Crisissituaties openen je hart voor beeldentaal Op de tv zag ik een man die ten gevolge van een ongeluk in een rolstoel zat. Hij zei: ‘mijn leven is in scherven gevallen, maar van de scherven heb ik een mozaïek gemaakt.’ Dit beeld ontroerde me. De man zei door middel van dit beeld: wat kapot gaat in je leven kun je door moed en creativiteit omvormen in iets nieuws. Het is als met afval, het lijkt waardeloos maar op een composthoop verandert het in vruchtbare aarde. Als je probeert met een ‘nieuwe blik’ en met je hart te kijken dan kun je dergelijke beelden geschonken krijgen, beelden die je innerlijk kunnen sterken en bemoedigen. En dergelijke ervaringen met beelden helpen je om beelden van andere mensen te verstaan. Als je tijdens je leven gevoel voor de taal van beelden ontwikkelt, dan kun je ervaren dat juist in crisissituaties die veroorzaakt worden door problemen, ziekte, verlies, afscheid, sterven, beelden kunnen troosten en bemoedigen. Dat komt doordat de beelden een heel verrassend nieuw licht kunnen werpen op moeilijke levenssituaties. Juist als we heel sterk op onszelf worden teruggeworpen, kunnen we heel ontvankelijk zijn voor beelden. Enige tijd geleden bevond ik mezelf in een diep dal. Ook heel letterlijk omdat ik in verband met longproblemen enkele maanden verbleef in de Nederlandse Astmakliniek in Davos. Als ik vanuit mijn kamer naar buiten keek zag ik iedere dag weer de rotswanden en de besneeuwde bergen, die vaak gehuld waren in wolken. Soms was er niets te zien door dichte mist of sneeuwval die dagen kon aanhouden, het was dan echt uitzichtloos. Op een zondagochtend deed ik de gordijnen open en ik werd diep geraakt door een ongelooflijk schouwspel. Boven de berg waar ik op uitkeek zag ik een gouden gloed van de zon, die zowat boven de bergkam uitkwam. De wind op de bergkam deed de sneeuw opstuiven. De sneeuw veranderde in flonkerende kristallen die dansten in het licht van de eerste zonnestralen. De besneeuwde sparren op de berg leken ook van kristal doordat de zon door de met sneeuw bedekte takken scheen. Deze ervaring werd tot een beeld: als je in een dal zit moet je de ‘gordijnen’ opendoen, naar buiten kijken en je verwonderden over hetgeen daar te zien is. Ik beleefde deze ervaring als een geschenk. Ik voelde hoe ik innerlijk weer tot leven kwam na een periode van neerslachtigheid waarbij ik het gevoel had door een moeras te lopen gehuld in een dichte mist. Deze zonsopgang maakte me ook weer wakker voor de kracht van beelden en ik nam me voor aan mijn medepatiënten een sprookje te vertellen. Ik was onder de indruk van de verhalen die mijn medepatiënten vertelden over hun weg door het dal: de worsteling met ziekte en de bijwerkingen van medicijnen. Toen er een patiënt jarig was overwon ik de schroom die ik voelde en ik vertelde het sprookje van Grimm ‘De duivel met de drie gouden haren’. In de ruimte die gedomineerd werd door een enorm groot tv scherm kon je een speld horen vallen. Nadat ik het sprookje verteld had was ik ontroerd door de dankbaarheid die me tegemoet kwam. Nog dagenlang kwam men op het sprookje terug en men vertelde mij wat een indruk het sprookje had gemaakt. Iemand zei: ‘Zo’n sprookje is eigenlijk veel mooier dan al die tv films waar we naar zitten te kijken, bij zo’n verhaal kun je je eigen beelden maken.’ Het bevestigde mijn overtuiging hoe belangrijk beelden zijn die als voedsel zijn voor de ziel. De hartverwarmende reactie op het vertellen van het sprookje gaf me de inspiratie om een sprookje te schrijven over de ervaringen van mij en mijn medepatiënten in de kliniek. Men was ontroerd nadat ik het sprookje had verteld op de laatste avond van mijn verblijf in Davos. Weer beleefde ik de kracht van beelden: ze werpen een ander licht op in dit geval een moeilijke levensperiode van mensen. Ik merkte zelf hoe dit sprookje mijn eigen ervaringen wat lichtvoetiger en minder zwaar maakten. Het sprookje werkte als de zon die boven de bergkam uitkwam. Mijn herinneringen aan deze moeilijke periode worden verlicht door de sprookjes die ik vertelde, de reacties van mijn medepatiënten en de bijzonder zonsopkomst. Hier volgt het sprookje: ‘Op zoek naar het water des levens.’
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
OP ZOEK NAAR HET WATER DES LEVENS Er was eens een land waar de lucht erg vuil was, allerlei vreemde stoffen in de lucht maakten het ademhalen erg moeilijk en steeds meer mensen kregen last van hoest, benauwdheid en verkoudheid. De mensen gingen naar artsen en toen die hen niet verder konden helpen probeerde men hulp te vinden bij kruidenvrouwen en wonderdokters. Ieder gaf weer andere adviezen en medicijnen maar wat men ook slikte, snoof, dronk of inhaleerde, men bleef hoesten, proesten, niezen, kuchen, snuiten, rochelen en piepen. Men was ten einde raad. Het wonderlijke was dat de een na de andere man of vrouw dromen had die erg veel op elkaar leken. In de droom zag men een wit gebouw, het leek op een kasteel. En de mensen hoorden een stem: ‘ga op reis en ga op zoek naar schone lucht. Laat alles hier los en vertrouw erop dat je onderweg duidelijk zal worden waar je heen moet gaan. Andere mensen droomden ook van een soort wit kasteel en bij dat kasteel zou het genezende water des levens te vinden zijn. Het was ook wonderlijk dat al die mensen die ’s morgens hoestend en proestend wakker werden zich voornamen om inderdaad op reis te gaan. Men dacht: ik ga op reis, wie weet spreekt deze droom de waarheid en zijn dromen toch geen bedrog. De familie van de mensen die deze droom hadden gehad keek eerst wel vreemd op toen ze over de plannen hoorden Maar men zag ook wel dat hun man of vrouw, vader of moeder schone lucht nodig had. En zo pakten in allerlei plaatsen in het land mensen hun rugzak en namen afscheid, en ze wisten dat niet van elkaar. Nadat men een tijd had gelopen kwamen de reizigers bij een splitsing in de weg, je moest kiezen tussen twee wegen. Bij iedere weg stond een bord. Bij de weg die naar links ging stond: naar de moerassen. Bij de weg die naar rechts ging stond: naar de bergen. Er kwamen steeds meer mensen aan bij de splitsing in de weg en er ontstonden discussies over de vraag welke keuze men het beste kon maken. Men dacht: het moeras doet ons te veel denken aan de tijd die achter ons ligt. Als je er verdwaalt zak je langzaam weg in het moeras, niet erg aantrekkelijk. In de bergen is vast schone lucht. Er zijn daar wel afgronden en als je hoogtevrees hebt is het niet prettig om daar langs te lopen.
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
Maar als je valt is er vast wel een boom waar je je nog aan vast kunt klampen. Beter dan wegzinken in een moeras, daar heb je zeker geen houvast. En zo liepen de mensen in de richting van de bergen. Men was blij dat men andere reizigers tegenkwam en al gauw raakte men in gesprek. Tot hun grote verbazing ontdekten de reizigers dat ze dezelfde droom hadden gehad en dat die droom hen ertoe had aangezet om op reis te gaan. De droom was bij ieder iets anders. Sommigen droomden over een wit kasteel in de bergen. Anderen hadden gezien dat er in dat witte kasteel wijze, vriendelijke en hulpvaardige mensen waren die zieken konden helpen. Iemand had gedroomd dat er bij dat kasteel een geneeskrachtige bron was en er scheen ook een beek langs het kasteel te ruisen met geneeskrachtig water. De beek werd ook wel de ruisende beek genoemd. Iemand wist dat je dat geneeskrachtige water niet zomaar cadeau kreeg. Je moest je er wel een aantal maanden flink voor inspannen en soms nog langer. De reizigers vervolgden hun weg en men was blij dat men niet meer alleen was. Andere reizigers bleken ook ziek te zijn en het was voor iedereen een grote steun om te kunnen praten met lotgenoten over hoop en twijfel, angst en moed, verdriet en blijdschap, verzet en boosheid. Na een lange en vermoeiende reis stonden de reizigers op een dag op een hoge berg. Diep beneden hen in het dal zagen ze een groot wit gebouw liggen. ‘Dat is het gebouw uit onze droom,’ riepen de reizigers. Enkelen riepen: ‘Daar zijn we eerder geweest, ongemerkt hebben we jullie geholpen bij het vinden van de weg.’ Langzaam daalden de reizigers langs een smal bergpad af naar het dal. Het pad liep over rotsen en door bossen en langs steile afgronden. Als het pad erg steil en glad was hielpen de reizigers elkaar om het evenwicht te bewaren. Het witte gebouw leek inderdaad op een kasteel, alleen was er geen muur, geen slotgracht en geen ophaalbrug en er stond ook geen schildwacht die mensen kon tegenhouden. Het gebouw leek te zeggen: ieder die hier genezing zoekt is hier welkom. Bij de poort die toegang gaf tot het gebouw stond een groot bord. Met sierlijke letters stond er op geschreven:
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
Reiziger, je bent nu patiënt Daaraan raak je gauw gewend. Patiënt betekent: GEDULD Dat word je hier onthuld. Nadat de reizigers het bord hadden gelezen liepen ze door de poort naar binnen en tot hun stomme verbazing werden ze welkom geheten, alsof ze lang verwachte gasten waren. Ieder werd naar zijn kamer gebracht en op de kamer kreeg men een maaltijd, die gebracht werd door in het wit geklede kasteelbewoners. De volgende dag gingen de patiënten op zoek naar het genezende water des levens. Ze dwaalden door lange gangen, liepen trappen op en af, gingen in bewegende kamertjes naar boven en naar beneden. Het gebouw leek wel een doolhof waarin ze al gauw verdwaalden. Ze vroegen aan de kasteelbewoners waar het water des levens was te vinden. Deze antwoordden: ‘Als je van dat gezond makende water wil drinken moet je hier een aantal weken blijven. ‘Hoe lang?’, vroeg men. ‘Twaalf weken of langer en jullie moeten er hard voor werken’, was het antwoord. En zo gingen de patiënten aan de slag. Kasteelbewoners die eruit zagen alsof ze zo tegen de bergen op konden lopen of rennen(wat ze ook wel deden) zetten de patiënten aan het werk. Op vreemde apparaten moesten ze rekken en strekken, duwen en trekken, lopen en fietsen, tot het zweet hen uitbrak. In het kasteel was ook een overdekte vijver waarin je kon zwemmen. Op nog veel andere manieren kwamen de patiënten in beweging en ze voelden zich al een stuk beter. Maar ’s nachts hoorden de patiënten soms vreemde geluiden, ze werden er wakker van en lagen maar te luisteren. Het klonk als trippelen en rennen, sluipen en kruipen. Een paar patiënten deden hun kamerdeur open en keken in de gang of ze iets zagen. Plotseling meenden ze iets te zien bewegen: kleine wezentjes, sommige vuurrood en andere pikzwart. Ze schoten weg in alle hoeken en gaten en ze kropen onder de deuren van de slaapkamers door toen ze merkten dat er naar hen gekeken werd. Deze patiënten durfden aan niemand te vertellen wat ze gezien hadden, want ze waren bang dat ze uitgelachen zouden worden en dat men de draak met hen zou steken.
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
Nu was het zo dat in het kasteel een geheim verborgen was, waar niemand iets van wist. Diep in de keldergewelven onder het kasteel, waar nooit iemand kwam, huisde een draak die een grote schat bewaakte. Als het erg koud was spuugde hij af en toe vuur om zich wat te verwarmen. Dat verklaart ook waarom het in het kasteel vaak erg warm en benauwd was. De draak was nergens bang voor, het enige waar hij als de dood voor was, was de bron bij het slot en de b eek, die langs het kasteel ruiste. Hoe koud het ook was, het water des leven dat ik hen opborrelde en stroomde bevroor nooit en de draak wist dat hij niet bestand was tegen dit water. Hij voelde af en toe hoe dit water doordrong in zijn drakenverblijf en dan spuugde hij vuur zodat het water verdampte. Als de draak klaar was met vuur spugen dan waren de keldergewelven ineens vol met vreemde wezens; sommige vuurrood en andere zwart. Ze gilden en schreeuwden, dansten en sprongen en glipten één voor één de kelder uit. De rode wezentjes, dat waren de bacteriemannetjes en de zwarte wezentjes waren de virusvrouwtjes. Deze nacht vierden ze feest, ze renden door de gangen, sommigen namen de lift en anderen renden trap op, trap af. Ze gierden van het lachen en maakten veel lol. Ze verspreidden zich door het hele kasteel. Ze vonden het heel komisch dat de mensen hen niet zagen. Ze waren er gek op om mensen gezelschap te houden en één voor één glipten ze onder kamerdeuren door en kropen bij de mensen in bed. Niemand had iets in de gaten. Men werd wakker en dacht: wat heb ik het heet, maar niemand wist dat de kleine draken kinderen hen vurig hadden bemind. De volgende morgen waren er veel mensen ziek en de kasteelbewoners in hun witte gewaden hadden handen vol werk en ze probeerden de mensen weer gezond te maken. Nu woonden er gelukkig twee tovenaars in het kasteel die pillen en drankjes konden maken waardoor mensen snel weer beter werden. Ze werkten hard in hun werkplaatsen en overal pruttelden potten en pannen op het vuur, het dampte en stoomde en vreemde geuren vulden de werkplaats. In verband met het vervolg van dit verhaal moet ik iets vertellen over hun gezinsleven en hun kinderen.
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
De ene tovenaar heette Pretty Zon, een vreemde naam maar hij was altijd erg opgewekt en hij was trots op zijn werk.Hij had het zonnetje in huis kunnen zijn maar er lag een schaduw over zijn bestaan. Hij had een nogal gecompliceerd karakter en was ondanks zijn naam moeilijk in de omgang. Je wist nooit wat je aan hem had. De ene keer was hij erg behulpzaam en de andere keer werkte hij je op allerlei manieren tegen. Bovendien maakte hij zich zorgen over zijn kinderen die heel teer, broos en kwetsbaar waren en het lukte hem maar niet om een toverpil te maken die hen sterker kon maken. De kinderen heetten: Osteoporoosje, Insulientje en Deprieuforientje. Hun moeder was wat overbezorgd en als de kinderen speelden riep ze iedere keer: Osteoporoosje, niet zo wild anders breek je wat! En als Insulientje lastig was riep moeder: ‘Insulientje ben je helemaal besuikerd, plaag Osteoporoosje toch niet zo! Deprieuforientje was een geval apart; de ene keer zat ze in een hoekje te mokken en een andere keer was ze druk en kwebbelde ze aan een stuk door. De andere tovenaar heette Anti Bioticum, dat betekent: tegen het leven van die wezentjes die door de gangen renden en bij mensen in bed kropen. De tovenaar kon deze wezentjes wel schieten en door zijn toverpillen sneuvelden ze dan ook bij bosjes, hoe ze ook hun best deden weg te kruipen, zich te verstoppen of een grote mond opzetten, wat ze ook wel deden. Ook deze tovenaar had drie kinderen: Amoxylientje, Doxycyclientje en Paracetamolletje. Het waren leuke kinderen maar ze hadden ook hun eigenaardigheden en eenzijdigheden. Amoxylientje maakte zich nogal eens erg druk, wond zich dan vreselijk op en maakte amok: ze gooide dan met alles wat los en vast zat en werd dan vuurrood. Het kostte vader en moeder dan veel moeite om haar weer rustig te krijgen. Doxycyclientje was een eigenwijs kind. Hoe vaak moest moeder niet roepen: ‘Doxycyclientje, pas op voor de zon, binnenblijven! Maar het kind vond het vreselijk om binnen te moeten blijven als de zon scheen. Tenslotte was er nog Paracetamolletje, een mollig kind dat soms behoorlijk op kon bruisen, maar wat ze ook deed; hoofdpijn kreeg ze nooit.
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
Ondertussen was er onrust ontstaan in het witte kasteel. De bacteriemannetjes en virusvrouwtjes die de draak regelmatig uitspuwde werden steeds brutaler en heel opdringerig. Ze staken steeds meer de draak met de mensen. Haast iedereen hoorde nu op de gangen vreemde geluiden en als men op de gang keek zag men de rode en zwarte wezentjes wegrennen en wegschieten. Sommigen maakten een lange neus en er waren er zelfs bij die hun middelvingertje opstaken voordat ze verdwenen. Op de gangen en op de slaapkamers werd het steeds warmer en het rook een beetje naar zwavel wat niet erg prettig was voor de patiënten, die hier gekomen waren voor de schone berglucht. Een aantal mensen sloop ’s nachts achter de rode en zwarte monstertjes aan en zo kwamen ze in de kelder van het gebouw. Het werd steeds warmer en het stonk er vreselijk. Ze keken door een luikje in de kelderdeuren en toen deinsden ze terug van schrik, want midden in de kelder zagen ze een reusachtige rode draak met zwarte vleugels en een zwarte staart. Er kwam rook uit z’n bek en tussen z’n klauwen stond een prachtige met goud beslagen kist, bezet met fonkelende edelstenen. De mensen renden terug en al gauw wist iedereen wat ze gezien hadden. Men begreep dat de ziekteverwekkers van de draak kwamen en als ze de oorzaak van hun ziekten wilden bestrijden moesten ze de draak en z’n dienaren verdrijven. Alle patiënten, de tovenaars en hun kinderen, de kasteelbewoners in hun witte gewaden en zij die tegen de bergen op konden rennen, de koks uit de keuken en degenen die de zorg en de zorgen coördineren, verenigden zich. Men maakte een plan om de draak te verdrijven en de schat uit zijn klauwen te bevrijden. Met een omtrekkende beweging zouden ze van alle kanten de draak aanvallen. Wapens waren er genoeg: skistokken en ski’s, de gewichten van de bewegingsapparaten en alle patiënten zouden sneeuwballen meenemen om die als projectielen in de bek van de draak te gooien, zodat het vuur wel zou doven. Op een koude nacht, midden in de winter, trokken alle bewoners van het witte kasteel naar de keldergewelven. Ze verspreidden zich en toen het licht om middernacht even uit en weer aan ging, stormde iedereen op de draak af. De draak was stomverbaasd, spuwde vuur en rook en het werd zo heet in de keldergewelven dat niemand het uithield.
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
De draak verslikte zich zowat in een sneeuwbal waar een steen in zat. Dat maakte hem zo driftig dat hij extra veel vuur spuugde. Maar toen kwam er hulp van onverwachte kant. De bron bruiste en borrelde, het water spoot als een fontein naar alle kanten en golfde door de kelderramen de kelder in. De ruisende beek werd een onstuimige bergbeek en ook dit water stroomde de kelder binnen. De draak wist dat zijn einde nabij was, want tegen het water des levens uit de bron en de beek was hij niet opgewassen. Een dichte mist daalde over de draak neer en toen de mist weer optrok was de draak verdwenen. Alleen een afdruk van de draak op de vloer was nog te zien. Midden in de kelder stond de gouden kist, bezet met edelstenen. De kist was zwaar. De sterkste mensen tilden de kist op en samen met alle mensen bracht men de kist naar boven. Ieder vroeg zich vol spanning af wat er in de kist zou zitten. De kist werd in de bovenzaal van het witte kasteel neergezet en iedereen ging er om heen staan. Beide tovenaars traden naar voren om de kist te openen. Ze vonden het sleutelgat maar waar was de sleutel? Plotseling werd er op de deur geklopt, de deur ging open en daar stonden zeven rode bacterie mannetjes en zeven zwarte virusvrouwtjes. Ze droegen samen de gouden sleutel van de kist. De kleine wezens zongen in koor: Deze gouden kist bevat een geheim Waar wij heel blij mee zijn. Wij zijn zoveel pillen gewend Daarom zijn wij nu resistent. Wij zijn krachtig en sterk Maar keren ons af van ’t drakenwerk. Het water des leven heeft ons genezen Daarom hoeven jullie ons niet meer te vrezen. Komen zal een nieuwe tijd Die ons van ziekte en plagen bevrijdt. Open met deze sleutel de kist Geloof ons, dit is echt geen list! Toen het weer stil was klonk er geroezemoes in de zaal. De sleutel werd naar de kist gebracht en toen klonk er een steeds luider gemompel: ‘wie mag de kist openmaken?’
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
‘De kinderen, de kinderen’, werd er geroepen. En al gauw stonden de kinderen van de beide tovenaars rond de gouden kist: Osteoporoosje, Insulientje, Deprieuforientje, Amoxylientje, Doxycyclientje en Paracetamolletje. Wat waren hun ouders blij dat hun kinderen deze eer te beurt viel. Hun kinderen die het zo moeilijk hadden. Zou de inhoud van deze kist een nieuwe tijd voor hen openen, die van ziekte en plagen bevrijdt, zoals de bacterie-en viruswezens zongen? Twaalf kinderhanden namen de sleutel en staken deze in het slot van de gouden kist. Met moeite draaiden de kinderen de sleutel om en toen ging de kist langzaam open. Iedereen ging op z’n tenen staan om te kunnen zien wat er in de kist zat. De kinderen haalden een brief uit de kist. Ze scheurden de envelop open en lazen de brief voor, ieder kind één zin. Deze kist bevat recepten voor medicijnen Maar de draak liet de kist verdwijnen. Deze recepten bevatten een wonder Niemand kan in de toekomst zonder. De tovenaars kunnen op zoek gaan naar nieuwe wegen Bijwerkingen behoren dan tot het verleden. Iedereen juichte en klapte en men begon te zingen: bijwerkingen horen tot het verleden, daar hebben we genoeg onder geleden. Mensen lachten en huilden en vielen elkaar om de hals. De kinderen van de tovenaars werden op de schouders genomen. De beide tovenaars keken beiden aarzelend in de kist , toen keken ze naar hun kinderen en daarna naar de mensen die om hen heen stonden. De kinderen en alle andere mensen keken de tovenaars vol verwachting aan. Toen de tovenaars de glanzende verwachtingsvolle ogen van hun kinderen en van de kasteelbewoners zagen gaven ze elkaar een hand en ze spraken: ‘We gaan op zoek naar nieuwe wegen voor jullie en onze kinderen een zegen. De recepten uit de gouden kist zullen ons inspireren Ook anderen zullen er veel van kunnen leren. Onbevangen gaan we op zoek naar nieuwe medicijnen Tot de bijwerkingen verdwijnen.’
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com
De tovenaars dachten aan het moeilijke en zware lot van hun kinderen en de schat in deze kist gaf hen nieuwe hoop. Daarop klonk onder de aanwezigen steeds luider het woord: feest!, feest!, feest! Er werd een groot feest aangericht. De koks bereidden een heerlijke maaltijd en ieder kreeg water des levens uit de bron en de beek. Er werd geklonken:’gezondheid, santé, proost, op het leven.’ Er was muziek, er werd gedanst en er werd ook afscheid genomen, want veel patiënten konden naar huis omdat ze zich weer gezond voelden. Iedereen mocht ballonnen opblazen. De mensen die de ballonnen heel groot konden opblazen mochten naar huis. De mensen die niet verder kwamen dan heel kleine ballonnetjes mochten nog wat langer blijven totdat ze meer lucht hadden om flink te kunnen blazen. Op de dag van het afscheid kreeg iedere vertrekkende reiziger een zak ballonnen mee om thuis regelmatig te kunnen blijven oefenen met blazen en ook kreeg ieder water des levens mee uit de bron en de beek. Iedere dag een slokje zou hen helpen gezond en sterk te blijven. En mocht men toch weer lucht tekort komen en op adem willen komen dan wist ieder nu de weg naar het witte kasteel in de bergen. De reizigers werden uitgezwaaid en toen ze achterom keken zagen ze tussen de besneeuwde bomen zeven rode en zeven zwarte zakdoekjes heen en weer zwaaien om hen uit te wuiven. En langs de weg stonden zes kinderen met hun sleetjes. De kinderen zongen hun afscheidslied: Dag reizigers, jullie waren patiënt Daaraan raakten jullie gauw gewend. Patiënt betekent: geduld. Dat werd jullie hier onthuld.’
© Bert Voorhoeve, Davos 25 maart 2007
PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com