Position Paper: Prioriteiten VNO-NCW en MKB Nederland exportfinanciering 1. Inleiding Het rapport van VNO-NCW en MKB Nederland over de internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven is in de Dutch Trade & Investment Board (DTIB) door de bewindslieden van Economische Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking goed ontvangen. Er zal in samenwerking met de departementen aan het rapport uitvoering worden gegeven. Dat zal leiden tot een uitgewerkte internationaliseringstrategie en de totstandkoming van een publiekprivate samenwerking (Netherlands Trade & Investment Cooperation) voor de operationalisering daarvan. In de internationaliseringstrategie zal onder meer worden opgenomen dat het Nederlandse bedrijfsleven beter aansluiting zal moeten vinden met de groeimarkten buiten de EU. Op deze markten zijn politiek en economie meer verweven dan bij ons. Export naar deze markten gaat vaak gepaard met andere risico’s dan waar private verzekeraars normaliter mee werken – andere landen, kredietduur en transactieomvang. Waar de exporttransacties voor particuliere verzekeraars niet meer passend zijn, is een rol weggelegd voor overheden. Nederland biedt hiervoor de staatsgegarandeerde Exportkredietverzekering (EKV), uitgevoerd door Atradius DSB en sinds 2009 de Exportkredietgarantie (EKG) voor beleggers hetgeen een garantie geeft op de funding van exportkredieten. De EKV kent een maximaal garantievolume op jaarbasis van circa 10 mld euro, bij de EKG gaat het om ca. 1,6 mld.1 Voor investeringen van bedrijven in ontwikkelingslanden kent Nederland daarnaast het instrument DRIVE met een budget voor de periode 2015-2016 van 150 mln euro. DRIVE is een subsidie- regeling voor infrastructurele investeringen. Ook participeert de overheid als aandeelhouder in FMO (de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden) dat zich richt op investeringen en leningen aan het particuliere, lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. FMO heeft een portefeuille van 6,6 miljard euro. Doelstelling van de bijgevoegde notitie is te bezien of het Nederlandse financieringsinstrumentarium concurrerend genoeg is, en of, en zo ja op welke punten, verbetering nodig is. 2. Exportfinanciering als concurrentie aspect Om een level playing field voor bedrijven te waarborgen, bestaan er regels binnen WTO en OESO over de maatvoering van de overheidsinterventies bij exportfinanciering. De WTO regels schrijven voor dat er sprake moet zijn van kostendekkendheid op de lange termijn. De OESO regels bieden wel ruimte voor overheden om een eigen keuze te maken in de wijze waarop zij exportkredietverlening faciliteren. Dat is zover gegaan dat overheden zelf exportkredieten zijn gaan verstrekken (via een staatsbank) dan wel kredieten van de banken
1
Het gaat om 1 mld. aan afgegeven garanties en 0,6 miljard aan toegezegde garanties.
zijn gaan funden. Nog steeds zijn ook bij deze vergaande overheidsinterventies level playing field regels van kracht. Het Nederlands bedrijfsleven ervaart het Nederlandse overheidsinstrumentarium als onvoldoende concurrerend2. Zo leidt het Nederlandse instrumentarium tot minder gunstige tarieven dan in andere landen. We zien met name in crisis tijd bij transacties tot circa 50-150 mln euro dat de EKV bij een hoog risicoprofiel niet voldoet en dat de prijs voor de funding relatief hoog wordt en er behoefte is aan een aanvullend instrument ten behoeve van het bieden van een concurrerende prijs. De toegankelijkheid van EKG voor deze transacties is een aandachtspunt. De EKG is namelijk een indirect financieringsinstrument, waarbij de overheid de rol houdt van verzekeraar/ garantieverstrekker. Andere overheden verlagen de prijs van de kredieten door zelf als kredietverschaffer op te treden, of voor de funding van de kredietverlening zorgen. Of door het internationaal toegestane CIRR rente-stabilisatiesysteem3 te hanteren. Daarbij kunnen bij stijgende rentes, marktarieven gunstiger worden door het toepassen van een egalisatieberekening. Ook de wereld waarin de exporttransacties tot stand komen verandert. Inspelen op kansen in verre groeimarkten en ontwikkelingsmarkten, vraagt vaak om andere financieringsconstructies, bijvoorbeeld meer gericht op combinaties van export en investeringen. Ook is het belangrijker om in de vroege fase van projecten te investeren in de business case zoals het tentoon stellen van aanwezige kennis en kunde via bijvoorbeeld expertstudies, het bouwen aan consortia en het bieden van een geïntegreerde ontwikkeling en financiering. Voor een deel wordt hiermee een terrein van de exportfinanciering betreden, waarover de OESO regels zich niet meer uitstrekken. Exporteurs ervaren dat in andere landen publieke instituten assisteren in de vroege fase van projecten en het vinden van flexibele financieringsoplossingen. Hiermee faciliteren zij niet alleen de klassieke export, maar de internationale expansie in bredere zin van hun bedrijfsleven. Als knelpunt door o.a. het MKB wordt ervaren dat het Nederlandse stelsel geen kleinere transacties tot circa 5 miljoen euro faciliteert, vanwege de hoge transactiekosten. Tenslotte hebben de Nederlandse exporteurs te maken met concurrenten uit niet-OESO landen die zich überhaupt niet aan de OESO regels hoeven te houden. Deze concurrentie zorgt er tevens weer voor dat ook de OESO landen nog meer strategisch naar hun exportfinancieringsinstrumentarium gaan kijken en met meer directe financieringsinstrumenten zijn gekomen. 3. Visie VNO-NCW en MKB Nederland op een nieuw maatregelen pakket VNO-NCW en MKB Nederland stellen de volgende prioriteiten voor: a) Uitbreiding van het exportinstrumentarium door de stap te zetten naar financiering. Maak het huidige Nederlands exportfinancieringsinstrumentarium concurrerender voor transacties die passend zijn onder de EKV tot circa 50-150 miljoen euro. Dat kan door middel van optimalisering EKG en herfinanciering. Een systeem van herfinanciering creëert een safety net voor financiering van exporttransacties waarmee ook Nederlandse exporteurs te allen tijde 2 3
Onderzoek uitgevoerd door Carnegie Consult in opdracht van VNO-NCW, mei 2015. CIRR staat voor Commercial Interest Reference Rate.
2
concurrerend kunnen aanbieden. Daarnaast is introductie van een CIRR rentestabilisatiesysteem gewenst. Hiervoor kan het jaarlijkse overschot dat de Staat op de EKV realiseert, worden ingezet. Inclusief CIRR kan de EKV weer kostendekkend worden, nu verdient de Staat er op. b) Directe financiering voor kleinere transactie. Los daarnaast de exportfinancieringsproblemen voor de kleinere transacties op, door als staat zelf hier, aanvullend aan de banken, een rol in te vervullen. Dat kan door een vergelijkbaar fonds op te zetten als het derde spoor van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) dat gericht is op exporttransacties, maar nu vanuit een ECA dekking en gericht op meer landen, een grotere groep bedrijven en onder minder beperkende voorwaarden. Het zou hier kunnen gaan om transacties tot circa 5 miljoen euro, wanneer deze niet opgepakt worden door de commerciële banken. c) Zorg voor een centraal loket voor export waar de activiteiten van de verschillende uitvoerders gebundeld zijn. Breid de activiteiten van FMO uit gericht op het breder faciliteren van export en investeringen en creëer een extern financieringsloket met optimale samenwerking in de backoffice. FMO zou kunnen voorzien in een ontwikkelingsfaciliteit gericht op early stage development, de identificatie en ontwikkeling van projecten bijvoorbeeld in de vorm van haalbaarheidsonderzoek en het bouwen van consortia. Tevens zou FMO, door goed samen te werken met Atradius DSB en RVO, meer maatwerkoplossingen en flexibiliteit kunnen bieden, waarbij de transactie centraal staat, in plaats van de aparte instrumenten. Naast de banken kunnen zij hiermee al in een vroege fase een centrale rol spelen in het structuren van de gehele financiering. Hiermee zouden zij kunnen inspelen op de hulp-handel en investeringenagenda van Minister Ploumen, die om geïntegreerde ontwikkelings- en financieringsoplossingen vraagt.
Bijlage
3
Bijlage
Uitleg over het huidig instrumentarium van exportfinanciering, de tekortkomingen en de voorstellen voor verbetering van het Nederlands systeem van exportfinanciering A. Nederlands instrumentarium voor exportfinanciering Banken kennen specifieke producten gericht op exportfinanciering: kenmerkend aan de betrokken exporttransacties is dat zij vaak gepaard gaan met risico’s, onder andere omdat er vaak uitgestelde betalingstermijnen worden overeengekomen. De financiering door een bank vindt doorgaans plaats door middel van het verstrekken van een leverancierskrediet (krediet dat de exporteur verleent aan de afnemer in het buitenland) of door middel van een afnemers/koperskrediet (krediet dat door een bank wordt verstrekt aan de importeur of diens bank.). Er ontstaat een rol voor de overheid, als de exporttransacties op de markt niet meer verzekerd kunnen worden oftewel de prijs voor de verzekering is te hoog om nog te kunnen concurreren. Factoren die hiervoor bepalend zijn, betreffen de lange looptijd van het krediet, de grote omvang van de exporttransactie en het land waar de koper gevestigd is. Het gaat dan vooral om exporttransacties van kapitaalgoederen of aannemerijzaken of debiteuren in opkomende economieën of ontwikkelingslanden. De rol van de overheid ligt in het mogelijk maken van de bovenstaande exporttransacties door het dekken van politieke en commerciële risico’s door inzet van de Exportkredietverzekering (EKV). Het totale bedrag aan nieuwe verplichtingen dat de staat jaarlijks mag aangaan is circa 10 mld. Veel van dit soort exporttransacties gaan gepaard met het aanbieden van financiering door een bank die de exporteur aandraagt. De EKV maakt de financiering van de bank voor de exporttransactie mogelijk. De kopende partij moet immers geld aantrekken om de transactie te kunnen betalen. In opkomende economieën of ontwikkelingslanden kan vaak enkel geleend worden tegen een hoge prijs. Daarom vraagt de kopende partij om een financiering aan de exporteur. Gegeven de grote concurrentie is het zaak deze financiering tegen de zo goed mogelijke voorwaarden (o.a. lage kosten) te kunnen realiseren. Daarnaast wil de exporteur er zeker van zijn dat hij betaald wordt voor het geleverde product . Doordat de EKV de bank een garantie biedt voor de financiering wordt de exporteur direct na voltooiing van de transactie betaald door de bank. Daarnaast is de bank verzekerd gedurende de looptijd van de krediet betaling door de buitenlandse debiteur (aankopende partij). Vanaf het moment van de kredietcrisis werden banken terughoudender met het verstrekken van lange termijn exportkredieten. Dit was deels het gevolg van de versterkte regelgeving die voort vloeit uit Bazel III. Sinds 2009 heeft de staat daarom naast de EKV, de Export Krediet Garantie (EKG) als instrument ingevoerd. Hiermee wordt een staatsgarantie op de financierende bank van een exporttransactie gegeven en ontvangt de investeerder feitelijk een garantie van de Staat en loopt het geen risico op de bank. Een belangrijk verschil van een garantie ten opzichte van een verzekering is dat een garantie onvoorwaardelijk is en dat investeerders die voor de funding zorgen dus altijd de zekerheid geboden wordt ontvangsten uit de lening te ontvangen. Hiermee kunnen deze eerder bereid zijn om de bank van funding te voorzien ten behoeve van de exporttransacties.
4
Schets van het Nederlands systeem van exportfinanciering (EKV en EKG), bron: beleidsdoorlichting EKG Er zijn momenteel drie uitvoeringsvarianten binnen de EKG: de overdrachtsvariant, de knipof herfinancieringsfaciliteit en de pfandbrief-variant, waarbij het verschil met name zit in het juridische eigendom van het exportkrediet. Daarnaast wordt er gewerkt aan een notes-variant.4 Momenteel staat er 1 mld. aan afgegeven garanties uit en 0,6 mld. aan toegezegde garanties. ADSB heeft zijn portfolio nog uitgebreid met producten die met name tegemoet komen aan wensen voor het mkb. De belangrijkste hierbij zijn de faircalling facility, de contragarantie, de zelfstandige werkkapitaaldekking en het verdisconteren van verkoperskredieten (deze laatste is geplaatst binnen het Dutch Good Growth Fund)5. Daarnaast kent Nederland voor infrastructurele projecten in ontwikkelingslanden en opkomende markten de regeling DRIVE6. Dit is de opvolger van het instrument ORIO. B. Internationaal kader voor exportfinancieringsfaciliteiten Concurrerende landen kennen ieder een eigen systeem voor exportkredietverzekering en het faciliteren van de exportfinanciering. Er bestaan internationale kaders die als doel hebben het voorkomen dat er een ongelijk speelveld tussen landen ontstaat, doordat er feitelijk vormen van staatssteun aan bedrijven worden verleend. De WTO verbiedt exportsubsidies en vraagt om het principe van kostendekkendheid. Bij de EKV gaat het in essentie om toegestane staatsteun. Hiervoor is de OESO Arrangement on Guidelines for Officially Supported Export Credits opgesteld. In EU-verband is de OESO arrangement door middel van een verordening bindend gemaakt voor de lidstaten en bestaan er ook beperkingen ten aanzien van het verlenen van staatssteun. Door deze afspraken wordt het voor Nederland belangrijke “levelplaying-field” in stand gehouden. Valt dit weg dan worden Nederlandse ondernemingen door 4
Bij de overdrachtsvariant koopt de investeerder EKG gedekt exportkrediet van een bank. Bij de knip variant verstrekt de investeerder onder EKG dekking een lening aan de bank voor herfinanciering van exportkrediet. Bij de pfandbriefvariant is er sprake van een pfandbriefbank als investeerder. 5 De Fair calling facility regelt verzekering tegen onterechte opvraging in combinatie met een onvoorwaardelijke garantie van een bank, zonder dat er sprake hoeft te zijn van verzekering van het onderliggende kredietrisico. De contragarantie van ADSB aan de bank beschermt de exporteur tegen opvraging van garanties die afgegeven moeten worden ten gunste van afnemers betreffende o.a. vooruitbetaling of onderhoud, met als positief gevolg dat de kredietruimte bij de bank niet wordt belast. De werkkapitaaldekking verzekert de bank tegen het risico dat een exporteur het werkkapitaal niet kan terugbetalen aan een bank. Spoor 3 van het DGGF creert extra EKV mogelijkheden en regelt financiering op basis van een leverancierskrediet tot € 2 miljoen aan afnemers in een van de DGGF landen. 6 DRIVE staat voor Development Related Infrastructure Investment Vehicle en biedt een subsidie aan een bedrijf die hiermee concessionele financiering kan aanbieden bij infrastructurele projecten van publieke opdrachtgevers.
5
Duitse en Amerikaanse ondernemingen weg geconcurreerd daar de EKV’s van deze landen, vaak meerdere instrumenten/ programma’s, bredere mandaten, grotere ambities en diepere zakken hebben. Desondanks bestaat er binnen deze afspraken ruimte voor diverse producten, waaronder pure cover (verzekering of garanties zonder enig risico voor de betrokken exporteur en bank) en direct lending. Daarnaast kunnen overheden enige mate van rentesteun bieden, waarbij de overheid de marktrentes egaliseert door het verschil met de internationaal vastgestelde CIRR rente te vergoeden. Voor EKV schrijven WTO en OESO kostendekkendheid voor. Bij direct lending schrijft OESO kostendekkendheid voor en geldt de WTO regel dat exportfinancieringen van overheid niet een lagere rente mogen hebben dan de fundingskosten van diezelfde overheid. Daarnaast kennen we de minimum fixed intererest rates van de CIRR (in de OESO). Het OESO kader staat niet volledig garant voor een level playing field: - Steeds meer wordt er concurrentie ervaren van landen die geen lid zijn van de OESO en zichzelf meer ruimte aanmeten om de exportfinanciering te steunen. - Doordat exporttransacties complexer worden en er bijvoorbeeld ook sprake is van investeringen of aandelenparticipatie, ontstaan er nieuwe producten die niet gecoverd worden door de OESO regels. - Steeds meer overheden gaan het faciliteren van exportfinanciering als een strategisch middel zien om hun export en daarmee economische groei te bevorderen. Deze landen kunnen het bedrijfsleven op een voorsprong zetten ten opzichte van andere landen die minder optimaal de ruimte binnen de OESO benutten. C. Modellen exportfinanciering concurrerende landen Binnen de OESO regels kan men kiezen voor een pure cover model (verzekeringen en garanties) of een direct lending model of een combinatie van deze twee. Het ene model is een bank-centrisch model, bij andere modellen bestaat er minder grote afhankelijkheid van de banken of wordt er zelfs voor oplossingen gekozen waarbij er een tweede financieringsloket naast de banken is gecreëerd. In beiden is men gebonden aan het kostendekkendheidsprincipe. De meest voorkomende instrumenten betreffen: - Herfinanciering: in het geval van herfinanciering voorziet de overheid de commerciële bank (direct of indirect) in zijn ‘funding’ behoefte voor specifieke exporttransacties. Doorgaans leidt dit tot lagere financieringskosten voor de bank omdat de staat over het algemeen lagere ‘funding’ kosten kent dan commerciële banken. Anders dan bij directe financiering behoudt de bank haar rol als financieringspartij. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het rentevoordeel wordt doorgegeven aan de exporteur. - Directe Leningen/Financieringen: bij directe leningen verstrekt de staat direct financiering aan de buitenlandse debiteur (koper) zonder tussenkomst van andere partijen. Ten opzichte van herfinanciering is een mogelijk voordeel dat afhankelijkheid van tussenpartijen ontbreekt, wat een aanvullend voordeel voor de kosten van financiering kan opleveren. Er zijn verschillende organisatorische modellen mogelijk: sommige landen hebben een direct loket bij de overheid, terwijl in andere landen de bank als tussenpersoon blijft functioneren (bijvoorbeeld Denemarken).
6
-
Rentestabilisatieprogramma (CIRR rentesteun): in een rentestabilisatieprogramma vergoedt de staat het verschil tussen de marktrente van een exportkrediet en een internationaal afgesproken minimum vaste rente, meestal de CIRR (Commercial Interest Reference Rate). Een rentestabilisatieprogramma geeft op deze manier meer financiële zekerheid aan de buitenlandse koper en maakt het mogelijk een vast (vaak lager) renteniveau aan te bieden. Dit kan zowel in de vorm van een rentesuppletiesysteem, waarbij het verschil wordt aangevuld door de staat indien dit negatief is, als een rente egalisatiesysteem, waarbij ook mogelijke voordelen moeten worden afgedragen.
Uit vergelijkingen tussen landen is te zien dat Nederland vrij uniek is in de grote focus op het garantie/verzekeringen model. Officiële Financieringsondersteuning Bank-centrische oplossingen EKG
Herfinanciering via Staat
Rentestabilisatie (basis CIRR mogelijk) X
Publiek loket Direct Lenen (basis CIRR mogelijk)
België X X Denemarken X X X Duitsland X X X X Frankrijk X X X X Italië X X X Japan X Nederland X Spanje X X UK X X X VS X X Zweden X X Brazilië X X Rusland X X X India X China X Zuid-Korea X X Internationale vergelijking financieringsondersteuning (uit:Rapport Carnegie Consult, “De wereld draait door”, update van de strategische agenda exportfinanciering) D. Tekortkomingen in het Nederlands exportfinancieringsinstrumentarium: Ongelijk level playing field Omdat andere landen een uitgebreider instrumentarium kennen, ervaren bedrijven een ongelijk speelveld als zij moeten concurreren met bedrijven uit deze landen. Het Nederlandse systeem van EKV/EKG is in de basis een goed systeem maar verdient aanpassing om de concurrentie met het buitenland aan te kunnen. Het gaat hier om elementen herkenbaarheid/zekerheid, lagere kosten van de verzekering/garantie en transactiekosten. 7
Verschillen die bedrijven signaleren tussen EKV/EKG en de andere instrumenten (herfinanciering via de staat, rentestabilisatie en staatsbanken): - De instrumenten zijn vaak beter herkenbaar bij de afnemer en bieden meer zekerheid. - De buitenlandse overheidsloketten voor financiering kunnen vaak op een goedkopere manier kapitaal uit de markt trekken, hetgeen zich vertaalt in een lagere rente. - De gunstigste banktarieven in Nederland voor grote transacties, die min of meer vergelijkbaar zijn met CIRR, zijn niet beschikbaar voor alle NL exporteurs en zeker niet voor exporttransacties van kleinere omvang (tot circa gemiddeld 50 miljoen euro), kredieten met een lange looptijd (van meer dan 10 jaar) en transacties met een hoger risicoprofiel voor banken, bijvoorbeeld als gevolg van verlaagde EKV dekkingspercentages. - Op het moment dat er weer druk ontstaat op het financieel stelsel, kan de beschikbaarheid van funding afnemen (ondanks EKG). Overige tekortkomingen Aangezien de wereld van de exportfinanciering complexer wordt, veranderen de behoeften en signaleren wij een manco in het productenpalet. -
Nederland kent niet een publiek instituut dat kan helpen in de vroege fase van projecten en die de kennis in huis heeft om bedrijven te faciliteren bij vragen in de business case en het vinden van flexibele financieringsoplossingen. In de nieuwe groeimarkten, ligt de grootste potentie voor het verbeteren van onze exportpositie, maar in deze landen speelt de overheid zelf een belangrijkere rol en gelden andere spelregels en is er behoefte aan een geïntegreerde ontwikkeling en financiering. We kennen wel FMO, maar deze vervult op dit moment slechts beperkte mate deze rol en beperkt zich op heden tot private Nederlandse opdrachtgevers. Wel hebben zij de ambitie om dit te veranderen, maar het is nu nog onduidelijk hoe dit zich in de praktijk zal gaan ontwikkelen.
-
Bij publieke infrastructurele projecten in ontwikkelingslanden en opkomende markten is vaak een zacht element bij een lening vereist (concessionele financiering). Het betreft in die gevallen landen die onder toezicht van IMF en Wereldbank vallen en aan wie beperkingen zijn opgelegd voor het aangaan van nieuwe schulden. Het zacht element bestaat dan uit bijvoorbeeld een lagere rente en een lange terugbetalingstermijn, gecombineerd met een aflossingsvrije periode. Wij zijn positief over het instrument DRIVE dat hiervoor mogelijkheden biedt. In de toekomst zal moeten blijken of het bedrag voldoende is en of de regeling voor een adequaat aantal landen open staat. Verschil is nog wel dat in vele ontwikkelingslanden ‘governmentto-government’ loans, waaronder ook overheidsgesteunde exportleningen vanuit ECA’s aanzienlijke voordelen kunnen opleveren. Nederland kent dergelijke government to government loans niet.
-
Globalisering van productie en markten leidt ook tot complexere supply chains. In verschillende sectoren, zoals telecom en energie, ligt een sterke nadruk op geïntegreerde projecten en totaaloplossingen. Hierbij gaat het vaak om grote Publiek Private Samenwerkingsprojecten, die op basis van projectfinanciering worden gefinancierd. Een uitdaging hierbij zijn bijvoorbeeld de langlopende servicecontracten, waarbij leveranciers worden geacht ook hiervoor een aantrekkelijke 8
financieringsconstructie mee te nemen. ECA’s uit andere landen kennen investeringsprogramma’s die de expansie van het nationale bedrijfsleven in het buitenland ondersteunen. Voor deze ongebonden investeringsleningen zijn de OESO regels voor exportkredieten niet van toepassing. Deze bieden bredere financieringsoplossingen voor gevallen waarbij bedrijven geconfronteerd worden met vereisten t.a.v. overheidsparticipaties in windparken, vliegvelden en langlopende servicecontracten voor ziekenhuizen en stadsverlichtingsprojecten. Nederland kent de investeringsverzekering, maar die geldt alleen voor politieke risico’s. Er bestaat daarnaast een instrumentarium voor investeringen, namelijk FOM en FIB7, maar deze zijn in grootte en bereik niet vergelijkbaar met de investeringsprogramma’s in andere landen. Nederland kent op dit gebied een grote achterstand. Daarnaast bestaan er problemen bij exportfinanciering, omdat de transactiekosten dermate hoog zijn dat de kredietverlening lastig van de grond komt. Middellange exportfinanciering voor kleine transacties tot circa 5 miljoen euro zijn moeilijk te verkrijgen bij banken. Ook hier zien we voorbeelden in andere landen die hiervoor speciale financieringsfaciliteiten kennen. E. Prioriteiten beleidsmaatregelen exportfinanciering 1: Maak het Nederlands exportfinancieringsinstrumentarium meer concurrerend, door het instrumentarium uit te breiden naar mogelijkheden tot financiering, waarbij de volgende opties nader bekeken moeten worden: - Er moet een instrument komen dat concurrerende financiering in tijden van nood mogelijk maakt bij middelgrote transacties tot circa 50-150 miljoen euro. - Het bieden van een CIRR instrument. Dit kan zowel in de vorm van een rentesuppletiesysteem, waarbij het verschil wordt aangevuld door de staat indien dit negatief is, als een rente egalisatiesysteem. Hiervoor kan het overschot dat de staat op de EKV jaarlijks realiseert voor worden ingezet. 2: Los de exportfinancieringsproblemen voor de kleinere transacties en het MKB op. Wij stellen op dit vlak de volgende prioriteiten voor: - Voor een aantal OS landen en opkomende markten kent de overheid sinds een jaar al een oplossing. Via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is het mogelijk om financiering op basis van een leverancierskrediet tot 2 miljoen euro te krijgen, indien de bank niet wil financieren. De exporteur biedt in dit geval leverancierskrediet aan de afnemer aan door middel van wissels of promessen, waarbij de overheid een voorschot geeft tot 2 miljoen euro tegen overdracht van de wissels of promessen aan de overheid.
7
FOM (Fonds Opkomende Markten) verstrekt via FMO (middel) langetermijnfinancieringen aan lokale dochterondernemingen of samenwerkingsverbanden van Nederlandse bedrijven die een financieringsbehoefte hebben voor de (verdere) ontwikkeling van hun activiteiten. De financiering bedraagt maximaal € 10 miljoen en de looptijd kan variëren van 3 tot 12 jaar. Afhankelijk van de specifieke financieringsbehoefte kan de FOMfinanciering het karakter hebben van een (blanco) lening, een garantie, een achtergestelde lening (risicokapitaal) of een participatie. FIB (Finance for International Business) is gericht op investeringen van het MKB, waarbij de staat 35% van het financieringsbedrag in de vorm van een lening (cofinanciering) verstrekt.
9
-
Deze systematiek zou men voor een bredere doelgroep, een breder palet aan transacties en voor meer landen kunnen toepassen, aanvullend aan de banken. De ODA middelen voor DGGF zouden dan alleen ingezet hoeven te worden voor landen waarvoor de reguliere EKV geen dekking biedt. Op het terrein van werkkapitaal zijn reeds belangrijke stappen genomen. De werkkapitaaldekking wordt momenteel echter niet optimaal benut en is alleen beschikbaar voor een specifieke exporttransactie. Omdat het bij het MKB veelal om relatief kleine transacties gaat, kan een portfoliobenadering belangrijke kostenvoordelen opleveren en de administratieve lasten doen verminderen. Voor een aantal bedrijven zou er een raam EKV kunnen worden afgesproken.
3: Creëer één exportloket, gericht op samenwerking tussen de backoffices van de diverse relevante organisaties zoals FMO, RVO en Atradius DSB en stem de voorwaarden en producten op elkaar af. Daarnaast zou de overheid de uitbreiding van activiteiten van FMO moeten stimuleren. Er bestaat namelijk reeds een publieke bank die export kan stimuleren, FMO (de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden). FMO heeft een investeringsportefeuille van 6,6 miljard euro en richt zich op business-to-business transacties gericht op private sector ontwikkeling. FMO heeft de ambitie haar activiteiten uit te breiden. Wij pleiten ervoor gebruik te maken van deze ambitie en wel op de volgende terreinen: - FMO zou kunnen voorzien in een ontwikkelingsfaciliteit gericht op early stage development, de identificatie en ontwikkeling van projecten bijvoorbeeld in de vorm van haalbaarheidsonderzoek en het bouwen van consortia. Door het ontwikkelen van bankable projecten kan de concurrentiepositie van Nederlandse consortia worden verbeterd. In beperkte mate doet FMO dit al, maar met het uitbreiden van deze activiteit zou FMO een vergelijkbare rol kunnen gaan spelen als een ontwikkelingsbank in bijvoorbeeld Duitsland doet. Tevens zou FMO hiermee een faciliterende rol kunnen vervullen bij de ontwikkeling van blending, de combinatie van export- en ontwikkelingsfinanciering, zoals men die in andere landen ziet. - FMO zou zijn werkterrein kunnen uitbreiden naar publieke afnemers, waardoor ze ook een grotere rol kan vervullen in bijvoorbeeld infrastructurele projecten in OS landen en opkomende markten. - Creëer een financieringsloket naar buiten toe, met optimale samenwerking tussen de backoffices, afstemming van voorwaarden en producten.
10