Houd dikwijls een uur van gebed, zonder u te vermoeien, ‘een hostie-uur, een uur van verlangen’, ‘een uur van bekijken’, ‘een uur van geduld’, altijd met Maria en zoals Maria.
Plaats u eerbiedig vòòr die grote goddelijke Zon: zijn liefde zal u genezen.
Eenvoudig voor het heilig Sacrament zitten, wat meer wachten op Jezus’ woord.
Na de heilige Mis doe ik een half uur dankzegging: gewoonlijk in vereniging, zoals alles, met Maria, maar dor, bijna altijd zonder aangrijping of bepaalde gedachte.
Dit (dagelijks) uur van gebed verloopt zonder uitgesproken blijdschap maar in trouw en voortdurend kijken naar het Tabernakel, met weinig woorden, soms actief verlangend of, enkel inwendig, en uitwendig naar Hem glimlachend (...). Ik zou mijn gezicht niet anders kunnen zetten zonder dat ik mijn godsvrucht voortdurend zou onderdrukken en inhouden.
Laat gij u dikwijls beschijnen door de Zon? (...) Gaat gij dikwijls eens in de Zon zitten? ‘Sol amabilis’ is Jezus. De Hostie is de Zon der liefde. Laat u soms bezien door Jezus. Laat u zo stil door Hem beminnen.
Sint Thomas zegt: ‘De liefde van God is een scheppende kracht die het goede in de dingen instort’. Laat de Liefde maar instorten en doortrekken (infundere et perfundere). Maria deed dat ook.
Jezus openbaart soms zijn tegenwoordigheid. Hij spreekt (dan), al zegt Hij ons geen hoorbaar woord: ‘Ik ben hier’. Maar dat zegt Hij zonder klanken en Hij antwoordt zacht maar sterk op al uw vragen. En wij zijn verwonderd, blij, beslist, helemaal verknocht aan de Heer.
Wat ge te zeggen hebt in uw preek? (...) Dat zult ge wel weten als gij u voor het Tabernakel van Koning Jezus gaat stellen. Hij zal wel zijn Zon laten schijnen over u en ge zult wel gloeien. Gij zult dan wel weten wat te zeggen om Hem te doen heersen.
Als ge geen tijd vindt om een uur lang te aanbidden, kniel dan enkele momenten diep ingetogen vòòr het heilig Sacrament en zeg langzaam: ‘Mijn God doordring mij met Uzelf, zo dat ik U kan geven aan anderen.
God, Liefde, onzichtbaar verborgen in de Hostie, trek ons tot U door uw Geest en laat ons in U blijven, nederig onszelf vergetend in onverbreekbare trouw, zoals Maria, met Maria, door Maria.
Jezus, hier aanwezig in uw gave, hier is uw hostie. Verteer haar, vorm haar om (...). Dat ik verdwijn en dat Gij naar voren treedt. Gij alleen. En dat ‘ik’ niet weze voor niemand, niets dan Gij voor allen.
Hostie met de hostie is het doel van de Eucharistie en het Misoffer (...). Laten we stilaan offer worden door het offer (...). In elke versterving in elk offer van de dag moeten wij onszelf offeren (...). Zoals Jezus en in Hem moeten wij zijn: liefde-offer en Salutaris Hostia. Wat een blijdschap zo te mogen arm zijn; wat een vreugde offerande te mogen vieren in zijn intiemste leven: in zijn wil: mijn voedsel is het volbrengen van de Wil van Hem die mij zond.
Naar het offer, naar het altaar door het eenvoudig kinderlijk offer van elke dag en elke daad en elk kruis, door de volledige, onbevreesde overgave van heel ons arm wezentje aan Jezus’ en Maria’s offer. Elk moment wordt Jezus geofferd door honderden priesters en zendelingen in morgen- en avondlanden. Word daarvan bewust bij elke gelegenheid in de dag, op uw cel, of in de studie: verenig uw bezigheid en uzelf met dat Misoffer. Zo vergaat gij als het druppeltje water in het zeer heilig Bloed van Jezus’ miskelk; en gij wordt geofferd. Ja, gij wordt in ‘het Offer’ opgenomen. Gij wordt een ‘hostia Laudis’ de gehele dag door. Gij wordt een hulde in de éne ware oneindige Mishulde van Jezus: gij verandert in een offergebed. Want gij zijt door de genade een ‘cel’ van Jezus’ geestelijk lichaam, een bewuste meelever van de lieve Offeraar.
Zie, lieve Nestor, Kruis- en Misoffer en zelfoffer schijnen zo onsamenhangend bij vele mensen. Dat alles schijnt theorie (...). Maar eens als we nederig verlangend, met de eigen ogen van Gods genade, Gods liefdebeschikking mogen zien, eens als de heilige Geest met zijn gaven ons verstand daarin verlicht en ons hart de smaken het innig besef van het Offermysterie meedeelt: dan wordt alles daarin wezenlijk, actueel, innig en voedzaam. Dan wordt alles levensvol en licht. ‘Leven is voor mij Christus’, ‘In mij leeft Christus’. En Christus is de opperste hogepriester, de Priester in eeuwigheid. Wij echter zijn een koninklijk priesterschap, ... tot een offer van lof ... tot opbouw van zijn Lichaam ... dat de Kerk is ... dat wij zijn. O, de liturgie ... het kerkelijk leven ... het leven van Jezus in zijn mystiek lichaam: quod sumus nos: dat wijzelf zijn. O dat heerlijk offer, dat heilvolle offer, dat enig voortdurend vernieuwde en uitstralende Kruisoffer: het zijne en het onze! ... Wat heeft Maria toch een schoon leven gehad: een offerleven! Wat heeft Zij een schone uitgelezen plaats gehad: een offerplaats als Moeder bij het kruisoffer bij het Offerkind: een leven van het Offer na de Hemelvaart! ...
Jezus is in de eucharistische hostie voor de wereld verborgen en omsluierd. Jezus-Hostie, gestorven en geslachtofferd voor de wereld, is juist daar echt voedsel. Ikzelf, ook verborgen (ziek), ben Jezus’ brood van leven. Zo wordt de wereld gered. Ik, die onbekend en gestorven ben voor de wereld en de mensen, ben een geslachtofferde hostie door ziekte en langzame uitputting. En zo ben ik voedsel voor de zielen, brood van leven. Ik ben niet verheven, gewaardeerd noch bekend. Aldus verborgen zal ik voedsel zijn. (...) Cibavit eos ex adipe frumenti (Hij heeft hen gevoed met het beste van het koren). Besluit: Mijn vlees (ziek, moe en uitgeput) is (nu) – echt voedsel.
Het graankorreltje moet verdwijnen (...) vooraleer te verschijnen, te groeien en veel koren voort te brengen voor goed brood.
Mijn vlees is voedsel, want mijn vlees wordt geslachtofferd door de vernieuwing van het kruisoffer om het mystiek lichaam te voeden. Jezus zei: ‘Het brood dat Ik zal geven is (mijn) vlees ten bate van de wereld.’ Zo mag ook ik nu antwoorden: ecce panis, ziehier het brood.
Ik sterf liever dan God maar half te dienen.
Elk heeft zijn last en elk heeft zijn kruis. God heeft het zo beschikt dat elk met zijn kruis zijn eeuwig geluk ingaat. God heeft twee middelen om de zielen te leiden: de priester en de kruisen. Laten we het kruis omhelzen, dan eerst wordt het zoet en heiligend.
(tot de christelijke moeders, hen aansporend om te bidden voor priesterroepingen): Eén enkel priester bekomen: is moeder worden van vele blijde christenen.
Maria, ik heb u veel, ik heb u alles te danken. God gaf mij alles met u. Laat mij nooit ondankbaar zijn.
De H. Mis is niet enkel een offer maar ook een offerspijs om uw ziel te voeden. De H. Hostie is uw goddelijk voedsel. Waarom heeft Jezus een stukje brood gekozen om het te veranderen in zijn Lichaam? Opdat gij zoudt begrijpen dat zijn vlees waarlijk spijs is voor uw ziel.
Zijt ge bedroefd? Bid. Zoek uw troost bij Jezus, want mensenwoorden voldoen het hart niet. Zijt ge bekommerd? Spreek erover met Jezus. Zijt ge blij? Bedank God. Uw dag weze als een vuurwerk van brandende schietgebeden. Hoe harder en pijnlijker de gebeden zijn, hoe meer moeite zij aan ons hart kosten, des te verdienstelijker zijn zij in de ogen van God.
Het Rijk Gods begint reeds op aarde: ’t is de innige omgang met Jezus en Maria. Dat Rijk moet komen; dat Rijk moet een waar Rijk zijn, een schoon Rijk, een Wereldrijk, vlammende zielen rond de Hostie; een zoete wereldbrand! Het schoonste en gelukkigste leven zegt mij niets, tenzij in zover het dienstig kan zijn voor dat Rijk!
Leef van uw geloof: het geloof zegepraalt over de boze wereld. Jezus zegt: Ik ben de Weg: volg Mij. Ik ben de Waarheid: luister naar mijn woorden. Ik ben het Leven: leef zoals Ik. Lees mijn Evangelie, dààr zult gij de ware christengeest vinden. Lees het leven der heiligen: dààr vindt gij de ware toepassing van mijn leer.
Hoop, omdat God ‘God’ is, dit is: oneindig goed, almachtig. Wat naar Zijn plan en geest is, kan nooit zonder gepaste hulp vallen. Het vertrouwen is de maatstaf der liefde.
Beminnen is zich aan God geven, heel en gans! Laat u door God beminnen en verblijd u nederig in Zijn liefde. Bid, dat die liefde ons blind make voor alles wat zij niet is. Laat de Liefde meester worden over uw leven.
Apostolaat is een leven consequent met de waarheid.
Blijf gehoorzamen betrouwvol en openhartig, dan wordt gij een heilige.
Caritas est sese dare totum Deo. Beminnen is zich aan God geven heel en gans!
Denk niet aan het goede dat gij reeds deed maar aan het goede dat u nog ontbreekt.
Elke overwinning, elke glimlach, elk overwonnen woord is goud, kostbaar goud. Fiat moge dit uw gebed wezen.
Fiat moge dit uw gebed wezen.
God zendt u geen kruisen boven uw krachten en de krachten die u nu te kort schieten, krijgt gij door het gebed.
Heer, leer me rekenen op uw Voorzienigheid en niet op de mensen noch op geld.
In Gods wil rust men best.
Jezus zal u minder vragen wat gij doet, dan hoe gij het doet.
Kies niet! Een slachtoffer moet zich aan alles verwachten en Jezus meester laten.
Laat het kruis voor je zijn als een kus van de Gekruisigde.
Maria is mijn kracht en al mijn hoop en al mijn vertrouwen.
Nederig wordt men maar door vernedering en heilig door beproeving en duisternis.
Ons leven heeft geen zin meer als wij geen slachtoffers blijven.
Parels blinken best in ’t donker. Wees gaarne klein en vergeten. Quia te contemplans totum deficit. Oh! ’t Bezwijkt van vreugde wijl het U aanschouwt!
Rust is een voortdurende hulde van betrouwen en geloof.
Sint-Jozef, leer mij hoe ik met Jezus en z’n Moeder moet omgaan om hen te behagen.
’t Werk der verbetering en der volmaaktheid gaat stap voor stap vooruit, steen na steen omhoog.
Uw eigen zelfverdediging weze het liefdevol zwijgen van Jezus.
Volmaaktheid is Gods Wil volbrengen in de wil van de overste.
Werken is veel, bidden is meer, u offeren en lijden is alles!
Zovelen wensen de volmaaktheid maar zijn benauwd van de middelen. Ik ken geen beter middel dan het kruis, vooral het inwendige.