Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001
Na elke vraag volgen drie antwoordmogelijkheden, waarvan er slechts één de juiste is. Voor dit examen zijn maximaal 40 punten te behalen. Elk goed antwoord levert u 1 punt op. U bent geslaagd wanneer u 28 of meer punten hebt gehaald. Aan dit examen mogen maximaal 60 minuten besteed worden. Benodigdheden: • • •
dit examen schrapkaart (waarop u uw antwoorden noteert) potlood en gum
Richtlijnen: • • • •
controleer of alle bladzijden van dit examen aanwezig zijn vul de schrapkaart alleen met potlood in geef het door u gekozen antwoord aan door het hokje zwart te maken gum een fout ingevuld antwoord goed uit
Een meerkeuzevraag wordt fout gerekend in de volgende gevallen: • • • •
als het gekozen antwoord fout is als er meer dan één hokje zwart gemaakt is als er geen enkel hokje zwart gemaakt is als een hokje niet zwart gemaakt, maar op een andere wijze gemarkeerd is
1
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 1. Wie is volgens de Arbowet verantwoordelijk de arbeidsomstandigheden? A) de werkgever en de werknemer B) alleen de werkgever C) alleen de werknemer 2. In de Arbeidstijdenwet zijn regels opgenomen over: A) werk- en rusttijden B) het recht op werkonderbreking C) de verzuimbegeleiding 3. Als het alarmsignaal afgaat dan: A) moetje onmiddellijk het werk onderbreken B) moet je naar huis bellen om te vertellen wat er aan de hand is. C) verlaat je het pand en ga je naar huis. 4. Een voorbeeld van veilig gedrag is: A) elkaar aanspreken op onveilige handelingen. B) bij onduidelijke situaties zo veilig mogelijk werken, zonder vragen te stellen. C) als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. 5. Een ongeval: A) is de schuld van het slachtoffer B) wordt veroorzaakt door onveilige handeling(en) en/of onveilige situatie(s). C) heeft meestal geen gevolgen. 6. Wie kan boetes geven als de Arbowet niet wordt nageleefd? A) de werkgever B) de Arbodienst C) de Inspectiedienst SZW 7. Veiligheid is: A) de mate van waarschijnlijkheid dat een ongewenst effect zal plaatsvinden B) het bewust nemen van aanvaardbare risico's C) een ongewenste gebeurtenis zonder gevolgen
2
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 8. Wat verstaat men onder een risico? A) Een onderzoek naar oorzaken van ongevallen B) De mate van waarschijnlijkheid dat een ongewenst effect zal plaatsvinden C) Een afweging bij het nemen van beheersmaatregelen bij de technische en de arbeidskundige werkvoorbereiding 9. Het arbobesluit afdeling Bouwproces bepaald dat bij grote en bij risicovolle werken: A) er een BHV organisatie moet worden opgesteld B) er een V&G plan moet worden opgesteld C) bouwmachines jaarlijks moeten worden gekeurd 10. Wat betekent dit bord?
A) verboden te roken B) vuur, open vlam en roken verboden C) verboden om brandgevaarlijke vloeistoffen te gebruiken 11. Waarvoor mag je een lint gebruiken? A) om een vloeropening af te dichten B) om aan te duiden dat er gevaar dreigt C) om onveilige situaties af te schermen 12. Welke borden zijn rond en blauw gekleurd met daarin een wit symbool? A) verbodsborden B) gebodsborden C) waarschuwingsborden 13. Welke kleuren worden gebruikt op borden voor brandbestrijdingsmiddelen? A) zwart pictogram op gele achtergrond. B) wit pictogram op rode achtergrond. C) wit pictogram op groene achtergrond.
3
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 14. Welke fasen in het bedrijfsnoodplan onderscheiden wij bij het ondernemen van actie? A) Melding, geplande en geïmproviseerde handelingen, classificatie van het incident B) Eerste handelingen, geplande handelingen, beëindigen van het incident, rapportage C) Melding, handeling en maatregelen, beëindigen van het incident 15. Gevaarlijke stoffen kunnen ons lichaam binnendringen via? A) alleen via de huid en/of een wondje B) alleen via mond en luchtwegen C) huid, mond en luchtwegen 16. Men spreekt van een acute vergiftiging als: A) een stof het lichaam binnenkomt en de goede werking hiervan verstoort B) een stof het lichaam binnenkomt en de goede werking hiervan direct of na korte tijd verstoort C) een stof zich in het lichaam ophoopt en waarvan men na lange tijd (maanden, jaren) de gevolgen ondervindt 17. De grenswaarde geldt voor: A) 8 uur per dag en niet meer dan 40 uur per week B) 6 uur per dag en niet meer dan 38 uur per week C) 8 uur per dag en niet meer dan 20 uur per week 18. Het onderstaande symbool is het symbool voor:
A) een giftige stof B) een oxiderende stof C) een bijtende stof 19. Bij het constateren van een brand, zorgt u eerst: A) dat de brandweer wordt gewaarschuwd B) voor uw eigen veiligheid C) dat uw omgeving wordt gewaarschuwd Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 4
20. Een brand van een vloeistof, bijvoorbeeld benzine, kunt u het beste blussen met: A) water B) zand C) ABC-poeder 21. Als men brandwonden oploopt moet men altijd? A) ± 15 minuten koelen met (niet te koud) water B) huishoudmiddeltjes op de brandwond smeren C) ± 10 minuten afspoelen met heet water 22. Een cirkelzaag dient te zijn voorzien van een: A) noodstop B) spouwmes C) zaagbreukbeveiliging 23. Waar dient u op te letten bij gebruik van een haakse slijp- machine A) uitsluitend een afbraamschijf gebruiken voor afbramen B) een doorslijpschijf is een universeel te gebruiken schijf C) gehoorbescherming is aan te bevelen maar voor korte werkzaamheden niet verplicht 24. De acetyleenfles mag alleen worden gebruikt onder een hoek: A) kleiner dan 30 graden B) groter dan 30 graden C) maakt niet uit onder welke hoek 25. Een dodemansknop op een machine: A) zorgt ervoor dat de machine niet kan draaien zonder deze knop ingedrukt te houden B) zet in geval van nood, na indrukken, de machine meteen stil C) zorgt ervoor dat de machine bij overbelasting stopt
5
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 26. Een vlamdover bij een acetyleenfles: A) is niet verplicht om te gebruiken B) is alleen verplicht bij gebruik in een besloten ruimte C) zit tussen de brander en het reduceertoestel in 27. Kies het beste antwoord: A) bij montagewerkzaamheden zijn ringsleutels doorgaans veiliger dan steek sleutels B) op de slagzijde van een beitel ontstaan vaak bramen waarvoor men niet hoeft op te passen C) handgereedschap moet u regelmatig insmeren met olie en vet 28. Wanneer dien je te stoppen met hijsen ? A) vanaf windkracht 7 B) bij windkracht 6 C) bij een zicht minder dan 200 meter 29. De wettelijke maximale tophoek bij het hijsen van lasten met een tweesprong van kettingen of staalkabels bedraagt: A) 95 graden B) 110 graden C) 120 graden 30. Voor het weren met een kettingwerk geldt: A) gebruik kettingen niet boven de toegestane werklast B) gebruik van zelf gerepareerd kettingwerk is toegestaan C) verleng kettingen nooit met een koppelschalm maar met deugdelijk bouten en moeren 31. Hijsbanden mogen worden gebruikt: A) bij ernstige slijtage en inscheuring B) bij geringe beschadigingen C) na het verlopen van het inspectie- of keuringscertificaat
6
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 32. Wat is een leng ? A) Een verlengstuk van een hijsjuk of evenaar B) een hijsmiddel van staalkabel, ketting of hijsband C) een zeer lange hijslast (bijv. bundel wapeningsstaal) 33. Touw mag worden belast tot? A) 1000 kg B) 1500 kg C) 200 kg 34. Als ongevaarlijke spanningen worden beschouwd spanningen lager dan: A) 60V wisselspanning en 120V gelijkspanning B) 50V wisselspanning en 120V gelijkspanning C) 50V wisselspanning en 220V gelijkspanning 35. Voor onderhoud of reparatie aan elektrische toestellen is de beste beveiliging: A) een label op de schakelaar met "verboden in te schakelen" B) stroom afschakelen, toestel aarden en aardeweerstand doormeten C) stroom afschakelen met slot en meten of het spanningsloos is 36. Wat beveiligt de mens niet tegen elektrische risico's? A) aarding B) zekeringen C) dubbel geïsoleerd elektrisch gereedschap 37. Goed tillen doet men: A) met gebogen knieën en een rechte rug B) door de last zo ver mogelijk van het lichaam af te houden C) met gebogen knieën en een gebogen rug 38. Wanneer is het dragen van gehoorbescherming verplicht? A) vanaf 80 dB(A) B) vanaf 85 dB(A) C) vanaf 90 dB(A)
7
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001 39. Welk filter beschermt u tegen asbest: A) A-type B) P3-filter C) A3-filter 40. De werkgever is verplicht gehoorbeschermingsmiddelen ter beschikking te stellen vanaf: A) het moment dat de werknemer daar om vraagt B) een geluidsniveau van 80 dB(A) C) een geluidsniveau van 85 dB(A)
8
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001
Vraag nr
Vraag nr
1
A
B
C
A
B
C 21
2
A
B
C
A
B
C 22
3
A
B
C
A
B
C 23
4
A
B
C
A
B
C 24
5
A
B
C
A
B
C 25
6
A
B
C
A
B
C 26
7
A
B
C
A
B
C 27
8
A
B
C
A
B
C 28
9
A
B
C
A
B
C 29
10
A
B
C
A
B
C 30
11
A
B
C
A
B
C 31
12
A
B
C
A
B
C 32
13
A
B
C
A
B
C 33
14
A
B
C
A
B
C 34
15
A
B
C
A
B
C 35
16
A
B
C
A
B
C 36
17
A
B
C
A
B
C 37
18
A
B
C
A
B
C 38
19
A
B
C
A
B
C 39
20
A
B
C
A
B
C 40
9
Proefexamen VCA Basisveiligheid 2014 – 001
Vraag nr
Vraag nr
1
A
B
C
A
B
C 21
2
A
B
C
A
B
C 22
3
A
B
C
A
B
C 23
4
A
B
C
A
B
C 24
5
A
B
C
A
B
C 25
6
A
B
C
A
B
C 26
7
A
B
C
A
B
C 27
8
A
B
C
A
B
C 28
9
A
B
C
A
B
C 29
10
A
B
C
A
B
C 30
11
A
B
C
A
B
C 31
12
A
B
C
A
B
C 32
13
A
B
C
A
B
C 33
14
A
B
C
A
B
C 34
15
A
B
C
A
B
C 35
16
A
B
C
A
B
C 36
17
A
B
C
A
B
C 37
18
A
B
C
A
B
C 38
19
A
B
C
A
B
C 39
20
A
B
C
A
B
C 40
10