Jan N. Hom
an van der H
eide en Jan
Oldhoff
Prof. dr. L.D. Eerland revisited
Ook al ben je al 23 respectievelijk 18 jaar met pensioen, de herinneringen aan je leermeester, prof. dr. L.D. Eerland, ‘De Baas’, blijven levendig. De leuke momenten worden versterkt, de minder aangename vervagen. Door de bril van de tijd zie je ‘De Baas’ in een ander perspectief dan aan het begin van je opleiding, waardoor bij ons de waardering voor zijn werk en zijn vooruitziende blik steeds meer is toegenomen. Hij was met zijn visie op de toekomst van de Heelkunde zijn tijdgenoten ver vooruit. Hij gaf zijn ‘jonge honden’, die zelfrijzend bakmeel moesten zijn, de kans nieuwe specialismen te ontwikkelen zoals de Chirurgische Oncologie, de Traumatologie, de Vaatchirurgie en de Hart-longchirurgie, ook wel Thoraxchirurgie genoemd hoewel deze naam niet het specialisme dekte. De reeds gevestigde specialismen als Orthopedie, Urologie en Plastische chirurgie hadden al een ruime plaats gekregen in de Heelkundige Kliniek toen wij in 1955 aantraden voor de opleiding tot chirurg in de Algemene Heelkunde. fig.1 - Eerland achter zijn bureau. De eerste ontmoeting, d.w.z. de vraag naar een opleidingsplaats, was voor ons beiden zeer kort. ’De prof’ maakte toen een afstandelijke, energievolle, strenge, wat humorloze indruk. Opvallend was de grote sigaar die hij toen, en naar later bleek elke dag,
25
fig.2 - Homan van der Heide, experiment bij de hond op zolder.
rookte. Hij was weinig geïnteresseerd in de verlegen kandidaat maar zijn afwijzing was vriendelijker dan die van andere chirurgen bij wie ook, zonder succes, was gesolliciteerd. (fig.1) Homan van der Heide (HvdH): Zijn secretaresse gaf je echter haar volle warmte. Het resultaat van de sollicitatie was: geen directe opleidingsplaats, maar “Ga eerst maar eens voor een jaar buiten bezwaar van ’s lands schatkist werken op de Fysiologie bij prof. R. Brinkman. Daarna handelen wij naar bevind van zaken”, was zijn advies. Dit eerste, korte en toentertijd pijnlijke advies, was achteraf gezien de meest waardevolle loopbaanbepalende raad die hij mij heeft gegeven. Het was mijn eerste ervaring met zijn vooruitziende blik. In het laboratorium van prof. Brinkman, waarschijnlijk de collega met wie hij het meest vertrouwelijk mee omging, kwam ik in aanraking met de fysiologie van respiratie en circulatie en vooral met de constructie van een hart-longmachine. Voor de toepassing daarvoor ten bate van de hartchirurgie werd deze getest door middel van experimenten met honden. (fig.2) Tijdens de opleiding in de kliniek werden deze experimenten voortgezet in de avonduren in een geïmproviseerde ruimte op de zolder van het ziekenhuis. Eerland kwam vaak kijken, soms met desastreuze resultaten voor zijn kleding die vol hondenbloed kwam te zitten. Jan Oldhoff (J.O): “Kom over drie jaren maar eens terug, tot die tijd zijn alle plaatsen vergeven, was het antwoord op mijn mondelinge vraag aan hem. Hij stond op de gang voorover gebogen over een vitrine met opgezette vlinders, één van zijn grote hobby’s. Een noodzakelijke wachttijd na een sollicitatie elders in het land kon ik overbruggen bij prof. J.J.Th. Vos, hoofd
26
van de Pathologische Anatomie in Groningen. Deze had in 1937 de toenmalige vacaturecommissie Heelkunde attent gemaakt op een zekere dr. L.D Eerland, die in Paree ergens op OostJava werkte. Voor een onderzoek had ik follow-upgegevens nodig van huisartsen. Prof. Vos gaf mij het advies de handtekening van prof. Eerland onder de brieven naar de huisartsen te krijgen. Die zou meer indruk maken dan een handtekening van hem. Voor die handtekening ging ik regelmatig naar Eerland toe en belde dan eerst zijn secretaresse. Toen ik haar weer eens belde merkte ik dat er iets bijzonders was. Op mijn dringende vraag vernam ik aarzelend dat iemand die in opleiding zou komen zich onverwacht had teruggetrokken. IJlings ging ik op weg om weer een paar handtekeningen halen, maar uiteraard vooral met de bedoeling opnieuw te solliciteren naar een opleidingsplaats. Tijdens dat bezoek bleek, voordat ik wat kon zeggen, dat hij van zijn chef de clinique Quast had gehoord dat ik chirurg wilde worden. Ik kon 14 dagen later beginnen! De opleiding tot algemeen chirurg was in de jaren vijftig en zestig een meester-gezelopleiding. De meester was meestal een hoofdassistent maar soms ‘ZHG’, zoals altijd op het operatiebord vermeld stond, als je hem mocht assisteren. Hier zag je hoe hij werkte en soms in de problemen kwam, maar ook hoe hij deze oploste. In het operatieverslag stond dan: “Grote bloeding, er werd snel voortgewerkt.” Zelden maakten wij mee dat ‘ZHG’ jou assisteerde. HvdH: Het gebeurde mij bij één longoperatie, één open ductus Botalli en één coarctatio aortae, daarna zei hij: “Nu weet je het wel!” J.O: Eerland had een ‘klasseafdeling’ met 13 bedden. Daar was ik ‘klasse-assistent’ en moest daarvoor dag en nacht beschikbaar zijn. Het was, omdat het bovenop het normale assistentenwerk kwam, een zware job. Het grote voordeel was echter dat ik zag hoe ‘De Baas’ vóór, tij dens en na een operatie omging met zijn patiënten. Hoeveel ik daarvan geleerd heb valt niet te zeggen, maar het moet van grote invloed op mijn loopbaan zijn geweest. Grote bewonde ring kreeg ik voor zijn houding ten opzichte van gemaakte ‘missers’ mijnerzijds, ook wanneer het privépatiënten van hem betrof. Als de geldende procedure zorgvuldig was doorlopen en een fout direct werd gemeld, was zijn reactie conform het motto “Waar gehakt wordt vallen spaanders” en werd er ook nooit meer over gesproken, ook niet zijdelings. Op staande voet ontslag was echter het geval als fouten werden verdoezeld, tweemaal maakte we dat mee tijdens onze opleiding. ’s Nachts uit bed komen was niet zijn favoriete bezigheid. Maar als ik meende dat dat voor een privépatiënt met bijvoorbeeld een appendicitis acuta wel moest gebeuren en hij, na mijn bevindingen gehoord en overgenomen te hebben kwam, ging hij in de koffiekamer van de OK zitten met een grote sigaar en wachtte rustig tot hij met de operatie kon beginnen. Intussen werd niets gezegd. Maar ook werd niets gezegd als de appendix niet ontstoken bleek. Hetzelfde gold wanneer ik hem bijvoorbeeld om vier uur ’s nachts meldde dat mijns inziens een appendectomie wel uitgesteld kon worden tot acht uur en dan bleek dat de appendix geperforeerd was. Hij had mijn bevindingen overgenomen en dus waren het zijn bevindin-
27
gen en werd mij dit, ook niet zijdelings, kwalijk genomen. Anderzijds was hij ‘not amused’ toen één van de assistenten ’s nachts bij een lid van de huishouding een appendectomie had verricht. Hij moest bij ‘De Baas’ komen en kreeg te horen: “Dat lap je mij nooit weer. Als een lid van mijn personeel moet worden geopereerd breng je mij eerst op de hoogte, ook ’s nachts.” Het was hard werken in de kliniek maar Eerland gaf zelf het goede voorbeeld. Hij opereerde bijna elke ochtend. Daarnaast verrichtte hij één middag in de week longoperaties in Beatrixoord. Twee maal per week grote visite op de vier zalen en drie vleugels van de kliniek, waarbij in hoog tempo alle ruim 210 patiënten door ZHG werden gezien. Alleen essentiële zaken moesten dan worden vermeld. Hierbij werd een vast stramien gevolgd. Op de zalen werd begonnen bij zaal 2, daarna de eronder gelegen zaal 1, gevolgd door de vrouwenzaal 3 en eindigend bij de daarboven gelegen zaal 4, waar onder andere de urologische patiënten lagen en die dientengevolge de watergeuzenzaal werd genoemd. Een ijzeren wet was dat de visite altijd doorging, ook als de betrokken assistent plotseling niet aanwezig kon zijn, bijvoorbeeld door ziekte. Dat leidde eens tot een moeilijke situatie. Een uur voordat de visite op zaal 2 zou beginnen meldde de betrokken assistent zich ziek en moest dus de assistent van zaal 1 de honneurs waarnemen. Deze vlooide de dossiers zo goed mogelijk door en begon opgewekt ‘De Baas’ rond te leiden. Dat ging goed bij de eerste zes patiënten, maar de volgende was een hemofilie patiënt, die de vorige avond ter ob ser vatie was opgenomen wegens een forse lipverwonding, die geluk kig na hechting niet meer bloedde. De patiënt lag in bed met alleen het hoofd boven de dekens. De assistent dacht ZHG vlot langs deze patiënt te kunnen loodsen met de opmerking dat alles in orde was en ontslag de volgende dag kon plaatsvinden. Nou kunnen hemofiliepatiënten regelma tig gewrichtsbloedingen hebben en daardoor gewrichtsverstijvingen. ZHG: “Hoe is het met zijn armen?” Assistent: “Dat is helemaal in orde, professor.” Na het opslaan van de dekens werden echter twee volkomen verstijfde ellebogen zichtbaar. ZHG:
fig.3 - Zaalvisite.
28
fig.4 - College met patiënt.
“En hoe is het met zijn benen?” Assistent: “Die zijn gelukkig goed professor.” Echter bij verder openslaan van de dekens bleek patiënt één been te missen! IJzige stilte volgde, gelukkig al snel onderbroken door een schaterlach van de hoofdassistent en de mededeling dat de betrokken assistent nog geen uur tevoren had gehoord dat hij moest waarnemen. ZHG met de handen omhoog: “Wat moet ik nu?” Hoofdassistent: “Volgende patiënt, professor.” Met een dankbare blik in de ogen vervolgde de assistent de rondleiding. (fig.3) Drie keer per week ’s ochtends om 8.15 uur gaf Eerland college waarbij altijd 2 of 3 patiënten werden gedemonstreerd. (fig.4) Deze patiënten werden uitgezocht tijdens de zaalvisite en genoteerd in zijn kleine zakboekje. Wanneer een patiënt aldus was genoteerd, wist iedere assistent dat ontslag diende te wachten tot ná het college, ook al was daar nog een week wachten voor nodig. Een vast ritueel vond plaats na de vrijdagmiddagvisite. Hij toverde dan zijn kleine zakagenda tevoorschijn en gaf zijn persoonlijke programma voor de komende week op. ‘De Baas’, letterlijk en figuurlijk, was altijd alom aanwezig. In de operatiekamer was hij herkenbaar aan zijn blauwe operatiemuts, alleen door hem gedragen. (fig.5) Zijn gezag was onbetwist en werd zonder meer geaccepteerd. Dat kon zich ook op een bijzondere manier uiten. J.O.: Zijn secretaresse en ik hadden een goede relatie gekregen, na 55 jaar nog steeds, en wilden op een bepaalde datum trouwen. Dat werd ‘De Baas’ meegedeeld. Hij pakte zijn kleine notitieboekje, keek er in en zei dat hem die datum eigenlijk slecht uit kwam, 14 dagen later zou beter zijn. Aldus geschiedde! Behalve voor de algemene chirurgie heeft prof. Eerland altijd een bijzondere belangstelling gehad voor de thoraxchirurgie, d.w.z. de longchirurgie en de gesloten en later ook de open hartchirurgie. De vele thoraxcursussen, die hij in samenwerking met de Afdelingen Longziekten, Interne Geneeskunde, KNO en Fysio
29
fig.5 - ZHG met de blauwe muts. fig.6 - Operatie tijdens een thoraxcursus. logie heeft georganiseerd, hebben Eerland een grote internationale bekendheid gegeven. Deze cursussen vonden plaats in de jaren vijftig, toen alleen nog de gesloten hartchirurgie ter sprake kwam. (fig.6) De belangstelling voor en de druk op de constructie van een hart-longmachine om openhartchirurgie te beoefenen was enorm. Onze experimenten op de zolder van de kliniek hadden dan ook zijn volle belangstelling. Toen bleek dat de toepassing bij de mens mogelijk was geworden heeft hij op 7 mei 1957 als eerste in Nederland een open hartoperatie verricht met behulp van een door onszelf gebouwde hart-longmachine. (fig.7) Het succes van alle inspanningen moet hem een enorme voldoening hebben gegeven. Na het eerste begin volgden de ontwikkelingen elkaar snel op. Het patiëntenaanbod groeide snel en ook op andere terreinen van de Heelkunde werden gecompliceerdere ingrepen mogelijk. Op zekere dag besloot Eerland tot iets unieks voor Ne derland. Hij besloot het ‘stokje’ over te dragen aan zijn ‘jonge honden’: Homan van der Heide kreeg de zorg voor Thoraxchirurgie, Vafi voor de Vaatchirurgie, Binnendijk voor de Traumatologie en Oldhoff voor de Chirurgische Oncologie. Deze kregen zijn volle steun en vertrouwen. Dat heeft veel bijgedragen aan het succes van de Heelkunde in Groningen. Wat genoten wij toen wij een keer tijdens een vergadering van de Vereniging voor Heelkunde in Groningen, bij de rondleiding door de kliniek gedurende de middagpauze, een nogal eigenwijze collega uit het westen op de recovery drie in blakende welstand verkerende baby’s, die een reconstructieoperatie wegens oesofagusatresie hadden ondergaan, toonden. Op de vraag wie de operaties hadden gedaan was ons antwoord dat ZHG ons dat liet doen. Zichtbare verbazing!
30
fig.7 - Eerste open-hartoperatie in Nederland, 8 mei 1957.
31
Eerland noteerde en documenteerde bijna alles. Als voorbeeld geven wij hier een lijst met gedenkwaardige data door hemzelf samengesteld. (fig.8) Niet alleen aan zichzelf maar ook aan zijn medewerkers en assistenten-in-opleiding stelde hij hoge eisen. Elke assistent-in-opleiding had de zorg over een zaal van 32 patiënten. Er bestond een roulatiesysteem voor de zalen en nevenspecialismen waardoor je over een breed vlak ervaring opdeed als aspirantchirurg. De dagen waren lang: om 07.30 uur ’s morgens starten met zaalvisite, daarna assisteren, opereren, enz. en ’s avonds om 19.00 à 20.00 uur weer naar huis. De jongste assistent-in-opleiding moest eerst een half jaar inwonend doorbrengen; voor de meeste assistenten was dit geen groot probleem want in die tijd waren ze nog niet getrouwd. Het zwaarst waren de nachtdiensten naast het dagelijkse werk. Deze dienst duurde een week, van vrijdagmiddag 18.00 uur tot de volgende week vrijdag 08.00 uur ’s morgens. Alle acute chirurgische problemen van stad en ommeland kwamen naar het APSAZ (Algemeen Stads, Provinciaal en Academisch Ziekenhuis); de andere twee ziekenhuizen in Groningen hadden geen nachtdienst. Het was druk, meestal was de polikliniek pas om 03.00 uur leeg. Even slapen en dan de volgende morgen gewoon weer naar zaal en OK. Er was geen röntgenlaborant en geen laboratoriumassistent waardoor wij zelf röntgenfoto’s moest maken van benen, enkels en polsen. Ook in het lab moesten wij zelf urineonderzoek doen, bloedbeelden maken en bloedgroepen bepalen. Een appendicitis, cholecystitis, maagperforatie of zwaar trauma om 23.00 uur betekende uren werk! Na een week nachtdienst met overdag het normale werk was je kapot. Vrijdag stond je slapend ‘aan de haken’, terwijl de zaterdagochtend toen ook nog een gewone werkdag was. Ondanks dit alles gebeurden er, voor zover ons bekend, geen ongelukken. Het feit dat we als assistenten 6 jaar met volledige inzet aldus moesten werken en voor elkaar moesten invallen bij ziekte en dergelijke, schiep een band van vertrouwen en afhankelijkheid die tot op de dag van heden is blijven bestaan.
fig.8 - Gedenkwaardige data Heelkundige Kliniek APSAZ.
32
Er moest ook nog gepubliceerd en gepromoveerd worden. Als het niet opschoot rekende Eerland je voor hoeveel tijd er naast het werk in de kliniek over was voor wetenschappelijke activiteiten, na aftrek van tijd om te eten, te slapen en je familie te amuseren, er van uitgaande dat de dag 24 uren had. HvdH: Het gebeurde mij eens dat hij zei: “Als het morgen niet klaar is, schrijf ik het zelf wel.” Die nacht heb ik gewoon doorgeschreven tot het af was en mijn artikel op zijn bureau gelegd. Deze schrijfplicht werd tijdens een feestelijke herdenking bezongen in het lied: “Over onze handen vloeit meer inkt dan bloed”, muzikaal begeleid door het orkest van assistenten, de ‘Eerland Hot Five’. (fig.9)
33
onderhoud om de zaak te bespreken. Staande voor zijn bureau, nooit werden we uitgenodigd in de bruine leren fauteuil naast dat bureau plaats te nemen, werd de kritiek aangehoord en direct gevraagd hoe wij dan meenden dat het wèl moest. Als hem dat dan overtuigde was zijn simpele opmerking: “Goed, we doen het voortaan zo” en je kon gaan. Daarna echter geen enkele uiting van ‘hard feelings’ zijnerzijds. Groots! fig.10 - Eerland tijdens zeildag.
fig.9 - De ‘Eerland Hot Five’. Van links naar rechts Eijgelaar, Koopal, Steensma, Koppert en Bijlsma.
De promotiefeesten waren altijd gezamenlijke partijen en feesten van de gehele kliniek. Deze feesten en de zeildag gaven altijd een groot saamhorigheidsgevoel waarbij prof. Eerland zelf altijd van harte mee deed. (fig.10) Als goed opleider nam prof. Eerland de verantwoordelijkheid op zich als je fouten had gemaakt. Hij realiseerde zich heel goed dat fouten soms in een klein hoekje zitten en ondanks alle zorg nooit helemaal te voorkomen zijn. De keuze van prof. Eerland van de spreuk in de oude collegezaal: ‘It is better to sail an uncharted sea than not to sail at all’ gaf weer dat hij vooruitgang in de Heelkunde belangrijk vond. Vooruitgang en opleiding gaan nu eenmaal gepaard met risico’s en Eerland was bereid hiervoor verantwoording te nemen. Als er dan sporadisch iets misliep moest je bij hem biechten. Je kreeg dan, staande voor zijn bureau, een donderpreek. Aan het einde, als je diep overtuigd was van je eigen stomheid en onbenulligheid zei hij: “Gelukkig zal je deze fout nu nooit meer maken.” Daarna werd de bekende sigaar aangestoken als teken dat je kon vertrekken. Hij was hiermee een veel menselijker leider dan hij met zijn strenge, afstandelijke imago uitstraalde. Hij nam de volle verantwoordelijkheid op zich en kwam daar nooit op terug. Je voelde je volledig gedekt! Soms waren wij het niet eens met iets in zijn handelwijze. Als dan na rijp - beter gezegd: zeer rijp - beraad alle moed bijeengeschraapt was, stapten wij naar zijn kamer en vroegen om een
34
Behalve aan de zorg voor zijn assistenten hechtte hij veel belang aan een goede omgang met de verpleging. Toen er eens een woordenwisseling ontstond tussen een assistent en een verpleegkundige werd de assistent direct op het matje geroepen. Hij kreeg een flinke uitbrander en kreeg te horen: “Doe dit nooit meer want goede verpleegsters zijn schaars en van jouw soort kan ik er wel tien krijgen en beter!” De schuldige heeft dit nooit meer vergeten en zijn gedrag aangepast. HvdH: Voor de ontplooiing van de open hartchirurgie ben ik vele malen met prof. Eerland, samen met Dorlas en/of Eijgelaar, naar Londen geweest. Hij was dan een perfecte gastheer. Volgens afspraak zaten wij om 08.00 uur ’s morgens aan het ontbijt, prof. Eerland zat er dan al. Voordat we iets konden bestellen, kregen we een briefkaart met reeds opgeplakte postzegels op ons bord geschoven met de mededeling: “Eerst een kaartje aan je vrouw” Een gewoonte die zeker navolging verdient. Na het ontbijt zocht hij een mooie toneeluitvoering op en kocht tickets voor ons allen! Daarna aan het werk. Bij de borrel ’s avonds moesten we rapporteren. Hier hebben wij onze baas van een heel andere kant leren kennen. Hoewel prof. Eerland op buitenstaanders een koele, afstandelijke indruk kon achterlaten en ook nog een veeleisende opleider was, heeft hij door zijn voorbeeld op ons allen, of je het wilde of niet, toch een blijvend stempel gedrukt. Soms dachten we: “Zo willen wij niet worden, wij zijn vast van plan om het later anders te doen.” HvdH: Lang nadat ik zelf afdelingshoofd was geworden is het me overkomen dat tijdens een moeilijke operatie een assistent mij over de ‘blauwe doeken’ advies vroeg over een complicatie ontstaan op zaal. Nadat ik hem had verteld wat hij moest doen zei mijn oudste en meest ervaren operatiezuster: “Nu bent u precies prof. Eerland.” De schok was compleet.
35