R.K. Basisschool Anselderlaan 10 6471 GL Eygelshoven tel: 5351434
Pestprotocol De Veldhof
De zorg voor het pedagogisch klimaat en in het bijzonder de zorg voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen is een speerpunt op onze school.
Schooljaar 2013-2014
1
Inhoud H 1.
Algemene informatie over pesten Plagen of pesten Hoe kinderen pesten Feiten over pesten De gepeste kinderen De pesters Meelopers en de andere kinderen Meisjes en pesten Het grote zwijgen Veilig in de groep H 2. Pesten bij kinderen tot twaalf jaar Kinderen van twee tot vier jaar Kinderen van vier tot acht jaar De basisschool Nationaal onderwijsprotocol tegen pesten Praten met de leerkracht H 3. Wat te doen Wordt uw kind gepest – signalen Pesten voorkómen De vijfsporen aanpak Gevoel van eigenwaarde opbouwen Uw kind helpen Deskundige hulp Tips van ouders en anderen H 4. Pestprotocol De Veldhof Preventief jaarlijks terugkerende afspraken in de groepen Het signaleren Hoe te handelen als er toch gepest wordt Bijlagen Bijlage 1. Gedragsposters groepen 1 / 2 en 3 t/m 8 Bijlage 2. De Gouden Weken Bijlage 3. Kanjertraining Bijlage 4. Veiligheidsthermometer Bijlage 5. Klachtenregeling Bijlage 6. Methodieken, materialen en literatuur Toetsen en testen sociaal- emotionele ontwikkeling
Schooljaar 2013-2014
P3-9
P 10 - 13
P 14 - 19
P 20 - 21
P 22 – 39
2
1. Algemene informatie over pesten Plagen is onschuldig, pesten is gemeen. Veel kinderen gaan angstig naar school; zullen ze vandaag weer worden uitgescholden, geduwd en vernederd? Vaak vertellen kinderen niet aan hun leerkrachten en ouders dat ze worden gepest. Ook de kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, laten meestal niets van zich horen. Ouders en leerkrachten kunnen pesten tegengaan als ze zich daar voor willen inzetten.
Plagen of pesten Iemand van zijn fiets aftrekken: dat kan plagen zijn. Maar ook pesten. Het is plagen als de kinderen aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Het is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Door elkaar te plagen leren kinderen om met conflicten om te gaan. Het hoort bij het groot worden. Pesten is wel bedreigend. En het gebeurt niet zomaar een keer, maar iedere dag weer, soms een jaar of langer achter elkaar. Bij pesten wordt een slachtoffer uitgezocht om de baas over te spelen op een heel bedreigende manier. De pestkop misbruikt zijn macht: het slachtoffer wordt geslagen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd. Vaak is er een groepje kinderen dat meedoet met de pestkop, dit zijn de meelopers. Naast deze openlijke vormen van pesten komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld als een kind altijd wordt buitengesloten, nooit ergens aan mee mag doen, op geen enkel feestje wordt uitgenodigd.
Hoe kinderen pesten Met woorden: Vernederen: Hou jij onze handschoenen maar even vast, dat is toch het enige dat jij kunt. Schelden: Viezerik, vuurtoren, schele. Dreigen: Je vertelt het niet aan de meester, want dan pakken we je straks. Belachelijk maken, uitlachen. Kinderen niet bij hun eigen naam noemen maar altijd bij een bijnaam. Gemene briefjes schrijven. Lichamelijk: Trekken aan kleding, duwen, sjorren. Schoppen en slaan. Krabben, bijten en haren trekken. Met wapens: messen, stokken. Door achtervolging enz.: Achterna lopen, opjagen.
In de val laten lopen, klem zetten. Opsluiten.
Schooljaar 2013-2014
3
Door uitsluiting: Doodzwijgen: niet reageren op wat het kind doet of zegt, niet tegen hem/haar praten. Uitsluiten: het kind mag niet meedoen met spelletjes, niet meelopen naar huis, niet komen op een verjaardag. Door stelen of vernielen van bezittingen: Afpakken van kledingstukken en andere spullen. Beschadigen van spullen: kliederen op boeken, schoppen en gooien met een schooltas, banden lek steken. Door afpersing: Dwingen om geld of spullen af te geven. Dwingen om iets voor de pesters te doen: geld of snoep meenemen, een klus opknappen. Digitaal pesten: Iemand een gemene email of sms sturen. Iemand uitschelden of belachelijk maken per e-mail, op MSN, in een chatbox of per sms. Iemand een dreigmailtje of dreig-sms sturen. Foto's van iemand anders op internet zetten. Een msn-bom versturen. (Het versturen van ontzettend veel berichten tegelijk aan één persoon. Hierdoor kunnen bij die persoon programma's op de computer vastlopen en is hij of zij heel lang bezig om alle berichtjes te verwijderen.) Iemand opzettelijk een virus versturen. Gehackt worden. (Een hacker kan bijvoorbeeld de computer onbruikbaar maken of aan privé informatie komen.)
Feiten over pesten
18% van de 14 jarigen wel eens tijdens de chat zijn telefoonnummer aan een ander gegeven heeft. Pesten van alle vormen van geweld het meeste voorkomt op scholen? 27% van de kinderen op de basisschool zegt wel eens gepest te worden? Dat zijn 6 tot 8 kinderen in elke klas!! 4% van de kinderen op de basisschool zelfs aangeeft meerdere malen per week gepest te worden? Dat is in elke klas wel één kind! Op de middelbare school minder kinderen gepest worden dan op de basisschool? Maar dat toch nog 8% van de leerlingen aangeeft wel eens gepest te worden. Dat zijn er toch wel 2 in elke klas! 2 van de 3 scholen een pestprotocol hebben? Maar dat pesten evenveel voorkomt op scholen die een pestprotocol hebben als op andere scholen. 61% van de directeuren merkt dat jongens en meisjes evenveel pesten? 30% vindt dat jongens meer pesten en 9% dat meisjes meer pesten.
Pesten en internet 98% van de kinderen in Nederland gebruikt internet. 88% zit elke dag thuis op internet. 1 op de vijf kinderen en 1 op de 3 jongeren wordt wel eens gepest via de email of sms! 2% van de kinderen en 3% van de jongeren zegt zelf wel eens te pesten via mail of sms. Schooljaar 2013-2014
4
Chatten 1 op de 10 kinderen krijgen te maken met seksuele toespelingen tijdens het chatten. 18% van de 14 jarigen heeft wel eens tijdens het chatten zijn telefoonnummer aan een ander gegeven. Voor één op de vijf kinderen volgde hierna een vervelende ervaring. Bron: Steekproef Kidsweek, zomer 2003, steekproef de Kinderconsument i.s.m. Surfkids juli 2001
De gepeste kinderen Sommige kinderen hebben meer kans om gepest te worden dan andere kinderen. Dat kan met hun uiterlijk samenhangen, maar veel vaker heeft het te maken met hun gedrag, hun gevoelens en de manier waarop ze zich uiten. Bovendien worden kinderen pas gepest in situaties waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Kinderen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze zijn lid van een actiegroep en niet van een hobbyclub (of andersom). Ze spelen accordeon en geen viool (of andersom). Ze zijn majorette en zitten niet op ballet (of andersom). Hun ouders zijn gewoon getrouwd en niet gescheiden (of andersom). Ze zijn goed in rekenen of juist niet. Aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden als die andere kinderen daar de kans voor krijgen. Veel kinderen die worden gepest hebben moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pestkoppen. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven niks te zeggen omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden versterkt door het pesten. Pesters hebben snel in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan het huilen te brengen zijn. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben geen vrienden om op straat te spelen, geen vast clubje in de klas. Soms kunnen ze beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen meestal niet tot de sterksten van de groep. Ze zijn vaak onhandig in spel en sport.
De pesters Kinderen die pesten zijn vaak de sterksten uit de groep. Ze gedragen zich agressiever en reageren eerder met geweld dan andere kinderen. Meestal doen ze ook agressief ten opzichte van volwassenen: de trainer, leerkracht of hun ouders. Pesters lijken populair in een groep, maar zijn het uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Via pesten lukt ze dat het makkelijkst: ze krijgen andere kinderen mee bij het te pakken nemen van een slachtoffer. En wie mee doet, loopt minder kans zelf slachtoffer te worden. Pesters komen vaak heel zelfverzekerd over. Ze nemen het initiatief om de regels te overtreden, verzinnen hoe ze andere kinderen en volwassenen dwars kunnen zitten. Ze zijn er vaak goed in zichzelf 'uit de problemen te praten'. Doorgaans voelen ze zich niet schuldig dat ze pesten, vooral als ze met een groepje zijn. Het slachtoffer zien ze als een stommeling die 'erom vraagt gepest te worden'. Soms is een pestkop een kind dat in een andere situatie zelf gepest werd. Om te Schooljaar 2013-2014
5
voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in de zwemclub of op een andere school agressief gaan opstellen. Er lijken meer pestende jongens dan meisjes te zijn, maar waarschijnlijk is dat maar schijn. Meisjes pesten vaker op een subtiele manier. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere kinderen buiten. Waarschijnlijk wordt er door meisjes ook meer in kleine groepjes gepest. Uit onderzoek is minder bekend van pestende meisjes dan van jongens. Een pestend kind dat zijn gang kan gaan, leert dat pesten de enige manier is om je in een groep te handhaven. Het leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten. Pesters kunnen lang last ondervinden van hun agressieve gedrag ten opzichte van anderen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak moeite om vrienden te maken of te houden. Het tegengaan van pesten is daarom niet alleen van belang voor de slachtoffers. Het is ook goed voor de pesters, om hun kansen op een normale ontwikkeling zo groot mogelijk te maken.
Meelopers en de andere kinderen De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten. Sommigen kijken alleen toe, anderen doen af en toe mee. Dit zijn de meelopers. Er zijn kinderen die niet merken dat er gepest wordt of ze willen het niet weten. Meelopers zijn vaak bang om zelf slachtoffer te worden. Het kan ook zijn dat ze stoer gedrag interessant vinden en denken daardoor populair in een groep te worden.Meisjes doen nogal eens mee met pesten om een vriendin te kunnen houden. Doordat deze kinderen meepesten met een groep voelen ze zich niet zo erg verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt uitgericht.
Hoewel deze kinderen geen actieve rol spelen bij het pesten, zijn zij medebepalend voor het voortduren van het pesten. De pestende kinderen voelen zich gesterkt door de instemming van de toeschouwers. Als andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pester zeggen dat hij moet ophouden, verandert de situatie aanzienlijk. Het pesten wordt dan minder vanzelfsprekend. Het helpt als kinderen die minder betrokken zijn bij het pesten zelf, de leerkracht inlichten. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn emotioneel bij het onderwerp betrokken. Ouders van kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een kind gepest wordt, heeft het kind zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas. Vaak vinden de kinderen het heel vervelend dat er wordt gepest op school, maar willen ze ook niet als enige voor het gepeste kind opkomen. Ouders kunnen hun kinderen dan adviseren om er met vriendjes of vriendinnetjes over te praten. Misschien durven ze samen iets te ondernemen naar de pesters of de leerkracht. Schooljaar 2013-2014
6
Meisjes en pesten
Pesten heeft bij meisjes te maken met vriendschappen. Ze pesten een ander meisje bijvoorbeeld om te zorgen dat dit meisje hun vriendin niet afpakt. Jongens lijken vooral kinderen te pesten waar ze in hun vriendengroep niet veel mee te maken hebben. Meisjes pesten kinderen die dichter bij ze staan, die een rol spelen in de concurrentie tussen vriendinnen. Dit komt naar voren uit een onderzoek dat in 1996 is uitgevoerd op een basisschool. De andere gegevens in dit stukje komen ook uit dit onderzoek. Ook meisjes nemen elkaar lichamelijk te pakken, maar veel van het gepest vindt plaats met woorden. Vaak maken meisjes afspraken met elkaar om een ander meisje buiten te sluiten, vaak met behulp van briefjes die in de klas worden doorgegeven. Er worden onderling dreigementen geuit zoals: "Ik speel niet meer met je als je met haar speelt". Een vorm van pesten die de meisjes ook zelf 'gemeen' vinden is het doorvertellen van geheimen.
Meisjes willen soms een gepest kind wel helpen, maar daarbij willen ze niet het risico lopen zelf gepest te worden. Ze helpen het gepeste kind door bemoedigende opmerkingen tegen haar te maken. Leerkrachten lijken het pestgedrag van meisjes minder op te merken dan dat van jongens. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de minder lichamelijke manier van pesten door meisjes. Als het pesten toch is opgemerkt, zijn de meisjes niet erg onder de indruk van een serieus gesprek of een korte schorsing. Onderzoek van N. van den Bolt, Amsterdam.
Het grote zwijgen Pesten is een groot probleem voor kinderen, vooral voor de kinderen die zelf worden gepest. Toch beginnen veel kinderen er thuis niet over. Een kind dat wordt gepest, schaamt zich daar vaak voor. Het wil zijn ouders niet teleurstellen. Een gepest kind is geen populair kind en dat hadden haar/zijn vader en moeder wél graag gewild. Dat voelt een kind haarscherp aan. Het kan ook zijn dat een kind thuis niets zegt omdat het pestprobleem onoplosbaar lijkt. Het is misschien bang dat het probleem juist groter wordt. Stel je voor: je vader of moeder zou weleens contact op kunnen nemen met de ouders van de pestkop of met de leerkracht op school! Misschien brengt de leerkracht in de klas het probleem ter sprake, dan weten de klasgenoten dat er 'geklikt' is. De pesterijen worden dan misschien juist erger. Ook kinderen die zelf pesten zullen thuis niet gemakkelijk over het pesten praten. Zij kunnen er alleen over beginnen als ze zich bewust zijn van hun gedrag en van de ernstige gevolgen daarvan. Pesters weten vaak zelf niet waarom ze iemand pesten. Ook dringt het niet tot ze door hoe erg hun gepest voor het slachtoffer is: 'ze lokte het toch zelf uit, wie loopt er nou nog met zo'n stomme schooltas?' is hun redenering. Daarnaast willen veel pestende kinderen de machtspositie die ze door het pesten verkrijgen, niet verliezen. Toch is het niet waar dat pesters nooit willen dat een volwassene het probleem aanpakt. Misschien willen ze wel anders omgaan met andere kinderen, maar hoe moet dat dan? Schooljaar 2013-2014
7
De meeste kinderen houden zich het liefst afzijdig als er wordt gepest. Als ze het zouden opnemen voor het slachtoffer, lopen ze de kans zelf gepest te worden. En iedere dag zien ze hoe erg dat is. Veel kinderen voelen zich schuldig dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of een volwassene te hulp roepen. Er zijn ook kinderen die absoluut niet in de gaten hebben dat er gepest wordt. Ze zien misschien wel iets gebeuren, maar kunnen de ernst van de situatie niet inschatten. Voorkómen en bestrijden van pesten Pesten is geen eenvoudig probleem. Daarom lijkt het vaak onoplosbaar. Toch is pesten wel te bestrijden als het serieus wordt genomen. Dat betekent dat kinderen moeten weten dat ze om hulp kunnen aankloppen bij de volwassenen om hen heen. Voor volwassenen betekent het, dat ze aandacht moeten hebben voor de signalen van de kinderen. Ze moeten luisteren naar wat de kinderen te vertellen hebben en daar over praten. Voor leerkrachten en begeleiders van groepen in de vrije tijd betekent het dat ze groepsgesprekken moeten voeren, regels moeten afspreken en zorgen dat die regels ook werken. Het pestprobleem wordt lang niet altijd serieus aangepakt: ouders zeggen dat een kind maar van zich af moet bijten, leerkrachten hebben het te druk en de trainer vindt het zijn verantwoordelijkheid niet. Als volwassenen alleen af en toe ingrijpen, kan dat verkeerd uitpakken. Gepeste kinderen worden daarna nog meer het slachtoffer omdat ze 'geklikt' hebben. Daarom is het belangrijk om het pestprobleem degelijk aan te pakken. Daarbij zijn alle betrokkenen nodig. Ieder van hen kan een begin maken met het oplossen van het pestprobleem. Kinderen die worden gepest kunnen beginnen door met hun ouders, leerkrachten of andere vertrouwde volwassenen te gaan praten. Ze kunnen ook om raad vragen, bijvoorbeeld bij de kindertelefoon. Andere kinderen kunnen bij hun ouders of leerkrachten aankaarten dat er gepest wordt. Ouders kunnen met hun kinderen gaan praten en het probleem met andere ouders, op school of in de speeltuin bespreken. Leerkrachten kunnen het pesten als algemeen probleem regelmatig in hun klas bespreken. Ze kunnen proberen in de klas een open en vriendelijke sfeer te creëren. Concrete pestsituaties kunnen ze met de betrokken kinderen bepraten. Samen met hun collega's kunnen ze werken aan een schoolbeleid rond sociale regels en pesten. Begeleiders van groepen, trainers en anderen die te maken hebben met kinderen buiten schooltijd, kunnen het pesten met de kinderen bespreken. Ze kunnen proberen de samenwerking tussen de kinderen bevorderen. Anderen, zoals de wijkagent of de schoolarts, kunnen sociale problemen tussen kinderen die zij hebben geconstateerd aan de orde stellen in hun contacten met scholen en buurthuizen. Ook kunnen zij door hun bijzondere positie soms net een andere invloed uitoefenen op de kinderen dan leerkrachten en begeleiders.
Schooljaar 2013-2014
8
Veilig in de groep In elke groep zitten kinderen die gemakkelijk, minder gemakkelijk en soms zelfs moeilijk met anderen om kunnen gaan. Als de sfeer in de groep veilig is, gaan al die verschillende kinderen graag naar de muziekles of de voetbaltraining. Ze weten dat er niet alleen met de sterksten rekening wordt gehouden maar met iedereen. In hun groep is het de gewoonste zaak van de wereld dat je het voor elkaar opneemt als iemand problemen heeft. Bovendien geeft de trainer of de begeleider het goede voorbeeld. In een groep met zo'n veilige sfeer krijgen pesters weinig kans: andere kinderen komen het slachtoffer te hulp. De sfeer in een groep kan ook onveilig zijn. Andere kinderen durven het dan nauwelijks voor het gepeste kind op te nemen. Ze kunnen niet rekenen op de hulp van de aanwezige volwassene. Ze zijn bang om uitgelachen te worden en niet meer bij de groep te horen. Er wordt wel eens beweerd dat elke groep een zondebok nodig heeft. Dat is niet waar. Zondebokken vind je wel vaak in groepen waar wat mee aan de hand is. Bijvoorbeeld op een sportclub waar agressief gedrag normaal is en waar niet door de trainer wordt ingegrepen. Of in een buurthuis waarin kinderen weinig persoonlijke aandacht krijgen. Het kan ook zijn dat er te veel nadruk ligt op presteren: de beste moeten zijn bij ballet of de meeste doelpunten moeten scoren. Kinderen zijn daardoor voortdurend met elkaar in concurrentie. Ze werken bijna nooit samen. In zulke hebben kinderen iemand nodig om hun onvrede op af te reageren. De begeleider of trainer doet er goed aan de saamhorigheid te bevorderen. Bijvoorbeeld door af en toe iets gezelligs te doen met de groep als geheel en door positieve opmerkingen te maken, ook over de kinderen die niet supergoed zijn in dansen of voetballen.
Schooljaar 2013-2014
9
2. Pesten bij kinderen tot twaalf jaar Kinderen spelen met elkaar en daarbij komt nogal eens ruzie voor. Ruzie maken en oplossen hoort erbij. Volwassenen hoeven zich daar meestal niet mee te bemoeien. Met vallen en opstaan leren kinderen hoe ze het beste met elkaar kunnen omgaan. Dat geldt al voor de jongste kinderen. Soms gaat het de verkeerde kant op: dan gaat plagen over in pesten. Ouders hebben er dan wel mee te maken. Het meeste dat we tot nu toe over pesten weten, gaat over kinderen vanaf een jaar of acht. Veel van de informatie uit dit pakket gaat over deze leeftijdsgroep. Daarom zijn er aparte pagina's over kinderen tot vier jaar en kinderen van vier tot acht jaar. Kinderen beginnen lang niet altijd zelf over pesten te praten. Daarom is het belangrijk om te weten hoe je als ouder en/of leerkracht kunt zien of je kind gepest wordt, welke signalen belangrijk zijn. Pesten gebeurt vooral in en om de school. Veel van de verhalen en tips spelen zich dan ook af in en rond de school. Er worden o.a. tips gegeven voor het voeren van een gesprek met de leerkracht.
Kinderen van twee tot vier jaar Peuters en dreumesen kunnen elkaar enorm dwars zitten. Regelmatig valt te zien dat ze elkaars speelgoed afpakken, elkaar aan de haren trekken en proberen elkaar te raken met houten blokken. Zoals kinderen alles moeten leren, moeten ze ook leren om met andere kinderen om te gaan. Af en toe ruzie, vechten om speelgoed hoort daarbij. Heel jonge kinderen kunnen zich nog niet verplaatsen in de gevoelens van een ander. Zij zijn meestal sterk op zich zelf gericht. Als ze een pop willen hebben die net wordt vastgehouden door een ander kind, willen ze deze pop pakken. Dat het andere kind dat niet zo leuk vindt, hebben ze niet in de gaten. Rond hun derde jaar beginnen veel kinderen door te krijgen hoe ze contact moeten leggen met andere kinderen. Ze merken dat het beter werkt om iets aan een ander kind te vragen dan om het meteen om te duwen. Sommige kinderen doen er lang over om te leren hoe ze met andere kinderen om kunnen gaan. Kinderen leren het meeste van de oplossingen die ze zelf uitvinden. Dat geldt ook bij het oplossen van ruzies. Het is daarom niet verstandig om kinderruzies meteen te stoppen of de kinderen een kant en klare oplossing aan te bieden. Het helpt wel om kinderen steun te geven als ze er zelf niet uitkomen. Een voorstel om om de beurt met de pop te spelen of samen met alle poppen te spelen, kan kinderen helpen bij het oplossen van hun ruzie om de pop. Ruzies tussen kinderen van deze leeftijd vallen niet onder het begrip pesten. Bij pesten zijn het steeds dezelfde kinderen die het slachtoffer zijn. Bij kinderen onder de vier jaar speelt dit zelden een rol.
Kinderen van vier tot acht jaar Kinderen tussen vier en acht jaar verkeren dagelijks in een groep leeftijdgenoten, of ze dat nu leuk vinden of niet. Ze doen daar veel ervaring op. Ze kijken veel naar elkaars gedrag. Ze zien hoe het ene kind iets van een ander gedaan probeert te krijgen. Ze merken dat bepaalde kinderen bijna nooit mogen meedoen met andere kinderen. Al kijkend en handelend leren ze, met vallen en opstaan, hoe je met anderen kunt omgaan. Kleuters kunnen rollen verdelen en daar hele verhalen bij bedenken. Ze leren ook steeds beter om hun spel af te stemmen op degenen met wie ze spelen. Kleuters reageren dan vooral op het gedrag van de ander. Ze gaan ervan uit dat er een direct verband is tussen iets wat er gebeurt en de emoties die je bij de Schooljaar 2013-2014
10
ander kunt zien. Als er iets van je wordt afgepakt, word je boos en dat laat je merken: dat geldt voor iedereen. Kleuters kunnen nog niet goed inschatten hoe hun eigen gedrag invloed kan hebben op andere kinderen. In de loop van hun schooljaren leren ze dat steeds beter. Kinderen gaan ook steeds beter beseffen dat eenzelfde gebeurtenis niet bij elk kind dezelfde emotie hoeft op te roepen. Pas in de hoogste klassen van de basisschool zijn kinderen in staat om de gevoelens en eigenschappen van anderen goed te onderscheiden en te beschrijven. Om sociale vaardigheden te leren, hebben kinderen vooral elkaar nodig. Meestal slagen ze er in zelf hun ruzies op te lossen of te bepalen wie de baas mag zijn. Als dat niet lukt, moeten ze weten dat de volwassenen hen steunen. Kinderen van deze leeftijd zijn vaak al goed in staat om met de hulp van een volwassene te bekijken wat nu eigenlijk het probleem is en hoe dat opgelost kan worden. Daarbij kunnen de vier- en vijfjarigen het beste uit de voeten met eenvoudige oplossingen. Bij de wat oudere kinderen kan een beroep worden gedaan op hun invoelingsvermogen. Goede voorbeelden en een verstandige aanpak door volwassenen helpen kinderen bij het leren samenleven. Gericht pesten komt in deze leeftijdsgroep niet zo veel voor. Wel zijn sommige kinderen populairder dan anderen. De sociale rollen in de groep liggen meestal nog niet vast.
De basisschool Pesten komt het meeste voor op school. Daardoor werkt het het beste als de school het pestprobleem signaleert en er iets aan doet. Het allerbelangrijkste wat de school kan doen is het pesten zoveel mogelijk voorkómen. Elke juf of meester kan ervoor zorgen dat haar of zijn klas een veilige en prettige plek is. Belangrijk is daarbij het voorbeeld dat de leerkracht zelf geeft. Een leerkracht die de kinderen laat uitpraten, naar ze luistert, er niet bij voorbaat van uit gaat dat hij zelf gelijk heeft en die de leerlingen complimenten geeft, krijgt ongemerkt navolging: goed voorbeeld doet goed volgen. Ook is het belangrijk als de leerkracht een duidelijke houding heeft bij conflicten tussen de kinderen onderling. Om sociale vaardigheden te verwerven moeten de kinderen in eerste instantie proberen zelf hun onderlinge problemen op te lossen. De leerkracht laat dan merken dat zij/hij vertrouwen heeft in de kinderen. Als de kinderen er onderling niet uitkomen of als bepaalde kinderen het onderspit delven, moet de leerkracht de leerlingen helpen bij het zoeken van een oplossing. Ook moet zij/hij de signalen van gepeste kinderen kunnen herkennen en daar op reageren. Het is belangrijk dat de leerkracht de klas tot een eenheid smeedt. Dat kan bijvoorbeeld door het nabespreken van uitstapjes, het inzetten van zgn. Klas- en teambouwers en projecten aan de hand van foto's en werkstukken. In klassengesprekken leert de leerkracht de kinderen om aandacht te hebben voor elkaar. Ook de sociale kanten van het samen leven in de klas, zoals ruzie maken, vriendjes zijn en jaloezie worden besproken. Het eigenlijke voorkómen en bestrijden van pesten op school gebeurt dus door de meester of juf in de klas. Daarnaast is het belangrijk dat deze werkwijze door de hele school wordt gedragen. Dat de school een beleid ontwikkelt tegen pesten en dat kinderen en ouders er op kunnen vertrouwen dat de school voor iedereen Schooljaar 2013-2014 11
een veilige plaats is. Enkele jaren geleden is daartoe door de landelijke ouderorganisaties in het onderwijs het 'Nationaal Onderwijsprotocol tegen Pesten' ontwikkeld. Het is de bedoeling dat alle onderdelen van een school (bestuur, team, medezeggenschapsraad en ouderraad) dit protocol onderschrijven. Ouders kunnen er aan meewerken dat op de school van hun kinderen een antipest-beleid wordt ontwikkeld. Door gesprekken met de leerkracht of via de ouderraad of medezeggenschapsraad kunnen zij het onderwerp aan de orde brengen.
Nationaal onderwijsprotocol tegen pesten De vier landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs ontwikkelden enkele jaren geleden een onderwijsprotocol tegen pesten. Tegelijkertijd werd een brochure uitgegeven met handvatten voor scholen om een beleid tegen pesten te ontwikkelen. Het is de bedoeling dat alle geledingen in een school: bestuur, ouderraad, medezeggenschapsraad en team zich afvragen hoe de school een veiliger plaats kan worden voor leerlingen. Er worden zes aanbevelingen gegeven om pesten op school aan te pakken, van elke aanbeveling worden uitwerkingen gegeven. Samengevat luiden deze: 1. Pesten moet worden onderkend als probleem door alle betrokkenen: kinderen die gepest worden, pestende kinderen, meelopers, afzijdige kinderen, leerkrachten en ouders. Daartoe zijn voorlichtings- en studiebijeenkomsten nodig voor leerkrachten en ouders. Ook kunnen informatiebrochures aan ouders worden verstrekt. 2. De school probeert pesten te voorkomen. Leerkrachten proberen een veilige sfeer te scheppen in hun klas. Er kunnen projecten in de klassen worden uitgevoerd over pesten en omgaan met elkaar. Ook kan worden gewerkt aan het gezamenlijk opstellen van klassenregels. Er kan gewerkt worden aan de hand van video's of toneelproducties. 3. Leerkrachten zijn in staat om pesten te signaleren als het toch optreedt. Zij kunnen hierin worden geschoold. Ook zijn er enkele boeken en brochures die aangeven op welke signalen gelet moet worden. 4. Leerkrachten nemen duidelijk stelling als ze merken dat leerlingen worden gepest. Heel belangrijk is hierbij het invoelend vermogen van de leerkrachten. In diverse trainingen wordt hier aandacht aan besteed. 5. De school beschikt over diverse aanpakken als er gepest wordt. Leerkrachten kunnen worden geschoold in diverse methoden om pestproblemen aan te pakken. Daarnaast kunnen ze ook hulp van anderen inschakelen. De methoden zijn gericht op het pestende kind, het gepeste kind en op de klas als geheel. 6. Er zijn twee vertrouwenspersonen, die klachten van leerlingen en ouders over het pestbeleid van school aanhoren.
Praten met de leerkracht Pesten gebeurt veelal op school. Het is belangrijk om met de leerkracht te gaan praten als u merkt dat uw kind wordt gepest op school of als u zich zorgen maakt over de onveilige sfeer op school. U doet er verstandig aan de leerkracht op te bellen of even langs te gaan om een afspraak te maken. Daardoor merkt de leerkracht dat u het belangrijk vindt om er over te praten. Zij of hij kan er dan echt de tijd voor nemen. Vertel dat u zich zorgen maakt over hoe de kinderen met elkaar omgaan. Geef Schooljaar 2013-2014
12
de leerkracht de gelegenheid om haar of zijn indruk te geven, maar laat u niet van uw punt afbrengen. Als u zich zorgen maakt, heeft u er recht op dat dit serieus wordt genomen. Het heeft geen zin om de leerkracht te beschuldigen dat zij of hij het niet goed doet. Het is wel belangrijk om het gevoel over te brengen dat uw probleem ook het probleem van de leerkracht is. De beste uitkomst van het gesprek is als u en de leerkracht afspreken om beiden aandacht te zullen besteden aan het pestprobleem: de leerkracht op school en u thuis. Soms is het moeilijk om te reageren op wat de leerkracht zegt. Hieronder volgen enkele onderdelen van gesprekken tussen een leerkracht (L) en verschillende ouders (O): L: 'Ach mevrouw, zo zijn kinderen nu eenmaal. U moet er niet zo'n probleem van maken.' O: 'Ik vind het wel een probleem, want ik zie hoe Soraya er onder lijdt. Een kind dat niet meer naar school durft, is voor mij een probleem waar ik over wil praten.' L: 'U denkt dat Achmet zo'n lieverdje is. Nou, dat zal u tegenvallen. Hij gilt als een speenvarken zodra ze maar bij hem in de buurt komen. Logisch dat hij gepest wordt'. O: 'Ik wil best geloven dat Achmet ook geen modelkind is. Maar ik vind dat geen reden om een kind te pesten. Achmet moet weten dat hij op school veilig is en alle kinderen moeten weten dat er op school niet gepest wordt'. L: 'U moet uw dochtertje leren om wat meer van zich af te bijten. Ze is een gemakkelijke prooi voor de andere kinderen.' O: 'Het zou prettig zijn als Sylvie wat steviger in haar schoenen stond, maar dat is nu helaas niet zo. Ik probeer daar thuis wat aan te doen. Ik hoop dat u er aan wilt werken dat alle kinderen zich op school veilig kunnen voelen. L: 'Het is prachtig dat u zich zorgen maakt over de sfeer tussen de kinderen, maar het is echt onbegonnen werk om daar wat aan te doen. U bent echt een uitzondering, de meeste ouders leren hun kinderen geen fatsoensnormen meer.' O: 'Ik kan me voorstellen dat u soms moedeloos wordt, maar toch: wat er op en om de school gebeurt, valt ook onder de verantwoordelijkheid van de school. Misschien kunnen we het probleem van verschillende kanten aanpakken. Ik wil het volgende week aankaarten in de ouderraad. Misschien kunt u in de teamvergadering eens aan de orde stellen hoe we met z'n allen het pesten op school kunnen bestrijden. L: 'Mevrouw, het spijt me, ik kan niets voor u doen' O: 'Als daar echt niet over te spreken valt, wil ik graag een afspraak met de schoolcontactpersoon of directeur maken.' (Dit is geen dreigement, het is een logische stap als u er bij de klassenleerkracht niet doorkomt.)
Schooljaar 2013-2014
13
3. Wat te doen. Wordt uw kind gepest - signalen :
Kinderen veranderen tijdens het opgroeien. Soms zijn die veranderingen gemakkelijk te begrijpen. Het is begrijpelijk dat uw zoontje moe en prikkelbaar is als hij net is begonnen in groep drie. Of dat uw dochter zich ongelukkig voelt nu haar beste vriendin is verhuisd. Meestal worden dit soort vervelende perioden gevolgd door leukere. Uw zoon stort zich enthousiast op het pas geleerde lezen. Uw dochter geniet van de logeerpartijen bij haar vriendin. Als het moeilijke of gesloten gedrag van uw kind niet overgaat, is er meer aan de hand. Er kunnen allerlei oorzaken zijn, één daarvan kan zijn dat zij of hij wordt gepest. Verschijnselen die dan veel voorkomen zijn dat het kind: Niet meer naar school wil. Niets meer over school vertelt. Nooit andere kinderen mee naar huis neemt en nooit bij anderen wordt gevraagd. Op school slechtere resultaten haalt dan vroeger. Vaak dingen kwijt is of met kapotte spullen thuis komt. Vaak hoofdpijn of buikpijn heeft. Blauwe plekken heeft op ongewone plaatsen. Niet wil gaan slapen, veel wakker wordt of nachtmerries heeft. Haar of zijn verjaardag niet wil vieren. Niet wil buiten spelen. Niet alleen een boodschap durft te doen. Niet meer naar de club of speeltuin wil gaan. Bepaalde kleren absoluut niet meer aan wil. Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig is. Als uw kind enkele van deze signalen vertoont, probeer dan van uw kind te weten te komen wat het op school en elders meemaakt. Praat ook eens met andere ouders en met de leerkracht van uw kind.
Pesten voorkómen
Als u nu niet te maken hebt met pesten, zult u dit graag zo willen houden. Hier volgen enkele adviezen om te voorkómen dat uw kind gepest gaat worden, zelf gaat pesten of een meeloper wordt. Leer uw kind voor zichzelf en anderen op te komen. Kinderen moeten al op jonge leeftijd nee durven zeggen als ze iets meemaken dat ze niet willen. Geef uw kinderen gelegenheid om in het gezin te oefenen. Moedig uw kinderen aan om tegen elkaar en tegen u te zeggen wat ze wel en niet willen. Leer ze samen overleggen en onderhandelen over oplossingen. Leer uw kinderen om hulp te vragen aan u, aan leerkrachten en aan anderen die ze vertrouwen. Laat thuis merken dat u zelf een vraag om hulp serieus neemt. Dat betekent niet dat u de problemen van uw kinderen moet oplossen, wel dat u ze daadwerkelijk steunt bij het vinden van eigen oplossingen. Geef uw kinderen de aandacht die ze nodig hebben. Laat merken dat u het belangrijk vindt om te weten wat ze doen en waar ze zijn, zonder ze Schooljaar 2013-2014
14
voortdurend te controleren. Laat uw kinderen merken dat ze de moeite waard zijn. Natuurlijk krijgen kinderen ook wel eens kritiek, maar geef ze ook regelmatig een complimentje. Probeer conflicten binnen uw gezin op te lossen door er over te praten. Kinderen leren het meest van de voorbeelden die ze krijgen. Laat uw kinderen kennismaken met veel verschillende mensen, gewoonten, muziek, enz.. Als u zelf respect en waardering toont voor anderen, leren uw kinderen dat anderen niet 'eng' of 'raar' zijn. Grijp in als u merkt dat uw kinderen erg agressief zijn of als u merkt dat kinderen systematisch worden buitengesloten. Bemoei u zo min mogelijk met de keuze van vrienden en vriendinnen. Laat uw kinderen zelf beslissen met wie ze spelen en wie ze willen uitnodigen.
De vijfsporenaanpak Bij het bestrijden van pesten wordt meestal uitgegaan van de vijfsporenaanpak: Steun bieden aan het kind dat gepest wordt: Naar het kind luisteren en haar/zijn probleem serieus nemen. Met het kind overleggen over mogelijke oplossingen. Samen met het kind werken aan oplossingen. Zonodig zorgen dat het kind deskundige hulp krijgt, bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining. Steun bieden aan het kind dat zelf pest: Met het kind bespreken wat pesten voor een ander betekent. Het kind helpen om op een positieve manier relaties te onderhouden met andere kinderen. Het kind helpen om zich aan regels en afspraken te houden. Zonodig zorgen dat het kind deskundige hulp krijgt, bijv. een sociale vaardigheidstraining. Onze Intern begeleider kan u hierbij adviseren. De middengroep betrekken bij de oplossingen van het pestprobleem: Met de kinderen praten over pesten en over hun eigen rol daarbij. Met de kinderen overleggen over mogelijke oplossingen en over wat ze zelf kunnen bijdragen aan die oplossingen. Samen met de kinderen werken aan oplossingen, waarbij ze zelf een actieve rol spelen. De basisschool (of de club, het buurthuis, de sportschool) steunen bij het aanpakken van het pesten: De leerkrachten en de rest van de schoolorganisatie geven informatie over pesten als algemeen verschijnsel en over het aanpakken van pesten in de eigen groep en de eigen school. We werken aan het tot stand brengen van een algemeen beleid van de school rond veiligheid en pesten waar de hele school bij betrokken is. De ouders steunen: Ouders die zich zorgen maken over pesten, serieus nemen. Informatie en advies geven over pesten en de manieren waarop pesten kan worden aangepakt. In samenwerking tussen school en ouders het pestprobleem aanpakken. Zonodig ouders doorverwijzen naar deskundige ondersteuning door IB. Schooljaar 2013-2014
15
Gevoel van eigenwaarde opbouwen Veel ouders hebben de neiging om hun kind extra te gaan beschermen tegen teleurstellingen als ze weten dat het kind wordt gepest. Misschien brengt u haar of hem wat vaker weg en gaat u vaker mee naar wedstrijden dan u zelf zou willen. Dat is een heel begrijpelijke reactie. Toch is het belangrijk om dit na een tijdje wat af te bouwen. Uw kind moet leren, of opnieuw leren, om contacten met leeftijdgenoten op te bouwen op zijn eigen manier. Als hij of zij zich vrijer gaat voelen in de omgang met leeftijdgenoten, wordt ook het zelfvertrouwen groter. Natuurlijk kunt u daarbij best eens een steuntje in de rug geven, bijvoorbeeld door uw kind te vragen om een aardig klasgenootje eens mee naar huis te nemen. Hou het echter wel bescheiden. Soms willen ouders zo graag dat hun kinderen populairder worden, dat ze andere kinderen wel willen overstelpen met snoep en cadeautjes als ze maar aardig zijn tegen hun eigen kind. Dit werkt vrijwel nooit, kinderen laten zich niet omkopen. Het zelfvertrouwen van het kind wordt ook bevorderd als u haar of hem stimuleert om zelfstandig iets te ondernemen. Geef hem of haar inspraak waar dat kan, bijvoorbeeld bij het kopen van kleren of het bepalen van het doel van een dagje uit. U helpt uw kinderen ook als u ze de kans geeft om over de gang van zaken in het gezin hun zegje te doen. Wat zit ze dwars? Wat vinden ze oneerlijk? Hoe kan het volgens hen beter? Zonder dat ze altijd hun zin zullen krijgen, leren kinderen op deze manier voor zichzelf op te komen. Ze leren dat ze hun eigen mening kunnen laten horen en dat die mening er iets toe doet. Dat er naar wordt geluisterd en dat er rekening mee wordt gehouden. Dit soort positieve ervaringen kan uw kinderen net die kracht geven die nodig is om zich tegen het pesten door andere kinderen te verzetten. Praten met ouders van pestende kinderen U vindt hieronder enkele suggesties voor gesprekken met andere ouders. Uitgangspunt is dat uw eigen kind gepest wordt en dat u wilt praten met de ouders van de kinderen die uw kind pesten. Probeer het gesprek te voeren in een rustige omgeving, dus bij voorkeur niet in een winkel of in een drukke straat. Vertel dat u zich zorgen maakt over hoe de kinderen met elkaar omgaan. Geef de andere ouder de kans om haar of zijn reactie te geven.Het heeft geen zin om de andere ouder te verwijten dat deze zijn of haar kind niet goed opvoedt. Het werkt beter als u hem/haar om steun vraagt om het pesten te stoppen. Soms is het moeilijk om te reageren op wat de ander zegt. Hieronder volgen enkele stukjes van verschillende gesprekken tussen de ouders van een pestend kind (P) en de ouders van een gepest kind (G): P: 'Ach mevrouw, zo zijn kinderen nu eenmaal. U moet er niet zo'n probleem van maken.' G: 'Ik vind het wel een probleem, want ik zie hoe Karin er onder lijdt. Ik zou het prettig vinden als u met mij mee wilt denken hoe we hier als ouders iets aan kunnen doen.' P: 'U denkt zeker dat uw Joe zo'n lieverdje is. Nou, ik zag hem pas nog een groep meisjes achterna rennen. Voedt u hem maar eerst eens goed op!' G: 'Ik weet best dat Joe ook geen modelkind is. Maar ik merk wel dat hij lijdt onder het pesten op de judo-club. Vorige week kwam hij weer eens zonder sokken thuis, die hadden andere kinderen weggemaakt. Ik wil graag met u en andere ouders bedenken, hoe er een eind kan komen Schooljaar 2013-2014
16
aan het pesten op de club.' P: 'U moet uw kind leren om wat meer van zich af te bijten. Zo vraagt ze er toch om om gepest te worden?' G: 'Het zou prettig zijn als Tessa wat steviger in haar schoenen stond, maar dat is nu helaas nog niet zo. Ik vind dat ook verlegen kinderen zich veilig moeten kunnen voelen en daar wil ik met u over praten.'
Uw kind helpen Uw zoontje van zeven komt huilend thuis. Hij is nogal klein van stuk en andere kinderen pesten hem daarmee. Ze noemen hem vrijwel nooit bij zijn naam, maar zeggen altijd Ukkepuk. Hij vertelt dat hij vanmiddag weer niet mee mocht doen met tikkertje, de andere kinderen hadden gezegd: 'Jij hebt toch te korte beentjes om ons in te halen'. U wilt hier iets aan doen, maar wat kunt u doen? U zou de volgende stappen kunnen nemen: U vraagt uw zoon wat er precies gebeurt zodat u een goed beeld krijgt van de ernst van het pesten. U vertelt hem dat volwassenen vaak niks doen omdat ze niet zien dat er gepest wordt, of omdat ze niet weten hoe het probleem opgelost moet worden. U probeert uw zoon op een eenvoudige manier uit te leggen waarom sommige kinderen pesten. U laat hem merken dat je misschien kunt begrijpen wat die pestende kinderen doen, maar dat dit niet betekent dat pesten is toegestaan. Bedenk welke acties u het beste lijken. Overleg hierover met uw zoon. U kunt het probleem het beste op verschillende manieren aanpakken, mogelijkheden zijn: Uw zoon kaart het aan bij zijn meester of juf. U kaart het aan bij zijn meester of juf. U kaart het pesten op school aan bij de schoolcontactpersoon of de schoolleiding. U benadert de medezeggenschapsraad met de vraag of zij het pesten op school aan de orde willen stellen. U gaat praten met andere ouders van de pestende kinderen. Uw zoon kaart het aan bij de trainer van voetbal, de juf van de knutselclub, de overblijfmeester. U kaart het aan bij de trainer van voetbal, de juf van de knutselclub, de overblijfmeester. U vertelt uw zoon dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. Pesten is een gewoonte geworden die maar moeilijk af te leren is. U versterkt het zelfvertrouwen van uw zoon door hem dingen te laten doen die hij goed kan. U maakt hem daar ook opmerkzaam op. Terloops kunt u voorbeelden geven van kleine mannen die het ver geschopt hebben in het leven: Napoleon en Bart van BNN. U geeft uw zoon de kans om op een nieuwe club te gaan, waar hij leuke dingen kan doen en andere kinderen kan leren kennen. Na enige tijd vraagt u aan uw zoon of er iets veranderd is in het pesten op school.
Schooljaar 2013-2014
17
Deskundige hulp Kinderen die veel gepest worden, zouden zo graag willen dat: Andere kinderen ook eens naar hun mening zouden luisteren. Ze eens heel doeltreffend terug konden pesten. Ze mee mochten spelen in de pauze. Kinderen die een hele tijd gepest zijn, hebben niet de kans gekregen om op een normale manier met leeftijdgenoten om te gaan. Ze hebben zich de groepsnormen onvoldoende eigen kunnen maken en zijn vaak angstig bovendien. Natuurlijk kunnen ze daar zelf niks aan doen. Maar als ze een opmerking maken, is het vaak precies de verkeerde. En als ze iets doen, wordt dat voortdurend verkeerd uitgelegd. Zeker voor het gepeste kind lijkt zo'n situatie hopeloos. Soms is het goed als het kind naast de steun van ouders en andere volwassenen wat extra hulp krijgt. Bijvoorbeeld door mee te doen aan een sociale vaardigheidstraining. Een kind leert daar praktische tips en ideeën om op een plezierige manier in een groep met elkaar om te gaan; het leert hoe je contacten legt en hoe je zonder ruzie aan anderen duidelijk maakt dat jij een andere mening hebt. Soms hebben kinderen ook baat bij individuele begeleiding. De GGD Zuid Limburg, waaronder de jeugdarts, biedt hulp en advies. In ieder geval zijn zij goed op de hoogte van de hulpverlening in uw omgeving. De GGD is bereikbaar op het telefoonnummer: 045-5670455
Tips van ouders en anderen Niemand hoeft te accepteren dat er wordt gepest. Mensen die in hun werk of thuis te maken hebben met pesten, geven advies aan jongeren. Gaan praten Kinderen durven heel vaak niet tegen hun ouders te zeggen dat ze gepest worden. Maar als je thuis niks zegt en toch vaak een beetje moeilijk doet of chagrijnig bent, dan verpest je voor jezelf thuis de sfeer ook nog eens een keer. Dus je kunt beter je hart luchten. Een moeder Zelf oplossen Mijn zoon kwam met een kapotte broek en zonder tas thuis. Hij moest toen wel vertellen dat hij gepest werd. Ik schrok toen ik hoorde dat het al maanden aan de gang was. Hij wilde niet dat ik naar de vader van een van de pestkoppen ging, dan zou hij nog erger gepest worden. We hebben afgesproken dat hij eerst zelf naar de klassenmentor zou gaan. Als dat niks hielp zou ik mee gaan. Een Een vader Meteen komen Volwassenen moeten natuurlijk goed uit hun doppen kijken, dat is het belangrijkste. Maar ze zien niet alles. Dus als je wordt gepest, meteen naar je leraar toegaan. Want hoe langer pesten doorgaat, hoe moeilijker het wordt om er iets aan te doen. Het kan een afschuwelijke gewoonte worden.
Schooljaar 2013-2014
18
Een leraar Ga naar een club Als je op school of op straat heel erg wordt gepest, moet je zorgen dat je ergens anders toch plezier beleeft. Dus je moet iets gaan doen waar je van houdt. Een sport of muziekles of toneelles bijvoorbeeld. Je moet in elk geval zorgen dat je nog andere dingen doet dan alleen in die pestomgeving rondhangen. Een buurthuiswerker Altijd iets doen Wie steeds de dupe is van pesterijen, die moet in elk geval iets doen. Je hoort wel eens iemand zeggen: trek je er niets van aan, laat niks merken, maar dat is fout. Ik heb zelf vroeger gestotterd en als kinderen lachten, deed ik altijd net of ik niks hoorde. Maar op het laatst was ik zo driftig, ik kon wel iemand doodslaan. Het is altijd beter om meteen te zeggen: wil je daar mee ophouden! Een lerares Samenwerken Volgens mij moeten meelopers, dus zo'n groepje dat te bang is om iets tegen het pesten te doen en daarom maar zelf mee gaat pesten, volgens mij moeten die met elkaar iets proberen af te spreken. Bijvoorbeeld dat ze met zijn tweeën of drieën tegen de pestkop gaan zeggen dat het gemeen is. Of dat ze het gepeste kind op een andere manier gaan verdedigen. Dan verandert er iets in de gewoonten van zo'n groep en dat helpt, denk ik.
Schooljaar 2013-2014
19
4. Pestprotocol De Veldhof De zorg voor het pedagogisch klimaat en in het bijzonder de zorg voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen is een speerpunt op onze school. Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Wanneer verwordt plagen tot pesten? Wij noemen het pesten, wanneer het plagen van een bepaald kind frequent terugkomt, de geplaagde er last van heeft en zich niet meer adequaat mondeling kan verdedigen. Eventueel pestgedrag van leerlingen moet natuurlijk bestreden worden. Daarvoor is het onderstaande stappenplan opgesteld.
Preventief jaarlijks terugkerende afspraken in de groepen: 1. Op tijd komen 2. Iedereen hoort erbij 3. Je eigen afval opruimen 4. Van elkaars spullen afblijven 5. Pesten is niet stoer 6. Stop………denk………doe 7. We kijken naar onszelf 8. Zelfstandig werken 9. Elkaar respecteren 10. We lachen met elkaar 11. In de klas…….op je plaats 12. Naar elkaar luisteren 13. Niemand uitschelden 14. Van elkaar afblijven 15. Samen sociaal sterk Deze afspraken worden gevisualiseerd m.b.v. de gedragsplaten Goed geregeld (www.goedgeregeld.nu ) De posters zijn op A3 formaat aanwezig op school en op A4 formaat in iedere klas. Iedere tweede week staat 1 regel schoolbreed centraal. De A3 poster van de desbetreffende regel wordt in de leeskuil opgehangen. In de klas wordt expliciet aandacht besteed aan de regel van de week. Dat een goed begin het halve werk is bij groepsvorming, is op zich niet nieuw. Daarom hebben wij bij de start van een nieuw schooljaar veel aandacht voor groepsvorming. Wij spreken hierbij over Gouden Weken waarbij het accent ligt op groepsvormende activiteiten en oudercontacten. De Gouden Weken gaan na de zomer vakantie direct van start en duren vier weken. Verder wordt er in iedere groep coöperatieve werkvormen en structuren zoals klasbouwers, teambouwers en energizers preventief ingezet. Leerlingen verwachten een schoolomgeving waar ze tot hun recht komen en kunnen leren. Ouders en leerkrachten verlangen een school die goede leerresultaten weet te behalen en de veiligheid van kinderen weet te waarborgen. In alle groepen wordt daarom preventief en curatief gewerkt vanuit de Kanjermethode (kanjertraining). Schooljaar 2013-2014
20
De doelstellingen van deze kanjertraining sluiten nauw aan bij wat wij belangrijk vinden en waar wij op onze school de Veldhof voor staan namelijk; vertrouwen, veiligheid, rust en wederzijds respect.
Het signaleren In de maand januari wordt de Veiligheids Thermometer in de groepen 1 t/m 8 afgenomen en op school-, team- en groepsniveau besproken. Daarnaast wordt twee keer per jaar Cito Viseon in de groepen3 t/m 8 afgenomen en op school-, team- en groepsniveau besproken.
Hoe te handelen als er toch gepest wordt. Door het kind: Het kind dat gepest wordt, maakt de pester duidelijk dat hij/zij daar last van heeft en zegt tegen de pester dat hij/zij ermee moet ophouden. Gaat de pester toch door, dan zegt het kind dit tegen een leerkracht. Het kind dat gepest wordt, zegt het ook tegen zijn/haar ouders. Een kind dat ziet dat een ander kind gepest wordt, zegt dit tegen een leerkracht. Dit is geen klikken!!!! Is er dan een verschil tussen klikken en klagen? Nou en of!!!! Bij klikken wil je dat de ander straf krijgt, bij klagen hoop je dat het ongewenst gedrag ophoudt!!! Door de leerkracht: De leerkracht bespreekt met zijn/haar groep de gemaakte afspraken. De leerkracht heeft een gesprek met het kind dat gepest wordt. De leerkracht heeft een gesprek met de pester, waarbij de leerkracht duidelijk maakt dat het gedrag van de pester moet veranderen. De leerkracht brengt de ouders van de pester en de ouders van het gepeste kind op de hoogte van de wijze waarop hij/zij het probleem zal aanpakken en welke ouderhulp daarbij gewenst is. De leerkracht maakt om gedragsverandering te bewerkstelligen gebruik van de op school aanwezige materialen. De leerkracht geeft relevante informatie over pesters en kinderen die gepest worden door aan zijn/haar collega's. Door de ouders: Ouders die van hun kind horen dat hij/zij op school gepest wordt, vertellen dit aan de leerkracht. De ouders ondersteunen de aanpak van het probleem. Dit geldt evenzeer voor ouders van een kind dat pest. De ouders houden hierover contact met de leerkracht tot het probleem is opgelost.
Schooljaar 2013-2014
21
Bijlagen Bijlage 1 Gedragsposters voor de groepen 1 en 2
1
2
3
4
Schooljaar 2013-2014
22
5
6
7
8
Schooljaar 2013-2014
23
9
10
11
12
Schooljaar 2013-2014
24
Gedragsposters voor de groepen 3 t/m 8
1
2.
3.
Schooljaar 2013-2014
25
4.
5.
6.
Schooljaar 2013-2014
26
7.
8.
9.
Schooljaar 2013-2014
27
10.
11.
12.
Schooljaar 2013-2014
28
13.
14.
15.
Schooljaar 2013-2014
29
Bijlage 2 De Gouden Weken, groepsvorming & ouderbetrokkenheid.
Werkwijze groepsvorming Gouden Weken Klassen zonder regels en routines zijn niet goed te managen (Marzano, 2007). Leerlingen hebben houvast nodig om productief te werken. Leerkrachten moeten die houvast bieden. Klassen waarin regels en routines slecht functioneren, laten veel verstoring van de lessen zien. Leerlingen vragen in deze situaties vaak om verduidelijking van de opdracht, of om toestemming om iets te doen. Bij regels kun je dus denken aan algemene gedragsregels, maar ook regels voor onderbreken en wisselen van de les, het gebruik van materialen of het coöperatief werken. Ingrediënten Gouden Weken Zelf geformuleerde, positieve groepsregels Het stellen van regels moet natuurlijk geen doel op zich worden Energizers Coöperatieve leervormen Voorbeeldgedrag van de leerkracht Groepskenmerken die gestimuleerd worden door zelf geformuleerde groepsregels. Groepsverantwoordelijkheid Wederzijds respect Samenwerken Besluitvorming Problemen aanpakken Ad 1. Bij groepsverantwoordelijkheid gaat het om de bereidheid van leerlingen om zich voor de groep in te zetten. Willen ze meedoen met een groepsactiviteit? Wat doen ze bijvoorbeeld als een leerling ziek is of in hun ogen onrechtvaardig behandeld wordt. Willen ze meedoen met een groepsactiviteit zoals een sportactiviteit of een actie voor vluchtelingen? Of zijn ze vooral uit op eigen voordeel of prestige? Positieve regels op dit punt stimuleren medeverantwoordelijkheid voor het wel en wee in de groep. Ad 2. Luisteren de leerlingen naar elkaar, mogen ze zeggen wat ze denken of moeten ze hun mening aan die van de leiders aanpassen? Positieve regels bevorderen dat leerlingen elkaar de gelegenheid geven zichzelf te zijn. Ad 3. Is er sprake van samenwerking waarbij ieders inbreng welkom is, of heerst er een klimaat van onderlinge concurrentie? Positieve regels activeren de bereidheid om samen te werken en individueel iets in te leveren om goed groepsresultaat te halen. Ad 4. Worden besluiten samen genomen? Houdt de groep ook zoveel mogelijk rekening met de wensen van een minderheid? Dat wijst op positieve regels. Of beslist een kleine groep zonder de andere een stem te geven? Ad 5. Als er ruzies of botsingen zijn, dan stimuleren positieve regels om het conflict niet te verdoezelen maar het onder ogen te zien en niet naar een oplossing te zoeken door macht en geweld, maar door het uit te praten. Schooljaar 2013-2014
30
Bijlage 3
Kanjertraining Basisonderwijs
Is de Kanjertraining een anti-pestprogramma? Nee en ja! Als een (pest)conflict zich tussen kinderen afspeelt dan zal de school kiezen voor een oplossingsgerichte aanpak. Dat wil zeggen: de school zoekt een oplossing die alle partijen (zoveel mogelijk) recht doet, en borgt gemaakte afspraken. Een oplossingsgerichte aanpak is daarmee te onderscheiden van een wraakgerichte aanpak (vormen van bedreiging) of een zeurgerichte aanpak (directe en indirecte kwaadsprekerij). Duidelijk wordt gesteld dat de leerlingen ten opzichte van elkaar niet de baas zijn. De leerkracht daarentegen is op school “de baas/het gezag” en de ouders zijn dat thuis. De school zet middels de Kanjerlessen in op het versterken van het onderling vertrouwen en het besef dat het goed is elkaar te helpen. Binnen dat kader speelt niemand de baas, hebben we plezier met elkaar en ben of blijf je niet zielig. Het doel van de kanjertraining op school is: de sfeer in de klas goed te houden of te verbeteren. Kinderen leren positief over zichzelf en anderen te denken en op een goede manier met jezelf en de ander om te gaan. Hierdoor heeft een kind minder last van sociale stress en kan het zijn eigen identiteit ontwikkelen. Met andere woorden: De school streeft een positieve, opbouwende sfeer na en doet dat binnen de kaders van de wet enerzijds en binnen het kader van de kanjerafspraken anderzijds. Subdoelen zijn: Bevordering van vertrouwen en veiligheid in de klas versterking van sociale vaardigheden bij de leerlingen beheersing door leerlingen van verschillende oplossingsstrategieën in conflicten bewustwording van eigenheid bij de leerlingen; Ik doe mij niet anders voor dan ik werkelijk ben Verantwoordelijkheid nemen Bevordering van actief burgerschap en sociale integratie Belangrijke kanjerthema’s: Dader(s) en slachtoffer(s),o.a. Meidenvenijn. Straatcultuur en cultuur van wederzijds respect Zelfbeheersing Respectvol gedrag Schooljaar 2013-2014
31
“Nee” durven zeggen tegen “vrienden” Bewust besluiten niet mee te doen met narigheid Inhoud geven aan de vijf kanjerregels; we vertrouwen elkaar, we helpen elkaar, we lachen elkaar niet uit, je speelt niet de baas en je doet niet zielig, Ouders worden actief betrokken en daarmee de culturele achtergrond van het kind
Ik ben wie ik ben !!! Mag ik zijn zoals ik ben? De Kanjertraining geeft hierop als antwoord “Ja” en “Nee”. Ja. Leerlingen die zichzelf zijn (zich authentiek gedragen) willen zich niet misdragen en geven aan zich competent te voelen in het leven. Naarmate leerlingen minder zichzelf zijn, blijken gevoelens van depressiviteit, teleurstelling en woede toe te nemen. Wangedrag neemt eveneens toe. Om die reden heeft de Kanjertraining als belangrijk uitgangspunt: “Doe nu maar jezelf.” Nee. Leerlingen die de mentaliteit van de straatcultuur vertegenwoordigen, nemen regelmatig “de vrijheid” om te mogen doen en laten wat ze willen. En vertellen dat zij zichzelf zijn. De Kanjertraining is van mening dat aan dat soort vrijheid paal en perk moet worden gesteld door een duidelijk gezag van ouders, leerkrachten en de overheid in de breedste zin van het woord. Hier trekt de Kanjertraining een streep. Het principe van de Kanjertraining bestaat uit het bewust worden van vier manieren van reageren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van vier typetjes: Pestvogelgedrag (zwarte pet) Uitdager, bazig, hork en pester. De pestvogel denkt goed over zichzelf, maar niet goed over een ander. Deze pestvogel vindt zichzelf heel wat en wil altijd de baas spelen. Andere kinderen zijn in hun ogen allemaal sukkels die maar beter naar hem of haar kunnen luisteren. Bij dit gedrag hoort de zwarte pet. Hij vindt zichzelf geweldig; alle anderen deugen niet en hij bepaalt zelf wel wat hij doet. Leerlingen met dit gedrag zijn gek op discussies en willen graag met je strijden, daar ontlenen ze hun macht aan. Ze hebben veel trots. Als je alleen maar de baas speelt, mis je een hoop goede inbreng van anderen en kun je niet goed samenwerken. Hierbij behoort de regel: Niemand speelt de baas Aapgedrag (rode pet) Grapjurk, uitslover, meeloper, aansteller en malloot. De aap denkt niet goed over zichzelf, maar ook niet goed over een ander. De aap doet overal lacherig over en neemt niets of niemand serieus. Hij probeert de lachers op zijn hand te krijgen en vriendjes te worden met de pestvogel om zo niet zelf gepest te worden. Hij probeert contact te krijgen door met de pestvogel mee te doen en overal een grap van te maken. Hij neemt niets en niemand serieus en gedraagt zich als een vervelende malloot. Bij dit gedrag hoort de rode pet. Als je te grappig bent, denk je wel dat iedereen je aardig vindt, maar dat hoeft niet! Hierbij behoort de regel: We lachen elkaar niet uit. Schooljaar 2013-2014
32
Konijngedrag (gele pet) Te bang, vermijdend, faalangstig en stil. Het konijn denkt niet goed over zichzelf maar wel goed over een ander. Het konijn is vaak bang en valt liefst zo min mogelijk op. Het komt slecht voor zichzelf op en wordt vaak gepest. Dit kind kruipt vaak weg in een hoekje. Hij denkt dat hij minder waard is dan anderen, is vaak bang en heeft last van faalangst. Bij dit gedrag hoort de gele pet. Als je te bescheiden bent, loop je de kans om flink gepest te worden en in je verdere leven volledig ondergesneeuwd te raken. Hierbij behoort de regel: We doen niet zielig. Tijgergedrag - Kanjergedrag (witte pet) Zichzelf, gewoon, normaal, te vertrouwen en aanspreekbaar op gedrag. De tijger denkt goed over zichzelf en de ander. De tijger doet normaal. Hij komt voor zichzelf op zonder anderen te kwetsen of bang te maken. Hij geeft zijn mening, komt uit voor zijn gevoel en neemt anderen en zichzelf serieus. Een kind dat assertief is maar niet agressief en zich in allerlei situaties goed weet te handhaven. Hier hoort de witte pet bij. De tijger komt op voor zichzelf en voor anderen, luistert naar een tip en kan ook inschatten op welke momenten het niet verstandig is een eigen mening hardop te verwoorden. Hierbij behoort de regel: We helpen elkaar.
Daarom is het motto van onze school:
“ Samen leren, samen leren leven, voor ieder kind van elke richting.”
Dat bekent dat ieder kind bij ons op school welkom is en iedereen mag zijn zoals hij is, op een positieve manier. Belangrijk hierbij is dat kinderen zich thuis voelen bij ons op school en zich ontwikkelen in een veilig en positief klimaat. Basisschool de Veldhof, een school van vertrouwen, veiligheid, rust en wederzijds respect.
Schooljaar 2013-2014
33
In alle groepen zijn de posters van de Kanjertraining aanwezig.
Poster onderbouw
middenbouw
bovenbouw
Meer informatie over de Kanjertraining, bezoek dan de website: www.kanjertraining.nl
Schooljaar 2013-2014
34
Bijlage 4 Veiligheidsthermometer (VT)
De Veiligheidsthermometer is een instrument om zicht te krijgen op de gevoelens van (on)veiligheid van de leerlingen. Het is te gebruiken: Om een indruk te krijgen van de veiligheidsbeleving van individuele kinderen De veiligheidsbeleving van de groep als geheel De veiligheidsbeleving binnen de bouw en school als geheel. Als aanleiding voor een gesprek hierover met de groep of individuele kinderen. Verwerking De afname vindt bij voorkeur plaats in januari, week 3 en/ of 4. Wanneer alle leerlingen een Veiligheidsthermometer hebben ingevuld totaliseren wij de resultaten. Deze resultaten worden opgenomen in de Veiligheidsanalyse van de school. Normen Exacte normen die aangeven wat normaal en wat verontrustend is, zijn er (nog) niet. Bij een regelmatige afname zullen wij, team BS de Veldhof, normen ontwikkelen voor onze specifieke schoolsituatie. Ook krijgen wij, bij herhaalde afname, een indruk of de gevoelens van veiligheid toe- of afnemen, zowel per individu als in de groep, in de bouw en op schoolniveau.
Voorbeeld vragen onderbouw
NEE
1. Ben je deze week wel eens bang geweest in de klas?
2. Ben je deze week wel eens bang geweest in school? (bijvoorbeeld in de gang of het toilet)
3. Ben je deze week wel eens bang geweest op de speelplaats?
4. Ben je deze week wel eens geschopt of geslagen?
5. Ben je deze week op school wel eens uitgelachen?
Schooljaar 2013-2014
JA
35
Voorbeeld vragen bovenbouw! De vorige weken….
Zet een rondje om jouw antwoord
1. Ben ik geplaagd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
2. Ben ik gepest
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
3. Was ik bang voor bepaalde jongens / meisjes
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
4. Had ik last van schoppen, slaan of andere handtastelijkheden
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
5. Ben ik gepest op internet of door sms?
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
Schooljaar 2013-2014
36
Bijlage 5 Klachtenregeling Op grond van de Kwaliteitswet die in werking is getreden op 1 augustus 1998 zijn de schoolbesturen verplicht een klachtenregeling te hebben. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school op eenvoudige wijze signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. Met de regeling wordt een zorgvuldige behandeling van klachten beoogd, waarmee het belang van de betrokkenen wordt gediend, maar ook het belang van de school (een veilig schoolklimaat). Veruit de meeste klachten over de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een juiste wijze worden afgehandeld. Indien dat echter, gelet op de aard van de klacht, niet mogelijk is of indien de afhandeling niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden, kan men een beroep doen op deze klachtenregeling. U kunt de klachtenregeling downloaden via de website www.movare.nl. Klik in het menu op documenten en vervolgens op regelingen. Stappenplan klachtbehandeling Het stappenplan is de route die bij voorkeur wordt gevolgd bij de behandeling van een klacht opdat deze zo zorgvuldig en efficiënt mogelijk wordt opgelost. Degene tot wie u zich met een klacht wendt, zal u op dit stappenplan wijzen. Stap 1. De klager bespreekt zijn klacht zo mogelijk met degene tegen wie de klacht gericht is (bijv. een leerkracht). De klacht is afgehandeld indien de klager tevreden is, indien niet: volg stap 2. Stap 2. De klager bespreekt zijn klacht met (een lid van) de schoolleiding. De klacht is afgehandeld indien de klager tevreden is, indien niet: volg stap 3. Stap 3. De klager wendt zich, via de schoolleiding of de schoolcontactpersoon, tot een van de vertrouwenspersonen. Deze gaat na of de klacht door bemiddeling tot een oplossing kan worden gebracht dan wel aanleiding geeft tot het indienen van een klacht hetzij bij het bevoegd gezag hetzij bij de klachtencommissie. In het laatste geval, volg stap 4a respectievelijk 4b. Stap 4a. De klager dient, al dan niet bijgestaan door een vertrouwenspersoon, een klacht in bij het College van Bestuur. Het College van Bestuur neemt de klacht in behandeling. De klacht is afgehandeld indien de klager tevreden is, indien niet: volg stap 4b. Stap 4b. De klager dient, al dan niet bijgestaan door een gemachtigde, een klacht in bij de landelijke klachtencommissie. Deze onafhankelijke klachtencommissie onderzoekt de klacht en adviseert het bevoegd gezag hierover. De klachtencommissie geeft advies over: a. het wel of niet ontvankelijk zijn van klager; b. het wel of niet gegrond zijn van de klacht; c. het nemen van maatregelen; d. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten.
Schooljaar 2013-2014
37
Stap 5 Binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie zal het bevoegd gezag het besluit hierop kenbaar maken aan: a. de klager b. de aangeklaagde c. de klachtencommissie d. de schooldirecteur e. de medezeggenschapsraad van de school f. de schoolcontactpersoon g. de vertrouwenspersonen Schoolcontactpersonen Indien u een klacht heeft, kunt u dit melden bij onze schoolcontactpersonen: Juffrouw Nicole Koevoets of meester Carl Claessens. De schoolcontactpersoon zal aan de hand van het hierboven toegelichte stappenplan samen met u tot een oplossing proberen te komen. Vertrouwenspersonen MOVARE beschikt over drie vertrouwenspersonen. Mocht u naar aanleiding van een klacht niet tot een adequate oplossing komen met de schoolcontactpersoon, dan zal deze u doorverwijzen naar de onderstaande vertrouwenspersonen. mevrouw C. Verschuren Op de Acker 21 6431 GJ Hoensbroek Tel: ma/wo/vr: 045-5719075, di/do: 045-5220878 mevrouw I. van Binsbergen Pijnsweg 1 6419 CH Heerlen Tel: 045-5714314 de heer W. Pieters Terlindenweg 18 6433 PC Hoensbroek Tel: 045-5216240
Schooljaar 2013-2014
38
Bijlage 6 Methodieken, materialen en literatuur Bijleveld, Boaz. (2011). De Gouden Weken. Heerenveen: Eduforce uitgeverij Kagan, M., Kagan, L., Kagan, S., & Kopmels, D. (2009). TeamBouwers. Vlissingen: Bazalt. Kagan, M., Kagan, L., Kopmels, D., & Kagan, S. (2009). Bouwen aan klasklimaat. Vlissingen: Bazalt. Kagan, S. (2010). Coöperatieve leerstrategieën. Vlissingen: Bazalt. Kagan, S. (2005). Structureel Coöperatief Leren. Middelburg: RPCZ. Kanjertraining Basisonderwijs. (2011).Almere Kinderen omgaan met conflicten, onderbouw-middenbouw-bovenbouw (methodiek). Kinderen en …. Omgaan met woorden en normen, onderbouw-middenbouwbovenbouw (methodiek). Kleuters en ………. Omgaan met elkaar. Marzano, R. J. (2010). Wat werkt: Pedagogisch handelen & klassenmanagement. Vlissingen: Bazalt. Posters Kanjertraining (www.kanjertraining.nl ) Posters Goed geregeld ( www.goedgeregeld.nu ) Praxia 34 Gedragsproblemen A-Z. Soemo-kaarten voor de groepen 1 t/m 8. Steerneman,P. (2004). Leren denken over denken en leren begrijpen van emoties. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Vugt van, J. M. (2002). Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs. Baarn: HB uitgevers.
Toetsen en testen sociaal-emotionele ontwikkeling Veiligheidsthermometer (VT) Cito LOVS Viseon SVL (Schoolvragenlijst) CBSK (Competentie-Belevings-Schaal voor Kinderen)
Schooljaar 2013-2014
39