Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau
nummer 20 | maart 2012
PPON Biologie en natuurkunde en techniek einde basisonderwijs In 2010 zijn voor de vakken biologie en natuurkunde en techniek peilingsonderzoeken uitgevoerd. We onderzochten het onderwijs aanbod voor deze vakken in de jaargroepen 6, 7 en 8. Ook werden de leeropbrengsten van het onderwijs aan het einde van de basisschool onderzocht. Bij het vak biologie is speciale aandacht besteed aan het onderwerp Voeding en gezondheid. Bij natuurkunde en techniek kregen de leerlingen naast theorievragen ook praktische opdrachten aangeboden. De belangrijkste conclusies van de peilingen hebben we in deze PPON-informeert bij elkaar gezet.
Project PPON Sinds 1987 onderzoekt het project Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON) de leeropbrengsten in het basisonderwijs. Intussen heeft PPON over vrijwel alle leerstofdomeinen van het basisonderwijs gerapporteerd. De laatste jaren ligt het accent van het peilingsonderzoek op de vakgebieden Nederlandse taal, rekenen/wiskunde en wereldoriëntatie, daarnaast wordt er gerapporteerd over Engelse taal en bewegingsonderwijs. PPON is een project van Cito en wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Biologie Onderwijsaanbod Gemiddeld 45 minuten biologie per week
Biologie is voor de meeste leraren een vak dat wekelijks in het lesprogramma voorkomt en gemiddeld besteden leraren 45 minuten per week aan biologie. Dat is gemiddeld ongeveer 15 minuten per week minder dan bij de vorige peiling in 2001.
Merendeel van de leraren gebruikt voor biologieonderwijs een methode
80 tot 90% van de leraren maakt gebruik van een biologiemethode. Bij de meeste methoden geven leraren aan 80% of meer van het onderwijsaanbod in de methode te realiseren. De meeste leraren zijn tevreden over de methode die zij gebruiken.
Het gebruik van internet is inmiddels een breed geaccepteerd middel om informatie te zoeken over biologieonderwerpen. Ongeveer de helft van de leraren maakt met de leerlingen een excursie naar een natuurgebied, geeft huiswerkopdrachten mee, en laat leerlingen een spreekbeurt houden en een werkstuk maken in het kader van biologieonderwijs.
Relatief weinig aandacht voor aspecten voortplanting mens
Net als in 2001 zijn de onderwerpen binnen het onderwijsaanbod voor biologie in de jaargroepen 6, 7 en 8 voor het grootste deel hetzelfde. De meeste aandacht gaat uit naar onderwerpen die betrekking hebben op de wisselwerking tussen mens en milieu, de omgang met de natuur en milieuvriendelijk gedrag en de verzorging van het lichaam. Ook de bouw van het menselijk lichaam krijgt relatief veel aandacht. In jaargroep 8 wordt daarnaast meer aandacht besteed aan risico’s van verslavend gedrag. Er is relatief weinig aandacht voor aspecten die gerelateerd zijn aan voortplanting bij de mens. Ook de systematische indeling van planten en dieren komt weinig aan bod.
Plaat bij het onderwerp biotoop ‘Het bos’
Gemiddeld 7 tot 8 uur per jaar aandacht voor voeding en gezondheid
Ongeveer de helft van de leraren heeft het onderwijs in voeding en gezondheid geïntegreerd binnen de biologiemethode, ongeveer 40% beschouwt het als een apart thema of project. Bij zo’n 5% maakt het geen deel uit van de lessen. De gemiddelde lestijd voor het onderwijs in voeding en gezondheid is 7 tot 8 uur per jaar. Voor het onderwijs in voeding en gezondheid gebruiken leraren naast de biologiemethode het internet en materiaal van het Voedings centrum, van Teleac/NOT en van de Hartstichting.
Onderwerpen voeding en gezondheid krijgen hooguit in één les aandacht
Binnen de beperkte lestijd die beschikbaar is voor voeding en gezondheid krijgen de meeste onderwerpen hooguit in één les aandacht. Iets frequenter is de aandacht voor de noodzaak van beweging en sport en voor het effect van beweging en sport op de gezondheid. Ongeveer de helft van de leraren besteedt daar in meerdere lessen aandacht aan. Meer dan de helft van de leraren zegt met de leerlingen het voedselpatroon te bespreken.
Volgens 25% van de leraren heeft school geen speciaal beleid met betrekking tot voeding en gezondheid
Een kwart van de leraren zegt dat de school geen speciaal beleid heeft met betrekking tot voeding en gezondheid. Ongeveer een derde deel van de leraren zegt snoep-traktaties te ontmoedigen. Daarnaast maakt men op 10 tot 20% van de scholen gebruik van schoolmelk en school fruit en gebruikt men regelmatig ‘ontbijt op school’.
Leraren ervaren dezelfde problemen als in 2001
De afgelopen 10 jaar zijn de problemen die voor leraren een belemmering zijn voor het geven van goed biologieonderwijs niet opgelost. Relatief gezien zijn een overladen onderwijsprogramma en onvoldoende tijd voor voorbereiding de grootste problemen. Daarnaast vindt ongeveer een derde deel van de leraren dat het soms ontbreekt aan voldoende deskundigheid.
Wat moeten kinderen leren? Een cultuurpedagogische discussie Welke kennis en inzichten over biologie, natuurkunde en techniek hebben leerlingen nodig om straks volwaardig aan de samenleving deel te kunnen nemen? En wat zou daarvan in het basisonderwijs aan de orde gesteld en geleerd moeten worden? Cito heeft breed samengestelde groepen van deskundigen (vakinhoudelijke experts, pedagogen, ontwikkelingspsychologen) bijeengebracht. In open discussies hebben deze groepen overeenstemming bereikt over relevante leerstof voor biologie, natuurkunde en techniek voor het basisonderwijs. Deze stof is uiteraard in overeenstemming met de kerndoelen basisonderwijs. De resultaten van deze zogenoemde cultuurpedagogische discussies over biologie, natuurkunde en techniek zijn gepubliceerd in twee uitgaven:
ppon | informeert
• N atuuronderwijs voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie (2002). In deze uitgave is hoofdstuk 5 Natuurkunde en Techniek niet meer actueel. Aan natuurkunde en techniek zijn ten behoeve van de peiling in 2010 nieuwe discussies gewijd die hebben geleid tot de volgende uitgave: • Natuurkunde en techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie (2010, 2e herziene druk 2011). Op de achterkant van deze PPON-informeert leest u hoe u deze uitgaven kunt bestellen.
Voorbeeldopgaven Biologie Alle voorbeeldopgaven in deze PPON-informeert zijn opgaven die op het niveau van de standaard Voldoende goed tot redelijk goed beheerst moeten worden. Voorbeeldopgave bij het onderwerp biotoop ‘Het bos’ (zie plaat hiernaast)
Behalve planten en dieren zijn er in de natuur ook bacteriën en schimmels.
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Organismen, waarnemen en reageren Zeehond
Bij welke groep hoort nummer 15? A bij de bacteriën B
bij de planten
C* bij de schimmels Hieronder staan twee zinnen over zeehonden. Wat is waar en wat is niet waar? Zet een kruisje in het juiste vakje.
Onderwijsopbrengsten Kennis over onderwerpen biologie oppervlakkig
De kennis van de leerlingen is voor het domein Biologie op het niveau van de standaarden Voldoende en Minimum volgens het beoordelaars panel teleurstellend. Kennis en inzicht met betrekking tot de voor biologie relevante kerndoelen worden volgens het panel duidelijk in onvoldoende mate in het basisonderwijs gerealiseerd. Over het algemeen is de kennis die leerlingen hebben van het domein Biologie oppervlakkig, er is nauwelijks sprake van enige diepgang. Leerlingen kennen bepaalde feiten en verschijnselen, maar het geven van functies en verklaringen is voor veel leerlingen een brug te ver. Zo weten leerlingen in het algemeen wel dat bloemen bestoven moeten worden, maar waaróm dat nodig is en welk proces door bestuiving in gang gezet kan worden, beheersen de leerlingen onvoldoende. Leerlingen kennen de term ‘broeikaseffect’ en weten dat er een relatie is met het opwarmen van de aarde, maar zien bijvoorbeeld kernenergie als de belangrijkste veroorzaker van het broeikaseffect. Ook de biologische betekenis van het begrip ‘voedselketen’ is bij veel leerlingen niet bekend. Opgaven over systematiek blijken voor veel leerlingen moeilijk te zijn. Leraren hebben ook aangegeven aan dit aspect van het biologie onderwijs weinig aandacht te besteden. Wat betreft naamgeving van planten en dieren kan gesteld worden dat leerlingen wel namen kennen, maar vaak niet weten welke naam bij welke plant of bij welk dier hoort. Het is duidelijk dat de soortenlijst die naar aanleiding van de peiling van 2001 in overleg met deskundigen uit het veld door Cito ontwikkeld is, niet het gewenste effect heeft opgeleverd. Het doen van onderzoek komt op de basisschool weinig voor. Als reden om dit niet te doen, wordt bijvoorbeeld genoemd: het vraagt veel voorbereiding, er is gebrek aan materiaal, ik ben er niet vertrouwd mee.
Kennis over onderwerpen voeding en gezondheid onvoldoende
De kennis van de leerlingen over onderwerpen voeding en gezondheid is op het niveau van de standaarden Voldoende en Minimum volgens het beoordelaarspanel onvoldoende. Opgaven met betrekking tot lichamelijke evenwichten, zoals de relaties voeding en gewicht, voeding en gezondheid, voeding en beweging en voeding en leeftijd, zijn voor de leerlingen over het algemeen moeilijk. Moeilijker dan opgaven over de herkomst en de functie van voedings stoffen en voedingsmiddelen en de behoefte daaraan. Maar iets minder moeilijk dan opgaven waarbij het om het toepassen van de kennis over Voeding en gezondheid gaat. Zo weten veel leerlingen dat bruin brood voedingsvezels bevat, dat kalk nodig is voor de opbouw van botten en dat bouwstoffen nodig zijn voor de groei. Maar ze weten veel minder goed welke voedingsmiddelen bijvoorbeeld veel vetten of veel calorieën bevatten, of welke voedingsmiddelen eiwitrijk zijn. Een voedingsmiddel kiezen ter vervanging van vlees in een maaltijd levert problemen op. Opgaven met betrekking tot de houdbaarheid van voedsel en voedselbederf en opgaven over het samenstellen van een gezonde maaltijd zijn voor de meeste leerlingen te moeilijk.
Attitude ten aanzien van voeding en gezondheid
Naast een toets over voeding en gezondheid hebben de leerlingen in het peilingsonderzoek ook een vragenlijst beantwoord. De vragen zijn ondergebracht in zeven samenhangende clusters. In de balans bespreken we de resultaten per cluster en vermelden we de betreffende vragen van elk cluster. We relateren de scores per cluster aan de BMI (Body Mass Index), onderzoeken verschillen tussen leerlingen op basis
Waar De lichaamstemperatuur van zeehonden is in
X
het water lager dan op het land. Jonge zeehonden drinken melk bij hun moeder.
Niet waar
X
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Voortplanting en ontwikkeling Stekelbaarsjes
Nadat de eitjes gelegd zijn, gaat het stekelbaarsmannetje door het nest. Waarom doet hij dat? A om de eitjes met waterplanten te bedekken B
om de eitjes op te eten
C* om de eitjes te bevruchten D om de eitjes te verwarmen
van geslacht, formatiegewicht, leertijd en herkomst en onderzoeken de relatie tussen de clusterscores en vaardigheidsscores op de toetsen voor voeding en gezondheid. Er is gewerkt met de nieuwe formatiegewichten (0.0; 0.3 en 1.2), waarbij de leerlingen gecategoriseerd worden op basis van het opleidingsniveau van de ouders. Enkele conclusies waarover de balans uitgebreid rapporteert zijn: • M eeste leerlingen hebben een juist zelfbeeld met betrekking tot gewicht en postuur. • E etgedrag blijkt niet samen te hangen met BMI. • L eerlingen in BMI-categorie ‘te zwaar’ sporten minder. • Z elf kiezen wat er op verschillende momenten in de dag gegeten wordt is niet gerelateerd aan BMI. • K inderen met hoge BMI zijn het vaker oneens met stellingen die een ongezonde wens uitdrukken. • K ennisniveau van voeding en gezondheid neemt toe naarmate kinderen het vaker oneens zijn met ‘ongezonde’ stellingen. • J ongens kiezen vaker voor ‘ongezonde’ stellingen dan meisjes. Datzelfde geldt voor 1.2-leerlingen in vergelijking met 0.0- en 0.3-leerlingen en voor niet-Nederlandse kinderen ten opzichte van Nederlandse kinderen.
Verschillen tussen leerlingen Het blijkt dat zowel 0.3-leerlingen als 1.2-leerlingen een achterstand hebben ten opzichte van de 0.0-leerlingen. 1.2-leerlingen hebben ook achterstand op 0.3-leerlingen.
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Stofwisseling en kringloop Zweefvlieg
De leraren van de jaargroepen 6, 7 en 8 is gevraagd in hoeverre zij aandacht besteden aan de volgende onderwerpen van het domein Natuurkunde: Krachten; Energie; Licht en kleur; Elektriciteit; Zinken, zweven, drijven; Lucht; Geluid; Magnetisme. Aan weinig van deze onderwerpen besteden leraren écht aandacht, dat wil zeggen een onderwerp in twee of meer lessen behandelen. Meestal wordt een onderwerp niet of in één les behandeld. Relatief de meeste aandacht krijgen de onderwerpen Energie en Elektriciteit, waarvan zo’n 40% van de leraren zegt dit echt te behandelen, tegen meer dan twee derde deel van de leraren in 2002.
VTB-deelname duidelijk van invloed op onderwijsaanbod voor techniek
Deze zweefvlieg ziet er net zo uit als een wesp. Een wesp kan steken, een zweefvlieg niet. Wat is het voordeel voor de zweefvlieg om er net zo uit te zien als een wesp? A De zweefvlieg heeft er geen voordeel bij om er net zo uit te zien als een wesp. B
De zweefvlieg kan nu dezelfde bloemen bezoeken als wespen.
C
De zweefvlieg kan nu ook met wespen paren.
D* De zweefvlieg wordt nu niet zo snel opgegeten.
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Voeding en gezondheid
Deelname VTB afhankelijk van stratumniveau
Snoepje
Wanneer we de scholen indelen naar het percentage zogenaamde gewichtsleerlingen dat de school bezoekt, dan blijken vooral scholen met weinig of geen gewichtsleerlingen aan het Programma VTB deel te nemen.
Wanneer je een Dextro-snoepje eet, belooft de fabrikant dat je direct energie krijgt. Wat bevat een Dextro-snoepje vooral? A eiwit voor de opbouw van spieren B* suiker voor de verbranding C
Sinds 2001 kunnen scholen deelnemen aan het programma ‘Verbreding Techniek in het Basisonderwijs’. In de jaargroepen 6 en 7 zegt 30% van de leraren aan dit programma deel te nemen, in jaargroep 8 is dat 36%. Leraren die deelnemen aan het VTB-programma geven vaker dan andere leraren aan dat zij het vak techniek als een apart onderdeel van het onderwijsprogramma beschouwen. VTB-leraren schatten in dat zij gemiddeld per week ongeveer een half uur aan techniek besteden. Veruit de meeste leraren die het VTB-programma niet volgen (80% of meer) zegt hooguit een keer per maand of minder techniek te geven. VTB-leraren geven vaker aan dat zij aandacht schenken aan onderwerpen als ‘Eigenschappen van materialen en onderdelen’, ‘Constructies en verbindingen’ en ‘Overbrengingen’ dan niet-VTBleraren. Hetzelfde geldt voor activiteiten als het ontwerpen van een product of het op technische aspecten testen dan wel analyseren van een product.
vezels voor de spijsvertering
D vitamines voor de gezondheid
Meeste leraren gebruiken een methode voor onderwijs in natuurkunde en techniek
Driekwart van de leraren gebruikt een methode voor het natuurkundeen techniekonderwijs. Dat is in de meeste gevallen dezelfde methode als voor het biologieonderwijs. Tezamen wordt dat de methode voor ‘natuuronderwijs’ genoemd. Dat verklaart mogelijk de relatief geringe aandacht voor natuurkunde en techniek: de beschikbare tijd voor natuuronderwijs moet verdeeld worden tussen biologie en natuurkunde en techniek. Bij de meeste methoden geven leraren aan 80% of meer van het onderwijsaanbod in de methode te realiseren. De meeste leraren geven ook aan tevreden te zijn met de methode.
Ongeveer de helft van de leraren laat leerlingen onderzoekjes doen Scholen met veel gewichtsleerlingen (stratum 4) hebben een duidelijke achterstand ten opzichte van de andere drie strata die onderling weinig verschillen. De verschillen tussen jongens en meisjes zijn klein en soms in het voordeel van de jongens (Stofwisseling en kringloop) en soms in het voordeel van de meisjes (Voortplanting en ontwikkeling). Bij alle onderwerpen wordt een negatief effect gevonden voor leertijd in het nadeel van vertraagde leerlingen ten opzichte van reguliere leerlingen. Bij de meeste onderwerpen vinden we significant negatieve effecten voor kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond. Behalve voeding en gezondheid zijn de overige vier biologieonderwerpen ook in 2001 gepeild. Bij drie onderwerpen presteren de leerlingen niet veel beter of slechter dan in 2001. Alleen bij het onderwerp Biotoop ‘Het bos’ presteren de leerlingen in 2010 minder goed dan in 2001.
Natuurkunde en techniek Onderwijsaanbod Vergeleken met 2002 minder aandacht voor natuurkunde Natuurkunde is voor de meeste leraren geen vak dat wekelijks in het lesprogramma voorkomt. Ongeveer de helft van de leraren geeft één keer per maand of minder natuurkundeonderwijs, de lestijd is dan ongeveer 30 à 45 minuten.
Ongeveer de helft van de leraren laat leerlingen onderzoekjes doen op het gebied van natuurkunde en/of introduceert natuurkundeonderwerpen met behulp van proefjes. Vergeleken met de vorige peiling ervaren leraren daarbij minder vaak problemen door gebrek aan geschikt materiaal of te weinig voorbereidingstijd.
Onderwijsopbrengsten Opgaven over ‘zinken, zweven, drijven’, ‘stroomkringen’ en ‘hefbomen’ moeilijk
De percentiel-10 leerlingen beheersen voornamelijk opgaven waarin naar concrete feiten wordt gevraagd die dicht bij hun ervaringswereld liggen. Bij abstracter geformuleerde opgaven of bij opgaven met complexere informatie haken zij af. De gemiddelde leerlingen hebben daar minder moeite mee. Het valt op dat zij moeite hebben met het begrip energieomzetting en de volgorde waarin energieomzettingen plaatsvinden. De grootste kennishiaten, ook bij de percentiel-75 leerlingen, blijken te liggen bij het begrip opwaartse kracht (in samenspel met de zwaartekracht) en het begrip van stroomkringen. Bij techniek blijkt het toepassen van het hefboomprincipe, zelfs in ogenschijnlijk eenvoudige en herkenbare situaties (bijvoorbeeld een wip) zelfs voor de beste leerlingen moeilijker dan verwacht. Ook met de kennis van overbrengingen via tandwielen of snaren is het (zeer) matig gesteld.
Praktische vaardigheid met betrekking tot natuurkunde en techniek
In de kerndoelen staan ‘onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen’ en ‘oplossingen voor technische problemen ontwerpen, deze uitvoeren en evalueren’ expliciet vermeld. Op bescheiden schaal is door middel van acht Praktische opdrachten de
Het blijkt dat zowel 0.3-leerlingen als 1.2-leerlingen een grote achterstand hebben ten opzichte van de 0.0-leerlingen, en dat geldt voor alle drie de onderwerpen Natuurkunde, Techniek en Praktische opdrachten. 1.2-leerlingen hebben ook achterstand op 0.3-leerlingen. Over het algemeen zijn de resultaten minder naarmate scholen meer gewichtsleerlingen hebben, dus bij toenemend stratumniveau van de scholen. Bij alle drie de onderwerpen - Natuurkunde, Techniek en Praktische opdrachten – presteren de jongens beter dan de meisjes. Zowel bij natuurkunde als bij techniek presteren vertraagde leerlingen iets minder goed dan reguliere leerlingen. Bij het onderwerp Praktische opdrachten wordt geen effect voor leertijd gevonden. Kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond presteren bij natuurkunde en techniek minder goed dan kinderen met een Nederlandse achtergrond. Bij het onderwerp Praktische opdrachten is dit verschil nihil. Hoewel deelname aan het Programma Verbreding Techniek in het Basisonderwijs een duidelijk effect heeft op het onderwijsaanbod voor techniek worden er vooralsnog geen verschillen in resultaten gevonden tussen scholen die wel en die niet deelnemen aan VTB.
Leerstandaarden: voldoen resultaten aan gewenst niveau? ‘Wat zouden leerlingen aan het einde van de basisschool moeten weten of kunnen op het gebied van biologie, voeding en gezondheid, natuurkunde en techniek?’ en ‘In hoeverre bereiken leerlingen het gewenste resultaat?’. Op deze twee vragen wil het standaarden onderzoek van PPON een antwoord geven. Geïnformeerde beoordelaars (leerkrachten basisonderwijs, onderwijsadviseurs, pabodocenten en inhoudelijke experts) hebben in 2011 voor alle onderwerpen uit de peilingen niveaus gedefinieerd voor voldoende en minimum beheersing van de kerndoelen, de zogenaamde standaarden. De standaard Voldoende geeft het niveau aan waarop leerlingen de kerndoelen basisonderwijs in voldoende mate beheersen. We gaan ervan uit dat de meeste leerlingen (70% tot 75%) aan het einde van het basisonderwijs dit niveau bereiken. De standaard Minimum geeft het niveau aan waarop de kerndoelen minstens beheerst zouden moeten worden. Het is een niveau dat vrijwel alle leerlingen zouden moeten bereiken. Verwacht wordt dan ook dat 90% tot 95% van de leerlingen dit niveau bereikt. De uitkomsten zijn grafisch weergegeven: elk staafje geeft aan hoeveel procent van de leerlingen het niveau van de standaard heeft gehaald. Dit percentage kan worden vergeleken met de hierboven genoemde percentages. Het verschil noemen we de discrepantie en dat geeft aan in hoeverre het nu door de leerlingen bereikte niveau afwijkt van het niveau dat door experts als wenselijk is neergelegd. Zie voor een verdere uitleg van de werkwijze om tot deze uitspraken te komen hoofdstuk 2 in de Balansen.
Biologie, voeding en gezondheid
Vier van de vijf onderwerpen blijven onder de vastgestelde standaard Minimum. Alleen bij de biotoop ‘Het bos’ zien we dat het percentage leerlingen dat het gewenste niveau haalt overeenkomt met de norm van 90% tot 95%. Bij de andere vier onderwerpen zien we discrepanties variërend van 12 tot 19 %. Voor de standaard Voldoende is het beeld nog minder positief: ook het onderwerp de biotoop ‘Het bos’ valt nu onder het gewenste niveau. De discrepantie is het grootst bij ‘Organismen,
ppon | informeert
Natuurkunde en techniek
We zien dat bij natuurkunde 86% van de leerlingen de standaard Minimum haalt. Dat is nagenoeg de beoogde 90%. Voor techniek is de discrepantie echter minstens 20%. Voor de standaard Voldoende is de situatie nog minder rooskleurig. Daar zien we dat 45% voor natuurkunde het niveau haalt dat voor 75% van de leerlingen zou moeten gelden. Voor techniek haalt slechts 22% van de leerlingen de standaard Voldoende, een discrepantie van meer dan 50%. Bij elkaar betekenen deze resultaten dat er volgens de betrokken experts nog wel een tandje bij kan als het gaat om het nu geconstateerde niveau op het gebied van Natuuronderwijs.
Percentage leerlingen dat standaard Minimum bereikt 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Or Na ga tu nis ur me ku nd n,w e aa rn Te em ch nie en Sto k e nr fw e i s a se Vo rge lin or ren ge tp lan nk tin rin ge glo no op nt Vo w ed ikk ing eli en ng ge zo nd Bio he too id p‘ He tB os ’
Verschillen tussen leerlingen
waarnemen en reageren’. Daar voldoet slechts 29% van de beoogde 75% aan het gewenste niveau. De discrepanties variëren van 33% tot 46%.
Percentage leerlingen dat standaard Voldoende bereikt 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Or Na ga tu nis ur me ku nd n,w e aa rn Te em ch nie en Sto k e nr fw e i s a se Vo rge lin or ren ge tp lan nk tin rin ge glo no op nt Vo w ed ikk ing eli en ng ge zo nd Bio he too id p‘ He tB os ’
praktische vaardigheid van leerlingen in groep 8 gepeild. Voor de percentiel-10 leerlingen waren twee van deze opdrachten goed uitvoerbaar, terwijl de gemiddelde leerling vijf opdrachten tot een goed einde bracht. De overige drie opdrachten werden alleen door de meest vaardige leerlingen goed of redelijk goed uitgevoerd. De deelnemers aan het standaardenonderzoek vonden de opdrachten uitdagend en geschikt voor het basisonderwijs. De acht opdrachten worden in de Balans gepresenteerd.
Voorbeeldopgaven Natuurkunde en techniek Alle voorbeeldopgaven in deze PPON-informeert zijn opgaven die op het niveau van de standaard voldoende goed tot redelijk goed beheerst moeten worden. Voorbeeldopgave bij het onderwerp Krachten
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Energie Omhulsel van schuimrubber
Stuiteren
Moeder doet een omhulsel van schuimrubber om de buizen van decentrale verwarming. Waarom doet moeder dit?
A Als de buis lek is, stroomt het water minder snel op de grond. B De buizen worden zo beter beschermd tegen roesten. C* Het water in de buizen verliest dan minder warmte. Maaike en Peter doen onderzoek aan het stuiteren van ballen. Maaike laat een bal van een bepaalde hoogte vallen. Peter kijkt hoe hoog een bal dan terug stuitert. Ze vragen zich af welke dingen invloed hebben op hoe hoog de bal terug stuitert. Welke dingen zijn dat?
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Magnetisme Kompas
Zet een kruisje bij ja of nee. Van invloed?
Ja
De hoogte waarop Maaike de bal loslaat
X
Het materiaal waarvan de ondergrond is gemaakt
X
Het materiaal waarvan de bal is gemaakt
X
Het moment waarop Maaike de bal loslaat
Nee
Het instrument op de foto is een oud kompas. Het is gemaakt van het metaal messing. Het kompas is niet van ijzer gemaakt, ook al is dat goedkoper en sterker dan messing. Waarom wordt een kompas niet van ijzer gemaakt?
X
A IJzer is gevaarlijk bij stroom. B
IJzer kan roesten.
C* IJzer verstoort de werking van het kompas. D IJzer wordt veel warmer in de zon.
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Constructies Een poort met kantelen
Voorbeeldopgave bij het onderwerp Overbrengingen/hefbomen
Kruiwagen
De ‘torentjes’ boven op de poort heten kantelen.
Gert heeft de draagarmen van zijn kruiwagen verlengd door er twee ijzeren pijpen over
Wat zorgt vooral voor de stevigheid van deze poort?
te schuiven. Waarom heeft hij dat gedaan?
A de kantelen op de poort B
het stalen hek in de opening
C* de stenen boog boven de opening
A Dan kan hij beter sturen. B
Dan kan hij beter zien waar hij rijdt.
C
Dan kan hij sneller vooruitkomen.
D* Dan heeft hij minder kracht nodig.
Cito Amsterdamseweg 13 Postbus 1034 6801 MG Arnhem T (026) 352 11 11 F (026) 352 13 56 www.cito.nl Klantenservice T (026) 352 11 11 F (026) 352 11 35
[email protected] Fotografie: Ron Steemers © Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (2012) Arnhem
PPON op het Web http://ppon.cito.nl Als u meer wilt weten over PPON, kijk dan eens op.ppon.cito.nl. U vindt daar actuele informatie over PPON, maar ook uitvoerige informatie over de verschillende peilingsonderzoeken.
Voorbeeldtoetsen
Van speciaal belang voor de hier gerapporteerde onderwerpen en uniek voor PPON zijn de voorbeeldtoetsen voor de onderdelen Biologie, Natuurkunde en Techniek. U kunt deze kosteloos downloaden van onze site, op uw school inzetten en zo zelf onderzoeken waar uw leerlingen staan.
U kunt van een aantal peilingsonderzoeken nog rapporten bestellen. Dit kan via de klantenservice van Cito of rechtstreeks in de webwinkel Primair en speciaal onderwijs van Cito. Alle recente balansen kunt u raadplegen en downloaden op de website van PPON.
Domeinbeschrijvingen
Publicaties met een ander karakter zijn de domeinbeschrijvingen voor Natuuronderwijs, Natuurkunde en techniek, Aardrijkskunde en Geschiedenis. Deze domeinbeschrijvingen geven een verantwoording van de indeling van de leerstof in inhouden en illustreren deze inhouden met voorbeelden. De publicaties zijn onder andere aantrekkelijk voor leraren in opleiding (pabo’s), en voor basisscholen die een overzicht willen hebben van het mogelijke onderwijsaanbod. U kunt ook kiezen voor een complete set domeinbeschrijvingen voor wereldoriëntatie (vier delen voor €45,-).