DE VICE-EERSTE MINISTER, MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN GELIJKHEID VAN KANSEN
Brussel, 17 april 2014
Perscommuniqué Hulpverleningszones vanaf 1 januari 2015 effectief
Vandaag heeft vicepremier, minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Joëlle Milquet, aan de coördinatoren van de hulpzones, de vertegenwoordigers van de Verenigingen van Steden en Gemeenten, de brandweerfederaties en de vakbonden, de nu volledige hervorming van de civiele veiligheid voorgesteld, haar financiering en haar concrete toepassingen op het terrein voor de brandweer en de burgers. De hervorming van de Civiele Veiligheid staat eindelijk op het goede spoor, dankzij de goedkeuring van de laatste elementen : het statuut, de herfinanciering, de besluiten, de nieuwe wetten, enzovoort. De inwerkingtreding van de hulpverleningszones wordt effectief op 1 januari 2015, of nog, bijna 10 jaar na de ramp in Gellingen die het leven kostte aan 24 mensen onder wie brandweerlieden die voor de interventie waren opgeroepen. Die interventie zou de katalysator worden voor de hervorming van de Civiele Veiligheid. Twee jaar lang, sinds Joëlle Milquet haar functie als minister van Binnenlandse Zaken heeft opgenomen in december 2011, is hard gewerkt om deze hervorming tot stand te brengen en ze te doen slagen. Om deze belofte waar te maken, heeft de minister 6 wetten en 30 koninklijke besluiten geschreven. De invoering van de hulpverleningszones is hét essentiële element van de modernisering van de brandweerdiensten van ons land. Dankzij het geleverde werk kent ons land voortaan een organisatie van de civiele veiligheid die aangepast is aan de risico’s en aan de noden van de maatschappij. Dit alles was noodzakelijk voor de veiligheid van de burgers, die terecht vragen om optimaal beschermd te worden, maar ook voor de veiligheid van de 17.500 brandweerlieden, die de nodige middelen vroegen voor een betere veiligheid tijdens hun opdrachten. Naar aanleiding van het bezoek vandaag, van vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken, Joëlle Milquet, op het terrein, eerst in La Louvière en vervolgens in Mechelen, wilde ze iedereen danken die aan de hervorming heeft meegewerkt. Tegelijk heeft ze ook de concrete gevolgen voorgesteld voor het
1
dagdagelijks werk van de brandweerlieden en vooral voor hun veiligheid en die van de burgers. I.
Welke zijn gevolgen voor de brandweerman?
1. Meer veiligheid •
Bij de start van de legislatuur wilde de minister de uitwerking van de nieuwe normen qua persoonlijke en collectieve bescherming van de brandweerman concretiseren. Dankzij dit werk en op basis van de inhoud van het koninklijk besluit is sinds 1 januari 2014 een precieze lijst vastgelegd van de persoonlijke beschermingsmiddelen en het materieel die nodig zijn voor elke opdracht. Zo mogen een brandweerman en zijn collega geen brandend huis meer binnengaan, zonder dat ze een radio bij zich hebben waarmee ze met hun collega’s buiten de woning en met de verantwoordelijken van de interventie kunnen communiceren.
•
Een andere zeer belangrijke stap vooruit op het vlak van de veiligheid is de publicatie van de minimale normen voor het personeel en de middelen bij een interventie (snelst adequate hulp). Deze normen, die geleidelijk aan in werking treden, zijn ongetwijfeld de hoeksteen van een betere veiligheid voor de intervenanten, maar ook voor de burgers. Voor het eerst sinds het bestaan van de brandweer werd voor elk interventietype bepaald, hoeveel brandweerlieden nodig zijn, welke functies aanwezig moeten zijn en welke voertuigen en welk materieel nodig is om een gelijke interventiekwaliteit in het hele land mogelijk te maken. Voor de brand in een gebouw bijvoorbeeld moeten de volgende elementen worden ingezet: een autopomp met vijf brandweerlieden en een onderofficier, een officier in zijn interventievoertuig en een ladderwagen met twee brandweerlieden en - in functie van de risicoanalyse die de zone moet uitvoeren - een tankwagen met twee extra brandweerlieden. Door deze normen toe te passen, vervoegt ons land de goede leerlingen op het vlak van de civiele veiligheid. De laatste normen terzake dateerden van 1978…
•
Ook de opleiding van de brandweerlieden is belangrijk voor hun veiligheid. Opleiding was trouwens één van de centrale elementen van het verslag van de Commissie-Paulus. De hervorming van de civiele veiligheid en van de brandweer omvat dan ook een groot luik opleiding. Eén van de grote verworvenheden op dat vlak is de invoering van een voortgezette opleiding, georganiseerd door de brandweerscholen. Deze jaarlijkse opleiding van 24 uur is voornamelijk gericht op het praktische aspect van de operationele opdrachten. Het doel is, de brandweerlieden oefeningen te laten doen georganiseerd in centra die uitgerust zijn met het geschikte materieel, namelijk materieel dat waarheidsgetrouwe oefeningen mogelijk maakt die in de veiligste omstandigheden kunnen worden
2
uitgevoerd. Om een degelijk, professioneel opleidingsniveau te garanderen, heeft de minister van Binnenlandse Zaken heel wat financiële middelen vrijgemaakt: op termijn zullen de beschikbare middelen voor de opleiding meer dan verdubbeld zijn. Een overzicht vindt u in de samenvattende tabel. 2. Een nieuw statuut voor de beroeps- en vrijwillige brandweerlieden Zodra de zone effectief is geïnstalleerd, krijgen de brandweerlieden hun nieuw statuut toegekend. Dat is op 1 januari 2015, of indien nodig in de loop van dat jaar als de installatie van de zone is uitgesteld. Ten laatste moet dit gebeurd zijn tegen 2016. Er werden twee statuten uitgewerkt: het administratief statuut (rechten en plichten) en het geldelijk statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone. De uitwerking van deze statuten bleek complex en delicaat: 249 gemeentelijke statuten moesten eenvormig worden gemaakt en er moest een evenwichtig compromis gevonden worden tussen de vaak uiteenlopende verwachtingen en belangen van de verschillende partners (representatieve vakorganisaties, brandweerfederaties en verenigingen van steden en gemeenten). Een honderdtal werkvergaderingen waren nodig om de twee teksten die het eenheidsstatuut vastleggen, te concretiseren voor de 17.500 (beroeps- en vrijwillige) brandweerlieden van ons land. In een moeilijke economische context kan men bevestigen dat de nieuwe teksten verschillende grote stappen voorwaarts bevatten voor alle brandweerlieden en dat ze rekening houden met de specificiteiten van het beroep. Wat de specifieke situatie van de Brusselse brandweer betreft, en met inachtneming van de specificiteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zullen slechts bepaalde algemene principes van dit statuut van toepassing zijn. Ø Behoud van de verworven rechten: de brandweerlieden behouden de voordelen waar ze momenteel recht op hebben De minister van Binnenlandse Zaken heeft bijzondere aandacht besteed aan het behoud van de verworven rechten. Het eenvormig statuut mocht immers niet betekenen dat brandweerlieden die bepaalde voordelen genieten, een stap achteruit moeten zetten. Er is dan ook expliciet voorzien, dat de personeelsleden ten persoonlijken titel blijven genieten van hun voordelen geldig voor de inwerkingtreding van het nieuwe statuut, zoals: - een hospitalisatieverzekering, - maaltijdcheques, - een fietsvergoeding, - een erkentelijkheidstoelage,
3
- bijzondere situaties op het vlak van vakantiedagen, - een gunstigere berekeningswijze van de eindejaarspremie dan die van het nieuwe statuut. Geen enkel verworven verlof zal in vraag worden gesteld, zoals de minister in haar eerste tekst had voorgesteld. Ø Een duidelijke bepaling van de graden, bevoegdheden en functies Om het beheer van de interventie te verduidelijken, zal voortaan elke graad gelijk zijn aan een goed geïdentificeerde functie en dus aan een specifieke opleiding. De toekomstige hiërarchische structuur voorziet, naast de graden van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant, vier graden voor de officieren in plaats van de huidige zes. De graad van luitenant, de eerste officiersgraad, zal enkel toegankelijk zijn door bevordering voor de mensen van het middenkader (sergeant of adjudant), wat een echte erkenning is van hun competenties en hun engagement in de brandweerloopbaan. De volgende graden, van kapitein, majoor en kolonel, zullen enkel toegankelijk zijn voor de houders van een diploma dat toegang geeft tot betrekkingen van niveau A in de federale overheidsdiensten. Om de toegang tot deze graden te bevorderen voor de personeelsleden van het kader die geen diploma van niveau A hebben, zal voortaan een sociale bevorderingsopleiding aangeboden worden door de brandweerscholen. Slagen voor deze opleiding zal hen ontheffen van de verplichting om een diploma van niveau A te hebben. Voor de officieren die al in dienst zijn, werden eenvormige regels vastgelegd inzake hun integratie in de nieuwe graden. Zo wordt er rekening gehouden met de behaalde brevetten, de diploma’s. Er werd een valorisatie van de dienstanciënniteit in aanmerking genomen. Een grote vernieuwing is dat voortaan een evolutie mogelijk is door verhoging in weddeschaal binnen eenzelfde schaal. Ø De invoering van een voortgezette opleiding die tot op heden niet bestond Om het behoud van de opgedane kennis te garanderen en om nieuwe competenties te ontwikkelen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de permanente evolutie op het vlak van techniek en materieel, zullen de brandweerlieden in de toekomst deelnemen aan 24u voortgezette opleiding per jaar die georganiseerd worden door de brandweerscholen. Een deel van deze uren zal rechtstreeks in de hulpverleningszones gegeven worden. Tot op vandaag bestond een dergelijke voortgezette opleiding niet. Ø De mobiliteit van het personeel, beroepsleven optimaal te beheren
een
instrument
om
het
4
Een nieuw en zeer belangrijk element, de mobiliteit van het personeel, is nu ingeschreven in het statuut. Dat betekent dat een brandweerman van hulpverleningszone zal kunnen veranderen zonder zijn loopbaan van nul te moeten herbeginnen. Dat was tot op heden onmogelijk. De mobiliteit is mogelijk voor de beroepsbrandweerlieden, maar ook voor de vrijwillige brandweerlieden. Voor beide types brandweerman, beroeps- en vrijwilliger, zal het zelfs mogelijk zijn om te solliciteren voor een hogere graad via mobiliteit naar een andere zone. Ø De creatie van een federaal geschiktheidsattest Om de mobiliteit mogelijk te maken, moeten de rekruteringsproeven eenvormig gemaakt worden. Voortaan zal de FOD Binnenlandse Zaken jaarlijks geschiktheidsproeven voorafgaand aan de rekrutering organiseren via de brandweerscholen. Alle kandidaten voor een vacante betrekking in een hulpverleningszone moeten beschikken over dit attest om te solliciteren in een zone. Deze proeven zullen de cognitieve competenties, de operationele handigheid en de fysieke geschiktheid van de kandidaten evalueren. Het federaal geschiktheidsattest zal geldig zijn voor onbepaalde duur, met uitzondering van de resultaten van de fysieke geschiktheidsproeven, waarvan de geldigheid beperkt wordt tot twee jaar. Precies zoals voor de rekruteringsproeven, zullen de proeven voor de bevordering georganiseerd worden op suprazonaal niveau. Het zijn de brandweerscholen die deze proeven zullen organiseren en zo het praktisch aspect van de examens kunnen verbeteren. Ø Voor de beroepsbrandweerlieden •
Een eindeloopbaanregeling op maat en een veralgemening van het recht op verlof voorafgaand aan het pensioen
Om rekening te houden met de moeilijkheid van het beroep, heeft de minister alles op alles gezet om de brandweerlieden een aangepaste eindeloopbaanregeling te bieden en om te behouden wat al bestond. Deze regeling omvat verschillende elementen die bedacht werden om elke brandweerman de mogelijkheid te bieden om zijn activiteit binnen de zone voort te zetten in een aangepaste functie: Ø Een reaffectatie op vrijwillige basis is voortaan mogelijk op het einde van de loopbaan. Zo kunnen alle brandweerlieden van 56 jaar of ouder met minstens 15 jaar anciënniteit als beroepspersoneelslid in een operationele graad op eigen initiatief vragen om ingezet te worden voor andere taken dan de operationele taken en ze behouden dan 75% van hun operationaliteitspremie. Ø Het verlof voorafgaand aan het pensioen, nu « eindeloopbaanregeling » genoemd, dat facultatief was en in 2012 door de minister gered werd, wordt voortaan een recht voor alle brandweerlieden van minimum 58 jaar (vanaf 2016, of van 57,5 jaar in 2015) die voldoen aan de loopbaanvoorwaarden voor een
5
vervroegde pensionering. Vooraf moet de hulpverleningszone een lichtere functie voorstellen die overeenstemt met het profiel en de competenties van de brandweerman. Als een dergelijke functie niet beschikbaar is, kan de brandweerman genieten van een vervroegde pensionering. •
Een extra verlofdag per jaar vanaf 50 jaar.
•
De harmonisatie van de weddeschalen: een rechtvaardige en identieke verloning voor alle brandweerlieden van het land
Hoewel de brandweerlieden dezelfde opdrachten uitvoeren en dezelfde risico’s trotseren, bestaan er momenteel grote loonverschillen tussen de brandweerlieden van ons land. Het nieuwe geldelijk statuut maakt een einde aan deze verschillen door de weddeschalen te harmoniseren en door binnen elke graad uitzicht op een geldelijke voortuitgang te bieden, met de garantie dat geen enkele brandweerman in de toekomst minder verdient dan nu.
•
Premies die aangepast zijn aan de organisatie van de dienst
Het goedgekeurde ontwerp van geldelijk statuut hervormt ook het premiestelsel voor de brandweerlieden. Deze herziening van het stelsel – met het oog op meer gelijkheid en een geoptimaliseerde organisatie van de diensten – werd uitgevoerd binnen de huidige budgettaire enveloppe. Dit zal een organisatie aangepast aan de operationele noden in functie van de dagen en de uurroosters mogelijk maken zonder het personeel financieel te straffen. Zo zal voortaan een operationaliteitspremie toegekend worden per gepresteerd uur, los van het moment van de dag of de dag van de week. De brandweerman kan zijn verloven dus flexibeler en zonder financieel verlies organiseren. Ø Verbeteringen voor de vrijwillige brandweerman Als belangrijke schakel in het landschap van de civiele veiligheid werd de vrijwillige brandweerman uiteraard niet vergeten. Verschillende bepalingen betekenen immers ook een echte vooruitgang voor hen. Zo bevestigt en valoriseert de minister van Binnenlandse Zaken het burgerengagement van deze vrouwen en mannen binnen de civiele veiligheid. Deze bijzondere maatregelen zijn de volgende:
•
De evolutie in weddenschaal wordt eindelijk mogelijk om het engagement van de vrijwilliger te belonen
De investering van de vrijwillige brandweerman zal in de toekomst beter beloond worden: deze zal immers genieten van een uitzicht op geldelijke evolutie. Momenteel krijgt de vrijwillige brandweerman een vergoeding volgens zijn graad
6
die vast in de tijd is. Rekening houdend met deze nieuwe mogelijkheid, werd bepaald dat een jaar als vrijwilliger minimum 180 uur aan prestaties (wachtdiensten niet meegerekend) moet tellen. •
De veralgemening in heel onregelmatige prestaties
het
land
van
een
premie
voor
De vrijwillige brandweerlieden van bepaalde gemeenten krijgen een premie – bovenop hun vergoeding per uur – als ze ‘s nachts of in het weekend interveniëren. Dit voordeel wordt voortaan veralgemeend naar alle vrijwillige brandweerlieden van België. •
Een diplomatoelage voor de behaalde brevetten en specialisaties.
De vrijwillige brandweerman zal, zoals de beroepsbrandweerman, kunnen genieten van een toelage voor de behaalde brevetten en voor de materies waarin hij als specialist erkend is. Voor de hervorming werden deze toelagen niet toegekend aan alle brandweerlieden. •
Een gemakkelijkere toegang tot het statuut van beroeps
Een hulpverleningszone kan voortaan beslissen om een vacant verklaarde betrekking open te stellen voor vrijwilligers. Daardoor kunnen vrijwillige brandweerlieden op dezelfde manier deelnemen aan de selectie als de beroepsbrandweerlieden. Het zal dus gemakkelijker zijn om over te gaan van het statuut van vrijwillige brandweerman naar het statuut van beroepsbrandweerman. Hier gaat het eveneens om een erkenning van de functie van vrijwillig brandweerman. •
De omkaderde arbeidstijd
We antwoorden op de eisen van Europa om de arbeidstijd van de vrijwillige brandweerman te omkaderen, en om deze de mogelijkheid te bieden om zijn engagement voor de veiligheid voort te zetten. Naast een eenduidige definitie van de verschillende «diensttijden» van de vrijwillige brandweerman (opleiding, wachtdienst, interventie, enz.), kan zijn engagement als vrijwilliger tot 24 uur per week gaan. Omdat de referentieperiode een kalenderjaar is, behoudt men een grote flexibiliteit omdat de vrijwilliger tot 1248 uur per jaar kan presteren. •
Verbeteringen in de opleiding
Een van de principes van de hervorming is dat de vrijwilligers en de beroeps moeten beschikken over dezelfde basiscompetenties. Door de valorisatie van de functie van brandweerman en dus van zijn opleiding, waren er echter aanpassingen nodig om de toekomstige vrijwilliger toe te laten om zich te engageren en deze opleiding te volgen. Daarom wordt de toekomstige opleiding van brandweerman opgesplitst in twee modules. Na de eerste module kan de vrijwilliger al deelnemen aan de taken en opdrachten van de hulpverleningszone. Zo wordt de tijd om te beginnen met de eerste opdrachten niet verlengd en wordt de motivatie van de vrijwilliger niet geschaad door een te lange wachtperiode. II.
•
Wat is de impact voor de burger? Veiligheid blijft het sleutelwoord van de hervorming. Voor de brandweerman, maar ook voor de burger. Voor de burger zal de veiligheid
7
geconcretiseerd worden door alle verbeteringen op het vlak van kwaliteit, efficiëntie, snelheid en opleiding van de brandweer maar ook onder verschillende andere vormen: elk aspect zal tot gevolg hebben dat het leven van de bewoners van woningen beter beschermd is, dat hun goederen en de ruimte waar ze zich ontplooien ook beter gevrijwaard worden. •
Dit alles wordt voortaan mogelijk omdat beter opgeleide en uitgeruste brandweerlieden een grotere kwaliteit kunnen bieden bij hun dienstverlening.
•
De invoering van de normen inzake de nodige middelen voor elk type opdracht, zowel qua personeel als qua materieel, zal ook een essentieel element zijn om de integriteit van het leven en de goederen van iedereen te garanderen. Een belangrijke vooruitgang voor de burger is ongetwijfeld de toepassing van het principe van de snelst mogelijk adequate hulp. Elkeen kan er voortaan zeker van zijn, dat het de hulpdiensten zijn die het snelst op de plaats van de interventie kunnen zijn, die zullen worden uitgestuurd. Als we daar de normen van de minimale middelen aan toevoegen die bepalen wie en met welk materieel men ter plaatse moet gaan, kunnen we stellen dat ELKE burger beter beschermd zal zijn.
•
Met de inwerkingtreding van de hulpverleningszones wordt het principe van het postennetwerk en van de snelste adequate hulp versterkt. De beschikbare middelen zullen dynamisch beheerd worden om ervoor te zorgen dat de snelste adequate middelen naar de plaats van de interventie gestuurd worden.
•
Tot slot moet de zone een risicoanalyse uitvoeren. Deze analyse zal leiden tot de invoering van een dienstniveau voor elk deel van de zone. Zo kunnen de specifieke noden om de geïdentificeerde gevaren op het grondgebied het hoofd te bieden, optimaal bepaald worden.
•
Op het vlak van de preventie tegen brandrisico’s kan de zone, door te steunen op haar preventiebureau, een op de burger gericht beleid uitwerken want we mogen niet vergeten dat de preventie moet voorkomen dat een schadegeval plaatsvindt en als het zich toch voordoet, moet ze de schade beperken.
•
Kortom, met de mogelijk gemaakte overeenkomsten tussen de hulpverleningszones, maar ook met de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, zal de optimalisering van de menselijke middelen en van het materieel enkel voordelen opleveren voor de volledige bevolking.
III.
Voor de gemeenten: een door de federale staat gefinancierde hervorming: 174 miljoen euro op 5 jaar
Al deze nieuwe normen en maatregelen werden totaal pijnloos gemaakt voor de gemeentelijke financiën door de toekenning van dotaties aan de hulpverleningszones. Ondanks een moeilijke budgettaire context heeft de minister van Binnenlandse Zaken immers tijdens de verschillende begrotingsconclaven van deze legislatuur aanzienlijke bijkomende middelen verkregen om de hervorming te financieren (cf. onderstaande tabel).
8
in miljoen euro 1. Basisdotatie aan de 34 zones 2. Bijkomende dotatie aan de 34 zones 2.1. Hulp bij de rekrutering/investering 2.2. Harmonisatie weddeschalen 2.3. Mandaat zonecommandanten 2.4. Eindeloopbaanregeling
3. Dotatie aan de DBDMH 4. Indirecte hulp
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
21,747 30,890 32,364 31,292 31,292 31,292 31,292 19,563 65,159 95,876 99,092 102,308 19,563 42,063 69,563 69,563 69,563 19,205 19,205 19,205 19,205 0,674 0,674 0,674 0,674 3,216 6,433 9,649 12,866 1,633
2,633
3,133
3,633
4,133
4.2. Subsidie materieel aan de 34 zones
33,152 33,152 25,542 28,493 33,836 36,963 36,463 8,411 8,411 10,387 13,338 18,681 21,808 21,308 24,741 24,741 15,155 15,155 15,155 15,155 15,155
5. TOTAAL
54,899 64,042 79,102 127,577 164,137 170,980 174,196
4.1. Subsidie opleiding
De federale dotatie aan de hulpverleningszones is samengesteld uit de basisdotatie en de aanvullende dotatie. Tijdens het begrotingsconclaaf van oktober 2012 is een bijkomende enveloppe van 9 miljoen euro verkregen, waardoor de basisdotatie werd opgetrokken van 22 miljoen tot 31 miljoen in 2012. Naast de basisdotatie zijn tijdens het begrotingsoverleg van oktober 2013 extra kredieten verkregen van 20 miljoen om de bijkomende dotatie te financieren vanaf 2014, die progressief zullen stijgen tot ongeveer 70 miljoen euro recurrent vanaf 2016. In totaal is een bedrag van 174 miljoen euro beschikbaar zijn op 5 jaar om de inwerkingtreding van de hervorming van de civiele veiligheid te financieren. Het geheel van de middelen toegekend door het federale niveau, is bedoeld om de middelen van de lokale overheden te beschermen en dat, conform artikel 67 van de wet van 15 mei 2007 met betrekking tot de Civiele veiligheid, die zegt dat het federale niveau alle kosten voor de hervorming op zich neemt in de mate
9
waarin het deel van het federale niveau in de uitgaven voor de civiele veiligheid niet gelijk is aan 50%. Een uiterst nauwkeurig, ongezien werk is verricht om de budgettaire neutraliteit te verzekeren van de inwerkingtreding van de hervorming voor de lokale overheden. 4. Een wet over de arbeidstijd van de beroepsbrandweerlieden: precieze regels om hun veiligheid en die van de burgers te verzekeren, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie op het terrein Ter herinnering: de wet betreffende de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones, een ander essentieel element in de hervorming, is goedgekeurd tijdens de ministerraad van 24 januari 2014 en is goedgekeurd in de plenaire vergadering van het Parlement donderdag 13 maart. Hij omvat de volgende punten van vooruitgang:
•
De algemene regel van de 38u/week blijft behouden in de 27 hulpverleningszones waarbinnen het operationeel personeel gemiddeld 38u/week werkt
•
In de 7 hulpverleningszones waar meer dan 50% van het personeel gemiddeld meer dan 38u/week werkt, zal het mogelijk zijn om gemiddeld tot 48u/week te werken
In deze 7 zones is een vakbondsonderhandeling voorzien om tot een aangepast uurrooster te komen, met een maximum van 48u/week. In geval van onenigheid kan een sociaal bemiddelaar tussenkomen en eventueel een voorstel tot compromis opstellen. Deze 7 zones zullen ten laatste in 2025 het regime van 38u/week moeten respecteren. Het uitstel met 10 jaar kan één keer verlengd worden met maximum 10 jaar (2035). Deze beslissing van uitstel zal, indien van toepassing, moeten genomen worden door middel van een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. •
De brandweermannen zullen, op vrijwillige basis, maximaal 10u per week extra mogen presteren, boven hun gewoonlijke uurrooster van 38u/week, berekend op gemiddeld vier maanden.
Deze bijkomende uren vormen een oplossing voor de beroepsbrandweerlieden die ook vrijwillig brandweerman zijn in dezelfde zone. Het aantal bijkomende werkuren is daarentegen beperkt tot 4 uur voor de beroepsbrandweerlieden die werken in een zone met een arbeidsregime van gemiddeld 48u/week, die tot nu toe ook vrijwilliger waren in die zelfde hulpverleningszone. Deze bijkomende uren moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijk akkoord tussen de werkgever en de werknemer en er moet een bijkomende bezoldiging worden voorzien.
10
De beroepslieden die na hun gewone uren bereid zijn om zich in te zetten voor de dienst, zullen dit voortaan kunnen doen op een wettelijke manier. Tot op heden bestond er immers geen enkel wettelijk middel dat het mogelijk maakte bijkomende uren te presteren, noch om ze te vergoeden. Deze toegestane bijkomende uren op vrijwillige basis zijn essentieel voor de organisatorische soepelheid van de hulpverleningsdiensten die moeten kunnen inspelen op een oproepingsgraad die sterk varieert naargelang het uur van de dag of de nacht, in de week of in het weekend. •
De referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd per week, van 38u of 48u, bedraagt vier maanden, waarbij de maximale wekelijkse arbeidstijd evenwel is vastgesteld op 60u/week, bijkomende uren inbegrepen.
•
Er zijn bovendien beschermingsmaatregelen voorzien wekelijkse rusttijden, de pauzes, het nachtwerk, enz.
inzake
de
Voor meer informatie: Emilie Rossion (0473 13 97 58) (FR) Ingrid Van Daele (0470 32 02 62) (NL)
11