Peace and Conflict Studies Een beknopt overzicht van ons werkveld
Inleiding De geschiedenis van de mens is ook een geschiedenis van conflicten. Overal ter wereld en in alle tijden komen ze voor. Gewelddadige conflicten bedreigen de vrede en richten grote schade aan. Mensen raken gewond, verliezen hun leven of slaan op de vlucht, zelfs met miljoenen tegelijk. Gebouwen en infrastructuur lopen grote schade op. Churchill zei eens: “The story of the human race is war.” Het ligt daarom voor de hand dat ook de wetenschap zich verdiept in vraagstukken van oorlog en vrede. Het is misschien wel verrassend dat die belangstelling pas betrekkelijk laat is ontstaan. Pas na de Tweede Wereldoorlog is het bestuderen van peace and conflict een gangbaar onderwerp aan universiteiten geworden. Aan dat vakgebied leveren vele disciplines een bijdrage. Om er enkele te noemen: politicologie, psychologie, evolutiebiologie, internationale betrekkingen, antropologie, sociologie, ethiek en rechten. Als we beter begrijpen waardoor conflicten ontstaan, is de kans groter dat we conflicten op een vreedzame manier kunnen oplossen. Elk conflict is uniek en complex. Toch zijn er wel terugkerende patronen te ontdekken. Kenmerkend voor peace and conflict studies is de sterke oriëntatie op de praktijk. Problemen in voormalig Joegoslavië, Soedan, het Midden-Oosten of Rwanda leveren materiaal op om meer inzicht in het verloop van conflicten te verwerven.
Het geweld in de wereld Sinds het einde van de Koude Oorlog en de val van de Sovjet-Unie zijn de conflicten in de wereld van karakter veranderd. Tot die tijd was er een zeker machtsevenwicht in de wereld waarbij de twee grootmachten steun verleenden aan strijdende partijen in regionale conflicten. De wereld is van bipolair multipolair geworden. Er wordt gesproken over oude en nieuwe oorlogen. Oude oorlogen worden uitgevochten tussen staten, kennen een afgebakend begin, een oorlogsverklaring, en een duidelijk einde bijvoorbeeld een vredesakkoord. Strijdende partijen zijn militairen. Burgers blijven veelal buiten schot. Nieuwe oorlogen spelen zich af binnen staten met meerdere strijdende partijen. Burgers raken meer betrokken in het conflict. Begin en einde zijn vaak diffuus. Conflicten kennen meer of minder heftige periodes en kunnen na verloop van tijd weer oplaaien. Daarnaast spelen in oude oorlogen politieke ideologieën een belangrijke rol in het mobiliseren van groepen in een conflict, en is dat in nieuwe oorlogen identiteit. Daarbij is in het geding de vraag wie ben ik en waar wil ik bij horen. Het gaat om strijd tussen partijen met een verschillende etniciteit, religie, geschiedenis of taal. Onderliggend aan conflicten rond ideologie of identiteit zijn veelal kwesties over grondgebied of grondstoffen, denk aan gas, diamanten, water of olie. Kortweg, oorlogen zijn van interstatelijk veranderd in intrastatelijk. Zuiver intrastatelijk zijn de meeste moderne conflicten overigens niet. Kenmerkend is vaak juist de veelheid aan internationale verbanden in
1
burgeroorlogen, via economische handel, diaspora, en politieke steun of druk vanuit de internationale gemeenschap.
Definitie van peace and conflict Vrede is nastrevenswaardig en conflicten zijn bedreigend vanwege de kans op een uitbarsting van geweld. Conflicten zijn er in vele maten en soorten. Een mens kan met zichzelf in conflict zijn bijvoorbeeld in een gewetenskwestie. Of met de buren naar aanleiding van overlast. Bij peace and conflict studies gaat het om conflicten op grootschaliger niveau, tussen landen, bevolkingsgroepen of minimaal om spanningen op lokaal niveau. In het laatste geval valt te denken aan spanningen tussen groepen met een andere achtergrond of aan wijken in sommige wereldsteden waar bendes de dienst uitmaken en de politie zich nauwelijks durft te vertonen. Wetenschappers hebben de gewoonte hun werkterrein te definiëren. Als criterium geldt het aantal dodelijke slachtoffers op jaarbasis door geweld. Bijvoorbeeld bij minstens 25 is er sprake van een gewelddadig conflict en bij 1000 van oorlog. Elk getalscriterium heeft iets willekeurigs. Er bestaat een Global Peace Index (GPI) waarbij meer factoren een rol spelen om de mate van vrede te typeren wat gebeurt aan de hand van 23 kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. Daarin krijgen 162 landen een beoordeling. In 2015 nemen IJsland, Denemarken en Oostenrijk de hoogste posities in en staan Irak en Syrië onderaan. Een veel gehanteerde omschrijving voor een conflict is dat er dan sprake is van botsende doelstellingen tussen twee of meer partijen. Er blijkt een samenhang te zijn tussen bruto nationaal product en de score op de GPI. Welvarende landen scoren hoger op de ranglijst dan niet welvarende landen. Bij vrede is het onderscheid van belang in negatieve en positieve vrede. Negatieve vrede betekent de afwezigheid van een gewapend conflict. De omschrijving geeft aan wat er niet is.
Figuur 1.
Positive Peace Index, Institute for Economics & Peace
Van positieve vrede is sprake als er een algemeen welbevinden is waarbij de mens in harmonie leeft met zijn medemens en de planeet in totaliteit. Deze laatste omschrijving is heel ruim en plaatst daarmee veel facetten in het perspectief van het bevorderen van vrede. Je kunt dan denken aan 2
vraagstukken als duurzaamheid, kwaliteit van bestuur, gendergelijkheid, het naleven van mensenrechten of de rol van het bedrijfsleven.
Ontstaan van conflicten Eerder is gesproken over de aanleidingen voor oude en nieuwe oorlogen. Conflicten worden wel als ideologisch of territoriaal getypeerd. Soms wordt terrorisme als een afzonderlijk type van conflict aangeduid al is er bij terrorisme altijd ook een afwijkende opvatting over een territorium of een ideologie in het geding. Gelet op de relatie tussen welvaart en het vermijden van conflicten is het verklaarbaar dat veel conflicten zich voordoen in ontwikkelingslanden. Onder theoretici is er discussie of hebzucht (greed) of onvrede (grievance) als belangrijk motief voor het ontstaan van conflicten gezien kunnen worden. Bij greed gaat men er van uit dat de hebzucht van individuen de grootste oorzaak is van conflicten. Bij grievance gaat men er van uit dat onvrede over ongelijkheid en onrecht de grootste aanleiding is tot conflicten. In de praktijk lopen greed en grievance nogal eens door elkaar heen. Een aantal zaken zorgt voor een groter risico op een conflict. Zo is die kans groter als de economie van een land voor het grootste deel afhankelijk is van de export van grondstoffen en als een verhoudingsgewijs groot deel van de bevolking bestaat uit jonge mannen met weinig perspectief op de arbeidsmarkt. Ook is er meer kans op een conflict in landen met weinig economische groei, een grote mate van ongelijkheid en als er sprake is van achterstelling van een specifieke bevolkingsgroep. Ongelijkheid wordt gewoonlijk uitgedrukt in een Gini-coëfficiënt waarbij de rijkste 1% of 10% van de bevolking in inkomen of vermogen vergeleken wordt met de rest van de bevolking. De Gini-coëfficiënt varieert tussen 0, maximale gelijkheid, en 1, maximale ongelijkheid. De ene ongelijkheid is de andere niet. Ongelijkheid op nationaal niveau blijkt vaak een minder bepalende factor te zijn dan een specifieke vorm van ongelijkheid bijvoorbeeld tussen regio’s of tussen groepen. Afhankelijk van het referentiekader zal ongelijkheid de kans op de uitbraak van een conflict vergroten.
Procesmatig verloop van conflicten Fysiek geweld trekt aandacht en is uitermate zichtbaar. Om conflicten te begrijpen is het zaak zicht te krijgen op wat zich achter een geweldsuitbarsting afspeelt. Conflicten ontstaan als er een voedingsbodem is. Conflicten kennen een voorgeschiedenis en nadien een afwikkeling. Bekend is het model van escalatie en de-escalatie van Johan Galtung, een Noorse grondlegger van het vakgebied Peace and Conflict Studies.
3
Figure 2.
Conflict escalatie en de-escalatie
De grondslag vormt een verschil in opvattingen tussen bevolkingsgroepen. Dit kan uitgroeien tot een tegenstelling en eventueel, na aanscherping, tot polarisatie. Via incidenteel geweld kan er een oorlog ontstaan. Het einde van een oorlog kondigt zich aan via een bestand waarbij het wapengekletter verstomt en hopelijk uitmondt in een vredesakkoord. Geleidelijk ontstaat een normalisering van de betrekkingen en mogelijk verzoening tussen de partijen in het geschil. Hoewel het sluiten van een vredesakkoord een mijlpaal vormt, is dat geen garantie op een duurzame vrede. Daar is meer voor nodig. Een beproefd onderdeel is DDR: disarmament, demobilization en reintegration. Hierbij gaat het om het ontwapenen van partijen en om de voormalige strijders een perspectief te bieden in de samenleving van na het conflict, bijvoorbeeld via werkgelegenheidsprogramma’s. Verzoening tussen partijen die tegenover elkaar stonden is evenzeer een belangrijk element om tot duurzame vrede te komen. Een opmerkelijke vorm van verzoening heeft Zuid-Afrika laten zien waar na het einde van de apartheid een Waarheids- en verzoeningscommissie in het leven is geroepen. Door in het openbaar wandaden te bekennen werd het mogelijk om straf te ontlopen. Om de woorden van bisschop Tutu aan te halen: “Without truth no healing, without forgiveness no future.” In Galtung’s model van escalatie en de-escalatie zijn er aan de linkerzijde van de oorlog steeds aangrijpingspunten om de overgang naar een volgende fase te voorkomen en zijn er ter rechterzijde juist inspanningen nodig om in het volgende stadium te raken.
Management van conflicten Conflicten kunnen tot een einde komen op het moment dat de strijdende partijen bereid zijn met elkaar het gesprek aan te gaan. Dit gebeurt veelal op het moment dat er een patstelling is ontstaan en het voor beide partijen nadelig is het conflict te laten voortduren. De tijd is rijp voor onderhandelingen. Het welslagen van een onderhandelingsproces is van veel factoren afhankelijk. Veel zaken komen vooraf al aan de orde. Wie zijn de deelnemers, wie bepaalt de agenda, waar vinden de besprekingen plaats, hoe is de ruimte waar partijen elkaar treffen ingedeeld enz. Hoe kan er een sfeer ontstaan die bevorderlijk is voor het realiseren van een overeenstemming? De strijdende partijen kunnen zelf het initiatief nemen maar meestal maken derden deel uit van het 4
onderhandelingsproces. Partijen kunnen kiezen voor mediation waarbij zij zelf meester blijven over het geschil en naar eigen goeddunken kunnen bepalen tot welke concessies zij bereid zijn. Bij arbitrage leggen partijen hun lot in handen van een onafhankelijke bemiddelaar en verplichten zij zich vooraf om zich te schikken naar de uitkomsten. Een belangrijke speler bij het managen van conflicten is de Verenigde Naties (VN). De VN is opgericht na de Tweede Wereldoorlog en vormt een voortzetting van de Volkerenbond die na de Eerste Wereldoorlog tot stand kwam. Hoofdtaak is het bevorderen van vrede, zoals is vastgelegd in het Handvest van de VN. De hoofdvestiging bevindt zich in New York. De VN kent verschillende organen. Er is een secretaris-generaal, nu de ZuidKoreaan Ban Ki-moon, de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad en het International Court of Justice gevestigd in het Vredespaleis te Den Haag. De Veiligheidsraad komt bijeen zodra er zich in de wereld een crisissituatie voordoet. De samenstelling wisselt maar kent vijf permanente leden die over een vetorecht beschikken. Dat zijn China, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland en de USA. In de keuze voor de permanente leden is de machtsverhouding weerspiegeld van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De VN heeft geen eigen leger maar doet een beroep op een bijdrage door de lidstaten. Doordat er een vetorecht bestaat en de permanente leden verschillende visies en belangen vertegenwoordigen, komt besluitvorming moeizaam tot stand. Toch is de laatste decennia het aantal keren dat de VN heeft ingegrepen bij internationale conflicten gestegen. Bij de VN waren in 1946 55 landen aangesloten en inmiddels is dat aantal gestegen tot boven de 200. Voor de Palestijnen is er de status van waarnemer. Hammarskjöld, een van de eerste secretarissen-generaal van de VN, vatte de betekenis als volgt samen: “The job of the UN is not to bring mankind to heaven but to save it from hell.”
Het instrumentarium van de Verenigde Naties Afhankelijk van de aard van een conflict, zal het recept voor de oplossing verschillen. De VN kan besluiten om over te gaan tot peacekeeping. De eerste generatie vredesmissies werd gekenmerkt door de instemming van de strijdende partijen en was een vorm van monitoring met de blik gericht op de naleving van een staakt-het-vuren. In de praktijk komt dit neer op de inzet van licht bewapende militairen die een symbolische buffer, ‘the thin blue line’, vormen tussen de conflictpartijen. Essentieel is de onpartijdigheid van de gestationeerde troepen. Normaal vindt er geen inzet van troepen plaats uit landen die bondgenoot zijn van de conflictpartijen, geen troepen van grote wereldmachten of van de voormalige kolonisator. In de loop van de tijd zijn de meeste troepen geleverd door India, Pakistan en Bangladesh. De wereld houdt een oogje in het zeil. Deze vorm van optreden was tijdens de Koude Oorlog gebruikelijk. Na de Koude Oorlog ontstond er een groei aan peacekeeping missies: voor 1990 waren er 12 missies van de VN, daarna 57. Tevens werd de rol van de missies uitgebreider. De VN-missies bleven niet langer slechts een onpartijdige monitor, maar begonnen een actieve rol te spelen in de totstandkoming van vrede, peacemaking, en ook in de wederopbouw na het conflict: de zogenaamde peacebuilding.
5
Figuur 3.
Peacebuilding: om terugval en falende staten te voorkomen, UN Peace Building Support Office (PBSO)
Peacemaking gebeurt onder meer via diplomatie, onderhandeling, mediation of militaire interventie. Bij peacebuilding is het doel om de oorzaken voor een conflict weg te nemen en te werken aan een duurzame vrede op een manier die rekening houdt met de gewoonten en gebruiken die in het conflictgebied gangbaar zijn. Peacebuilding heeft vaak een element van statebuilding in zich. Veel conflicten kunnen gedijen omdat staten onmachtig zijn om orde in eigen huis te verzekeren. Nog recenter is er sprake van peace enforcement. Er wordt militair ingegrepen om een vredesakkoord af te dwingen of om de schending van een bestand te neutraliseren. Bij peace enforcement is het denkbaar dat niet alle partijen instemmen met het optreden door de VN. Bij peace enforcement is het mandaat, de opdrachtomschrijving door de VN, breder dan bij de andere vormen van vredesmissies omdat het geweldspectrum dat ingezet mag worden door blauwhelmen groter is. Tot nu toe is er slechts drie keer sprake geweest van peace enforcement: in de Democratische Republiek Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Mali.
De rol van staten De leden van de VN zijn staten. In het internationaal recht zijn staten dragers van rechten en plichten, zoals dat in het gewone civiele recht mensen, bedrijven en andere organisaties zijn, of in juridische termen uitgedrukt: natuurlijke personen en rechtspersonen. Verwant aan het begrip staat is het begrip natie. Een staat is een politieke eenheid die macht uitoefent over een bepaald grondgebied. De staat heeft het monopolie op geweld. Het begrip natie verwijst naar een min of meer homogene bevolking met eenzelfde cultuur, taal, religie of afkomst. De staat is gekoppeld aan een territorium, de natie aan een bevolkingsgroep. Valt een politieke bestuurlijke eenheid samen met een vooral homogene bevolking dan is er sprake van een natiestaat. Momenteel kent de wereld ca 200 staten en circa 800 etnische bevolkingsgroepen. Veel ontwikkelingslanden zijn geen natiestaat. Vroegere kolonisatoren hebben landsgrenzen willekeurig getrokken waardoor diverse bevolkingsgroepen deel uit maken van dezelfde staat.
6
Ook zijn er naties zonder staat, zoals de Koerden. Dat kan een bron van conflicten vormen. Het is de taak van de staat om de eigen burgers te beschermen en veiligheid te bieden. Daar is een overheidsapparaat voor nodig dat die voorziening kan leveren. De staat verkrijgt de middelen om de noodzakelijke taken uit te oefenen door het heffen van belastingen. Dat veronderstelt een professioneel apparaat voor de uitvoering en de bereidheid bij de burgers om belasting af te dragen. Fukuyama wijst erop dat zoiets alleen lukt op voorwaarde dat er in een land een sterke politieke orde voorhanden is. Dat vereist een sterke staat maar wel een staat die door tegenkrachten in balans blijft. De belangrijkste tegenkrachten voor de staat zijn de principes van de rechtsstaat en de democratische legitimering. De rechtsstaat, the rule of law, wil zeggen dat de machthebbers niet boven de wet staan maar dat ook zij de regels dienen na te leven net als ieder ander. De democratische legitimering is onder meer herkenbaar aan vrije verkiezingen en aan de aanwezigheid van een parlement of volksvertegenwoordiging met substantiële bevoegdheden. Zo wordt de staat aan banden gelegd door het recht en door het volk. Als de staat onvoldoende tegenkrachten kent, kan zij zich ontwikkelen tot een dictatuur. Als de staat er niet in slaagt de eigen bevolking bescherming te bieden, is er een voedingsbodem voor conflicten. In dergelijke gevallen is er sprake van een failed or fragile state, al naar gelang de capaciteit van de staat geheel of gedeeltelijk ontbreekt. Uit het falen van staten, bijvoorbeeld na de genocide in Rwanda, en vanwege de onmacht bij de internationale gemeenschap tot ingrijpen, is een nieuw gedachtegoed ontstaan, aangeduid als Responsibility to Protect (R2P). Uitgangspunt in het internationale recht is de soevereiniteit van staten. Zij zijn op hun eigen grondgebied autonoom. Zwakke staten genereren problemen als armoede, drugs, vluchtelingenstromen, terrorisme en grootschalige schendingen van mensenrechten als moord, verminking en verkrachting. Als die situatie zich voordoet, zou de internationale gemeenschap tot ingrijpen moeten kunnen overgaan. Een fragile state kan dan geen aanspraak maken op soevereiniteit. Deze opvatting is niet onomstreden.
Internationaal recht en internationale rechtsspraak Mensenrechten zijn een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Een belangrijk document vormt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Mensenrechten zijn te onderscheiden naar klassieke grondrechten en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten behandelen de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van vereniging en vergadering. Deze rechten bieden bescherming tegen inmenging van de staat in de levenssfeer van burgers. Sociale grondrechten verlangen juist een actief optreden van staten om burgers onderwijs en bestaanszekerheid te kunnen bieden. Hoewel mensenrechten universeel geldig zijn, wordt wel als kritiek naar voren gebracht dat de Westerse waarden, zeker in de klassieke grondrechten, er sterk in doorklinken zoals de nadruk op vrijheid en op het individu. Hoewel de afdwingbaarheid van internationaal recht in het algemeen bescheiden afsteekt tegen die van nationaal recht kunnen de plegers van wandaden wel voor de rechter gebracht worden. In de 7
praktijk is zowel met ad hoc voorzieningen als met een permanente vorm van rechtspraak ervaring opgedaan. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in voormalig Joegoslavië en Rwanda heeft er berechting plaatsgevonden via een speciaal voor dat doel opgericht tribunaal, gehouden in Den Haag respectievelijk in Arusha in Tanzania. Als permanente voorziening is er het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC), gevestigd in Den Haag. Het ICC werkt complementair en komt alleen in actie als staten dat niet zelf doen. Alleen natuurlijke personen kunnen vervolgd worden, collectiviteiten zoals een regering of bedrijf niet. De maximaal mogelijke straf is 30 jaar en in uitzonderingsgevallen levenslang. Het ICC streeft naar een balans tussen recht en vrede. Soms kunnen die twee begrippen onderling conflicteren. Dat is bijvoorbeeld het geval als deelnemers aan vredesbesprekingen voor zichzelf amnestie claimen voor daden begaan tijdens het conflict. Andere belangrijke rechtscolleges zijn het International Court of Justice (ICJ) en het Permanent Court of Arbitration (PCA), beide gevestigd in het Vredespaleis in Den Haag. Het ICJ behandelt geschillen tussen staten en het PCA is bevoegd tot arbitrage tussen staten, intergouvernementele organisaties en particuliere partijen.
Vrede en University for Peace Uit dit beknopte overzicht komt naar voren dat vrede weliswaar nastrevenswaardig is maar geenszins vanzelfsprekend. Tegen die achtergrond hebben de Verenigde Naties in 1980 de University for Peace opgericht (UPEACE). UPEACE is gevestigd in Costa Rica, het land dat in 1948 de opmerkelijke beslissing nam het eigen leger af te schaffen en dat in 1979 het initiatief voor een wereldwijde Universiteit voor vredesvraagstukken heeft genomen. UPEACE kent drie zwaartepunten: ‘Peace and Conflict Studies’, ‘International Law and Human Rights’, en ‘Environment and Development’ en biedt diverse 1-jarige masterprogramma’s en een doctoraal programma aan (see www.upeace.org/calendar). In 2012 kreeg Den Haag, de stad die zich profileert met de begrippen vrede en recht, een vestiging van UPEACE: UPEACE Centre The Hague. Het kantoor is gehuisvest in het Academiegebouw van het Vredespaleis; onderwijs, onderzoek en het houden van lezingen vormen de kernactiviteiten. Behalve Peace and Conflict Studies in algemene zin heeft UPEACE The Hague twee andere specifieke aandachtsgebieden. Dat betreft ‘Business and Peace’ en ‘Water and Peace’. De motivering om focus te leggen op het bedrijfsleven is dat het bedrijfsleven fungeert als
8
motor voor welvaart en aldus voorwaarden voor vrede kan scheppen. Ook de wijze waarop dit gebeurt is van belang. Een respectvolle omgang met het milieu en met arbeidsomstandigheden, naast het afzien van steekpenningen en kinderarbeid, zijn de norm. De aandacht voor water is gelegen in het feit dat water vaak een aanleiding vormt voor conflicten. Bij water gaat het niet alleen om de beschikbaarheid. Drinkwater en irrigatie van gewassen vormen een eerste levensvoorwaarde. Ook de kwaliteit van en zeggenschap over water kan een heikel punt zijn. Wie mag waar visserij bedrijven? Als men bovenloops een rivier vervuilt, kan dat benedenloops hinder veroorzaken. En die twee gebieden zouden zo maar in verschillende landen kunnen liggen. Wie mag welke waterroutes bevaren, liefst zonder vrees voor piraterij. Vermeldenswaard bij conflicten inzake water is dat onderzoek door Oregon State University laat zien dat deze gewoonlijk tot samenwerking tussen betrokken partijen leiden en niet tot uitbarstingen van geweld. De onderwijsactiviteiten van UPEACE The Hague sluiten aan bij ontwikkelingen elders in het onderwijs waar vredesonderwijs soms een zelfstandig vak vormt. Daarnaast zijn er instellingen van hoger onderwijs zoals de Haagse Hogeschool die wereldburgerschap als ijkpunt hanteert bij al haar inspanningen. Wereldburgerschap is een prominent facet van positieve duurzame vrede. Daarnaast vormen de Sustainable Development Goals van de VN, aangenomen in de Algemene Vergadering in 2015, een belangrijk document. Het gaat daarbij om 17 uiteenlopende doelstellingen op het terrein van onder meer armoedebestrijding, voedselvoorziening, gezondheidszorg, onderwijs, gendergelijkheid en klimaatbestendigheid waarvan de realisering in 2030 is voorzien. Het zijn ambities die voor UPEACE The Hague een uitgangspunt vormen.
Roelf Middel, bestuurslid UPEACE The Hague
9
Geraadpleegde literatuur: Barash, David & Charles Webel (2013) (3rd ed.) Peace and Conflict Studies. Thousand Oaks: Sage Publications, Inc. Beswick, Danielle & Paul Jackson (2015) Conflict, Security and Development. An Introduction. London/New York: Routledge. Cheng-Hopkins, Judy (2014) Peacebuilding: What, why and how. Lecture delivered at UPEACE The Hague, Peace Palace, 7 March 2014. Derby, John & Roger Mac Ginty (2008) Contemporary Peacemaking. Hampshire/New York: Palgrave Macmillan. Demmers, Jolle (2012) Theories of Violent Conflict. London/New York: Routledge. Fukuyama, Francis (2014) Political Order and Political Decay. New York: Farrar, Straus &Giroux. Institute for Economics & Peace (2015) Positive Peace Report. Conceptualising and Measuring the Attitudes, Institutions and Structures that Build a more Peaceful Society. Ramsbotham, Oliver, Tom Woodhouse & Hugh Miall (2011) (3rd ed.) Contemporary Conflict Resolution. The Prevention, Management and Transformation of Deadly Conflicts. Cambridge: Polity. Sriram, Chandra Lekha, Olga Martin-Ortega & Johanna Herman (2014) (2nd ed.) War, Conflict and Human Rights: Theory and Practice. London/New York: Routledge. Willems, Rens (2015) Security and Hybridity after Armed Conflict: The Dynamics of Security Provision in Post-Civil War States. London/New York: Routledge.
10