20
De bewuste bedoeling ligt hierbij voor een schakel te zijn in de gehele koudeopslag en transport voor de voorziening van Europa. En ik geloof dat zij daarin zullen slagen gezien hetgeen thans reeds is gepresteerd. b. Geïnstalleerd vermogen in verschillende bedrijfstakken. Volgens de statistische gegevens van het plan-Monnet bijgewerkt tot Juni 1946 zijn de ingebouwde vermogens in de verschillende verbruikscentra de volgende: A. Voedselverwerkende- en conserveringsbedrijven. Algemene koelhuizen ………………………………….. 45.000.000 Kcal./h IJsfabrieken (water- en droogijs) ………………………. 56.000.000 ,, Vlees en vleesproducten ……………………………….. 71.000.000 ,, Zuivelbedrijven (fabr. en distributie) …………………... 31.000.000 ,, Fruit en groenten ……………………………………….. 6.000.000 ,, Vis ……………………………………………………… 6.000.000 ,, Drankenindustrie: Brouwerijen…………………………………….. 70.000.000 ,, Wijn en diverse………………………………… 8.000.000 ,, Voedselbedrijven: Bakkerijen, Banketbakkerijen en Keukenbedrijven ……………………………… 6.000.000 ,, Café's, Restaurants, enz. ……………………………… 36.000.000 ,, Huishoudkoelkasten e.d. ……………………………... 35.000.000 ,, 370.000.000 Kcal./h B. Koeltechnische toepassingen op industrieel gebied. Chemische industrie, Parfumerie, Luchtconditioneringsinstallaties en diverse Chemische industrieën ……………………. 110.000.000 Kcal./h Algeheel totaal 480.000.000 Kcal./h
21
c. Handelskoelhuizen. Frankrijk bezit een 90-tal handelskoelhuizen met een opslagvolume van 600.000 m3. In 1913 was de totale opslagcapaciteit slechts 80.000 m3. Gedurende de eerste wereldoorlog werd deze capaciteit om te voldoen aan de aanzienlijke oorlogsbehoefte, uitgebreid tot 250.000 m3, hoofdzakelijk voor opslag van bevroren vlees. Deze uitbreiding kwam hoofdzakelijk in zeehavens tot stand en deze zijn nog steeds van zeer groot belang voor de gehele opslag. In 7 zeehavens bevinden zich 14 grote koelhuizen. De volgende tabel geeft de verdeling van deze handelskoelhuizen aan. Soort Koelhuizen
Aan Gekoelde ruimten in M3 tot de onderstaande -tal temperaturen Boven Van – 10 °C. Beneden Totaal – 9 °C. tot – 15 °C. – 15 °C.
Havenkoelhuizen …. Binnenlandse koelhuizen Totaal
14 76
50.000 200.000
55.000 180.000
35.000 80.000
140.000 460.000
90
250.000
235.000
115.000
600.000
Behalve de genoemde handelskoelhuizen bezit Frankrijk nog ongeveer 200 koelhuizen met een opslagvolume van ± 100.000 m3; deze zijn hoofdzakelijk bestemd voor particulier gebruik doch kunnen evenzo voor verschillende handelsdoeleinden worden toegepast. De bovengenoemde aantallen bevatten niet de speciale koelhuizen van slachthuizen, fruitkoelhuizen, zuivelbedrijven, brouwerijen, chocoladefabrieken enz. noch de speciale koelhuizen voor de handel in de voedsel-areas. Gezien de vooruitgang op wetenschappelijk gebied betreffende de toepassing van de kunstmatige koude bepaalt men zich tot het uitbreiden van de bestaande koelhuizen en het verbeteren van de bewaarmogelijkheden (betere luchtbehandeling, vooral voor het fruit, verlagen van de opslagtemperaturen voor diepgekoelde producten enz. onderzoekingen op laboratorium en semi-technische
22
schaal in het ,,Station Expérimentale du Froid de Bellevue in Parijs enz.). Daarnevens heeft men zich ten doel gesteld in de verschillende productie-centra koelhuizen te bouwen (b.v. te Nancy) met toepassing der moderne wetenschappelijke gegevens. Verder zijn er verschillende geklimatiseerde loodsen in enkele havenplaatsen in aanbouw. Deze installaties zijn nodig voor de handel en doorvoer van artikelen naar en van Noord-Afrika en zijn opgenomen in de koelketen met de grote bestaande koelhuizen. d. Koelhuizen in de vleessector. Er zijn in Frankrijk ongeveer 1300 openbare slachthuizen en 65 particuliere slachthuizen. De openbare slachthuizen bezitten ongeveer 70.000 m3 koelruimte en de particuliere 45.000 m3. De vleeswarenfabrieken, die geen slachthuis bezitten hebben nog gezamenlijk 40.000 m3 hetgeen dus een totaal uitmaakt van 160.000 m3 waarbij niet is begrepen de koelkamers en cellen van detaillisten. Het grootste deel van het vlees wordt na het slachten slechts gekoeld doch ook wordt in Frankrijk het diepvriezen toegepast. Het moderne invriezen in een ,,tunnel” vindt steeds meer toepassing waarbij luchttemperaturen van – 30 °C., – 35 °C. of – 40 °C. worden gebezigd met een grote luchtsnelheid van minstens 3 mr./sec. De eerste tunnel is in 1938 gebouwd, terwijl er thans reeds een 20-ta1 in bedrijf zijn. De totale capaciteit dezer tunnels bedraagt rond 200 ton per dag. Het vlees wordt in deze tunnel langs een luchtspoor binnengebracht in halve delen, in voeten (vierendelen) of in korven verdeeld in kleinere stukken. Ook worden deze tunnels gebruikt voor vlees in kleine pakjes van ½ of 1 kg verpakt in cellophaan. Naast deze invries tunnels is het mogelijk in verschillende slachthuizen in vrieskamers vlees minder snel of op langzame wijze in te vriezen, waarmee de invriescapaciteit nog met 400 ton per dag wordt verhoogd. e. Koelinstallaties voor de fruit- en groentesector. Men heeft in Frankrijk twee hoofddoelen bij het koelen van
23
groente en fruit n.l. het ,,voorkoelen” om te verzenden naar de verbruikscentra en het koelen voor opslag. A. Het voorkoelen. Men heeft in de voornaamste fruitcentra vier ,,koelstations” gebouwd waar de met groente en fruit geladen wagons worden voorgekoeld alvorens deze naar de verbruiksplaatsen worden geëxpedieerd. De wagons rijden hiertoe in een overdekte hal waar een of meerdere luchtkoelers zijn opgesteld, die door middel van soepele slangen aan twee openingen in het dak worden verbonden. Deze openingen monden uit in de ijsbunkers, die zich aan voor- en achterzijde van de wagon bevinden. De gekoelde lucht stroomt nu axiaal door de lading heen. Nadat de lading en wagon op temperatuur zijn gekomen worden de ijsbunkers met waterijs gevuld en zijn dan gereed voor verzending. De stations, welke wij hebben gezien, hadden een capaciteit van 12 tot 32 wagons per dag. Verder bevinden zich op verschillende plaatsen in de productiecentra verzendkoelhuizen waar het fruit en de groenten wordt gesorteerd gequalificeerd, verpakt en voorgekoeld alvorens naar de verbruiksplaatsen te worden gezonden. Er zijn een twaalftal van dit soort koelhuizen waarvan een achttal op coöperatieve basis. De totale voorkoelcapaciteit van deze koelstations en verzendkoelhuizen bedraagt ruim 1000 ton per dag. Er zijn nog een zestal verzendkoelhuizen in aanbouw met een gezamenlijke capaciteit van 300 ton per dag. De voornaamste koelhuizen bevinden zich te Marcilly-d’Azergues, SaintRambert d’Albon (Drôme), Sarras, Annonay en Tournon (Ardèche), Cabannes (Bouches-du-Rhône). De koelstations bevinden zich te Perpignan, d’Avignon en Toulon van de S.T.E.F. 1) en te Saint-Rambert d’Albon (E.F.L. 2). De capaciteit van deze stations bedraagt ongeveer 300 ton per dag.
_____________ 1 2
) Soc. Transport et Frigorifique. ) Entrepot frigorifiques Lyonnais.
24
B. Koelen voor opslag. Naast de koelkamers in de handelskoelhuizen bestemd voor groenten- en fruitopslag bezit Frankrijk een 50-tal belangrijke fruitkoelhuizen met een totaal opslagcapaciteit van 50.000 m3 Waarbij niet zijn inbegrepen de kleinere van individuele producenten. 17 van deze fruitkoelhuizen met een capaciteit van ongeveer 10.000 m3 zijn geïnstalleerd volgens het systeem Krebser. Het conserveren in gaskoelkamers wordt practisch nog niet toegepast omdat de verschillende in Frankrijk gekweekte soorten zeer goed zijn te bewaren in normale koelkamers. Men verricht echter wel verschillende proeven in het Laboratorium voor koeltechniek te Parijs-Bellevue voor peren, appelen en kastanjes. f. Koelinstallaties voor melk en melkproducten. Evenals hier te lande wordt de koeltechniek in de melkindustrie hoofdzakelijk toegepast in de zuivelbedrijven en verzamelstations. Voor transport over grote afstand wordt de melk voorgekoeld en in geïsoleerde tanks vervoerd. Bij de boter- en kaasfabricatie past men de kunstmatige koude toe en vooral de gekoelde kaaspakhuizen zijn na de laatste oorlog meer toegepast geworden, waarbij men met geconditioneerde lucht koelt. Consumptie-ijs. g. Het verbruik van consumptie-ijs bedraagt ongeveer 24.000.000 liter per jaar. Hiervan wordt 8.000.000 lr. op industriële wijze gefabriceerd en het overige door de detaillisten zelf. h. De koeltechniek bij de wijnproductie. Op verschillende wijze wordt de koeltechniek bij de wijnbereiding toegepast en men vindt dan ook bij vele wijnkelders koelinstallaties. In het bijzonder past men dit toe voor vier doeleinden: 1e. Het koelen van de most tot 25 °C., opdat de fermentatie bij deze temperatuur plaats vindt;
25
Onderzoekingen vinden thans door het Instituut voor Land- en tuinbouwonderzoek plaats om de bereiding van wijn bij een fermentatietemperatuur van 2 °C. te doen plaats vinden. De stand van het onderzoek is nog niet zover dat men reeds tot definitieve conclusies is gekomen. 2e. Stabilisatie en het kunstmatig verouderen van wijn door het koelen tot zeer lage temperaturen, zelfs tot nabij het vriespunt van de wijn. Deze techniek wordt zowel voor zeer fijne wijnen zoals de natuurlijke zoete wijnen, als de normale soorten toegepast. 3e. Voor het concentreren van verschillende soorten zoals likeuren. 4e. Voor het terugwinnen van de alcohol uit de gassen, die bij het fermenteren ontstaan door koelen en gefractioneerde condensatie. i. Het snelvriezen. Hiervoor schreven we al het een en ander betreffende het snelvriezen van vlees: Gedurende de laatste oorlog is, evenals bij ons het geval is geweest, de snelvriesmethode voor groenten en fruit in toepassing gekomen. Er zijn thans 22 fabrieken, hoofdzakelijk in de productiecentra Lyon en Bretagne gelegen. Zij bezitten voor de toepassing van het snelvriezen 20 vriestunnels en 12 platenvriezers (type Birdseye). Gedurende de laatste jaren is het verbruik aan diepgevroren producten in Frankrijk niet meer dan 2000 ton fruit en groenten per jaar geweest. Maar thans gaat de diepvriesindustrie zich meer op export toeleggen. Voor vis bezat Frankrijk voor de oorlog reeds twee koelschepen voor het bevriezen aan boord in gekoelde pekel (systeem Vivagel). Deze schepen zijn in de oorlog vergaan. Verschillende diepvriesfabrieken voor groenten en fruit in Bretagne vriezen thans ook vis in. Verder zijn er nog verschillende speciale vriesinstallaties voor vis in aanbouwen liggen er voor andere plannen gereed. Twee diepvries fabrieken zijn begonnen met het vervaardigen van diepgevroren pakketjes voor een complete maaltijd.
26
j. De ijsfabricatie. Er zijn 450 ijsfabrieken in Frankrijk met een dagproductie van 10.000 ton, die jaarlijks ongeveer 1.000.000 ton ijs produceren. Voor ijscellen past men hoofdzakelijk toe cellen van 25, 40 en 50 kg. Om de ijsproductie ten behoeve van de zeevisserij te vergroten zijn er gedurende de laatste oorlog in vissershavens aan de zuidkust van Bretagne, nog een vijftiental ruwijsfabrieken bijgebouwd voor gebroken ijs met een dagproductie van 400 ton. Voorts zijn er nog 10 fabrieken voor het vervaardigen van koolzuurijs met een totale dagproductie van 40 ton. k. Het koeltransport. A. Het spoorwegtransport in Frankrijk beschikt over: 2.500 geïsoleerde goederenwagons, 2.000 met waterijs gekoelde wagons, 130 containers. Er worden practisch geen koelwagons toegepast, die met een koelinstallatie zijn uitgevoerd. B. Het wegtransport. Voor het wegtransport beschikt men over een 100-tal koelauto’s waarvan de meeste slechts alleen zijn geïsoleerd. Een gering aantal zijn met een ijshouder uitgevoerd. De meeste koelauto’s worden voor het vleestransport toegepast. Bovendien beschikt het wegtransport nog over een 15 koelauto’s die zijn uitgerust met een koelinstallatie en hoofdzakelijk bestemd voor het transport van diepgekoelde lading. Hierin kunnen dan ook temperaturen van – 18 °C. worden onderhouden. C. De scheepvaart. Frankrijk beschikte in 1939 over een vloot van koelschepen met een totaal van 200.000m3 gekoelde laadruimte bestaande uit: 30 bananenschepen, speciaal ingericht voor het vervoer van fruit (120.000 m3 laadruimte gekoeld van 8 °C. tot 10 °C.); 25 koelschepen, speciaal ingericht voor het vervoer van vlees (65.000 m3 laadruimte op – 10 °C. tot – 15 °C. en 10.000 m3 laadruimte op 0 °C).
27
De meeste van deze koelschepen zijn gedurende de oorlog vergaan. Geleidelijk is men begonnen het verlies te herstellen en thans omvat de koelvloot: 16 bananenschepen (73.000 m3 gekoelde laadruimte); 9 koelschepen (36.000 m3 laadruimte); 24 schepen gedeeltelijk ingericht voor het vervoer van gekoelde lading beschikkend over 13.000 m3 (8.000 m3 op 0° en 5.000 op – 10 °C.). Totaal beschikt de Franse handelsvloot thans over ongeveer 120.000 m3 gekoelde laadruimte. k. Het bezoek aan de verschillende bedrijven. Na opening van het congres op Maandag 17 October 1949 in het Conservatoire National des Arts et Métiers door de Heer Maurice Pittiot, vice-president van l’A.F.F., bij ontstentenis van de Heer Queuille, Voorzitter van de Association Française du Froid, die door politieke bezigheden verhinderd was, werd door de Heer Charles David, inspecteur-generaal van het Ministerie van Waterstaat en Landbouw een inleiding gehouden betreffende de wetenschappelijke en internationale problemen, die bij een doelmatige politiek van de koudeopwekking zich voordoen. In de middag zouden de excursies aanvangen. Het programma bevatte twee excursies n.l. één naar W.-Frankrijk en één naar het ZuidOosten van Frankrijk. Om vier uur vertrok een deel der congressisten naar Lyon voor de excursie naar het Zuid-Oosten. In Lyon en de naaste omgeving werden verschillende fruitkoelhuizen, de machinefabrieken van Bonnet, het slachthuis voor de bereiding van serum tegen monden klauwzeer en de diepvriesinstallatie van Socora bezocht. De volgende dag, Woensdag, vertrokken we per autobus op weg naar Avignon en bezochten op deze reis het koelstation te St. Rambert d’Albon een zeer merkwaardige installatie voor het koelen van groenten en fruit in wagons door middel van het inblazen van gekoelde lucht. Verder werden nog enige fruitkoelhuizen en pakstations bezocht terwijl ons in Avignon het grote koelstation van S.T.E.F. getoond werd. Dit koelstation is reeds sinds 1937
28
in bedrijf en voldoet uitstekend aan de behoefte om groenten en fruit zo vers mogelijk in de verbruikscentra te brengen. ‘s Avonds nodigde de Directie van S.T.E.F. de congressisten aan een diner. Zij werden daarbij door de Directeur-Generaal, de Heer Chevallier toegesproken, die in het bijzonder de buitenlandse gasten welkom heette. Donderdags d.a.v. vertrok het gezelschap uit Avignon om gedeeltelijk per autobus, gedeeltelijk per trein de reis naar Perpignan aan te vangen. Met een onderbreking te Narbonne voor de lunch bereikten we na een prachtige reis door dit deel van Frankrijk in de middag Perpignan om een bezoek te brengen aan het zeer moderne koelstation van S.T.E.F. dat ruim en practisch is opgezet. Wij zagen daar ook de transportabele koelinstallaties, die in de productiecentra zo dicht mogelijk bij de bron de lading van een wagon. kunnen koelen. Bij deze stations van S.T.E.F. is het merkwaardige denkbeeld de ijsfabriek die voor het ijsbunkeren van de koelwagons geëxploiteerd wordt, op de bovenste verdieping te bouwen ten uitvoer gelegd zodat voor het transport van het ijs van dit hoogteverschil gebruik kan worden gemaakt om de ijsbunkers van de wagons te laden. De zelfde avond vertrokken we per nachttrein naar Parijs om hier de volgende dag te arriveren voor een bezoek aan verschillende instellingen in deze stad en naaste omgeving. Parijs beschikt over zeer grote koelhuizen, die bij de spoorwegstations zijn gelegen. Verscheiden van deze koelhuizen zijn bezocht o.a. te Vaugirard, Ivry en Clichy. Zij hebben een grote koelcapaciteit variërend tussen 2 en 5 millioen kcal/h. Ook werd een ijsfabriek van een capaciteit van 240 ton per dag bezocht. Verder werden de machinefabrieken van Sulzer, de la Loire en S.A.T.A.M. bezocht, waarbij merkwaardige constructies van koelcompressoren werden getoond. O.m. zagen we een compressor in geheel gelaste uitvoering voor een toerental van 1000 omw/min. Het merkwaardige bij deze fabrieken waren eveneens de proefstands, waaraan veel geld ten koste was gelegd om elke compressor voor de aflevering volledig te beproeven evenals de verdere apparatuur.
29
Zeer interessant was het bezoek dat aan het ,,Station Experimentale du Froid” te Bellevue werd gebracht. In dit koeltechnisch laboratorium worden onderzoekingen verricht op het gehele gebied der opwekking en toepassing van kunstmatige koude, doch evenzeer de gedragingen nagegaan van verschillende constructies bij lagere temperaturen o.m. aan automobielen. Nadat ook nog een bezoek was gebracht aan een der grotere particuliere slachthuizen van Parijs, is een bezoek gebracht aan het Instituut Pasteur voor het bezichtigen van de diepvries-installatie voor de conservering van B.C.G.-serum. In de middag van 24 October is, wederom in het Conservatoire National des Arts et Métiers te Paris, het congres gesloten. Hierbij voerden het woord de Heren Ragey, Directeur van het Conservatoire National des Arts et Métiers, over ,,Onderzoekingsmethoden op het koudegebied in Frankrijk”, de heer R. Thévenot over ,,De stand van de koeltechniek in Frankrijk in 1949” en de heer Pittiot, de president van het congres. Aan het congres is door verschillende buitenlandse delegaties deelgenomen. De delegaties omvatten: 23 Engelsen, 9 Hollanders, 5 Spanjaarden, 2 Denen, 4 Belgen, 1 Italiaan, 1 Luxemburger, 2 Zwitsers en 1 Syriër, terwijl door een groot aantal Franse collega’s de besprekingen zowel als de excursies werden bijgewoond. Voor Nederland was Ir. van Hiele als regeringsgedelegeerde aanwezig, terwijl schrijver dezes namens het Polytechnisch Tijdschrift dan het congres deelnam. De regeling der excursies was door de uitstekende leiding van de Heer R. Thévenot, secretaris-generaal van ,,l’Association Francaise du Froid” bijzonder geslaagd en komt hem hiervoor evenals zijn medewerkers een bijzonder woord van lof toe. Er is een duidelijk beeld verkregen van het kennen en kunnen van de Franse koeltechnici, de stand van de toepassing der kunstmatige koude en de mogelijkheden, die op dit gebied zijn gelegen. Zowel op het gebied van de kleinkoeltechniek als wel op dat der meer industriële toepassingen bezit Frankrijk een eigen georganiseerde industrie. De toepassingen liggen op verschillend gebied en
30
waar enigszins mogelijk tracht men hieraan uitbreiding te geven. Daartoe helpt het bestaan van het koeltechnisch Laboratorium te Bellevue zeer zeker mee. Ten slotte moge nog worden verwezen naar de verschillende publicaties, die naar aanleiding van dit congres zijn verschenen en wel in: Het Polytechnisch Tijdschrift, Maart 1950; De ,,Koude dagen” in Frankrijk, door N. Wolters; La Revue Générale du Froid, December 1949, Les Journées Francaise du Froid, door P. Clément et Jean Rémy; Modern Refrigeration, November 1949, Journées du Froid. Visit at Paris, door M. Raymond.
______________________
31
V. Bezoek aan N.V. Grasso’s Machinefabrieken te ‘s-Hertogenbosch Na de koffiemaaltijd verzamelden de leden zich om 2 uur in de hal van het Hoofdgebouw der N.V. Grasso, waar een aantrekkelijke show-tafel met folders was ingericht. In één der Directiekamers heet de commerciële directeur, de heer L. VAN HEIJST het gezelschap namens de N.V. welkom, waarbij hij twee excuses naar voren brengt: 1°. dat de ontvangst nog niet kan geschieden, zoals hij eigenlijk gaarne zou willen, in verband met de oorlogsbeschadigingen, die de gebouwen ondergaan hebben. 2°. betreffende het beperken van de uitnodiging, waarover in de ochtendvergadering reeds is gezegd, dat hier een misverstand is geweest tussen het secretariaat en de Directie. Deze laatste had allerminst bezwaar, dat buiten de gasten-cliënten ook gastenondernemers aan het bezoek der fabriek zouden deelnemen. Integendeel, spreker wijst erop, dat het hem als Nederlands industrieel verheugt, dat juist in de laatste tijd ook die installatiebureaux, welke niet alle onderdelen zelf maken, er meer en meer toe over gaan de belangrijke onderdelen bij de eigen Ned. industrie te bestellen. Zij dienen hiermede in de eerste plaats het algemeen belang door deviezenbesparing en werkverruiming in het binnenland, maar tevens het persoonlijk belang en dat van hun cliënt, doordat deze compressoren e.d. met kortere levertijden en betere service geleverd kunnen worden. Overgaande tot het eigenlijke fabrieksbezoek zet de heer VAN HEIJST uiteen, dat Grasso’s Machinefabrieken N.V. sinds het einde der vorige eeuw compressoren en koelinstallaties bouwt, aan welk fabricageprogramma later luchtcompressoren zijn toegevoegd. De steeds toenemende toepassingsmogelijkheden voor de koelinstallaties, die, naar spreker meent, niet nader voor het gezelschap uiteengezet behoeven te worden waren een belangrijke oorzaak van de stijgende omzet der fabrieken, waarbij, vooral de laatste jaren, nog van veel belang was de export, die vooral voor die landen, welke meer in het begin van hun ontwikkeling stonden, van belang was.
33
Dit alles heeft ertoe kunnen leiden de belangrijkste onderdelen der koelinstallaties, zoals compressoren, condensors, onderdelen voor diverse apparatuur, in grotere series in voorraad te maken. De voordelen van deze seriebouw zijn duidelijk: goedkoper fabrikaat, snellere levering, uitwisselbaarheid van onderdelen en technische vervolmaking. Speciaal op dit laatste vestigt de spreker de bijzondere aandacht. Grasso’s Machinefabrieken N.V. stelt er een eer in, de af te leveren producten technisch zo volmaakt mogelijk te doen zijn. Het hart van de gehele fabricage bestaat uit een wetenschappelijk koeltechnische afdeling, waarvan de Heer Ir. Hoen de leiding heeft. Hieronder ressorteert o.a. het laboratorium, waar technici zich regelmatig bezighouden met de vervolmaking van de verschillende machines en apparaten. Daarnaast valt onder deze afdeling ook het zogenaamde Projectenbureau, dat alle koeltechnische problemen, welke bij de fabriek binnenkomen, bestudeert en aangeeft, op welke wijze zij verder moeten worden uitgewerkt. Eerst hierna wordt, volgens vaste schema’s, de prijs der installatie bepaald. Zodra een project tot uitvoering komt, wordt dit na verdere uitwerking op bovengenoemd projectenbureau aan het constructiebureau of de tekenkamer doorgegeven. Deze laatste afdeling werkt de installatie in overleg met de opdrachtgever uit en maakt haar geheel klaar voor de fabriek. Van alle niet gestandaardiseerde onderdelen worden tekeningen gemaakt, stuklijsten, calculaties en tarieven, terwijl tevens alle nodige loon- en materiaalbonnen worden uitgeschreven. Eerst daarna komt de opdracht in het eigenlijke bedrijf, waar zij via afdeling ,,Planning” op de juiste tijd naar de verschillende afdelingen wordt gevoerd, zódanig, dat alle onderdelen tegen het verstrijken van de levertijd gelijktijdig bij de expeditie aankomen. De fabriek zelf bestaat uit 4 hoofdafdelingen: ,,Mechanische werkplaats”, waarin alle onderdelen der serieproductie – compressoren e.a. – worden bewerkt; na de nodige controle komen deze onderdelen in de 2e afdeling ,,de Montage”, waar zij worden samengebouwd en op de proefstand beproefd. Een 3e afdeling, waar uitsluitend in serie gewerkt wordt, is de ,,Lasserij”, alwaar alle gelaste apparaturen als condensors, verdampers, ijscellen en dergelijke in serie worden vervaardigd.
34
De 4e afdeling ten slotte, de zogenaamde ,,Plaat- en pijpwerkerij” fabriceert alle niet gestandariseerde producten, zoals bijzondere pekelbakken of verdampers, koelers en dergelijke. Na nog even de belangrijkheid der hulpafdelingen als contrôle, reparatie-afdeling, gereedschapmakerij, timmerwinkel, enz. te hebben gememoreerd, vraagt de heer v. Heijst nog speciale aandacht voor de afdeling ,,Vakopleiding”, welke bij Grasso’s Machinefabrieken een belangrijke plaats inneemt. Het gebrek aan geschoolde arbeiders dat in ‘s-Hertogenbosch steeds, uit de aard der zaak in de na-oorlogse jaren, een bijzondere moeilijkheid is geweest, tracht Grasso op te vangen door jonge mensen in het eigen bedrijf op te leiden. Een en ander geschiedt volgens een rijksregeling en de jongens staan onder deskundige leiding van bazen. Na ongeveer een jaar in de vakschool te hebben gewerkt, komen zij enige tijd in de fabriek om het werkelijke productieproces mee te maken, waarna zij ten slotte in de vakschool de laatste maanden ter voorbereiding voor het examen werkzaam zijn. Terugkomende op de reeds gememoreerde serieproductie en standaardisatie der artikelen meent de directie, dat het de aanwezigen wel zal interesseren hiervan iets meer te vernemen, waarom spreker de aandacht vraagt voor de heer BENDER, hoofdingenieur der bedrijven, die het gezelschap nog het een en ander zal vertellen over deze normalisatie. Ir. BENDER spreekt als volgt: Ik wil U iets mededelen omtrent ons streven naar interne standaardisatie niet slechts van onderdelen; maar ook van aggregaten en complete installaties. Hier spreek ik opzettelijk van standaardisatie, daar men onder net begrip normalisatie meer de werkzaamheden van de officiële Normalisatie-commissie verstaat, die algemeen betrekking hebben op onderdelen, bouten, moeren, flenzen, fittingen enz. Standaardcompressoren. Er is heden wel geen enkele fabriek meer van compressoren, die voor elke aparte opdracht en voor elk apart doel een afzonderlijke machine bouwt. Elke fabriek heeft haar bepaalde typen, die zij in veelvoud fabriceert. Zo ook bij ons. Bij onze koelmachines onder-
35
scheiden wij b.v. bij de zuigermachines vier groepen meteen slag van 50, 90, 130, 200 m.m., welke groepen dan weer in één, twee, drie of viercylinder-machines worden uitgevoerd. Wij willen hier echter niet nader op ingaan, daar overeenkomstige indelingen ook bij andere fabrieken gebruikelijk zijn.
Standaardinstallaties. Zoals ik reeds zeide: wij streven niet alleen naar de standaardisatie van onderdelen en machines, maar ook naar de standaardisatie van installaties. Op één voorbeeld wil ik nu iets nader ingaan n.l. op dat van de ijsinstallaties. Een gebruikelijke ijsinstallatie bestaat in hoofdzaak uit: Compressor met motor en snaaraandrijving. Condensor. Regelafsluiter. Snelverdamper in de ijsgenerator. 36
Verder bevinden zich in de ijsgenerator: Roerwerk voor het rondstuwen van de pekel. IJscellenramen met ijscellen. Deksels. Eventuele luchtblaasinrichting . Dan krijgen we nog: Kraan. Ontdooibak. Kipinrichting. Glijtafel. Vulinrichting. Blower. Oude toestand. Tot voor de oorlog was het gebruikelijk voor elke aparte aanvraag een passende ijsinstallatie te ontwerpen, waarbij men zich er geheel op instelde, zo goed mogelijk aan de verschillende verlangens der aanvragers te voldoen. Hierbij was het meestal zo, dat de cliënt een installatie aanvroeg van een bepaalde voor hem nodige capaciteit. Deze installatie moest veelal ondergebracht worden in reeds aanwezige gebouwen, waardoor men volledig gebonden was. Na de oorlog. De schaarste aan levensmiddelen in – en ook na de oorlog heeft de behoefte aan een betere conservering der beschikbare levensmiddelen doen ontstaan. Hierbij kwam ook de veelvuldige wens tot oprichting van nieuwe ijsfabrieken naar voren. Het grote aantal aanvragen heeft ons nu aanleiding gegeven, het probleem van de ijsinstallaties nog eens geheel opnieuw door te lopen. IJscellen. Wij zijn hierbij uiteraard begonnen met de ijscellen en hebben ons afgevraagd, welke ijscellen, voor welke hoeveelheden en in welke afmetingen worden gebruikt.
37
Wat de hoeveelheden betreft kwamen wij reeds na een kort onderzoek op de volgende ijscellen: A. metrisch 12,5 kg. 25 kg. 50 kg. 65 kg. 100 kg. B. Engels 25 lbs. 50 lbs. 60 lbs. 100 lbs. 200 lbs. 300 lbs 400 lbs. Al deze soorten komen nu echter weer voor in verschillende afmetingen, sommige in 4 en 5 verschillende variaties, zodat men in totaal tot ongeveer 50 verschillende uitvoeringen komt. Hierbij blijkt dan bovendien nog, dat sommige variaties onderling slechts enkele centimeters of millimeters in lengte, breedte of hoogte verschillen, terwijl men bovendien, als men de opgegeven ijsgewichten met de werkelijke inhouden volgens de afmetingen vergelijkt, sterk uiteenlopende ruimte-marges voor de opvriezende kop en de spathoogte vindt. Wij verbeelden ons niet de wereld te kunnen voorschrijven hoeveel soorten en welke maten ijscellen er nu eigenlijk gebruikt moeten worden en welke marges men daarbij moet toepassen. Wil men echter enige lijn in de ontwikkeling van eigen installaties brengen, dan is het wel duidelijk, dat men economisch verantwoord, geen installaties kan gaan standaardiseren waarin 50 verschillende ijscellen-soorten in alle mogelijke lengte-variaties gebruikt kunnen worden. Ik wijs er uitdrukkelijk op, dat wij te allen tijde bereid zijn en blijven om voor speciale doeleinden speciale ijsinstallaties te ontwerpen en te bouwen. Waar het echter het oprichten van nieuwe ijsfabrieken betreft, zullen wij in de toekomst aanbevelen een ijsinstallatie uit de door ons ontwikkelde standaardtypen te kiezen, daar deze practisch aan alle redelijk te stellen eisen voldoen. Een vergelijkende studie heeft ons tot de volgende serie ijscellentypen doen besluiten: Beslissing I. 12.5 kg. uitzondering voor zeer kleine installaties. 25 kg. vierkant. 50 kg. vierkant en plat. 100 kg. vierkant en plat. Alle typen van gelijke lengte. (1115 m.m.) Uit voorgaande impliceert direct de zeer belangrijke beslissing:
38
Beslissing II. Alle ijsgeneratorbakken van gelijke hoogte 1250 m.m. Generatorbakken. Wij hebben, zoals afgebeeld, de gekozen typen naast elkaar geschakeld, rekening houdende met de nodige speelruimte tussen de cellen onderling en ruimte voor de hijshaken, om het meest gunstige kleinste gemene veelvoud van cellenbreedte en aantal te vinden. Dit met het oog op de wenselijkheid, voor de verschillende ijscellentypen, gemeenschappelijke generatorbakken van gelijke breedte te kunnen gebruiken. Het is namelijk van het grootste belang, het aantal uit te voeren bakbreedten te beperken, niet alleen voor de bak zelf, maar tevens voor de breedten van: Kraan Ontdooibak Kipinrichting Storttafel, die door de generatorbreedte worden bepaald. Wederom hebben verder uitvoerige, vergelijkende studies ons uiteindelijk doen besluiten tot het kiezen van 4 breedten, waarmede wij voor installaties van 1-50 ton dagcapaciteit uitkomen. Beslissing III. Het zijn 1684 mm. ca. 1,7 m. voor 1 – 3 ton/dag (uitzondering) 2454 mm. ca. 2,5 m. voor 3 – 10 ton/dag 3984 mm. ca. 4,- m. voor 10 – 25 ton/dag 7564 mm. ca. 7,6 m. voor 25 – 50 ton/dag. Deze breedten zijn zo gekozen, dat bij de grote capaciteiten: Beslissing IV. de lengte-breedte verhouding 3,5 : 1 niet overschreden wordt en men voor de kleine capaciteiten niet beneden de lengte-breedte verhouding l,5 : 1 komt.
39
Overschrijdt men de verhouding van 3,5 : 1 (wat uiteraard mogelijk is), dan komt men tot zeer langgestrekte kegelbaanachige fabrieksgebouwen. Tevens worden dan spoedig, in verband met de beschikbare tijd voor het trekken van een rij cellen, de rijtijden voor de kraan te groot. Gaat men beneden de verhouding 1,5 : 1 dan worden de installaties door de grote spanwijdte van de kraan, de grote breedte van de vulinrichting, enz. onnodig duur. In de genoemde 4 breedten kunnen wij nu onderbrengen zoals aangegeven: Breedte Capac. 1,7 m. 1- 3 ton 2,5 m. 3-10 ton 4,- m. 10-25 ton 7,6 m. 25-30 ton
25 kg 50 kg. v. 6 – 10 7 18 12 36 24
50 kg. p, 100 kg. v. 100 kg. p. – – – 9 5 7 16 9 12 32 18 24
Met deze variaties kunnen wij nu practisch aan alle aanvragen voor normale ijsfabrieken voldoen.
41
Dat deze standaardisering bijdraagt tot een vereenvoudiging in de fabricage, een versnelling van de aflevering en een voordeliger prijs voor de cliënt, moge hiermede duidelijk zijn. Na deze met grote belangstelling aan gehoorde inleiding splitst het gezelschap zich in groepen, die elk onder leiding van een lid der Directie of technische staf een rondgang maken door de machtige fabriekshallen. Met zeer veel belangstelling werden de verschillende fabricage-processen gevolgd, ook de vakschool werd niet vergeten. Tot slot van deze instructieve excursie bood de Directie de deelnemers een thé aan, hetgeen uiteraard zeer op prijs werd gesteld. Een woord van hartelijke dank voor de wijze waarop onze Vereniging deze middag werd ontvangen en hetgeen de Directie heeft gedaan om het bezoek in alle opzichten te doen slagen, moge dit verslag besluiten.
_____________________
42
VI. De IJs- en Koelindustrie in de Verenigde Staten van Indonesië. door A. UIJT DEN BOGAARD Sr. Tijdens een door ons belegde informatieve bijeenkomst heeft de heer A. Uijt den Bogaard Sr. economisch adviseur voor de ijsindustrie bij de afdeling Nijverheid v.h. Departement van Economische Zaken te Djakarta een lezing gehouden over de toestand van de ijs- en koelindustrie in de Verenigde Staten v. Indonesië en de plannen tot wederopbouw daarvan. Hieronder volgt een verslag van deze inleiding, die veel interessante bijzonderheden bevatte. De heer Uijt den Boogaard eindigde met een krachtige opwekking aan het adres van de Nederlandse industrie om paraat te zijn.
Grondleggers dezer industrie in het voormalige Ned. Indië waren de Franse industriëlen Chassé, Chaulan en O’Herne, die omstreeks de jaren 1876 zich te Batavia, Amberawa en Semarang in West en Midden Java met een ijsfabriek vestigden. Het fabrikaat dezer installaties was van Raoul Pictet en de Fives Lille, werkende met SO2. Ca. 1885 werd NH3 als koelmedium gebezigd, n.l. door de Duitser Buddingh, die zich eveneens te Batavia vestigde met een ijsfabriek, werkende met Freundlich- en Germania-machines. Voor aandrijving der compressoren werden stoommachines gebezigd. Het voor het ijs benodigde water werd verkregen door condensatie van de afgewerkte stoom dezer aandrijfmachines. De stoomketels werden gevoed middels het bruine kaliwater der rivieren. Aandrijfmachines. Toen in latere jaren de industrie zich bediende van oliemotoren, werden ook deze bedrijven omstreeks 1910 eerst van gloeikopmotoren en later van de zuiniger werkende Dieselmotoren voorzien.
43
In de diverse grote steden, die beschikking kregen over electrische energie werden naderhand de kleinere fabrieken van electromotoren voorzien. De grote bedrijven behielden haar Diesel-aandrijving, omreden electrische energie in verhouding duurder uitkwam. In de bergstreken, waar over waterkracht kon worden beschikt, werden deze bedrijven uitgerust met waterwielen, hetzij van hout of van plaatijzer en later voorzien van de meer moderne waterturbines. De Dieselmotor bleef ook in deze waterkracht-ijsbedrijven als reserve gehandhaafd, om in tijden van waterschaarste in de rivieren en grote ijsproducties in de droge maanden, te worden ingezet. Thans zijn deze bedrijven merendeels met Dieselmotoren en verder met electromotoren en waterturbines uitgerust. Ook ten aanzien van andere bedrijven in Indonesië, zoals oliefabrieken, rijstpellerijen, tapioca-, rubber , thee- en suikerfabrieken etc. vindt bedoelde Diesel-, electro- dan wel wateraandrijving plaats. Koelmedia. Voor wat betreft de koelmedia in deze koudebedrijven was het beeld vlak vóór het uitbreken van de oorlog als volgt: ca 50% SO2 bedrijven; en 50% NH3 De kleinere aggregaten voor huishoudelijk gebruik in hotels, restaurants, winkelbedrijven, hospitalen en ziekenhuizen bezigden freon- of methylchloride koelapparaturen. Bij nieuwe aanschaffingen voor de ijs- en koelindustrie werd geadviseerd tot NH3 installaties over te gaan, zodat uiteindelijk de SO2-machines tot het verleden zullen gaan behoren. Koel- en vrieshuizen. Het eerste koel- en vriesbedrijf werd door de Duitser Jenne, kort na 1900 in Batavia gevestigd met Australische machines. Het voormalige Ned. Indië was niet dik bezaaid met deze bedrijven! Koel- en Vrieshuizen vindt men te Tandjong-Priok, Batavia en Semarang en op bescheiden schaal te Soerabaia en Bandoeng.
44
Voor zover de behoefte zich deed gevoelen voor wat betreft de aanwending van meerdere koel- of vriesruimte, werd hieraan tegemoet gekomen door de grote ijs-Mijen, die annex haar ijsbedrijven koel- en vriesruimte ter beschikking stelden van aanvragers. De bereikte en onderhouden temperaturen in deze koel- en vriesbedrijven variëren van iets boven nul tot – 8 °C. à – 10 °C. als laagste temperatuur. Het op te slaan koel- of vriesgoed omvat: vlees, vis, boter, kaas en diverse koelkamerartikelen en aan bederf onderhevige levensmiddelen en buitenlands fruit, voornamelijk appelen, peren en druiven en Chinese groente, welke vóór de oorlog uit Australië, Zuid-Afrika, Californië en China werden geïmporteerd. Thans bestaat bij vele actieve Chinese ondernemers de drang om zelf agar-agar (gelatine) te fabriceren langs koeltechnische weg, waarvoor zij – wegens gemis van een eigen vriesbedrijf – aangewezen zijn op de ijsbedrijven en het geringe aantal vrieshuizen, welke vanwege de onvoldoende capaciteit niet in staat zijn de constante koude van – 7 °C. tot – 8 °C. te leveren. Agar-agar werd vóór de oorlog in Indonesië geïmporteerd en in Japan langs natuurlijke bevriezing verkregen. Het grootste percentage van de grondstoffen werd uit Ned. Indië betrokken, waar rond om vele eilanden veel zeewier wordt gewonnen voor de export naar Japan. Tijdens de bezettingsjaren maakten de Japanners een nuttig gebruik van deze uitgestrekte ,,zeewier-velden” en fabriceerden op Indonesische bodem middels de ijsfabrieken en vrieshuizen agar-agar. De capaciteit van de opgesomde koel- en vrieshuizen bedraagt ca 1 millioen cal/u, gebaseerd op + 32 °C. luchttemperatuur, + 30 °C. koelwatertemperatuur en globaal – 15 °C. verdampingstemperatuur. Kort voor de oorlog bestond bij diverse Gemeentebesturen de behoefte tot aanbouw van moderne slachthuizen, waaraan een koel- en vriesbedrijf onmisbaar bleek. Slechts de Gemeenten Batavia en Semarang beschikken over een goed koel- en vriesbedrijf, uitgerust met respectievelijk Grasso- en Linde machines, welke thans te klein blijken te zijn.
45
Bovendien overweegt de Gemeente Batavia een apart koel- en vrieshuis te bouwen, speciaal voor het opslaan van rundvlees en totaal afgescheiden van varkensvlees-opslag. De Chinese bevolkingsgroep is doorgaans de grootste consument van varkensvlees. Het grootste koel- en vrieshuis is dat van de K.P.M. te Tandjong Priok met ca 300.000 cal/u, hetwelk uitsluitend voor eigen gebruik zijn bestemming heeft en uitgerust was met Borsig compressoren. De K.P.M. overweegt – of heeft plannen in voorbereiding – dit door de Japanners zwaar verminkte bedrijf algeheel te vernieuwen. Ook bij diverse Indonesische ondernemers komt de drang naar boven koel- en vrieshuizen t.b.v. het invriezen van vis op de diverse visaanvoerplaatsen te vestigen. In geheel Indonesië is een dergelijk vriesbedrijf niet aanwijsbaar, niettegenstaande in de zeeën uitgestrekte viswateren worden aangetroffen. De Japanners, als zijnde rauwe viseters, wisten grote hoeveelheden vis uit deze gebiedsdelen te halen. Het is een feit, dat de grote massa veel gezouten vis consumeert, doch niettemin geeft, zowel de eenvoudige tanie als de meer welgestelde Indonesiër de voorkeur aan verse vis, boven het gezouten zeeproduct, mits de prijs in evenredigheid is tot de inhoud van zijn beurs. Naar mijn mening is het op dit gebied niet zo zeer een kwestie van visvangst, dan wel een probleem van visopslag en vistransport. Er zijn uitgestrekte gebiedsdelen, waar men de vis voor het opscheppen heeft, b.v. in Bagan Si Api aan de oostkust van Sumatra en rond de eilanden vlak langs de Westkust van Borneo en voor wat betreft tonijnenvangst; de Japanners hebben getoond goed bekend te zijn met de rijke tonijnen-wateren, gelegen boven Menado, en zich langs Halmaheira via Timor tot diep in de Stille Oceaan uitstrekkende. Heden ten dage wordt de Japanse methode van tonijnenvangst middels motorboten onder leiding van de heer Mackenzie, vóór de oorlog exploitant van 2 kleine vissersboten te Pasar Ikan bij Batavia, op Aer Tembaga, ca 54 km zuidelijk gelegen van Menado, met succes door de bevolking van de gebiedsdelen bedreven.
46
Voor zover mij bekend, bedraagt de behoefte aan tongkol (tonijn), in de gehele Minahassa niet meer dan 10 ton per dag, terwijl men met de overtollige te vangen vis geen raad weet! Van de zijde dezer eilandbewoners werd sterk aangedrongen op meerdere, vooreerst kleinere koel- en vriesbedrijven. Ook de baai van Ambon is rijk aan vis (tonijnen). Wanneer men dit vis probleem in Indonesië wil oplossen, zal dit m.i. onvermijdelijk langs koeltechnische weg dienen te geschieden. Laten praktische en doortastende mensen op dit gebied, en tevens bekend met de zeden en gewoonten dezer eilandbewoners, dit werk ondernemen. Vermelding verdient, dat de Japanners, kort vóór de oorlog nabij Aer Tembaga bij Bitoeng een koel- en vriesbedrijf t.b.v. de tonijnenvangst hebben gevestigd. Dit bedrijf, dat gedurende de oorlogsjaren werd uitgebreid, is door geallieerde actie met de grond gelijk gemaakt. Japanse Koel- en vrieshuizen. De Japanse bezetters plaatsten op diverse punten in de uitgebreide archipel meerdere koel- en vrieshuizen voor het opslaan van zeevis, vlees en conserven met een totaal capaciteit van ca 1¼ millioen cal/u, en uitgerust met Japanse machines. Het grootste gedeelte dezer bedrijven is door geallieerde actie verloren gegaan. Wat als Japanse erfenis op dit gebied kon worden aanvaard waren: a) een zogenaamd diepvriesbedrijf op Bali, cap. ca 80.000 cal/u en – 20 °C. in de vrieskamers. b) een soortgelijk bedrijf te Makassar in Zuid-Celebes annex ijsfabriek, cap ± 225.000 cal/u. c) een 430 tons koelboot, dragende de naam ,,Bonito”, cap. ca 125.000 cal/u. Het bedrijf op Bali is door een Chinese Kongsie in bedrijf genomen. Het bedrijf te Makasser is uiteindelijk aan de deelstaat Oost-Indonesië toegewezen, en staat nog steeds onbenut, tot grote verbazing van ondernemende Chinese kongsies, die bij het grote
47
gebrek aan ijs- en koelmachinerieën gaarne over zulk een bedrijf de beschikking wensen te hebben. De koelboot ,,Bonito”. oorspronkelijk eveneens in Makasser gestationneerd – af beter gezegd – opgelegd, is naderhand op advies en aandringen van de Afdeling Nijverheid naar Batavia gesleept. De koelmachines werden aan een gedupeerde ijsfabrikant te Semarang toegewezen. De scheepsromp wilde men bestemmen als drijvend zoutpakhuis in de visrijke wateren van Borneo’s Westkust ten Zuiden van Pontianak, waar de gedroogde visindustrie een nijpend gebrek heeft aan zoutopslagruimte. Japanse mishandelingen in de ijsindustrie. Het is verbazingwekkend hoe de bezetters ijsfabrieken afbraken en elders in dit grote eilandenrijk ,,overplantten.” Zo vonden wij de gehele ijsfabriek van Tasikmalaja in de Preanger, terug in het oerwoud van Ambon. De ijsfabriek te Probolingo in Oost-Java, werd in Balikpapan op Borneo teruggevonden. De machinerieën waren geheel doorzeefd van kogelgaten. Een andere ijsfabriek, die haar domicilie te Banjoewangi in Oost-Java had, werd eveneens zwaar verminkt in Laboeon Hadjie in Oost-Lombok teruggevonden. Weer een andere ijsfabriek met domicilie Soerabaia, werd op het eiland Timor diep in een ravijn ontdekt, eveneens verminkt. De derde installatie ervan kon de eigenaresse, een Nederlandse dame, eventueel in Portugees Timor in ontvangst nemen. Zo hadden over de gehele Archipel dergelijke ,,overplantingen" plaats, hetzij op grotere dan wel kortere afstanden van één tot drie weken bootreis. Een groot aantal ijsfabriekinstallaties bleek onvindbaar te zijn en wat nog kan worden geïdentificeerd als ijsmachinerieën, waren veelal gebroken af zwaar verroeste onderdelen. Ten aanzien van de na de oorlog terugverkregen ijsfabrieken, ervoeren de eigenaren, dat een belangrijk groot deel van hun vóóroorlogs potentieelbezit sterk geslonken was als gevolg van zware verwaarlozingen.
48
Bedroeg de vooroorlogse capaciteit van alle ijsfabrieken tezamen 3150 ton/etm, zo kon met de beschikbare apparatuur dezer bedrijven begin 1946 slechts worden gerealiseerd een kleine 100 ton ijs per dag. De vóóroorlogse ijsproductie bedroeg 25 millioen kg per maand of gemiddeld per dag 822 ton. De ongeregeldheden na de oorlog waren voor een groot deel oorzaak, dat de opbouw van de industrie in het algemeen, hetzij werd belemmerd, dan wel traag verliep. Vele bedrijven, welke gedeeltelijk, dan wel bedrijfsklaar werden gerehabiliteerd, werden een prooi van deze ongeregeldheden. Bovendien heeft de opbouw een groot gebrek aan grondstoffen, materialen en diverse werktuigen en gereedschappen. Ook de bevolking van de Archipel is het geregeld werken verleerd. De deviezentoewijzingen voor import van nieuwe machines uit het buitenland, welke in 1948 zich gunstig schenen te ontwikkelen, werden in 1949 t.b.v. de rehabilitatie der ijsen koelindustrie geheel gestaakt – in afwachting van een gezonder politiek-economische atmosfeer in dit tropenland. Voor zover het de rehabilitatie der ijsindustrie in Indonesië betreft, werd aan deze bedrijfstak tot heden voor ongeveer 85 ton potentiële capaciteit toegewezen in de vorm van nieuwe machinerieën, merendeels middels van Ned. fabrikaat. Rehabilitatie ijsindustrie en Bedrijfsreglementering. Verwijzende naar de bijgaande grafiek wordt opgemerkt, dat de oorspronkelijke cap. van 3150 ton/etm. een gevolg was van het feit, dat men na de vorige wereldoorlog tot intensieve ,,industrialisatie” in het voormalige Ned. Indië wenste over te gaan, waarbij men o.m. geen rekening hield met de economische grondslag dezer ijsbedrijven. Bij vele Chinese neringdoenden kwam de drang naar boven met diverse industrieën daadwerkelijke bemoeienis te hebben. De ijsindustrie, voordien voor het grootste gedeelte in handen van Europeanen, kreeg grote belangstelling bij bedoelde neringdoenden, die op dit terrein doorgaans te onervaren waren.
50
Vele jonge Europese reizigers in machinerieën waren mede oorzaak van het grote calorische vermogen in de ijsindustrie. Een geslaagde slagzin bij verkoop van een ijsfabriekinstallatie bij deze jongelui in gebruik, was: 1 M3 water à 1000 kg gewicht, kostende 30 ct in totaal, brengt aan ijs op ƒ 30,-. Vele der bedoelde neringdoenden zagen tot hun schade, dat deze voorlichting ,,pienter-boesoek” was. Inmiddels zat men met het grote potentieel aan ijscalorieën in deze industrie. De ijsconcurrentie ging zelfs zo ver, dat men overging tot het verstrekken van gratis ijs. De ijsoorlog in Indonesië heeft in alle geval in mindere of heviger mate ongeveer 10 jaar geduurd. De grote IJs-Mijen zagen zich genoodzaakt, haar aandelenkapitaal af te stempelen met 40 tot zelfs 75%. De noodzaak tot reglementering dezer bedrijven werd in 1935 ingezien met gevolg dat de ijsbedrijven vanaf ultimo van dat jaar onder de gereglementeerde bedrijven behoorden. Een registratie dezer bedrijven wees in 1936 uit, dat zich in het voormalige Ned. Indië bevonden 350 ijsbedrijven met een pot.-cap. van 3150 ton/etm., gebaseerd op de compressorcapaciteit. Volgens opgave van vele betrokken ijsfabrikanten – tegen overlegging van diverse machine-offertes – bedroeg de pot.-cap. der ijsfabrieken tegen de 3600 ton/etm. En waar gebleken was, dat de ijsomzet destijds slechts 25% bedroeg van het potentieelbezit van 3150 ton, werden vanaf dat tijdstip geen nieuwe vestigingen van ijsfabrieken meer verleend. Tot zelfs in 1941 bleek, dat er 2000 ton als potentiële reserve in de topmaanden, merendeels onbenut bleef. Teneinde niet wederom in de geschetste fout te vervallen, werd het raadzaam geacht het gehele ijsproductie-apparaat thans op een economischer grondslag te rehabiliteren met in achtneming van de factoren bedrijfszekerheid en capaciteitsuitnutting. Bij een geraamde ijsbehoefte in de topmaanden van 1300 ton/etm. voor de komende jaren, werd 33% pot.-reserve voldoende geacht om eventuele grotere productiebehoeften en uitvallen van machine-apparaturen gedurende de warme maanden, bedrijfszeker
51
Op te vangen, zodat als minimum pot.-cap. benodigd is 1300 + 433 = 1700 ton. Hierdoor is 1417 ton pot.-cap. overbodig geworden, bij de rehabilitatie der ijsindustrie! Van de tot heden (Sept. ‘49) verkregen productie-capaciteit à gemiddeld 872 ton per dag, moet ongeveer 500 ton als volwaardig bedrijfszekere capaciteit worden aangemerkt. Tot veel meer dan 872 ton ijsproductie is de huidige beschikbare apparatuur in de ijsindustrie niet in staat, althans bedrijfszeker. Alzo zal de rehabilitatie der ijsindustrie aan machinevernieuwingen benodigen: 1733 ton minus 500 = 1233 ton aan pot.-cap., waarvan zoals vermeld reeds 85 ton in het bezit van de gebruikers. Dus ca 1150 ton pot.-cap. benodigd de ijsindustrie in Indonesië aan nieuwe machineinstallaties, vanaf dit tijdstip gerekend. Wie eigenaren zijn der ijs- en koelbedrijven. Eigenaren der ijsfabrieken in verhouding tot het potentieelbezit zijn: voor ca 65% Europeanen ,, ,, 33% Chinezen ,, ,, 2% Arabieren ,, ,, Indonesiërs - nihil. Eigenaren der koel- en vriesbedrijven in verhouding tot het potentieel bezit zijn: voor 100% Europeanen. Ook de Nederlandse vrouw heeft een actief aandeel gehad in de exploitatie van ijsfabrieken in Indonesië. 5 Nederlandse vrouwen waren eigenaresse van ijsfabrieken, waarvan één dezer dames zelfs kans zag annex haar ijsfabriek, welke van vrij grote omvang was, een grote machinefabriek met scheepshelling-bedrijf te entameren.
52
Machinefabrikaten. Tengevolge van de geschetste handelingen in de ijsindustrie beschikt Indonesië thans over een groot aantal machinefabrikaten voor de ijs- en koelindustrie. Men treft in deze koude bedrijven o.m. aan de volgende fabrikaten: Raoul Pitet – Fives Lille – Genevoise – Lebrun – Grasso – Apeldoornse machinefabriek – Freundlich – Germania – Linde – Borsig – Humbolt – Schluter & Gzel – Halle – Liverpool Refrigeration – Lightfoot – Stern – Sabroe – York – Frick – diverse Australische fabrikaten, meer voor de kleinere bedrijven en een niet vast te stellen aantal van het Japanse fabrikaat, voor de kleine koel- en vriesbedrijven. Op het gebied van aandrijfmotoren in de diverse ijs- en andere bedrijven treft men de volgende fabrikaten Dieselmotoren aan: Ruston & Hornsby – Mirrlus – Sulzer – Brons – Kromhout – Deutz – Mann – Körting – Werkspoor – National – Crossley – Thomassen – Atlas – Benz, enz. Potentiële capaciteit. Hieronder wordt verstaan de productie van de ijsinstallatie bij 24 bedrijfsuren en maximaal toerental. Doordat men, zowel van machinefabrikaat, als van importeurszijde niet voldoende rekening hield met de veel grotere warmteverliezen bij een installatie, werkende in tropisch verband, produceerden vele installaties belangrijk minder dan waarvoor deze werden verkocht. Er werden zelfs verschillen (ondercapaciteiten) waargenomen van 20% tot 30% bij de kleinere installaties. Verder werden de condensors veelal te klein gekozen, waardoor de tegendrukken en condensatietemperaturen bij nieuw in gebruik genomen installatie reeds hoge waarden registreerden, n.l. 44 °C. à 46 °C. en bij vervuiling van de condensors deze condensatietemperatuur tot 50 °C. en hoger oplopen, overeenkomende met 20 à 21 kg overdruk (NH3). Weinig installaties werken met condensatietemperaturen van 34 °C. à 35 °C. bij koelwatertemperaturen van 29 °C. à 30 °C. Ook de koelwatertoevoer bleek in vele gevallen onvoldoende te zijn.
53
Ten aanzien van de verdampers zijn deze niet altijd royaal bemeten, waarbij wordt opgemerkt, dat de pekelcirculatie in de vrieskuip in vele gevallen niet krachtig genoeg was. Voor wat betreft de vriesduur der diverse ijsblokgewichten van 25, 50, 60, 75 en 100 kg, verkeerde men in de mening, dat deze voor de tropen ongeveer dezelfde is als voor Europa. Het uiteindelijk resultaat is, dat, waar men in Europa in een normaal ijsbedrijf als ijsrendement ca 25 kg op 1 kW verkrijgt, vele installaties in Indonesië een ijsrendement verkrijgen van 6 à 8 kg per kW. De gunstiger resultaten geven rendementsgetallen van 12½ à 14 kg ijs/1 kW. Voor de calorische waarde van 1 kg ijs wordt aanbevolen te bezigen: voor kleinere ijsinstallaties 165 cal/1 kg ijs voor de middelsoort installaties 160 cal/1 kg ijs en voor de grote installaties 155 cal/1 kg ijs, Ten aanzien van het nuttig effect is het raadzaam, niet te optimistisch te zijn met deze factor. Een installatie die over ruime apparatuurverhoudingen beschikt, zal een gunstig ijsrendement afwerpen. In verband met de sterk gestegen tarieven van electrische energie en brandstofolie, welke in vergelijking tot de vóóroorlogse prijzen respectievelijk 8 en 5 maal zo hoog liggen, moet het voor de koper van een ijsinstallatie of koelmachine waard zijn de meerdere kosten voor behoorlijke apparatuurverhoudingen te betalen. Het gunstige ijsrendement per L brandstof respectievelijk kW electrisch verbruik waarborgt in betrekkelijk korte tijd de terugverkrijging van deze hogere uitgaaf. In deze geest werden verschillende ijsfabrikanten en machine-importeurs in Indonesië voorgelicht. Ook machinefabrikanten in Europa. die wij hebben bezocht, werden van bedoeld vóóroorlogs euvel t.a.v. de capaciteitsverkrijging ,,voor gebruik” in Indonesië op de hoogte gesteld. Door dit contact met U op hedenmiddag en de persoonlijke bezoeken aan belanghebbenden in deze koude-bedrijven moge worden gehoopt, dat de resultaten van mijn bezoek aan Europa het mogelijk zullen maken, dat de ijs- en koelindustrie in Indo-
54
nesië over economisch werkende installaties zal beschikken, en dat de Verenigde Staten van Indonesië profijt zullen weten te trekken van deze ervaring (o.m. ten gunste van land en volk). Koeltechnische behoeften van Indonesië. Deze omvatten voor de naaste toekomst: a) b) c) d)
e) f) g) h) i) j)
ijsinstallaties voor ijsfabrieken; installaties voor koel- en vrieshuizen; koel- en vriesmachines voor koelboten t.b.v. het vervoer van vis en vlees (tonnage 20-40 ton); koelapparaturen voor huishoudelijk gebruik, grotere koelkasten voor het winkelbedrijf, slagerijen, hotels, ziekenhuizen. laboratoria, kamerkoelinrichtingen; koelapparaturen voor grote woonhuizen en installaties voor openbare gebouwen als bioscopen, kantoorlocaliteiten, studio’s enz.; koelapparaturen voor bloemenmagazijnen en fotobedrijven; vriesinstallaties voor agar-agar fabricage en zeepbedrijven; roomijs-vriezers; koelinstallaties voor zuivelfabrieken; koelinstallaties voor bierbrouwerijen, voorzover de 2 bierfabrieken in Batavia en Soerabaia hieraan behoefte hebben.
De vraag naar koelaggregaten voor huishoudelijk gebruik en koelapparaturen voor hotels-restaurants en winkelbedrijven voor provisiën en dranken van ¼ pk tot 5 à 6 pk, werkend met freon, is zeer groot! Vóór de oorlog bedroeg het aantal dezer koelapparaturen in aandrijfvermogen uitgedrukt ca 2000 pk. Gedurende de bezetting is hiervan het grootste gedeelte naar Japan of elders afgevoerd. De aanwending van deze freon-koelapparaturen zal. m.i. in de naaste toekomst op groter schaal geschieden, zowel in Indonesië als in de omliggende tropische landen.
55
Ook voor wat betreft de voorziening van diverse meetinstrumenten voor de ijs- en koelindustrie als manometers, vries- en gewone thermometers, Beauméwegers enz., heeft Indonesië een dringende behoefte. Diepvriesbedrijven. Ten aanzien van de exploitatie van diepvriesbedrijven in Indonesië wordt opgemerkt hiermede de grootst mogelijke voorzichtigheid te betrachten. De Indonesische millioenenmassa is voor het product der diepvriesbedrijven nog te primitief in haar menu. Van het betrekkelijk geringe aantal gegoede Europeanen, Chinezen en Indonesiërs kan zulk een bedrijf geen bestaansrecht hebben. A. UIJT DEN BOGAARD Sr. Utrecht, 8 Maart 1950.
Verschillende aanwezigen maakten gebruik van de gelegenheid tot het stellen van vragen. Wij tekenden aan: De heer IMELMAN: Past men ook absorptie-koelmachines toe? Antwoord: Vroeger geschiedde dit op vrij grote schaal, omdat de ijsfabrieken met stoom werkten. Wanneer stoom beschikbaar is, kunnen goede resultaten worden bereikt. Ik heb echter bij mijn onderzoek geen absorptie-machines aangetroffen. De heer VAN MALE wijst op de deviezen-moeilijkheden, waardoor bij leveringen aan Indonesië maandenlange vertragingen ontstaan. De heer SCHNEIDER informeert naar de mogelijkheid van fabricage van agar-agar in Nederland. Antwoord: Hiervoor wil ik belangstelling wekken. In Amerika doet men het ook. Vroeger ging de grondstof naar Japan en kwam bewerkt terug. De heer VERSTEEG: Is er in Indonesië vakonderwijs op koeltechnisch gebied? Antwoord: Eigenlijk gezegd vakonderricht op het gebied van de 56
koeltechniek is er niet. Wel zijn spoedcursussen georganiseerd voor Nijverheidsconsulenten. Eis voor deelname oorspronkelijk 5-j. H.B.S. of Technische School, later verlaagd tot 3 j. M.U.L.O. Op deze cursussen werd ook aandacht gegeven aan de koeltechniek. De gebruikers zijn zeer onervaren. Ook de Chinezen werken met Europese krachten. De heer VAN MALE vraagt of de lage rendementen, waarvan de heer Uijt den Bogaard melding maakte, niet meer aan ondeskundige behandeling dan aan verkeerd bemeten installaties zijn toe te schrijven. Antwoord: Ondeskundige behandeling speelt wel een rol, speciaal ook vervuiling, waardoor het rendement al vrij spoedig na ingebruikneming daalt en op het lagere cijfer blijft, de leveranciers houden meestal te weinig rekening bij het bemeten der installatie met de bijzondere klimatologische omstandigheden. De heer VAN DEN BROEK vraagt zich af of het economisch mogelijk zal zijn de vis voor de bevolking te koelen. Drogen en roken is goedkoper. Antwoord:
Die mogelijkheid hangt af van de levensstandaard die het nieuwe regime zal weten te bereiken voor de bevolking. In Japan blijkt het ook te kunnen, want daar heeft men een grote koeltechnische industrie.
__________________
57
VII. Aanwinsten Bibliotheek Boeken 31. F. Ghilardi.
Annuaire Guide du Froid et du Conditionnement des locaux. 2me édition. 1948.
34. Weststrate en Grosheide.
Handboekje voor Verenigingen en N.V.
35. Alg. Ned. Zuivelbond.
Rapport der Commissie van de F.N.Z. ter bestudering van de ontwikkeling der zuivelindustrie in Zweden en Denemarken. 1947.
36. N.V. Philips.
The Philips Air Engine.
37.
Notes on the investigation of preserving fish by artificial cold. Preliminary report presented to the Netherland association of refrigeration by the committee for the investigation of better methods for the preservation of fish by artificial cold. 1913.
38.
L’équipement frigorifique de la France en 1949. Document établi par l’Inspection genérale des Activités Frigorifiques.
39. M. Piettre
Conservation par le Froid des denrées d’origine carnée. Encyclopédie du Froid. Traité théorique et practique des industries frigorifiques. Ed. par J.B. Baillière et Fils – Paris. Vol. II, 1950.
40. C.J.H. v. d. Broek
Het bederf van dierlijke voedingsmiddelen bij lage temperaturen. 1949.
41. A.F. v. Itterbeek
De opleiding van de student in de physica in het gebied der lage temperaturen.
58
TIJDSCHRIFTEN. Maandblad ,,Koeltechniek.” 3e t/m 10e jaargang (1932 t/m 1939). Daarna niet meer verschenen. Mededelingen van de Vereniging voor Luchtbehandeling No. 2, 1948 e.v. Technische Rundschau SULZER, Winterthur. No. 1, 1949, e.v. Mitteilungen des Kältetechnischen Instituts und der Reichsforschungsanstalt für Lebensmittelfrischhaltung an der Technischen Hochschule Karlsruhe. No.2. Wärmeleitfähigkeitmessungen an Flüssigkeiten, Dr. Phil. L. Riedel. No.3. Aufstellung einer Zustandsgleichung für flüssige Kohlensaüre und Ableitung der thermischen und kalorischen Zustandsgröszen, Dr. Ing. Karl Thoma. Dampftafel und Mollier-Diagramm für Ammoniak bis zum kritischen Punkt, Dr. Ing. Harald Funk. Dampftafel für Acetylen, Dr. Ing. Harald Funk. Berechnung der thermischen Eigenschaften von Tetrafluordichloräthan (F - 114) und Methyläther, Dr. Ing. V. Füner.
_________________________
59
Drukkerij Waltman A.J. Mulder - Delft