Aan:
POW (college van vice-decanen Onderwijs)
Van:
Cas Egelie, Chris Nieuwenhoven
Datum:
16 juni 2008
Onderwerp:
Videocolleges
Inleiding Op het verzoek van de rector hebben wij voor u een notitie uitgewerkt over videocolleges. Deze notitie geeft u inzicht in de thematiek waaronder nationale en locale ontwikkelingen en onderwijskundige mogelijkheden. Wij verzoeken u op basis van deze notitie een besluit te nemen over de wijze waarop u de implementatie van videocolleges op de UvT vormgegeven zou willen zien. Daartoe beschrijven wij afsluitend in deze notitie een drietal mogelijke scenario‟s. Kader- en probleemstelling Zowel nationaal als internationaal staan videocolleges sinds ongeveer een jaar sterk in de belangstelling van universiteiten. Zo hebben acht van de veertien universiteiten in Nederland al besloten tot een structurele inbedding in het onderwijs of staan op het punt dit te doen. Binnen de UvT hebben enkele docenten met een proefopstelling in de afgelopen maanden videocolleges uitgeprobeerd in hun reguliere collegereeks. De algemene reacties en evaluaties waren daarbij positief. Verder zijn er momenteel meerdere faculteiten en individuele docenten die concrete plannen hebben over de inzet van videocolleges in het aankomende academische jaar per september 2008. Er ontbreken momenteel echter beleidsmatige kaders voor een verdere implementatie en de UvT beschikt nog niet over de benodigde technische apparatuur. Wat is de positie van videocolleges eigenlijk binnen het onderwijsaanbod van de UvT? Past het middel videocolleges binnen de onderwijskundige visie van de UvT? Hebben we hier te maken met pilots of willen de faculteiten reeds overgaan naar een structurele implementatie? Voor uitvoerende en ondersteunende organisaties binnen faculteiten en LIS (Library and IT Services) is het momenteel onduidelijk hoe verder te handelen. Wat zijn videocolleges? Een videocollege is een opgenomen college dat achteraf met behulp van een webbrowser kan worden bekeken. De opname bestaat daarbij uit twee componenten, een integrale video-opname en datgene wat via de beamer wordt gepresenteerd. De integrale video -opname geeft de docent weer in beeld en geluid. De opname van de beamer brengt bijvoorbeeld de PowerPoint presentatie van de docent in beeld. Dit kan echter ook een website zijn vanaf het internet of een computersimulatie die de docent in het college gebruikt. Het geheel wordt in de webbrowser gewoonlijk gepresenteerd met het videobeeld linksboven in de hoek en de Powerpoint-slides groot rechts in het beeldscherm. Een belangrijke functionaliteit is dat direct naar elk moment in het college gegaan kan worden door een tijdsbalk te verschuiven of door een Powerpoint -slide te selecteren.
1
Voor een verdere verduidelijking geven we u twee voorbeelden van recent gemaakte opnames (screenshots invoegen). Waarom hebben videocolleges momenteel zo’n sterke belangstelling? Het maken van een videocollege-eindproduct zoals bovenstaand gepresenteerd is reeds zeker 5 jaar mogelijk. Het produceren van een dergelijk eindproduct voor een college van 2x45 minuten kostte tot voor kort echter minimaal 8 uur aan opnemen, bewerken, monteren en beschikbaar stellen binnen een leeromgeving. Sinds anderhalf jaar zijn er echter producten zoals Mediasite op de markt gekomen die deze tijdsinvestering voor hetzelfde eindproduct terugbrengen tot 2½ uur. Dit is eveneens inclusief de opnametijd. Daarbij gaan we uit van een mobiele opstelling waarbij een AV-technicus gedurende het college aanwezig moet zijn om de opnameapparatuur te bedienen. Vaste opstellingen, waarbij de continue aanwezigheid van de AV-technicus niet meer nodig is, geven momenteel nog te veel problemen in het creëren van een kwalitatief eindproduct. De verwachting is echter dat door verdere technische innovatie deze problemen in de toekomst ook zullen worden opgelost en dan valt de benodigde tijdsinvestering waarschijnlijk zelfs terug naar een ½ uur per college. Door de benoemde vermindering in uren benodigd om een college op te nemen en beschikbaar te stellen, is het momentum ontstaan dat de onderwijskundige meerwaarde van de inzet van videocolleges mogelijk opweegt tegen de kosten. Verder is door de sterke groei in bandbreedte het bekijken van video via het internet bijvoorbeeld door studenten thuis ook mogelijk geworden. Verschillende universiteiten in Nederland hebben de afweging reeds gemaakt. Zoals al vermeld hebben acht van de veertien universiteiten in Nederland al besloten tot een structurele inbedding in het onderwijs of staan op het punt dit te doen. Nationale ontwikkelingen bij universiteiten De universiteiten in Nederland die eerder al zijn overgegaan tot een structurele inbedding zijn de Rijksuniversiteit Groningen, Wageningen Universiteit, Vrije Universiteit, Technische Universiteit Eindhoven en Technische Universiteit Delft (TUD). De TUD is daarbij nationaal voorloper met het videocollege platform Collegerama (www.collegerama.nl) en de doelstelling om in het komende academisch jaar alle eerstejaars colleges op te nemen. Daarbij wordt voorzien dat er uiteindelijk 50.000 uur aan colleges beschikbaar zal komen. De Universiteit Twente, Universiteit van Amsterdam en Universiteit Utrecht hebben net allen afzonderlijk een omvangrijk pilotproject afgerond. Op basis van de positieve resultaten ligt bij elk van de College van Besturen deze maand het advies voor om over te gaan tot de inrichting van een structurele voorziening. Van elk van deze pilotprojecten zijn eindrapportages beschikbaar. De Universiteit van Maastricht en Universiteit Leiden (UL) hebben nog een pilotproject lopen. Van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Radboud Universiteit Nijmegen en Open Universiteit Nederland hebben we geen coherente informatie kunnen verkrijgen omtrent de stand van zaken binnen deze instellingen. Bij elk van hen vinden we initiatieven en experimenten binnen faculteiten maar geen instellingsbrede aanpak. Nationaal zijn er initiatieven tot de inrichting van een nationale videocollege repository gekoppeld aan het LOREnet initiatief van SURFfoundation. Verder hebben zes universiteiten waaronder de UvT en twee hogescholen onlangs geprobeerd hun samenwerking op het gebied van videocolleges vorm te geven in een projectaanvraag „Webcollege OASE‟ in het kader van
2
het Nationaal Actieprogramma E-Learning. Deze aanvraag is in april jongstleden afgewezen waarbij de initiatiefnemers van de betrokken instellingen zich nu beramen op het vervolg 1. Bovenstaande analyse betekent dat bij de start van het academisch jaar 2008-2009 waarschijnlijk de helft van de Nederlandse universiteiten overgegaan is tot de structurele inbedding van videocolleges in het onderwijs. Voor hen wegen de onderwijskundige toepassingsmogelijkheden en meerwaarde blijkbaar dus op tegen de kosten. Wat zijn deze onderwijskundige toepassingsmogelijkheden en wat is de meerwaarde? Onderwijskundige toepassingsmogelijkheden en meerwaarde Uit het geheel aan literatuur, projectrapportages en onze eigen analyse komen we tot de volgende opsomming van onderwijskundige mogelijkheden van videocolleges: 1. Het komen tot betere verwerking van de leerstof door de mogelijkheid (delen van) het college opnieuw te kunnen zien. Het terugkijken om deze reden gebeurt veelal bij de voorbereiding van tentamens en in de dagen direct na het volgen van het college. 2. Het inhalen van een college bij afwezigheid, bijvoorbeeld door twee vakken die gelijktijdig worden gegeven, stage in buitenland, (chronische) ziekte of voor deeltijdstudenten met werkverplichtingen. Colleges kunnen slechts éénmaal worden bijgewoond, waarna er geen mogelijkheid is de stof alsnog op die wijze tot je te nemen. Videocolleges dragen bij aan de flexibilisering van onderwijs. 3. Toegang tot colleges voor personen met functiebeperking (zoals Dyslexie, ADHD, concentratie- of vermoeidheidstoornis of een handicap). Voor studenten met bepaalde functiebeperkingen (dyslexie, doofheid, ADHD, concentratiestoornis) kan het lastig zijn het hoorcollege te volgen en tegelijkertijd aantekeningen te maken. 4. Het verrijken of creëren van (deficiëntie-)programma‟s voor internationale studenten en doorstroomprogramma‟s HBO-WO met (delen van) eerder opgenomen colleges. Het gaat hier om de programma‟s die internationale studenten geheel of ten dele in hun land van herkomst volgen om beter voorbereid in Tilburg te arriveren. Voor de HBO-WO programma‟s geldt het voor het volgen van onderwijsprogramma‟s vanuit de thuissituatie of HBO -instelling. 5. Het hergebruik van fragmenten van eerder opgenomen colleges in de reguliere collegereeks. In de literatuur wordt van deze toepassing uiteindelijk de meeste toegevoegde waarde verwacht. Een mogelijkheid van hergebruik is het vooraf aan het college aanbieden van uitleg van basisbegrippen en/of concepten waardoor studenten beter voorbereid aan een college beginnen. Dit kan vergezeld gaan van gerichte opdrachten voor de studenten. Er kan daardoor meer verdieping in het college worden bereikt en er ontstaat de mogelijkheid tot het toepassen van meer actieve werkvormen. Er is namelijk minder tijd nodig voor de uitleg van basisbegrippen, wat veelal alleen in de vorm van een hoorcollege kan worden overgebracht. Videocolleges bevorderen op deze wijze activerend leren. 6. Het revitaliseren en faciliteren van het deeltijd/avondonderwijs. Vanwege lage studenten aantallen of geringe aanwezigheid kiezen opleidingen er nu soms voor om de colleges van bepaalde vakken in het deeltijdonderwijs in de avonduren te schrappen. Ook personele beschikbaarheid van wetenschappelijk personeel kan invloed hebben op het niet aanbieden van bepaalde vakken in de avonduren. Deeltijd/avondstudenten zijn dan aangewezen op dagonderwijs, wat zij vanwege andere (werk)verplichtingen niet altijd kunnen volgen.
1
In 2009 is een nieuw voorstel ingediend bij SURFfoundation onder de naam “”OASE”” . Dat is goedgekeurd en uitgevoerd
tussen september 2009 en september 2011. Dat heeft geleid tot de website
http://www.weblectures.nl/
3
7. In de (internationale) samenwerking met universiteiten zou uitwisseling van colleges kunnen plaatsvinden. Daar waar een docent hetzelfde vak op twee universiteiten in Nederland geeft, zou een efficiencyslag gehaald kunnen worden. 8. Voor docenten biedt het de mogelijkheid dat ze zichzelf terug kunnen zien en te kunnen reflecteren op hun eigen onderwijsvaardigheden. Ook observatie van colleges van collegadocenten biedt mogelijkheden tot professionalisering. Opnames en reflectieverslagen kunnen opgenomen worden in het traject van de BasisKwalificatie Onderwijs (BKO). Naast onderwijskundige toepassingen zijn er natuurlijk ook nog toepassingsmogelijkheden in de domeinen van voorlichting, werving en marketing. Een toepassingmogelijkheid in dit kader die nog steeds dicht tegen onderwijs aanligt is het faciliteren van digitaal proefstuderen. Communicatie heeft aangegeven een separate notitie te zullen schrijven over de mogelijkheden en kansen voor de UvT binnen deze domeinen. We moeten ons daarbij realiseren dat internetvideo meer gebruikt wordt dan ooit. Zo streamt YouTube tegenwoordig per maand 3,5 miljard minuten aan videomateriaal. Voor studenten is het gebruik van video via het internet doodnormaal geworden. Tot zover de onderwijskundige mogelijkheden. Als het gaat om onderwijskundige en mogelijk financiële meerwaarde dan bevatten de literatuur en projectrapportages weinig kwantitatieve metingen en evaluaties in relatie tot benoemde onderwijskundige toepassingen. Alleen de rapportages van drie pilot-projecten bij de Universiteit Twente (UT), Universiteit Utrecht (UU) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) bevatten een aantal kwantitatieve ge gevens. Uit deze drie rapportages komt het volgende gemiddelde beeld naar voren: Bij de UT en UU geeft 60% van de studenten aan dat de videocolleges hebben geholpen bij het beter begrijpen van de leerstof. Bij de HvA zijn de studenten daar neutraal over. Bij de UU geeft 32% van de studenten aan dat ze dankzij videocolleges een beter resultaat gehaald hebben. Bij 3 van de 5 vakken waren ook hogere slagingspercentages zichtbaar maar waren videocolleges niet de enige significante wijziging in de betreffende pe riode. Geen structurele gegevens over slagingspercentages in de andere rapportages. Een belangrijke zorg dat videocolleges zouden leiden tot leegloop in de collegezaal blijkt bij geen van deze drie instellingen maar ook bij andere instellingen niet uit te komen. Bij de UT en UU geeft 15 tot 20% van de studenten aan meerdere colleges niet te hebben gevolgd omdat deze achteraf online beschikbaar zouden zijn. Bij de UT en UU geeft 85% van de studenten aan dat ze graag meer gebruik zouden willen maken van videocolleges. In de rapportage van de HvA hierover geen gegevens. Uit alle drie de rapportages komt duidelijk naar voren dat studenten van mening zijn dat videocolleges geen vervanging moeten worden voor live colleges. Live colleges worden juist vanwege de interactiemogelijkheden gewaardeerd. Een belangrijke vraag ligt dan nog in de mogelijke nadelige effecten aan de inzet van videocolleges. De algemene consensus in de literatuur en projectevaluaties is dat er geen duidelijke nadelige effecten zijn aan de inzet van videocolleges zolang dit bewust gebeurd vanuit een duidelijke onderwijskundige doelstelling. Het opnemen van alle colleges omdat het kan is niet de weg te gaan. Wel worden er nadelen beschreven die vooraf verwacht werden zoals het wegblijven van studenten bij colleges en docenten die door de aanwezigheid van een camera gehinderd worden in het geven van hun college. Deze verwachte nadelen blijken achteraf vanuit de projectevaluaties ongegrond. Een nadeel dat we zelf analyseren is dat bij videocollege s de verhouding tussen kosten en opbrengsten onbekend zijn en daarmee ook negatief zou kunnen
4
uitvallen. Videocolleges leiden tot meerkosten omdat het bij bijna alle toepassingen niet tot vermindering van bestaande onderwijsactiviteiten leidt. De potentie aan opbrengsten is naar onze mening zeker aanwezig omdat videocolleges direct kunnen bijdragen aan hogere slagingspercentages en daarmee sneller afstuderen maar is niet gemeten en doorgerekend. Stand van zaken op de UvT De universiteit en in het bijzonder LIS is reeds meerdere jaren in staat videocolleges te produceren op basis van de reeds eerder beschreven arbeidsintensieve methode. Daar werd door faculteiten, opleidingen en docenten in de afgelopen jaren beperkt gebruik van gemaakt. In de periode van januari tot en met half mei 2008 is door LIS op basis van een aantal concrete verzoeken een proefopstelling in huis gehaald van Mediasite. Met deze proefopstelling zijn kleinschalige pilots uitgevoerd bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid en bij de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Deze pilots waren erop gericht deeltijdonderwijs te flexibiliseren en de aansluiting voor instromers te vergemakkelijken. Bij het departement Organisatie en Strategie zijn ten behoeve van een rolstoelgebonden student alle colleges van één vak opgenomen. FSW heeft verder als proef een lekenpraatje bij een academische zitting opgenomen. De proefopstelling en de concrete voorbeelden zoals opgenomen, hebben binnen faculteiten, opleidingen of bij individuele docenten een denkproces op gang gebracht. Als resultaat daarvan is er vanuit de faculteiten FSW en FRW concreet de vraag gesteld aan LIS om per september 2008 videocolleges met Mediasite te faciliteren. Bij FSW gaat het om een vernieuwde opzet de cursussen cultuurpsychologie en cultural psychology for non-psychologists. FRW wil videocolleges concreet gaan inzetten voor deeltijdstudenten en in het kader van docentprofessionalisering. Bij FGW leven meerdere ideeën zoals het opnemen van verkorte colleges bij Statistiek, studentenpresentaties bij Liberal Arts en zelfstudiemodules voor deeltijdstudenten. Bij FEW heeft de docent uit de proefperiode aangegeven de inzet van videocolleges te willen voortzetten mits dit gebeurt op basis van Mediasite. Bij LIS is verder een nieuwe aanvraag van een student binnengekomen voor het opnemen van alle colleges van een vak in verband met een functiebeperking. Dit alles is de stand van zaken per 11 juni 2008 waarbij er momenteel elke week aanvullende verzoeken bij LIS binnenkomen. De vraag is nu hoe verder te handelen, zowel voor faculteiten als voor LIS. Vervolgscenario’s Verschillende faculteiten, opleidingen of individuele docenten willen bij aanvang van het academische jaar 2008-2009 van start gaan met videocolleges gebaseerd op het product Mediasite. Wij voorzien drie mogelijke scenario‟s voor een vervolg: 1. De universiteit gaat per direct over tot de inrichting van een structurele voorziening voor het opnemen en beschikbaar stellen van videocolleges met behulp van Mediasite. LIS wordt gevraagd deze voorziening en dienstverlening zo spoedig mogelijk te implementeren en er in ieder geval zorg voor te dragen dat per september 2008 de eerste colleges opgenomen kunnen worden. Faculteiten geven zelf invulling aan de inzet van videocolleges in hun onderwijs en het tijdspad van implementatie. Ze dienen aanvragen voor opnames in bij LIS. LIS legt zo spoedig mogelijk een investeringvoorstel voor aan het CvB dat onder andere inzicht in de keuze tussen het kopen of huren van de voorziening. Het benodigde aantal uren voor de implementatie, het maken van opnames en het beheren van de voorziening wordt
5
door LIS uitgevoerd binnen de regulier beschikbare formatie. De benodigde capaciteit voor het maken van opnames is lineair gerelateerd aan het aantal verzoeken voor opnames. Binnen LIS is binnen de reguliere formatie 1,0 fte beschikbaar voor het maken en bewerken van opnames. Hierbinnen vallen wel alle verzoeken voor opnames, ook die niet zijnde videocolleges. 2. De universiteit start per direct een universiteitsbrede pilot „Videocolleges‟. Al le faculteiten nemen deel aan deze pilot om gezamenlijk meer kennis en ervaring op te doen. Daartoe bepalen faculteiten welke onderwijskundige toepassing(en) ze nastreven, welke colleges daarvoor moeten worden opgenomen en op welke wijze het resultaat structureel geëvalueerd zal gaan worden. De pilot wil vooral onderwijskundige kennis opbouwen, hoe zet je colleges in, wanneer verloopt dit succesvol en onderzoekt de effecten. De pilot loopt van september 2008 tot maart 2009 en sluit af met een besluitvormingsdocument omtrent de toekomstige toepassing en implementatie van videocolleges op de UvT. In dit besluitvormingsdocument wordt ook een voorstel gedaan voor de verdeling van kosten tussen faculteiten en LIS. LIS wordt gevraagd om de benodigde infrastructuur per september 2008 beschikbaar te krijgen en daarbij de kosten zo beperkt mogelijk te houden. In dit scenario komt er voor het project één opname-apparaat beschikbaar waarbij de faculteiten gezamenlijk de toewijzing voor opnames bepalen. Het POW vraagt aan Cas Egelie en Chris Nieuwenhoven om samen met vertegenwoordigers van faculteiten en LIS een projectvoorstel uit te werken. LIS wordt daarbij verzocht de projectleiding van de pilot op zich te nemen. In dit scenario wordt het POW gevraagd een uitspraak te doen over de wijze waarop de uren binnen het project worden gefinancierd. 3. De universiteit neemt nog geen besluit over de invoering van videocolleges. Het POW heeft aanvullende informatie nodig alvorens een definitieve keuze te maken. Verzoeken vanuit opleidingen, docenten en mogelijk studenten voor het opnamen van colleges worden tot nader besluit op dit moment niet gehonoreerd.
6