PERSCONFERENTIE HOGER ONDERWIJS IN CIJFERS DUIDING BIJ DE SLIDES
1
STUDENTEN ALGEMENE DUIDING -
-
-
-
-
-
-
-
-
In de tabellen en grafieken is enkel informatie opgenomen over initiële bachelor- en masteropleidingen. Het gaat enkel om inschrijvingen met een diplomacontract, niet met een credit- of examencontract. In de tabellen en grafieken gaat het, tenzij expliciet anders vermeld, telkens om aantal inschrijvingen, niet om aantal studenten. Een student is een natuurlijk persoon die één of meerdere inschrijvingen heeft in het hoger onderwijs in Vlaanderen. Het aantal inschrijvingen zal dus altijd hoger liggen dan het effectieve aantal studenten. De cijfers die uit Hoger onderwijs in cijfers overgenomen zijn, zijn cijfers op telmoment 31 oktober van het betreffende academiejaar. Deze cijfers zijn een eerste rapportering over het aantal inschrijvingen in het lopende academiejaar en zijn dus maar voorlopige cijfers die nog zullen wijzigen in de loop van het academiejaar. De cijfers uit Hoger onderwijs in cijfers – addendum zijn een mix: o De cijfers van 2011-2012 zijn cijfers op telmoment 31 oktober; o De cijfers van de overige jaren zijn definitieve cijfers. Voor 2010-2011 zijn de cijfers nog niet gevalideerd. Lichte afwijkingen zijn nog mogelijk. Bij alle grafieken en tabellen is aangegeven of het gaat om voorlopige of definitieve cijfers. Student= een natuurlijk persoon die één of meerdere inschrijvingen heeft in het hoger onderwijs in Vlaanderen Generatiestudent= een student die zich voor de eerste keer met een diplomacontract inschrijft in een professionele of academische bachelor in Vlaanderen. Inschrijving= een inschrijving voor een opleiding met een diploma- of examencontract of voor een afzonderlijk opleidingsonderdeel met een credit- of examencontract. Een student kan zich in meerdere opleidingen inschrijven en dus meerdere inschrijvingen hebben. Diplomacontract= een contract dat een student kan aangaan met een hogeronderwijsinstelling. Hiermee schrijft hij zich in met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of voor een volledig schakel- of voorbereidingsprogramma of voor een postgraduaatsopleiding. Creditcontract= een contract dat een student kan aangaan met een hogeronderwijsinstelling. Hiermee schrijf hij zich in met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor één of meer opleidingsonderdelen. Examencontract= een contract dat een student kan aangaan met een hogeronderwijsinstelling. Hiermee schrijft hij zich (onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden) in voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van een graad of een diploma van een opleiding, of een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen.
2
SLIDE 3 – ALGEMENE EVOLUTIE -
In de grafiek worden inschrijvingen, studenten en inschrijvingen van generatiestudenten weergegeven op de telmomenten 31/10/2010 voor het academiejaar 2010-2011 en 31/10/2011 voor het academiejaar 2011-2012. Het gaat voor beide dus om voorlopige cijfers voor dat academiejaar. Inschrijvingen Studenten Inschrijvingen van generatiestudenten
207.954 200.392 48.370
219.008 210.091 48.209
SLIDE 4 – EVOLUTIE ALLE INSCHRIJVINGEN -
Alle cijfers zijn voorlopige cijfers voor het betreffende academiejaar, nl. van het telmoment 31 oktober.
2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012
Professionele opleidingen 81.666 85.753 89.263 95.653 101.283
Academische opleidingen - Academische opleidingen hogescholen universiteiten 25.140 65.094 25.943 71.783 25.721 75.869 27.866 78.759 28.896 82.050
SLIDE 5 – EVOLUTIE INSCHRIJVINGEN GENERATIESTUDENTEN -
Alle cijfers zijn voorlopige cijfers voor het betreffende academiejaar, nl. van het telmoment 31 oktober.
2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012
Professionele Academische bachelor bachelor hogescholen 24.092 5.572 24.765 5.766 25.399 5.506 26.278 5.948 26.436 5.738
Academische bachelor universiteiten 15.209 15.420 16.052 16.144 16.035
3
SLIDE 6 – EVOLUTIE 18-JARIGEN IN VLAANDEREN -
Bron van de cijfers: Studiedienst Vlaamse Regering (Vlaamse Overheid Bedrijfsinformatie Platform (http://vobip-publiek.vlaanderen.be)) Voor 2006 t.e.m. 2008 gaat het om observaties, voor 2009 t.e.m. 2016 om projecties op basis van een aantal indicatoren.
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
18-jarigen in Vlaanderen 69.556 71.006 71.907 74.485 75.333 75.005 73.305 70.996 70.835 70.984 71.185
SLIDE 8 – PROFESSIONEEL GERICHTE OPLEIDINGEN -
Enkel studiegebieden met minstens 500 inschrijvingen werden opgenomen in de grafieken. In onderstaande tabellen staan wel de gegevens van alle studiegebieden. In de grafieken worden de inschrijvingen en de inschrijvingen van generatiestudenten op 31/10/2011 (voor academiejaar 2011-2012) vergeleken met die van 31/10/2010 (voor academiejaar 2010-2011). Het gaat voor beide dus om voorlopige cijfers voor dat academiejaar. Inschrijvingen van generatiestudenten 2010-2011 2011-2012 Architectuur Audiovisuele en beeldende kunst Biotechniek Gezondheidszorg
Evolutie % evolutie
535
509
-26
-5%
51
58
7
14%
602
593
-9
-1%
4.625
4.700
75
2%
Gezondheidszorg - Onderwijs
-
55
-
-
Gezondheidszorg - Onderwijs - Sociaal-agogisch werk Handelswetenschappen en bedrijfskunde
-
108
-
-
6.929
6.953
24
0%
Industriële wetenschappen en technologie
3.667
3.835
168
5%
Muziek en podiumkunsten
65
57
-8
-12%
Nautische wetenschappen
25
30
5
20%
Onderwijs
6.391
5.993
-398
-6%
Sociaal-agogisch werk
3.388
3.545
157
5%
4
Alle inschrijvingen 2010-2011 2011-2012 Architectuur
1.918
1.924
6
0%
203
210
7
3%
2.236
2.329
93
4%
15.442
16.848
1.406
9%
-
113
-
-
Audiovisuele en beeldende kunst Biotechniek Gezondheidszorg
Evolutie % evolutie
Gezondheidszorg - Onderwijs Gezondheidszorg - Onderwijs - Sociaal-agogisch werk
-
236
-
-
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
27.414
28.764
1.350
5%
Industriële wetenschappen en technologie
12.404
13.106
702
6%
Muziek en podiumkunsten
244
248
4
2%
Nautische wetenschappen
148
130
-18
-12%
Onderwijs
22.490
23.423
933
4%
Sociaal-agogisch werk
13.154
13.952
798
6%
SLIDE 9 – ACADEMISCH GERICHTE OPLEIDINGEN HOGESCHOLEN -
Enkel studiegebieden met minstens 500 inschrijvingen werden opgenomen in de grafieken. In onderstaande tabellen staan wel de gegevens van alle studiegebieden. In de grafieken worden de inschrijvingen en de inschrijvingen van generatiestudenten op 31/10/2011 (voor academiejaar 2011-2012) vergeleken met die van 31/10/2010 (voor academiejaar 2010-2011). Het gaat voor beide dus om voorlopige cijfers voor dat academiejaar. Inschrijvingen van generatiestudenten 2010-2011 2011-2012
Evolutie % evolutie
Architectuur
773
575
Audiovisuele en beeldende kunst
865
865
0
0%
71
69
-2
-3%
419
406
-13
-3%
Biotechniek Gezondheidszorg Handelswetenschappen en bedrijfskunde
-198
-26%
996
964
-32
-3%
1.539
1.616
77
5%
Muziek en podiumkunsten
341
325
-16
-5%
Nautische wetenschappen
150
140
-10
-7%
Industriële wetenschappen en technologie
Productontwikkeling Toegepaste taalkunde
92
83
-9
-10%
702
695
-7
-1%
5
Alle inschrijvingen 2010-2011 2011-2012
Evolutie % evolutie
Architectuur - Industriële wetenschappen en technologie
168
162
-6
-4%
Productontwikkeling
370
365
-5
-1%
Biotechniek
504
501
-3
-1%
Nautische wetenschappen
512
571
59
12%
Gezondheidszorg
1.266
1.482
216
17%
Muziek en podiumkunsten
2.006
2.006
0
0%
Architectuur
2.898
2.967
69
2%
Toegepaste taalkunde
3.182
3.235
53
2%
Audiovisuele en beeldende kunst
4.067
4.091
24
1%
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
4.946
5.234
288
6%
Industriële wetenschappen en technologie
7.947
8.282
335
4%
SLIDE 10 – ACADEMISCH GERICHTE OPLEIDINGEN UNIVERSITEITEN -
Enkel studiegebieden met minstens 500 inschrijvingen werden opgenomen in de grafieken. In onderstaande tabellen staan wel de gegevens van alle studiegebieden. In de grafieken worden de inschrijvingen en de inschrijvingen van generatiestudenten op 31/10/2011 (voor academiejaar 2011-2012) vergeleken met die van 31/10/2010 (voor academiejaar 2010-2011). Het gaat voor beide dus om voorlopige cijfers voor dat academiejaar.
6
Inschrijvingen van generatiestudenten 2010-2011 2011-2012 Archeologie en kunstwetenschappen Bewegings- en revalidatiewetenschappen
235
Evolutie % evolutie
237
2
1%
1.080
975
-105
-10%
Biomedische wetenschappen
958
1.144
186
19%
Diergeneeskunde
445
447
2
0%
2.107
Economische en toeg.economische wetens.
2.136
29
1%
Economische en toeg.economische wetens. Politieke en sociale wetenschappen Farmaceutische wetenschappen
80
88
8
10%
570
544
-26
-5%
Geneeskunde
648
564
-84
-13%
Geschiedenis
558
548
-10
-2%
Geschiedenis - Taal- en letterkunde
258
232
-26
-10%
Godgeleerdheid, godsdienstw. en kerk.recht
53
43
-10
-19%
Politieke en sociale wetenschappen
1.039
1.017
-22
-2%
Psychologie en pedagogische wetenschappen
1.463
1.419
-44
-3%
Rechten, notariaat en crimin. wetenschappen
2.385
2.323
-62
-3%
Sociale gezondheidswetenschappen
173
151
-22
-13%
Taal- en letterkunde
964
879
-85
-9%
60
50
-10
-17%
551
588
37
7%
1.137
1.176
39
3%
Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Verkeerskunde Wetenschappen Wijsbegeerte en moraalwetenschappen
18
18
0
0%
1.207
1.292
85
7%
155
164
9
6%
7
Alle inschrijvingen 2010-2011 2011-2012 Archeologie en kunstwetenschappen
Evolutie
% evolutie
1.260
1.284
24
2%
10
20
10
100%
104
156
52
50%
Bewegings- en revalidatiewetenschappen
3.819
4.179
360
9%
Biomedische wetenschappen
2.397
2.712
315
13%
Archeologie en kunstwetenschappen - Economische en toeg.economische wetens. - Geschiedenis Politieke en sociale wetenschappen - Psychologie en pedagogische wetens. - Rechten, notariaat en crimin. wetensch. - Taal- en letterkunde Wetenschappen Archeologie en kunstwetenschappen - Taal- en letterkunde
Diergeneeskunde
1.853
1.954
101
5%
10.678
11.014
336
3%
Economische en toeg.economische wetens. Politieke en sociale wetenschappen
270
313
43
16%
Economische en toeg.economische wetens. Rechten, notariaat en crimin. wetensch.
-
57
-
-
Economische en toeg.economische wetens. Wetenschappen
31
31
0
0%
Farmaceutische wetenschappen
2.503
2.595
92
4%
Geneeskunde
5.937
6.157
220
4%
27
22
-5
-19%
2.348
2.389
41
2%
127
114
-13
-10%
1.156
1.134
-22
-2%
403
415
12
3%
5.958
5.915
-43
-1%
177
249
72
41%
77
80
3
4%
7.912
8.138
226
3%
10.651
11.223
572
5%
Sociale gezondheidswetenschappen
1.134
1.184
50
4%
Taal- en letterkunde
4.191
4.224
33
1%
Economische en toeg.economische wetens.
Geneeskunde - Toegepaste biologische wetenschappen - Toegepaste wetenschappen Wetenschappen Geschiedenis Geschiedenis - Politieke en sociale wetenschappen Taal- en letterkunde Geschiedenis - Taal- en letterkunde Godgeleerdheid, godsdienstw. en kerk.rec Politieke en sociale wetenschappen Politieke en sociale wetenschappen - Taal- en letterkunde Politieke en sociale wetenschappen Wetenschappen Psychologie en pedagogische wetens. Rechten, notariaat en crimin. wetensch.
Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste wetenschappen - Wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen Wetenschappen Toegepaste wetenschappen Verkeerskunde
557
566
9
2%
2.626
2.789
163
6%
55
54
-1
-2%
137
145
8
6%
49
56
7
14%
5.571
5.809
238
4%
125
122
-3
-2%
Wetenschappen
5.509
5.864
355
6%
Wijsbegeerte en moraalwetenschappen
1.051
1.086
35
3%
8
SLIDE 11 – ASSOCIATIES -
In de grafieken worden de inschrijvingen en de inschrijvingen van generatiestudenten op 31/10/2011 (voor academiejaar 2011-2012) vergeleken met die van 31/10/2010 (voor academiejaar 2010-2011). Het gaat voor beide dus om voorlopige cijfers voor dat academiejaar.
Inschrijvingen van generatiestudenten 2011 - 2012 2010-2011 evolutie
% evolutie
Associatie UniversiteitHogescholen Limburg Associatie K.U.Leuven
2.765
2.830
-65
-2%
21.174
20.843
+331
2%
Associatie UGent
13.788
14.183
-395
-3%
Associatie Universiteit en Hogescholen Antwe
7.940
8.032
-92
-1%
Universitaire Associatie Brussel
2.457
2.413
+44
2%
85
69
+16
23%
48.209
48.370
-161
0%
HUB-KUBrussel* Totaal * HUB-KUBrussel is niet geassocieerd
Alle inschrijvingen 2011 - 2012 2010-2011 evolutie
% evolutie
Associatie UniversiteitHogescholen Limburg Associatie K.U.Leuven
10.844
10.541
+304
3%
94.511
88.466
+6.045
7%
Associatie UGent
64.003
61.560
+2.443
4%
Associatie Universiteit en Hogescholen Antwe
34.943
33.714
+1.229
4%
Universitaire Associatie Brussel
14.488
13.462
+1.025
8%
220
212
+8
4%
219.008
207.954
+11.054
5%
HUB-KUBrussel* Totaal * HUB-KUBrussel is niet geassocieerd
9
Volgende instellingen behoren tot de verschillende associaties: Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen
Associatie Katholieke Universiteit Leuven
Universitaire Associatie Brussel Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg
Associatie Universiteit Gent
Niet geassocieerd
Instelling Artesis Hogeschool Antwerpen Hogere Zeevaartschool Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen Plantijn-Hogeschool van de provincie Antwerpen Universiteit Antwerpen Groep T-Internationale Hogeschool Leuven Hogeschool voor Wetenschap & Kunst HUB-EHSAL Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Katholieke Hogeschool Kempen Katholieke Hogeschool Leuven Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Katholieke Universiteit Leuven Lessius Antwerpen Lessius Mechelen Erasmushogeschool Brussel Vrije Universiteit Brussel Provinciale Hogeschool Limburg transnationale Universiteit Limburg Universiteit Hasselt XIOS Hogeschool Limburg Arteveldehogeschool Hogeschool Gent Hogeschool West-Vlaanderen Universiteit Gent HUB-KUBrussel
10
SLIDE 13 – SPREIDING OVER VLAANDEREN -
Volgende instellingen zijn ondergebracht in de verschillende provincies: Provincie Antwerpen
Brussel
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams Brabant
West-Vlaanderen
Instelling Artesis Hogeschool Antwerpen Plantijn-Hogeschool van de provincie Antwerpen Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen Katholieke Hogeschool Kempen Lessius Mechelen Hogere Zeevaartschool Lessius Antwerpen Universiteit Antwerpen Erasmushogeschool Brussel Hogeschool voor Wetenschap & Kunst * HUB-EHSAL Vrije Universiteit Brussel HUB-KUBrussel XIOS Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Limburg Provinciale Hogeschool Limburg Universiteit Hasselt transnationale Universiteit Limburg Hogeschool Gent Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Arteveldehogeschool Universiteit Gent Katholieke Hogeschool Leuven Groep T-Internationale Hogeschool Leuven Katholieke Universiteit Leuven ** Hogeschool West-Vlaanderen Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
* De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst heeft ook een vestiging in Leuven en in Gent ** De Katholieke Universiteit Leuven heeft ook een vestiging in Kortrijk
SLIDE 14 – GROOTSTE STUDENTENSTEDEN -
In de grafiek werden de cijfers voor de verschillende decretale vestigingsplaatsen van de hogescholen en universiteiten samengeteld. De cijfers van Brussel bevatten zowel inschrijvingen in Brussel zelf als in de omliggende gemeenten (Schaarbeek, Elsene en Anderlecht).
11
-
-
Voor Brussel werden ook de cijfers van de hogescholen en universiteiten die behoren tot de Franse Gemeenschap in de grafiek opgenomen. Bron van de gegevens: http://www.statistiques.cfwb.be en http://www.cref.be/Doc_PDF/Annuaire2009/TAB09_1-4-1.pdf In de cijfers van Hasselt zijn ook de inschrijvingen in Diepenbeek opgenomen.
SLIDE 16 – GENERATIESTUDENTEN -
-
Voor beide academiejaren zijn cijfers genomen van het telmoment 31 oktober. Een generatiestudent is een student die zich voor de eerste keer met een diplomacontract inschrijft in een professionele of academische bachelor in Vlaanderen. Generatiestudenten kunnen ook ouder zijn dan 18 jaar. Een student van 25 jaar die zich voor de eerste keer inschrijft in het hoger onderwijs in Vlaanderen kan dus ook generatiestudent zijn. Het afzetten van de generatiestudenten t.o.v. aantal 18-jarigen is in die zin dus niet helemaal correct, maar het geeft wel een globaal beeld. Voor cijfergegevens over het aantal 18-jarigen is beroep gedaan op het VOBIP (Vlaamse Overheid Bedrijfsinformatie Platform: http://vobip-publiek.vlaanderen.be) Om de evolutie van de participatiegraad over een langere periode te vergelijken is hieronder een overzicht opgenomen vanaf academiejaar 2001-2002:
Professioneel gerichte bachelor
Academisch gerichte bachelor hogescholen
Academisch gerichte bachelor universiteiten
Algemeen totaal generatiestudenten
40.347 36.269 40.420 40.448 41.609 43.281 44.873
71.538 70.312 68.575 67.517 69.222 69.556 71.006
56,40% 51,58% 58,94% 59,91% 60,11% 62,22% 63,20%
71.907 74.485 75.333
63,90% 63,04%
2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008
27.074 23.376 22.381 21.806 22.451 23.242 24.092
5.712 5.264 4.984 5.267 5.572
13.273 12.893 12.327 13.378 14.174 14.772 15.209
2008-2009 2009-2010
24.765 25.399
5.766 5.506
15.420 16.052
45.951 46.957
2010-2011 2011-2012
26.278 26.436
5.948 5.738
16.144 16.035
48.370 48.209
% generatieAantal 18studenten jarigen t.o.v. aantal 18jarigen
75.005
64,21% 64,27%
Cijfers over de generatiestudenten zijn overgenomen uit de publicaties Hoger onderwijs in cijfers (voor de academiejaren 20072008 t.e.m. 2011-2012) en uit de voorloper van deze publicatie Beperkte Statistische Telling (voor de overige academiejaren).
12
SLIDE 17 – BACHELOROPLEIDINGEN STUDIEGEBIED ONDERWIJS -
-
Voor beide academiejaren zijn cijfers genomen van het telmoment 31 oktober. In de cijfers zijn enkel de opleidingen uit het studiegebied Onderwijs aan de hogescholen opgenomen, dus enkel de professioneel gerichte bacheloropleidingen. De Specifieke Lerarenopleidingen (hoger onderwijs en centra voor volwassenenonderwijs) zijn niet in de cijfers opgenomen. De stijging van het totaal aantal studenten terwijl het aantal generatiestudenten daalt, kan verklaard worden door een grote stijging van het aantal generatiestudenten een aantal jaar geleden. Deze wegen nog door in de huidige cijfers voor het aantal studenten.
SLIDE 18 – BACHELOROPLEIDINGEN STUDIEGEBIED GEZONDHEIDSZORG -
Voor beide academiejaren zijn cijfers genomen van het telmoment 31 oktober. De masteropleiding verpleeg- en vroedkunde is niet in de cijfers opgenomen. In de cijfers zijn enkel de professioneel gerichte bacheloropleiding Verpleegkunde en de professioneel gerichte bacheloropleiding Vroedkunde opgenomen.
SLIDE 19 – STEM-OPLEIDINGEN -
Voor beide academiejaren zijn cijfers genomen van het telmoment 31 oktober. In de cijfers zijn enkel de academisch gerichte opleidingen uit volgende studiegebieden (hogescholen en universiteiten) opgenomen: o Biomedische wetenschappen o Biotechniek o Farmaceutische wetenschappen o Industriële wetenschappen en technologie o Nautische wetenschappen o Toegepaste biologisch wetenschappen o Toegepaste wetenschappen o Wetenschappen
13
2001 - 2002 2006 - 2007 2010 - 2011 2011 - 2012
STEM-opleidingen Inschrijvingen 21.662 23.049 28.813 29.568
STEM-opleidingen Generatiestudenten 4.828 5.574 6.586 6.831
Aandeel STEM Aandeel STEM alle inschrijvingen alle generatiestudenten 14% 12% 13% 12% 13% 13% 14% 14%
SLIDE 20 – STEM-OPLEIDINGEN: GENDER -
-
Voor het academiejaar 2011-2012 zijn de cijfers van het telmoment 31 oktober genomen, dit zijn dus maar voorlopige cijfers. Voor de andere academiejaren werden de definitieve cijfers genomen. In de cijfers zijn enkel de academisch gerichte opleidingen uit volgende studiegebieden (hogescholen en universiteiten) opgenomen: o Biomedische wetenschappen o Biotechniek o Farmaceutische wetenschappen o Industriële wetenschappen en technologie o Nautische wetenschappen o Toegepaste biologisch wetenschappen o Toegepaste wetenschappen o Wetenschappen
14
PERSONEEL SLIDE 22 – STUDENT/STAFF-RATIO HOGESCHOLEN -
-
-
-
-
Voor de berekening van het aantal personeelsleden zijn de cijfers over statutaire (vast benoemde en tijdelijke) personeelsleden van de hogescholen (betaald door AHOVOS), aangevuld met cijfers die door de regeringscommissarissen zijn aangeleverd (contractuele personeelsleden en gastprofessoren). Om het aantal VTE studenten te berekenen werd het totaal aantal opgenomen studiepunten in een bepaald academiejaar gedeeld door 60. In een modeltraject nemen studenten gemiddeld 60 studiepunten op per academiejaar. Voor de prognose naar de toekomst toe werd in eerste instantie uitgegaan van gelijkblijvende studentenaantallen. De bijkomende middelen die deze legislatuur nog voorzien zijn, werden verder verrekend naar aantal VTE personeelsleden. Dit leidt tot een verdere daling van de ratio. Als studentenaantallen wijzigen (stijgen of dalen) zal dit uiteraard een andere ratio tot gevolg hebben. De verrekening van de bijkomende middelen naar VTE personeelsleden is als volgt gebeurd: o Bij de bijkomende middelen voor deze legislatuur maken we een opsplitsing tussen middelen voor academische en middelen voor professionele opleidingen. o Van deze middelen nemen we 80% (volgens de 80/20-regel: 80% van de middelen worden besteed aan personeel, 20% aan werking). o Deze middelen worden dan verdeeld over het OP en het ATP (80% voor OP, 20% voor ATP, als we kijken naar de huidige verdeling OP-ATP). o Om dan te bepalen hoeveel VTE personeelsleden er met deze middelen extra kunnen aangenomen worden, gaan we uit van het volgende: OP: 5 jaar anciënniteit in barema 502 (=43.527,42 euro) ATP: 5 jaar anciënniteit in A11 (=37.898,32 euro) o Deze aantallen worden dan opgeteld bij de VTE voor OP en OP+ATP. OP= onderwijzend personeel ATP= administratief en technisch personeel
15
2001 2006 2009 2010 2011 2012 2013 2014
aantal VTE hogescholen (OP) 7.233,15 7.667,75 8.234,47 8.258,27 8.341,42 8.381,20 8.585,23 8.727,29
aantal VTE hogescholen (OP + ATP) 9.241,22 10.226,88 11.335,03 11.385,28 11.492,31 11.543,51 11.806,12 11.988,97
aantal opgenomen studiepunten aantal aantal (/60) in opgenomen opgenomen initiële studiepunten studiepunten opleidingen (/60) per OP (/60) per VTE 100.293 13,87 10,85 101.851 13,28 9,96 108.076 13,12 9,53 113.015 13,69 9,93 113.015 13,55 9,83 113.015 13,48 9,79 113.015 13,16 9,57 113.015 12,95 9,43
De gegevens vanaf 2011 zijn slechts een prognose en zijn berekend zoals hierboven weergegeven.
SLIDE 23 – EVOLUTIE PERSONEEL UNIVERSITEITEN
2001 2006 2010
ZAP 2.508,11 2.513,05 2.601,00
AAP 1.825,55 1.817,79 1.880,79
WP 5.177,33 7.350,94 9.259,01
ATP (wk en buiten wk*) 6.183,80 6.385,48 6.963,52 *
*Het ATP ten laste van de werkingsuitkering en buiten de werkingsuitkering werd samengeteld. Bron: VLIR
-
ZAP= zelfstandig academisch personeel AAP= assisterend academisch personeel WP= wetenschappelijk personeel ATP= administratief en technisch personeel De professoren (ZAP) die op emeritaat zijn maar nog een beperkte onderwijsopdracht vervullen zijn niet in de cijfers opgenomen. Emeritus: een lid van het ZAP van de universiteiten dat op rust gesteld is en ten minste 25 jaar academische diensten telt mag de titel van zijn laatst uitgevoerde ambt laten voorafgaan door de eretitel ‘emeritus’ (artikel 3 van de wet van 4 augustus 1986 tot regeling van de oppensioenstelling van de leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs en tot wijziging van andere bepalingen van de onderwijswetgeving).
16
SLIDE 24 – STUDENT/STAFF-RATIO UNIVERSITEITEN -
-
-
-
Voor de berekening van het aantal personeelsleden zijn de cijfers overgenomen uit de publicaties van de VLIR (Publicatie: Statistische gegevens betreffende het personeel van de Vlaamse universiteiten, telling 1 februari 2001, 1 februari 2006, 1 februari 2009 en 1 februari 2010). Voor de berekening van het totaal aantal VTE werd het WP en het ATP buiten de werkingsuitkeringen buiten beschouwing gelaten, enkel het ZAP, AAP en ATP ten laste van de werkingsuitkeringen werden opgenomen. Om het aantal VTE studenten te berekenen werd het totaal aantal opgenomen studiepunten in een bepaald academiejaar gedeeld door 60. In een modeltraject nemen studenten gemiddeld 60 studiepunten op per academiejaar. Voor de prognose naar de toekomst toe werd in eerste instantie uitgegaan van gelijkblijvende studentenaantallen. Ook het ATP werd gelijk gehouden. We gaan ervanuit dat aangezien deze diensten aan de universiteiten historisch al uitgebouwd zijn, hier geen grote evoluties te verwachten zijn. De bijkomende ZAP en AAP werden in de cijfers verrekend. Dit leidt tot een daling van de ratio in de volgende jaren. Als studentenaantallen en de cijfers voor het ATP wijzigen (stijgen of dalen) zal dit uiteraard een andere ratio tot gevolg hebben. De verrekening van de bijkomende middelen naar VTE personeelsleden is als volgt gebeurd: o Voor de extra ZAP-middelen, de extra middelen voor puntengewichten en de nieuwe academiseringsmiddelen werd telkens bepaald hoeveel extra ZAP en/of AAP kan aangeworven worden. o Voor de berekening van het aantal extra ZAP werd bij de extra ZAP-middelen vertrokken van een loonkost van 100.000 euro per ZAP. o Voor de berekening van het aantal extra ZAP en aantal extra AAP werd bij de extra middelen voor puntengewichten en de nieuwe academiseringsmiddelen vertrokken van een loonkost van 85.000 euro (= de gemiddelde loonkost van het Academisch Personeel). De zo bekomen extra VTE worden verdeeld over ZAP (70%) en AAP (30%) o De bekomen extra VTE worden dan bij de VTE (ZAP+AAP) geteld. Het aantal VTE ATP werd gelijkgehouden.
2001 2006 2009 2010 2011 2012 2013 2014
aantal opgenomen aantal VTE aantal VTE studiepunten(/60) in universiteiten universiteiten initiële opleidingen universiteiten (ZAP+AAP) (ZAP+AAP+ATP) 4.333,66 8.050,33 57.708 4.330,84 8.154,76 60.653 4.377,40 8.339,90 69.235 4.481,79 8.540,14 71.280 4.481,79 8.540,14 71.280,35 4.542,23 8.600,58 71.280,35 4.692,59 8.750,94 71.280,35 4.841,03 8.899,38 71.280,35
Aantal VTE Aantal VTE studenten per studenten per VTE ZAP+AAP (ZAP+AAP+ATP) 13,32 7,17 14,00 7,44 15,82 8,30 15,90 8,35 15,90 8,35 15,69 8,29 15,19 8,15 14,72 8,01
17
STUDIERENDEMENT SLIDE 26 – STUDIERENDEMENT -
-
Studierendement is de verhouding tussen het aantal opgenomen studiepunten en het aantal verworven en gedelibereerde studiepunten. Een gemiddeld studierendement van 75% betekent dus dat een student gemiddeld voor 75% van zijn opgenomen studiepunten geslaagd of gedelibereerd is. Een student verwerft voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij slaagt een creditbewijs. De studiepunten die verbonden zijn aan dit opleidingsonderdeel zijn dan ‘verworven studiepunten’. Studiepunten waarvoor de student gedelibereerd wordt, worden in het kader van het financieringssysteem niet beschouwd als verworven studiepunten. De student ontvangt voor deze gedelibereerde studiepunten ook geen creditbewijs. Voor de berekening van het studierendement worden deze gedelibereerde studiepunten echter wel meegerekend.
SLIDE 27 – EVOLUTIE STUDIERENDEMENT -
-
Ondanks een daling van het aantal opgenomen, en verworven en gedelibereerde studiepunten, blijft het gemiddelde studierendement stabiel over de jaren heen. Naar aanleiding van het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs, is de informatienood gewijzigd en werd de registratiewijze (voor studentengegevens) fundamenteel aangepast. In 2008-2009 werd overgeschakeld op een nieuwe databank, die deze nieuwe wijze van registreren ondersteunt. De Databank Tertiair Onderwijs (DTO) werd verlaten en alle gegevens werden vanaf dat ogenblik geregistreerd in de Databank Hoger Onderwijs (DHO). De Databank Hoger Onderwijs maakt een veel fijnmaziger registratie van bv. studiepunten mogelijk, wat een verklaring kan zijn voor de daling van het aantal opgenomen en verworven/gedelibereerde studiepunten. Een tweede verklaring voor de daling van het aantal opgenomen en verworven/gedelibereerde studiepunten is de invoering van flexibilisering, waardoor de student zelf zijn studieprogramma kan samenstellen.
SLIDE 27 – EFFECT FLEXIBILISERING OP STUDIEDUUR -
De evaluatie van het flexibiliseringsdecreet moet nog gebeuren. In 2010 werd wel al een beperkte studie uitgevoerd naar het effect van flexibilisering op de studieduur, waarbij de studieduur van generatiestudenten uit 2000-2001 vergeleken werd met die van generatiestudenten uit 2005-2006. De tijdsreeks is nog 18
-
-
-
-
te beperkt om zeer gedegen te kunnen evalueren, maar eerste trends uit deze beperkte studie zijn niet onrustwekkend: o Binnen de professionele opleidingen daalt het aantal studenten dat een diploma behaalt na 3 jaar licht, het aantal dat een diploma haalt na 4 jaar blijft stabiel. We zien in de professionele opleidingen wel een gewijzigde instroom (aandeel studenten met een vooropleiding TSO stijgt, waar het aandeel studenten met een vooropleiding ASO daalt). Op het ogenblik van de studie kon er nog niet bekeken worden hoeveel studenten een diploma behaalden na 5 jaar. o Binnen de academische opleidingen is het aantal studenten dat een diploma behaalt na 4 jaar gestegen. Op het ogenblik van de studie waren er nog geen gegevens beschikbaar over het aantal studenten dat na 5 of 6 jaar zijn diploma behaalde. Studie is te vinden op: http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/werken/studentadmin/studentengegev ens/Doorstroom.pdf
In bovenstaande grafiek word de studieduur van generatiestudenten (zowel voor professionele als voor academische opleidingen) vergeleken tussen 2001-2002 en 2005-2006. Voor de academische opleidingen werden maar enkele studiegebieden in de studie opgenomen, waarvan de studieduur van de opleiding op 4 jaar gebleven is. “t” staat voor het aandeel studenten dat zijn diploma behaalt binnen de studieduur van de opleiding (=3 jaar voor de professionele opleidingen en 4 jaar voor de academische opleidingen). “t+1” staat voor de studenten die er 1 jaar langer over deden, “t+2” voor het aandeel studenten dat er twee jaar langer over deed om zijn diploma te behalen. Het grote aantal ‘nog geen diploma behaald’ voor 2005-2006 kan verklaard worden door het ontbreken van cijfers over het aantal studenten dat na 5 jaar (t+2 voor de 19
professionele opleidingen) of 5 en 6 jaar (t+1 en t+2 voor de academische opleidingen) zijn diploma behaalt. Generatiestudenten 2000-2001
Generatiestudenten 2005-2006
% 2000-2001
% 2005-2006
t
9.580
9.745
40%
39%
t+1
3.812
3.749
16%
15%
t+2
1.263
0
5%
0%
Nog geen diploma behaald
9.100
11.796
38%
47%
23.755
25.290
100%
100%
Diploma behaald na:
Totaal
20