prof. dr. theo beckers
Nederlanders hebben collectief het gevoel tijd te kort te komen en dat gevoel wordt steeds sterker. Iedereen heeft het druk, en vaak té druk: rechters, huisartsen, politici, managers, leraren, ouders en ook kinderen. ‘Worden we geleefd of hebben we zelf nog iets te zeggen over de structuur en de besteding van onze tijd?’ vraagt prof.dr. Theo Beckers zich af in zijn afscheidsrede, waarin hij ingaat op de oorzaken en de maatschappelijke en ecologische gevolgen van snelheid en tijdsdruk. Beckers pleit voor onthaasting van politiek en wetenschap, hedonistische soberheid en een economy of care, die kan bijdragen aan een duurzame samenleving. Hij laat zien of er een maatschappelijk draagvlak is voor een andere omgang met haast en tijd.
ISBN: 90-72725-69-7
Departement Vrijetijdwetenschappen Universiteit van Tilburg
Telos, Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken
De hyperactieve samenleving: op zoek naar de verloren tijd
De hyperactieve samenleving: op zoek naar de verloren tijd
De hyperactieve samenleving: op zoek naar de verloren tijd
Rede (in verkorte vorm) uitgesproken bij het afscheid als hoogleraar vrijetijdwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg en als wetenschappelijk directeur van Telos, op vrijdag 11 juni 2004
door prof. dr. Theo Beckers
Departement Vrijetijdwetenschappen
Telos, Brabants Centrum
Universiteit van Tilburg
voor Duurzaamheidvraagstukken
Voor Pepijn, Madelief, Merel en Nora
Colofon ISBN: 90-72725-69-7 Foto omslag: Koen Nieuwendijk, www.lievehemel.nl Layout: Nathalie van Kuik-van Bladel Drukkerij: Universiteit van Tilburg Uitgave: Telos, www.Telos.nl © Behoudens ingeval beperkingen door de wet van toepassing zijn, en onder gehoudenheid aan de gestelde voorwaarden te voldoen, mag zonder schriftelijke toestemming van de uitgever niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelije bewerking.
Over waarzeggers en sprookjesvertellers
In deze drukke gelukkige jaren In dit landschap, ieder jaar karteliger van profiel door opslag, afslagplaatsen en fabrieken, in deze onze zee die leger wordt aan leven naarmate reuzen van gevoel te schaars om elkaar te ontmoeten alleen, en korter leven, en worden opgegeten, de walvissen en alle wriemelende zielen van de genesis – op dit ons platgetrapte gras ouder dan wij, al van de derde dag, in deze slordige versleten wereld vergeten wij dat wij het zelf (kinderen van Adam’s kinderen) de overbevolking zijn.
Misschien kent u dat verhaal. Van die visser in Afrika. Die ’s morgens in al vroegte met zijn kleine boot de zee opging, een paar uur viste, terugkeerde naar de haven, zijn vis verkocht en de rest van de dag in de schaduw van een boom bij het strand lag te filosoferen over de zin van het leven en andere plezierige onderwerpen. Totdat op zekere dag een econoom van de Wereldbank verscheen en aan de visser vroeg waarom hij niet meer profijt trok van al die ledige tijd, en langer en verder op zee ging vissen, met een grotere boot. Dat zou hem meer vis en dus meer winst opleveren. Zo zou hij op den duur meer en nog grotere boten kunnen kopen en zelfs personeel in dienst kunnen nemen. En dan zou hij uiteindelijk zoveel geld verdienen, dat hij zelf niet meer hoefde te werken en de hele dag aan het strand kon liggen. En de visser vroeg de econoom waarom hij dat allemaal zou doen. Misschien kent u mijn verhaal. Over veranderingen in de structuur en cultuur van de tijd. Nu mijn tijd van gaan gekomen is, wil ik nog een keer uw reisleider zijn tijdens een zoektocht naar de verloren tijd. Op zoek naar snelheid en rust, naar korte en lange termijn, naar duurzaamheid, naar verwachtingen en wat daarvan is uitgekomen. Op onze reis zullen we oude beelden proberen te combineren met nieuwe vergezichten. Ik ben erg blij met uw aanwezigheid. U belichaamt voor Paula en mij gezamenlijk een kostbare hoeveelheid gedeelde tijd, temps vécu, kortere of langere tijd die we samen hebben doorgebracht, in de afgelopen veertig jaar en in een geval zelfs meer dan zestig jaar1.
Judith Herzberg, Beemdgras, G.A. van Oorschot, 1968 6
7
Onthaasting revisited Met dit verhaal over tijd keren we terug in de tijd. Eind 1996 werd, precies op deze plaats, het begrip onthaasting geïntroduceerd. Dat gebeurde tijdens een internationale conferentie over strategieën om duurzamer met tijd, snelheid en consumptie om te gaan, geïnspireerd door het werk van Juliet Schor, die toen aan onze universiteit verbonden was. Haar begrip downshiften werd door ons vertaald als onthaasting. Bij die gelegenheid hield minister Margreet de Boer een pleidooi voor duurzame economische ontwikkeling, waarin economische groei en toename van de werkgelegenheid samengaan met een beter beheer van de ruimte, de energievoorraad, natuur en biodiversiteit en een vermindering van de milieudruk (De Boer, 1997). Ze had goed geluisterd tijdens de bijeenkomst. Twee weken later, tijdens de Nieuwjaarsbijeenkomst van het ministerie van VROM, lanceerde zij met het begrip onthaasting een brede maatschappelijke discussie, waarin zich al spoedig de milieubeweging, de vakbeweging, de kerken en de vrouwenbeweging mengden. Deze ongebruikelijke coalitie verzette zich tegen de verruiming van openingstijden en flexibilisering van werktijden en mondde uit in een petitie tegen de 24-uurs samenleving, die werd aangeboden aan hetzelfde kabinet waarvan mevrouw De Boer deel uitmaakte. Kennelijk was met het debat over tijdsdruk een pijnlijke zenuw in de samenleving geraakt.
kop in de krant, die elke dag berichten bevat over tijdsdruk als probleem. Rechters hebben het te druk, maar ook huisartsen, politici, managers, ouders, leraren. We blijken sneller te praten dan in het verleden. We proppen steeds meer activiteiten en verplichtingen binnen de deadline van een etmaal. En we bewegen ons meer en sneller in onze hyperactieve samenleving, om te kunnen beantwoorden aan alle verplichtingen en verleidingen. Nederland heeft collectief het gevoel tijd tekort te hebben en dat gevoel wordt steeds sterker. 44% van de Nederlanders ziet tijdgebrek als de grootste rustverstoorder van het dagelijks leven, meer dan huishoudelijke taken, sociale verplichtingen en onverwacht bezoek (Blauw Research, 2004). Eenderde geeft aan niet genoeg tijd te hebben voor vrienden. De Europese werknemer heeft geen zin om op te staan: 85% gaat ’s morgens met lood in de schoenen naar de baas. Dat Nederlanders langer slapen dan andere wereldburgers is wellicht te wijten aan totale uitputting.
Wat is er sindsdien gebeurd? Het woord onthaasting is inmiddels opgenomen in Van Dale en in de reclametaal van het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven, waar het werd gereduceerd tot “nu even niet”. Maar de rest van het dagelijks leven veronderstelt juist wel meedoen, actief zijn, onze plicht doen. Onze omgang met tijd staat daardoor sterk onder druk. Hoezo, onthaasting? Drukke levens, drukke kinderen las ik ergens als
Tijdsdruk en roep om snelheid zien we ook terug in de Nederlandse politiek. Die wordt momenteel sterk beheerst door dadendrang en een groot ongeduld. Teveel plannen, te weinig resultaten. Geen woorden, maar daden. Niet denken, maar doen. Deze slogans beheersen het actuele politieke debat. Wordt het echter niet tijd om het democratisch nut van een lagere versnelling te erkennen? De maatschappelijke onvrede en het politiek ongeduld van de afgelopen twee jaar werden verwoord in temporele termen, in klachten over de organisatie van de tijd, zoals de wachttijden in de gezondheidszorg en het openbaar vervoer, filetijden in het verkeer, de lengte van asielprocedures, de lengte van gevangenisstraffen, de uitval van lestijden in het onderwijs, de nietproductieve tijd van arbeidsongeschikten, zieken en vervroegd gepensioneerden. Tegelijkertijd wordt de tijdsdruk versterkt
8
9
door bezuinigingen, reorganisaties, een grotere verantwoordingsplicht en het toevoegen van nieuwe taken en nieuwe regels.
Is hyperactiviteit een probleem? Maar is er wel een probleem? Moeten we niet gewoon met de tijd meegaan? Is het klagen over de snelle tijden niet van alle tijden? Leidde niet elke golf van technologische vernieuwing tot een maatschappelijk debat en zelfs morele paniek? Al in 1955 schreef de jonge Henk Hofland een aardig boek over tijdnood (Hofland, 1955). Aan het begin van de industriële revolutie gooiden Engelse arbeiders hun nieuwe machines de fabriek uit, omdat ze bang waren het tempo niet te kunnen bijbenen. Medici waarschuwden tegen de eerste treinen. Omdat die zich sneller bewogen dan het menselijk lichaam zouden ze slecht zijn voor de gezondheid. De introducties van telefoon, telegraaf, film, auto en vliegtuig gingen eveneens gepaard met morele paniek over de sociale en culturele effecten van acceleratie. En wat te denken van de kritiek op de jeugd van tegenwoordig die zich overgeeft aan de droomwereld van de informatie- en communicatietechnologie en de tijd en de echte wereld lijkt te vergeten? Is dit niet de zwanenzang van een oude man, die nostalgisch verlangt naar de goede oude tijd? Ik weet zeker dat er onder u zijn, die deze vraag met ‘ja’ beantwoorden.
ging. Een moderne mondige burger gaat regelmatig bij zichzelf te rade en past slimme strategieën toe om de zeggenschap over tijd te vergroten. Bijvoorbeeld door te bezuinigingen op verplichtingen, zoals het afzien van vrijwilligerswerk, het krijgen van kinderen of het niet te gaan wonen in een bewerkelijk huis, door werk uit te besteden aan kinderopvang, strijk, bezorg- en boodschappendiensten, door het inzetten van technologische hulpmiddelen als video, magnetron, mobiele telefoons en voice mail en door polychroon tijdgebruik, meerder dingen tegelijk te doen en het nuttige(n) met het aangename te combineren. En inderdaad, kinderen en jongeren blijken weinig moeite te hebben met het ritme van deze tijd. Het moderne tempo is terug te vinden in hun subcultuur en hun muziek En ook veel volwassenen houden van de acceleratie van deze tijd. Blijkbaar leven we in een land van meerdere snelheden en tempi. Het delen van de klok is nog niet hetzelfde als het delen van de tijd (Brose, 2004).
Klagen over tijd hoort in die visie nu eenmaal bij het proces van modernisering en technologische vooruitgang, hoort bij een zelfreflexieve cultuur (Mommaas, 2002). We moeten ons niet verzetten tegen, maar meegaan in en met de tijd, zo vervolgt de redenering. Elke versnelling schept immers zijn eigen vertra-
De Amerikaanse sociaal-psycholoog Robert Levine onderzocht de culturele verschillen in tijdoriëntatie in 31 wereldsteden, waaronder Amsterdam (Levine 1997). Hij voerde een drietal experimenten uit, die een indicatie moesten geven van tempo en snelheid in verschillende culturen. Hij registreerde de punctualiteit van klokken op bankgebouwen omdat hij aannam dat banken het adagium ‘tijd is geld’ echt in praktijk zouden brengen. Ook hield hij de tijd bij die het kostte om een eenvoudige postzegel te kopen met een groot biljet van bijvoorbeeld honderd dollar. Tenslotte berekende hij in elke stad de gemiddelde loopsnelheid over honderd meter buiten het spitsuur. In Amsterdam koos hij daarvoor het Damrak. De snelste stad bleek Zürich te zijn en de langzaamste Mexico City. Amsterdam kwam op de negende plaats, maar op het onderdeel loopsnelheid kreeg Amsterdam de zilveren medaille.
10
11
Dat er snel bewogen of veranderd wordt, is niet het probleem. Het probleem is, dat economische, maatschappelijke en politieke systemen zo zijn ingericht, dat we maar één keus hebben: de hoogste versnelling en dat zowel de tijden van mensen als van systemen overbelast raken. Ik ben me er daarbij van bewust, dat tijdgenoten de neiging hebben om de betekenis van actuele veranderingen te overschatten en het belang van ingebouwde continuïteit te onderschatten. We kijken met een vergrootglas naar de tegenwoordige tijd en vergeten om door de achteruitkijkspiegel te kijken naar de onvoltooid verleden tijd, naar de longue durée. Het intellectuele en politieke debat komt vaak niet overeen met de nuchtere, empirische feiten of loopt sterk op die feiten vooruit.2 Die intellectuele reflectie vervult overigens wel een belangrijke functie. Ze maakt ons attent op zaken die we misschien niet willen weten, die we negeren of die we vergeten zijn. Het is heel opvallend hoeveel boeken er momenteel verschijnen, die gaan over de schaduwzijden van onze welvarende, westerse samenleving. Met beschouwingen over de kunst van het leven (Schmid, 2001; Vuyk, 2002), het goede leven (Van Hees en Verkerk, 2003), de houdgreep van de tijd (Laeyendecker en Veerman, 2003) en doorgeslagen consumentisme (Hermsen, 2003) verwoorden ze een groeiend maatschappelijk onbehagen. En dat is meer dan een vaag gevoel of een verlangen naar de goede oude tijd. Filmmaker en schrijver Ton van der Lee zegt het heel treffend in de Volkskrant van 16 april: “Mensen die het altijd drukdrukdruk hebben doen iets niet goed. Die hebben het leven niet helemaal goed begrepen.” Doordat we geld belangrijker vinden dan tijd, is er sprake van manifeste maatschappelijke en ecologische schade. Ik kom daarop terug.
12
Op zoek naar de verloren tijd Laten we eerst op zoek gaan naar de oorzaken van het moderne tijdgebrek, door nog wat verder terug te gaan in de tijd. Naar het eind van de zestiende eeuw. In zijn prachtige boek De omweg naar Santiago vertelt Cees Nooteboom hoe Philips II toen zijn wereldrijk bestuurde, vanuit een kleine, sobere kamer in het Escorial bij Madrid: “Je zond een brief weg, of een leger, of een landvoogd – dan was er een tijdlang niets, vervolgens werd dat niets verdubbeld door de afstand terug en dan hoorde je wat ervan gekomen was.” (Nooteboom, 1992:154). In de geografie van die dagen waren buiten Europa en het mediterrane gebied alleen de kusten in kaart gebracht en de chronografie, de kennis van tijd, was zelfs nog nauwelijks vertaald in woorden en begrippen. De klok en de Gregoriaanse kalender waren net geïntroduceerd. Tijd werd ervaren als cyclisch en ritmisch, een voortdurende terugkeer en herhaling van natuurlijke en religieuze gebeurtenissen. De wijzerplaat van de klok correspondeerde met de zonnedag. Ze drukte uit, dat de tijd werd ondergaan als draaiend in een cirkel, overeenkomend met de draaiïng van aarde om zijn as. De kalender vormde de uitdrukking van de herhaling der seizoenen en de herdenking van heilige gebeurtenissen. Het sociale en economische leven stonden in het teken van respect voor natuur en bovennatuur. Vergelijk dat eens met de moderne idee van de voortschrijdende tijd, de tijd met een toekomst, de tijd die naar behoefte kan worden gemanipuleerd, de tijd die schaars en tegelijk oneindig is. Vergelijk de volgtijdelijkheid en geleidelijkheid van toen eens met de gelijktijdigheid en de onmiddelijkheid waarmee we ruim vierhonderd jaar later, in onze eigen huis- of werkkamer, geïn13
formeerd worden over gebeurtenissen op grote afstand. Het bericht van de terreuraanslag op 11 september 2001 bereikte binnen een kwartier dertig procent van de Duitse bevolking en binnen een uur was bijna zeventig procent op de hoogte (Beck, 2003). Dankzij een e-mail van onze zoon waren alle medewerkers van Telos en Globus, samen met vele miljoenen elders in de wereld, binnen tien minuten rechtstreeks getuige van de aanval op de tweede toren. De wijzerplaat van de analoge klok liet nog zien waar de tijd vandaan komt en naartoe gaat, verschafte een referentiepunt voor verleden en toekomst. De digitale klok van de computertijd vertoont cijfers in een vacuüm, meldt een abstracte tijd die niet verwijst naar iets anders dan naar zichzelf. De digitale klok is een passende metafoor voor een maatschappij, waarin de tijdsoriëntatie steeds verder losraakt van ecologische en maatschappelijke ritmes en waarin het nut van het moment voorrang krijgt boven een historische beschouwing of het filosoferen over de zin van het leven (Adam, 1990; Elchardus, 1994; Rifkin;1987; Zerubavel, 1981). Sommigen spreken van de huidige tijd als het uitgestrekte heden, als een permanente actuali-tijd. Het verleden bestaat slechts in het heden en wel als een gebouw, een landschap, een organisatie, een afspraak, een emotie. De herinnering is een ervaring in het nu. Zo is ook de toekomst een onderdeel van de actuali-tijd doordat we nu plannen maken, investeren, opties nemen, sparen, uitstellen en verlangen. De toekomst is als de horizon, die nooit dichterbij komt, maar ons wel inspireert om te bewegen en te veranderen van positie. In een poging om de tijd te vertragen zoekt de Long Now Foundation naar een millenniumklok, die voor de volgende 10.000 jaar de tijd aangeeft. Deze klok tikt maar een keer per jaar, slaat slechts een keer per eeuw, terwijl de koekkoek eens per millennium van zich laat horen. Volgens de Britse 14
fysicus Julian BaliJour, op zoek naar een theorie waarin kwantummechanica en relativiteitstheorie worden verenigd, is het universum slechts ‘one big bunch of nows’ (Bouman, 2003). Ook de maatschappelijke wereld staat onder de druk van het nu, dat onze behoeften meteen bevredigt en om een onmiddellijke reactie vraagt (Bertman, 1998). Het nieuwste blad van de ANWB heet heel toepasselijk ‘Nu’, met als ondertitel ‘de tijd van je leven’.We leven immers in een cultuur van eeuwigdurende actualisering. De dag zit vol met controles of er nog nieuws is: de brievenbus, de mailbox, de voice mail, teletekst, SMS, beurskoersen, de agenda, elektronische nieuwsbrieven. Veel van deze informatie is onpersoonlijk. Aan de andere kant van de lijn zit niemand op een reactie te wachten en zelf heb je meestal niet om de informatie gevraagd. De ontkoppeling van communicatie en persoonlijk contact is een cruciale factor in de voortschrijdende subjectivering van tijd. Al meer dan 150 jaar geleden voor het eerst aan de orde gesteld door de Deense filosoof Sören Kierkegaard, die zag hoe de opkomst van pers en van een vroegmoderne publieke sfeer een bijzonder mens produceerde: een anonieme toeschouwer, die nieuwsgierig en geïnteresseerd is in alles, maar niet actief betrokken in wat dan ook (Holtgrewe, 2004). Engagement in de vorm van acties en het nemen van verantwoordelijkheid, ontbraken volgens hem. Veel cultuurcritici en politici zeggen hem dat na, tot op de dag van vandaag. Cultuurkritiek heeft echter de feitelijke ontwikkeling van de virtuele communicatie niet tegengehouden. Zo is het te verwachten, dat zowel de publieke als commerciële dienstverlening steeds virtueler zullen worden (The Future Foundation, 1998; Jansen, 2004). De computer maakt ons los van openingstijden en beschikbaarheid van personeel en vergroot onze 15
keuze- en bewegingsvrijheid. Het nieuwe inchecken op Schiphol, het boeken van je vakanties, het deelnemen aan depressietherapie, daten en chatten via internet, het zijn voorbeelden van de depersonalisering en subjectivering van de tijd.
etijdsgedrag steeds verder de nacht in duiken. Controle door de politie op het gebruik van alcohol en drugs aan de Tilburgse Spoorlaan vindt dan ook niet meer ’s avonds laat plaats, maar zondagochtend om negen uur.
Tot voor kort achtten we ons nog gebonden aan de mogelijkheden en beperkingen van de ecologische tijd, het herstelvermogen van natuur en milieu, het verloop van de seizoenen en het verschil tussen dag en nacht. Maar dat is voltooid verleden tijd. De mens waant zich heer en meester over de tijd en is er tegelijkertijd de slaaf van. De verschillen tussen arbeid en vrijetijd, tussen week en weekend, tussen hoog- en laagseizoen, tussen dag en nacht vervagen. De mens is in zekere zin een tijdloos wezen geworden(Verbrugge, 2004), omdat hij in gedrag en kleding, via sport en cosmetische operaties de eeuwige jeugd nastreeft en de leeftijd ontkent. De generatiekloof is overbrugd en kinderen passen zich op steeds jongere leeftijd aan aan de wetten van de volwassenen tijd. Tijdsdruk, plannen, afspraken maken, horloges zijn inmiddels de kinderwereld binnengedrongen. Ook zonder tijdmachine zijn na de Tweede Wereloorlog een aantal grenzen in de tijd verlegd. De verovering van de ruimte was toen al voltooid. De wereld kende geen plaatsen meer zonder naam, vlag, douane of wet (Valéry, 1945). De nieuwe uitdaging na 1945 was de ontdekking en verovering van de tijd en meer in het bijzonder het stimuleren van snelheid en het verleggen van grenzen. Dankzij de medische wetenschap werd zowel het begin als het einde van het leven kunstmatig verlengd. We betreden later de arbeidsmarkt en worden geacht er langer te verblijven. De kolonisatie van de nacht is al aardig gevorderd. Het tijdbestedingonderzoek over de periode 19752000 laat zien, dat zowel de verplichte activiteiten als vrij-
Worden we voortgedreven in de marathon van het leven en worden we geleefd of hebben we zelf nog iets te zeggen over de structuur en de besteding van onze tijd? Hoe is het gesteld met onze zogenaamde tijdsoevereiniteit? In de postindustriële samenleving zijn de zeggenschap en beschikkingsmacht over tijd ongelijk verdeeld en is er sprake van verhevigde concurrentie om tijd (Glebbeek en Van der Lippe, 2004), een toegenomen spanning tussen de claims vanuit werk, opvoeding, consumptie, vrijwilligerswerk en burgerschap. Burgers worden steeds meer geconfronteerd met de onmogelijkheid om alles wat ze willen en moeten een plaats in de tijd te geven. De condition humaine, de menselijke conditie wordt niet gekenmerkt door een tekort, maar door een teveel, een teveel aan mogelijkheden (Vuyk, 2002). In dat licht schiet de werkelijkheid altijd tekort. We zullen structureel teleurgesteld en gefrustreerd blijven over de plannen die we niet realiseren, afspraken, die we niet nakomen, verwachtingen en ambities, die we niet waarmaken, woorden, die we niet in daden vertalen, dromen die bedrog blijken te zijn. Eigenlijk hebben we niet alleen vier Nederlanden nodig om het feitelijke ruimtebeslag van onze consumptie een plaats te geven (Nijdam en Wilting, 2003), we hebben ook behoefte aan vier levens om al onze ambities te realiseren. Tijdsbestedingsonderzoek registreert helaas alleen wat we wel doen en niet waarvan we niet bekomen, wat we laten liggen, vergeten, verwaarlozen. Daar ligt echter een groot deel van de kosten van de hyperactieve samenleving, naast burn-out, arbeidsongeschiktheid en met lood in je schoenen naar je werk gaan.
16
17
Wat zijn de maatschappelijke en ecologische kosten van de strijd om tijd? Ik wil die vraag proberen te beantwoorden aan de hand van een aantal thema’s, die centraal stonden in mijn academische loopbaan: arbeid en vrijetijd, duurzame consumptie en de rol van de overheid.
Het rijk van de noodzaak en het rijk van de vrijheid. Allereerst het rijk van de noodzaak en het rijk van de vrijheid. De plicht roept. Momenteel worden de teugels van het arbeidsethos weer aangehaald. Dat zagen we al vaker bij economische recessies, met ook steeds dezelfde argumenten: te lage productiviteit, verminderde internationale concurrentiekracht, onvoldoende middelen voor de collectieve sector. Ledigheid is niet alleen een moreel, maar ook een economisch probleem. Niet werken om te leven, maar leven om te werken lijkt opnieuw het devies te zijn.
vijfenzestigste de arbeidsmarkt te verlaten. Het systeem van zes of zeven weken vakantie per jaar is volgens Brinkhorst, alleen maar ontstaan omdat er in de jaren tachtig geen geld was voor loonsverhoging. Hij krijgt een paar dagen later steun van de president van de Nederlandse Bank. Hij verzet zich tegen wat hij de verlofcultuur noemt. En die verloven worden nu ingetrokken. Nederlanders werken volgens hem gemiddeld vijfhonderd uur per jaar minder dan Amerikanen en dat verschil moet worden weggewerkt. Nederland heeft teveel vrijetijd, de Nederlander verzaakt zijn burgerplicht, is het onderliggende verwijt. Is dit feitelijk waar? Het is essentieel om een onderscheid te maken tussen de formele, contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur in praktijk. We werken allemaal langer dan we verplicht zijn. Ergens in Nederland bevindt zich een groot stuwmeer van ongebruikte rechten op vrijetijd. Tegelijkertijd staan die rechten onder zware druk. De onteigening van de tijd is een van die onzichtbare onderstromen van onze tijd.
Het primaat van arbeid en plicht uit zich momenteel in een pleidooi voor het vervangen van CAO’s door bedrijfs- of persoonsgebonden overeenkomsten, langer werken per jaar en per leven door het afschaffen van atv-dagen en VUT-regelingen, het opschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd, het bevorderen van tijdelijke in plaats van vaste aanstellingen, het niet meer extra belonen van wat tot voor kort afwijkende arbeidstijden heette. Zo pleitte minister Brinkhorst dit voorjaar voor langer werken per week, minder vakantiedagen, later met pensioen. Hij vindt Nederland niet ambitieus genoeg en meent dat ons land zich te traag aanpast aan nieuwe economische verhoudingen. Hij wil de pensioenleeftijd jaarlijks opschuiven, afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting. U begrijpt hoe schuldig ik me vandaag voel, dat ik besloten heb om voor mijn
De feiten uit het Nederlandse tijdbestedingonderzoek laten zien dat in de periode 1975 – 2000 de gemiddelde arbeidsduur in ons land niet is gedaald maar is gestegen met bijna vijf uur per week (Breedveld en Van den Broek, 2001) Deze stijging is vooral het gevolg van de hogere deelname aan betaalde arbeid, vooral van vrouwen. De totale hoeveelheid verplichte tijd (= betaald werk + huishoudelijk werk + onderwijs) nam in die vijfentwintig jaar toe met gemiddeld 3 uur per week van 41 uur naar 44 uur. Er zijn meer mensen gaan werken en ze zijn langer gaan werken, waardoor de vrijetijd kwetsbaarder is geworden (Peters, 2000). De hoeveelheid vrijetijd daalde in dezelfde periode met 3 uur: van 48 naar 45 uur. Tegelijk zijn we minder tevreden geworden met de hoeveelheid vrijetijd en zijn we ons gejaagder gaan voelen in de vrijetijd (Breedveld en Van den Broek, 2004) (zie bijlage).
18
19
Het SCP introduceerde de term meerkeuze-maatschappij, die tevens een veeleisende samenleving blijkt te zijn (Breedveld en Van den Broek, 2003; 2004), waarin steeds meer gekozen kan en moet worden. Als vrijetijds- en cultuurconsument krijgen we steeds meer producten en diensten op maat aangeboden, die we als lego-blokjes kunnen inpassen in onze leefstijl (Van der Poel, 1993). Ook inzake hypotheken, lijfrente, ziektekosten, pensioenen, sociale zekerheid, telefoneren en energiegebruik wordt de burger en consument voor alsmaar meer keuzen gesteld. En dan is er nog de grotere vrijheid bij het uitstippelen van de eigen levensloop, bij de keuze van een partner, een beroep, een baan, een woonplaats, wel of geen kinderen. Dat alles kan gezien worden als het positief resultaat van een lang proces van bevrijding en emancipatie. Het slechte nieuws is echter, dat tegenover keuzevrijheid keuzedwang staat, dat meer autonomie gepaard gaat met meer individuele verantwoordelijkheid en met meer verwarring, twijfel en onzekerheid. Om verantwoord keuzes te kunnen maken, dient de burger-consument veel vergelijkende informatie te verzamelen om de juiste keuzetoets te kunnen indrukken. Niet alleen een tijdrovend proces, maar ook met een uitkomst die nooit met zekerheid als de beste kan worden beschouwd. Systemen en instrumenten die dit keuzeproces ondersteunden en vergemakkelijkten zijn minder betrouwbaar en voorspelbaar geworden en de macht om ze als individu te beïnvloeden is zeer beperkt. Er is opnieuw behoefte aan routines, gedeelde regels, nieuwe vormen van bemiddeling tussen vraag en aanbod, gewaarborgde condities en reductie van risico’s. In recent onderzoek naar het leven van de zogenaamde kinderen van de vrijheid, geboren in de jaren zestig en zeventig, wordt een nieuwe hang naar dwang gesignaleerd, als reactie op die eindeloze twijfel over de juiste keuze (Brinkgreve, 2004). “Leg ons alsjeblief beperkingen op, dan hoeven we niet zoveel te kiezen”, zegt een 28-jarige respon-
dent. Meer keuzes maken lang niet altijd gelukkiger (Schwartz, 2000).3 Bovendien: al die persoonlijke keuzes op het pad van de tijd leiden opgeteld tot een maatschappelijk ongewenst effect, tot wat in de literatuur wordt genoemd de tyranny of the small decisions. Het ziet ernaar uit, dat Nederland zich in sociaal-economisch opzicht steeds verder ontwikkelt in de richting van het Amerikaanse model en de situatie nadert, die door Juliet Schor destijds is beschreven in haar boek The Overworked American (Schor, 1991). Dat betekent onherroepelijk een verdere onteigening van de tijd en een verdere daling van de hoeveelheid vrijetijd. Het adagium ‘tijd is geld’ is langzamerhand vervangen door een nieuw motto: ‘geld is tijd’ (Thooft, 2001). Om aan financiële verplichtingen en consumptieve aspiraties te kunnen voldoen, moet er langer gewerkt worden. Onder het motto ‘eigen verantwoordelijkheid’ worden burgers door de overheid financieel meer aangesproken op de zorg voor hun oude dag, de risico’s van ziekte en arbeidsongeschiktheid, kinderopvang, het onderwijs van hun kinderen en van zichzelf en het functioneren van de civil society. De nieuwe levensloopregeling van het kabinet, met de daarin besloten vermindering van het aantal atv-dagen en de eenzijdige aandacht voor vervroegde pensionering, vermindert niet de tijdsdruk, maar stimuleert de acceleratie, baant de weg naar de 24-uurs economie en komt onvoldoende tegemoet aan de noodzaak om tijd voor werken, zorgen, leren en ontspanning evenwichtiger over de levensloop te verdelen.
20
21
De door sociologen en economen in de jaren zestig voorspelde vrijetijdsmaatschappij is een mythe gebleken (Beckers, 1977). De geleerden van de jaren zestig baseerden hun toekomstverwachting op twee vooronderstellingen, die niet zijn uitgekomen. Technologische innovaties thuis en op het werk zouden
leiden tot tijdwinst en dus tot meer vrijetijd. En we zouden weer terugkeren tot de klassieke waardering van arbeid als noodzakelijk kwaad, een taak voor onderhorigen, in scherp contrast met de vrijetijd (‘scole’, ‘otium’), het domein waar de vrije burger zich kon ontspannen en ontplooien. In werkelijkheid bespaart technologische ontwikkeling geen tijd, vervangt ze geen andere taken, maar kost ze extra tijd. De homo ludens, de spelende mens, heeft de homo faber, de werkende mens niet verdrongen. Integendeel, de homo faber is de homo ludens geworden in termen van deelname aan sport, cultuur, toerisme, consumptie. Wie niet werkt zal niet spelen. De homo tempestivus (Lampert, 1997), de mens te juister tijd, is tegelijk energiek en ontspannen. Staat onder druk, maar gaat er niet onderdoor.
De lasten van de lusten worden voor een deel afgewenteld op het ecosysteem. Dat is in strijd met het streven naar duurzame ontwikkeling. De manier waarop we produceren en consumeren legt een hypotheek op de toekomst. Terwijl in het Afrika van de visser en de Wereldbank onderconsumptie en armoede toenemen, stijgen hier overconsumptie, overgewicht en over-
spanning. Volgens een onderzoek van Zwitserse banken moet een gemiddelde inwoner van Nairobi 193 minuten werken om een Big Mac te kunnen kopen, Een inwoner van Carácas heeft daarvoor 117 minuten nodig, een Parijzenaar 21, terwijl een consument in Chicago of Tokio zijn felbegeerde hamburger in 9 minuten heeft verdiend (Santiso, 2000). De consumptiviteit, de hoeveelheid besteed geld per eenheid vrijetijd, stijgt nog steeds (Breedveld en Van den Broek, 2003). De kapitaalsintensivering van de vrijetijdsconsumptie is gepaard gegaan met een sterke groei van mobiliteit en energiegebruik. De helft van onze mobiliteit heeft te maken met vrijetijdsgedrag. Het internationale toerisme, dat algemeen gezien wordt als de belangrijkste economische sector van de toekomst, loopt aan tegen de grenzen van wat nog verantwoord is in termen van ecologische en sociale duurzaamheid. Nog steeds worden de maatschappelijke kosten van het plezier-reizen niet verwerkt in de prijzen voor de consument, zoals al tien jaar geleden werd bepleit door de toenmalige Raad voor Natuurbeheer. Integendeel, de vliegreizen zijn zowel in relatieve en absolute zin alleen maar goedkoper geworden, onverantwoord goedkoop. Recent onderzoek van het RIVM laat zien, dat de onduurzame gevolgen van consumptie in belangrijke mate verbonden zijn met ons vrijetijdsgedrag (Nijdam en Wilting, 2003). Klimaatverandering als gevolg van particuliere consumptie komt voor 22% voor rekening van vrijetijd, na voeding de grootste bijdrage. Wanneer het gedrag van de Nederlander wordt vertaald in ons mondiaal ruimtebeslag, komt 14% voor rekening van vrijetijd, 9% voor kleding en 56% voor voeding. Verduurzaming van vrijetijdsconsumptie zou een serieuzer thema moeten zijn in regionale, nationale en Europese duurzaamheidstrategieën van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dan moet wel een ideologische kloof worden overbrugd. De droomwereld van vrijetijd en consumptie is
22
23
Hedonistische soberheid Dertig jaar geleden pleitte de Club van Rome er al voor om de stijging van de productiviteit niet uit te keren in de vorm van geld, maar in de vorm van tijd. Ze voegde daar een pleidooi voor tijdsintensieve in plaats van geldintensieve consumptie aan toe. Later heb ik, in navolging van Paul Kalma, de idee van hedonistische soberheid geopperd. Hoe staan we er thans voor?
gebaseerd op principes van individuele keuzevrijheid, consumentensoevereiniteit en pret. De hele sector is erop gericht om de consument niet lastig te vallen met slecht nieuws, met risico’s en met problemen. Het streven naar duurzame ontwikkeling adresseert juist wel problemen en risico’s en doet een beroep op maatschappelijke verantwoordelijkheid. Misschien moeten we het idee van hedonistische soberheid in ere herstellen. Het zou een onderdeel kunnen vormen van wat binnen onze Raad voor het Landelijk Gebied is genoemd, een overgang van een economy of scale naar een economy of care, een economie van zorgzaamheid. Dat betekent ecologisering van economisch, technologisch of ruimtelijk beleid, gebaseerd op duurzaamheidprincipes als rentmeesterschap, zorgen voor morgen, sociale rechtvaardigheid, economische efficiency en ecologische veerkracht. Ik roep het Nederlands voorzitterschap op, het initiatief te nemen tot een integrale duurzame ontwikkelingsstrategie voor Europa, waarbinnen verduurzaming van tijd en toerisme topprioriteit worden.
De onthaasting van politiek en wetenschap
Ook de universiteiten zijn niet bestand gebleken tegen het snelheidsvirus. Scientific time management werd time management of science. De publicatiedruk neemt toe en abstracts, keywords, aantallen, liefst korte, artikelen worden hoger gewaardeerd en beloond, dan boeken, die meer tijd kosten om ze te schrijven en te lezen. Onderzoek is topsport geworden en zowel het onderzoeksbeleid als het personeelsbeleid stimuleren individuele competitie, prestatiedrang en specialisatie. Calculerend gedrag en overwegingen van efficiency en productiviteit dringen binnen in denken en doen van de onderzoeker. Dit betekent een ernstige verschraling van de academische functie. Meer kennis, minder wijsheid. Meer aandacht voor de kleine kring van internationale vakgenoten, minder aandacht voor de directe maatschappelijke omgeving. Ook in het academische biotoop is het van belang om pluriformiteit en diversiteit te koesteren en te bevorderen. Zeker een universiteit voor mensen maatschappijwetenschappen dient zich bewust te zijn van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het klassieke idee, dat wetenschappers het monopolie van de kennis bezitten geldt niet meer in een op innovatie gerichte kennissamenleving, waar het juist de kunst is om universitaire en maatschappelijke kennis te koppelen. Dat is een van de dingen die ik de afgelopen jaren bij Telos heb geleerd.
De slordige manier waarop we met tijd en kennis omgaan is zowel de oorzaak als het resultaat van ernstige haperingen in onderwijs, zorg en openbaar bestuur. Honderd jaar nadat Charles Taylor met zijn tijdstudies en scientific management de basis legde voor de introductie van modern times in de fabrieken, is zijn aanpak nu ook van kracht bij de overheid, de zorg en het onderwijs, met een sterke gerichtheid op resultaten, efficiency, productiviteit, snelheid. De tijdsdruk binnen de collectieve sector zoals de rechtspraak of de zorg neemt toe. Handen aan het bed, maar wel met een stopwatch aan de pols.
Bindende studieadviezen, selectie aan de poort, het systeem van studiefinanciering, OV-jaarkaarten voor week en weekend, het past in de postmodern times van de kenniseconomie. Wat een verhelderend begrip is het woord tempobeurs eigenlijk. Aan de ene kant wordt met de mond de noodzaak levenslang leren beleden, aan de andere kant wordt de studieduur verkort en de leertijd in steeds kortere modules geperst. We baseren het onderwijssysteem op studiebelasting en drukken die uit in uren en zelfs minuten. Maar om echt te leren hebben we juist,
24
25
vrije, niet-geprogrammeerde tijd nodig hebben (Bood en Coenders, 2004). Authentiek leren heeft zijn eigen tijd van verwerken en bezinken en laat zich niet proppen in kloktijd. Het vertragen van de tijd is noodzakelijk om ruimte te scheppen voor reflectie (Cornelis, 1999). Hoe sneller de dingen om ons heen veranderen en hoe complexer de veranderingen zijn, hoe meer we moeten vertragen om zelf te kunnen blijven sturen Binnen het openbaar bestuur en bij de overheid is er steeds minder ruimte voor reflectie. Dat is jammer nu ook bestuurders moeten erkennen, dat leren vaak belangrijker is dan besluiten. De democratie heeft twee gezichten: dat van de snelheid en dat van de traagheid (Pels, 2003b). De scheiding der machten is tevens een scheiding van tijden. De checks en balances van het parlementaire proces vormen een systeem van elkaar deels tegenwerkende tempi van discussie, besluitvorming en verantwoording achteraf. Het parlement vertraagt de regering of maant ze tot spoed. Raad van State en Eerste Kamer vertragen de handelingen van de Tweede Kamer. De bureaucratie werkt vanouds als snelheidsbegrenzer van te haastige besluiten. Kamervragen, voortkomend uit de waan van de dag, blijven vaak bewust maanden liggen op ambtelijke bureaus. De bureaucratie wordt dan ook door ongeduldige politici tot spoed gemaand. Kennis en advies zijn blijkbaar minder belangrijk geworden. Terwijl adviesraden, onderzoek, planningstrajecten, inspraakprocedures juist essentieel zijn om het beleid te wikken en te wegen, voor misstappen te behoeden en dus te verlangzamen. Parlementaire enquêtes houden inderhaast genomen beslissingen tegen het langzame filterlicht van de wijsheid achteraf. (Pels, 2003b). Het zou beter zijn om te bezinnen, in plaats van overhaast te beginnen. Daarin vervullen adviesraden als de Raad voor het Landelijk Gebied of instituten voor strategisch, toekomstgericht onderzoek als Telos een essentiële rol. 26
De politieke macht wordt gekenmerkt door een complex raster van verschillende tijdculturen en tijdstructuren. Het politieke en bestuurlijke systeem is gebaseerd op een verouderde lineaire, sequentiële tijdsordening van eerst beleids- en planvoorbereiding, vervolgens politieke besluitvorming en tenslotte de uitvoering. Deze werkwijze volgens formele proceduretijden is gebaseerd op een aantal aannamen: dat besluitvorming rationeel is, dat we bij het begin van het proces beschikken over alle noodzakelijke informatie, dat de context of autonome ontwikkelingen er niet toe doen, dat de overheid niet alleen het primaat heeft, maar ook het monopolie, dat maatschappelijk veranderingen moeten wachten op de overheid, dat de werkelijkheid zich schikt naar nota en plan. De praktijk is echter oneindig veel ingewikkelder. De overheid is zowel voor besluitvorming als uitvoering sterk afhankelijk van andere maatschappelijke partijen. Die partijen hebben verschillende agenda’s. Letterlijk, in de zin van verschillende temporele perspectieven. De natuur- en milieubeweging bijvoorbeeld is er zich van bewust, dat het boeken van vooruitgang een kwestie is van lange adem en geduld. De aanleg van Ecologische Hoofdstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bodem, water en lucht, het herstel van biodiversiteit en ozonlaag, het zijn zaken die vragen om een vasthoudende lange termijn strategie. Deze staat op gespannen voet met het korte termijn denken van aandeelhouders, producenten en consumenten, die leven bij dagkoersen, just in time management en onmiddellijke bevrediging van behoeften. Een meer dynamische, ontwikkelingsgerichte benadering van beleid vraagt om een tijdsverloop dat eerder cyclisch is dan lineair, meer gericht op de lange dan op de korte termijn, waarin leren en bijsturen belangrijker zijn dan plannen en besluiten. Een tijdpolitiek perspectief op sociale instituties legt de span27
ning bloot tussen politieke traagheid en economisch-technologische versnelling. Twee krachten vechten om de heerschappij over de tijd: de staat en de markt (Santiso, 2000). De nieuwe economie van de mondiale markt bevordert het korte termijn winst-denken en versterkt een psychologie van vluchtigheid en onmiddellijkheid. Doordat fysieke grenzen zijn afgeschaft en de tijd maximaal wordt samengeperst, wordt het urgentiedenken algemeen en komt ook de staat onder permanente tijdsdruk te staan. Deregulering en privatisering van allerlei overheidsdiensten versnellen de polsslag van het maatschappelijk leven. De publieke sector zou echter een principieel andere relatie tot tijd moeten kennen dan de markt. De gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale zekerheid, het pensioenstelsel, het openbaar vervoer, de zorg voor natuur, milieu en water zijn gebonden aan beginselen van continuïteit, voorspelbaarheid, democratische controle en voorzorg, die passen binnen de economy of care. De politiek zou zich niet moeten laten intimideren door het snelheidsimperatief van de technologische rationalisering of de mondiale markt. Een moratorium, dat wil zeggen de beslissing om te wachten en de tijd te nemen, is een onmisbaar onderdeel van democratische procedures (Pels, 2003b). Actuele voorbeelden van overhaaste besluitvorming zijn de plannen voor een gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel. Hoe moeilijk het is om de tijd te nemen, het voorzorgbeginsel toe te passen en vast te houden aan het eens gegeven woord, blijkt uit de omslag in het debat over gasboringen in de Waddenzee. Verlangzaming van de procedure kan nuttig zijn, wanneer een probleem bij nader inzien niet blijkt te bestaan, minder erg is als gedacht of wanneer er inmiddels betere oplossingen beschikbaar zijn om het doel te bereiken. Het proces van de reconstructie van de zandgronden is daarvan een heel goed voorbeeld.
De relatie tussen tijd, politiek en beleid verdient meer aandacht, zowel van de zijde van de wetenschap als van het openbaar bestuur. Bestuurders zouden zich veel meer bewust moeten zijn van de onbedoelde effecten van overheidshandelen op de onzichtbare tijd en daarmee op het leven van burgers. Bijvoorbeeld: de wijzen waarop we de ruimte ordenen, woonwijken bouwen, natuur ontwikkelen, wegen en bedrijventerreinen aanleggen, de openbare ruimte inrichten, hebben grote gevolgen voor de structuur en de besteding van tijd in het dagelijks leven. Maar ook het omgekeerde is het geval. Het toenemend aantal keuzemogelijkheden om de tijd in te vullen, stimuleert tijdsdruk en haast. Dat leidt weer tot nieuwe eisen in het ruimtelijk beleid om snelheid en tijdwinst te boeken. De aanleg van meer wegen, hoge snelheidslijnen en meer landingsbanen draagt zo bij aan een cultuur van versnelling. Daarbij vergeten we wel eens, dat tien minuten tijdwinst in de toekomst op de route Amsterdam – Parijs voor enkelen, heel wat tijdverlies voor velen heeft betekend bij de aanleg van de HSL. De overheid zou zich meer moeten realiseren hoe de ordening van tijd en ruimte onderling samenhangen. Moderne traagheid is bij uitstek een zaak van bewuste ontwikkeling bij de inrichting van stad en land, van productie en consumptie (Mommaas, 2004). De toekomstige inrichting van ons land is gebaat bij een betere balans tussen korte en lange termijn, hoge en lage dynamiek, snelheid en traagheid, continuïteit en vernieuwing. De overheid zou tijd moeten beschouwen als een collectief goed en als onderdeel van een breder welvaartsbegrip (Breedveld, 2004; Garhammer, 2002; Glebbeek en Van der Lippe, 2004; Laeyendecker en Veerman, 2003).
28
29
Nog even terug naar de universiteit. Politieke onthaasting vraagt om onthaaste wetenschap (Pels, 2003a). De rol van wetenschap en universiteiten is het bieden van een zeker
tegenwicht tegen de roep om snelle, eenvoudige te begrijpen, gemakkelijk toe te passen, instrumentele kennis. “Its primary condition of felicity is absence of haste, or a systematic and critical deceleration of thought and action, which sets science apart from the demands of urgency, immediacy, simultaneity and publicity imposed by more speedy cultures such as those of politics or business”. (Pels, 2003a:45). Het bijzondere van universiteiten is dat het vrije universiteiten zijn voor het verkennen en verleggen van grenzen en voor kritische reflectie. Ook dat is maatschappelijk nuttig.
bijdrage aan een economy of care. Ik heb vervolgens aandacht gevraagd voor de noodzaak van onthaaste politiek en onthaaste wetenschap.
In dit verhaal heb ik geprobeerd om op basis van de onderzoekstraditie binnen vrijetijdwetenschappen en de inspiratie vanuit Telos een diagnose van onze tijd te geven, om een term te gebruiken van Karl Mannheim, wiens opvattingen over planning voor vrijheid mij destijds sterk hebben beïnvloed. Ik heb gepleit voor een pluriform tijdsbegrip, voor een betere balans tussen snel en langzaam, korte en lange termijn, kwali-tijd en kwanti-tijd, voor meer zeggenschap van burgers over de vormgeving van hun eigen leven in de tijd. Dat laatste veronderstelt nieuwe vormen van planning voor vrijheid, gebaseerd op wat Van den Broek recent ‘public virtues’, een nieuwe vrijetijdsethiek noemde (Van den Broek, 2004), met duurzaamheid als leidend beginsel. Ik heb gewezen op de schaduwzijden van onze hyperactieve samenleving en de afwenteling van ons gedrag op elders en later en op de noodzaak om consumptie te de-materialiseren en te verduurzamen. Een strategie tegen de vanzelfsprekendheid van de acceleratie en tegen het negeren van de ecologische en historische tijd is noodzakelijk. Dat is goed voor het leven en het samenleven op planeet aarde en een
Een aantal thema’s uit mijn wetenschappelijke loopbaan blijken nog actueel te zijn. Dat is natuurlijk mooi. Maar zit de toekomstige tijd al in het heden verborgen, bestaat er een maatschappelijk draagvlak voor onthaasting? Uit een speciaal voor deze gelegenheid uitgevoerde analyse van paneldata, welwillend beschikbaar gesteld door Motivaction, blijkt dat 80% van de ruim 10.000 ondervraagde Nederlanders het oneens is met de stelling “ik vind veel geld belangrijker dan veel vrije tijd”4 (zie bijlage). Het zal u niet verbazen dat vrouwen, mensen in het spitsuur van het leven en hoger opgeleiden meer tijd nog belangrijker vinden dan meer geld. Dat betekent overigens niet, dat hetzelfde percentage Nederlanders deze opvatting ook daadwerkelijk in gedrag kan of wil vertalen. Wel wijst het op een trend om niet bij werk en plicht alleen te leven en op een sterke behoefte om de wedloop met de tijd te winnen5. In reactie op de stelling ‘ik vind vrije tijd belangrijker dan mijn werk’ zegt 60% van de ondervraagden vrijetijd inderdaad belangrijker te vinden. Dat geldt vooral voor jongeren en de leeftijdgroep 25 tot 45 jaar. En hoe zit het nu met de wens tot onthaasting en hoeveel Nederlanders hebben feitelijk de stap naar onthaasting gezet, zijn als tijdpioniers te beschouwen? Ongeveer 25% van de Nederlanders is het eens met de stelling ‘ik heb er uit eigen beweging voor gekozen om een meer sober leven te leiden’. Bijna de helft reageert positief op de stelling ‘ik ben bewust afgestapt van een gehaaste manier van leven’. Het is interessant dat onthaasters en tijdpioniers te vinden zijn in sociale milieus, die in cultureel en politiek opzicht elkaars tegenpolen vormen. Vooral binnen de zogenaamde traditionele burgerij en
30
31
De tijd van de toekomst
bij postmaterialisten, samen goed voor 26% van de Nederlandse bevolking, is het draagvlak voor duurzaamheid en een andere omgang met tijd, groter. Bij de traditionele burgerij zijn het CDA en de kleine christelijk partijen oververtegenwoordigd, bij de postmaterialisten zien we relatief veel aanhangers van de drie linkse partijen. Een hoopvol maatschappelijk en politiek potentieel om de toekomstige tijd vorm te geven. Deze boodschap vormt het happy end van mijn verhaal, dat ik, indachtig de Brundtland definitie van duurzame ontwikkeling, heb opgedragen aan onze vier kleinkinderen Pepijn, Madelief, Merel en Nora.
Woorden van dank Graag wil ik tot besluit van dit afscheidscollege een aantal mensen in het bijzonder bedanken. Allereerst Paula, die al meer dan veertig jaar mijn lief is. Er moet thuis ergens een geluidsbandje liggen, dat zo’n twintig jaar geleden in Wageningen is opgenomen. Ik werd toen op de radio geïnterviewd over mijn onderzoek naar tijd en tijdbesteding. Paula nam het op, terwijl ze bezig was met de afwas. Door een technisch misverstand werd niet het interview vastgelegd, maar het geluid in de keuken, dat bestond uit gerinkel van het glasservies en een voortdurend mondeling commentaar, bestaande uit de woorden ‘nou, nou’. Paula had en heeft helemaal gelijk. Snel praten, haast, hard en lang werken, overactief buitenshuis en onderactief binnenshuis, het prototype, dat ik kritiseerde als wetenschapper, maar dat mij persoonlijk als een schaduw achtervolgde. Ik dank je ervoor dat je de strijd met mijn tijd nooit hebt opgegeven onder het motto practice what you preach. Over een maand ga ook jij met pensioen. Ik kijk verlangend uit naar de gezamenlijke tijd, die voor ons ligt. Zal de homo ludens toch blijken te bestaan? Ik dank onze kinderen Ilse, Birgit en Martijn en hun partners, die in hun leven laten zien hoe ze op geheel verschillende manier de traditie binnen ons gezin vernieuwen. Hun manier van leven vormt voor Paula en mij een permanente bron van geluk en inspiratie. Ik beschouw mezelf als een bevoorrecht mens, die zich dankzij ouders, leermeesters, vrouw en kinderen, medewerkers, promovendi en studenten heeft kunnen ontwikkelen. Tijdens mijn veertigjarig verblijf op de arbeidsmarkt kwam ik om een of andere reden steeds weer terecht in situaties, die niet van-
32
33
zelfsprekend waren, die vroegen om het uitdagen van het bestaande en om in samenwerking met anderen grenzen te verleggen. Het was gezien mijn achtergrond niet vanzelfsprekend dat ik kon gaan studeren in Nijmegen, aan een universiteit in een roerige periode. Daarna, zowel in Breda, als in Wageningen en Tilburg raakte ik betrokken bij initiatieven op het terrein van onderwijs en onderzoek, die niet zonder meer beantwoordden aan de standaardopvattingen van waardevrije, monodisciplinaire en positivistische wetenschapsbeoefening. In al die jaren werd ik voortdurend uitgedaagd om de vragen ‘wat is wetenschap?’ en ‘waartoe dient wetenschap?’ te beantwoorden. Ik probeerde de rol van kritisch en onafhankelijk waarnemer en analist zo goed mogelijk te vervullen, vanuit een visie op de rol van kennis en de universiteit, die ik hiervoor kort heb aangeduid. Die opvatting paste goed in de filosofie van de oprichters van deze universiteit en in de visie en ambities van de initiatiefnemers van het project Brabant 2050, waaruit Telos is voortgekomen. Ik dank de Universiteit van Tilburg, dat ze tegen alle vooroordelen in de studie in de vrijetijdwetenschappen mogelijk heeft gemaakt. In het bijzonder geldt die erkentelijkheid de toenmalige rector Ruud de Moor. Die steun dreigt nu weg te vallen. Het is nogal bizar dat net in deze tijd de studierichting wordt beroofd van zijn bachelors-programma en het unieke departement moet fuseren met sociologie. Ondanks het grote aantal studenten, de meer dan 600 afgestudeerden, tientallen promovendi en de, ook internationaal erkende, maatschappelijke en wetenschappelijke reputatie, die in bijna 20 jaar is opgebouwd. Ik dank al mijn medewerkers en oud-medewerkers, promovendi, allumni en studenten voor het pionierswerk dat we samen konden verrichten. Ik ben hen zeer erkentelijk voor het organiseren van het symposium, ter gelegenheid van dit afscheid. De 34
deelname daaraan van staatssecretaris Pieter van Geel en Paul Kuypers, oud-directeur van het PON en van De Balie, onze oudcollega Chris Gratton van de universiteit van Sheffield en mijn vriend Jiri Zuzanek van de universiteit van Waterloo in Canada, heb ik zeer op prijs gesteld. Ik ben er trots op, dat Hans Mommaas recent het estafettestokje heeft overgenomen, zowel binnen vrijetijdwetenschappen als binnen het programma Transitie Duurzame Landbouw. De afgelopen vijf jaar heb ik mogen werken aan een laatste opdracht: het leidinggeven aan Telos. Het tekenen van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Noord-Brabant, de beide Brabantse Universiteiten en het PON, eind vorig jaar heb ik niet alleen gezien als blijk van erkenning van nut en noodzaak van dit initiatief, maar ook als signaal, dat dit het goede moment is om plaats te maken voor een opvolger. Ik prijs de provinciale bestuurders, die in 1999 de visie en ambitie hadden om Brabant te voorzien van een agenda voor de toekomst: Frank Houben, Pieter van Geel en Lambert Verheijen. Ik bedank de kernstaf en de andere medewerkers van Telos voor hun geweldige bijdragen aan een lastig, ongewoon, maar spectaculair project. Ik dank directie en medewerkers van Globus voor hun rol als zorgzame pleegouders en voor het onderzoek dat ik daar heb mogen doen naar globalisering en duurzame ontwikkeling. Er is nog een persoon, die ik hier publiekelijk wil danken: Mieke Lustenhouwer, al meer dan vijftien jaar mijn niet te overtreffen rechterhand. Zij stond voor de bijna onmogelijke taak om de vele aanspraken op mijn tijd de baas te worden en terug te brengen tot een dragelijk bestaan. Dat heeft ze met veel nuchtere toewijding gedaan.
35
Tot besluit: ik dank u allen nogmaals, dat u tijd hebt gevonden om naar mijn verhaal te luisteren en hoop, dat u door dit verhaal stukjes van de ware tijd, en dus van uzelf, hebt teruggevonden. Hora est.
36
Noten 1
Ik dank Paula Beckers, Koen Breedveld, Martijn Lampert en Hugo van der Poel voor hun constructieve reacties op een eerdere versie van deze tekst en John Dagevos en Hans Mommaas voor het aandragen van een aantal nuttige literatuursuggesties.
2
Goede voorbeelden daarvan zijn de overschatting van de behoefte aan verruiming van openingstijden of de ontwikkeling van het werken op tijden, die afwijken van de standaard-week of standaard-dag (Breedveld, 1999) en de onderschatting van de behoefte aan een vierdaagse werkweek (Raaijmakers, 1997). Voor een deel is dat te verklaren door de time lag tussen de collectieve programmering van tijd en de behoefte aan individuele zeggenschap en differentiatie (Beckers, 1994).
3
Dat geldt ook voor de gebruiksvriendelijkheid van wat terecht de personal computer wordt genoemd, waar alles aangepast kan, nee moet, worden aan de persoonlijke voorkeur (Maes, 2004). Veel gebruikers slagen er niet in zich een weg te banen langs de hindernissen van installatie, inlogprocedures, preferences en options.
4
Ik ben onze oud-studenten Martijn Lampert van Motivaction en Erik van Ingen van Telos zeer dankbaar voor het respectievelijk ter beschikking stellen van unieke paneldata en voor de analyse ervan. Meer gedetailleerde resultaten zijn opgenomen een bijlage.
37
5
De Mentaliteitsmonitor van Motivaction (2003) bevestigt, dat Nederlanders tussen 1997 en 2002 minder belang zijn gaan hechten aan prestaties en carrière. De onderzoekers concluderen: “Nederlanders hebben sterk het gevoel zowel in persoonlijk als sociaal opzicht onder druk te staan en zijn op zoek naar een balans. De toegenomen welvaart in de afgelopen jaren is gepaard gegaan met een groeiende maatschappelijke bezorgdheid en onvrede met het eigen leefpatroon. Prestatiedrang, voorheen sterk gewaardeerd, wordt meer en meer gerelativeerd en men is opzoek naar zingeving en betekenis. De angst om niet alles te kunnen doen wat men wil, maakt meer en meer plaats voor de angst om het kleine en nabije te missen. In het sociale en politieke domein raakt men meer en meer geëngageerd en bewogen, is men opzoek naar inspiratie en klinkt een roep om ‘nieuwe discipline’. (Motivaction, 2003).
38
39
Literatuur Adam, Barbara (1990) Time and Social Theory. Cambridge: Polity Press. Beck, Klaus (2003) Im Netz der Zeit – Zeit im Netz: Online Kommunikation, gesellschaftliche Zeitordnung und Zeitbewusstsein. In: Jürgen P. Rinderspacher (Hg.) Zeit für alles – Zeit für nichts? Die Bürgergesellschaft und ihr Zeitverbrauch, pp. 153-178. Bochum: SWI Verlag. Beckers, T. (1977) De mythe van de vrijetijdsmaatschappij. Intermediair, 13 (49) pp. 1-9. Beckers, T. (1994) Gedeelde arbeid en gekozen tijd: het perspectief van een Postindustrieel Temporeel Traject. Vrijetijd en Samenleving, 12(3) pp. 81-86. Bertman, Stephen (1998) Hyperculture. The Human Costs of Speed. Westport: Praeger Publishers. Blauw Research (2004) Tijdgebrek maatschappelijk probleem. Persbericht. Boer, Margaretha de (1997) Tijd en consumptie: perspectieven voor het milieu. Vrijetijdsstudies 15 (1) pp. 41-44. Bood, Robert en Marc Coenders (2004) Communities of Practice. Bronnen van inspiratie. Utrecht: Uitgeverij Lemma.
Breedveld, Koen (1999) Regelmatig onregelmatig. Spreiding van arbeidstijden en de gevolgen voor vrije tijd en recreatie. (Proefschrift). Amsterdam: Thela Thesis. Breedveld, Koen (2004) Tijdsegoïsme en de opkomst van een duurzaamheidsreligie. Co-referaat symposium ‘In de ban van de tijd’, Amsterdam. Breedveld, K. en A, van den Broek (red.) (2001) Trends in de tijd. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Breedveld, Koen en Andries van den Broek (2003) De meerkeuzemaatschappij. Facetten van de temporele organisatie van verplichtingen en voorzieningen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Breedveld, Koen en Andries van den Broek (2004) De veeleisende samenleving. De sociaal-culturele context van psychische vermoeidheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Brinkgreve, Christien (2004) Vroeg mondig, laat volwassen. Amsterdam: Uitgeverij Augustus. Broek, A. van den (2004) Vrijetijdsethiek en de geest van het consumentisme. Over tegenstellingen binnen de vrije tijd en tussen vrije tijd en ‘civil society’. Conferentiebijdrage. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Brose, H-G. (2004) An introduction towards a culture of nonsimultaneity? Time and Society, 13 (1), pp. 5-26.
Bouman, O. (2003) Tijd voor Architectuur. ARCHIS, nr. 2, Special over tijd.
40
41
Corijn, E. (1998) De onmogelijke geboorte van een wetenschap. Verkenning in de ontwikkeling van de studie van de vrijetijd. (Proefschrift). Brussel: VUBPRESS. Cornelis, A. (1999) De Vertraagde Tijd: Revanche van de Geest als Filosofie van de Toekomst. Amsterdam: Stichting Essence. Elchardus, Mark (1994) Leve de stroefheid. Over temporele en culturele flexibiliteit. In: M. Elchardus, Op de ruïnes van de waarheid. Lezingen over tijd, politiek en cultuur, pp. 44-66. Leuven: Kritak. Garhammer, M. (2002) Zeitwohlstand und Lebensqualität – ein interkultureller Vergleich. In: J.P. Rinderspacher (Hg.) Zeitwohlstand. Ein Konzept für einen anderen Wohlstand der Nation, pp. 165-205. Berlin: Edition Sigma. Glebbeek, Arie en Tanja van der Lippe (2004) Tijdconcurrentie: een individueel of maatschappelijk probleem? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 20 (1), pp. 8-20.
Holtgrewe, U. (2004) Articulating the Speed(s) of the Internet. Time and Society, 13 (1), pp. 129-146. Jansen, B. et. al. (2004) Slimmer open en beschikbaar. Openingstijden en beschikbaarheid (semi-)publieke dienstverlening. Amsterdam: ATOS Beleidsadvies en –onderzoek. Laeyendecker, L. en Marthy P. Veerman (2003) In de houdgreep van de tijd. Onze omgang met de tijd in een consumptieve cultuur. Budel: DAMON. Lampert, M. (1997) Authenticiteit: een visie op vrijetijd. Vrijetijdsstudies, 15(2) pp. 20-23. Levine, Robert (1997) A Geography of Time. New York: Basic Books. Maes, F. (2004) Over Nieuwe Taalwijzen. Oratie. Tilburg.
Hees, Martin van en Marian Verkerk (2003) Het goede leven: over oude en nieuwe waarden. Amsterdam: Boom.
Mommaas, Hans (2002) De culturalisering van tijd en ruimte. In: Jos van der Lans, Piet de Kroon en Dimph Vos (red.), Versnelling en vertraging. De hedendaagse worsteling met tijd. Jaarboek 2002, pp. 24-54. Tilburg: PON.
Hermsen, Joke (2003) Heimwee naar de mens. Essays over kunst, literatuur en filosofie. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers.
Mommaas, Hans (2004) Over de vergeten dimensie van de tijd. In: Peter Sep en Marga Verheije (red.) Groot en klein verzet – Temporele ordening, pp. 27-39. Amsterdam.
Hofland, H.J.A. (1955) Geen tijd. Op zoek naar oorzaken en gevolgen van het moderne tijdgebrek. Amsterdam: Scheltema & Holkema.
Motivaction (2003) Mentaliteitsmonitor 1997-2002. Amsterdam: Motivaction Group. Nooteboom, Cees (1992) De omweg naar Santiago. Amsterdam/ Antwerpen: Uitgeverij Atlas.
42
43
Nijdam, D. en H. Wiltink (2003) Milieudruk consumptie in beeld. Dataverwerking en resultaten. Bilthoven: RIVM.
Schwartz, Barry (2003) The Paradox of Choice. New York: HarperCollins.
Pels, D. (2003a) Unhastening Science. Autonomy and Reflexivity in the Social Theory of Knowledge. Liverpool: Liverpool University Press.
The Future Foundation (1998) The 24 Hours Society. London: NTC Publications Ltd. Thooft, L. (2001) Geld kost tijd. Amsterdam.
Pels, D. (2003b) Het mag wel wat trager. De Groene Amsterdammer, 22 februari. Peters, P. (2000) The Vulnerable Hours of Leisure. (Proefschrift). Amsterdam: Thela Thesis. Poel, H. van der (1993) De modularisering van het dagelijkse leven. Vrijetijd in structuratietheoretisch perspectief. (Proefschrift). Amsterdam: Thesis. Raaijmakers, S. (1997) Een dag van verschil. (Proefschrift). Tilburg: Tilburg University Press.
Valéry, P. (1945) Regards sur le monde actuel et autres essais. Paris: Gallimard. Verbrugge, A. (2004) Tijd van onbehagen, filosofische essays over een cultuur op drift. Nijmegen: Uitgeverij Sun. Vuyk, Kees (2002) Het menselijk teveel. Over de kunst van het leven en de waarde van de kunst. Kampen: Klement. Zerubavel, Eviatar (1981) Hidden Rhythms: Schedules and Calendars in Social Life. Chicago: The University of Chicago Press.
Rifkin, Jeremy (1987) Time Wars. New York: Holt and Company. Santiso, J. (2000) Political sluggishness and economic speed. Social Science Information, 39 (2), pp. 233-253. London and New Delhi: SAGE Publications. Schmid, Wilhelm (2001) Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven. Amsterdam: Ambo. Schor, Juliet (1991) The Overworked American: the Unexpected Decline of Leisure. New York: Basic Books.
44
45
Bijlage Tabellen Tabel 1: Tevredenheid met hoeveelheid vrijetijd, naar sekse en leeftijd, bevolking van 18 tot 65 jaar, 1977 en 2000, % (ruim) voldoende vrijetijd 1977
2000
totaal
69
66
man vrouw
67 70
65 67
18-24 25-34 35-49 50-64
67 67 65 76
71 58 61 77
Bron: SCP (Tijdbestedingsonderzoek 2000)/CBS (DLO 1977)
Tabel 2: Mate van gejaagdheid in de vrijetijd, naar sekse en leeftijd, bevolking van 18 tot 65 jaar, 1974 en 2000, % vaak/soms gejaagd 1974
2000
totaal
30
40
man vrouw
26 34
36 44
18-24 25-34 35-49 50-64
30 32 32 25
26 49 48 30
Bron: SCP (Tijdbestedingsonderzoek 2000)/CBS (LSO 1974)
46
47
Tabel 3: Ik vind geld belangrijker dan veel vrijetijd
Tabel 4: Ik vind mijn vrije tijd belangrijker dan mijn werk.
Ik vind veel geld belangrijker dan veel vrijetijd. Ik vind mijn vrije tijd belangrijker dan mijn werk.
helemaal meer meer helemaal mee oneens eens dan mee oneens dan eens oneens eens Totaal
helemaal meer meer helemaal mee oneens eens dan mee oneens dan eens oneens eens Totaal
Bent u een man of een vrouw? man vrouw
35,5% 44,0%
41,4% 38,8%
17,9% 13,2%
5,3% 3,9%
100,0% 100,0%
Bent u een man of een vrouw? man vrouw
12,0% 11,9%
28,2% 28,6%
34,8% 37,4%
25,0% 22,1%
100,0% 100,0%
Wat is uw hoogst genoten opleiding? (voltooid of op dit moment mee bezig)
Wat is uw hoogst genoten opleiding? (voltooid of op dit moment mee bezig)
Lager Onderwijs Lager Beroepsonderwijs Middelbaar Algemeen Middelbaar Beroeps-onderwijs Hoger Algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Hoger beroeps-onderwijs Wetenschappelijk onderwijs
Lager Onderwijs Lager Beroepsonderwijs Middelbaar Algemeen Middelbaar Beroepsonderwijs Hoger Algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Hoger beroepsonderwijs Wetenschappelijk onderwijs
38,1% 38,6% 40,5% 39,2%
29,3% 35,0% 37,1% 42,4%
20,7% 19,8% 16,9% 14,8%
11,9% 6,6% 5,5% 3,5%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
38,7% 42,1% 45,2%
44,7% 43,5% 42,3%
12,8% 12,5% 10,0%
3,9% 1,9% 2,5%
100,0% 100,0% 100,0%
leeftijdgroep <25 jaar 25-45 jaar 45-60 jaar >60 jaar Totaal
19,2% 16,4% 12,7% 9,2%
20,4% 26,3% 28,7% 28,6%
30,7% 32,4% 34,0% 38,7%
29,7% 24,8% 24,5% 23,5%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
9,6% 9,7% 11,2%
29,8% 31,1% 29,7%
37,1% 39,0% 38,4%
23,4% 20,1% 20,8%
100,0% 100,0% 100,0%
7,6% 9,2% 14,7% 20,2% 12,0%
29,4% 27,7% 29,4% 27,5% 28,4%
38,4% 38,3% 34,3% 31,3% 36,2%
24,6% 24,9% 21,6% 21,0% 23,4%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
leeftijdgroep 30,8% 42,9% 43,6% 38,7% 40,2%
47,9% 40,2% 37,1% 34,7% 39,9%
16,6% 13,4% 14,7% 20,0% 15,3%
4,7% 3,6% 4,6% 6,7% 4,5%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
<25 jaar 25-45 jaar 45-60 jaar >60 jaar Totaal
Bron: Mentality database 1999-2003
Bron: Mentality database 1999-2003
48
49
Tabel 5: Ik heb er uit eigen beweging voor gekozen om een meer sober leven te leiden. Ik heb er uit eigen beweging voor gekozen om een meer sober leven te leiden. helemaal meer meer helemaal mee oneens eens dan mee oneens dan eens oneens eens Totaal Bent u een man of een vrouw? man vrouw
39,2% 39,3%
35,2% 35,6%
19,7% 19,3%
5,9% 5,8%
100,0% 100,0%
Wat is uw hoogst genoten opleiding? (voltooid of op dit moment mee bezig) Lager Onderwijs 39,0% Lager Beroepsonderwijs 41,4% Middelbaar Algemeen 40,4% Middelbaar Beroepsonderwijs 39,8% Hoger Algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs 40,2% Hoger beroepsonderwijs 35,6% Wetenschappelijk onderwijs 38,1%
26,6% 32,3% 32,1% 38,7%
23,2% 19,8% 20,4% 17,6%
11,2% 6,5% 7,2% 3,9%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
36,2% 39,0% 36,5%
18,3% 19,8% 20,6%
5,2% 5,6% 4,8%
100,0% 100,0% 100,0%
46,8% 41,8% 35,1% 30,2%
37,4% 37,6% 34,3% 29,1%
12,7% 16,5% 23,7% 28,8%
3,1% 4,1% 6,9% 11,9%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Moderne Burgerij Opwaarts mobielen Postmaterialisten Nieuwe Conservatieven Traditionele Burgerij Kosmopolieten Postmoderne Hedonisten Gemaksgeorienteerden
42,7% 39,0% 26,2% 42,9% 38,0% 33,2% 44,0% 47,7%
37,2% 35,9% 32,5% 34,9% 29,0% 41,6% 35,2% 37,2%
16,7% 19,3% 31,4% 17,6% 23,1% 19,8% 15,7% 12,4%
3,4% 5,7% 9,9% 4,6% 9,9% 5,5% 5,1% 2,7%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Totaal
39,3%
35,4%
19,5%
5,8%
100,0%
leeftijdgroep <25 jaar 25-45 jaar 45-60 jaar >60 jaar Mentality
Tabel 6: Ik ben bewust afgestapt van een gehaaste manier van leven. Ik ben bewust afgestapt van een gehaaste manier van leven. helemaal meer meer helemaal mee oneens eens dan mee oneens dan eens oneens eens Totaal Bent u een man of een vrouw? man vrouw
19,6% 19,2%
33,4% 33,6%
18,4% 17,9%
100,0% 100,0%
Wat is uw hoogst genoten opleiding? (voltooid of op dit moment mee bezig) Lager Onderwijs 20,9% Lager Beroepsonderwijs 19,6% Middelbaar Algemeen 19,1% Middelbaar Beroepsonderwijs 19,0% Hoger Algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs 18,8% Hoger beroepsonderwijs 17,8% Wetenschappelijk onderwijs 23,2% leeftijdgroep <25 jaar 29,0% 25-45 jaar 18,3% 45-60 jaar 16,7% >60 jaar 15,6%
19,5% 26,6% 30,1% 35,9%
25,0% 31,6% 29,7% 29,6%
34,6% 22,2% 21,2% 15,5%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
38,3% 39,8% 38,4%
27,8% 28,3% 26,3%
15,1% 14,1% 12,0%
100,0% 100,0% 100,0%
45,0% 38,4% 27,4% 16,8%
19,6% 30,0% 33,8% 29,2%
6,5% 13,3% 22,1% 38,4%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Mentality Moderne Burgerij Opwaarts mobielen Postmaterialisten Nieuwe Conservatieven Traditionele Burgerij Kosmopolieten Postmoderne Hedonisten Gemaksgeorienteerden
19,2% 19,5% 13,9% 21,8% 20,0% 14,8% 24,3% 23,3%
34,2% 37,2% 26,8% 34,5% 25,9% 39,2% 36,1% 36,4%
31,4% 27,6% 33,5% 28,0% 26,7% 29,6% 27,3% 25,5%
15,2% 15,7% 25,8% 15,7% 27,3% 16,5% 12,3% 14,8%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Totaal
19,4%
33,5%
29,0%
18,1%
100,0%
Bron: Mentality database 1999-2003
Bron: Mentality database 1999-2003
50
28,6% 29,3%
51
Tabel 7: Duurzaamheidsegmenten (gebaseerd op duurzaamheidwaarden), naar Mentality milieu laag middelhoog hoog duurzaam duurzaam duurzaam
Total
Mentality Moderne Burgerij Opwaarts mobielen Postmaterialisten Nieuwe Conservatieven Traditionele Burgerij Kosmopolieten Postmoderne Hedonisten Gemaksgeorienteerden
47,0% 31,4% 10,3% 31,1% 24,3% 15,7% 46,5% 51,6%
34,6% 33,0% 26,6% 38,2% 31,4% 36,0% 34,8% 32,5%
18,4% 35,6% 63,1% 30,7% 44,3% 48,2% 18,7% 15,9%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Totaal
33,0%
33,4%
33,6%
100,0%
Bron: Mentality database 1999-2003
52
prof. dr. theo beckers
Nederlanders hebben collectief het gevoel tijd te kort te komen en dat gevoel wordt steeds sterker. Iedereen heeft het druk, en vaak té druk: rechters, huisartsen, politici, managers, leraren, ouders en ook kinderen. ‘Worden we geleefd of hebben we zelf nog iets te zeggen over de structuur en de besteding van onze tijd?’ vraagt prof.dr. Theo Beckers zich af in zijn afscheidsrede, waarin hij ingaat op de oorzaken en de maatschappelijke en ecologische gevolgen van snelheid en tijdsdruk. Beckers pleit voor onthaasting van politiek en wetenschap, hedonistische soberheid en een economy of care, die kan bijdragen aan een duurzame samenleving. Hij laat zien of er een maatschappelijk draagvlak is voor een andere omgang met haast en tijd.
ISBN: 90-72725-69-7
Departement Vrijetijdwetenschappen Universiteit van Tilburg
Telos, Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken
De hyperactieve samenleving: op zoek naar de verloren tijd