Opdrachtgevers:
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Pr866
30 mei 2005
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Inhoud 1
2
3
4
5
6
7
Inleiding ..............................................................................1 1.1
Aanleiding tot het onderzoek ............................................................... 1
1.2
Doelstelling....................................................................................... 2
1.3
Scope en verantwoording van het rapport ............................................. 2
1.4
Leeswijzer ........................................................................................ 3
Systeembeschrijving ............................................................5 2.1
Het watersysteem NZK, ARK en boezem AGV......................................... 5
2.2
De Amstellandboezem ...................................................................... 11
2.3
Bescherming en crisisbeheersing........................................................ 13
De Ronde Hoep ..................................................................17 3.1
Algemeen ....................................................................................... 17
3.2
Waterhuishouding............................................................................ 19
3.3
Cultuurhistorische waarden ............................................................... 20
3.4
Landschap en natuurwaarden ............................................................ 27
Beoordelingssystematiek ...................................................31 4.1
Beoordelingskader ........................................................................... 31
4.2
Uitgangspunten voor de effectbepaling ............................................... 36
Het alternatievenonderzoek ...............................................39 5.1
Alternatieven voor beheersing van hoogwatercalamiteiten ..................... 39
5.2
Nulalternatief: Niets doen ................................................................. 47
5.3
Calamiteitenberging De Ronde Hoep................................................... 50
5.4
Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde................................................... 63
5.5
Maalstop ........................................................................................ 66
5.6
De alternatieven op een rij................................................................ 69
5.7
Robuustheid van de bevindingen........................................................ 71
Bestuurlijke en juridische aspecten van calamiteitenberging ...........................................................73 6.1
Betrokken partijen ........................................................................... 73
6.2
Inzet van een calamiteitenbergingsgebied in de huidige situatie ............. 74
6.3
Aanwijzing en inzet van een calamiteitenbergingsgebied ....................... 78
6.4
Financiering van waterberging volgens NBW ........................................ 81
6.5
Conclusies ...................................................................................... 83
Bevindingen .......................................................................87 7.1
Definities........................................................................................ 87
7.2
Nut en noodzaak van calamiteitenberging ........................................... 87
7.3
Aanbevelingen ................................................................................ 91
Bijlagen
HKV
LIJN IN WATER
i
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
1
Inleiding
1.1 Aanleiding tot het onderzoek In de provinciale beleidsnota ‘Evenwichtig Omgaan met Water’ van februari 2004 is voor het streekplangebied Noord-Holland een aantal zogenaamde ‘zoekgebieden voor water’ aangegeven. Een van de zoekgebieden betreft de polder De Ronde Hoep, waarvoor in de Deelstroomgebiedsvisie Amstelland de functie van calamiteitenberging is voorzien. Een calamiteitenbergingsgebied is bedoeld voor de opvang van water in situaties die extremer zijn dan het genormeerde veiligheidsniveau. Voor De Ronde Hoep geldt dat, in geval van aanwijzing als calamiteitenbergingsgebied, inzet zich gemiddeld hooguit 1:100 jaar zal voordoen. Uitgangspunt daarbij is dat het watersysteem op orde is voor gebeurtenissen die zich tot gemiddeld 1:100 jaar kunnen voordoen. Bij de vaststelling van die nota is een motie "Ronde Hoep" door Provinciale Staten aangenomen. Deze geeft aan dat: -
Naast calamiteitenberging in De Ronde Hoep ook naar andere oplossingsmaatregelen voor de waterproblemen in Amsterdam en Amstelland West moet worden gezocht.
-
Het de vraag is of de calamiteitenberging in de Ronde Hoep financieel haalbaar is.
-
Door calamiteitenberging natuurschade en aantasting van cultuurhistorische waarden kan ontstaan.
In de deelstroomgebiedsvisie Amstelland is ook de Nieuwe Keverdijkse Polder genoemd als calamiteitenbergingsgebied en in de deelstroomgebiedsvisie MiddenHolland een polder in de gemeente Haarlemmerliede. De drie genoemde polders voor calamiteitenberging zijn aangewezen als zoekgebied voor waterberging in het Streekplan Noord-Holland-Zuid. De gedachte achter nut en noodzaak van calamiteitenberging is dat ‘het altijd een keer mis kan gaan’. Hoeveel ook wordt geïnvesteerd in bescherming tegen overstroming, er zal nooit sprake zijn van absolute bescherming tegen overstroming. En dan is het beter om vooraf een gebied aangewezen te hebben waar de overstroming zal plaatsvinden, dan helemaal niets geregeld te hebben. Immers, een ongecontroleerde overstroming van de boezem kan overal plaats vinden, ook in gebieden met veel inwoners en/of hoge (economische) waarde. Door vooraf een gebied aan te wijzen met zo weinig mogelijk inwoners en zo laag mogelijke waarde en waar nodig beschermende maatregelen te treffen, zullen de gevolgen van een overstroming minder ernstig zijn dan in het geval van een ongecontroleerde overstroming. Nut en noodzaak van calamiteitenberging lijken daarmee vast te staan. Echter, naast calamiteitenberging zijn ook alternatieve noodmaatregelen denkbaar om een ongecontroleerde overstroming van de boezem te voorkomen. De vraag is derhalve welk alternatief voor beheersing van hoogwatercalamiteiten de voorkeur geniet en het is daarbij ook de vraag of dit alternatief vanuit maatschappelijk oogpunt meer oplevert dan het kost ten opzichte van het nulalternatief (niets doen).
HKV
LIJN IN WATER
1
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Om nut en noodzaak van calamiteitenberging of alternatieve noodmaatregelen aan te tonen is derhalve een integrale benadering van de (maatschappelijke) kosten en baten van deze maatregelen noodzakelijk. De ‘pilot De Ronde Hoep’ voorziet hierin. De ‘pilot’ is daarmee als een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten, met een voorbeeldfunctie voor de andere voorlopig aangewezen zoekgebieden voor waterberging.
1.2 Doelstelling De doelstelling van de ‘pilot’ De Ronde Hoep is dat deze duidelijkheid biedt over nut en noodzaak van calamiteitenberging in De Ronde Hoep en alternatieve noodmaatregelen om een ongecontroleerde overstroming te voorkomen. De resultaten van de ‘pilot’ faciliteren een bestuurlijke afweging van de te voeren veiligheidsstrategie door de effecten van de verschillende alternatieven integraal en kwantitatief te beschouwen. Tot slot moet de ‘pilot’ een leidraad bieden voor de analyse van nut en noodzaak van andere zoekgebieden voor calamiteitenberging.
1.3 Scope en verantwoording van het rapport In voorliggend rapport wordt nut en noodzaak van calamiteitenberging in De Ronde Hoep en andere kansrijke noodmaatregelen om een ongecontroleerde overstroming vanuit de boezem te voorkomen kwantitatief onderbouwd. In het rapport wordt geen voorkeursalternatief benoemd, de keuze voor de te volgen veiligheidsstrategie is ten alle tijde een bestuurlijke. Het rapport is bedoeld als fundament voor deze bestuurlijke afweging. Daarnaast is het rapport zodanig opgesteld dat het als leidraad kan dienen voor de afweging van nut en noodzaak van andere calamiteitenbergingsgebieden. Het rapport is opgesteld door onderzoeks- en adviesbureau HKV
LIJN IN WATER
in nauwe
samenwerking met een begeleidingsgroep, bestaande uit ambtelijke vertegenwoordigingen van de Provincie Noord-Holland, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Ouder-Amstel. De direct betrokkenen worden vermeld in Bijlage C. De cultuurhistorische waarde van De Ronde Hoep is beschreven door Marinus Kooiman van Bureau Beek en Kooiman (Arcadis). Bij het rapport hoort een samenvatting, welke als apart boekwerkje is verschenen.
2
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
1.4 Leeswijzer In de ‘pilot’ staat centraal op welke manier (dreigende) overstromingen vanuit de boezem het beste beheerst kunnen worden. De inzet van de polder De Ronde Hoep als calamiteitenbergingsgebied alsmede alternatieve crisisbeheersingsmaatregelen worden daartoe op hun effecten beoordeeld. Om deze afweging goed te kunnen maken is inzicht nodig in de werking van het watersysteem en de positie van crisisbeheersingsmaatregelen daarin. Dat inzicht wordt geboden in hoofdstuk 2. Omdat voor de ‘pilot’ de polder De Ronde Hoep als zoekgebied voor water als uitgangspunt geldt, worden de kenmerken van De Ronde Hoep in hoofstuk 3 gedetailleerd beschreven, met speciale aandacht voor de cultuurhistorische waarde. Het beoordelingskader, op basis waarvan de Ronde Hoep en de alternatieve crisisbeheersingsmaatregelen worden beoordeeld, wordt beschreven in hoofdstuk 4. In dat hoofdstuk wordt ook ingegaan op de uitgangspunten voor de effectbepaling. In hoofdstuk 5 worden de alternatieven voor beheersing van (dreigende) overstromingen vanuit de Amstellandboezem geïdentificeerd. Op basis van een inschatting van de kansrijkheid van de onderscheiden alternatieven wordt vervolgens een beperkt aantal alternatieven kwantitatief uitgewerkt volgens het opgestelde beoordelingskader. Na een beschrijving van de bestuurlijke, planologische en juridische aspecten van calamiteitenberging in hoofdstuk 6 volgen tot slot in hoofdstuk 7 de bevindingen van de ‘pilot’.
HKV
LIJN IN WATER
3
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
2
Systeembeschrijving
In de ‘pilot’ staat centraal op welke manier overstromingen vanuit de boezem het beste beheerst kunnen worden. De inzet van de polder De Ronde Hoep als calamiteitenbergingsgebied en alternatieve crisisbeheersingsmaatregelen worden daartoe op hun effecten beoordeeld. Om deze afweging goed te kunnen maken is inzicht nodig in i) de werking van het watersysteem in met name hoogwatersituaties, ii) de normen voor bescherming tegen overstromingen vanuit de boezem en iii) de situaties waarin de te beschouwen crisisbeheersingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Dat inzicht wordt in dit hoofdstuk geboden.
2.1 Het watersysteem NZK, ARK en boezem AGV Topografie De polder De Ronde Hoep ligt in de Amstellandboezem in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), net ten zuiden van Amsterdam (zie Afbeelding 2-1). Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier
NZK
IJ
Vecht Hoogheemraadschap
Hoogheemraadschap
van Rijnland
Amstel-Gooi-Vecht
De Ronde Hoep ARK
Lekkanaal Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Afbeelding 2-1: Overzicht van de ARK-NZK-Amstel-Vechtboezem.
HKV
LIJN IN WATER
5
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
De Amstellandboezem maakt onderdeel uit van een veel groter watersysteem, bestaande uit de volgende in open verbinding met elkaar staande wateren: -
Het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK).
-
Het Lekkanaal.
-
De boezem van Hoogheemraadschap Amstel-Gooi-Vecht (AGV).
-
De stadswateren van Amsterdam.
-
Het IJ.
-
Het Noordzeekanaal (NZK) met de aangrenzende havens.
In normale omstandigheden, dat wil zeggen bij normale waterpeilen, functioneert dit watersysteem als één geheel. De kades in het watersysteem zijn gedimensioneerd op basis van het maatgevend boezempeil (MBP), bij waterstanden die dit niveau bereiken ontstaat het gevaar op overstromingen. Het streefpeil en het MBP wordt voor de diverse delen van het watersysteem weergegeven in onderstaande tabel. Deelsysteem
Streefpeil
-MBP
Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal
-0,40
-0,00
Noordzeekanaal en het IJ
-0,40
-0,00
Boezem van AGV
-0,40
-0,00
Stadswateren Amsterdam
-0,40
-0,15 (praktijk)
Tabel 2-1:
Streefpeilen en het maatgevend boezempeil in m t.o.v. NAP.
Aanvoer, afvoer en berging van water In situaties met een wateroverschot (dit is globaal het winterhalfjaar) vindt op een aantal locaties aanvoer van water naar het systeem plaats. Inlaat van water om waterkwaliteitsredenen: -
De Pr. Irenesluizen in het ARK en de Pr. Beatrixsluizen in het Lekkanaal nabij de aansluiting op de Lek. De aanvoer van water uit de Lek bestaat uit de schutverliezen van de sluizen en desgewenst extra aanvoer via de sluisdeuren om een stroming richting IJmuiden op gang te houden en daarmee indringing van zout water uit het NZK naar het ARK te voorkomen.
-
De sifon onder het ARK bij Zeeburg. Hier wordt water ingelaten uit het IJmeer om de stadswateren van Amsterdam door te spoelen.
-
De Oranjesluizen die de verbinding tussen het IJ en het IJmeer vormen. Hier wordt water ingelaten om de zouttong op het NZK terug te dringen.
Aanvoer van water uit de op het watersysteem afwaterende polders en boezems: -
Polders van AGV en de buiten de kades liggende boezemlanden.
-
De boezem van Hoogheemraadschap Rijnland.
-
De boezem van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
-
De boezem van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden.
Het gebied dat (deels) afhankelijk is van de afwatering naar het NZK/ARK watersysteem is dan ook groot en beslaat delen van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. De totale omvang van het stroomgebied bedraagt circa 230.000 ha.
6
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Afvoer van water Op de volgende locaties kan water van het NZK/ARK watersysteem worden afgevoerd: -
De Zeesluis Muiden in de Vecht nabij de aansluiting op het IJmeer.
-
Het noordelijk traject van het ARK heeft verbindingen met het IJmeer, namelijk via de Ipensloter- en Diemerdammersluis (gelegen tussen de Zeesluis Muiden en gemaal Zeeburg).
-
Gemaal Zeeburg in het Nieuwe Diep nabij Amsterdam.
-
De Nuon energiecentrale (voorheen bekend onder de naam UNA-centrale) bij Diemen, welke alleen in noodgevallen water van het ARK kan lozen op het IJmeer.
-
De Oranjesluizen die de verbinding tussen het IJ en het IJmeer vormen.
-
Het spui- en maalcomplex in IJmuiden.
De waterbalans: aan- en afvoer van water In situaties waarin de waterstanden op de Noordzee de spui in IJmuiden niet belemmeren, is de capaciteit van de spuisluis zo groot dat ook bij extreme neerslaggebeurtenissen geen overstromingen kunnen ontstaan. Wanneer in IJmuiden niet gespuid kan worden als gevolg van hoge zeewaterstanden neemt het gemaal de afwatering over. In onderstaande tabel en afbeelding wordt weergeven hoe de aan- en afvoer van water zich in dat soort situaties tot elkaar verhoudt. Omdat in hoogwatersituaties geen water meer wordt ingelaten om waterkwaliteitsredenen zijn deze hoeveelheden verder weggelaten. aanvoer (m3/s)
Uit het systeem
afvoer (m3/s)
Boezem Rijnland
65
gemaal IJmuiden
260
Boezem Hollands Noorderkwartier
70
gemaal Zeeburg
57
Naar het systeem
Boezem Stichtse Rijnlanden
111
Polders AGV
125
Leksluizen (schutverliezen) totaal (maximum)
Tabel 2-2:
Nuon (voorheen UNA) centrale (noodvoorziening)
9
15 386
totaal (maximum)
326
Maximum aanvoer naar- en afvoer uit het watersysteem ARK/NZK in hoogwatersituaties.
400
Leksluizen
Maximale afvoer (m3/s)
350 300
Amstel, Gooi en Vecht
Nuon centrale Gemaal Zeeburg
250 200
Stichtse Rijnlanden
150 100 50
Hollands Noorderkwartier
Gemaal IJmuiden
Rijnland
0 Naar het systeem
Uit het systeem
Afbeelding 2-2: Maximum aanvoer naar- en afvoer uit het watersysteem ARK/NZK in hoogwatersituaties.
HKV
LIJN IN WATER
7
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Hieruit blijkt duidelijk de dominantie van de capaciteit van gemaal IJmuiden in de afvoer uit het systeem. Ook blijkt dat de maximale toevoer van water groter is dan de maximale afvoer. Daarbij wordt wel opgemerkt dat de maximum aanvoer van 386 m3/s naar het systeem het fysisch maximum is. In de praktijk wordt dit veelal niet gehaald vanwege de neerslagspreiding in het gebied, het niet volledig kunnen benutten van de maalcapaciteit, etc. en is de maximum aanvoer circa 80 % daarvan. Het praktisch maximum van de aanvoer naar het systeem is daardoor circa 310 m3/s. Desalniettemin kan het voorkomen dat de totale aanvoer van water groter is dan de afvoermogelijkheden, ook doordat bijvoorbeeld pompen van de gemalen in IJmuiden en Zeeburg kunnen uitvallen (hetgeen tijdens hoogwaters in de laatste 10 jaar ook daadwerkelijk is voorgekomen). Situaties waarin de aanvoer van water groter is dan de afvoer hoeven nog niet onmiddellijk te leiden tot dreigende overstromingen, aangezien er ook nog water kan worden geborgen in het watersysteem.
8
Het spui- en maalcomplex in IJmuiden
Gemaal Zeeburg
Een pomp in IJmuiden in onderhoud
Gemaal Zeeburg
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Berging van water De hoeveelheid bergend oppervlak van het totale watersysteem is naast de af- en aanvoer van water bepalend voor de totstandkoming van hoogwaters. Deze berging is als volgt verdeeld over de diverse deelsystemen: Deelsysteem
Bergend oppervlak (ha)
% van de totale berging
ARK
640
19
Amstelland
500
15
Vecht
245
7
Stadsboezem Amsterdam
185
4
NZK
1896
55
TOTAAL bergend oppervlak
3466
100
Tabel 2-3:
Bergend oppervlak in de ARK/NZK-boezem bij streefpeil.
3500 3000 2500
Noordzeekanaal
2000 1500 1000 500
Amsterdam Vecht Amstelland AmsterdamRijnkanaal
0 Bergend oppervlak [ha]
Afbeelding 2-3: Bergend oppervlak in de ARK/NZK-boezem bij streefpeil.
Vorming van hoogwaters (gemiddeld over het watersysteem) Hoogwatersituaties in het watersysteem komen alleen voor door een combinatie van veel neerslag in het stroomgebied en hoge waterstanden op de Noordzee, waardoor niet kan worden gespuid bij IJmuiden. Dit laatste is het geval bij aanhoudende wind uit noordwestelijke richtingen met windkracht 5 Bft (8,0 tot 10,7 m/s) of meer. Ook bij wind uit westelijke richting verslechtert de spuimogelijkheid al. Daarnaast heeft de wind een belangrijke invloed op de waterstanden in het gebied zelf. Bij harde wind uit noordwestelijke richting ontstaan in de Amstellandboezem en het zuidelijk deel van het ARK nog hogere waterstanden als gevolg van opwaaiing. Voor inzicht in de systeemwerking in hoogwatersituaties volgen hier een paar rekenvoorbeelden op basis van de waterbalans. Deze rekenvoorbeelden gaan uit van gemiddelde waterstanden in het hele systeem. De invloed van wind en verhang in de watergangen in de Amstellandboezem is hierin niet meegenomen, dit komt later in dit hoofdstuk aan de orde.
HKV
LIJN IN WATER
9
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
Een eenvoudig rekensommetje laat zien hoeveel tijd nodig is om van streefpeil (NAP-0,40 m) naar het maatgevende boezempeil van NAP te gaan als 310 m3/s naar het systeem wordt aangevoerd terwijl geen water kan worden afgevoerd. Met een beschikbaar bergend oppervlak van 3.466 ha is dat circa 12 uur. Dat betekent dat bij volledig uitvallen van de gemalen in IJmuiden en Zeeburg een dreigende overstroming in een halve dag tijd een feit kan zijn. In de praktijk zal dat echter vrijwel nooit gebeuren, de kans op volledig en gelijktijdig uitvallen van de gemalen in Zeeburg en IJmuiden is zeer klein en nog nooit voorgekomen.
-
In een situatie waarin de aanvoer naar het systeem maximaal is (386 m3/s) en de afvoer ook maximaal is (326 m3/s), wordt het restant van 60 m3/s geborgen in het systeem. Met een bergend oppervlak van 3.466 ha van het systeem stijgt de waterstand met 0,17 m per dag. Bij een streefpeil van NAP-0,40 m en een maatgevend boezempeil van NAP (waarop de kades zijn gedimensioneerd) is een dreigende overstroming in dit soort situaties in iets minder dan 2,5 dag een feit.
-
In een situatie waarin de aanvoer naar het systeem gelijk is aan het praktisch maximum (310 m3/s) en de afvoercapaciteit is verminderd door het uitvallen van een pomp in IJmuiden, waardoor een totale afvoercapaciteit van 286 m3/s resteert, onstaat ook in 2,5 dag een situatie waarin het MBP wordt bereikt.
De voorbeelden van het gedrag van het watersysteem tonen aan dat situaties van dreigende overstromingen in het watersysteem niet zijn uit te sluiten. Dit geldt eens te meer voor de Amstellandboezem waar hoogwaters sneller tot stand komen dan hier weergegeven als het gemiddeld gedrag van het watersysteem. Dit is een gevolg van verhang in de waterstanden in de Amstellandboezem en opzet van de waterstanden bij wind uit ongunstige (noordelijke) richtingen. Over de kans van voorkomen van hoogwaters in de Amstellandboezem, waarin De Ronde Hoep is gelegen, wordt verderop in dit hoofdstuk ingegaan.
Operationele situatie bij hoogwaters In normale omstandigheden fungeert het watersysteem van NZK, ARK en de boezem van AGV als één geheel. Bij hoogwaters kan de Amstellandboezem samen met de stadsboezem Amsterdam worden gescheiden van de rest van het systeem. De Amstellandboezem en de stadsboezem Amsterdam fungeren dan als een zelfstandig watersysteem, dat wordt bemalen door gemaal Zeeburg bij Amsterdam. Dit is reden om de Amstellandboezem, waarin De Ronde Hoep is gelegen, in de volgende paragraaf nader te beschouwen.
10
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
2.2 De Amstellandboezem De topografie De ligging van de Amstellandboezem is met de andere boezems die deel uitmaken van het beheersgebied van AGV weergegeven in Afbeelding 2-4.
Afbeelding 2-4: Ligging van de Amstellandboezem in het beheersgebied van AGV. In normale beheerssituaties staan de stadsboezem Amsterdam en de Amstellandboezem in open verbinding met het ARK en het IJ. Aangezien bij waterstanden op Het IJ hoger dan NAP-0,15 m het oppervlaktewater de riolen van Amsterdam inloopt, wordt conform het calamiteitenbestrijdingsplan bij een waterstand van NAP-0,20 m het IJ-front (dit zijn de keringen tussen de stadswateren van Amsterdam en Het IJ) gesloten. Dit gebeurt gemiddeld eens in de 1 à 2 jaar en deze maatregel is dus een onderdeel van het normale beheer. Wanneer de waterstanden in Amsterdam toch stijgen tot NAP-0,15 m worden ook de verbindingen met het ARK gesloten. Om de afvoer naar het ARK zolang mogelijk te benutten gebeurt dit alleen als de waterstanden op het ARK hoger zijn dan de waterstanden in de Amstellandboezem. De Amstellandboezem en de stadsboezem Amsterdam vormen dan een afgescheiden watersysteem, dat wordt bemalen door gemaal Zeeburg.
HKV
LIJN IN WATER
11
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Gemaal Zeeburg IJ-front
ARK-front
Tolhuissluis ARK-front Woerdense verlaat
Afbeelding 2-5: De Amstellandboezem en de stadsboezem Amsterdam.
Aanvoer, afvoer en berging van water In situaties met een dreigende overstroming is het het meest waarschijnlijk dat de Amstellandboezem en de stadsboezem van Amsterdam zijn gescheiden van het ARK, respectievelijk het IJ, en gezamenlijk direct worden bemalen door gemaal Zeeburg. De totale afvoercapaciteit van dat watersysteem is in dat geval gelijk aan de capaciteit van gemaal Zeeburg: 57 m3/s. Deze capaciteit kan overigens niet geheel worden benut vanwege de beperkte capaciteit van de toevoerkanalen. In totaal wateren iets meer dan 40 polders van AGV het overtollige water af op de Amstellandboezem. Daarnaast vindt nog aanvoer vanuit de boezemlanden (o.a. de stad Amsterdam), een beperkt aantal polders van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) en rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) plaats. Dit maakt de totale aanvoercapaciteit circa 85 m3/s. 90 80
Afvoer (m3/s)
70 60 50 40
Polders en boezemland AGV, polders HDSR, RWZI's
30
Gemaal Zeeburg
20 10 0 Naar het systeem
Uit het systeem
Afbeelding 2-6: Aanvoer en afvoer van water in de Amstellandboezem.
12
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Vorming van hoogwaters Uit bovenstaande blijkt dat in hoogwatersituaties waarin de Amstellandboezem en stadsboezem van Amsterdam zijn gescheiden van het ARK en het IJ, de totale aanvoer van water (maximaal 85 m3/s) groter kan zijn dan de afvoer van water (57 m3/s). De berging die in dit soort situaties nog in het systeem beschikbaar is, zal zeer beperkt zijn, namelijk hooguit een schijf van 10 cm op de Amstellandboezem, omdat met name in het zuidelijk deel van de Amstellandboezem als gevolg van wind en verhang in de watergangen het maatgevend boezempeil snel wordt bereikt. Met andere woorden: op veel berging van water in de boezem mag in dit soort omstandigheden niet worden gerekend. Op de vraag welke bescherming tegen overstroming in de Amstellandboezem door de waterbeheerder (AGV) wordt geboden, welke structurele maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn, en vanaf welk moment crisisbeheersingsmaatregelen zoals inzet van De Ronde Hoep als calamiteitenbergingsgebied aan de orde zijn, wordt ingegaan in de volgende paragraaf.
2.3 Bescherming en crisisbeheersing Voor de bescherming tegen wateroverlast in polders door zware lokale neerslag en bescherming tegen overstroming vanuit de boezem bestaan normenstelsels, respectievelijk de werknormen voor regionale wateroverlast en de normen voor boezemkaden. Deze normenstelsels zijn weergegeven in de volgende tabellen. Normklasse gerelateerd
Werknorm
Aan grondgebruiktype
(1:jaar)
Grasland
1:10
Akkerbouw
1:25
Hoogwaardige land- en tuinbouw
1:50
Glastuinbouw
1:50
Bebouwd gebied
Tabel 2-4:
1:100
De werknormen voor wateroverlast in polders.
norm
gevolgschade
veiligheidsklasse
(1:jaar)
(mln. €)
1
1:10
< 7,9
2
1:30
7,9 – 25
3
1:100
25 –79,4
4
1:300
79,4-249,6
5
1:1000
> 249,6
Tabel 2-5:
De normen voor de boezemkaden.
Beide normeringstelsels zijn gebaseerd op een maatschappelijke kosten-baten afweging. De normen voor de boezemkaden zijn vastgelegd in een IPO Leidraad, de werknormen voor de polders in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
HKV
LIJN IN WATER
13
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
De werknormen hebben (nog) geen formele (wettelijke) status, maar de waterschappen maken conform de opdracht van het NBW wel inzichtelijk welke inspanning gemaakt moet worden om aan die werknormen te voldoen. Die inspanning wordt veelal de Wateropgave genoemd (zie Afbeelding 2-7). In de praktijk blijkt dat calamiteitenbergingsgebieden ook wel in verband worden gebracht met de wateropgave. Dit is onjuist. De wateropgave is gericht op het orde brengen van het regionale watersysteem (polders en boezemland) in relatie tot de werknormen en richt zich op bescherming tegen wateroverlast.
Afbeelding 2-7: De wateropgave en de werknormen voor regionale wateroverlast. Calamiteitenberging en andere crisisbeheersingsmaatregelen zijn aan de orde bij dreigende hoogwatercalamiteiten op de boezem die normoverschrijdend zijn.
Afbeelding 2-8: Bescherming tegen overstroming vanuit de boezem en crisisbeheersing. Voor de Amstellandboezem hanteren Provincie Noord-Holland en Hoogheemraadschap AGV als uitgangspunt een genormeerde bescherming tegen overstroming vanuit de boezem van 1:100 jaar en 1:1000 jaar, zie Afbeelding 2-9. Dit betekent dat het boezemsysteem zodanig wordt ingericht dat gebeurtenissen die niet vaker voorkomen dan gemiddeld 1:100 (eens per honderd) jaar veilig door het watersysteem kunnen worden opgevangen. Het bijbehorende Maatgevende BoezemPeil (MBP) is gelijk aan NAP (aan de vaststelling van de kansverdeling van hoogwaterstanden liggen ingewikkelde technieken ten grondslag voor welke wordt verwezen naar de daarop toegesneden rapportages van AGV). Voor gebeurtenissen die minder vaak voorkomen dan gemiddeld 1:100 jaar worden maatregelen getroffen om te voorkomen dat de waterstanden op de boezem hoger worden dan het maatgevend boezempeil. Deze maatregelen zijn er derhalve op gericht om ongecontroleerde overstroming vanuit de boezem te voorkomen.
14
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Afbeelding 2-9: Bescherming tegen overstroming vanuit de boezem van AGV. Voorbeelden van dergelijke crisisbeheersingsmaatregelen zijn: -
Afvoer naar omliggende waterbeheerders als daar nog ruimte beschikbaar voor is.
-
Inzet van noodbemaling via Rijkswaterstaat en/of de Nuon centrale.
-
Een maalbeperking of zelfs totale maalstop voor de polders.
-
Calamiteitenberging.
De geschetste crisisbeheersingsmaatregelen gelden voor situaties waarin overstroming van de dijken dreigt. Dijken kunnen echter ook bezwijken, bijvoorbeeld als gevolg van langdurige droogte (zoals voorbeeld bij Wilnis in de zomer van 2003), verweking als gevolg van langdurige natte omstandigheden of andere calamiteiten, zoals schepen die cruciale waterstaatkundige werken beschadigen, vliegtuigen die op dijken neerstorten, het springen van waterleidingen in dijken (denk aan het Julianakanaal in Limburg in januari 2004), etc. Voor dit soort situaties, die zich zeer onverwacht kunnen voordoen en waarin de dijkdoorbraak zich in zeer korte tijd kan ontwikkelen, gelden andere noodmaatregelen zoals compartimentering van de boezem.
HKV
LIJN IN WATER
15
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Inzet van calamiteitenberging of andere crisisbeheersingsmaatregelen is dus niet aan de orde bij dijkdoorbraken, door welke oorzaak dan ook, bij waterstanden lager dan het MBP. De inzet van De Ronde Hoep of andere noodmaatregelen is wel aan de orde bij (dreigende) overstroming vanuit de boezem, veroorzaakt door extreme neerslag, hoge zeewaterstanden in IJmuiden waardoor het spuien van water onmogelijk wordt, het uitvallen van maalcapaciteit in Zeeburg of IJmuiden, harde wind uit ongunstige richtingen, of een combinatie van de genoemde factoren. Indien het watersysteem op orde is (denk daarbij bijvoorbeeld aan de bedrijfszekerheid van de gemalen in Zeeburg en IJmuiden en bijvoorbeeld de boezemkadehoogten), komen dit soort situaties gemiddeld hooguit 1:100 jaar voor. Een bewoner in de Amstellandboezem kan volgens de normen gemiddeld eens per 100 jaar te maken krijgen met een dreigende overstroming vanuit de boezem, waardoor crisisbeheersingsmaatregelen noodzadelijk zijn. Uitgaande van een levensverwachting van 80 jaar houdt dit in dat de kans dat deze bewoner deze gebeurtenis eenmalig meemaakt 36% is. De kans dat iemand in zijn of haar leven zo’n gebeurtenis tweemaal meemaakt is 14%.
16
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3
De Ronde Hoep
In de provinciale beleidsnota ‘Evenwichtig Omgaan met Water’ van februari 2004 is voor het streekplangebied Noord-Holland een aantal zogenaamde ‘zoekgebieden voor water’ aangegeven. Een van de zoekgebieden betreft de polder De Ronde Hoep, waarvoor in de Deelstroomgebiedsvisie Amstelland de mogelijke functie van calamiteitenberging wordt aangegeven. Een calamiteitenbergingsgebied is bedoeld voor de opvang van water in situaties die extremer zijn dan het genormeerde veiligheidsniveau. Voor De Ronde Hoep geldt derhalve dat, in geval van aanwijzing als calamiteitenbergingsgebied, inzet zich gemiddeld hooguit 1:100 jaar zal voordoen. Uitgangspunt daarbij is dat het watersysteem op orde is voor gebeurtenissen die zich tot gemiddeld 1:100 jaar kunnen voordoen. Alvorens in te gaan op de alternatieven om de gevolgen van overstromingen vanuit de boezem zoveel mogelijk te beperken, wordt in dit hoofdstuk De Ronde Hoep beschreven vanuit diverse invalshoeken.
3.1 Algemeen Polder De Ronde Hoep ligt ten zuidoosten van Amstelveen en wordt begrensd door het boezemwater van de Amstel, de Oude Waver, de Waver en de Bullewijk (zie ook Afbeelding 3-1 op blz. 19). Het totale oppervlak van polder De Ronde Hoep bedraagt 1.266 ha. De maaiveldhoogte verloopt globaal van noordwest naar zuidoost van hoog (NAP-2,10 m) naar laag (NAP-2,41 m). De gemiddelde bodemhoogte is NAP-2,29 m. De polder wordt door Rijksweg A9, die sterk verhoogd op een aarden baan ligt, gescheiden in een noordelijk en zuidelijk deel. In deze aarden baan is sprake van drie onderdoorgangen die beide delen van de polder met elkaar verbinden. In het deel van de polder ten noorden van Rijksweg A9 is een woonwijk aangelegd, bestaande uit circa 650 woningen. In dit deel van de polder zijn ook circa 30 bedrijven gevestigd. Op dit deel van de polder zijn de bestemmingsplannen Benning 1993 (het oostelijke deel) en Achterdijk e.o. 1992 (het westelijke deel) van toepassing.
De aarden baan van Rijksweg A9
HKV
LIJN IN WATER
Onderdoorgang A9
17
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Ten zuiden van de A9 is de polder grotendeels agrarisch van karakter (grasland behorende bij veehouderijen). Op dit deel van de polder is het bestemmingsplan De Ronde Hoep 2003 van toepassing. In totaal is in dit deel van de polder sprake van 41 agrarische bedrijven waarvan 39 melkveehouderijen. De bijbehorende boerderijen en overige bebouwing is geheel geconcentreerd aan de rand van de polder, het binnengebied is uitsluitend agrarisch van karakter met in het hart van de polder een natuurreservaat. Het bestemmingsplan van De Ronde Hoep is conserverend van karakter, bebouwingsmogelijkheden zijn zeer beperkt en gelden uitsluitend voor de randen van de polder.
Polder De Ronde Hoep ten zuiden van de A9
Boerderij tegen de dijk in De Ronde Hoep
Polder De Ronde Hoep is een typische Hollandse polder met enkele brede weteringen waarop de smalle sloten in een stervormig patroon aansluiten. Van bovenaf gezien vormen de waterlopen een web dat vastzit aan de Amstel en de Oude Water. In een ver verleden waren dit rivieren die het regenwater naar het IJ afvoerden. Afgedamd en omkaad zijn het al eeuwen beteugelde waterlopen in een watersysteem. Ook polder De Ronde Hoep is honderden jaren geleden door mensenhanden ontstaan. Toch heeft deze polder zijn oorspronkelijk karakter en functie tot op de dag van vandaag behouden, diep gelegen, groen en nog steeds in gebruik voor dat waarvoor het al eeuwen dient; grasland voor het vee. Vanuit de boerderijen die op de hogere gronden liggen langs Amstel en Oude Waver biedt het uitzicht de bewoners een eindeloze groene polder met hier en daar bomenrijen en vee en verder leegte. Voor anderen is het 't summum van het Nederlandse cultuurlandschap, een eindeloze groene polder met hier en daar bomenrijen, vee en verder leegte. Als een moderne topografische kaart naast die van de 17e eeuw en één van rond 1850 wordt gelegd, dan blijkt de inrichting van polder De Ronde Hoep nauwelijks te zijn veranderd (zie Afbeelding 3-1). Doorgaande wegen zijn nog steeds afwezig, afgezien van Rijksweg A9 die de noordelijke punt van de polder doorsnijdt. De bebouwing in de polder langs de kades van de Amstel en de Oude Waver is amper toegenomen, wel is zoals beschreven ten noorden van de A9 een woonwijk aangelegd. De waterwegen uit 1850 liggen er nog en hebben nog steeds hun oorspronkelijke functie, het ontwateren en afwateren van het gebied.
18
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
17e eeuw
rond 1850
huidige situatie
Afbeelding 3-1: Polder De Ronde Hoep door de eeuwen heen.
3.2 Waterhuishouding Langs de rand van de polder bevinden zich verschillende hoogwatervoorzieningen ten behoeve van de aanwezige bebouwing. Het waterpeil in de hoogwatervoorzieningen wordt op niveau gehouden door middel van het inlaten van boezemwater. Langs de rand van de polder zijn circa 25 waterinlaten aanwezig. Vanuit de hoogwatervoorzieningen wordt het achterliggende landbouwgebied, in geval van watertekort, eveneens van water voorzien. Langs de randen van de polder De Ronde Hoep treedt (dijk)kwel op. Voor het overige is de polder een wegzijgingsgebied. De netto wegzijging in de polder bedraagt circa 0,3 mm/d (tussen 0,2 tot 0,7 mm/d). In het noord- en oostelijk deel van de polder zijn circa 13 pompen voor het bemalen van de nu nog aanwezige onderbemalingen (deze zullen verdwijnen na definitieve vaststelling van het ontwerppeilbesluit van 2002). De capaciteit van de pompen is niet bekend. In het oosten van de polder bevindt zich het gemaal van polder De Ronde Hoep die het overtollige water uitslaat op de Waver (boezem). Het gemaal is gebouwd in 1995 en heeft een capaciteit van 104 m3/min (1,37 l/s/ha). Plan Benning ten noorden van de A9 wordt bemalen door een apart gemaal. Het gemaal heeft een capaciteit van 8 m3/min. Het water uit het gebied ten noorden van de A9 komt via een watergang onder de A9 in de noordelijke hoofdwatergang van polder De Ronde Hoep. De overgang van winter- naar zomerpeilen verloopt via een overgangsperiode van 2 maanden. Gedurende de overgangsperiode kan het waterpeil op natuurlijke wijze worden ingesteld door neerslag of door uitzakken. Aan het einde van de periode wordt het zomer- en/of winterpeil ingesteld door inlaten van water of bemaling.
HKV
LIJN IN WATER
19
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
In het ontwerp peilbesluit van 2002 blijven de peilvakken en waterpeilen voor het bebouwde deel van plan Benning, Ouderkerk a/d Amstel ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie (en het peilbesluit van 1995). De minimum en maximum waterpeilen in het toekomstig reservaatsgebied blijven eveneens ongewijzigd ten opzichte van het peilbesluit 1995. In de landbouwgebieden worden de waterpeilen aangepast en worden de peilgebieden gesplitst om een evenwichtiger verdeling van de drooglegging over de polder te verkrijgen. In het algemeen wijken de waterpeilen in geringe mate af van de voorgestelde peilen in het peilbesluit van 1995. Uitzondering hierop vormt het landbouwgebied zuidoost, hier wordt een dieper winterpeil ingesteld. Dit gebied is het laagste deel van de polder. In een aantal gevallen worden de (zomer)peilen iets verhoogd ten opzichte van de huidige situatie. Het landinrichtingsplan van 1994 is op het onderdeel waterhuishouding er op gericht om, in samenhang met aanvullende maatregelen, peilen te realiseren die zo goed mogelijk zijn afgestemd op de functies die de verschillende gebieden dienen te vervullen in het kader van de ruimtelijke ordening en het waterbeleid. In de diepe veenweidegebieden is het veenweide beleid van het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij en de provincie Noord-Holland ingevuld.
3.3 Cultuurhistorische waarden1 3.3.1 Historisch-geografische typering De Ronde Hoep behoort in historisch-geografisch opzicht tot het agrarisch veen2
landschap, dat onderverdeeld wordt in droogmakerijen en veenontginningen . Een aantal naburige polders zoals de Bovenkerkerpolder en de Polder Groot-Mijdrecht behoort tot de droogmakerijen, De Ronde Hoep tot de veenontginningen. Bij de veenontginningen gaat het om vanaf de Middeleeuwen in cultuur gebrachte gebieden, gekenmerkt door een min of meer regelmatige strokenverkaveling met boerderijen op de koppen van de kavels. Het overheersende grondgebruik is nu wei- en hooiland. Als benaming wordt daarom ook wel veenweidegebied aangehouden. Een groot deel van het Groene Hart bestaat uit veenweidegebied. De min of meer rondlopende vorm van de polder is aanleiding geweest voor de naam. Hoep is een verkorte vorm van hoepel; 3
de toevoeging van het adjectief rond versterkt de nadruk op de vorm nog.
3.3.2 Geologie en bodem De bovengrond van de polder bestaat voor het grootste deel uit een 3 tot 5 m dik pakket bosveen; de oeverwallen langs de Waver worden gedeeltelijk gevormd door 4
rivierklei (drechtvaaggrond ). Na het eind van de ijstijden, aan het begin van het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden), steeg de zeespiegel en werd op het naar het westen hellende pleistocene zand in het huidige West-Nederland veen gevormd
1
Deze paragraaf is opgesteld door Bureau Beek en Kooiman (Arcadis). Barends e.a.,1991, p. 6,7, 37 e.v. 3 Schönfeld, 1980(2), p. 115. 4 type kleigrond met zowel gerijpte boven- als ondergrond, waarbij een moerige (venige) ondergrond ondieper dan 80 cm begint. 2
20
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
(Basisveen). Waar vervolgens weer zeeklei werd gesedimenteerd, ontstonden de afzettingen van Calais (‘oude blauwe zeeklei’). Daarbuiten ging de veenvorming door, zoals in De Ronde Hoep. Met de vorming van strandwallen ter hoogte van de huidige kust rond ca. 3000 v.Chr. hield gaandeweg de zeeinvloed in Amstelland op. Op de zeeklei ontwikkelde zich opnieuw veen (Hollandveen), daarbuiten ging de veengroei ononderbroken door. Er ontstonden uitgestrekte veengebieden met rietveen, zeggeveen, veenmosveen en bosveen. De veenmosvenen vormden ‘koepels’ met een doorsnede van enkele kilometers tot meer dan tien kilometer. In de lagere gebiedsdelen tussen de veenmoskoepels werd riet- en zeggeveen gevormd. Bosveen kwam tot stand waar moerasbossen groeiden: plaatsen waar slibrijk rivierwater werd aangevoerd. Het bosveen in De Ronde Hoep had wellicht een naar het midden toe wat bolle 5
ligging. De afwatering van (het latere) Amstelland verliep via diverse veenrivieren zoals de Waver en de Amstel. Langs de oevers van deze rivieren vond, mede onder invloed van de getijdenwerking van het Almere (plm. de latere Zuiderzee) de vorming van kleiige oeverwallen plaats. De dikte van het veenpakket kan aanzienlijk zijn, vooral waar de veengroei niet door de afzetting van zeeklei is onderbroken. De totale dikte is in De Ronde Hoep zo’n 11 m, er is in het centrale deel van de polder niet of 6
nauwelijks klei afgezet.
3.3.3 Ontginning Rond 800 na Chr., plaatselijk zelfs eerder, werd een begin gemaakt met de systematische ontginning van de veenwildernissen. Na het jaar 1000 namen deze een hoge vlucht. Het bodemarchief weerspiegelt deze ontginningen, o.a. in de Aetsveldsche Polder bij Weesp zijn vondsten gedaan daterend vanaf eind 11e eeuw; in Diemen begonnen de ontginningen al rond 1100. Verschillende plaatsen in Amstelland beginnen in dezelfde tijd in schriftelijke bronnen voor te komen, bijvoorbeeld Abcoude dat in een bron uit 1085 wordt genoemd en Sloten (voorganger huidige dorp) dat in een bron uit 1063 voorkomt. Vermoedelijk heeft in Ouderkerk aan de Amstel al voor 7
het laatste kwart van de 12e eeuw een tufstenen kerk gestaan.
Het in cultuur brengen van de veengebieden volgde steeds een overeenkomstige werkwijze. De meeste ontginningen werden uitgezet vanaf een natuurlijke (rivier, veenstroompje) of kunstmatige ontginningsbasis (weg/wetering). Min of meer haaks daarop werden sloten gegraven om het veen te ontwateren en de kavels te begrenzen. De boerderijen werden gesitueerd op de kop van de kavels bij de ontginningsbasis. Op deze wijze ontstonden boerderijlinten met daarbinnen soms komvorming bij de kerk of kapel. In min of meer verdichte vorm zijn deze polderlinten nog altijd sterk bepalend voor het nederzettingspatroon van het Groene Hart. In een aantal gevallen startte ook ontginningen hoog op de veenkoepels en werkte men van daaruit naar lagere gebiedsdelen. De Ronde Hoep is ontgonnen vanaf de omringende waterlopen met hun wat hoger 8
gelegen (kleiige) oevers. De ontginningen dateren waarschijnlijk uit de 11e eeuw.
5
Vervloe/Mulder, 1983, p. 35. Idem, p. 35. 7 Idem, p. 20, 26. 8 Idem,bijlage 6. 6
HKV
LIJN IN WATER
21
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Omdat de percelen vrijwel loodrecht op de ontginningsbasis werden georiënteerd, ontstond bij bochten in de veenstroompjes een gerend verkavelingspatroon. Met name aan de noordkant van de polder is dat het geval (koppen van de kavels afgesneden door A9 en inmiddels merendeels onder bebouwing verdwenen). Waar de verkaveling vanuit het westen die vanuit het oosten ontmoet, ongeveer midden in de polder aan de Meentsloot die bij de ontginningen als achterkade fungeerde, resulteert in combinatie hiermee een waaierpatroon. Dit is nu zeer kenmerkend voor de polder en inmiddels het meest zeldzaam als inrichtingselement.
3.3.4 Afwatering In eerste instantie verliep de afwatering op natuurlijke wijze. Via sluisjes werd het overtollige polderwater uitgelaten op de omringende wateren. Aangezien als gevolg van de ontwatering van het veen en het agrarisch gebruik de bodem echter daalde, werd dit steeds moeilijker. Akkerbouw werd onmogelijk, omschakeling op veeteelt noodzakelijk. Het is niet bekend wanneer ter verbetering van de afwatering watermolens zijn geplaatst in de polder (de eerste windmolens in Holland zijn eerste helft 15e eeuw 9
gebouwd). Begin 17e eeuw stonden er in elk geval 36 kleine watermolens. De waterhuishouding werd toen kennelijk zo problematisch dat men in 1637 overging op gemeenschappelijke molenbemaling. Er werden drie achtkante schepradmolens geplaatst: een aan de kant van Ouderkerk, een aan de kant van Nes aan de Amstel en een aan de Waver, ongeveer ter plaatse van het huidige gemaal. Ter verbetering van de waterafvoer werden bovendien extra sloten gegraven en op een aantal plaatsen dammetjes gelegd. Hiermee werd het hoge deel van de polder langs de Amstel afgescheiden van het lagere deel aan de oostkant. Ook de kades langs de wateren rond de polder werden verhoogd. De grootste ingreep betrof echter de aanleg van de Molenwetering die het overtollig water naar de molens moest voeren. Gevolg van de gemeenschappelijke molenbemaling was een versnelde bodemdaling. Vermoedelijk is het grote hoogteverschil tussen het boezemwater van de veenrivieren en –riviertjes enerzijds en de veenpolder anderzijds toen gaan ontstaan. In de jaren 1673 – 1675 leed de polder meermalen schade doordat bij hoog water op de Amstel stukken dijk werden weggespoeld. De bronnen vermelden niet dat er toen ook water de polder inliep; dit kan als aanwijzing opgevat worden dat de bodemdaling 10
toen nog niet sterk was.
Rond 1840 voldeed de bemaling met schepraderen niet meer en werden voorstellen tot verbetering gedaan. Tezelfdertijd bleek de genoemde binnenwaterkering, die liep vanaf de Waverdijk (ongeveer tegenover v.m. Fort Botshol naar de Meentsloot en van daar naar het noorden), onduidelijk te zijn geworden en moest hersteld worden (deel nu aanwezig als landbouwweg). In 1866 constateerde een commissie benoemd door het polderbestuur dat de molens niet dieper konden uitmalen dan op dat moment het geval was: 1.85 –AP voor de Nessermolen, 1.95 –AP voor de Wavermolen en 1.85 tot 1.95 –AP voor de Ouderkerkermolen. De keus was over te gaan op vijzelbemaling (waarmee een grotere opvoerhoogte bereikt kon worden) voor twee molens, of 9
Bording, 1983, p. 5.
10
Idem.
22
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
stoombemaling. Men koos voor de eerste oplossing. Vervolgens werd de Nessermolen in 1867 vervijzeld en de Wavermolen twee jaar later. De Ouderkerkermolen werd in 1871 afgebroken. In 1874 werden de zomerpeilen verlaagd: het peil van het hogere deel van de polder, bemaald via de Nessermolen, werd bepaald op 1.95 –AP, het lagere deel, bemaald via de Nessermolen, op 2.05 –AP. Verdere verlaging volgde in 1882. De bouw van een dieselgemaal in 1913 –waarvoor de Wavermolen werd afgebroken- hield een sterke verbetering van de afwatering in. De Nessermolen functioneerde door tot 1934. De romp is nog aanwezig. Het dieselgemaal werd in 1942 voorzien van een elektrische motor (de dieselmotor bleef hierbij bewaard) en bleef tot 1995 in bedrijf. In de huidige situatie geschiedt de bemaling via een elektrisch gemaal vlakbij het oude gemaal, waarvoor nu restauratieplannen zijn (herstel als dieselgemaal en museum). Volgens berekeningen is het maaiveld tussen 1860 en 1980 zo’n 75 cm gezakt; de schatting van de daling als gevolg van in totaal 350 jaar mechanische bemaling bedraagt 2 m.
11
3.3.5 Verkaveling De Ronde Hoep is niet verveend, zoals veel omringende polders. Het bosveen was ongeschikt om er turf van te maken. Het gehalte minerale delen bij dit veen is zo hoog dat verbranding een te grote hoeveelheid as oplevert. In tegenstelling tot veel andere polder is in De Ronde Hoep dus geen sprake van ‘vernieuwing’ van de verkaveling in de periode van droogmaking na de vervening. De kans is daarom groot dat de huidige verkaveling en de middeleeuwse uitgangssituatie vrij dicht bij elkaar liggen. Een 12
anonieme gedetailleerde kaart, wellicht uit het 4e kwart van de 17e eeuw
laat in elk
geval een hoge mate van overeenkomst met de huidige situatie zien. Het grootste verschil ligt in het aantal dwarssloten tussen de sloten die de kavels in lengterichting begrenzen. In de situatie op de topografische kaart van rond 1850 –en in de huidige situatie- is dat aantal veel groter. De toename hangt wellicht mede samen met de overgang op gemeenschappelijke molenbemaling in 1637 en de toen gegraven extra sloten.
3.3.6 De Stelling van Amsterdam De Ronde Hoep ligt in het ‘binnengebied’ van de Stelling van Amsterdam, de vanaf 1880 aangelegde waterlinie rond de hoofdstad. Het binnengebied mocht onder geen voorwaarde door de vijand ingenomen worden, maar ook niet onder water komen te staan. De inundatievlakte lag buiten dit kerngebied, daarvan gescheiden door de inundatiegrens, veelal bestaande rivier- en polderdijken, incidenteel een speciaal 13
aangelegde dijk.
Ter hoogte van De Ronde Hoep bestond de inundatiegrens uit de
dijken van de Winkel en de zuidelijke Oude Waver dijk. Ter verdedigingen van accessen (waterwegen, niet-inundeerbare dijken e.d.) werden forten gebouwd. Gerelateerd aan De Ronde Hoep bouwde men het Fort Waver-Amstel (1908 – 1912) en Botshol (1895, niet voltooid).
11
Idem, p.19, 21. In: Vervloet/Mulder, 1983. 13 De inundatiegrens valt veelal samen met de zg. hoofdweerstandslijn. 12
HKV
LIJN IN WATER
23
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.3.7 Cultuurhistorische waarden, algemeen De cultuurhistorische waarden verbonden aan het landschap en de bebouwing van De Ronde Hoep zijn aanzienlijk. De polder maakt deel uit van het Nationale Landschap Groene Hart. De recente Nota Ruimte (2004) definieert deze gebieden als in het bezit van ‘internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten’. De cultuurhistorische kwaliteit van het landschap is een onlosmakelijk onderdeel van de landschappelijke kwaliteit als geheel. Hiermee in lijn constateert de Stuurgroep Amstelland dat ‘het cultuurhistorische landschap van Amstelland van 14
onschatbare waarde’ is.
Binnen Amstelland neemt De Ronde Hoep in cultuur-
historisch opzicht een bijzondere plaats in. De polder is op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland aangemerkt als van zeer hoge waarde.
15
De gaafheid speelt hierbij een rol, evenals de representativiteit voor de 16
middeleeuwse ontginningen.
De waaierverkaveling (zie paragraaf 3.3.3) is echter het
meest bijzondere element. Binnen de provincie zijn daarvan nog slechts drie andere voorbeelden: bij Spanbroek, de Inlaagpolder onder Spaarnwoude en Haarlemmerliede 17
en bij Loosdrecht.
Ook van afzonderlijke elementen wordt de waarde erkend. Het
Hoogheemraadschap AGV heeft recent een inventarisatie van cultuurhistorische waarden van wateren en watergebonden elementen in het beheersgebied laten 18
uitvoeren.
Zowel de omringende waterlopen Amstel, Waver, Oude Waver en
Bullewijk worden hierin als van hoge waarde geacht, alsook enkele gebouwde elementen: het gemaal uit 1913 en een damsluis in de Oude Waver. Deze is aangelegd ter mogelijke compartimentering van de boezem van Amstelland bij zeer hoog water. De gemeente Ouder-Amstel heeft in 2003 een bestemmingsplan vastgesteld voor De Ronde Hoep. Gezien de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden heeft dit plan een conserverend karakter. Onder de cultuurhistorische waarden zijn ook enkele archeologische objecten.
De Ronde Hoep (bron: www.studiokoning.nl).
14
Amstelland, nieuw verbond tussen stad en land, 2004, p. 21 Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland. De cultuurhistorie van Meerlanden en Amsterdam, 2001. 16 H. Danner, p. 18 in Om De Ronde Hoep, verslag Werkbezoek Provinciale Statenleden 18 nov. 2004. 17 Een aantal van dergelijke bijzondere verkavelingen is in het recente verleden, bv. de Polder Oost-Bijlmer, nu Gaasperplas in Amsterdam-Zuidoost. 18 Haartsen/Bekius, 2003. 15
24
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.3.8 Cultuurhistorische waarden; fysieke dragers In de vorige paragraaf is de cultuurhistorische waardering van de polder De Ronde Hoep in meer algemene zin aan de orde gekomen. In deze paragraaf wordt aangegeven welke fysieke objecten en eigenschappen die waarden bepalen. De opsomming is daarbij in afnemend schaal niveau: van de polder als geheel (grotendeels afgezien van het deel benoorden de A9) tot en met afzonderlijke objecten -
de polder als herkenbare ruimtelijke entiteit, omgeven door Amstel, (Oude) Waver en Bullewijk,
-
de karakteristieke ruimtelijke opbouw met de veenrivier + kade als ontginningsbasis, daaraan gekoppeld een los bewoningslint en daarachter een grootschalig, zeer open middengebied. Van groot belang is de zeer directe onderlinge ruimtelijke betrokkenheid tussen deze elementen, alsmede het agrarisch grondgebruik (veehouderij),
-
het verband tussen de polder en de Stelling van Amsterdam: de relatie polder (binnengebied) - rivier- en dijkaccessen - inundatiekering- inundatievlakte (buitengebied),
-
de bijzondere waaierverkaveling. De vorm hiervan is ‘in het veld’ niet duidelijk te herkennen, wel vanuit de lucht. Vanaf de omringende dijken is de veenpolderverkaveling als zodanig wel goed te herkennen, met name doordat de lengtesloten uitkomen in de sloot lang de binnenteen van de dijk, en omdat het zicht het achterland in niet wordt gehinderd,
-
het bewoningslint met voornamelijk boerderijen (al dan niet in functie), waaronder monumentale panden. Het lint als geheel –zowel historische als recente bebouwing, inclusief de erfbeplanting- is van belang als beelddrager van de bewoning vanaf de Middeleeuwen die steeds gekoppeld is geweest aan de rivieroevers.
-
het bodemarchief met terreinen van archeologische waarde. Een huisterp aan de Waver uit de Late Middeleeuwen met hoge archeologische waarde, terreinen van archeologische waarde: diverse huisterpen, resten van wegen, resten van een kruitmolen (‘kruitstoof’ op kaart 1850). Delen van de oeverafzettingen van Oude Waver en Amstel hebben een ‘hoge archeologische trefkans.’
-
specifieke waterstaatkundige elementen die met elkaar de waterstaatsgeschiedenis van de polder afleesbaar maken: de omringende veenrivieren, de kades, de Molenwetering, de afwateringssloten, de genoemde damsluis , het gemaal uit 1913, de romp van de Nessermolen (de molenromp ontbreekt overigens in de inventarisatie/selectie van belangrijke molenrompen, RDMZ 1996), het restant van de binnenwaterkering (nu agrarisch pad),
-
monumentale boerderijen met bijgebouwen (ouderwoningen e.d.),19
-
beeldbepalende/monumentale erfbeplanting: leibomen, oude fruitbomen, grote kastanjes op het voorerf e.d.
-
19
‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d.
Rijksmonumenten, tabel 4.1., p. 22, karakteristieke panden (gemeente) Bijlage 3 in BP De Ronde Hoep, 2003.
HKV
LIJN IN WATER
25
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.3.9 Literatuur Amstelland, nieuw verbond tussen stad en land. Een uitgave van de stuurgroep Amstelland. Amsterdam 2004. Barends, S. e.a. (red.), Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Utrecht 2000 (8e dr.). Beek & Kooiman Cultuurhistorie i.s.m. Marina Roosebeek architekt bna, Cultuurhistorische verkenning dorpskern Sloten en omgeving Osdorperweg. Amsterdam 2002. Bording, J., Ontwatering en maaiveldverlaging in het landinrichtingsgebied Amstelland, afgeleid uit archivalische bronnen. In: Vervloet en Mulder, 1983. Borger, G., e.a., Het Groene Hart. Een Hollands cultuurlandschap. Utrecht 1997. Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland. De cultuurhistorie van Meerlanden en Amsterdam, A. Haartsen e.a. Haarlem 2001 (uitg. Prov. Noord-Holland). Gemeente Ouder-Amstel. Bestemmingsplan Ronde Hoep 2003 (BPRH03). Haartsen , A., Bekius, D., Water van niveau. Cultuurhistorische waarden van wateren en watergebonden elementen in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Hilversum 2003. Inventarisatie/selectie belangrijke molenrompen per 1/6/1996, samenst. G.H. Keunen e.a. (RDMZ), Zeist 1996. Om De Ronde Hoep, verslag Werkbezoek Provinciale Statenleden 18 nov. 2004. Vervloet, J.A.J., Mulder, J.R., Cultuurhistorisch onderzoek landinrichting Amstelland. Wageningen 1983 (Stibokarapport 1681). Schönfeld, M., Veldnamen in Nederland. Arnhem, 1980 (2e dr.). Vesters, P., e.a. (red.), De Stelling van Amsterdam. Harnas voor de hoofdstad. Utrecht 2003.
26
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.4 Landschap en natuurwaarden 3.4.1 Algemeen Polder De Ronde Hoep is het grootste open gebied in Noord-Holland Zuid. De primaire functie van het gebied is landbouw. De noordzijde van de polder, boven de A9, is stedelijk gebied. In het midden van de polder is een reservaatgebied dat nu nog een omvang heeft van 45 ha, maar zal groeien tot 170 ha. In het bestemmingsplan is nadrukkelijk aangegeven dat gestreefd wordt naar versterking van de huidige functies door, waar mogelijk, deze te combineren. Polder De Ronde Hoep maakt deel uit van het Hollands-Utrechtse veenweidegebied en is vrijwel geheel in gebruik als grasland. Het gebied wordt gekenmerkt als een open veenweidelandschap, geflankeerd door slingerende veenstromen. De bebouwing en de opgaande beplanting is gesitueerd op de stroomruggen langs de veenstromen in de vorm van kernen (zoals Ouderkerk aan de Amstel) en in de vorm van bebouwingslinten (zoals Waver). De flora en fauna in het gebied worden bepaald door een samenspel van bodem, klimaat, waterhuishouding en (agrarisch) grondgebruik. Daarnaast speelt de ligging van de polder een belangrijke rol. De polder vormt een kerngebied in de landelijke en provinciale ecologische hoofdstructuur. De meest waardevolle delen zijn de oeverlanden langs de randen van de polder en het reservaatgebied in het centrale deel van de polder (zie Afbeelding 3-3). De oeverlanden van de Waver, Amstel en Bullewijk functioneren als verbindingszone naar de waardevolle weide- en moerasgebieden in de regio. Aan de zuidoostzijde van de polder grenst het moerasgebied Botshol dat in 1999 is aangemeld als Speciale Beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. De te beschermen habitats in dit circa 250 ha grote gebied zijn wateren moerasvegetaties van kalkrijke en voedselarme tot matig voedselarme wateren. De speciale beschermingszones vormen, samen met de speciale beschermingszones uit de Vogelrichtlijn, een netwerk van gebieden, genaamd Natura 2000. Voor Botshol is een procedure gestart tot aanwijzing als beschermd natuurmonument. Zowel de Habitatrichtlijn als de Natuurbeschermingswet hebben een externe werking, zodat ook het ruimtelijke beleid in de omgeving (waaronder polder De Ronde Hoep) getoetst moet worden aan de gevolgen voor Botshol. De polder is van belang voor doortrekkende en overwinterende ganzen, zwanen, eenden en steltlopers. Kol- en rietganzen foerageren in de polder en slapen in Botshol. In de zomer foerageert de zeldzame purperreiger in de polder. Als natuurdoeltypen zijn voor het gebied geformuleerd: (half ) natuurlijk grasland, soortenrijk tot zeer soortenrijk weidevogel grasland en wintergastenweide. Het gebied heeft potenties tot het ontwikkelen van typische veenzones (GS Prov. NH, 1992).
HKV
LIJN IN WATER
27
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Afbeelding 3-3: Natuur in polder De Ronde Hoep (RBOI, 2003b).
28
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.4.2 Water en oevermilieus Flora Water en oevervegetaties zijn overwegend kenmerkend voor vochtige, voedselrijke standplaatsen. De meest waardevolle water- en oevervegetaties worden aangetroffen in het centrale gedeelte (reservaat), o.a. echte koekoeksbloem, pinksterbloem, zwanebloem, kale jonker en egelboterbloem.
Fauna De oeverlanden en riviertjes zijn rijk aan water- en moerasvogels. Met betrekking tot visfauna overheerst de brasem en blankvoorn. Snoek(baars) is zeldzaam. De sloten zijn het leefgebied van vissoorten als stekelbaars en kleine modderkruiper. De randen van de polder vormen het broedgebied van vogelsoorten zoals meerkoet, fuut, kleine karekiet en putter. Water en oevers vormen ook het foerageergebied voor verschillende soorten vleermuizen. Amfibieën (waaronder de rugstreeppad) alsmede de ringslang worden in het gebied aangetroffen.
3.4.3 Graslanden Flora Door het intensieve agrarische graslandbeheer is de soortenrijkdom in de graslanden klein en wordt overheerst door snelgroeiende soorten zoals Engels raaigras.
Fauna De polder is van grote betekenis voor de weidevogels, waaronder de kievit en de grutto. Daarnaast broeden er kwetsbare soorten als de tureluur, slobeend en zomertaling. Kolganzen , zwanen, en rietganzen pleisteren ‘s winters in de polder De Ronde Hoep. Ook pleisteren op de drassige weilanden Wulpen en Goudplevieren.
3.4.4 Opgaande beplantingen en kleine landschapselementen Verspreid over de gehele polder komen kleine (landschaps)elementen voor die van belang zijn voor de flora en fauna, zoals bosjes, erf- en singelbeplantingen, gebouwen en overhoekjes. Deze elementen vormen het leefgebied van verschillende soorten struweelvogels (zoals winterkoninkjes, heggenmus, roodborst en zwartkop) en kleine zoogdieren (zoals egel, wezel, hermelijn en verschillende muizensoorten). Met name langs watergangen vormen dergelijke elementen een overwinteringbiotoop voor amfibieën als de bruine kikker en gewone pad en mogelijk ook voor de ringslang. Naarmate de beplantingen ouder worden kunnen zij een meerwaarde ontwikkelen, bijvoorbeeld als broedplaats voor uilen en vleermuizen.
HKV
LIJN IN WATER
29
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
3.4.5 Beheer In de polder is een actief beheer ten aanzien van de natuur in het gebied. Zowel voor het reservaat als voor de landbouwgebieden. Voor het reservaat wordt een aparte waterhuishouding gehanteerd, gericht op het langer vasthouden van het gebiedseigen water, ook als de waterkwaliteit van de boezemwateren in de komende jaren verder zal verbeteren. De agrarische bedrijven in de polder doen aan natuurvriendelijk slootkantbeheer, gericht op behoud en herstel van de karakteristieke vegetaties. In samenwerking met vrijwilligers wordt aan nestbescherming gedaan (gecoördineerd door agrarisch natuurbeheer “De Amstel”). Daarnaast is er actief landschapsbeheer (bestaande uit ruige mest bemesting, beweiden, laat maaien).
3.4.6 Literatuur Gedeputeerde staten van Noord-Holland, 1992: Gebiedsplan Noordzeekanaal-Zuid. Hoekstra, R., L. Gorter, D. Boland, E. Koopmans en H. Bleumink, 2002: Boeren en Water – waterberging in combinatie met landbouw. Habiforum, provincie Noord-Holland, september 2002. Kok, I. En I.E. Hoving, 2003: Invloed van incidentele waterberging op de opbrengst en voederwaarde van gras. Animal Science Group, Praktijkrapport Rundvee 53, december 2003. Leeuw, C.C. de en E. Wymenga, 2004: Waterberging in de kop fan ‘e bloksleatpolder – verslag van een praktijkproef in een natuurgebied. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, eindrapportage 2000-2003, A&W rapport 439. Penning, E. En E. Schouwenberg, 2002: Waterwildernis – invloed van waterberging op de ontwikkeling van natuur. Habiforum, provincie Noord-Holland, september 2002. Provincie Noord-Holland, 2005: Om De Ronde Hoep Verslag werkbezoek provinciale statenleden. RBOI, 2003a: Ouder-Amstel bestemmingsplan De Ronde Hoep 2003 – voorschriften. RBOI, 2003b: Ouder-Amstel bestemmingsplan De Ronde Hoep 2003 – toelichting. Foto purperreiger: www.natuurlijk.nl Foto kievit: www.gco-fryslan.nl
30
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
4
Beoordelingssystematiek
4.1 Beoordelingskader 4.1.1 Inleiding Onderdeel van het onderzoek naar nut en noodzaak van calamiteitenberging is om deze noodmaatregel te vergelijken met mogelijke alternatieven. Hiervoor wordt in dit hoofdstuk een beoordelingskader geformuleerd. Een beoordelingskader is een gestructureerde set van criteria waarmee alternatieven voor calamiteitenberging kunnen worden vergeleken en beoordeeld. Het beoordelingskader structureert de informatie die beslissers bij hun afweging kunnen gebruiken. Het maakt de afweging inzichtelijk en helpt het besluitvormingsproces te ordenen. Het beoordelingskader bestaat uit drie onderdelen: 1.
Beoordelingsaspecten: de criteria die worden gehanteerd om de alternatieven zo objectief mogelijk te beoordelen
2.
Meetmethode: de wijze waarop de beoordelingsaspecten worden berekend of bepaald
3.
De effectentabel: de wijze waarop de alternatieven met elkaar worden vergeleken
In de volgende paragrafen worden deze drie aspecten verder uitgewerkt.
4.1.2 Beoordelingsaspecten De beoordelingsaspecten zijn zowel kwantitatief als kwalitatief. De beoordelingsaspecten moeten zodanig zijn geformuleerd dat de alternatieven op heldere wijze tegen elkaar kunnen worden afgewogen. De beoordelingsaspecten zijn: Kwantitatief: •
Aantal getroffen inwoners
•
Monetaire effecten: de financiële kosten en baten
Kwalitatief: •
Effecten op de natuur
•
Effecten op het milieu
•
Effecten op cultuurhistorische waarden
•
Technische haalbaarheid
•
Bestuurlijke, juridische en planologische aspecten
De effecten ten aanzien van de natuur en de cultuurhistorische waarden worden vooral voor De Ronde Hoep in detail beschouwd, aangezien De Ronde Hoep als uitgangspunt voor zoekgebied voor waterberging geldt en De Ronde Hoep een hoge cultuurhistorische waarde kent. De bestuurlijke, juridische en planologische aspecten worden vooral in detail in beeld gebracht voor calamiteitenberging. Deze speciale aandacht voor De Ronde Hoep en calamiteitenberging volgt derhalve uit de context van het onderzoek en impliceert geen vooringenomen standpunt over de wenselijkheid van calamiteitenberging in De Ronde Hoep.
HKV
LIJN IN WATER
31
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
4.1.3 Meetmethode Aangegeven wordt op welke wijze en met welke kennis de beoordelingsaspecten worden gemeten.
Aantal getroffen inwoners Het aantal getroffen inwoners betreft de inwoners van het gebied waar water op het maaiveld staat en die niet hoger wonen dan de derde verdieping in geval van hoogbouw. Het aantal getroffen inwoners wordt op basis van het werkelijke aantal inwoners per postcode bepaald met behulp van de schade- en slachtoffer module van het Hoogwater InformatieSysteem (het HIS-SSM zoals ontwikkeld door de Dienst Wegen Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat).
Monetaire effecten (De financiële kosten en baten) De monetaire effecten bestaan uit de kosten die worden gemaakt voor (inrichtings)maatregelen en de verwachte overstromingsschade. Deze effecten worden contant gemaakt naar het moment van nu om een eenduidige afweging te kunnen maken. De contante waarde is een maat voor het bedrag dat nu opzij gezet moet worden om de kosten van maatregelen en de toekomstige overstromingsschade te kunnen financieren. Kosten van maatregelen Voor dit onderdeel worden de kosten van inrichtingsmaatregelen die verbonden zijn aan de alternatieven inzichtelijk gemaakt. De totale kosten bestaan uit de kosten voor aanleg en onderhoud. De onderhoudskosten per jaar worden contant gemaakt over een periode van 50 jaar uitgaande van een discontovoet van 4% (zoals te doen gebruikelijk in Nederland). Deze contante waarde geeft het bedrag aan dat nu opzij gezet moet worden om de kosten van aanleg en onderhoud over een periode van 50 jaar te financieren.
1 − (1 − r )n * Ko CW = r waarin:
CW
= Contante Waarde van de onderhoudskosten (€)
r
= discontovoet
n
= aantal jaren, gelijk te stellen aan de afschrijvingstermijn van maatregelen
Ko
= Onderhoudskosten (€/jaar)
Uitgegaan wordt van een rentevoet van 4% ( r =0.04) en een afschrijvingstermijn van maatregelen van 50 jaar ( n =50). Daarmee is de factor waarmee de jaarlijkse kosten van onderhoud wordt vermenigvuldigd gelijk aan 21,75.
De kosten van aanleg en onderhoud worden bepaald op basis van kentallen. De foutmarge in de kosten is naar verwachting maximaal 20%.
32
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Overstromingsschade Calamiteitenberging of andere noodmaatregelen zijn er mede op gericht de overstromingsschade zoveel mogelijk te beperken. Voor de verwachte schade wordt onderscheid gemaakt in planschade en inundatieschade. Planschade is de schade die kan ontstaan bij ruimtelijke vastlegging in het bestemmingsplan van calamiteitenberging. Dit wordt verder behandelt in hoofstuk 6 en hoofdstuk 7. De verwachte overstromingsschade wordt berekend met de Schade- en Slachtoffer Module van het Hoogwater InformatieSysteem (HIS-SSM). In het HIS-SSM zijn voor allerlei typen landgebruik schadefuncties gedefinieerd. Deze schadefuncties berekenen de schade afhankelijk van het landgebruik, de stroomsnelheid van het water en de inundatiediepte. Voor calamiteitenberging of andere noodmaatregelen in het regionale watersysteem wordt er van uitgegaan dat geen extreem hoge stroomsnelheden bij inundatie zullen optreden en dat dit geen schadebepalende factor is. Een voorbeeld van een schadefunctie voor stedelijk gebied wordt hieronder weergegeven.
Afbeelding 4-1: Voorbeeld van een schadefunctie. De schadeberekening omvat: -
directe schade (inboedels, herstelschade, oogstschade),
-
directe schade die voortvloeit uit de zakelijke verliezen door productiestilstand en
-
indirecte schade bij toeleverende en afnemende bedrijven buiten het gebied of vanwege het doorsnijden van aan- en afvoerroutes, benaderd via reistijdverlies.
Zoals later in deze rapportage zal blijken, zijn de inundatiedieptes in de verschillende alternatieven over het algemeen gering, variërend van enkele centimeters tot decimeters. Uit Afbeelding 4-1 blijkt dat de schadefuncties in het HIS-SSM (dat oorspronkelijk is ontwikkeld voor analyses van overstromingen vanuit de grote rivieren) met name zijn toegesneden op inundaties van meters. Dat betekent dat de nauwkeurigheid van de schadefuncties bij enkele centimeters beperkt is. Aangezien in voorliggend onderzoek de overstromingsschades van de verschillende alternatieven met elkaar worden vergeleken is dat voor de conclusie welk alternatief de laagste inundatieschade oplevert niet bezwaarlijk. Wel is het zo dat voor de interpretatie van de absolute hoogte van de schade de nodige voorzichtigheid in acht moet worden genomen.
HKV
LIJN IN WATER
33
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Om tot een kosten-baten analyse van de alternatieven te komen wordt de overstromingsschade contant gemaakt naar nu. De jaarlijkse verwachtingswaarde van de overstromingsschade is 1/100 deel van de schade in de beschouwde 1/100 jaar situatie (ofwel: bij een inundatie van gemiddeld 1:100 jaar is de gemiddelde schade daarvan per jaar 1/100 deel van de totale schade van die inundatie). De contante waarde van de vermeden overstromingsschade wordt nu bepaald volgens de formule in onderstaand kader. De Contante Waarde van de overstromingsschade wordt met de volgende formule bepaald:
1 − (1 − r )n CW = r
* JVW (S )
waarin:
CW
= Contante Waarde van de overstromingsschade (€)
r
= discontovoet
n
= aantal jaren, gelijk te stellen aan de afschrijvingstermijn van maatregelen
JVW(S) = verwachtingswaarde van de jaarlijkse schade (€/jaar) Uitgegaan wordt van een rentevoet van 4% ( r =0.04) en een afschrijvingstermijn van maatregelen van 50 jaar ( n =50). Daarmee is de factor waarmee de verwachtingswaarde van de jaarlijkse schade wordt vermenigvuldigd, gelijk aan 21,75.
Kosten-baten analyse: Contante Waarde van alle kosten De Contante Waarde (CW) van een alternatief wordt nu bepaald door de som van de contante waarde van de kosten van aanleg en onderhoud en de contante waarde van de vermeden overstromingsschade. Het alternatief met de laagste CW is vanuit economisch oogpunt het meest aantrekkelijke alternatief.
Effecten op de natuur De effecten op de natuur worden kwalitatief beschreven op basis van beschikbare literatuur en ingebrachte kennis van Landschap Noord-Holland en AGV. De aard van de effecten wordt weergegeven op basis van een vijfpunts-schaal ++
:
sterk positief effect
+
:
matig positief effect
0
:
geen tot zeer gering effect
-
:
matig negatief effect
--
:
sterk negatief effect
Effecten op het milieu Inundatie van gebieden kan leiden tot milieuschade. In de alternatieven zal worden nagegaan welke risico’s op milieuschade bestaan. De aard van de effecten wordt weergegeven op basis van een vijfpunts-schaal zoals weergegeven bij natuur.
34
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Effecten op cultuurhistorische waarden en landschap Aangezien De Ronde Hoep grote cultuurhistorische waarde heeft wordt inzichtelijk gemaakt wat deze cultuurhistorische waarden zijn en in welke mate die worden beschadigd door een inundatie van De Ronde Hoep. In paragraaf 3.3 zijn de cultuurhistorische waarden van de polder De Ronde Hoep beschreven. Tevens zijn de fysieke objecten en eigenschappen die aan deze waarden verbonden zijn aangegeven. Min of meer overeenkomstig met de effectbeschrijving LNC (landschap, natuur, cultuurhistorie) die gehanteerd wordt in milieueffectrapportage (M.E.R.) is gekozen voor een kwalitatieve aanpak. De aard van de effecten wordt weergegeven op basis van een vijfpunts-schaal zoals weergegeven bij natuur.
Technische haalbaarheid Per alternatief wordt de technische haalbaarheid geschetst, resulterend in een score van -- (niet haalbaar) tot ++ (haalbaar). De technische haalbaarheid is een subjectief oordeel waarvan een onderbouwing wordt gegeven.
Bestuurlijke, planologische en juridische effecten De bestuurlijke, planologische en juridische consequenties van het aanwijzen van een polder als calamiteitenberging worden uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6. Doel daarvan is enerzijds om de consequenties duidelijk in beeld te krijgen en anderzijds om aan te geven op welke wijze calamiteitenberging ingebed zou moeten worden. De planologische aspecten hebben betrekking op het al dan niet ruimtelijk vastleggen van calamiteitenbergingsgebieden in streek- en bestemmingsplan. De juridische consequenties omvatten de aansprakelijkheid voor de schade en mogelijkheden voor schaderegelingen. Vanuit bestuurlijk oogpunt is het daarbij belangrijk wie verantwoordelijk is voor de besluitvorming nu en in de toekomst als de calamiteit daadwerkelijk optreedt. Naast een uitgebreide beschrijving van de bestuurlijke, planologische en juridische effecten van calamiteitenberging wordt een kwalitatieve beschrijving gegeven voor de overige alternatieven. Per alternatief wordt de omvang van de bestuurlijke, planologische en juridische effecten bepaald, resulterend in een score van geen effecten, geringe effecten tot grote effecten.
Effectentabel De beoordelingsaspecten worden weegbaar gemaakt door een referentiesituatie te kiezen ten opzichte waarvan de effecten worden bepaald. Als referentiesituatie wordt het nulalternatief (niets doen) genomen. De resultaten worden gepresenteerd is een beoordelingsmatrix, een tabel waarin per alternatief overzichtelijk de waardering per onderdeel wordt weergegeven (zie Tabel 4-1. Er wordt dus een relatieve beoordeling van de alternatieven en geen eindwaardering van een alternatief gegeven. Het is uiteindelijk een bestuurlijke zaak om met behulp van de effectentabel tot een afgewogen besluit te komen.
HKV
LIJN IN WATER
35
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
…..
Alternatief 2
Alternatief 1
BEOORDELINGSASPECT
Nul-alternatief (Niets doen)
Eenheid
ALTERNATIEVEN
Kwantitatief Aantal getroffen inwoners
-
Monetaire effecten (CW)
€
Kwalitatief Natuur
--/++
Milieu
--/++
Cultuurhistorische waarden
--/++
Technische haalbaarheid
--/++
Bestuurlijke, planologische en juridische effecten
geen gering groot
Tabel 4-1:
Voorbeeld van een effectentabel.
4.2 Uitgangspunten voor de effectbepaling In situaties van een dreigende overstroming kan zoals beschreven in hoofdstuk 2 sprake zijn van 2 beheerssituaties: •
De Amstellandboezem en stadsboezem van Amsterdam zijn gescheiden van het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal door sluiting van het IJ-front en de keringen in de verbindingen met het ARK. In deze situatie worden de Amstellandboezem en stadsboezem van Amsterdam direct bemalen door gemaal Zeeburg. Inzet van crisisbeheersingsmaatregelen zoals inzet van De Ronde Hoep hebben in deze situatie een positief effect op het verloop van de dreigende overstroming in de Amstellandboezem (en minder voor Amsterdam omdat de stroming als gevolg van gemaal Zeeburg noordwaarts is gericht).
•
De Amstellandboezem is niet gescheiden van het NZK en ARK. Inzet van De Ronde Hoep of andere crisisbeheersingsmaatregelen zal in dit geval leiden tot een positief effect op het verloop van wateroverlast vanuit het hele watersysteem bestaande uit het NZK, ARK en de boezem van AGV.
In beide beheerssituaties kunnen overstromingen ontstaan doordat de maximale aanvoer groter is dan de maximale afvoer. Dit afvoer’tekort’ wordt in onderstaande tabellen berekend.
36
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
m3/s
%
Bemalen afvoer
Gemaal Zeeburg
57
67
Afvoertekort
28
33
Totale afvoer
85
100
Bemalen afvoer
Tabel 4-2:
m3/s
%
Polders AGV, boezemlanden, stadsboezem Amsterdam, polders HDSR, RWZI’s.
85
100
Totale aanvoer
85
100
m3/s
%
65
17
Maximaal afvoertekort van de Amstellandboezem.
Bemalen afvoer
m3/s
%
Aanvoer
Gemaal IJmuiden
260
68
Noorderkwartier
57
15
Rijnland
9
2
59
15
Gemaal Zeeburg Nuon centrale (nood) Afvoertekort Totaal afvoer
385
Tabel 4-3:
70
18
110
29
15
4
AGV
125
32
Totaal aanvoer
385
100
De Stichtse Rijnlanden Rijkswaterstaat (Lek sl.)
100
Maximaal afvoerkort van het hele NZK/ARK systeem.
Het effect van berging van het afvoertekort gedurende een dag in De Ronde Hoep is ter illustratie voor beide beheerssituaties weergegeven in Tabel 4-4.
Maximaal afvoertekort Bergend oppervlak
Amstelland
NZK/ARK
boezem
systeem
3
m /s
28
59
ha
500
3466
mln. m3
2,4
5,1
Inundatiediepte De Ronde Hoep
m
0,19
0,40
Peilverlaging op de boezem
m
0,48
0,15
Volume berging in De Ronde Hoep
Tabel 4-4:
Kentallen voor berging gedurende 1 dag van het afvoertekort voor de twee beheerssituaties (gescheiden Amstelland boezem en het hele NZK/ARK systeem als één systeem). Uitgegaan is van (middels een inlaatwerk) gecontroleerde berging van het genoemde volume water.
Uit deze tabel blijkt dat indien De Ronde Hoep wordt ingezet in de beheerssituatie dat de Amstellandboezem niet gescheiden is van het NZK/ARK systeem, bij berging gedurende 1 dag van het afvoertekort de inundatiediepte in De Ronde Hoep tweemaal zo hoog is en de peilverlaging op de boezem driemaal zo klein is als in de situatie dat de Amstellandboezem wel als gescheiden watersysteem functioneert. Dit wil echter niet zeggen dat de inzet van De Ronde Hoep veel effectiever is in de beheerssituatie dat de Amstellandboezem gescheiden is van het NZK/ARK. Immers, de schade die elders wordt vermeden kan bij inzet voor het gehele NZK/ARK systeem groter zijn dan in het geval van inzet voor alleen de Amstellandboezem.
HKV
LIJN IN WATER
37
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Het uitgangspunt voor de ‘pilot’ De Ronde Hoep is de beheerssituatie dat de Amstellandboezem is gescheiden van het NZK/ARK. De achtergrond van dit uitgangspunt is tweeledig: -
Bij dreigende calamiteiten zal de Amstellandboezem in werkelijkheid veelal gescheiden zijn van het NZK/ARK.
-
In beleidsmatige zin wordt het als redelijk gezien dat alle deelstroomgebieden ‘de eigen broek moeten ophouden’ en dat inzet van De Ronde Hoep dus alleen ten behoeve van de Amstellandboezem wordt beschouwd.
Om de verschillende alternatieven te kunnen vergelijken wordt voor alle alternatieven gerekend met één hoeveelheid water die in De Ronde Hoep of middels andere noodmaatregelen geborgen moet worden. De inschatting is dat indien inzet van De Ronde Hoep aan de orde is, inzet gedurende een dag voldoende is. De peilstijging boven het MBP die daarmee wordt vermeden bedraagt gemiddeld bijna een halve meter in een dag (zie Tabel 4-4), wat hetzelfde is als 15 cm per dag gedurende 3 dagen. Er wordt dus gerekend met een volume te bergen water van 2,4 mln. m3.
38
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5
Het alternatievenonderzoek
5.1 Alternatieven voor beheersing van hoogwatercalamiteiten Voor beheersing van (dreigende) overstromingen vanuit de Amstellandboezem worden de volgende hoofdalternatieven onderscheiden: -
Nulalternatief: Niets doen
-
Calamiteitenberging
-
Andere noodmaatregelen
-
Structurele maatregelen
Deze alternatieven worden in de volgende paragrafen besproken, waarna een keuze wordt gemaakt voor de alternatieven die in detail zullen worden beschouwd.
5.1.1 Nulalternatief: Niets doen In dit alternatief is sprake van ongecontroleerde overstroming van de boezem. Deze overstroming kan zich in principe overal voordoen. Behoudens de gebruikelijke maatregelen als onderdeel van het draaiboek dat de bevoegde autoriteiten voor dergelijk calamiteiten hanteren, is in dit alternatief geen sprake van maatregelen zoals calamiteitenberging om de gevolgen van de overstroming te beperken.
5.1.2 Calamiteitenberging Calamiteitenberging is bedoeld om een ongecontroleerde overstroming van de boezem te voorkomen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Als belangrijkste eerste selectiecriteria om de geschiktheid van polders voor calamiteitenberging vast te stellen wordt uitgegaan van het aantal inwoners en de economische waarde die in geval van overstroming worden getroffen. Als uitgangspunt geldt uiteraard dat de bergingscapaciteit van de polders voldoende moet zijn, hetgeen hier betekent dat minimaal een hoeveelheid water van 2,4 mln. m3 geborgen moet kunnen worden (zie paragraaf 4.2). In Tabel 5-1 is de geschiktheid van alle polders voor calamiteitenberging volgens deze criteria weergegeven, waarbij aflopend is gesorteerd op ten eerste het aantal getroffen inwoners en vervolgens de economische schade. De ligging van de polders is weergeven in Afbeelding 5-1 op blz. 41.
HKV
LIJN IN WATER
39
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Nr. 59 48 68 18 7 12 58 72 10 9 21 19 55 73 6 37 67 75 62 76 2 1 3 15 57 32 60 40 33 46 107 47
Naam Polder De Ronde Hoep Polder de Nieuwe Bullewijk Baambrugge Oostzijds Wilnis Veldzijde Tweede bedijking Polder Oukoop Holendrechter- en Bullewijker Polder Noorderpolder of Botshol Polder Zevenhoven Noordse Buurt Polder Groot en Klein Oud-Aa Noordse Buurt Aetsveldsche Polder west Baambrugge Westzijds Holland, Sticht- en Voorburg west Gemeenschapspolder west Polder Waardassacker en Holendrecht Polder Groot Wilnis - Vinkeveen Broekzijdsche Polder Polder Groot Mijdrecht Polder de Eerste Bedijking Zuider Legmeerpolder Uithoornsche Polder Derde bedijking Bovenkerkerpolder Diemerpolder Noorder Legmeerpolder Bijlmer Venser- en Grootduivendrechtse Polder Middelpolder onder Amstelveen Watergraafsmeerpolder Zuid Bijlmer
Tabel 5-1:
oppervlak (ha) 1262 656 864 569 175 790 316 396 1741 508 681 276 282 630 226 444 599 3891 315 1985 888 894 654 764 1533 318 1653 628 1265 1036 581 694
gem. bodemhoogte (m tov NAP) -2.29 -3.24 -1.52 -5.12 -4.56 -1.60 -3.33 -2.28 -5.05 -1.57 -1.76 -3.23 -1.21 -1.66 -1.28 -1.58 -2.08 -1.93 -1.59 -5.79 -5.14 -4.57 -1.40 -4.94 -4.43 -1.07 -4.25 -2.26 -1.24 -3.36 -3.35 -1.37
gem. inundatiediepte (m) 0.19 0.37 0.28 0.42 1.37 0.30 0.76 0.61 0.14 0.47 0.35 0.87 0.85 0.38 1.06 0.54 0.40 0.06 0.76 0.12 0.27 0.27 0.37 0.31 0.16 0.75 0.15 0.38 0.19 0.23 0.41 0.35
Totale schade (mln. €) 6 190 17 7 5 9 7 5 13 7 9 24 9 9 22 15 14 31 46 26 34 60 80 128 118 345 243 808 318 868 692 429
Getroffen inwoners (aantal) 22 22 65 66 101 118 124 142 173 184 212 245 264 268 485 547 845 1977 2014 2910 3038 6011 6295 9681 9989 11451 13098 13220 16389 19330 19598 24917
De geschiktheid van polders in Amstelland voor calamiteitenberging.
Uit de tabel blijkt dat De Ronde Hoep als beste scoort op de criteria getroffen inwoners en economische schade. Polder de Nieuwe Bullewijk kent ook een laag aantal getroffen inwoners maar wel een hoge economische schade voor de aanwezige bedrijven. De polders Baambrugge Oostzijds en Wilnis Veldzijde kennen een verwaarloosbaar verschil in getroffen inwoners, maar in Wilnis Veldzijde is de economische schade in geval van inundatie significant lager dan in Baambrugge Oostzijds. Daar komt bij dat Wilnis Veldzijde centraler in het zuidelijke deel van de Amstellandboezem, waar de waterstanden het snelst het MBP bereiken, ligt. Wilnis Veldzijde wordt daarom als het meest geschikte alternatief voor De Ronde Hoep voor calamiteitenberging ingeschat.
Polder Wilnis Veldzijde.
40
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Nr. Naam 19 Noordse Buurt 21 Polder Groot en Klein Oud-Aa 23 Polder Breukelerwaard west 30 Westveense Polder 32 Diemerpolder 33 Venser- en Grootduivendrechtse Polder 34 Overdiemerpolder 37 Gemeenschapspolder west 40 Bijlmer 46 Middelpolder onder Amstelveen 47 Zuid Bijlmer 48 Polder de Nieuwe Bullewijk 50 Klein Duivendrechtsepolder 53 Gein- en Gaasperpolder 55 Aetsveldsche Polder west Nr. Naam 1 Zuider Legmeerpolder
57 Bovenkerkerpolder 58 Holendrechter- en Bullewijker Polder
2 Polder de Eerste Bedijking
59 Polder De Ronde Hoep
3 Uithoornsche Polder
60 Noorder Legmeerpolder
6 Holland, Sticht- en Voorburg west
62 Broekzijdsche Polder
7 Tweede bedijking
67 Polder Waardassacker en Holendrecht
8 Buitendijkse Oosterpolder
68 Baambrugge Oostzijds
9 Noordse Buurt
72 Noorderpolder of Botshol
10 Polder Zevenhoven
73 Baambrugge Westzijds
12 Polder Oukoop
75 Polder Groot Wilnis – Vinkeveen
14 Buiten- Westerpolder
76 Polder Groot Mijdrecht
15 Derde bedijking
78 Atekpolder
16 Polder het Honderd west
107 Watergraafsmeerpolder
18 Wilnis Veldzijde
115 Binnendijksche buitenveldsche polder
Afbeelding 5-1: Polders in de Amstellandboezem. In de discussie over De Ronde Hoep als zoekgebied voor waterberging zijn voorafgaande aan de ‘pilot’ ook alternatieven aangedragen die betrekking hebben op delen van de polders die hierboven in hun totale omvang zijn beschouwd. Dit zijn: De Ouderkerkerplas In dit alternatief wordt de Ouderkerkerplas gebruikt voor calamiteitenberging. De oppervlakte van de plas is circa 150 ha. Om eenzelfde bergingscapaciteit te realiseren als in De Ronde Hoep moeten maatregelen in het watersysteem worden getroffen, zoals een peilverlaging van orde grootte twee tot vier meter en/of kadeverhoging langs de plas met bijbehorende kosten en negatieve gevolgen voor de recreatiefunctie van de plas. Een eventuele peilverlaging zal verdroging en een vergroting van de zoute kweldruk tot gevolg hebben, waardoor de waterkwaliteit zal verslechteren. Eventueel kan ook worden afgezien van een peilverlaging of dijkverhoging, de bergingscapaciteit zal dan wel sterk verminderen. Andere calamiteitenbergingsgebieden of alternatieve noodmaatregelen zullen dan nog steeds nodig zijn waardoor een ‘tweetrapsraket’ ontstaat (eerst benutting van de Ouderkerkerplas en vervolgens een ander calamiteitenbergingsgebied).
HKV
LIJN IN WATER
41
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Zowel vanuit oogpunt van de planologische consequenties als vanuit economisch oogpunt is dit niet aantrekkelijk. Een derde variant voor de Ouderkerkerplas is om het bergend oppervlak te vergroten met de oeverlanden. Het bergende oppervlak wordt daarmee in totaal circa 400 ha. Met het inunderen van de oeverlanden neemt het aantal getroffen inwoners echter toe tot meer dan 100. Tot slot zij vermeld dat de Ouderkerkerplas geen verbinding met de boezem heeft waarmee het water kan worden ingelaten. De kosten van alle drie hierboven beschreven varianten zullen daardoor hoog zijn. Gezien de maatregelen en kosten die nodig zijn om de benodigde bergingscapaciteit te realiseren en het water van de boezem naar de plas te krijgen is de verwachting dat de Ouderkerkerplas vanuit kosten-baten oogpunt slechter scoort dan andere alternatieven. Groot-Mijdrecht Uit Tabel 5-1 blijkt dat de polder Groot-Mijdrecht niet direct geschikt is voor calamiteitenberging omdat het aantal getroffen inwoners hoog is. Voor het noordelijk deel van de polder wordt wel gestudeerd op de aanleg van een plas om waterkwaliteitsredenen (vermindering van de zoute kweldruk). Deze plas, met een oppervlakte van circa 800 ha, zou mogelijkerwijs geschikt kunnen zijn voor calamiteitenberging indien een peilfluctuatie zou worden toegestaan. De realisatie van deze plas was ten tijde van de ‘pilot’ De Ronde Hoep zo onzeker dat de geschiktheid voor calamiteitenberging niet verder is onderzocht. Bovenkerkerpolder Een deel van de Bovenkerkerpolder is een beoogde piekbergingslocatie waarbij de inrichting ook voor recreatie meerwaarde zal hebben. Het bergingsoppervlak bedraagt maximaal 240 ha. Als de Bovenkerkerpolder niet wordt ingericht als piekbergingslocatie kan het een alternatief zijn voor beheersing van hoogwatercalamiteiten. Piekberging maakt onderdeel uit van het reguliere beheer, een piekbergingsgebied wordt vaker ingezet dan gemiddeld 1:100 jaar en is er op gericht de waterstanden tot 1:100 jaar niet hoger te laten oplopen dan het MBP. Piekberging is daarmee niet te verwarren met calamiteitenberging, dat een noodmaatregel is die pas wordt ingezet bij een dreigende overstroming. Een piekbergingslocatie kan dus niet tegelijkertijd ook de functie calamiteitenberging hebben, de piekberging is immers als benut op het moment dat een hoogwatercalamiteit is ontstaan. Overige polders In beginsel geldt voor alle polders dat deze geschikt kunnen worden gemaakt voor calamiteitenberging door beschermende maatregelen voor bewoners en bedrijvigheid te treffen, bijvoorbeeld door compartimentering van de polders of beschermende kaden. De kosten hiervan zullen echter (veel) hoger uitvallen dan de andere hiervoor genoemde alternatieven, waarin het aantal getroffen inwoners en de economische schade zonder beschermende maatregelen (veel) geringer is en de kosten van beschermende maatregelen derhalve (veel) lager zullen zijn.
42
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.1.3 Andere noodmaatregelen De volgende noodmaatregelen anders dan calamiteitenberging zijn geïdentificeerd: Afvoer naar Rijnland via de Tolhuissluis De Tolhuissluis vormt een verbinding tussen het zuidwestelijke deel van de Amstellandboezem en de boezem van Rijnland (zie ook Afbeelding 2-5 op blz. 12). In normale omstandigheden is hier geen sprake van een waterstroom, de Tolhuissluis is niet geschikt voor afvoeren groter dan 12 m3/s. In crisissituaties wordt wel altijd nagegaan of sprake is van een afvoermogelijkheid. Zo is bijvoorbeeld tijdens de extreem warme en droge zomer van 2003 water aangevoerd naar Rijnland via de Tolhuissluis. Ook in geval van een dreigende overstroming in de Amstellandboezem zal worden nagegaan of een afvoermogelijkheid naar Rijnland bestaat. In de praktijk zal dit veelal niet het geval zijn, omdat een dreigende overstroming op de Amstellandboezem waarschijnlijk gepaard gaat met hoogwater of dreigende overstroming in Rijnlands boezem. Er kan dus niet op deze noodvoorziening worden gerekend. Zandzakken Een dreigende overstroming van de boezem kan met zandzakken worden afgewend als de dreigende overstroming zich op slechts een beperkt aantal locaties voordoet. In dat geval zal ook daadwerkelijk van zandzakken gebruik worden gemaakt. Zandzakken bieden geen soelaas voor dreigende overstromingen die grootschalig van aard zijn en op allerlei locaties kunnen optreden. Dit wordt daarom niet als alternatief voor calamiteitenberging beschouwd. Maalstop voor de polders Door een tijdelijke maalstop voor de polders af te kondigen, zodanig dat de totale aanvoer van water uit de polders niet groter is dan de afvoer bij Zeebrug, kan een overstroming van de boezem worden voorkomen. Voor een maalstop zijn geen grote investeringen nodig. Dit alternatief resulteert in schade in alle polders met een maalstop, de schade in de overige polders is nihil. Het grote onderscheid met calamiteitenberging is dat met een maalstop een groot aantal polders wordt geconfronteerd met gemiddeld hele kleine inundatiedieptes terwijl in het geval van calamiteitenberging de overlast en schade wordt geconcentreerd in één polder, waarin gemiddeld enkele decimeters water wordt geborgen. Een maalstop is daarmee een alternatief voor calamiteitenberging. Overigens zij vermeld dat AGV de tijdelijke maalstop in de huidige situatie ook al kan toepassen in hoogwatersituaties. Het uitgangspunt daarbij is dat er geen schade door inundatie mag optreden. De maalstop als alternatief voor calamiteitenberging houdt in dat wel schade zal ontstaan.
5.1.4 Structurele maatregelen Een alternatief voor investeren in noodmaatregelen is investeren in structurele maatregelen. De structurele maatregelen verhogen het veiligheidsniveau van de boezem, zodat overstroming minder vaak dan 1:100 jaar aan de orde zal zijn. Structurele maatregelen zijn daarmee een alternatief voor calamiteitenberging. De volgende structurele maatregelen zijn onderscheiden:
HKV
LIJN IN WATER
43
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Vergroten afvoercapaciteit De capaciteit van gemaal Zeeburg kan worden vergroot, waarbij ook de capaciteit van het toevoerkanaal zal moeten worden vergroot. Door de vergroting van de afvoercapaciteit is een overstroming van de boezem minder snel aan de orde. Daarbij wordt wel aangetekend dat in de praktijk in de afgelopen jaren tijdens hoogwaters sprake was van uitvallen van maalcapaciteit. Ook bij een uitbreiding van de maalcapaciteit kan dat plaatsvinden, in welk geval de capaciteit niet kan worden benut. Daarnaast is de toevoerlengte van het zuidelijk deel van de Amstellandboezem, waar het MBP het snelst wordt bereikt, naar gemaal Zeeburg lang. Dat betekent dat gemaal Zeeburg maar een beperkte invloed kan uitoefenen op de hoogwaterstanden in dat deel van de Amstellandboezem. Een uitbreiding van de maalcapaciteit van Zeeburg en de daarvoor benodigde verruiming van het toevoerkanaal brengt zeer hoge kosten met zich mee: naar verwachting minimaal € 40 mln. voor de verruiming van het toevoerkanaal (inclusief twee bruggen en de Dageraad) en € 15 mln. voor uitbreiding van de maalcapaciteit met 28 m3/s (waarmee de afvoercapaciteit van de Amstellandboezem even groot zou worden als de maalcapaciteit van de daarop afwaterende polders). Hoogheemraadschap AGV beschouwt uitbreiding van de maalcapaciteit in Zeeburg overigens reeds als onderdeel van mogelijke maatregelen om het watersysteem op orde te houden gegeven de normen voor de boezemkaden. Een voorbehoud daarbij is dat hierover overeenstemming met Rijkswaterstaat in het waterakkoord IJsselmeer/Markermeer wordt bereikt. Kadeverhoging Door de kades te verhogen en te versterken kan het MBP worden verhoogd en zal een overstroming zich minder vaak kunnen voordoen. Kadeverhoging is daarmee een alternatief voor calamiteitenberging. Gezien de lengte van de boezemwateren en de slechte bodemgesteldheid (veen) zijn de verwachte kosten van aanleg en onderhoud (op hoogte houden) van de boezemkaden zo hoog (namelijk tientallen miljoenen Euro’s) dat kadeverhoging niet als alternatief voor noodmaatregelen wordt gezien. Bovendien is het zo dat een verhoging van de boezemkaden een calamiteit nog steeds niet uitsluit, maar de kans daarop slechts verkleind. Kanaal naar het IJmeer Door een kanaal te graven van de Amstellandboezem naar het IJmeer kan het overtollige water naar het IJmeer worden afgevoerd. Daarbij moet het ARK worden gekruist en moet maalcapaciteit worden geïnstalleerd. De kosten van dit alternatief worden zo hoog ingeschat (namelijk tientallen miljoenen Euro’s) dat dit niet als een alternatief voor de overige genoemde crisisbeheersingsmaatregelen wordt beschouwd. Kanaal naar IJmuiden Door een kanaal te graven van de Amstellandboezem naar de Noordzee bij IJmuiden kan overtollig water direct naar de Noordzee worden afgevoerd. Aangezien in hoogwatersituaties er geen spuimogelijkheden zijn naar de Noordzee moet ook maalcapaciteit worden geïnstalleerd. De kosten (namelijk tientallen miljoenen Euro’s) en de ruimtelijke consequenties van het kanaal maken dat het niet als alternatief voor de overige crisisbeheersingsmaatregelen is beschouwd.
44
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.1.5 Keuze voor de kwantitatieve beoordeling Op grond van de overwegingen in de voorgaande paragrafen, waarin met name het aantal getroffen inwoners en de kosten een belangrijke rol spelen, is voor een kwantitatieve beoordeling van de alternatieven de volgende keuze gemaakt: 0. Nulalternatief: niets doen In dit alternatief is sprake van ongecontroleerde overstroming van de boezem. Deze overstroming kan zich in principe overal voordoen. Behoudens de gebruikelijke maatregelen als onderdeel van het draaiboek dat de bevoegde autoriteiten voor dergelijk calamiteiten hanteren, is in dit alternatief geen sprake van maatregelen zoals calamiteitenberging om de gevolgen van de overstroming te beperken. Het nulalternatief is feitelijk geen reëel alternatief omdat de bevoegde autoriteiten in geval van een calamiteit altijd zullen handelen teneinde de gevolgen van een overstroming zoveel mogelijk te beperken. Het nulalternatief dient als vergelijkingsbasis voor de hierna volgende alternatieven zodat duidelijk kan worden of deze alternatieven aantrekkelijker zijn dan niets doen en zo ja, hoe deze alternatieven zich tot elkaar verhouden. 1.
Calamiteitenberging De Ronde Hoep (ongecontroleerd) In dit alternatief wordt de polder De Ronde Hoep ingezet voor calamiteitenberging. Dat kan zowel in de huidige situatie, waarin De Ronde Hoep niet is aangewezen als calamiteitenberging, als in een situatie dat De Ronde Hoep wel vooraf is geïdentificeerd als calamiteitenbergingsgebied (bijvoorbeeld in het draaiboek). In dit alternatief wordt er van uitgegaan dat De Ronde Hoep wordt geïnundeerd door de dijk door te steken en dat geen inrichtingsmaatregelen zijn getroffen om de schade als gevolg van de inundatie te beperken. Doordat de dijk wordt doorgestoken is ongecontroleerde bresgroei niet uitgesloten. Er wordt in dit scenario daarom van uitgegaan dat de hoeveelheid ingelaten water niet gecontroleerd kan worden en dat het water de polder instroomt totdat een evenwichtssituatie met de boezem wordt bereikt.
2.
Calamiteitenberging De Ronde Hoep (ongecontroleerd, zuidelijk deel) Dit alternatief is gelijk aan alternatief 1 behalve dat de het deel van De Ronde Hoep ten noorden van rijksweg A9, met de daar aanwezige woonwijk, wordt beschermd tegen overstroming door de onderdoorgangen van de A9 af te sluiten.
3. Calamiteitenberging De Ronde Hoep (gecontroleerd) In dit alternatief wordt uitgegaan van gecontroleerde inundatie door middel van een inlaatwerk dat op het juiste moment de juiste hoeveelheid water binnen laat. Ongecontroleerde bresgroei en daarmee grotere dan noodzakelijke inundatiedieptes en schade wordt daarmee voorkomen. Verder is geen sprake van beschermende maatregelen in de polder zelf. 4.
Calamiteitenberging De Ronde Hoep (gecontroleerd en met bescherming) Hetzelfde geldt als bij alternatief 3, met dit verschil dat wel inrichtingsmaatregelen zijn getroffen om de gevolgen van de inundatie zoveel mogelijk te beperken.
HKV
LIJN IN WATER
45
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.
Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde (gecontroleerd) Na De Ronde Hoep is Wilnis Veldzijde het meest geschikt voor calamiteitenberging, ervan uitgaande dat de geschiktheid wordt bepaald door zo weinig mogelijk getroffen mensen, zo weinig mogelijk schade en voldoende bergingscapaciteit. Wilnis Veldzijde heeft geen geschikte toevoermogelijkheid vanaf de boezem, hiervoor zal een voorziening moeten worden gemaakt. Verder is geen sprake van beschermende voorzieningen in de polder zelf.
6.
Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde (gecontroleerd en met bescherming) Hetzelfde geldt als bij alternatief 3, met dit verschil dat wel inrichtingsmaatregelen zijn getroffen om de schade als gevolg van de inundatie zoveel mogelijk te beperken.
7.
Maalstop voor polders In dit alternatief wordt water geborgen in polders met een relatief lage economische waarde, door voor die polders een maalstop in te stellen. Na calamiteitenberging in De Ronde Hoep en Wilnis Veldzijde is dit naar verwachting het meest kansrijke alternatief geredeneerd vanuit de gedachte van zo weinig mogelijk getroffen inwoners en zo laag mogelijke kosten (som van overstromingsschade en investeringen in maatregelen).
Wilnis Veldzijde is gekozen als alternatief voor de kwantitatieve beoordeling van crisisbeheersingsmaatregelen omdat dit in het stroomgebied Amstelland het meest met De Ronde Hoep vergelijkbare gebied is ten aanzien van het aantal getroffen inwoners en de economische schade in geval van inundatie. Nadrukkelijk zij vermeld dat Wilnis Veldzijde bestuurlijk niet aan de orde is als (potentieel) calamiteitenbergingsgebied.
46
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.2 Nulalternatief: Niets doen Getroffen inwoners en monetaire effecten In dit alternatief wordt er van uitgegaan dat een overstroming vanuit de boezem zich in alle op de boezem afwaterende polders kan voordoen. De schade die zich in geval van een overstroming in die polders voordoet (gegeven het uitgangspunt dat het volume van de overstroming 2,4 mln. m3 water bedraagt) is weergegeven in Tabel 5-3 en Afbeelding 5-3. Er van uitgaande dat alle polders een gelijke kans op overstroming hebben is de gemiddelde schade in geval van een overstroming gelijk aan het rekenkundige gemiddelde van de schade in de individuele polders. Dit leidt tot een verwachte (gemiddelde) overstromingsschade van € 140 mln. waarin zowel de polders met weinig schade als (veel) schade zijn verdisconteerd. Er zijn geen kosten van maatregelen in dit alternatief. De contante waarde van alle kosten is derhalve gelijk aan de contante waarde van de overstromingsschade en die bedraagt € 30 mln. Het aantal getroffen mensen in geval van een overstroming, dit zijn de inwoners van het gebied waar water op het maaiveld staat en die niet hoger wonen dan de derde verdieping in geval van hoogbouw, bedraagt gemiddeld 4400.
Overige effecten De effecten van een ongecontroleerde overstroming op natuurwaarden, het milieu en Cultuurhistorische waarden zijn niet vastgesteld omdat een dergelijke uitgebreide inventarisatie buiten de scope van de ‘pilot’ valt. Bovendien wordt het nut van noodmaatregelen ten opzichte van het nulalternatief vooral afgewogen op basis van het aantal getroffen inwoners en monetaire effecten. De overige effecten ten aanzien van natuurwaarden, milieu en cultuurhistorische waarden kunnen wel een onderscheidende factor zijn in de beoordeling van de alternatieve noodmaatregelen die in de volgende paragrafen worden besproken en zullen voor die alternatieven wel worden gescoord.
HKV
LIJN IN WATER
47
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Nr. 1 2 3 6 7 8 9 10 12 14 15 16 18 19 21 23 30 32 33 34 37 40 46 47 48 50 53 55 57 58 59 60 62 67 68 72 73 75 76 78 107 115
Naam Zuider Legmeerpolder Polder de Eerste Bedijking Uithoornsche Polder Holland, Sticht- en Voorburg west Tweede bedijking Buitendijkse Oosterpolder Noordse Buurt Polder Zevenhoven Polder Oukoop Buiten- Westerpolder Derde bedijking Polder het Honderd west Wilnis Veldzijde Noordse Buurt Polder Groot en Klein Oud-Aa Polder Breukelerwaard west Westveense Polder Diemerpolder Venser- en Grootduivendrechtse Polder Overdiemerpolder Gemeenschapspolder west Bijlmer Middelpolder onder Amstelveen Zuid Bijlmer Polder de Nieuwe Bullewijk Klein Duivendrechtsepolder Gein- en Gaasperpolder Aetsveldsche Polder west Bovenkerkerpolder Holendrechter- en Bullewijker Polder Polder de Rondehoep Noorder Legmeerpolder Broekzijdsche Polder Polder Waardassacker en Holendrecht Baambrugge Oostzijds Noorderpolder of Botshol Baambrugge Westzijds Polder Groot Wilnis - Vinkeveen Polder Groot Mijdrecht Atekpolder Watergraafsmeerpolder Binnendijksche buitenveldsche polder
Tabel 5-3:
48
oppervlak Totale schade Getroffen inwoners (ha) (mln. €) (aantal) 894 60 6011 888 34 3038 654 80 6295 226 22 485 175 5 101 133 21 272 508 7 184 1741 13 173 790 9 118 72 13 117 764 128 9681 110 16 12 569 7 66 276 24 245 681 9 212 234 21 130 113 11 302 318 345 11451 1265 318 16389 129 15 43 444 15 547 628 808 13220 1036 868 19330 694 429 24917 656 190 22 98 208 4803 113 6 102 282 9 264 1533 118 9989 316 7 124 1262 6 22 1653 243 13098 315 46 2014 599 14 845 864 17 65 396 5 142 630 9 268 3891 31 1977 1985 26 2910 1 0 0 581 692 19598 554 860 15419
Schade bij een overstroming in een individuele polder.
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Afbeelding 5-3: Schade in de individuele polders in geval van eenoverstroming. NB: weergegeven zijn alle overstromingen zoals die individuele polders kunnen treffen. Een overstroming zal nooit in alle polders tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.
HKV
LIJN IN WATER
49
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.3 Calamiteitenberging De Ronde Hoep 5.3.1 Calamiteitenberging De Ronde Hoep (ongecontroleerd) In dit alternatief wordt er van uitgegaan dat De Ronde Hoep wordt geïnundeerd door de dijk door te steken en dat geen inrichtingsmaatregelen zijn getroffen om de schade als gevolg van de inundatie te beperken. Doordat de dijk wordt doorgestoken is ongecontroleerde bresgroei niet uitgesloten. Er wordt in dit scenario daarom van uitgegaan dat de hoeveelheid ingelaten water niet gecontroleerd kan worden en dat het water de polder instroomt totdat een evenwichtssituatie met de boezem wordt bereikt.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Doordat de inundatie van De Ronde Hoep ongecontroleerd verloopt zal het water de Ronde Hoep instromen totdat een evenwichtssituatie met de boezem wordt bereikt. Uit eerder onderzoek (Boezemkadenormering uitgevoerd door WL | Delft Hydraulics en BCC) blijkt dat de inundatiediepte in De Ronde Hoep in dit scenario gemiddeld 56 cm bedraagt. De grootste inundatiediepte bedraagt locaal meer dan een meter. De inundatie houdt in totaal maximaal 1,5 maand aan indien de polder met het bestaande gemaal met een capaciteit van 104 m3/min wordt drooggemalen en het gemaal niet is beschadigd door de inundatie. Indien noodpompen worden bijgezet en het bestaande gemaal niet beschadigd is zal de duur van de inundatie kleiner zijn. De inundatiedieptes en de schade als gevolg daarvan zijn voor De Ronde Hoep weergegeven in Afbeelding 5-4.
Afbeelding 5-4: Inundatiedieptes en schade in De Ronde Hoep.
50
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Uit deze afbeeldingen blijkt dat de woonwijk ten noorden van de A9 wordt getroffen door overstroming. Het aantal getroffen inwoners is in dit alternatief daardoor circa 1300 en de totale overstromingsschade € 21,7 mln. Aangezien er geen beschermende maatregelen zijn getroffen in dit alternatief wordt er van uitgegaan dat de bedreigde bewoners worden geëvacueerd. De kosten daarvan zijn circa € 25 mln. (uitgaande van € 1000/dag per getroffen woning, circa 550 getroffen woningen en maximaal 1,5 maand evacuatie). De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt afgerond € 10 mln.
Natuur Over de effecten van waterberging op de natuur- en landschapswaarden is weinig bekend, zeker als het incidentele waterberging betreft. Op basis van literatuur en expertkennis van het Hoogheemraadschap AGV en Landschap Noord-Holland is een inschatting gemaakt van de gevolgen van incidentele waterberging. Uitgangspunt is dat de polder gemiddeld eens in de honderd jaar wordt gebruikt voor waterberging. Uit praktijkproeven (De Leeuw en Wymenga, 2004, zie paragraaf 3.4) is gebleken dat bij incidentele waterberging per saldo geen natuurwinst is te verwachten. Voor de vegetatie zijn er geen of nauwelijks aantoonbare effecten. Positieve effecten zijn er te verwachten voor watervogels. Er lijkt een negatief effect te zijn voor de weidevogels, in ieder geval via de bodemfauna. Dit aspect wordt als vervolg op het genoemde onderzoek nog nader onderzocht. Als mogelijke natuureffecten worden genoemd: •
Broedvogels Bij een inundatie in de periode van half maart tot half juni moet het broedseizoen als verloren worden beschouwd. Het herstel hiervan zal jaren duren. In het uiterste geval zal de vogelsoort niet terugkeren in de polder. Inundatie betekent daarom een belangrijk risico voor de beheerdoelstelling om de Kemphaan in polder De Ronde Hoep terug te krijgen. De kans dat calamiteitenberging samenvalt met het broedseizoen is echter erg klein omdat hoogwaters zich vrijwel uitsluitend in het winterhalfjaar voordoen.
•
Planten en dieren Overstromingen zijn voor dieren en planten die dat niet gewend zijn een belangrijke stressfactor. Mobiele dieren kunnen wegtrekken (terugtrekken op hoge en droge delen) of zich elders vestigen, maar weinig mobiele dieren en planten kunnen dat niet. Juist bij incidentele waterberging zullen dieren en planten hierop niet ingesteld zijn.
HKV
LIJN IN WATER
51
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
•
Waterkwaliteit In het reservaat wordt een apart peilbeheer gevoerd. Door waterberging wordt gebiedsvreemd water ingelaten met consequenties voor het aquatische milieu (vissoorten, waterinsecten en waterplanten). In praktijkproeven (de Leeuw en Wymenga, 2004, zie paragraaf 3.4) was de invloed van ingelaten, voedselrijk, boezemwater slechts in geringe mate waarneembaar op de waterkwaliteit in de polder. Het reservaatgebied wordt voldoende robuust ingeschat om soorten zich te kunnen laten herstellen.
•
Botanische aspecten van slootkanten Langs de slootkanten zijn bloemrijke graslanden waarvoor overstroming door gebiedsvreemd water een onzekere factor is. De kwaliteit van het ingelaten water is daarin een belangrijke factor. Uitgaande van de huidige waterkwaliteit van het water (die op termijn ook nog zal verbeteren) wordt ingeschat dat de soorten voldoende robuust zijn.
Samenvattend wordt geconcludeerd dat incidentele waterberging natuurschade zal opleveren, maar dat deze effecten van tijdelijke aard zullen zijn. De natuurschade is met de beschikbare kennis niet te kwantificeren, maar de risico’s worden dermate laag ingeschat dat niet wordt aanbevolen hier nader te onderzoeken. Vanuit het oogpunt van beheer (met name het reservaat) is inundatie problematisch omdat het een terugval in het ontwikkelingsplan zal betekenen en waardoor er gedurende een periode van 1 tot 5 jaar extra aandacht nodig is om de doelstellingen ten aanzien van de natuurwaarden opnieuw te kunnen realiseren. In het geval dat besloten wordt tot waterberging zal door het inlaten van water ook slib worden ingelaten. Doordat vanaf de bovenkant van het boezemwater wordt ingelaten zijn de slibconcentraties laag. Uitgaande van de huidige situatie betekent dit dat het slib weinig tot geen zware verontreinigingen bevat. De verspreiding van het slib zal redelijk uniform over het geïnundeerde gebied zijn. Nadat de polder is leeggemalen zal al het ingelaten slib in polder zijn achter gebleven. Door de lage slibconcentratie van het ingelaten water en de uniforme verdeling van dit slib zal dit geen problemen opleveren (verwacht wordt een maximale sliblaag van 1 mm).
Milieu De grootste milieurisico’s worden gevormd door de gierkelders onder de boerderijen. Door de afwezigheid van beschermende maatregelen kan de gier in het oppervlaktewater belanden. Bij het uitmalen van het geïnundeerde water kunnen daarmee schadelijke gevolgen ontstaan voor de waterkwaliteit in de boezem en de daarin aanwezige flora en fauna. Met name bestaat een risico op het ontstaan van zuurstofloos water met vissterfte als gevolg.
Cultuurhistorische waarden De effecten van inundatie op de cultuurhistorische waarden zijn weergegeven in Tabel 5-4. Geconcludeerd wordt dat ongecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep beperkte effecten op de cultuurhistorische waarden heeft. Een toelichting volgt onder de tabel.
52
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
‘drager’ cultuurhistorische waarde
ongecontroleerd inunderen
de polder als herkenbare ruimtelijke entiteit
0
karakteristieke ruimtelijke opbouw
0
het verband met de Stelling van Amsterdam
0
de bijzondere waaierverkaveling
0/-
het bewoningslint met voornamelijk boerderijen
0
het bodemarchief met terreinen van archeologische waarde
0
specifieke waterstaatkundige elementen
0
beeldbepalende/monumentale boerderijen met bijgebouwen
0/-
beeldbepalende/monumentale erfbeplanting
0/-
‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d
0/-
Tabel 5-4:
Effecten op de cultuurhistorische waarden.
Het ongecontroleerd tijdelijk inunderen van de polder is niet van invloed op de herkenbaarheid van De Ronde Hoep als afzonderlijke ruimtelijke entiteit: een polder omgeven door veenrivieren. Het inunderen heeft op zich geen effect op de karakteristieke ruimtelijke opbouw van de polder. De calamiteitenberging kan echter wel bijdragen aan de openheid van de polder die een van de karakteristieke elementen van die openheid vormt. Verdere verstedelijking is immers bij calamiteitenberging uitgesloten. Daarbij geldt wel de aanname dat het agrarisch grondgebruik (veehouderij) in de polder het landschap duurzaam in stand kan blijven houden bij calamiteitenberging. Omdat het bestemmingsplan van De Ronde Hoep al conserverend van karakter is, is een neutrale score toegepast. De Ronde Hoep hoort bij het ‘binnengebied’ van de Stelling van Amsterdam dat niet geïnundeerd mocht worden. De inundatie in geval van calamiteitenberging is echter slechts tijdelijk en wordt geschat op gemiddeld hooguit eens in de 100 jaar. Daardoor is er geen wezenlijk effect op het verband tussen de polder en de Stelling. Het inlaatwerk heeft hierop evenmin effect. Doordat het ongecontroleerd inunderen van de polder gepaard kan gaan met hoge stroomsnelheden in de directe omgeving van de bres kunnen sloten en daarmee het verkavelingspatroon in de omgeving van de bres worden aangetast als gevolg van oevererosie. Oevererosie is echter relatief makkelijk te herstellen en daarmee een niet-permanent, maar omkeerbaar effect. Er is daarom een licht negatieve score toegepast. Er van uitgaande dat de bres niet ter hoogte van boerderijen of woonhuizen zal worden geïntroduceerd treedt geen effect op het bewoningslint op. Het effect van tijdelijke en slechts zelden optredende inundatie op het bodemarchief is te verwaarlozen. Er is geen effect op archeologisch kansrijke oeverafzettingen langs de Amstel.
HKV
LIJN IN WATER
53
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Een bres in een dijk betekent een aantasting van het historisch profiel. Dit is echter een omkeerbaar effect (de bres wordt na de inundatie weer gedicht) zodat geen blijvende effecten zijn te verwachten. Het inunderen van de polder kan van invloed zijn op beeldbepalende/ monumentale bebouwing in de polder of op dito erfbeplanting, afhankelijk van de inundatiediepte. De verwachting bestaat dat wel schade zal ontstaan, zij het in slechts beperkte mate door de hogere ligging van de monumentale bebouwing, maar dat deze niet onomkeerbaar zal zijn. Het effect wordt ingeschat als licht negatief. Bij inundatie kan schade optreden aan ‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d. Dit effect wordt als vrij gering ingeschat en is omkeerbaar: de elementen kunnen hersteld worden.
Technische haalbaarheid De dijk rondom De Ronde Hoep is geasfalteerd. Doorsteken van de dijk betekent dat materieel aangevoerd moet worden dat deze asfaltlaag kan opbreken. Verder gelden geen specifieke beperkingen in de haalbaarheid van ongecontroleerde inundatie, onder de voorwaarde dat die plaats vindt langs de Amstel. De capaciteit van de Amstel is voldoende om de benodigde aanvoer van water naar De Ronde Hoep te waarborgen.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6 en de conclusies zijn onverminderd van toepassing op De Ronde Hoep.
54
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.3.2 Calamiteitenberging De Ronde Hoep (ongecontroleerd, zuidelijk deel) In dit alternatief wordt er van uitgegaan dat De Ronde Hoep wordt geïnundeerd door de dijk door te steken waarbij het deel van de polder ten noorden van Rijksweg A9 wordt beschermd tegen overstroming door de onderdoorgangen van de A9 af te sluiten. Doordat de dijk wordt doorgestoken is ongecontroleerde bresgroei niet uitgesloten. Er wordt in dit scenario daarom van uitgegaan dat de hoeveelheid ingelaten water niet gecontroleerd kan worden en dat het water het deel van de polder ten zuiden van de A9 instroomt totdat een evenwichtsituatie met de boezem wordt bereikt.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Evenals in het vorige alternatief, waarin de onderdoorgangen van de A9 niet waren afgesloten, is de inundatiediepte in De Ronde Hoep gemiddeld circa 56 cm. De grootste inundatiediepte bedraagt locaal meer dan een meter. De inundatie houdt in totaal maximaal 1,5 maand aan indien de polder met het bestaande gemaal met een capaciteit van 104 m3/min wordt drooggemalen en het gemaal niet is beschadigd door de inundatie. Indien noodpompen worden bijgezet en het bestaande gemaal niet beschadigd is zal de duur van de inundatie kleiner zijn. De inundatiedieptes en de schade als gevolg daarvan zijn voor De Ronde Hoep weergegeven in Afbeelding 5-5.
Afbeelding 5-5: Inundatiedieptes en schade in De Ronde Hoep. Doordat de woonwijk ten noorden van de A9 in dit alternatief niet wordt getroffen door overstroming is het aantal getroffen inwoners (circa 100) en de optredende schade (circa € 15 mln.) lager dan in het eerste alternatief.
HKV
LIJN IN WATER
55
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
De kosten van het afsluiten van de onderdoorgangen van de A9 worden geschat op € 0,1 mln. (zie bijlage A). Aangezien er geen beschermende maatregelen zijn getroffen in het zuidelijk deel van de polder wordt er van uitgegaan dat de bedreigde bewoners worden geëvacueerd. De kosten daarvan zijn circa € 1,7 mln. (uitgaande van € 1000/dag per getroffen woning, circa 40 getroffen woningen en boerderijen en maximaal 1,5 maand evacuatie). De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt afgerond € 4 mln.
Natuur De effecten ten aanzien van de natuur zijn dezelfde als in het ongecontroleerde alternatief voor de hele polder. Geconcludeerd is dat incidentele waterberging natuurschade zal opleveren, maar dat deze effecten van tijdelijke aard zullen zijn.
Milieu De effecten zijn hetzelfde als in het eerste alternatief (ongecontroleerde inundatie in de hele polder). De grootste milieurisico’s worden gevormd door de gierkelders onder de boerderijen.
Cultuurhistorische waarden De effecten zijn hetzelfde als in het eerste alternatief (ongecontroleerde inundatie in de hele polder), namelijk licht negatief.
Technische haalbaarheid De effecten zijn hetzelfde als in het eerste alternatief (ongecontroleerde inundatie in de hele polder). Er gelden geen specifieke beperkingen in de haalbaarheid van ongecontroleerde inundatie, onder de voorwaarde dat die plaats vindt langs de Amstel. De capaciteit van de Amstel is voldoende om de benodigde aanvoer van water naar De Ronde Hoep te waarborgen.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6 en de conclusies zijn onverminderd van toepassing op De Ronde Hoep.
56
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.3.3 Calamiteitenberging De Ronde Hoep (gecontroleerd) In dit alternatief wordt de polder De Ronde Hoep ingezet voor calamiteitenberging, zonder dat sprake is van inrichtingsmaatregelen om de schade als gevolg van de inundatie te beperken. Wel wordt uitgegaan van een inlaatwerk dat op het juiste moment de juiste hoeveelheid water binnen laat. Zonder een inlaatwerk zou de dijk doorgestoken moeten worden om water in te laten, met het risico op ongecontroleerde bresgroei en daarmee grotere dan noodzakelijke inundatiedieptes en schade. De voorgestelde locatie en afmetingen van dit inlaatwerk worden beschreven in Bijlage A.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Gegeven de hoeveelheid geborgen water en de afwezigheid van beschermende maatregelen is de schade in De Ronde Hoep en het aantal getroffen inwoners maximaal. Er is als gevolg van de berging in De Ronde Hoep geen schade en er zijn geen getroffen inwoners in de andere polders in Amstelland. Het volume water dat geborgen moet worden in De Ronde Hoep om een overstroming te voorkomen leidt tot een gemiddelde inundatiediepte van 19 cm. De maximale inundatiediepte bedraagt circa 70 cm. De inundatie houdt in totaal circa 2 weken aan indien de polder met het bestaande gemaal met een capaciteit van 104 m3/min wordt drooggemalen. Indien noodpompen worden bijgezet zal de duur van de inundatie kleiner zijn. De inundatiedieptes en de schade als gevolg daarvan zijn voor De Ronde Hoep weergegeven in Afbeelding 5-6.
Afbeelding 5-6: Inundatiedieptes en schade in De Ronde Hoep.
HKV
LIJN IN WATER
57
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Uit deze afbeeldingen blijkt dat voor het gekozen scenario voor de te bergen hoeveelheid water de hoger gelegen woonwijk ten noorden van Rijkswet A9 niet wordt bereikt. Bij grotere dan hier aangenomen geborgen hoeveelheden water kan overigens wel schade ontstaan in de woonwijk. Dit kan worden ondervangen door de drie onderdoorgangen in geval van inundatie van De Ronde Hoep te blokkeren met zandzakken of een ander mobiel systeem voor afsluiting. De waterloop die onder de A9 doorloopt wordt afgesloten met behulp van schotten die tijdelijk in de waterloop worden gezet. Het aantal getroffen inwoners is in dit alternatief circa 20. De totale overstromingsschade bedraagt € 5,9 mln. De kosten van het inlaatwerk worden geschat op € 2 mln. voor aanleg en jaarlijks € 20.000 voor onderhoud. De kosten van de afsluiting van de onderdoorgangen van de A9 worden begroot op € 0,1 mln. Aangezien er geen beschermende maatregelen zijn getroffen in dit alternatief wordt er van uitgegaan dat de bedreigde bewoners worden geëvacueerd. De kosten daarvan zijn € 0,15 mln. (zie bijlage A). De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt afgerond € 4 mln.
Natuur De effecten ten aanzien van de natuur zijn dezelfde als in de hiervoor beschreven ongecontroleerde alternatieven voor De Ronde Hoep. Geconcludeerd is dat incidentele waterberging natuurschade zal opleveren, maar dat deze effecten van tijdelijke aard zullen zijn.
Milieu De effecten zijn dezelfde als in de hiervoor beschreven ongecontroleerde alternatieven voor De Ronde Hoep. De grootste milieurisico’s worden gevormd door de gierkelders onder de boerderijen.
Cultuurhistorische waarden De effecten van inundatie op de cultuurhistorische waarden zijn weergegeven in Tabel 5-5. Geconcludeerd wordt dat calamiteitenberging zonder beschermende maatregelen in De Ronde Hoep slechts zeer beperkte effecten op de cultuurhistorische waarden heeft. Een toelichting volgt onder de tabel.
58
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
‘drager’ cultuurhistorische waarde
gecontroleerd
inlaatwerk
inunderen
de polder als herkenbare ruimtelijke entiteit
0
0
karakteristieke ruimtelijke opbouw
0
0
het verband met de Stelling van Amsterdam
0
0
de bijzondere waaierverkaveling
0
0
het bewoningslint met voornamelijk boerderijen
0
0
het bodemarchief met terreinen van archeologische waarde
0
0
specifieke waterstaatkundige elementen
0
-
beeldbepalende/monumentale boerderijen met bijgebouwen
0/-
0
beeldbepalende/monumentale erfbeplanting
0/-
0
‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d
0/-
0
Tabel 5-5:
Effecten op de cultuurhistorische waarden.
Het gecontroleerd tijdelijk inunderen van de polder, noch de aanleg van een daarvoor benodigd inlaatwerk zijn van invloed op de herkenbaarheid van De Ronde Hoep als afzonderlijke ruimtelijke entiteit: een polder omgeven door veenrivieren. Het inunderen heeft op zich geen effect op de karakteristieke ruimtelijke opbouw van de polder. De calamiteitenberging kan echter wel bijdragen aan de openheid van de polder die een van de karakteristieke elementen van die openheid vormt. Verdere verstedelijking is immers bij calamiteitenberging uitgesloten. Daarbij geldt wel de aanname dat het agrarisch grondgebruik (veehouderij) in de polder het landschap duurzaam in stand kan blijven houden bij calamiteitenberging. Omdat het bestemmingsplan van De Ronde Hoep al conserverend van karakter is, is een neutrale score toegepast. De inlaatconstructie is niet van invloed op de ruimtelijke opbouw. De Ronde Hoep hoort bij het ‘binnengebied’ van de Stelling van Amsterdam dat niet geïnundeerd mocht worden. De inundatie in geval van calamiteitenberging is echter slechts tijdelijk en wordt geschat op gemiddeld hooguit eens in de 100 jaar. Daardoor is er geen wezenlijk effect op het verband tussen de polder en de Stelling. Het inlaatwerk heeft hierop evenmin effect. Doordat het inunderen van de polder niet gepaard gaat met hoge stroomsnelheden worden sloten en daarmee het verkavelingspatroon niet aangetast als gevolg van oevererosie (zie ook bijlage A). Zo er al sprake zou zijn van erosie wordt het effect ervan overigens niet zwaar ingeschat, omdat de stroomsnelheid al bij het inlaatwerk geremd wordt om het binnentalud van de Amstelkade te beschermen. Bovendien is oevererosie relatief makkelijk te herstellen en daarmee een niet-permanent, maar omkeerbaar effect. Aangezien de mogelijke locaties voor het inlaatwerk niet ter hoogte van boerderijen of woonhuizen liggen, treedt geen effect op het bewoningslint op. Het effect van tijdelijke en slechts zelden optredende inundatie op het bodemarchief is te verwaarlozen. Ook de plaatsing van de inlaat in het historisch aardlichaam van de kade langs de Amstel wordt niet als een grote aantasting gezien. Er is geen effect op archeologisch kansrijke oeverafzettingen langs de Amstel.
HKV
LIJN IN WATER
59
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Zoals vermeld wordt oevererosie vermeden door de maximale instroomsnelheid van het water bij het inlaatwerk te beperken. Het inlaatwerk beïnvloedt wel het profiel van de dijk. De binnentaludhelling wordt over 300 m van ca. 1:2 à 1:3 naar 1:6 à 1:10 verflauwd. De taludlengte neemt daardoor toe tot zo’n 16 tot 20 m. Bovendien is sprake van een bossage achter de inlaat om de stroming van het water te breken. Deze aantasting van het historisch profiel wordt ingeschat als matig negatief. Het inunderen van de polder kan van invloed zijn op beeldbepalende/ monumentale bebouwing in de polder of op dito erfbeplanting, afhankelijk van de inundatiediepte. De verwachting bestaat dat wel schade zal ontstaan, zij het in slechts beperkte mate door de hogere ligging van de monumentale bebouwing, maar dat deze niet onomkeerbaar zal zijn. Het effect wordt ingeschat als licht negatief. Het inlaatwerk heeft geen effect op deze bebouwing of beplanting. Bij inundatie kan schade optreden aan ‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d. Dit effect wordt als vrij gering ingeschat en is omkeerbaar: de elementen kunnen hersteld worden. Van het inlaatwerk wordt dit effect niet verwacht.
Technische haalbaarheid Er gelden geen specifieke beperkingen in de haalbaarheid van de aanleg van het inlaatwerk. De capaciteit van de Amstel is voldoende om de benodigde aanvoer van water naar De Ronde Hoep te waarborgen.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6 en de conclusies zijn onverminderd van toepassing op De Ronde Hoep.
60
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.3.4 Calamiteitenberging De Ronde Hoep (gecontroleerd en met bescherming) In dit alternatief wordt de polder De Ronde Hoep ingezet voor calamiteitenberging, waarbij sprake is van inrichtingsmaatregelen om de schade als gevolg van de inundatie te beperken. Daarnaast wordt uitgegaan van een inlaatwerk dat op het juiste moment de juiste hoeveelheid water binnen laat en afsluiting van de onderdoorgangen van de A9, zoals beschreven bij het alternatief zonder beschermende maatregelen. De mogelijke beschermende maatregelen worden beschreven in Bijlage A. Uitgegaan is van een beschermende constructie rond de bebouwing met een hoogte van 1 m, behalve in het noordwestelijk gedeelte waar een aanleghoogte van 0,5 m voldoet. Voor deze beschermende constructie gelden de volgende mogelijkheden: -
aanleg van een aarden kade om de bebouwing
-
aanleg van een stalen damwand om de bebouwing
-
opstellen van een mobiele kering om de bebouwing
-
herbouwen van de bebouwing op terpen
Het aantal te beschermen kavels (minimaal 10 en maximaal circa 45) wordt vanwege de te verwachten hectiek en benodigde menskracht in geval van een dreigende overstroming te hoog geacht om zonder meer uit te kunnen gaan van mobiele keringen. Stalen damwanden en terpen scoren slecht ten aanzien van de effecten op de cultuurhistorische waarden en de kosten, reden waarom wordt uitgegaan van aanleg van aarden kaden rondom de bebouwing. Indien De Ronde Hoep als calamiteitenberging wordt aangewezen en een ontwerp van de inrichting wordt gemaakt kunnen de beschermende maatregelen worden verfijnd en de optie van mobiele keringen opnieuw worden onderzocht.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Als gevolg van de beschermende maatregelen is in dit alternatief geen sprake van getroffen mensen. De overstromingsschade bedraagt € 5,3 mln. Dit is een vermindering van € 0,6 mln. ten opzichte van het onbeschermde alternatief. De kosten van maatregelen zijn als volgt: Maatregel Inlaatwerk
aanleg
onderhoud
(mln. €)
(€/jr)
2
20.000
Afsluiting onderdoorgangen A9
0,1
Aarden kade rondom bedreigde kavels
5
50.000
De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt afgerond € 10 mln.
Natuur De effecten ten aanzien van de natuur zijn dezelfde als in de hiervoor beschreven alternatieven voor De Ronde Hoep. Geconcludeerd is dat incidentele waterberging natuurschade zal opleveren, maar dat deze effecten van tijdelijke aard zullen zijn.
HKV
LIJN IN WATER
61
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Milieu In dit alternatief is als gevolg van de beschermende maatregelen geen gevaar van verspreiding van mest uit gierkelders. De effecten voor het milieu zijn derhalve nihil.
Cultuurhistorische waarden De effecten van inundatie op de cultuurhistorische waarden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Geconcludeerd wordt dat calamiteitenberging met beschermende maatregelen in De Ronde Hoep beperkte effecten op de cultuurhistorische waarden heeft. Een toelichting voor de effecten van de kaden volgt onder de tabel.
‘drager’ cultuurhistorische waarde
gecontroleerd
inlaatwerk
kade
inunderen
de polder als herkenbare ruimtelijke entiteit
0
0
0
karakteristieke ruimtelijke opbouw
0
0
-
het verband met de Stelling van Amsterdam
0
0
0
de bijzondere waaierverkaveling
0
0
-
het bewoningslint met voornamelijk boerderijen
0
0
0
het bodemarchief met terreinen van archeologische waarde
0
0
0
specifieke waterstaatkundige elementen
0
-
-
beeldbepalende/monumentale boerderijen met bijgebouwen
0/-
0
0
beeldbepalende/monumentale erfbeplanting
0/-
0
0
‘kleine’ elementen als houten weidehekken e.d
0/-
0
0
Tabel 5-6:
Effecten op de cultuurhistorische waarden.
Een beschermende kade rondom de bebouwing betekent een ingreep op de onderlinge sterke ruimtelijke betrokkenheid tussen bewoningslint en het achterliggende land. De kade verstoort de a.h.w. naadloze overgang tussen beide; het effect is matig negatief. Door de kade een flauwe helling te geven kan het negatieve effect worden verminderd. De verkaveling van de polder wordt aangetast door de kaden; sloten die nu tot aan het erf doorlopen moeten mogelijk voor 10 tot 45 kavels worden afgedamd en gedeeltelijk gedempt. Dit wordt als een matig negatief effect gezien. De enige specifieke waterstaatkundige elementen waarop effecten optreden zijn sloten. Daarom geldt daarvoor hetzelfde als voor de effecten op de verkaveling. Er is een matig negatief effect als gevolg van de kaden.
Technische haalbaarheid Er gelden geen specifieke beperkingen in de haalbaarheid van de aanleg van het inlaatwerk en de andere beschermende maatregelen. De capaciteit van de Amstel is voldoende om de benodigde aanvoer van water naar De Ronde Hoep te waarborgen.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6 en de conclusies zijn onverminderd van toepassing op De Ronde Hoep.
62
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.4 Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde 5.4.1 Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde (gecontroleerd) In dit alternatief wordt de polder Wilnis Veldzijde ingezet voor calamiteitenberging, zonder dat sprake is van inrichtingsmaatregelen om de schade als gevolg van de inundatie te beperken. Wel moet de Kromme Mijdrecht over een lengte van 6 km worden verdiept om voldoende aanvoer van water (28 m3/s) naar de polder mogelijk te maken. Langs het verdiepte traject wordt uitgegaan van een beschoeiing en versterking van de kades om de stabiliteit te waarborgen. Uitgegaan wordt van een inlaatwerk dat op het juiste moment de juiste hoeveelheid water binnen laat uit de Kromme Mijdrecht. Zonder een inlaatwerk zou de dijk doorgestoken moeten worden om water in te laten, met het risico op ongecontroleerde bresgroei en daarmee grotere dan noodzakelijke inundatiedieptes en schade. De voorgestelde locatie en afmetingen van dit inlaatwerk worden beschreven in Bijlage B. Wilnis Veldzijde is gekozen als alternatief voor de kwantitatieve beoordeling van crisisbeheersingsmaatregelen omdat dit in het stroomgebied Amstelland het meest met De Ronde Hoep vergelijkbare gebied is ten aanzien van het aantal getroffen inwoners en de economische schade in geval van inundatie. Nadrukkelijk zij vermeld dat Wilnis Veldzijde bestuurlijk niet aan de orde is als (potentieel) calamiteitenbergingsgebied.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Gegeven de hoeveelheid geborgen water en de afwezigheid van beschermende maatregelen is de schade in Wilnis Veldzijde en het aantal getroffen inwoners in het onbeschermde alternatief maximaal (zie Tabel 5-3 op blz. 48). Er is geen schade en er zijn geen getroffen inwoners in de andere polders in Amstelland. Het volume water dat geborgen moet worden in Wilnis Veldzijde om een overstroming te voorkomen leidt tot een gemiddelde inundatiediepte van 42 cm. De maximale inundatiediepte bedraagt 1 tot 1,5 m. De inundatie houdt in totaal circa 3 weken aan indien de polder met het bestaande gemaal met een capaciteit van 85 m3/min wordt drooggemalen. Indien noodpompen worden bijgezet zal de duur van de inundatie kleiner zijn. De inundatiedieptes en de schade als gevolg daarvan zijn voor De Ronde Hoep weergegeven in Afbeelding 5-6. Het aantal getroffen mensen in dit alternatief is circa 70. De overstromingsschade bedraagt € 6,9 mln. De kosten van het verdiepen van de Kromme Mijdrecht (inclusief verwijdering en verwerking van vervuild slib, versterking van de kades en een beschoeiing) worden geschat op € 21 mln. De kosten van het inlaatwerk bedragen € 2 mln. voor aanleg en € 20.000/jaar voor onderhoud. Aangezien er verder geen beschermende maatregelen zijn getroffen in dit alternatief wordt er van uitgegaan dat de bedreigde bewoners worden geëvacueerd. De kosten daarvan zijn € 0,5 mln. (zie bijlage B). De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt € 25 mln.
HKV
LIJN IN WATER
63
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Afbeelding 5-7: Inundatiedieptes en schade in Wilnis Veldzijde.
Natuur In Wilnis Veldzijde is geen sprake van bijzondere natuurwaarden die door inundatie (blijvend) worden beschadigd (mond. comm. prov. Utrecht).
Milieu In Wilnis Veldzijde bestaan twee milieurisico’s in geval van inundatie. Net als bij De Ronde Hoep is sprake van het mogelijk opdrijven van gierkelders waardoor het oppervlaktewater van de boezem kan worden vervuild. Daarnaast is in Wilnis Veldzijde een voormalige stortplaats aanwezig, waarop in de huidige situatie een golfbaan is gesitueerd. In geval van inundatie kan het percolatiewater van de stort, waarvoor nu een verzamelvoorziening aanwezig is, zich mengen met het oppervlaktewater. De ernst van dit risico is niet precies bekend.
Cultuurhistorische Waarden In Wilnis Veldzijde is afgezien van het open karakter van de polder als onderdeel van het Groene Hart geen sprake van cultuurhistorische waarden die door een inundatie blijvend worden beschadigd.
Technische haalbaarheid Het is de vraag of de kaden langs de Kromme Mijdrecht nog stabiel zijn wanneer de Kromme Mijdrecht met 2 à 3 m wordt verdiept. Een stabiliteit onderzoek zal dat moeten aantonen. Als de stabiliteit van de kaden niet gewaarborgd kan worden zullen extra maatregelen moeten worden genomen, zoals het verder verstevigen van de kades of het plaatsen van een diep aangelegde beschoeiing langs het traject.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6 en de conclusies zijn onverminderd van toepassing op Wilnis Veldzijde als calamiteitenbergingsgebied.
64
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.4.2 Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde (gecontroleerd en met bescherming) In dit alternatief wordt de polder Wilnis Veldzijde ingezet voor calamiteitenberging, waarbij sprake is van inrichtingsmaatregelen om de schade als gevolg van de inundatie zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast wordt uitgegaan van de inrichtingsmaatregelen zoals beschreven voor het onbeschermde alternatief, namelijk verdieping van de Kromme Mijdrecht en een inlaatwerk. De mogelijke beschermende maatregelen worden beschreven in Bijlage B. Uitgegaan is van een aarden kade rond de bebouwing met een hoogte van 1,5 m alsmede een kade rondom de voormalige vuilstort met een lengte van 2,5 km om milieuverontreiniging uit te sluiten.
Getroffen inwoners en monetaire effecten Als gevolg van de beschermende maatregelen is in dit alternatief geen sprake van getroffen mensen. De overstromingsschade bedraagt € 5,5 mln. Dit is een vermindering van € 1,4 mln. ten opzichte van het onbeschermde alternatief. De additionele kosten ten opzichte van het onbeschermde alternatief bedragen € 4 mln. voor de aanleg van de aarden kades rondom de bebouwing en de vuilstort en € 40.000 per jaar voor onderhoud. De contante waarde van al deze kostenposten (overstromingsschade en kosten van maatregelen) bedraagt afgerond € 30 mln.
Natuur In Wilnis Veldzijde is geen sprake van bijzondere natuurwaarden die door inundatie (blijvend) worden beschadigd.
Milieu Door de beschermende maatregelen rondom de boerderijen en de voormalige vuilstort zijn er geen risico’s meer voor het milieu.
Cultuurhistorische Waarden In Wilnis Veldzijde is afgezien van het open karakter van de polder als onderdeel van het Groene Hart geen sprake van cultuurhistorische waarden die door een inundatie blijvend worden beschadigd.
Technische haalbaarheid Hiervoor geldt hetzelfde als bij het onbeschermde alternatief, namelijk dat de stabiliteit van de kaden onzeker is in geval van verdieping van de Kromme Mijdrecht.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Deze aspecten worden in algemene zin uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6. De conclusies die daar worden beschreven zijn ook van toepassing op Wilnis Veldzijde.
HKV
LIJN IN WATER
65
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.5 Maalstop In dit alternatief wordt aan polders met veiligheidsklasse 3 een maalstop opgelegd om overstroming van de boezem te voorkomen. Volgens de definities die AGV en Provincie Noord-Holland hanteren zijn dit de polders met veiligheidsklassen 1 t/m 3 van Tabel 2-5 op blz. 13. Dit zijn de polders met de laagste economische waarde. De ligging van deze polders is weergegeven in onderstaande afbeelding. Uit analyse blijkt dat bij een maalstop voor de klasse 3 polder Venser- en Grootduivendrechtse Polder (nr. 33) een veel grotere schade en getroffen aantal inwoners ontstaat dan in de overige klasse 3 polders, met name door het inunderen van stedelijk gebied. Deze polder is daarom in het alternatief maalstop niet meegenomen. nr. Naam 10 Polder Zevenhoven 12 Polder Oukoop 14 Buiten- Westerpolder 16 Polder het Honderd west 19 Noordse Buurt 21 Polder Groot en Klein Oud-Aa 23 Polder Breukelerwaard west 30 Westveense Polder 33 Venser- en Grootduivendrechtse Polder 34 Overdiemerpolder 37 Gemeenschapspolder west 53 Gein- en Gaasperpolder 55 Aetsveldsche Polder west 58 Holendrechter- en Bullewijker Polder 59 Polder de Rondehoep 62 Broekzijdsche Polder 67 Polder Waardassacker en Holendrecht nr. Naam
68 Baambrugge Oostzijds
6 Holland, Sticht- en Voorburg west
72 Noorderpolder of Botshol
8 Buitendijkse Oosterpolder
73 Baambrugge Westzijds
9 Noordse Buurt
Afbeelding 5-8: Polders met veiligheidsklasse 3 (polder 33 is buiten beschouwing gelaten). De maalstop houdt in dat het overtollige water gelijkmatig over al deze polders wordt verdeeld. Het grote onderscheid met Calamiteitenberging in De Ronde Hoep of Wilnis Veldzijde is dat in dit alternatief een groot oppervlak wordt geconfronteerd met gemiddeld hele kleine inundatiedieptes terwijl bij calamiteitenberging de overlast en schade wordt geconcentreerd in één polder, waarin gemiddeld enkele decimeters water wordt geborgen. Er wordt voor de maalstop van uitgegaan dat de waterpeilen in de polders bij aanvang van de maalstop al het ‘kantje boord’ niveau hebben bereikt en dat de maalstop meteen leidt tot inundatie.
66
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Getroffen inwoners en monetaire effecten In Tabel 5-7 is het aantal getroffen inwoners en de optredende schade in de polders met de maalstop weergegeven. De optredende inundatiedieptes en daarbij optredende schade worden ruimtelijk gepresenteerd in Afbeelding 5-9.
Nr. 6 8 9 10 12 14 16 19 21 23 30 34 37 53 55 58 59 62 67 68 72 73
Naam Holland, Sticht- en Voorburg west Buitendijkse Oosterpolder Noordse Buurt Polder Zevenhoven Polder Oukoop Buiten- Westerpolder Polder het Honderd west Noordse Buurt Polder Groot en Klein Oud-Aa Polder Breukelerwaard west Westveense Polder Overdiemerpolder Gemeenschapspolder west Gein- en Gaasperpolder Aetsveldsche Polder west Holendrechter- en Bullewijker Polder Polder de Rondehoep Broekzijdsche Polder Polder Waardassacker en Holendrecht Baambrugge Oostzijds Noorderpolder of Botshol Baambrugge Westzijds
Tabel 5-7:
Oppervlak Totale schade Getroffen inwoners (ha) (mln. €) (aantal) 226 3 26 133 2 2 508 2 65 1741 10 173 790 5 118 72 1 0 110 1 0 276 7 197 681 1 55 234 4 0 113 0 67 129 3 43 444 4 106 113 0 0 282 2 135 316 4 53 1262 2 22 315 15 913 599 5 457 864 7 65 396 1 33 630 3 109
Schade bij een maalstop in de daarvoor geselecteerde polders.
Afbeelding 5-9: Inundatiedieptes en schade voor alternatief maalstop. De gemiddelde inundatiediepte is in alle polders met een maalstop 2 cm. De maximale inundatiediepte treedt op in de laagste delen van de polders en kan decimeters bedragen.
HKV
LIJN IN WATER
67
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Uit de tabel blijkt dat het totaal aantal getroffen inwoners circa 2600 is en de totale overstromingsschade circa € 80 mln. Er is verder geen sprake van kosten voor inrichtingsmaatregelen. De Contante Waarde van alle kostenposten is daarmee gelijk aan de Contante Waarden van de overstromingsschade, deze bedraagt afgerond € 20 mln.
Natuur De effecten voor de natuur konden niet voor alle polders met een maalstop gedetailleerd worden vastgesteld. Verondersteld wordt dat in algemene termen de conclusies dezelfde zijn als bij De Ronde Hoep (alternatief 2 en 3), namelijk dat de blijvende schade als gevolg van een slechts 1:100 jaar voorkomende inundatie zeer beperkt zijn.
Milieu De effecten voor het milieu konden in de ‘pilot’ niet voor alle polders met een maalstop gedetailleerd worden vastgesteld. Omdat de inundatiedieptes bij een maalstop gemiddeld zeer klein zijn, worden in algemene termen geen belangrijke effecten verwacht.
Cultuurhistorische Waarden De effecten voor de cultuurhistorische waarden konden in de ‘pilot’ niet voor alle polders met een maalstop gedetailleerd worden vastgesteld. Omdat de inundatiedieptes bij een maalstop gemiddeld zeer klein zijn en de effecten bij grotere inundatiedieptes voor het alternatief calamiteitenberging in de Polder De Ronde Hoep (met een belangrijke cultuurhistorische waarde) al zeer beperkt waren, worden in algemene termen geen belangrijke nadelige effecten voor de aanwezige cultuurwaarden verwacht.
Technische haalbaarheid Het stopzetten van de gemalen van de circa 20 polders met een maalstop, hetzij vanaf afstand, hetzij ter plaatse, vraagt geen grote aanpassingen in de technische infrastructuur of de organisatie van het waterschap en wordt derhalve als haalbaar beoordeeld.
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten Gezien het aantal polders met een maalstop, ligt het niet in de rede om deze polders ruimtelijk te reserveren voor waterberging door vastlegging in het streekplan en/of bestemmingsplannen. Daarmee is er geen aanleiding voor planschade in deze polders. Wel moet er van worden uitgegaan dat de aanvullende overstromingsschade die wordt geïntroduceerd in deze polders, dat is dat deel van de schade die zonder de maalstop niet zou zijn opgetreden, moet worden vergoed. De grondslag hiervoor is dezelfde als bij calamiteitenbergingsgebieden en wordt beschreven in paragraaf 6.2.
68
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.6 De alternatieven op een rij In onderstaande tabel worden de effecten van de onderscheiden alternatieven samengevat. ALTERNATIEVEN Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde
BEOORDELINGSASPECT
Eenheid
Nulalternatief: Niets doen
ongecontroleerd
ongecontroleerd, zuidelijk deel
gecontroleerd
gecontroleerd en met bescherming
gecontroleerd
gecontroleerd en met bescherming
Maalstop
De Ronde Hoep
Aantal getroffen inwoners
-
4400
1300
100
20
0
70
0
2600
CW Inrichting en evacuatie
mln. €
0
5,4
0,5
2,6
8,6
23,5
28,3
0
CW Overstromingsschade
mln. €
30
4,7
3,2
1,3
1,1
1,5
1,2
18,2
CW Totale Kosten (afgerond)
mln. €
30
10
4
4
10
25
30
20
Natuur
--/++
0/-
Milieu
--/++
-
Cultuurhistorische waarden
--/++
0/-
0/-
0
0/-
Technische haalbaarheid
--/++
++
++
0/--
++
Bestuurlijke, planologische en
geen gering groot
groot
Monetaire effecten
juridische effecten
Tabel 5-8:
0/-
0
-
0
-/--
0/0
groot
0/-
gering
De effectentabel.
Aantal getroffen inwoners Het aantal getroffen inwoners is nihil in geval van gecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep of Wilnis Veldzijde met beschermende maatregelen. Zonder beschermende maatregelen is het aantal getroffen inwoners het geringst bij gecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep, namelijk circa 20. Dit is nog geen procent van het gemiddeld aantal getroffen inwoners in het nulalternatief. Bij een ongecontroleerde inundatie van De Ronde Hoep is het aantal getroffen inwoners van 1300 aanzienlijk hoger dan in het gecontroleerde alternatief.
HKV
LIJN IN WATER
69
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Monetaire effecten Kosten van inrichting en evacuatie De hoogste kosten worden duidelijk gemaakt in de alternatieven met calamiteitenberging in Wilnis Veldzijde als gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur. Overstromingsschade De overstromingsschade is in de alternatieven gecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep en Wilnis Veldzijde het geringst, namelijk 1 tot 1,5 mln. Euro. Totale kosten (som van kosten van inrichting en evacuatie en overstromingsschade) Vanuit economisch oogpunt zijn ongecontroleerde- en gecontroleerde calamiteitenberging zonder beschermende maatregelen in het zuidelijk deel van De Ronde Hoep de meest aantrekkelijke alternatieven. De overstromingsschade is daarbij in het alternatief met gecontroleerde calamiteitenberging lager dan in het ongecontroleerde alternatief maar de benodigde investeringen in het gecontroleerde alternatief zijn in dezelfde orde grootte hoger. De CW van de totale kosten van deze alternatieven zijn daardoor vrijwel gelijk en belangrijk lager dan de totale kosten van het nulalternatief. Over een periode van 50 jaar wordt circa € 25 mln. bespaard. Na deze twee alternatieven scoort gecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep met beschermende maatregelen als beste. De contante waarde van de totale kosten is circa € 5 mln. hoger dan in het onbeschermde alternatief (en dus zijn de beschermende maatregelen niet kosten-effectief), maar over een periode van 50 jaar wordt nog altijd € 20 mln. bespaard ten opzichte van het nulalternatief. Overigens scoren alle alternatieven, met uitzondering van Calamiteitenberging in Wilnis Veldzijde met beschermende maatregelen, beter dan het nulalternatief.
Natuur Voor alle alternatieven geldt dat de natuur niet beter wordt van een inundatie die gemiddeld 1:100 jaar optreedt. Anderzijds zijn er naar verwachting ook nauwelijks blijvende negatieve effecten. Dit leidt tot een licht negatieve (0/-) waardering voor alle alternatieven met uitzondering van Wilnis Veldzijde, waar een neutrale score (0) is toegepast vanwege de afwezigheid van bijzondere natuurwaarden.
Milieu In Wilnis Veldzijde gelden de grootste potentiële risico’s ten aanzien van het milieu in geval van een inundatie als gevolg van de aanwezigheid van gierkelders en een voormalige vuilstort. Dit leidt tot een negatieve (-/--) waardering voor het onbeschermde alternatief. In de beschermde alternatieven met calamiteitenberging zijn er geen risico’s. De risico’s in De Ronde Hoep bestaan uit de aanwezigheid van gierkelders, hetgeen leidt tot een negatieve (-) waardering voor het onbeschermde alternatief. Voor het alternatief Maalstop geldt een licht negatieve waardering, effecten zijn niet in detail in beeld gebracht maar zijn naar verwachting beperkt vanwege de gemiddeld zeer geringe inundatiedieptes.
70
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Cultuurhistorische waarden Met name in de Ronde Hoep is sprake van hoge cultuurhistorische waarden. Geconcludeerd is dat deze nauwelijks nadelig worden beïnvloed door calamiteitenberging, hetgeen leidt tot een licht negatieve (0/-) waardering. In Wilnis Veldzijde is geen sprake van belangrijke cultuurhistorische waarden. Voor het Alternatief Maalstop is geconcludeerd dat, gezien de slechts beperkte effecten voor De Ronde Hoep, ook hier de verwachte effecten zeer beperkt zijn (waaronder opnieuw voor De Ronde Hoep als één van de polders met een maalstop).
Bestuurlijke, planologische en juridische aspecten De alternatieven met calamiteitenberging kennen de grootste potentiële effecten in bestuurlijke, planologische en juridische zin. Deze effecten worden beschreven in hoofdstuk 6. Ook in het alternatief Maalstop zal sprake zijn van schadevergoeding, wat leidt tot een waardering ‘geringe effecten’ ten opzichte van ‘grote effecten’ voor calamiteitenberging.
5.7 Robuustheid van de bevindingen Aan het alternatievenonderzoek ligt een aantal aannames en methoden en technieken ten grondslag, waarvan het de vraag is in hoeverre deze de bevindingen zoals beschreven in de voorgaande paragrafen beïnvloeden. -
Aangenomen is dat in geval van een hoogwatercalamiteit (dreigende overstroming op de Amstellandboezem) de Amstellandboezem met de stadsboezem Amsterdam zijn afgescheiden van het ARK en NZK. De Amstellandboezem en stadsboezem Amsterdam fungeren dan als een afgescheiden watersysteem, dat wordt bemalen door gemaal Zeeburg. Wanneer in geval van een hoogwatercalamiteit geen sprake is van een afgescheiden Amstellandboezem en stadsboezem Amsterdam, zijn de effecten van calamiteitenberging in De Ronde Hoep niet overeenkomstig de in Tabel 5-8 opgenomen waarden voor getroffen inwoners en monetaire effecten. Calamiteitenberging in De Ronde Hoep zal in dat geval een effect hebben op het verloop van de waterstanden in het totale watersysteem van het ARK en NZK en de daarmee verbonden boezem van AGV, zij het veel beperkter door het grotere oppervlak open water. Ter indicatie: uitgaande van een volume berging in De Ronde Hoep van 2,4 mln. m3 wordt een waterstandstijging van 30-40cm in het afgescheiden watersysteem voorkomen, tegenover slechts 5-10 cm wanneer de Amstellandboezem en stadsboezem Amsterdam niet zijn afgescheiden. Deze kleinere waarde voor de vermeden waterstandstijging heeft echter een effect op de overstromingsschade in een veel groter gebied, namelijk alle gebieden rondom het ARK/NZK die in geval van een overstroming worden getroffen. Wat de gevolgen dan zullen zijn voor het aantal getroffen inwoners en de overstromingsschade en vervolgens de ‘nut en noodzaak’ discussie is niet onderzocht.
HKV
LIJN IN WATER
71
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
De monetaire effecten zijn gebaseerd op het prijspeil en het landgebruik van het jaar 2000. Bij een peildatum voor het jaar 2005 zullen de conclusies over het nut van calamiteitenberging niet significant veranderen, doordat zowel de kosten van maatregelen als de overstromingsschade aan inflatie onderhevig zijn. De Ronde Hoep als calamiteitenberging zal er wellicht nog niets gunstiger uitspringen doordat het bestemmingsplan van De Ronde Hoep conserverend van karakter is, terwijl in sommige andere polders de economische ontwikkeling wel ongeremd zijn gang kan gaan. Met het verstrijken van de tijd zal de overstromingsschade en het aantal getroffen inwoners daar meer toenemen dan in De Ronde Hoep.
-
In de afweging van de alternatieven is er van uitgegaan dat het verschil tussen de maximale aanvoer van water uit onder meer de polders in Amstelland en de maximale afvoer van gemaal Zeeburg gedurende een dag geborgen moet worden. Wanneer dit verschil tussen maximale aanvoer en maximale afvoer gedurende twee dagen of nog langer geborgen zou moeten worden zullen de inundatiedieptes en overstromingsschade in de onderscheiden alternatieven toenemen. Calamiteitenberging in De Ronde Hoep zal voor dat soort situaties naar verwachting nog beter scoren ten opzichte van het nulalternatief en de maalstop, omdat in die alternatieven vanwege aanwezige bebouwing de overstromingsschade sneller toeneemt bij grotere inundatiedieptes dan in De Ronde Hoep, welke grotendeels agrarisch van karakter is.
-
De gebruikte schadefuncties voor een overstroming (uit het HIS-SSM) zijn niet ontwikkeld voor de geringe inundatiedieptes waarin in geval van calamiteitenberging of regionale overstromingen sprake is. De nauwkeurigheid van de gebruikte schadefuncties voor deze geringe inundatiedieptes is niet bekend. De eventuele onnauwkeurigheid in de schadefuncties heeft naar verwachting geen invloed op de conclusie ten aanzien van het nut van calamiteitenberging, omdat deze eventuele onnauwkeurigheden in alle alternatieven op ongeveer dezelfde manier doorwerken. Wel wordt aangeraden om een eventuele schadevergoeding(sregeling) voor calamiteitenberging te baseren op taxaties van optredende overstromingsschade. Specifiek voor De Ronde Hoep heeft bureau LTB een gedetailleerde vergelijking gemaakt van de met HIS-SSM berekende schades voor de landbouw met meer gedetailleerde schattingen. Geconstateerd is dat de schade die HIS-SSM berekent voor de landbouw zeer goed overeenkomt met de meer gedetailleerde schattingen, zij het dat de verdeling van de schade over de boerderijen en landerijen anders ligt. Voor de vergelijking van de alternatieven zoals beschreven in 5.6 heeft dat geen gevolgen, behalve dat beschermende maatregelen rondom de boerderijen volgens de gedetailleerde schattingen van de LTB meer schade zal voorkomen waardoor de overstromingsschade in het beschermde alternatief zal afnemen. Deze beschermende maatregelen zullen echter ook dan nog niet kosten-effectief (oftewel efficiënt) zijn.
72
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
6
Bestuurlijke en juridische aspecten van calamiteitenberging
In geval van een dreigende calamiteit (een ongecontroleerde overstroming vanuit de boezem) zijn diverse noodmaatregelen om de gevolgen van de overstroming zoveel mogelijk te beperken denkbaar. Eén van de mogelijke maatregelen is het inzetten van een calamiteitenbergingsgebied. In dit hoofdstuk worden de bestuurlijke, juridische en planologische aspecten van calamiteitenberging beschreven. Daartoe worden als eerste de taken en verantwoordelijkheden van de diverse bij aanwijzing of inzet van een calamiteitenbergingsgebied betrokken overheidslichamen beschreven. Vervolgens worden de genoemde aspecten beschreven voor twee onderscheiden alternatieven voor calamiteitenberging, namelijk i) het calamiteitenbergingsgebied is niet aangewezen maar wordt wel ingezet (dit zou in de huidige situatie aan de orde kunnen zijn) en ii) een calamiteitenbergingsgebied is wel aangewezen en ingezet. Vervolgens worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
6.1 Betrokken partijen In de bestrijding van waterstaatkundige rampen en de bestrijding van de gevolgen van deze rampen speelt een aantal overheidslichamen een rol. De inzet van die partijen is afhankelijk van de aard van de ramp. In deze paragraaf worden de bevoegdheden van de belangrijkste bij inundatie van een gebied betrokken partijen beschreven. De burgemeester (gemeente) Volgens de Wet rampen en zware ongevallen heeft de burgemeester in het geval van een (dreigende) ramp het opperbevel in de bestrijding daarvan. Een voorbeeld van een (dreigende) ramp is een (dreigende) ongecontroleerde overstroming van de boezem. In dergelijke situaties kan het aantrekkelijk zijn om een gebied gecontroleerd onder water te zetten. Door het onder water zetten van een calamiteitenbergingsgebied kan de inundatie van een schadegevoeliger gebied mogelijkerwijs worden voorkomen. Vanuit de rol van het opperbevel van de rampenbestrijding heeft de burgemeester de bevoegdheid tot het nemen van een besluit tot inundatie van een gebied dat binnen de gemeentelijke grenzen ligt. De dijkgraaf (waterschap) De waterschappen hebben de zorg voor de bescherming van het land tegen overstromingen en de zorg voor de waterhuishouding [1]. De waterschappen informeren de autoriteiten omtrent de toestand van de dijken, de kans en de plaats van een dijkdoorbraak en het overzicht van de gevolgen hiervan [2]. Het dagelijks bestuur heeft volgens de Waterschapswet een aantal bijzondere bevoegdheden in dringend of dreigend gevaar. Zo kunnen inwoners van een waterschap tijdelijk voor het verrichten van persoonlijke diensten worden opgeroepen en kan het dagelijkse bestuur bewoners verplichten voertuigen en werktuigen ter beschikking te stellen. In geval van een dreigende overstroming zal het waterschap in lijn van het daartoe opgestelde calamiteitendraaiboek alle noodzakelijke acties ten uitvoer brengen,
HKV
LIJN IN WATER
73
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
teneinde een overstroming af te wenden of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Inundatie van een calamiteitenbergingsgebied maakt echter geen deel uit van de bevoegdheden van het waterschap. Wel kan en moet het waterschap de bevoegde autoriteiten (gemeente en provincie) adviseren over de wenselijkheid en het effect van inzet van een calamiteitenbergingsgebied. De Commissaris van de Koningin (provincie) Als zich een (gemeentegrenzen overschrijdende) ramp voordoet, of een dreiging hiervan, en/of de betrokken burgemeesters en dijkgraven het oneens zijn over de ten uitvoer te brengen rampenbeheerssingsstrategie, kan de Commissaris van de Koningin (CdK) een aanwijzing geven aan de burgemeester. Dit kan ook betrekking hebben op een aanwijzing tot inundatie van een gebied, al dan niet aangewezen tot calamiteitenbergingsgebied. Deze bevoegdheid van de CdK is wettelijk geregeld in artikel 12 van de Wet rampen en zware ongevallen. De CdK handelt in zo’n geval als provinciaal orgaan en op grond van de memorie van toelichting op de Wet rampen en zware ongevallen en de nog in te voeren 4e tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht worden zijn/haar handelingen dan ook toegerekend aan de rechtspersoon Provincie. De minister van Binnenlandse zaken (rijksoverheid) Indien er zich een ramp op nationaal niveau voordoet, kan de minister het overheidsoptreden gaan coördineren. De minister doet dit met behulp van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC). Het NCC communiceert de besluiten van het kabinet, ziet toe op de uitvoering van ministeriele besluiten, coördineert de informatievoorziening naar de provinciale en lokale overheden, coördineert de verzoeken om bijstand en verzamelt en verwerkt relevante informatie over de crisissituatie. De minister geeft aanwijzingen aan de CdK over het te voeren beleid als het algemeen belang dit vereist [3].
6.2 Inzet van een calamiteitenbergingsgebied in de huidige situatie Er wordt uitgegaan van de situatie dat geen enkel gebied is aangewezen als calamiteitenbergingsgebied. Desalniettemin kan bij een (dreigende) overstroming het inunderen van een gebied om de gevolgen van de overstroming zoveel mogelijk te beperken aan de orde zijn. In deze situatie zijn geen inrichtingsmaatregelen getroffen in het gebied dat wordt geïnundeerd om de schade als gevolg daarvan te beperken. In het geval van het inunderen van een gebied treedt inundatieschade op. Er is geen sprake van planschade of inrichtingskosten als een gebied niet van tevoren als calamiteitenbergingsgebied is aangewezen. Het inunderen van een gebied teneinde de gevolgen van een (dreigende) overstroming zoveel mogelijk te beperken is geen onrechtmatige daad, mits zorgvuldig is afgewogen dat met de inzet veel schade elders voorkomen kan worden. Het uitgangspunt is dat deze afweging zorgvuldig heeft plaatsgevonden. In dat geval is er een algemeen belang dat door de inundatie van het gebied is gediend.
74
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
De partijen in het geïnundeerde gebied die onevenredig zwaar worden getroffen in vergelijking met partijen elders in het gebied hebben in beginsel recht op een schadevergoeding. In de “Regeling Schadevergoeding Waterbergingsgebieden” van onder andere het waterschap Hunze en Aa’s wordt daarover het volgende opgemerkt: “In het bestuursrecht geldt de plicht om, voorafgaand aan het nemen van een besluit, de betrokken belangen zorgvuldig af te wegen. Art. 3:4, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormt de wettelijke grondslag voor het beginsel, dat, ondanks een rechtmatige belangenafweging, een vergoeding behoort te worden aangeboden indien en voorzover een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren. Dit beginsel is ontleend aan het Franse recht en staat daar bekend als het beginsel van “'egalité devant les charges publiques"; de gedachte dat iedereen ongeveer in gelijke mate de openbare lasten moet dragen. Het overheidslichaam dat besluit tot inundatie van een gebied kan daarmee ook aansprakelijk worden gesteld voor de aanvullende schade die als gevolg daarvan ontstaat. Zoals beschreven in voorgaande paragraaf is dit de burgemeester of de CdK, waarbij het in praktijk naar verwachting veelal de CdK is die het besluit tot aanwijzing tot inundatie neemt, aangezien (dreigende) overstromingen vanuit de boezem al snel een gemeentegrenzen overschrijdende ramp is. Met aanvullende schade wordt overigens gedoeld op de schade aanvullend op de schade die zou zijn ontstaan zonder dat inundatie plaats had gevonden, bijvoorbeeld natschade in de landbouw. Het overheidslichaam dat het besluit heeft genomen tot inundatie (provincie in geval van de CdK) kan daarmee aansprakelijk kan worden gesteld voor de geleden aanvullende schade, kan een beroep doen op de Rijksoverheid om in het kader van de Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) een deel van deze aanvullende schade te vergoeden. Een motivatie voor een dergelijk beroep op de WTS zou kunnen zijn dat zonder inundatie van het gebied veel grotere schade op een veel grotere schaal elders zou zijn ontstaan, waarvoor de WTS wellicht van toepassing zou zijn verklaard. Een dergelijke motivatie zal naar verwachting nodig zijn, omdat de WTS niet is ontwikkeld voor schade in een beperkt gebied als gevolg van calamiteitenberging. Bijvoorbeeld in 1999 heeft het kabinet een beroep op de WTS door het Hoogheemraadschap Delfland niet gehonoreerd, omdat de schaal van de inundatie lokaal van aard was (in dit geval geheel binnen het beheersgebied van Delfand). In alle gevallen geldt dat een besluit tot tegemoetkoming in het kader van de WTS door het kabinet wordt genomen. Er is geen zekerheid dat het kabinet zal besluiten tot een tegemoetkoming van de schade in het kader van de WTS. In de situatie dat de CdK besluit tot inundatie van een gebied kan zich dan ook de situatie voordoen dat de provincie als enige overheidslichaam de aanvullende schade geheel aan de gedupeerden moet vergoeden. In 1998 deed zich in de Provincie Groningen een concreet geval voor van inundatie in een gebied dat niet was aangewezen tot calamiteitenbergingsgebied. De totale schade bedroeg destijds ca 50 miljoen gulden [11]]. Uit onderstaande kaders blijkt dat een groot deel van de schade (>90%) is vergoed door de Rijksoverheid via de WTS en een klein deel door provincie, waterschap en gemeente.
HKV
LIJN IN WATER
75
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Provincie Groningen Groningen, 25 januari 1999, Persbericht nr. 9 OVEREENSTEMMING RIJK EN PROVINCIE OVER SCHADEVERGOEDING GEVOLGEN ONDER WATER ZETTEN POLDERS DOOR WATEROVERLAST Over de schadevergoeding aan particulieren, agrarische en overige bedrijven in de vier polders (Onnerpolder, Tussenklappenpolder, Ulsderpolder en Westerbroekstermadepolder) die in oktober '98 onder water zijn gezet, is overeenstemming bereikt tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de provincie Groningen. Nadere afspraken waren nodig omdat hier sprake was van een unieke situatie waarvoor de wettelijke regeling WTS (Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen) onvoldoende mogelijkheden biedt voor een voor alle partijen bevredigende oplossing. De afspraken komen in hoofdlijnen op het volgende neer: •
de mogelijkheden die de WTS-regeling biedt zullen zo volledig mogelijk door het Rijk worden gebruikt;
•
indien dit onvoldoende soelaas biedt, beoordeelt de provincie bij particulieren en landbouwers of er aanleiding is om van provinciewegen een aanvullende tegemoetkoming te verstrekken (in beginsel geen eigen risico);
•
de met die aanvullende tegemoetkomingen gemoeide provinciale kosten komen ten laste van het Rijk als vergoeding van kosten ter bestrijding van de gevolgen van een ramp;
•
de provincie neemt van het totaal aan provinciale kosten een deel voor eigen rekening: te weten ƒ 5,-- per inwoner (ca. 2,5 miljoen gulden). Met de gemeenten en de waterschappen is overeengekomen dat deze partijen samen met de provincie dit bedrag voor hun rekening zullen nemen. Voor deze constructie is gekozen omdat met het inunderen van de betreffende vier polders vele malen hogere schade in andere delen van de provincie is voorkomen.
De door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drs. G.M. de Vries, vastgestelde regeling - Regeling tegemoetkoming schade bij tweede extreem zware regenval 1998 - is voor de gevolgen van door de overheid geïnitieerde inundaties in een aantal gevallen ontoereikend. Met deze overeenkomst is zorg gedragen voor extra financiële voorzieningen "boven op" de WTS voor de landbouw, particulieren, voor extra hoge kosten van de overheden (provincie, de betreffende gemeenten en waterschappen) en de bedrijven Vos Logistics en Nedmag. Voor de overige in de vier polders liggende bedrijven (m.n. NAM, Gasunie, NS Infra en het Waterbedrijf Groningen) geldt slechts een eigen risico van maximaal ƒ 10.000,-- in de schadesoorten die onder de WTS vallen. Vos Logistics en Nedmag Deze bedrijven hebben enorme extra kosten (ca. 4,5 miljoen gulden) moeten maken als gevolg van de omstandigheden dat de spoorlijn c.q. railvoorzieningen in de Tussenklappenpolder gedurende drie maanden niet beschikbaar is geweest. Deze kosten zullen worden vergoed met inachtneming van maximaal ƒ 10.000,-- eigen risico.
76
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Tweede Kamer der Staten Generaal Brief BZK schadeafhandeling Tussenklappenpolder Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 19 augustus 2000 Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 12 april 2000 met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft mevrouw Wagenaar (PVDA) een vraag gesteld over het verloop van de afwikkeling van schade in de geïnundeerde polders in de provincie Groningen (wateroverlast najaar 1998). Ik heb toegezegd uw Kamer daarover nader te zullen informeren. De provincie Groningen kent de gedupeerden in de Tussenklappenpolder -naast een tegemoetkoming door het rijk op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen- een aanvullende tegemoetkoming in de schade toe. De grondslag hiervoor is gelegen in het bijzondere van de situatie die zich voordeed, namelijk inundatie van de polder ter voorkoming van grotere schade elders. In de beantwoording is onderscheid gemaakt tussen de WTSschademeldingen en het provinciale deel (de geïnundeerde polders). De 69 ingediende WTS-schademeldingen zijn inmiddels afgehandeld. Hierbij is een bedrag uitgekeerd van f 6,6 miljoen. Er zijn 4 bezwaarschriften waarvan inmiddels één bezwaarprocedure is afgerond. Ook de 103 ingediende aanvragen voor de provinciale regeling die door gedupeerden zijn gedaan, zijn inmiddels afgehandeld. Van de 103 aanvragen hebben 34 aanvragen geen betrekking op de WTS. Op grond van de provinciale regeling is inmiddels f 4,2 miljoen uitgekeerd. Gedupeerden die een provinciale bijdrage hebben ontvangen, hebben niet de mogelijkheid om tegen het provinciale deel een hertaxatie aan te vragen dan wel een bezwaarschrift in te dienen. Toch zijn er 4 bezwaarschriften ingediend die betrekking hebben op het uitbetaalde provinciale deel. Deze gevallen zijn, conform de afspraak met de provincie Groningen, doorgestuurd naar de provincie. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, G.M. de Vries Tweede Kamer der Staten Generaal [9]
HKV
LIJN IN WATER
77
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
6.3 Aanwijzing en inzet van een calamiteitenbergingsgebied In deze paragraaf wordt uitgegaan van het alternatief dat een gebied is aangewezen als calamiteitenbergingsgebied. De inrichting van het gebied wordt indien nodig zodanig aangepast dat, in geval van een dreigende ramp, de inundatie gecontroleerd kan plaatsvinden. Hierdoor blijft de schade beperkt.
6.3.1 Bestuurlijke aspecten Voor calamiteitenbergingsgebieden dient zich de vraag aan welk overheidslichaam de verantwoordelijkheid zou moeten dragen ten aanzien van aanwijzing en inzet. Bij de aanwijzing van de zogenaamde bergingsgebieden is dat duidelijk, deze zijn de verantwoordelijkheid van het waterschap, aangezien ze worden ingezet om aan de veiligheidseis (bijvoorbeeld een faalkans van minder dan gemiddeld eens per 100 jaar) van het beheersgebied te kunnen voldoen. Bergingsgebieden behoren daarmee tot het reguliere watersysteem en het beheer er van is een taak van het waterschap. De Provincie en gemeenten leggen indien gewenst de bergingsgebieden ruimtelijke vast middels streek- en/of bestemmingsplan. De verantwoordelijkheden ten aanzien van aanwijzing en inzet van calamiteitenbergingsgebieden liggen niet eenduidig vast. Een calamiteitenbergingsgebied wordt gebruikt om het hoofd te kunnen bieden aan situaties die extremer zijn dan het veiligheidsniveau. In de Waterschapswet staat dat de waterschappen de zorgtaak hebben voor de waterhuishouding. Het is niet vanzelfsprekend of de verantwoordelijkheid voor het calamiteitenbergingsgebied onder de zorgtaak van het waterschap valt. Hetzelfde geldt voor de Provincie. Deze heeft de zorg voor veiligheid. Ook hier is niet duidelijk in hoeverre de verantwoordelijkheid van het calamiteitenbergingsgebied valt onder deze veiligheidstaak. Dit toont de noodzaak aan voor onderling overleg tussen provincie, waterschap en gemeenten en de verankering van de hieruit voorvloeiende afspraken, bijvoorbeeld middels een bestuursconvenant of regionaal bestuursakkoord.
6.3.2 Planologische aspecten In geval van aanwijzing van een calamiteitenbergingsgebied worden twee alternatieven onderscheiden, namelijk 1.
Het calamiteitenbergingsgebied wordt vastgelegd in ruimtelijke plannen;
2.
Het calamiteitenbergingsgebied wordt niet vastgelegd in ruimtelijke plannen.
In alle gevallen wordt er vanuit gegaan dat de calamiteitenbergingsgebieden worden opgenomen in de calamiteitendraaiboeken van waterschap, gemeente en provincie opdat de betrokken autoriteiten weten hoe er gehandeld moet worden tijdens een calamiteit. Verder wordt nog opgemerkt dat in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan en het Waterbeheersplan van het waterschap calamiteitenberging als beleidsprincipe kan worden besproken, maar dat deze plannen zich niet lenen voor vastlegging van calamiteitenbergingsgebieden zonder verdere invulling in het calamiteitendraaiboek of ruimtelijke plannen.
78
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Calamiteitenbergingsgebied wel opnemen in ruimtelijke plannen Een voordeel van het opnemen van calamiteitenbergingsgebieden in ruimtelijke overheidsplannen is dat de inrichting van het gebied hiermee kan worden gestuurd. Schadegevoelige functies kunnen daarmee uit de polder worden geweerd, hetgeen een gunstige invloed heeft op de hoogte van de schade bij inundatie van de polder20. Ook kunnen inrichtingsmaatregelen worden getroffen in de betreffende polder, waardoor de schade (in geval van inundatie) wordt beperkt. Een nadeel van de opname in ruimtelijke plannen is dat er hierdoor planschade kan optreden. Ook zullen de inrichtingskosten betaald moeten worden. In geval van vastlegging van calamiteitenberging in ruimtelijke plannen dient dit minimaal in het bestemmingsplan te geschieden. Het bestemmingsplan heeft een bindende werking. Vastlegging in het streekplan ligt voor de hand wanneer met het calamiteitenbergingsgebied regionale (gemeentegrenzen overschrijdende) belangen zijn gemoeid. Immers, vastlegging in het streekplan biedt de provincie de mogelijkheid het bestemmingsplan te toetsen (en in het uiterste geval de gemeente een aanwijzing te geven in het geval de gemeente weigert de bestemming in lijn te brengen met het streekplan).
Calamiteitenbergingsgebied niet opnemen in ruimtelijke plannen Een voordeel van het niet vastleggen van een calamiteitenbergingsgebied kan zijn dat er geen planschade optreedt (voor zover dat aan de orde zou zijn). Inrichtingskosten blijven mogelijk wel noodzakelijk, omdat er anders via een ongecontroleerde bres water ingelaten moet worden. In dit alternatief wordt het calamiteitenbergingsgebied alleen opgenomen in het calamiteitendraaiboek. Het nadeel van dit alternatief is dat het beleid niet geheel consistent lijkt: het gebied wordt wel opgenomen in het calamiteitendraaiboek terwijl het niet als zodanig in ruimtelijke plannen is vermeld. Dit belemmert ook het nemen van inrichtingsmaatregelen. Ook lijkt het lastig om schadegevoelige functies uit het gebied te weren21. Bij het niet opnemen van het calamiteitenbergingsgebied in ruimtelijke plannen heeft het waterschap alleen met de Watertoets de mogelijkheid om gevoelige functies uit de polder te weren. De watertoets is wettelijk verankerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De Watertoets is een procesinstrument dat een gemeente verplicht een advies van het Waterschap te vragen met betrekking tot de wenselijkheid van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling vanuit oogpunt van de belangen van het waterbeheer. Dit advies is echter niet bindend, de gemeente kan het naast zich neerleggen. De watertoets is dus geen 'waterdicht' middel om gevoelige functies uit een calamiteitenbergingsgebied te weren.
20
In het geval van De Ronde Hoep is het bestemmingsplan reeds conserverend van karakter en is derhalve reeds voorzien in het weren van schadegevoelige functies. 21 Tenzij, zoals in het geval van De Ronde Hoep, het bestemmingsplan reeds een conserverend karakter heeft.
HKV
LIJN IN WATER
79
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
6.3.3 Schade en schadevergoeding In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt in drie typen schade en kosten; planschade, kosten voor inrichting en inundatieschade. Planschade Bij de aanwijzing van een calamiteitenbergingsgebied in een bestemmingsplan kan er in het betreffende gebied planschade optreden. Dit is de schade als gevolg van waardevermindering van onroerend goed door de bestemmingswijziging. Het verhaalrecht van gedupeerden in het geval van planschade is verankerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In het geval van ruimtelijke reservering van calamiteitenberging in het bestemmingsplan kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld voor de planschade, waarbij de gemeente, mits daarin is voorzien in een in overleg met de waterbeheerder en provincie op te stellen regeling, de opgetreden planschade kan verhalen op de waterbeheerder en/of de provincie, afhankelijk van de aard van de regeling. Inrichtingskosten Bij de aanwijzing een calamiteitenbergingsgebied kunnen er maatregelen getroffen worden om de totale schade in geval van inundatie te beperken. Onder inrichtingskosten vallen kosten als gevolg van de aanleg of instandhouding van inrichtingswerken. Het aanleggen van damwanden, inlaatwerken en kaden kunnen hieronder vallen. Inundatieschade In paragraaf 6.2 is uitvoerig de inundatieschade behandeld, bij aanwijzing verandert er in principe niets aan de (afhandeling van) deze schade. Ook hier geldt dat het Rijk, het waterschap, de provincie en de gemeente in overleg moeten bepalen wie welk deel van de schade betaalt. Ter vergelijking: bij bergingsgebieden is de aansprakelijkheid als volgt geregeld: Voor de inrichting van de polder moeten investeringen worden gedaan (inrichtingskosten). Ook zullen eigenaren planschade ondervinden en dit verhalen op de gemeente. De gemeente verhaalt de planschade voor 100% op de beheerder van het watersysteem (waterschap) en ook de inrichtingskosten komen voor rekening van het waterschap [6]. Voor een calamiteitenbergingsgebied kan niet vanzelfsprekend hetzelfde pad bewandeld worden als bij een bergingsgebied, omdat hier simpelweg nog geen afspraken over zijn gemaakt. Deze nieuwe afspraken zijn nodig vanwege de afwijkende functie van het calamiteitenbergingsgebied ten opzichte van een bergingsgebied. In de “Regeling Schadevergoeding Waterbergingsgebieden” van onder andere het waterschap Hunze en Aa’s wordt het volgende opgemerkt over de vergoeding van de inundatieschade: “….. . Deze regeling is gebaseerd op het vorengenoemde rechtsbeginsel dat schade, ontstaan uit de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, niet mag leiden tot een onevenredig nadeel voor één of meer individuen. Het gecontroleerd inunderen van daarvoor aangewezen waterbergingsgebieden, mag dan ook niet tot gevolg hebben dat, in het belang van de bescherming van bebouwing, landbouwgrond en natuurterreinen een onevenredige
80
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
last komt te liggen bij de eigenaren/gebruikers in de waterbergingsgebieden. Verreweg de meeste nadeelcompensatieregelingen hanteren het uitgangspunt dat een ieder in beginsel zijn eigen schade draagt. Zij voorzien dan ook hooguit in een tegemoetkoming in de schade. Het gedeelte dat behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de gedupeerde komt daarbij niet voor vergoeding in aanmerking. Gecontroleerde inundatie, zoals bedoeld in deze regeling, is echter dermate ingrijpend dat deze niet valt aan te merken als zijnde een uitvloeisel van een normaal maatschappelijk risico. De schade als direct gevolg van rechtmatige, gecontroleerde inundatie komt dan ook voor een volledige vergoeding van honderd procent in aanmerking”. Opmerkelijk in bovengenoemde nadeelcompensatieregeling is de omgekeerde bewijslast. In de schaderegeling van Hunze en Aa’s wordt hierover opgemerkt: “Bij de toepassing van de regeling staat de omgekeerde bewijslast voorop. Dit betekent dat de verzoeker het voordeel van de twijfel wordt gegund. Dat betekent dat de gehele schade geacht wordt te zijn veroorzaakt door de inundatie, tenzij de adviescommissie het tegendeel kan bewijzen”. Ook wordt opgemerkt: “In de rechtspraak wordt vooropgesteld dat er geen algemene rechtsregel is aan te wijzen op grond waarvan de overheid steeds gehouden is tot vergoeding van alle nadelen die zijn veroorzaakt door rechtmatig handelen. Volledig vergoed wordt de schade die uitstijgt boven hetgeen de benadeelde normaliter had behoren te dulden (“schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven”)”. In de bestaande regelingen en wetgeving is geen indicatie gekregen van het antwoord op de vraag welk overheidsorgaan (rijksoverheid, provincie, waterschap en gemeente) primair verantwoordelijk is voor het vergoeden van de schade. Ervaring uit Groningen blijkt dat maatwerk nodig kan zijn, en dat gebruik van WTS niet vanzelfsprekend is. Het grote voordeel van een nadeelcompensatieregeling als bijvoorbeeld van Hunze en Aa’s is dat de gedupeerden recht krijgen op een schadevergoeding. Als deze nadeelcompensatieregeling een afspraak is tussen meerdere overheidsorganen dan wordt op deze manier voorkomen dat de gedupeerden tussen “wal en schip” terecht komen.
6.4 Financiering van waterberging volgens NBW Over de financiering van planschade, inrichtingskosten en inundatieschade voor calamiteitenbergingsgebieden is nog niet veel bekend. Voor bergingsgebieden die horen bij het watersysteem (en niet te verwarren zijn met calamiteitenbergingsgebieden) is dit wel het geval. In deze paragraaf wordt ter illustratie uiteengezet hoe de financiering voor waterbergingsgebieden in Nederland plaatsvindt. Wellicht biedt dit aanknopingspunten voor de financiering van calamiteitenbergingsgebieden. Tot slot wordt ook ingegaan op de verzekerbaarheid van wateroverlastschade. Volgens het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water) hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen vanuit hun eigen taak een zorgplicht die mede is gericht op het voorkomen van wateroverlast. Zowel bij aanwijzing, inrichting als bij ingebruikname van een regionaal bergingsgebied wordt de schade voor belanghebbenden in deze gebieden adequaat vergoed.
HKV
LIJN IN WATER
81
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Conform het huidige systeem zal, indien een belanghebbende die schade lijdt als gevolg van de aanwijzing van een regionaal bergingsgebied (planschade), een daarop betrekking hebbende schadeclaim worden beoordeeld volgens het planschadevergoedingsstelsel van art. 49 WRO. Gemeenten en waterbeheerder treden voor de aanwijzing van een bergingsgebied in overleg over de afhandeling van deze planschade. De kosten die een gemeente maakt ter vergoeding van de planschade worden vergoed door de beheerder van het regionale watersysteem, voor zover het gaat om de planschade die het gevolg is van de aanwijzing van een regionaal bergingsgebied. De kosten als gevolg van inrichtingsmaatregelen en de daarbij optredende schade (aanleg en instandhouding van inrichtingswerken) zorgt de beheerder van het regionale watersysteem voor een vergoeding op basis van de vestiging van het zakelijke recht en onteigeningswet. De beheerders van het regionale watersysteem stellen afzonderlijk of gezamenlijk met andere beheerders en in overleg met gemeenten, provincies en eventueel met het Rijk en belanghebbenden een nadeelcompensatieregeling dan wel een privaatrechtelijke schaderegeling vast voor inundatieschade bij ingebruikname van een bergingsgebied. Op grond van deze regelingen worden verzoeken tot vergoeding van schade die optreedt als een regionaal bergingsgebied daadwerkelijk wordt geïnundeerd, beoordeeld [6]. Financiering van waterberging volgens het Nationaal Bestuursakkoord Water vindt plaats volgens onderstaande tabel: Soort schade
Schaderegeling
Verantwoordelijke
Planschade
Artikel 49 WRO
Gemeente en waterschap
Inrichtingskosten en
Zakelijk recht of onteigeningswet
waterschap
Nadeelcompensatieregeling of
waterschap
mogelijke schade Inundatieschade
privaatrechtelijke schadevergoeding
Tabel 6-1:
Financiering van waterberging volgens het NBW.
In het NBW is de vergoeding van de ingebruikname van bergingsgebieden (inundatieschade) niet geregeld. Het NBW vermeldt dat dit dient te gescheiden op grond van een (publiekrechtelijke) nadeelcompensatieregeling dan wel een privaatrechtelijke schaderegeling. Ter illustratie volgt hier een beschrijving van twee nadeelcompensatieregelingen: -
Nadeelcompensatieregeling Unie van Waterschappen: de Unie van Waterschappen heeft de haalbaarheid van een schaderegeling en een nadeelcompensatieregeling zoals genoemd in het NBW (zie Tabel 6-1) uitgewerkt [10]. De regeling is van toepassing bij ingebruikname van regionale waterbergingsgebieden. De regeling is uitdrukkelijk niet van toepassing op calamiteitenbergingsgebieden.
-
Nadeelcompensatieregeling Noord en Oost Nederland: deze regeling is opgesteld door de colleges van Gedeputeerde Staten van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel en de Dagelijkse Besturen van de betrokken waterschappen. De definitieve regeling is opgenomen in een verordening van de waterschappen en is inmiddels voor waterbergingsgebieden (inclusief calamiteitenbergingsgebieden) binnen de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest vastgesteld. Schade door gecontroleerde overstromingen wordt volledig vergoed (inundatieschade). Daarbij wordt in het midden gelaten welke
82
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
partij (provincie, rijk of waterschap) de schade bepaalt (citaat: ‘dit wordt in een ander kader bepaald’). Inmiddels is echter bekend geworden dat dit het Waterschap is (mondelinge comm. van Hall, 30 maart 2005). Met de schaderegeling is de onzekerheid voor burgers en bedrijven weggenomen. Deze regeling geldt, in tegenstelling tot het nadeelcompensatiemodel van de Unie van Waterschappen, zowel voor de inundatie van bergingsgebieden als voor de inundatie van regionale calamiteitenbergingsgebieden. In het NBW wordt ook gesproken over het verzekerbaar maken van wateroverlastschade. Dit is inmiddels gebeurt, zowel burgers als agrariërs kunnen zich verzekeren voor wateroverlastschade. Deze verzekeringen zijn echter niet van toepassing op de aanvullende schade die ontstaat door inundatie van een gebied in het kader van calamiteitenberging.
6.5 Conclusies Uit de voorgaande paragrafen worden de volgende conclusies getrokken: 1.
In de huidige situatie, waarin geen calamiteitenbergingsgebied is aangewezen, kan een gebied toch in geval van nood worden ingezet, om elders grotere schade te voorkomen. In een dergelijke situatie hebben de benadeelden volgens de Algemene Wet bestuursrecht in beginsel recht op een vergoeding voor de geleden aanvullende schade indien en voor zover zij onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere partijen die in een vergelijkbare positie verkeren. De burgemeester, de CdK en de minister van Binnenlandse zaken hebben, afhankelijk van de schaal van het probleem, de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing tot inundatie van een gebied om de gevolgen van een dreigende overstroming zoveel mogelijk te beperken. Dit is wettelijk verankerd in de Wet rampen en zware ongevallen. Het overheidslichaam dat het besluit tot aanwijzing tot inundatie neemt (gemeente, provincie of Rijk in dit geval) kan daarmee aansprakelijk worden gesteld voor de aanvullende schade als gevolg van de inundatie.
2.
In de huidige wetgeving is toewijzing van taken en verantwoordelijkheden aan de verschillende, bij aanwijzing van calamiteitenbergingsgebieden, betrokken overheden niet geregeld. In overleg kunnen de provincie, gemeente en waterbeheerder tot een sluitende regeling (inclusief een schadevergoeding voor de geleden inundatieschade) komen.
3.
Een calamiteitenbergingsgebied moet minimaal worden vastgelegd in een calamiteitendraaiboek, opdat alle betrokken partijen kunnen weten hoe te handelen in geval van een calamiteit.
4.
De functie calamiteitenberging kan daarnaast worden vastgelegd in het bestemmingsplan om schadegevoelige functies te weren en de schade als gevolg van inundatie daarmee zoveel mogelijk te beperken. Dit is met name relevant indien het bestemmingsplan niet al conserverend van karakter is. In het geval met calamiteitenberging regionale (gemeentegrenzen overstijgende) belangen zijn gemoeid en er geen sprake is van een conserverend karakter van een bestemmingsplan ligt opname van de functie calamiteitenberging in het streekplan voor de hand.
HKV
LIJN IN WATER
83
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
5.
De WTS biedt enkele aanknopingspunten voor schadevergoeding door de landelijke overheid bij een daadwerkelijk optredende inundatie, maar dit wordt per calamiteit besloten door het kabinet. Een waarborgfonds dat door de Commissie Borghouts recent is geadviseerd lijkt dezelfde eigenschappen te hebben als de WTS (zie het volgende kader).
Aanbevelingen van Commissie Tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten (CTRC) aan minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Voorzitter van deze commissie was H.C.J.L. Borghouts, Commissaris van de Koningin in NoordHolland. Hij heeft het advies 7 maart 2005 aan Remkes aangeboden [7]. Slachtoffers van rampen moeten in de eerste plaats hun schade vergoed krijgen uit verzekeringen en door de veroorzakers van een ramp aansprakelijk te stellen. En wie zichzelf niet verzekert terwijl dat wel kan, moet na een ramp geen beroep doen op de overheid. Als vangnet moet er een fonds komen om de schade van slachtoffers na een ramp te vergoeden. Volgens het advies van de commissie moet er een speciaal fonds komen om schadevergoedingen na een ramp te regelen. Het gaat daarbij vooral om letselschade: gederfde inkomsten en kosten van hulp en aanpassingen. Andere vormen van schade (inboedel en opstal, medische kosten) kunnen al door verzekeringen gedekt worden. Het fonds moet voorkomen dat slachtoffers van een ramp met lege handen achterblijven. De sociale voorzieningen compenseren voor mensen met een baan niet alle schade bij arbeidsongeschiktheid na een ramp. En voor scholieren, studenten en mensen zonder baan is er geen voorziening die na een ramp hun gederfde toekomstperspectief goedmaakt. Volgens de commissie-Borghouts moet het fonds ook uitkeringen geven voor de eerste nood, en voorschotten geven vooruitlopend op schadevergoedingen of verzekeringsuitkeringen die pas veel later definitief worden vastgesteld. Het fonds moet in juridische procedures namens slachtoffers kunnen optreden. Bedrijven die een extra risico vormen, moeten zich goed verzekeren of voldoende geld achter de hand hebben om schades te vergoeden Als mensen zichzelf niet of te weinig tegen schade verzekeren, hoeft na een ramp de overheid niet bij te springen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is er dan een rol voor de overheid: als het risico bijna ondenkbaar was of de schade extreem hoog is. Voor schade na natuurrampen als overstromingen of aardbevingen is meestal niemand aansprakelijk. Soms is het ook onmogelijk daar een verzekering tegen af te sluiten. De commissie-Borghouts adviseert dat de overheid het zoveel mogelijk stimuleert dat er verzekeringen tegen dit soort rampen komen, bijvoorbeeld door als herverzekeraar op te treden. Een speciaal instituut zou alle kennis over aansprakelijkheid en schadevergoeding na een ramp of calamiteit moeten bundelen, vooral als het gaat om letselschade. Het bestaande Asbestinstituut is hiervoor een goed voorbeeld.
84
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Literatuurlijst [1]
Unie van Waterschappen, 2000: De ketens gesmeed. Het waterschap en de rampen - en ongevallenbestrijding.
[2]
Duin, M.J. van; Hendriks, A.M.T, 1995:Watersnood 1995. Een terugblik voor de toekomst. Een onderzoek in opdracht van het Nederlandse instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA).
[3]
Crisis Onderzoek Team (COT), 1999: extreme regen 1998. Schurende ketens binnen het openbaar bestuur. Onderzoek verricht in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
[4]
Cap. Sel. Schadevergoeding in Noodoverloopgebieden - mr. E. van der Schans, prof. Mr. B.J. Schueler. 2002.
[5]
Gecontroleerd overstromen. Advies van de commissie Noodoverloopgebieden. (Commissie Luteijn). 2002.
[6]
Verkenning financiële en juridische aspecten van waterberging (Bijlage 5).
[7]
EMEA Nieuwsnetwerk, http://www.emea.nl/content/view/2944/1
[8]
De Nieuwsbank, persberichtenarchief http://www.nieuwsbank.nl/inp/1999/01/0125U071.htm
[9]
De Nieuwsbank, persberichtenarchief http://www.nieuwsbank.nl/inp/2000/08/0819E027.htm
[10]
Schaderegeling regionale waterberging. Uitwerking artikel 13 Nationaal Bestuursakkoord Water. Unie van Waterschappen. April 2004.
[11]
Bresgroei Inundatiepolders te Groningen eind oktober 1998. HKV LIJN IN WATER, PR250, 1999.
HKV
LIJN IN WATER
85
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
7
Bevindingen
De doelstelling van de ‘pilot’ Ronde Hoep is een antwoord te geven op de vraag of calamiteitenberging in de Amstellandboezem nuttig en noodzakelijk is. In dit hoofstuk wordt nagegaan of de ‘pilot’ een antwoord geeft op deze vraag. Tot slot worden enkele aanbevelingen gedaan. Allereerst worden enkele definities herhaald.
7.1 Definities Een calamiteitenbergingsgebied is bedoeld voor de opvang van situaties die extremer zijn dan het genormeerde veiligheidsniveau. Voor De Ronde Hoep geldt derhalve dat, in geval van aanwijzing als calamiteitenbergingsgebied, inzet zich gemiddeld hooguit 1:100 jaar zal voordoen. Uitgangspunt daarbij is dat het watersysteem op orde is voor gebeurtenissen die zich tot gemiddeld 1:100 jaar kunnen voordoen. Inzet van calamiteitenberging of vergelijkbare crisisbeheersingsmaatregelen is niet aan de orde bij dijkdoorbraken, door welke oorzaak dan ook, bij waterstanden lager dan het Maatgevend BoezemPeil (MBP). Voor deze situaties zijn andere noodmaatregelen, zoals compartimentering van de boezem, van toepassing. De inzet van calamiteitenberging of vergelijkbare crisisbeheersingsmaatregelen is wel aan de orde bij (dreigende) overstroming vanuit de boezem, veroorzaakt door extreme neerslag, hoge zeewaterstanden in IJmuiden waardoor het spuien van water onmogelijk wordt, het uitvallen van maalcapaciteit in Zeeburg of IJmuiden, harde wind uit ongunstige richtingen, of een combinatie van de genoemde factoren. Indien het watersysteem op orde is (denk daarbij bijvoorbeeld aan de bedrijfszekerheid van de gemalen in Zeeburg en IJmuiden en de boezemkadehoogten), komen dit soort situaties gemiddeld hooguit 1:100 jaar voor.
7.2 Nut en noodzaak van calamiteitenberging De gedachte achter nut en noodzaak van calamiteitenberging is dat ‘het altijd een keer mis kan gaan’. Hoeveel ook wordt geïnvesteerd in bescherming tegen overstroming, er zal nooit sprake zijn van absolute bescherming tegen overstroming. Uit de ‘pilot’ blijkt dat hoogwatercalamiteiten in de Amstellandboezem kunnen ontstaan doordat de maximale afvoer uit de boezem lager is dan de maximale aanvoer vanuit de polders en de berging in het systeem beperkt is. Dit laatste geldt met name voor het zuidelijk deel van de Amstellandboezem, waar sprake is van opzet van de waterstanden door de beperkte afvoercapaciteit van de boezemwateren, de lange weg naar gemaal Zeeburg en wind uit ongunstige richtingen. Gemiddeld zal zich 1:100 jaar een hoogwatercalamiteit voordoen als het watersysteem op orde is. Calamiteitenberging en andere crisisbeheersingsmaatregelen zijn er op gericht om de gevolgen van een hoogwatercalamiteit zoveel mogelijk te beperken.
HKV
LIJN IN WATER
87
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Over de noodzaak van calamiteitenberging geeft de ‘pilot’ geen antwoord, het besluit om al dan niet calamiteitenberging te introduceren is ten alle tijde een bestuurlijke keuze, mede gebaseerd op het nut van calamiteitenberging. Het nut van calamiteitenberging is in de ‘pilot’ onderzocht door middel van een alternatievenonderzoek. Op de vraag of calamiteitenberging nuttig is geeft de ‘pilot’ op basis van dit alternatievenonderzoek wel een antwoord, en dat antwoord is: Ja, calamiteitenberging is nuttig. Uit Tabel 7-1 blijkt het maatschappelijk nut van calamiteitenberging. ALTERNATIEVEN Calamiteitenberging Wilnis Veldzijde
BEOORDELINGSASPECT
Eenheid
Nulalternatief: Niets doen
ongecontroleerd
ongecontroleerd, zuidelijk deel
gecontroleerd
gecontroleerd en met bescherming
gecontroleerd
gecontroleerd en met bescherming
Maalstop
De Ronde Hoep
Aantal getroffen inwoners
-
4400
1300
100
20
0
70
0
2600
CW Inrichting en evacuatie
mln. €
0
5,4
0,5
2,6
8,6
23,5
28,3
0
CW Overstromingsschade
mln. €
30
4,7
3,2
1,3
1,1
1,5
1,2
18,2
CW Totale Kosten (afgerond)
10
4
4
10
25
Monetaire effecten
mln. €
30
Natuur
--/++
0/-
Milieu
--/++
-
Cultuurhistorische waarden
--/++
0/-
0/-
0
0/-
Technische haalbaarheid
--/++
++
++
0/--
++
Bestuurlijke, planologische en
geen gering groot
groot
juridische effecten
Tabel 7-1:
0/-
30 0
-
0
-/--
0
groot
0/-
gering
De effectentabel voor de onderscheiden alternatieven.
Uit de tabel blijkt duidelijk dat het aantal getroffen inwoners in geval van een hoogwatercalamiteit in belangrijke mate wordt gereduceerd door (met behulp van een inlaatwerk) gecontroleerde calamiteitenberging in De Ronde Hoep. Bovendien zijn de maatschappelijke kosten van calamiteitenberging in De Ronde Hoep over een periode van 50 jaar € 20-25 mln. lager dan van het nulalternatief, waarin de verwachte schade van een overstroming veel groter is.
88
20 0/-
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Uit de tabel blijkt verder dat vanuit economisch oogpunt de alternatieven met ongecontroleerde- en gecontroleerde calamiteitenberging in het zuidelijk deel van De Ronde Hoep zonder beschermende maatregelen als beste scoren. In het alternatief met gecontroleerde calamiteitenberging is het aantal getroffen inwoners echter belangrijk lager dan in het ongecontroleerde alternatief. Uit de tabel blijkt ook dat de beschermende maatregelen in De Ronde Hoep het aantal getroffen inwoners tot nul terug brengt, maar dat deze maatregelen vanuit economisch oogpunt niet efficiënt zijn. Desalniettemin zijn ook van het alternatief met beschermende maatregelen de maatschappelijke kosten belangrijk lager dan van het nulalternatief. Negatieve gevolgen voor natuur, milieu en cultuurhistorische waarden zijn daarbij beperkt voor zowel het beschermde als onbeschermde alternatief en calamiteitenberging in De Ronde Hoep wordt technisch (kan het water er komen) als haalbaar beoordeeld. Tot slot blijkt uit de tabel dat de alternatieven met calamiteitenberging in De Ronde Hoep beter scoren op de criteria getroffen inwoners en totale kosten dan de maalstop. De alternatieven met gecontroleerde calamiteitenberging scoren daarbij voor De Ronde Hoep beter dan voor Wilnis Veldzijde. Ten aanzien van de bestuurlijke, planologische en juridische aspecten van calamiteitenberging worden de volgende conclusies getrokken: -
In geval van daadwerkelijke inundatie van een calamiteitenbergingsgebied hebben de benadeelden volgens de Algemene Wet bestuursrecht in beginsel recht op een vergoeding voor de geleden aanvullende overstromingsschade indien en voor zover zij onevenredig zwaar worden getroffen in vergelijking met andere partijen die in een vergelijkbare positie verkeren.
-
De burgemeester, de Commissaris der Koningin en de minister van Binnenlandse zaken hebben, afhankelijk van de schaal van het probleem, de bevoegdheid tot aanwijzing tot inundatie van een gebied om daarmee de gevolgen van een (dreigende) overstroming zoveel mogelijk te beperken. Dit is wettelijk verankerd in de Wet rampen en zware ongevallen. Het overheidslichaam dat het besluit tot aanwijzing tot inundatie neemt (gemeente, provincie of Rijk in dit geval) kan daarmee aansprakelijk worden gesteld voor de aanvullende schade als gevolg van de inundatie, tenzij deze partijen, aangevuld met de waterbeheerder, vooraf in onderling overleg tot een andere regeling komen.
-
In de huidige wetgeving is toewijzing van taken en verantwoordelijkheden aan de verschillende, bij aanwijzing van calamiteitenbergingsgebieden, betrokken overheden niet geregeld. In overleg kunnen de provincie, gemeente en waterbeheerder tot een sluitende regeling (inclusief een schadevergoeding voor de geleden inundatieschade) komen.
HKV
LIJN IN WATER
89
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
De Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) biedt enkele aanknopingspunten voor schadevergoeding door de landelijke overheid bij een daadwerkelijk optredende inundatie, maar dit wordt per calamiteit besloten door het kabinet. Op een rijksbijdrage mag in een schadevergoedingsregeling dus niet worden gerekend. Een waarborgfonds dat begin 2005 door de Commissie Borghouts is geadviseerd lijkt dezelfde eigenschappen te hebben als de WTS.
-
Calamiteitenberging moet minimaal in het calamiteitendraaiboek voor dreigende overstromingen worden opgenomen worden, zodat alle partijen vooraf kunnen weten hoe te handelen.
-
Daarnaast kan calamiteitenberging ruimtelijk worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Voordeel daarvan is dat ruimtelijke ontwikkelingen die de functie van calamiteitenberging nadelig beïnvloeden daarmee geweerd kunnen worden. In het geval van De Ronde Hoep is daarin met het conserverende karakter van het bestemmingsplan reeds voorzien.
-
Een conserverend bestemmingsplan of ruimtelijke reservering van calamiteitenberging in het bestemmingsplan is voldoende om schadegevoelige functies te kunnen weren en de polder daarmee geschikt te houden voor calamiteitenberging. Opname in het streekplan biedt de provincie een handvat om het bestemmingsplan te toetsen. Omdat de belangen van calamiteitenberging in De Ronde Hoep de gemeentegrenzen overschrijden, ligt de voorkeur voor opname in het streekplan voor de hand. Daarmee kan tevens worden bereikt dat nut en noodzaak van calamiteitenberging integraal (met medeneming van de planologische aspecten) wordt beschouwd, wat met opname in alleen het calamiteitendraaiboek niet is gewaarborgd.
-
De vraag is of in geval van ruimtelijke reservering van De Ronde Hoep als calamiteitenbergingsgebied in streek- en bestemmingsplan planschade zou kunnen ontstaan. De volgende argumenten worden onderscheiden:
Polder De Ronde Hoep kent in de huidige situatie een genormeerde bescherming tegen overstroming vanuit de boezem van 1:100 jaar. Na aanwijzing tot calamiteitenbergingsgebied verandert dit niet. Dit is een argument om te veronderstellen dat dan ook geen planschade kan ontstaan.
Door aanwijzing van De Ronde Hoep tot calamiteitenbergingsgebied worden de andere polders in het gebied veiliger (al dan niet geformaliseerd in een norm voor overstroming). Hoewel de veiligheid in De Ronde Hoep dus in absolute zin niet verandert, verandert in relatieve zin wel wat, namelijk er ontstaat een verschil in bescherming tegen overstroming met de andere polders. Dit is een argument om te veronderstellen dat wel planschade kan ontstaan. Als de bebouwing in De Ronde Hoep wordt beschermd tegen overstroming verdwijnt dit verschil weer, waardoor mogelijk geen sprake is van planschade.
Een vergoedingsregeling voor de geleden overstromingsschade kan de eventuele planschade mogelijk deels of zelfs geheel teniet doen.
Naast voorgenoemde rationele argumenten gelden ook gevoelsmatige. Door de bestemming als calamiteitenbergingsgebied kan op basis van emoties de waarde van een gebied (denk bijvoorbeeld aan de aantrekkelijkheid voor bedrijfsvestiging of -opvolging) mogelijk verminderen. Vraag is of dit een grondslag is voor planschade.
Er zijn geen gegevens uit de praktijk voorhanden die aangeven of al dan niet planschade zal ontstaan.
90
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
7.3 Aanbevelingen Indien de betrokken partijen besluiten tot aanwijzing van De Ronde Hoep tot calamiteitenbergingsgebied gelden de volgende aanbevelingen. -
Ontwerp in onderling overleg tussen de waterbeheerder, de provincie en de gemeente een sluitende regeling voor vergoeding van de overstromingsschade. Maak daarin voor burgers en bedrijven duidelijk welke overheid aanspreekpunt is voor claims (creëer hiervoor één loket) en bepaal in welke mate de betrokken overheden bijdragen in de schadevergoeding. Ga in de regeling niet uit van een bijdrage van het Rijk vanuit de WTS of het Waarborgfonds zoals voorgesteld door de commissie Borghouts.
-
Bepaal de hoogte van de schadevergoeding op basis van taxaties.
-
Ga minimaal uit van een inlaatwerk en afsluiting van de onderdoorgangen onder de A9 (het laatste alleen wanneer zich een daadwerkelijke calamiteit voordoet) om de inundatie gecontroleerd te laten verlopen en de schade in De Ronde Hoep niet onnodig hoog te laten worden.
-
Ga na of (en zo ja welke) aanvullende beschermende maatregelen in De Ronde Hoep, met name de bescherming van de bebouwing ten zuiden van de A9, maatschappelijk gewenst zijn.
-
Neem calamiteitenberging minimaal op in calamiteitendraaiboek. Besteed daarbij aandacht aan de twee mogelijke beheerssituaties, namelijk dat de Amstellandboezem en stadsboezem Amsterdam wel en niet als afgescheiden watersysteem functioneren. Besteed ook aandacht aan de eventuele evacuatie van bewoners en het vee, het openingscriterium voor de inlaat en de taken en verantwoordelijkheden van de diverse organisaties bij daadwerkelijke inzet.
-
Neem ruimtelijke reservering van De Ronde Hoep als calamiteitenbergingsgebied in het streek- en bestemmingsplan in overweging op basis van de eerder genoemde argumenten. Vastlegging van calamiteitenberging in het bestemmingsplan en/of streekplan is met name aan de orde in de volgende gevallen:
Als huidige of mogelijke toekomstige ruimtelijke plannen op gespannen voet staan met vrijwaring uit het oogpunt van waterberging. Bijvoorbeeld als er ruimte is gereserveerd voor uitbreiding van kapitaalintensieve functies.
Als te verwachten inrichtingsmaatregelen ruimtelijk ingrijpend zijn en bijvoorbeeld aanlegvergunningen vereisen.
Als men de motivering voor de functie (ook bij eventuele beroepsprocedures) wil versterken met een integrale afweging . Dit betreft met name de aanwijzing van gebieden met een bovenlokale functie en gebieden waar van wezenlijke functieverandering sprake is.
In het geval de functie calamiteitenberging wordt vastgelegd in het bestemmingsplan kan en zal veelal sprake zijn van een dubbelbestemming. In dat geval moet aandacht worden besteed aan een voorrangsregeling indien de functies strijdig zijn (met een dubbelbestemming met een agrarische functie is dat al grotendeels voorkomen) en het voorkomen van tegenstrijdige gebruiksvoorschriften.
HKV
LIJN IN WATER
91
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Bijlagen
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Bijlage A: Inrichting De Ronde Hoep Inlaatwerk In deze beschrijving wordt uitgegaan van het gecontroleerd volstromen van polder De Ronde Hoep. Onder gecontroleerd instromen wordt verstaan het toelaten van water via een inlaatconstructie waarbij het water rustig en gelijkmatig de polder instroomt. De hoeveelheid te bergen water in polder De Ronde Hoep is 2,4 mln. m3 dat in één etmaal moet kunnen toestromen. Daarmee is een gemiddeld debiet van 28 m3/s over het etmaal nodig. Het instromen van water in de polder kan gecontroleerd geschieden via een inlaatconstructie die in de dijk rond polder De Ronde Hoep. Eenmaal in de polder moet de stroomsnelheid van het water worden teruggebracht om erosie van de bodem te voorkomen. De stroomsnelheden in de polder moeten kleiner blijven dan circa 20 cm/s. De redenen voor het reduceren van de stroomsnelheid in de polder zijn: -
Bodemerosie mag niet of nauwelijks optreden om erosiekuilen en uitgestrekte slibafzetting te voorkomen.
-
Het cultuurhistorisch karakter van het landschap mag door het instromende water niet worden aangetast. Uitslijten van waterlopen of aantasting van de oevers langs de waterlopen door hoge stroomsnelheden is niet toegestaan.
-
Ongecontroleerd hoge stroomsnelheden of warrige stromingspatronen in de polder kunnen bestaande constructies (bebouwing, duikers, bruggen, enz.) aantasten.
Na een veldbezoek en op basis van het verloop van de bodemhoogte in de polder zijn een aantal geschikte locaties voor de inlaatconstructie beschouwd. In Afbeelding A1 zijn vier mogelijke locaties aangegeven. Alle locaties liggen langs de Amstel. De keuze van deze locaties is gebaseerd op de volgende overwegingen: -
Het water vanuit de boezem kan de inlaatconstructie gemakkelijk bereiken. De Amstel kan de aanvoer van 28 m3/s leveren. Via de Waver is die aanvoer niet mogelijk aangezien de Waver maar een paar meter breed is. Uitdiepen van de Waver, met enkele meters, is niet aan de orde in verband met de stabiliteit van de kades. De Bullewijk is ook niet geschikt aangezien bij de aansluiting op de Amstel een kering aanwezig is die bij wateroverlast in Amsterdam kan worden gesloten. Het water uit de Amstel moet dan via de te smalle Waver naar de Bullewijk stromen.
-
De dijk waarin de inlaatconstructie komt bestaat uit veen. Tevens is de ondergrond opgebouwd uit een dikke laag veen (5 à 10 m). De aanwezige dijken rond De Ronde Hoep zijn in goede staat en kunnen een eenvoudige en lichte constructie dragen.
-
De locatie is ver genoeg verwijderd van de bebouwing. Langs de Amstel, met name langs het zuidelijke gedeelte van de polder liggen de boerderijen enkele honderden meters uit elkaar.
-
Het water moet vrij de polder in kunnen stromen en daarbij voldoende afgeremd worden om bodemerosie te voorkomen. Het gebied in de polder achter deze locaties voldoet hieraan.
HKV
LIJN IN WATER
I
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
Het water moet op een diepe plek in de polder stromen. De reden daarvoor is dat het water vanuit de diepe delen van de polder rustig naar de ondiepere gedeelten stroomt. In het zuidelijk gebied liggen de diepere gedeelten.
D
C
B A
Afbeelding A1:
Geschikte locaties voor een inlaatwerk.
Voorgesteld wordt om een eenvoudige inlaatconstructie te bouwen. De constructie bestaat uit een plaat van beton of asfalt die in de kade wordt aangelegd. Over de constructie wordt een laag zand gelegd en daar bovenop (klinker)bestrating. wegdek
Amstel
polder inlaatconstructie damwand
Afbeelding A2:
Doorsnede inlaatconstructie in de kade
Aan beide zijden van de constructie wordt een damwand geslagen om ondergraven door langsstromend water te voorkomen. Het niveau van de drempel van de inlaatconstructie ligt op streefpeil. Daarmee stopt de instroming van water als het streefpeil is bereikt. Het drempelniveau kan desgewenst lager worden gelegd om het debiet over de inlaat te vergroten, hierop wordt verder in de tekst ingegaan. Op de drempel kan dan een hulpdrempel worden gelegd om de instroming enigszins te regelen.
II
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
hulpdrempel streefpeil
Afbeelding A3:
hoofddrempel
Verwijderbare hulpdrempel.
Als een groter debiet is gewenst, kan de hulpdrempel worden verwijderd met een kraan. De dikte van de hulpdrempel is bijvoorbeeld 10 cm. Aangezien de hulpdrempel een beperkt gewicht moeten hebben om door een rijdende kraan te kunnen worden verwijderd, zal deze opgebouwd moeten zijn uit lengtes van niet meer dan circa 5 m. Welke breedte heeft de inlaatconstructie? Deze vraag kan met behulp van een eenvoudige overlaatformule worden bepaald. Uitgangspunt is dat de inlaatconstructie onder alle omstandigheden functioneert als een 'volkomen overlaat'. Daaronder wordt verstaan dat de waterstand in de polder in dit geval 1 m à 2 m onder het drempelniveau van de inlaat blijft waardoor het water vrij over de inlaat kan stromen. Het debiet over de inlaat is dan alleen afhankelijk van de waterstand in de Amstel. Het debiet over de inlaat kan als volgt worden berekend:
Q = µ ⋅ B ⋅ dh ⋅ 2 g ⋅ dh met de afvoercoëfficiënt µ = 0.6, de breedte van de inlaat B, het verschil tussen de waterstand op de Amstel en het drempelniveau dh, de zwaartekrachtsversnelling g=9,81 m/s2. Gegeven is dat in één etmaal 2,4 mln. m3 water in de polder moet kunnen stromen. Het debiet hangt af van de waterstand op de Amstel. Aangenomen wordt dat de waterstand op de Amstel aan het begin van het inlaten 20 cm boven streefpeil staat en na 24 uur op streefpeil. De totale hoeveelheid ingestroomd water in de polder in één dag is dan te berekenen met: 24uur
Volume =
∫ Q ⋅ dt 0
Dat levert de volgende formule op voor de breedte van de inlaatconstructie:
B=
2,4 mln. m3
µ ⋅ 2 g ⋅ dh 3 / 2 2 / 5 ⋅ 86400
Voor een aantal waterstanden op de Amstel zijn de benodigde breedtes van de inlaatconstructie gegeven in onderstaande tabel. Tevens is in de tabel de maximum stroomsnelheid op de drempel van de inlaat vermeld. Die maximum snelheid is te berekenen als Vmax = √(g ⋅ dh) m/s.
HKV
LIJN IN WATER
III
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
dh [m]
B [m]
Vmax [m/s]
0,05
2300
0,7
0,1
830
1,0
0,2
290
1,4
0,3
160
1,7
Tabel A1:
Benodigde breedte inlaat en maximum stroomsnelheid
Het is efficiënt om het drempelniveau van de inlaat zo laag mogelijk te leggen om de breedte te beperken. Een nadeel van een smalle inlaatconstructie en een hoge waterstand op de Amstel is dat de maximum stroomsnelheid veel groter is. De stroomsnelheid moet dan worden tergugebracht van bijvoorbeeld 1,4 m/s naar 0,2 m/s. Om bij deze snelheden erosie op het talud van de kade te voorkomen moet de taludhelling flauw zijn. Het binnentalud van de kades is in de huidige ongeveer 1:2 à 1:3. Voor een rustige instroming zou een taludhelling van 1:8 à 1:10 gunstig zijn. Met een diepte onder het kadeniveau van 2 m betekent dat een taludlengte van 16 à 20 m. Voor het afremmen van de stroomsnelheid zijn extra elementen nodig (bouwkundig of beplanting onder aan het talud). Bomen of bosschages inlaat
Afbeelding A4:
talud
Bomen of bosschages om de stroming af te remmen.
Gekozen wordt voor locatie A voor de inlaatconstructie. De redenen daarvoor zijn dat locatie A het beste voldoet aan de gestelde eisen. De ruimte tussen de bebouwing is beschikbaar en de polder is daar diep genoeg en sluit aan op het diepere zuidelijk gedeelte van de polder. Gekozen wordt voor een maximale breedte van de inlaatconstructie van 300 m. Een bredere constructie is niet praktisch.
Beschermende maatregelen De inundatiediepte in polder De Ronde Hoep is weergegeven in Afbeelding 5-6 op blz. 57 voor de hoeveelheid geborgen water van 2,4 mln. m3. De inundatiedieptes zijn tevens nagegaan voor de dubbele en drievoudige hoeveelheid water: 4,8 mln. m3 respectievelijk 7,2 mln. m3 om de gevoeligheid voor het eventueel langer inlaten van water zichtbaar te maken en de beschermende maatregelen daar op af te stemmen. In het diepe zuidelijke gedeelte van de polder zijn de inundatiedieptes langs de kades waar de bebouwing staat 0,2 m tot 0,4 m voor 2,4 mln. m3. De inundatiediepte is 0,4 m tot 0,7 m bij verdubbeling van dat volume. Voor het drievoudige volume nemen de inundatiedieptes in het zuidelijke gedeelte toe tot 0,5 m tot 0,8 m. In het westelijke en oostelijke gedeelte zijn de inundatiedieptes niet veel kleiner dan in het zuidelijke gedeelte. In het noord-westelijke gedeelte blijven de inundatiedieptes beperkt tot 0,1 m à 0,3 m.
IV
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Als voor een beschermende constructie rond de bebouwing wordt gekozen, dan is de aanleghoogte daarvan circa 1m, behalve in het noord-westelijk gedeelte waar een aanleghoogte van 0,5 m voldoet. Maatregelen om de veiligheid van de bewoners te garanderen tijdens het inunderen van polder De Ronde Hoep zijn zo dicht mogelijk gesitueerd bij de bebouwing in de polder. Mogelijkheden om de bebouwing en daarmee de bewoners te beschermen tegen het water zijn: -
aanleg van een aarden kade om de bebouwing
-
aanleg van een stalen damwand om de bebouwing
-
opstellen van een mobiele kering om de bebouwing
-
herbouwen van de bebouwing op terpen
-
het evacueren bewoners en vee en vergoeden van de schade
Aarden kade: Rond de kavels waarop de bebouwing staat wordt een aarden kade gelegd. De taluds zijn flauw zodat tractoren en vee de kade gemakkelijk kunnen passeren. De kruin van de kade ligt 1 m boven het maaiveld in het westelijke, zuidelijke en oostelijke gedeelte van de polder. In het noordelijke gedeelte voldoet een kruinhoogte van 0,5 m. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een kade nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 40 bebouwde kavel in het diepe gedeelte en ongeveer 5 in het ondiepe gedeelte. Stalen damwand: Rond de kavels waarop de bebouwing staat wordt een stalen damwand geslagen. Er moeten doorgangen in zijn aangebracht zodat tractoren en vee de damwand gemakkelijk kunnen passeren. Tijdens de inundatie moeten de doorgangen dichtgezet worden. De kruin van de damwand ligt 1 m boven het maaiveld in het westelijke, zuidelijke en oostelijke gedeelte van de polder. In het noordelijke gedeelte voldoet een kruinhoogte van 0,5 m. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een damwand nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 40 bebouwde kavel in het diepe gedeelte en ongeveer 5 in het ondiepe gedeelte. Mobiele kering: Voordat de polder wordt geïnundeerd worden rond de bebouwde kavels noodkeringen aangebracht opgebouwd uit zandzakken op waterdicht geotextiel. De bovenzijde van de kering ligt 1 m boven het maaiveld in het westelijke, zuidelijke en oostelijke gedeelte van de polder. In het noordelijke gedeelte voldoet een kruinhoogte van 0,5 m. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een kering nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 40 bebouwde kavel in het diepe gedeelte en ongeveer 5 in het ondiepe gedeelte. Herbouwen op terpen: De meeste woonhuizen en boerderijen liggen verhoogt in het landschap en hoog genoeg als de polder wordt geïnundeerd. De bijgebouwen en schuren liggen veelal lager. Alle bebouwing zou op terpen herbouwd kunnen worden. De terphoogte is 1 m boven het maaiveld in het westelijke, zuidelijke en oostelijke gedeelte van de polder. In het noordelijke gedeelte voldoet een terphoogte van 0,5 m. In totaal liggen er ongeveer 40 bebouwde kavel in het diepe gedeelte en ongeveer 5 in het ondiepe gedeelte.
HKV
LIJN IN WATER
V
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Evacueren bewoners en vee en vergoeden van de schade: Alvorens de polder te inunderen worden alle bewoners en het vee geëvacueerd. Schade aan gebouwen, werktuigen, apparatuur en inboedel wordt vergoed. Het gedeelte te noorden van de A9 kan inunderen bij zeer hoge waterstanden via een waterloop die onder de A9 doorloopt en via drie wegen de onder de A9 doorlopen. Waarschijnlijk ligt de weg in de polder die parallel aan de A9 loopt hoog genoeg om inundatie via de woonwijk te voorkomen. Mocht dat wel mogelijk zijn dan wordt geadviseerd om de drie onderdoorgangen te blokkeren met zandzakken of een ander mobiel systeem voor afsluiting. De waterloop die onder de A9 doorloopt moet wel worden afgesloten. Dat kan met behulp van schotten die tijdelijk in de waterloop worden gezet en het noordelijk gedeelte van het zuidelijk gedeelte scheiden.
Kosten Onderscheid wordt gemaakt in de kosten voor de aanleg van maatregelen en de kosten voor het onderhoud van de maatregelen. Gegeven het prijspeil van het jaar 2000 worden voor de verschillende maatregelen de kosten (inclusief 19% BTW) voor aanleg en jaarlijks onderhoud geschat op: -
Inlaatconstructie met een breedte van 300 m: aanleg € 2 mln. (incl. zinkstuk in de Amstel, betonnen plaatconstructie, damwanden). De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 20.000,-
-
Aarden kades, totaal 45 stuks met een lengte van 300 m en een kruinhoogte van 0,5 m (5 stuks) en 1 m (40 stuks): aanleg € 5 mln. De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 50.000,- voor o.a. het op hoogte houden van de kaden (welke vanwege de veengrond aan verzakking onderhevig zijn).
-
Stalen damwanden, totaal 45 stuks met een lengte van 300 m ) met een maximale lengte van 4 m: aanleg € 7 mln. De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 70.000,-.
-
Mobiele kering. De kosten voor deze maatregel hangen stek af van het gekozen systeem. In de eenvoudigste vorm worden zandzakken gestapeld op een waterdicht geotextiel. In totaal is een lengte van (45 x 300 m) 13,5 km nodig. De kering moet worden geplaatst en weer worden verwijderd. Met een geschatte prijs van € 100,- per strekkende meter voor aanbrengen en verwijderen en inclusief (her te gebruiken) materiaal zijn de totale kosten € 1,4 mln. De onderhoudskosten zijn € 14.000,- per jaar.
-
Aanleg terpen, totaal 45 stuks en herbouwen van de bebouwing: De kosten voor de aanleg van de terpen wordt geschat op € 5 mln. De kosten voor het herbouwen van schuren, bijgebouwen en eventueel woningen worden geschat op € 500.000,per kavel. De kosten voor herbouwen zijn € 22,5 mln. De totale kosten voor de aanleg van terpen en herbouwen zijn € 27,5 mln.
-
Evacuatie van de bewoners en het vee. De kosten bestaan uit het vervoeren van mens en vee, het onderbrengen van de bewoners gedurende 2 weken in vervangende behuizing en het stallen van vee. De geschatte kosten per kavel zijn geschat op € 1.000,- per dag. Met 10 overstroomde kavels en twee weken ontruiming komen de kosten op € 0,15 mln.
De kosten zoals hier vermeld zijn gebaseerd op kentallen uit ‘GWW Kosten Kleine kunstwerken en gemalen’ en GWW Kosten Kust- en oeverwerken, werk algemene aard’ van het jaar 2000.
VI
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Bijlage B: Inrichting Wilnis Veldzijde Inlaatwerk De hoeveelheid water die voorzien is in polder Wilnis Veldzijde te worden geborgen, is 2,4 mln. m3. Gedurende één dag stroomt een maximale hoeveelheid water van 28 m3/s via een inlaatconstructie de polder in. De stroomsnelheden in de polder moeten daarbij kleiner blijven dan circa 20 cm/s (zie de beschrijving voor De Ronde Hoep in Bijlage A). Na een veldbezoek en op basis van het verloop van de bodemhoogte in de polder is een aantal geschikte locaties voor de inlaatconstructie beschouwd. In afbeelding B1 zijn een tweetal mogelijke locaties aangegeven. Het grote probleem bij deze polder is de aanvoer van het water. De kromme Mijdrecht heeft een te kleine capaciteit om 28 m3/s te kunnen aanvoeren. Uitdiepen van de Kromme Mijdrecht vanaf de Amstel over een traject van circa 6 km is een mogelijkheid. De Kromme Mijdrecht moet 2 à 3 m worden verdiept. De belangrijkste vraag is: blijven de kades stabiel als de waterloop wordt verdiept? Een stabiliteit onderzoek zal dat moeten aantonen. Maar als dat niet het geval is, zullen extra maatregelen moeten worden genomen zoals het verstevigen van de kades of het plaatsen van een diep aangelegde beschoeiing langs het traject. Minder realistisch is het aanleggen van een aanvoer kanaal tussen de Amstel en de polder langs een traject zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. Deze mogelijkheid wordt verder niet beschouwd.
kanaal
B A
Afbeelding B1:
HKV
LIJN IN WATER
Geschikte locaties voor de inlaatconstructie.
VII
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
De keuze van deze locaties is gebaseerd op de volgende overwegingen: -
De dijk waarin de inlaatconstructie komt bestaat uit veen. Tevens is de ondergrond opgebouwd uit een dikke laag veen. De aanwezige dijken rond polder Wilnis Veldzijde zijn in goede staat en kunnen een eenvoudige en lichte constructie dragen.
-
De locatie is ver genoeg verwijderd van de bebouwing. Langs de kades in de zuidwest hoek van de polder is nauwelijks bebouwing aanwezig.
-
Het water moet vrij de polder in kunnen stromen en daarbij voldoende afgeremd worden om bodemerosie te voorkomen. Het gebied in de polder achter deze locaties voldoet hieraan.
-
Het water moet op een diepe plek in de polder stromen. De hoogte verschillen in de polder zijn gering. Alhoewel uit de waterdieptekaart van de polder blijkt dat de westzijde van de polder de geringste diepte vertoont, is toch voor deze locaties gekozen aangezien de aanvoer van het water vanuit het westen moet plaatsvinden.
Voorgesteld wordt om een eenvoudige inlaatconstructie te bouwen zoals beschreven in bijlage A voor De Ronde Hoep. Nadat de normale situatie op de boezem weer min of meer is hersteld en het streefpeil op de boezem weer is ingesteld, kan de polder worden leeggepompt. Dat kan met het gemaal Wilnis Veldzijde dat aan de noordzijde in de polder ligt. De capaciteit van het gemaal is 85 m3/min zodat de 2,4 mln. m3 na 19,5 dagen is uitgeslagen. Als deze periode te lang wordt bevonden, kunnen tijdelijk extra pompen worden ingezet.
Beschermende maatregelen De inundatiediepte in polder Wilnis Veldzijde is weergegeven in afbeelding Afbeelding 5-7 op blz. 64 voor de hoeveelheid geborgen water van 2,4 mln. m3. De inundatiedieptes zijn tevens nagegaan voor de dubbele en driedubbele hoeveelheid te bergen water om de gevoeligheid voor het eventueel langer inlaten van water zichtbaar te maken. In de polder zijn de inundatiedieptes langs de kades waar de bebouwing staat 0,5 m tot 1,5 m. Als voor een beschermende constructie rond de bebouwing wordt gekozen, dan is de aanleghoogte daarvan derhalve circa 1,5 m. Het gebied waar nu een golfbaan ligt op een voormalige vuilstort, is hoog gelegen en zal bij inundatie niet onderlopen. Wel wordt uitgegaan van een kade rondom deze locatie om milieuverontreiniging na een inundatie te voorkomen. Aan de noordzijde van de polder ligt een schrootverwerkend bedrijf. Het is in verband met schadelijke stoffen ongewenst dat het bedrijfsterrein onderloopt. Uitgegaan wordt van een kade rondom die kavel van 1,5 m hoog. Maatregelen om de veiligheid van de bewoners te garanderen tijdens het inunderen van polder Wilnis Veldzijde zijn zo dicht mogelijk gesitueerd bij de bebouwing in de polder. Mogelijkheden om de bebouwing en daarmee de bewoners te beschermen tegen het water zijn:
VIII
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
aanleg van een aarden kade om de bebouwing
-
aanleg van een stalen damwand om de bebouwing
-
opstellen van een mobiele kering om de bebouwing
-
herbouwen van de bebouwing op terpen
-
het evacueren bewoners en vee en vergoeden van de schade
Aarden kade: Rond de kavels waarop de bebouwing staat wordt een aarden kade gelegd. De taluds zijn flauw zodat tractoren en vee de kade gemakkelijk kunnen passeren. De kruin van de kade ligt 1,5 m boven het maaiveld. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een kade nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 25 bebouwde kavels in de polder. Stalen damwand: Rond de kavels waarop de bebouwing staat wordt een stalen damwand geslagen. Er moeten doorgangen in zijn aangebracht zodat tractoren en vee de damwand gemakkelijk kunnen passeren. Tijdens de inundatie moeten de doorgangen dichtgezet worden. De kruin van de damwand ligt 1,5 m boven het maaiveld. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een damwand nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 25 bebouwde kavels in de polder. Mobiele kering: Voordat de polder wordt geïnundeerd worden rond de bebouwde kavels noodkeringen aangebracht opgebouwd uit zandzakken op waterdicht geotextiel. De bovenzijde van de kering ligt 1,5 m boven het maaiveld. Per bebouwingseenheid (huis, en schuren) is een kering nodig met een lengte van ongeveer 300 m. In totaal liggen er ongeveer 25 bebouwde kavels in de polder. Herbouwen op terpen: De meeste woonhuizen en boerderijen liggen verhoogt in het landschap en hoog genoeg als de polder wordt geïnundeerd. De bijgebouwen en schuren liggen veelal lager. Alle bebouwing zou op terpen herbouwd kunnen worden. De terphoogte is 1,5 m boven het maaiveld. In totaal liggen er ongeveer 25 bebouwde kavels in de polder. Evacueren bewoners en vee en vergoeden van de schade: Alvorens de polder te inunderen worden alle bewoners en het vee geëvacueerd. Schade aan gebouwen, werktuigen, apparatuur en inboedel wordt vergoed.
Kosten Onderscheid wordt gemaakt in de kosten voor de aanleg van maatregelen en de kosten voor het onderhoud van de maatregelen. Gegeven het prijspeil van het jaar 2005 worden voor de verschillende maatregelen de kosten (inclusief 19% BTW) voor aanleg en jaarlijks onderhoud geschat op: -
Verdiepen van de Kromme Mijdrecht over een lengte van 6 km en versterken van de kades. Uitgegaan wordt van vervuild slib en het plaatsen van een beschoeiing over het traject. De hoeveelheid slib is geschat op 100.000 m3 en 12 km beschoeiing. De kosten voor het baggerwerk en verwerken van het slib zijn geschat op € 15 mln. Het aanbrengen van de beschoeiing wordt geschat op € 6 mln. Totaal zijn de kosten voor verdiepen van de Kromme Mijdrecht € 21 mln.
HKV
LIJN IN WATER
IX
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
-
Inlaatconstructie met een breedte van 300 m: aanleg € 2 mln. (incl. zinkstuk in het aanvoerkanaal, betonnen plaatconstructie, damwanden). De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 20.000,-
-
Aarden kades, totaal 25 stuks met een lengte van 300 m en een kruinhoogte van 1,5 m alsmede een kade rondom de voormalige vuilstort met een lengte van 2,5 km: aanleg € 4 mln. De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 40.000,- voor o.a. het op hoogte houden van de kaden (welke vanwege de veengrond aan verzakking onderhevig zijn).
-
Stalen damwanden, totaal 25 stuks met een lengte van 300 m met een maximale lengte van 4 m: aanleg € 4 mln. De onderhoudskosten per jaar zijn gemiddeld € 40.000,-. Voor de voormalige vuilstort wordt uitgegaan van een aarden kade met een kostenpost van € 1 mln. voor aanleg en € 10.000 voor jaarlijks onderhoud.
-
Mobiele kering. De kosten voor deze maatregel hangen stek af van het gekozen systeem. In de eenvoudigste vorm worden zandzakken gestapeld op een waterdicht geotextiel. In totaal is een lengte van (25 x 300 m) 7,5 km nodig. De kering moet worden geplaatst en weer worden verwijderd. Met een geschatte prijs van € 100,- per strekkende meter voor aanbrengen en verwijderen en inclusief (her te gebruiken) materiaal zijn de totale kosten € 8 mln. Voor de voormalige vuilstort wordt uitgegaan van een aarden kade met een kostenpost van € 1 mln. voor aanleg en € 10.000 voor jaarlijks onderhoud.
-
Aanleg terpen, totaal 25 stuks en herbouwen van de bebouwing: De kosten voor de aanleg van de terpen wordt geschat op € 3 mln. De kosten voor het herbouwen van schuren, bijgebouwen en eventueel woningen worden geschat op € 500.000,per kavel. De kosten voor herbouwen zijn € 12,5 mln. De totale kosten voor de aanleg van terpen en herbouwen zijn € 15,5 mln. Voor de voormalige vuilstort wordt uitgegaan van een aarden kade met een kostenpost van € 1 mln. voor aanleg en € 10.000 voor jaarlijks onderhoud.
-
Evacuatie van de bewoners en het vee. De kosten bestaan uit het vervoeren van mens en vee, het onderbrengen van de bewoners gedurende drie weken in vervangende behuizing en het stallen van vee. De geschatte kosten per kavel zijn geschat op € 1.000,- per dag. Met circa 25 kavels en drie weken ontruiming komen de kosten op € 0,5 mln.
De kosten zoals hier vermeld zijn gebaseerd op kentallen uit ‘GWW Kosten Kleine kunstwerken en gemalen’ en GWW Kosten Kust- en oeverwerken, werk algemene aard’ van het jaar 2000.
X
HKV
LIJN IN WATER
‘Pilot’ De Ronde Hoep Een weegschaal voor beheersing van hoogwatercalamiteiten
Bijlage C: Verantwoording van het rapport Het voorliggende rapport is opgesteld door onderzoeks- en adviesbureau HKV
LIJN IN WATER
in nauwe samenwerking met een begeleidingsgroep, bestaande uit
ambtelijke vertegenwoordigingen van de Provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Ouder-Amstel. De direct betrokkenen worden hieronder vermeld. Provincie Noord-Holland
Hans Bakker (projectleider) Tom Mak (crisisbeheersing) Helga Danner (cultuurhistorie) Harry Eisenberger (juridische aspecten) Debora Timmerman (communicatie)
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi
Marja van Keulen
en Vecht, namens deze de DWR.
Evelien van Assenbergh-Gerritse
Gemeente Ouder-Amstel
Cécile Gronert
HKV
Durk Klopstra (auteur van het rapport)
LIJN IN WATER
Cor-Jan Vermeulen (natuurwaarden, schade) Rachel van Weissenbruch (juridische aspecten) Paul Termes (inrichtingsvarianten) Elmi v/d Braak (schadeberekeningen) Matthijs Kok (kwaliteitsborging) De cultuurhistorische waarde van De Ronde Hoep is beschreven door Marinus Kooiman van Bureau Beek en Kooiman (Arcadis), daartoe begeleid door Jef Landman (DWR) en Helga Danner (Prov. NH). De natuurwaarden in De Ronde Hoep zijn beschreven met medewerking van R. Leguijt en B. van Beijma (Landschap Noord-Holland) en Pauline Hartog (DWR). LTB advies en accountants Aalsmeer (W. Wijtsma) heeft de schadeberekeningen van De Ronde Hoep geverifieerd. Tot slot hoort bij het rapport een samenvatting, welke als apart boekwerkje is verschenen.
HKV
LIJN IN WATER
XI