PASSING
“Diegene die in het veld de "pass" verstuurt, geeft richting aan de bal en verdeelt het spel. Hij stippelt als het ware het beleid op het veld en in de wedstrijd uit.”
JEUGDVOETBAL PLAN BALBALSCHOOL
Kristof Mortier www.balbalschool.be
Inleiding Theoretische kennis In dit document werd er naast de praktische invalshoek ook aandacht besteed aan de theoretische invalshoek van het jeugdvoetbal omdat dit toch een noodzakelijk voorwaarde is om in de praktijk te werken met jeugdvoetballers. Voorbeeld : U bent trainer van de preminiemen / E pupillen. Wilt u een optimale begeleiding van uw elftal, dan dient u in ieder geval al een zekere basiskennis te hebben over duiveltjes / F pupillen. Anderzijds moet u uiteraard ook weten in welke richting u tijdens het seizoen moet werken en daarvoor is de basiskennis en theoretische onderbouw van miniemen / D pupillen eveneens noodzakelijk. U moet in feite zicht hebben op de ruimere jeugdvoetballijn om uw eigen team optimaal te kunnen begeleiden.
SOS jeugdvoetbal Dit instrument is er mede gekomen omdat wij heel regelmatig signalen ontvangen dat er binnen het opleidingsproces van een jeugdvoetballer heel wat mank loopt. Op de website van de balbalschool is daartoe zelfs een aparte rubriek voor opgericht ‘sos jeugdvoetbal’ waarin heel wat jeugdvoetbalproblemen worden aangekaart maar waarin er ook enkele alternatieven worden voorgesteld. Enkele veel voorkomende voorbeelden van jeugdvoetbalproblemen : -weinig speelgelegenheid voor minder getalenteerde spelers -jeugdspelers zijn er veel te veel voor jeugdtrainers -de ongeneeslijke ziekte “championitis” -alles is veelal resultaat gericht ( kracht & gestalte ) -clubs aanzien mekaar op het vlak van jeugdwerking als vijanden -normen en waarden in het voetbal worden meer en meer verwaarloosd -grote prestatiedruk bij spelers -didactisch en pedagogisch worden jeugdvoetballers vaak mishandeld -…
Met dit instrument hopen wij mensen te overtuigen dat het vaak ook helemaal anders kan. Flexibele discussie We hebben niet de pretentie om te beweren dat dit document het voetbalevangelie is. Het is veeleer een visie op jeugdvoetbal waarbij het niet echt de bedoeling is dat clubs of jeugdtrainers deze visie integraal gaan overnemen of kopiëren. Iedereen heeft zijn eigen stijl en misschien kunnen bepaalde accenten uit dit bundeltje de eigen visie gaan aanvullen of verrijken. Het is een flexibel werkinstrument dat voortdurend geëvalueerd en bijgestuurd moet worden. Het document biedt aanknopingspunten om over jeugdvoetbal te praten en te discussiëren.
Doelstelling Dit document is een theoretisch en praktisch instrument met de bedoeling om : 1. … voetbaltrainers van de jeugd om te vormen tot jeugdvoetbaltrainers Veel trainers van een jeugdelftal beseffen niet dat ze een heel exclusieve rol spelen in de voetbalwereld. Trainer zijn van een jeugdelftal is een heel specifieke opdracht en is absoluut niet te vergelijken met voetbaltrainer zijn van een seniorenteam. De valkuil is trouwens vrij groot. Meestal zijn trainers van de jeugd mensen die uit het seniorenvoetbal komen en het is dan vaak ook logisch dat die mensen principes en methodes uit het seniorenvoetbal proberen te vertalen naar het jeugdvoetbal. Binnen de balbalschool wordt dit al eens de “copy-paste methode” genoemd. Het jeugdvoetbal is eigenlijk een vak apart en staat volledig los van dat seniorenvoetbal. Vandaar dat er i.p.v. trainers van de jeugd specifieke jeugdvoetbaltrainers nodig zijn die zich bewust zijn van hun exclusieve taak. Dit instrument kan daar eventueel toe bijdragen. 2. … jeugdvoetbaltrainers aan de basis te ondersteunen in het begeleidingsproces van jeugdvoetballers Heel veel mensen zetten zich in voor het jeugdvoetbal en besteden heel wat vrije tijd aan het trainen en begeleiden van jeugdvoetballers. Heel wat van die mensen zijn bijzonder geïnteresseerd in hun hobby en proberen hier en daar extra informatie te verzamelen. Die extra informatie is te vinden op internet, boeken, dvd’s, trainerscursussen, … Heel opvallend is wel dat het overgrote deel van die info enkel toepasbaar is op het hoogste niveau en vaak gedemonstreerd wordt door getalenteerde jeugdvoetballers. De info is niet echt relevant en toepasbaar op de brede basis van het regionale jeugdvoetbal. Dit instrument kan die leegte opvullen en poogt jeugdvoetbaltrainers aan de basis de nodige ondersteuning en structuur te bieden in het begeleidingsproces van een jeugdvoetballer. jeugdvoetbalpiramide
Nationaal niveau Provinciaal niveau
Regionaal niveau
De opbouw van dit document … Vertrekkende vanuit de specifieke leeftijdskenmerken van iedere jeugdcategorie ( wie ) worden in dit document de voetbalvaardigheden ingedeeld per leeftijdsgroep ( wat moeten jeugdvoetballers kunnen als ze overstappen naar de volgende jeugdcategorie – de eindtermen ) en wordt er stilgestaan bij de typisch didactische principes ( hoe gaan we de desbetreffende voetbalvaardigheden aanleren )
Hoofdstuk 1 Duiveltjes of F pupillen
1. ALGEMEEN HET KIND De ”boetseerklei” van de jeugdvoetbaltrainer, … Vooraleer we voetbal kunnen “onderwijzen” moeten we een duidelijk zicht en inzicht hebben op de kenmerken van de “leerling.” Een trainer moet zich bij aanvang van het seizoen zeker de vraag stellen “wie zijn nu die duiveltjes/F pupillen” om van daaruit een inhoudelijke en methodische aanpak te bepalen.
LEREN Inhoudelijk iets bieden in een stimulerende leeromgeving ( al aanzet naar het “wat” )
SPELEND LEREN voetballen OP MAAT van het KIND SPELEND Het moet plezant zijn – met respect voor het kind – het kind een kind laten zijn – relativeren van de prestatiedruk – we moeten als jeugdtrainer proberen binnen te treden in de leefwereld van een kind ( al aanzet naar het “hoe” )
OP MAAT Vergeten we vooral niet dat “voetbal spelen” een collectief gebeuren is, terwijl “een voetbal opleiding geven” eerder individueel is.
Opmerking : Algemeen kan men stellen dat er op verschillende vlakken een duidelijk verschil is tussen bv. een 5 jarig pluimpje en een 7 jarig tweede jaars duiveltje. Toch moeten we rekening houden met het feit dat de psychomotorische leeftijd niet parallel loopt met kalenderleeftijd. Zo kan een 6 jarige op motorisch vlak bijv. al verder ontwikkeld zijn dan een 7 jarige Binnen de visie van de balbalschool zijn we daarom voorstander van het werken in zgn. niveaugroepen en niet louter werken per kalenderjaar. Er is binnen het jeugdvoetbal werkelijk nood aan differentiatie. -de leeftijd waarop een kind rijp is om te voetballen en voetbal te leren is zeer individueel. Wij volwassenen zetten daar jammer genoeg gewoon en gemakkelijkheidhalve een leeftijd op. -de puberteitsfase is voor elk kind verschillend. Ook in deze fase klasseert men enkel spelers op basis van de kalenderleeftijd -de leeftijd waarop jong volwassene rijp is voor het eerste elftal is voor elke speler verschillend. Deze overgang is een heel specifieke en lastig overgang. Jammer genoeg houdt men in deze fase te weinig rekening met het individu, … individuele begeleiding is hier nochtans noodzakelijk !
Wanneer we spreken over niveaugroepen zijn we niet echt voorstander om in termen van een A ploeg, B ploeg of C ploeg te spreken omdat dit voor kids en voor ouders vaak verblindend werkt. We zijn veeleer voorstander om in termen van duiveltjes 1, duiveltjes 2, duiveltjes 3 te spreken. Huidige vaak gebruikte indelingen van duiveltjes / F pupillen: Pluimpjes : 5-6 jaar ( 1ste leerjaar ) 1ste jaars duiveltjes : 6-7 jaar ( 2de leerjaar ) 2de jaars duiveltjes : 7-8 jaar ( 3de leerjaar )
DUIVELS C : alle spelertjes geboren in 2002 DUIVELS B : alle spelertjes geboren in 2001 DUIVELS A : alle spelertjes geboren in 2000
Alternatief voor de huidige indeling (indeling per niveaugroepen) DUIVELS 1 = basisgroep ( spelertjes van 2002 ) DUIVELS 2 = middengroep ( spelertjes van 2001 + betere spelertjes van 2002 ) DUIVELS 3 = rijpere duiveltjes ( spelertjes van 2000 + betere spelertjes van 2001 & 2002 )
Vergeten we vooral niet dat “voetbal spelen” een collectief gebeuren is, terwijl “een voetbal opleiding geven” eerder individueel is.
2. WIE IS EEN DUIVELTJE / F PUPIL … ? op fysiek vlak : -gebrekkige coördinatie -onbeholpen bewegen -weinig lichaamsbeheersing -weinig evenwichtsgevoel -weinig lichaamsbesef -grote lenigheid -grote bewegingsdrang - overactief -oneconomisch lopen -snel moe maar recupereren weer snel op psychologisch vlak : -grote spontaneïteit -spelen graag / speels -leven in een fantasiewereld -geen besef van tijd en ruimte -maken graag plezier -enthousiast -beperkt concentratievermogen -onrustig -snel afgeleid -egocentrisch ( op zichzelf gericht en enkel oog voor hun bal ) -kunnen niet in groep werken -houden geen rekening met anderen -vragen veel aandacht -de trainer is hun grote voorbeeld -vrij ongestructureerd – weten niet goed wat mag en wat niet mag -zijn heel gevoelig voor belonen en positieve stimul ( straffen heeft geen zin ) op voetbalspecifiek vlak -enkel oog voor de bal ( het zgn. kluitjesvoetbal is normaal ) -geen zin voor samenspel *op psychologisch vlak : zeer egocentrisch ingesteld *door gebrekkige techniek kunnen ze geen aandacht geven aan mede –en tegenspelers -geen besef van uitslagen en standen ( kunnen amper getallenreeks onthouden )
3. WAT MOETEN WE EEN DUIVELTJE LEREN … ? 3.1. Algemene balvaardigheid ( ball mastery ) In de beginfase van het opleidingsproces van een jeugdvoetballer is er van het voetbalspel zelf weinig tot geen sprake. Kids moeten de bal leren ontdekken want in de beginfase is de bal nog steeds hun grootste weerstand. We proberen vooral de algemene balvaardigheden ( werpen, trappen, vangen, botsen, … ) aan te leren en zo de oog-hand coördinatie (tweehandigheid – handig met de bal) en de oogvoet coördinatie (tweevoetigheid – voetig met de bal) te verbeteren. Deze vaardigheden leren kinderen het best aan terwijl ze naast elkaar en los van elkaar spelen. Deze fase noemen we de fase van de pre-techniekscholing. 3.1.1 Oog-hand -en oog-voet coördinatie De oog-hand coördinatie dient als basis voor de oog-voet coördinatie. Vaak is de oog-voet coördinatie nog te moeilijk waardoor de speler snel gedemotiveerd raakt. De succesbelevingen bij de oog-hand coördinatie zijn veel groter en werken heel stimulerend bij die mannen. De oog-hand coördinatie is makkelijker dan de oog-voet coördinatie omdat : -de weg van de zenuwbanen van de hersenen naar de hand korter zijn -er is steeds visuele controle – bij het leiden van de bal kan men de bal niet altijd zien -bij oog-voet is de bal los terwijl er bij oog-hand meer controle is -er is meer fijne motoriek in de bovenste ledematen – de segmenten in het been ( bovenbeen, onderbeen en voet ) bewegen nog te veel in één blok en te weinig onafhankelijk van elkaar waardoor fijnere bewegingen nog niet mogelijk zijn
De voordelen van de oog-hand -en oog-voet coördinatie -er moeten steeds minstens twee taken uitgevoerd worden ( vb. verplaatsen en vangen ) -beoordeling van de balbaan in tijd en ruimte is belangrijk ( tijd – en ruimteperceptie ) -een kind leert op die manier bewegingen te sturen in nauwkeurigheid en kracht
3.1.2. Enkele voorbeelden van oog –hand coördinatie oefeningen (a) omhoog gooien -bal omhoog gooien met de twee handen en vangen met twee handen -bal omhoog gooien met de twee handen en vangen met één hand -bal omhoog gooien met één hand en vangen met twee handen -bal omhoog gooien met één hand en vangen met één hand -bal van de ene naar de andere hand gooien -bal omhoog gooien en opvangen met het T-shirt Inkleding : jullie hebben een gevaarlijke bom (=bal) in de handen die ontploft als hij op de grond valt – zorg dat de bom niet ontploft !!! (b) omhoog gooien en klappen -bal omhoog gooien, éénmaal in de handen klappen en vangen Inkleding : bal omhoog gooien – bromvlieg vangen en bal terug opvangen -bal omhoog gooien, zo veel mogelijk keren in de handen klappen en vangen. Inkleding : hoeveel keer kan je klappen – wat is je record ? -bal omhoog gooien, klappen achter de rug en vangen -bal omhoog gooien, klappen voorwaarts – klappen achterwaarts (achter de rug) en vangen -bal omhoog gooien, klappen voorwaarts – klappen achterwaarts - klappen voorwaarts … en vangen Inkleding : hoeveel keer kan je klappen – wat is je record ? -bal omhoog gooien , vlug klappen op de beide billen en vangen -bal omhoog gooien, vlug klappen op beide billen, klappen in de handen en vangen. Inkleding : wedstrijdje billenklets (c) omhoog gooien en springen -bal omhoog gooien ,éénmaal omhoog springen en vangen Inkleding : welke kikker kan de bal vangen ? -bal omhoog gooien , meerdere malen springen en vangen Inkleding : welke kikker kan het meeste sprongetjes maken ? -bal omhoog gooien, vooruit / achteruit springen en vangen Inkleding : welke kikker kan de bal vangen ? (d) omhoog gooien met bots -bal omhoog gooien , éénmaal laten botsen en vangen Inkleding : bommetje droppen – kind roept “boem” bij bots -bal omhoog gooien, x aantal keren ( aantal wordt bepaald door trainer ) laten botsen en vangen Inkleding : bommetje droppen – kind roept telkens “boem” bij bots -bal omhoog gooien, laten botsen en vangen boven het hoofd (zo hoog mogelijk vangen) -bal omhoog gooien, laten botsen en vangen voor de bal het hoofd passeert (zo laag mogelijk vangen) -bal omhoog gooien, laten botsen en onder de bal door lopen Inkleding : hoeveel keer kan je onder de bal lopen
(e) gooien en contact met een lichaamsdeel -bal opgooien, (laten botsen), omhoog trappen met de voet en opvangen ( préjonglage ) -bal opgooien, (laten botsen), bal met dij raken en vangen -bal opgooien, (laten botsen), bal met het hoofd raken en vangen -bal opgooien, (laten botsen ), bal met de schouder raken en vangen (f) volleybal, pingpongen en basketballen -bal omhoog toetsen (1 of meerdere keren ) met beide handen boven het hoofd Inkleding : we zijn volleyballer ( hoeveel keer kunnen jullie ? ) -bal omhoog toetsen ( 1 of meerdere keren ) met beide handen tot hoofdhoogte met de hand Inkleding : we zijn pingpongspeler ( hoeveel keer kunnen jullie ? ) -bal onderhands kaatsen op de grond ( zowel R als L hand gebruiken ) en dit vanuit stilstaand of al lopend. Inkleding : we zijn basketbalspelers
3.1.3 Enkele eenvoudige oefenvormen ter verbetering van de oog – voetcoördinatie a) (pre)jongleeroefeningen *bal vanuit de handen met de voet omhoog trappen ( en proberen te vangen ) *bal 1 x laten botsen, met de voet omhoog trappen ( en proberen te vangen ) Inkleding : als de bal botst ontploft de bom *bal tussen de voeten steken – omhoog springen en bal vangen *bal omhoog proberen te tillen met één voet en bal vangen *bal proberen op een china head te leggen met de voeten zonder daarbij de handen te gebruiken Inkleding : bal is aan het verdrinken – red hem en breng hem op het droge *bal omhoog spelen met linkerwreef, 1 x laten botsen, bal omhoog spelen met rechterwreef, 1 x laten botsen, … Inkleding : wie haalt het hoogste record ? b) Spelvormen in een afgebakende ruimte : *spelers bal kort aan de voet – mogen niet botsen met andere kinderen Inkleding : we rijden met een dure auto *spelers bal kort aan de voet – op het auditief fluitsignaal of visueel signaal ( rood potje in de lucht ) – voet op de bal en standbeeld Inkleding : remmen voor de politie-agent – wie als laatste reageert krijgt een bekeuring *spelers bal kort aan de voet – op signaal van de trainer eigen bal stilleggen en een andere bal oppikken - trainer neemt bal weg – wie geen bal heeft, krijgt een strafpunt *spelers bal kort aan de voet – spelers mogen mekaars bal uit de afgebakende ruimte trappen ( let wel : eigen bal onder controle houden ) – weggetrapte bal snel ophalen, baloefening uitvoeren bij trainer ( bijv. 10 tussentikken met de binnenkant R en L ) en opnieuw in de afgebakende ruimte. Hoeveel ballen kon je wegtrappen ? *spelers bal kort aan de voet – trainer roept een lichaamsdeel ( vb. duim, rug, hoofd, … ) – spelers moeten snel reageren en moeten met desbetreffend lichaamsdeel de bal raken en eindigen als een standbeeld ( voet op de bal ). Wie als laatste reageert krijgt een strafpunt ! *spelers bal kort aan de voet – enkele spelers hebben geen bal ( dieven ) – zij proberen een bal te veroveren, … *spelers bal kort aan de voet – enkele spelers hebben een bal in de hand ( jagers ) – zij proberen hun bal te gooien tegen de bal van de spelers die aan het leiden en dribbelen zijn ( konijnen ). Hoeveel konijnen kan de jager afschieten ? *alle spelers bal kort aan de voet ( konijnen ) – enkele jagers hebben een overtrekvestje in de hand en proberen een konijn te verstenen door hem aan te tikken. Wanneer je aangetikt bent, neem je de bal in je handen ( boven het hoofd ) – benen open en wacht je totdat iemand je verlost ( bal wordt door de benen gespeeld). Hoeveel konijnen kan jij doen verstenen ? *…
OEFENSTOF TER INFO :
In de balbal oefenstofdatabase vindt u honderden oefenvormen ( gerangschikt per thema ) die u tijdens uw trainingen kan gebruiken. Surf naar www.balbalschool.be en neem een kijkje onder de rubriek oefenstof.
Ook het Duivels Footbal Fun boek van Joost Desender en Gino Caen heeft een prima verzameling met aangepaste oefenstof. Het boek is te koop in de online shop van de balbalschool.
3.2. Aan te leren voetbaltechnische accenten ( techniek ) 3.2.1. Algemeen De eindvorm/eindterm is uiteindelijk het “samenspelen” in een 4 tegen 4 ( ruitformatie ). Voor duiveltjes 1 is deze vorm zeker veel te complex. Binnen de balbalschool zijn we voor die beginfase veeleer voorstander van 1 tegen 1 wedstrijdvormen ( football as a dribbling and shooting game – KBVB ). Er is dus een geleidelijke evolutie van het naast elkaar en los van elkaar spelen naar individueel tegen elkaar spelen. Binnen het voetballeerproces leren we kinderen dus eerst dribbelen ( duelscholing ) en wordt het accent ook meteen op het scoren gelegd Stelselmatig kan de weerstand verhoogd worden door een medespeler en een extra tegenstander toe te voegen waarmee we bij een K+2/2+K ( speelveld : 20m op 12m ) komen. Naast het dribbelen moeten we hierdoor het accent ook leggen op de korte passing. Dit vormt een noodzakelijke tussenstap om uiteindelijk bij de volgende fase te komen : “football as a dribbling, shooting en short passing game”. Bij duiveltjes 2 en duiveltjes 3 kan er al wat meer sprake zijn van voetbal onderwijzen. De jeugdvoetballer evolueert van een kleuter in een eigen fantasiewereld naar een ietwat meer begrijpend en lerend kind. Kinderen zijn iets vatbaarder voor het aanleren van spelregels. De weerstanden kunnen progressief opgebouwd worden door opnieuw een aantal medespelers en tegenspelers toe te voegen, waarbij we tot de eindvorm komen K+4/4+K ( speelveld : 35m op 25 m ). De aanwezigheid van steeds meer medespelers / tegenspelers zorgt ervoor dat de dimensie “samenspelen” automatisch gecreëerd wordt. Die nieuwe dimensie zorgt er voor dat er specifieke voetbalvaardigheden moeten ontwikkeld worden. Er is dus een evolutie van algemene balvaardigheid naar specifieke balvaardigheden.
3.2.2 Het balbal techniekschema als uitgangspunt BALL MASTERY
BASISTECHNIEKEN
Binnen het balbal techniekschema onderscheiden we twee belangrijke onderdelen : de ball mastery of balgewenning en een aantal basistechnieken Ball mastery of balgewenning Hoofdprincipes : -alle delen van de voet leren gebruiken -veel balcontacten -beide voeten gebruiken ( lateralisatie )
Doel : -veelzijdige en dynamische balvaardigheid ontwikkelen ( balgevoel vergroten ) -lateralisatie ( tweevoetigheid ) -de bal de baas worden ( de speler gaat wandelen met de bal en niet de bal met de speler – de bal moet luisteren en wordt zijn beste vriend ) -snel voetenwerk – beweeglijkheid ontwikkelen -handelingssnelheid vergroten -coördinatie vergroten -reactiesnelheid verbeteren
Basistechnieken BASISTECHNIEKEN IN BALBEZIT ( B+) Eindtermen : -bal kunnen spelen met de binnenkant van de voet ( tweevoetigheid ) – MIKKEN / PASSEN -bal kunnen stoppen met zool & binnenkant voet – CONTROLE -bal kunnen leiden met verschillende delen van de voet om enerzijds een afstand te overbruggen ( LEIDEN ) en anderzijds een tegenstander mee te passeren ( DRIBBELEN ) -gericht kunnen trappen op doel ( tweevoetigheid ) - SCOREN
1.leiden van de bal -
binnenkant van de voet (linker –en rechtervoet) buitenkant van de voet(linker –en rechtervoet) wreef (linker – en rechtervoet)
Het leiden bestaat steeds uit een aaneenschakeling en opeenvolging van die verschillende contactoppervlakten. Belangrijk is dus de stimul tot snel en soepel voetcontact met de bal ( snel voetenwerk ). Hier gaat het natuurlijk ook over het leiden van de bal mét richtings – en ritmeverandering ( start –en stopacties ) 2.passtechniek Lage vlakke bal met de binnenkant van de voet ( linker –en rechtervoet ) *op een stilliggende bal *na een balcontrole *op een rollende bal (1 tijd ) Op dit vlak moeten we het voor de kids proberen spannend te maken en veeleer spreken in termen van “mikken”. 3.koppen voorwaarts koppen uit stand ( ogen open en met het voorhoofd ) In de beginfase zal het vooral zaak zijn de schrik van de bal te overwinnen ( gebruik strandballen, foam en zachte ballen, … )
4.balcontroles een lage vlakke bal met : - voetzool ( dakje maken ) - binnenkant voet Merk op : Een balcontrole op zich bestaat niet; na de balcontrole moet de betrokken speler ALTIJD een vervolg zien te vinden op die balcontrole. Daarmee bedoel ik dat er steeds sprake moet zijn van een geörienteerde balcontrole. ( vb. balcontrole + pass binnenkant voet of balcontrole + afwerken of balcontrole + leiden ). Het zgn. ingedraaid staan, is zeker één van de werkpunten bij duiveltjes 3 ( en 2 ) !!! Spelers moeten zeker leren dat ze de bal niet zomaar mogen wegtrappen. Spelertjes verplichten om de bal stil te leggen, te kijken, … en dan een gepast vervolg te voorzien. Om het in termen van de F pupil te zeggen : “ er zit geen elektriciteit op de bal !” 5.doelschot Gericht kunnen trappen op doel met aandacht voor een progressieve evolutie van : stilliggende bal rollende bal botsende bal *met binnenkant voet (rechter –en linkervoet) *met wreef (rechter –en linkervoet) 6.moves en passeerbeweging ( passeren van een tegenstander ) De kapbeweging met de binnenkant van de voet is de eerste move die we aanleren en wordt binnen de balbalschool aanzien als één van de basisbewegingen. Uiteraard wordt hier alweer de tweevoetigheid geaccentueerd en moeten de spelers de kapbeweging zowel met de linker als de rechtervoet kunnen uitvoeren. Ook de kapbeweging met de buitenkant van de voet ( rechter – linkervoet ) is hier zeker een haalbare afgeleide move.
Ik heb nooit gemerkt dat je van rondjes rennen beter wordt, … in het voetbal draait het allemaal rond het maken van acties ! (J. Cruyff)
Binnen de balbalschool voorzien we voor deze doelgroep ook nog volgende passeerbewegingen ( nog niet voor duivels/pupillen 1 ) -de overstap beweging ( afgeleide vorm : overstap met draai ) -enkele en dubbele schaar -combinatie van overstap –schaar -bruggetje ( bal aan de ene kant van de tegenstander steken en tegenstander aan de andere kant passeren )
-… Al deze bewegingen worden via een progressieve opbouw van weerstanden aangeleerd : *minimale weerstand ( uitvoering in afgebakende ruimte : vrije uitvoering of uitvoering op signaal ) *weerstand van een pion/stok ( de beweging wordt voor de pion/stok uitgevoerd – de pion/stok stelt een tegenstander voor ) *weerstand van een actieve tegenstander weerstand van een actieve tegenstander met een beperking (vb. een verdediger verdedigt een lijn tussen twee pionnen en mag enkel links of rechts bewegen op die lijn )
geïsoleerde 1 tegen 1 vormen met actieve verdediger wedstrijd en spelvormen van 1 tegen 1 tot 4 tegen 4 met reële wedstrijdsituaties als uitgangspunt BASISTECHNIEKEN BALVERLIES (B-) a) zoveel mogelijk rechtop verdedigen ( geen sliding ) b) leren bal af te pakken van tegenstander ( duelscholing ) c) niet happen ( = geen vliegtuigje spelen ) d) in de bal stappen e) …
3.3. Taktische spelmiddelen voor duiveltjes … Bij duiveltjes 1 kan er van tactische spelelementen absoluut geen sprake zijn. De basisvorm is eigenlijk de 1 tegen 1 situatie waarbij de nadruk gewoon ligt op het uitschakelen van de tegenstander en het scoren. Op uitzondering van de algemene spelbekwaamheid hebben we bij duiveltjes 2 en 3 ook heel weinig tot geen aandacht voor tactische accenten omdat ze gewoon nog te veel moeite hebben met de bal, ze hebben niet echt oog voor medespelers en zijn verstandelijk ook nog niet rijp. Toch enkele korte en simpele tactische accenten die kunnen gelden : INDIVIDUELE SPELBEKWAAMHEID (= “directe tegenstander verslaan en zelf niet verslaan worden”) -keuze maken tussen bal bijhouden of afgeven ( keuze niet ten koste van dribbelvaardigheid en creativiteit ) hulpmiddeltje = op eigen helft kiezen voor veiligheid en samenspel (passing) terwijl éénmaal op de aanvalshelft : no rules & creativiteit -bal afschermen -bal niet afwachten ( naar de bal toekomen ) / niet laten botsen -opstelling tussen tegenspeler en doel -… COLLECTIEVE SPELBEKWAAMHEID (= “eigen handelen afstellen op medespelers, positie bal, … ) -vrijlopen in de vrije balbaan / aanbieden in de buurt van de bal -het expliciet vragen van de bal ( “geef” ) -het leren aan –en terugsluiten in functie van de bal -collectief jagen op de bal ( iedereen doet mee : de speler dichtst bij de bal zet druk – andere spelers knijpen en steunen in de rug ) -… ALGEMENE SPELBEKWAAMHEID -in B+ speelruimte groot & diep / in B- speelruimte klein -enkele basic coachingswoorden leren gebruiken : “geef”, “kaats”, “terug”, “alleen”, “rug”,… -posities van de spelers op het terrein leren kennen ( werken met een vast nummerschema ) -alhoewel spelers ( en zeker hun ouders ) wel altijd een voorkeur zullen hebben voor een aantal posities, vinden wij het opportuun om de spelers op alle posities te laten spelen ( zelfs in het doel ) – dit komt alleen hun ontwikkeling ten goede.
vaste nummering, de herkenbare structuur van de ruit en de breedte – en diepte dimensie is duidelijk zichtbaar Om te veréénvoudigen en makkelijker over te brengen kunnen we bij de duiveltjes spreken over het vliegtuig : kopje, staartje en vleugeltjes Opstelling zorgt voor een makkelijke, vlotte en herkenbare overgang naar de 8/8 bij E pupillen
Beschrijving taken per positie: Positie 1 ( doelman ) – balbezit -actieve deelname -steeds aanspeelbaar achter de bal -komen tot een gepaste spelvoortzetting ( rollen, werpen, passen of trappen ) -kan zorgen voor een flankwissel -verbale coaching van de verdediging
positie 4 ( de centrale verdediger ) - balbezit Technische accenten : -passen en trappen ( kort / lang – juiste balsnelheid ) -aannemen en verwerken van de bal -leiden -afschermen van de bal Tactische accenten : -opbouw verzorgen -juiste veldbezetting ( diepte en breedte dimensie ) -in steun komen van K en van flankverdedigers ( ideale pasafstand innemen ) -verplaatsen van het spel - positie kiezen achter de bal -naar voren denken en handelen -op eigen helft geen risico’s ( geen balverlies ) -breedtespel is middel om dieptepass gespeeld te krijgen -bal eruit halen dmv een terugpass op K -juiste moment van aanbieden / vrijkomen
Positie 1 ( doelman ) – balverlies -Doelpunten voorkomen -Positie leren kiezen ten opzichte van de bal, medespelers en tegenstanders -coaching
positie 4 ( de achterste speler ) – balverlies Technische accenten : -naar voor verdedigen -rechtop blijven bij het verdedigen -lichaam gebruiken in het duel -verdedigend koppen Tactische accenten -zeer kort dekken in de zone van de waarheid -niet te veel uit het centrum laten trekken – dus altijd doel afschermen
Positie 7 en 11 ( flankspelers ) – balbezit Technische accenten : -passen en trappen ( kort / lang juiste balsnelheid ) -aannemen en verwerken van de bal -expliciet vragen van de bal – vooractie en zo loskomen van je tegenstander -dribbelen en individuele passeeractie -voorzet en schieten op doel ( finishing ) -koppen op doel Tactische accenten : -juiste veldbezetting : ruimte optimaal benutten, onderlinge afstanden, vliegtuigje, … -speelveld breed houden -op eigen helft geen onnodige risico’s – geen balverlies -keuze tussen samenspel ( 1-2 actie ) of individuele actie -doellijn van tegenpartij halen en voorzet of individuele actie van buiten naar binnen -doelgerichtheid ( voor het doel opduiken ) -terugpass om bal uit de kluts te halen
Positie 7 en 11 ( flankspelers ) – balverlies Technische accenten : -afschermen van tegenstander -bal veroveren in het rechtstreekse duel -doelschoten en voorzetten afblokken -rechtop blijven bij het verdedigen -lichaam gebruiken in het duel Tactische accenten : -anticiperen op verdedigende acties van positie 10 -speeldveld klein houden door naar binnen te komen en te knijpen ( compact ) -directe tegenstander dekken -diepte wegnemen -tegenstander insluiten (terugpass weghalen)
Positie 10 ( spits ) – balbezit Technische accenten : -aannemen en vrijmaken van de bal -vooracties en aanbieden naar de bal/in de diepte -afwerken/schieten op doel -koppen -passen en kaatsen -afschermen van de bal Tactische accenten : -ruimte optimaal benutten ( diepte ) -juiste moment vragen van de bal -keuze tussen combinatie of individuele actie -ruimte maken/laten voor opkomende flankspelers
Positie 10 ( spits ) – balverlies Technische accenten : -druk op balbezittende speler -rechtop blijven in het duel Tactische accenten : -tegenstander voor je houden en ruimte achter je afschermen -geen overtreding -dwingen tot breedtepass – diepte wegnemen -naar zijkanten dwingen / insluiten en vast zetten -moment van vastzetten herkennen -kort tegen eigen spelers terugzakken
3.4. Fysieke spelmiddelen bij duiveltjes / F pupillen Bij duiveltjes op gewestelijk niveau ( dus maximum 2 keer per week trainen ) raden wij aan om geen fysische accenten te leggen en de fysische componenten zeker niet geïsoleerd te gaan trainen. Het heeft dus geen zin om je als trainer specifiek te richten naar de componenten kracht, uithouding, lenigheid, … Door vooral speltechnisch te trainen en te werken ga je die componenten automatisch gaan bijstellen. Enkele voorbeeldjes : -De dynamische uitvoering van technische spelmiddelen ( met ritme - en richtingsveranderingen ) en de uitvoering tegenover een actieve tegenstander vergen typische loop -en krachtinspanningen, alsook een grote coördinatie en behendigheid. -Doelgerichte technische oefenstof bestrijkt de gewrichten ( enkel, knie, heup, ... ), veroorzaakt lichaamsverlaging, vereist een juiste plaatsing van het standbeen, bewerkt de wervelkolom door snelle draaibewegingen, ... en verbetert als dusdanig de souplesse en de beweeglijkheid ( lenigheid ) Op die leeftijd zijn kinderen eventueel wel vatbaar voor positieve ontwikkeling op het vlak van snelheid ( reactiesnelheid, versnellingsvermogen, … ) en coördinatie. Toch is het zo dat het resultaat van snelheidstraining heel miniem is, … van een schildpad kan je geen haas maken ( snelheid is erfelijk bepaald ). Daarenboven haal je maar rendement uit snelheidstraining als er vrij intensief geoefend wordt en dus meer dan 2 keer per week. Door middel van onze doorgedreven speltechnische voetbaltraining (met aan de basis ball mastery en spelvormen ) én onze voetbalechte wedstrijdvormen durven we stellen dat we het coördinatief vermogen op die manier zeker voldoende stimuleren zonder daarbij te moeten overschakelen naar de specifieke coördinatie – en loopscholing. Enkele voorbeelden van coördinatieve componenten die binnen de balbal trainingsopbouw automatisch aan bod komen : Lichaamsbeheersing bij het lopen : starten – stoppen - versnellen – draaien springen – evenwicht zoeken en houden - … Ruimteperceptie ( inschatten van ruimte en afstanden – vb. dicht, ver, per 2, door mekaar in afgebakende ruimte , inschatten van afstand naar de bal, … ) Tijdsperceptie ( tijd nodig om de bal te spelen – te gooien - … ) Lichaamsperceptie ( contact van bal met lichaam – vb. amorti beweging of lichaamscontact –vb. schouder tegen schouder ) Oog-hand / oog-voet coördinatie Visuele perceptie ( kijken en reageren met gepaste beweging ) Lateralisatie ( tweevoetigheid )
3.5. Mentale vaardigheden bij duiveltjes / F pupillen
-
-
alhoewel die mannen vrij egocentrisch ingesteld zijn, moeten ze ook leren omgaan met anderen en leren samenwerken ( zowel voor, tijdens en na de wedstrijd ) stelselmatig de spelregels leren begrijpen, toepassen en respecteren ontwikkeling van het concentratievermogen fair play wordt hoog in het vaandel gedragen fun en plezier beleving durf en zelfvertrouwen stimuleren doorzettingsvermogen persoonlijkheidsontwikkeling aanleren van sociale vaardigheden creativiteit en leergierigheid aanwakkeren respect voor materiaal, tegenstander, scheidsrechter, trainers, … aanzetten tot hygiënische (voetbal)gewoonten willen winnen en kunnen verliezen ontwikkelen van een positief zelfbeeld gedrag belonen doet wonderen ( de wet van de opgestoken duim ) …
4. HOE MOETEN WE EEN DUIVELTJE VOETBAL LEREN SPELEN ? Hou als trainer altijd rekening met de specifieke kenmerken van een F pupil. Op die manier zal u als trainer veel van hun gedragingen makkelijker begrijpen. Vertrekkende vanuit de kenmerken van een F-pupil vindt u hierbij enkele aandachtspunten -speels trainingen moeten uitdagend zijn veel spelvormen *werk met punten *winnaars / verliezers ( high five, applausje, materiaal opruimen, schoenen van trainer poetsen, kleedkamer kuisen, …) fun en plezier als rode draad proberen om al spelend doelgericht te leren geen copy-paste methode (geen kopie van een volwassen training) -veel fantasie taal van het kind spreken – figuurlijke taal *leiden van de bal = auto rijden *vrijlopen = verhuizen *verdedigen = bal afpakken *… ( soort kindervoetbaltaal ) formuleer de opdrachten heel avontuurlijk *de politiemannen proberen de dieven te vangen *snel rijden met de auto *opruimen binnen de 10 seconden *wie kan … ? *wie haalt het eerst … ? -egocentrisch iedereen zeker een bal spelers hebben geen of weinig oog voor samenspel *laat ze dribbelen nu het nog kan – zo leren ze een 1 tegen 1 situatie domineren, het samenspel wordt pas op latere leeftijd belangrijker maar dan kunnen ze tenminste al een tegenstander voorbij
-snel afgeleid – geen concentratievermogen zorg voor heel gevarieerde oefenstof *verander zo weinig mogelijk aan de organisatie *verander wel de inhoud binnen dezelfde organisatie *zorg steeds voor een vertrouwde en herkenbare organisatie geen oefenvormen van 20 minuten geen ellenlange uitleg *plaatje is veelzeggender dan een praatje *één beeld zegt meer dan 1000 woorden *toon alles voor als trainer waarbij uitleg en demo best tegelijkertijd wordt aangeboden spreek een vast aandachtssignaal af *in de balbalschool is dit een kort fluitsignaal ( auditief ) en steekt de trainer zijn arm omhoog ( visueel ) *spreek het kind soms aan op ooghoogte *roep niet constant wat ze wel en niet mogen doen, kinderen mogen en moeten fouten maken -enthousiast, overactief, grote bewegingsdrang benader het kind steeds positief en geef positieve instructies *met positieve coaching bereik je veel meer – een kind de grond inboren kan iedere volwassene – een jeugdtrainer is juist een specialist las het op coachen aankomt veel balcontacten – ruim bewegingsparadijs *geen files en/of wachtrijen geen lange onderbreking bij wijziging organisatie *binnen dezelfde organisatie verschillende varianten voorzien *bij wijziging – spelers “opdrachten” geven ( vb. opruimen met de bal aan de voet, jongleerrecord zetten, …. ) wees als trainer zelf enthousiast in al wat je doet *een kind van die leeftijd is op zich voldoende gemotiveerd – een ingreep van een volwassene kan onbewust die motivatie remmen – wees daar als trainer van bewust *als een oefenvorm niet loopt of kids ogen ongeïnteresseerd dan is dat niet hun “schuld” maar de “schuld” van de trainer ( oefenvorm is niet aangepast aan hun belevingswereld )
-kinderen gaan voetballen omdat ze het graag doen ze willen ‘matchkes’ spelen *principe ”als jullie goed trainen, gaan we een matchke spelen” uit den boze *wedstrijdvormen en technische tussenvormen staan steeds centraal ze willen scoren ( het netgevoel ) *iedere tussenvorm eindigt met een trap op doel / scoren ! *voorzie voldoende grote doelen ( er moet veel gescoord worden – liever een stand van 20 -25 dan 0-1 – creëer veel win momenten ) het resultaat is voor jou als trainer van ondergeschikt belang en dit probeer je zoveel mogelijk duidelijk te maken aan de kids en hun ouders
5. HOE ZIET DE TRAININGSOPBOUW ER UIT ? 5.1. Ingangzetting 5.1.1. Vrij bewegingsparadijs Bij de start van een voetbaltraining zijn we bij deze leeftijdscategorie zeker voorstander om met een zgn. ‘vrij voetbalparadijs’ te beginnen. Op die manier geven we F – pupillen eventjes de tijd om zelf ongedwongen met de bal bezig te zijn. Dit moment duurt maximum 5 minuten waarbij we F – pupillen de volledige beschikking geven over het terrein, de ballen, de pionnen, de pugg goals, de hesjes, de doelen, … Meestal houden de F pupillen op die momenten heel sterk aan hun bal. Ze proberen vooral op doel te trappen, … en nemen nog niet echt het initiatief om spontaan onderlinge wedstrijdjes te spelen. Dat korte moment heeft de jeugdtrainer fantastische mogelijkheden : observatie van je spelers, voorbereiding terreinorganisatie, eventjes dollen met de kinderen, individueel bezig zijn, huiswerk meegeven en ‘controleren’, … We stappen dus af van het zomaar in de breedte lopen, armen zwaaien, knieën heffen, sprintjes trekken, stretchen, … Via het vrije voetbalparadijs hopen wij het modern straatvoetbal te integreren in het trainingsgebeuren. Als er op trapveldjes, pleintjes of speelpleintjes voetbal gespeeld wordt, wordt er toch ook niet eerst opgewarmd door allerlei van die zgn. inloopoefeningen te doen ! Kids zijn binnen het vrij voetbalparadijs voetbal aan het spelen en het is eigenlijk jammer dat wij ze moeten onderbreken voor het vervolg van de training.
5.1.2. Spelvorm(en) en ball mastery Doelstelling : aanleren van bewegings - en balvaardigheden Na het vrije moment geven we de spelers een vast signaal ( vb. een fluitsignaal en opgestoken arm ) waarmee we duidelijk maken dat ze zich samen met hun bal zo snel mogelijk ( “de laatste trakteert de trainer een pint” ) bij de jeugdtrainer dienen te presenteren. Aansluitend wordt er onmiddellijk en zonder veel tijdsverlies overgeschakeld naar één of meerdere spelvormen met de bedoeling om onmiddellijk de aandacht van de kids te grijpen. In die spelvormen zorgen we enerzijds voor een gecontroleerde bewegingsomgeving en leren we de F jeugd vooral bewegen in functie van de bal. Deze fase in de training duurt gemiddeld 10 à 15 minuten. Enkele kenmerken van die spelvormen : -uitdagend en avontuurlijk : “wie is er als eerste klaar”, “bij wie lukt het”, werken met punten, winnaars / verliezers, beeldende taal gebruiken ( bijv. politiemannen, dieven, auto’s, … )
-speels, fun, plezier, … -groot bewegingsparadijs in een positief klimaat Enkele concrete voorbeelden van spelvormen : -tikspel zonder bal : iedere speler steekt een hesje achteraan in de broek – spelers proberen mekaars hesje te roven – wie blijft er als laatste over ( uitvoeren zonder bal – uitvoeren met de bal aan de voet ) -tikspel met bal : alle spelers met bal aan de voet – 2 of meer spelers zijn jagers ( ook bal aan de voet ) en proberen de andere spelers aan te tikken – wie aangetikt is neemt bal in hand en staat met benen open – de andere spelers kunnen de aangetikte speler verlossen door de bal door de benen te spelen – Wie tikt de meeste spelers ? -tikspel zonder bal : twee of meer spelers zijn jager en hebben bal in handen – zij proberen spelers zonder bal aan te tikken – wie aangetikt werd, neemt ook een bal en wordt ook jager–wie blijft er als laatste over ? -tikspel : er wordt in een afgebakende ruimte gewerkt – twee of vier spelers ( afhankelijk van het aantal spelers ) worden visueel gemerkt tot jager – er zijn 2 tot 4 ballen ( afhankelijk van het aantal spelers ) – wie een bal heeft kan niet aangetikt worden, … de spelers proberen mekaar te helpen door de bal naar mekaar te gooien – wie werd niet aangetikt / wie tikte de meeste spelers ? -standbeeld : spelers leiden de bal in een afgebakende ruimte – op een auditief of visueel signaal van de trainer zetten de spelers één voet op de bal en wordt er niet meer bewogen – wie als laatste beweegt krijgt een strafpunt–wie haalt de minste strafpunten ? -poortjesspel : op een afgebakende ruimte staan willekeurig enkele kegeldoeltjes van 1 m breed – wie scoort er eerst 10 doeltjes ( leiden van de bal door het poortje ) – een universele oefenvorm die ontelbare varianten kent ( op de balbal oefenstofdatabase vindt u wel 40 varianten )
-bal leiden in een afgebakende zone – enkele spelers zonder bal die proberen om de bal van iemand anders te veroveren – wie zijn bal kwijtspeelt moet op zoek naar een andere bal ( = strafpunt ) – wie behaalt het minste strafpunten ? -bal leiden in een afgebakende ruimte – iedereen een bal – proberen om met de voet de bal van een andere speler uit de afgebakende ruimte te trappen – wie trapt er het meeste ballen weg / wie kon zijn eigen bal goed beschermen ? -achtervolgingsrace in een afgebakende ruimte met willekeurig pion in die ruimte : per twee elk een bal – één speler van het duo tracht de andere speler zo kort mogelijk te volgen – op het auditief of visueel signaal wisselen de rollen – de speler die leidt probeert de achtervolger te laten botsen met een andere speler of hem tegen een pion te laten botsen - … ( in de balbal oefenstofdatabase vindt u honderden spelvormen )
We voorzien twee tot drie spelvormen ( of variaties ) met tussenin telkenmale wat balvaardigheidoefeningen ( ball mastery – iedere speler een bal ). We proberen hier te evolueren van algemene balvaardigheid ( handig met de bal ) naar specifieke ‘voet’ balvaardigheden ( voetig met de bal ). De opdrachten worden steeds bijzonder uitdagend geformuleerd en de kids worden positief gestimuleerd.
5.2. De kern Na de inleidende spelfase van spelvormen en ball mastery stappen we over naar een nieuwe fase waarin we technische tussenvormen afwisselen met vereenvoudigde wedstrijdvormen Blok tussenvorm
Blok wedstrijdvorm
Blok tussenvorm
Blok wedstrijdvorm
In de technische tussenvormen worden enkel technische spelmiddelen geaccentueerd. In de balbal oefenstof database vindt u meer dan 400 voorbeelden van die technische tussenvormen netjes gerangschikt per technisch accent. We zijn voorstander om binnen die technische blok te werken en te coachen rond één centraal speltechnisch thema. We kiezen een peiler uit het balbal techniekschema en we koppelen daar vooraf een aantal richtlijnen en aandachtspunten aan vast. Stel dat we vooraf het thema “leiden van de bal” kiezen, … dan proberen we eerst het thema concreter te maken en er bepaalde doelstellingen aan vast te koppelen : -speler moet de bal kort aan de schoen houden ( balletje knuffelen ) -speler moet met zijn hoofd rechtop lopen bij het leiden ( geen struisvogel voetbal ) -speler moet ook proberen te versnellen bij het leiden ( rijden in een sportwagen ) -speler moet veranderen van richting als hij een tegenstander tegenkomt ( uit de greep blijven van de politie )
Het concretiseren van het thema en het werken met die doelstellingen maakt het voor de kids allemaal wat herkenbaarder. Die afbakening van het thema is ook voor de trainer een handigheidje dat zeker helpt bij het bepalen van de oefenvormen en het coachen op het veld dat heel gericht kan gebeuren. Dit betekent dat de trainer in die tussenvormen enkel coacht naar het specifiek vooraf bepaalde thema. In ons voorbeeld, waar er sprake was van het leiden van de bal, … moet de jeugdtrainer dus geen andere aspecten ( inspelen, controles, … ) gaan coachen en benadrukken. Een belangrijk kenmerk van die techniekblokken is het feit dat elke oefenvorm eindigt met een trap op doel. Dit zorgt voor de spelers voor een zekere vorm van beleving, … want zeg nu zelf, een jeugdvoetballer komt voetbal spelen om te scoren ( de bal tegen het net trappen ). Wij als jeugdtrainer moeten omstandigheden creëren waarin dat netgevoel optimaal aan bod komt.
Na de technische tussenvorm kiezen we er voor om een wedstrijdvorm aan te bieden. Het is uiterst belangrijk om niet te vervallen in zomaar een wedstrijdje spelen. Ook binnen die wedstrijdvorm moeten vooraf een aantal doelstellingen en aandachtspunten bepaald worden. Die aandachtspunten en doelstellingen worden bepaald door datgene wat in de voorafgaande technische tussenvorm werd meegegeven met de spelers. In ons voorbeeld situeerden zich de doelstellingen van onze eerste technische tussenvorm rond het trainingsthema “ het leiden van de bal ”. Het is dus nu de bedoeling om aansluitend een ( aangepaste ) wedstrijdvorm aan te bieden waarin opnieuw enkel gestuurd en gecoacht wordt naar dat specifieke thema van het leiden van de bal. Het themagericht coachen is een eerste belangrijk didactisch hulpmiddel bij het aanbieden van wedstrijdvormen. Bij de technische tussenvormen wordt het thema vrij geïsoleerd geoefend, terwijl we in die wedstrijdvormen juist de toepassing vinden van het thema en zijn doelstellingen in wedstrijdechte omstandigheden en onder hogere weerstanden. Na de wedstrijdvorm voorzien we opnieuw een technische tussenvorm. Die tussenvorm kan opnieuw hetzelfde thema hebben zoals bepaald werd in de eerste tussenvorm en wedstrijdvorm, maar het kan ook een volledig nieuw speltechnisch thema zijn. De tweede aansluitende wedstrijdvorm staat dan ook opnieuw volledig in het teken van het trainingsthema van de voorafgaande tussenvorm. Op die manier werken we eigenlijk in verschillende blokken van tussenvormen en wedstrijdvormen. Het aantal blokken is niet vooraf vastgesteld en kan variëren. Gemiddeld wordt er 10 à 15 minuten voorzien per blok. Het werken in die zgn. blokken heeft het voordeel dat dit voor jeugdvoetballers voor heel wat afwisseling zorgt. Dit betekent echter niet dat we constant veranderen van organisatievorm. Het is de kunst om met minimale organisatorische wijzigingen de overgangen tussen de blokken te regelen.
Bij het aanbieden van wedstrijdvormen moeten we rekening houden met de wedstrijdrijpheid van onze F pupillen. Zeker bij de jongste F-pupillen is het belangrijk dat de wedstrijdvormen zich beperken tot 1/1, 2/1 en 2/2. Bij de oudere F-pupillen streven we naar de eindterm 4/4. Uiteraard moeten we ook hier afgeleide en vereenvoudigde wedstrijdvormen voorzien. De organisatievorm van de wedstrijdvormen is naast de gerichte coaching een tweede belangrijk didactisch hulpmiddel voor de trainer.
Hoe kunnen we wedstrijdvormen didactisch het best aanbieden ?
Blauwe speler speelt in op groene speler – groene speler probeert blauwe speler uit te schakelen en te scoren – blauwe speler kan bij balrecuperatie scoren in één van de twee doeltjes – na de 1 / 1 wedstrijd wisselen van plaats – wie scoort er het eerst vijf doelpunten ?
Doelman speelt in op groene speler – wanneer groene speler de bal raakt, start blauwe speler – groene speler scoort op het grote doel – blauwe speler kan bij de omschakeling scoren in één van de twee kleine doeltjes – plaatswissel na de 1/1 – wie scoort eerst vijf doelpunten ?
Keeper speelt in op de groene speler – blauwe speler verdedigt op die groene speler – speler in balbezit krijgt de hulp van een neutrale speler – groen scoort in het grote doel en blauw in één van de twee kleine doeltjes – na de 1 tegen 1 situatie volgt er plaatswissel ( ook N speler af en toe eens wisslen ) Wie scoort het eerst 5 doelpunten ?
Blauwe speler speelt in op groene speler – er volgt een 1 tegen 1 situatie waarbij groene speler kan scoren op het grote doel, terwijl blauwe speler kan scoren op één van de twee kleine doeltjes – na de 1 tegen 1 volgt er plaatswissel – wie scoort het eerst 5 doelpunten.
Spelers krijgen vooraf een nummer – trainer roept een nummer en desbetreffende spelers spelen met de ingespeelde bal een 1 tegen 1 situatie. In deze organisatievorm kan de trainer bijv. ook twee nummers roepen waarna er 2 tegen 2 gespeeld wordt. Iedere ploeg heeft een kapitein die de stand bijhoudt.
Keeper speelt in op de groene of paarse speler – blauwe speler probeert doel te verdedigen in een 2/1 situatie en bij balrecuperatie te scoren in één van de twee mini – doelen. Na iedere 2/1 situatie sluiten de spelers bij dezelfde groep aan. Na 4 of 5 minuten schuiven alle groepen één positie door ( blauw – paars – groen – blauw ). Welke ploeg heeft het minste doelpunten tegen ?
Op 2 terreintjes wordt er 2/1 gespeeld met vaste keepers. Na drie minuten wordt een blauwe speler groene speler en de groene speler wordt dan blauw - … Als het tweetal scoort krijgen ze 1 punt – scoort de groene speler = 2 punten. Wie wint het meeste wedstrijden ?
Zelfde situatie als hiernaast maar nu worden de twee keepers de neutrale speler ( speelt mee met de ploeg in balbezit ). Na vier minuten worden de spelers van de groene ploeg enerzijds een neutrale speler en anderzijds de overblijvende verdediger – de neutrale speler en de blauwe speler worden dan groen. Welk duo haalde de meeste doelpunten
Er wordt in golven 2/2 gespeeld met vaste keepers. Er wordt maximaal 30 seconden gespeeld waarna een nieuw duo het veld opkomt. Als er gescoord wordt, komt er eveneens een nieuw duo het veld op. Welk duo haalt het meeste punten ?
Zelfde organisatie en spelbedoeling als hiernaast – alleen kan er in de 2/2 situatie enkel gescoord worden op de kleine doeltjes. Als er gescoord wordt, schakelen we vanaf de keeper over naar een 4/4 situatie ( iedereen speelt dus mee ). In de 4/4 situatie mag er gescoord worden in de drie doeltjes ( kleine doeltjes : 1 punt – grote doel 2 punten ). Nadien schakelen we weer over naar een 2/2
Er wordt hier gespeeld met vaste keepers. Een 2 tegen 2 situatie met een neutrale speler ( speelt mee met de ploeg in balbezit ). Er wordt maximum 1 minuut gespeeld waarna een plaatswissel volgt met een nieuw duo – ook bij een doelpunt wordt er onmiddellijk gewisseld.
Het drietal probeert hier te scoren op het grote doel – terwijl de blauwe spelers ( met K ) proberen te scoren op één van de kleine doeltjes. Na 5 minuten worden de rollen gewisseld ( de blauwe spelers en de doelman worden nu het groene drietal – de groene spelers worden het blauwe team + keeper
Het blauwe viertal speelt met 3 spelers ( 1 wisselspeler ) terwijl het groene viertal met 2 spelers speelt ( 2 wisselspelers ). Na een doelpunt of na maximum 1 minuut spelen komen de wisselspeler(s) in het veld. Er wordt 3/2 gespeeld met vaste doelmannen.
Zelfde situatie als hiernaast maar een wisselspeler van de groene ploeg wordt hier neutrale speler en er ontstaat zo een K+3/2+K en N. De neutrale speler speelt mee met de ploeg in balbezit. Beide teams hebben 1 wisselspeler die er na een doelpunt of maximum 1 minuut spelen inkomt
Er worden hier 3 ploegen gemaakt. Zodra er gescoord wordt gaat de verliezende ploeg uit het veld en komt het “reserve drietal” in het veld. Er moet eerst op de twee kleine doeltjes gescoord worden vooraleer op het grote doel mag gescoord worden.
Er wordt met twee vaste doelmannen gewerkt. Er wordt 3/3 gespeeld met een neutrale speler, die meespeelt met de ploeg in balbezit. Een andere neutrale speler is wisselspeler en komt in het veld nadat er gescoord wordt of nadat er maximum 2 minuten gespeeld werd.
Twee vaste doelmannen en acht spelers waarvan één ploeg ( groen ) met vier spelers speelt en één ploeg met drie spelers ( 1 wisselspeler die in het veld komt na een doelpunt of maximum 2 minuten spelen )
Twee vaste doelmannen en acht spelers waarvan één ploeg ( groen ) met vier spelers speelt en één ploeg met 2 spelers ( 2 wisselspelers die in het veld komen na een doelpunt of maximum 2 minuten spelen )
Twee vaste doelmannen waarbij er centraal 2/2 gespeeld wordt en 2 neutrale spelers ( spelen mee met de ploeg in balbezit ) die eerder aan de buitenkant spelen. Beide teams hebben 1 wisselspeler die na een doelpunt of na maximum 2 minuten spelen in het veld komt
Er wordt 4/4 gespeeld met vaste keepers, … let op de ruitformatie !
5.3. Afsluiting De training wordt afgesloten met een leuke, uitdagende en ludieke spelvorm. Enkele voorbeelden : -latje raken : ( bal mag gegooid worden – vanuit de handen getrapt worden - … ) *wie de lat raakt – laat iedereen 10 keer pompen *wie raakt de lat het eerst 3 keer ? *wie kan de lat raken en de terugkerende bal binnenkoppen ? -paaltje raken : twee ploegen maken, spelers staan in een rij en trappen één voor één naar de paal – wie de paal raakt , gaat zitten ! Welke ploeg is er als eerste klaar ? -balbal trappen : *spelers versus doelman – er wordt vooraf een aantal doelpunten afgesproken – wie wint de doelman of de spelers ? *wie scoort is safe – wie mist moet opnieuw trappen tot hij scoort – wie belandt er in de pispot en blijft er als laatste over ? *spelers trappen om beurten, als diegene die voor je staat scoort, moet je ook scoren, anders lig je er uit / scoort diegene die voor je staat niet, dan mag je missen ( maar je scoort beter om de druk op de volgende speler te verhogen ) *je probeert hetzelfde te doen als diegene die voor je staat *…
Naast de afsluitende spelvorm geven we in het afsluitend gedeelte ook steeds wat huiswerk. We proberen de F-pupil uit te dagen om thuis verder te oefenen en voetbal te spelen. Heel belangrijk is wel het feit dat het huiswerk uitdagend moet geformuleerd worden. Enkele voorbeelden : jongleerrecord proberen te verbreken ( sms sturen naar trainer indien persoonlijk record verbroken wordt ), oefeningen met ballonnen, jongleerboekje aanleggen, passeerbeweging inoefenen, soccerpal oefeningen, kijken naar wedstrijd op tv en uitvissen wie op hun positie speelt, balbal halfuurtje ( een half uur alles samen met de bal aan de voet doen ), … De spelers ruimen het materiaal op en gaan lachend de kleedkamer binnen
5.4. Algemene aandachtspunten bij het trainingsgebeuren : -Wees als trainer altijd opgewekt en blij – straal enthousiasme uit – steek wat ambiance in het geheel – daag de jeugdvoetballers voortdurend uit ( wie kan dit of dat, … ) -“Voetbal is simpel, het is alleen moeilijk om simpel te voetballen” – hou het op organisatorisch en inhoudelijk niveau zo eenvoudig mogelijk -Vermijd van die zgn. dode momenten, probeer de training zo op te stellen dat kinderen de tijd niet hebben om zich te vervelen, zorg voor een vlot verhaaltje. Wie als jeugdtrainer na de training te horen krijgt : “is het al gedaan ?”, … weet dan dat je prima werk leverde. -Bij de wedstrijdvormen vinden wij het belangrijk dat de doelen voorzien zijn van netten, niets is zo démotiverend dan trappen op een doel zonder netten. Zorg er ook voor dat de doelen voldoende groot zijn, zodat er lekker veel gescoord kan worden, … uitslagen van 20-25 zijn beter dan 1-0 -Heb voor, tijdens en na de training oog voor de zgn. mindere spelers en zet ze af en toe ook eens op het hoogste schavotje. Reageer scherp op pesten ! -Blik na de training altijd eventjes kort terug op je prestaties als trainer en evalueer kort hoe de spelers reageerden op de aangeboden oefenstof. Was iedereen actief, was de oefenstof aangepast aan het niveau van de groep, was de organisatie goed, was er ambiance en fun … ? Leg de lat vrij hoog, … merkte je tijdens de training dat één en ander stroef verliep, … dan zoek je de oorzaak bij jezelf ( organisatie niet aangepast, oefening niet aangepast aan belevingswereld en niveau, … ). Het mooie aan jeugdvoetbal is juist de ongeremde motivatie van de jeugdvoetballer, … aan hen zal het zeker niet liggen. -Het is vaak verleidelijk, maar het is aangewezen dat de jeugdtrainer niet meevoetbalt, … laat de kinderen kind zijn en beperk je volwassen invloed. -Een plaatje zegt meer dan een praatje, … geef niet te veel uitleg – een beeld is voor kinderen veel sneller te begrijpen dan een aaneenschakeling van woorden. Toon het zelf voor als trainer of laat een speler voortonen ( ook eens de mindere spelers iets laten voortonen ) -Stel je als jeugdtrainer steeds strategisch op, zodat je een totaal zicht hebt op alle spelers
5.5. Specifieke trainingsopbouw bij de allerkleinsten ( 5 jarigen – debutantjes ) Bij de allerkleinste F-pupillen zijn we eerder voorstander om af te stappen van de hierboven geschetste didactische opbouw. We proberen bij die allerkleinsten vooral constant een bewegingsparadijs aan te bieden dat bestaat uit niets anders dan voetbal – en bewegingsspelletjes zonder daarbij te werken rond een bepaalde trainingslijn met thema’s en doelstellingen. Hierna vindt u een verslag van balbal trainer Davy Verbeure over een voetbaltraining voor 5 jarigen. Aanwezig : 8 pluimpjes Terrein : een afgebakende ruimte ( 25m x 12m ) met 2 lange zijden ( GELE POTJES ) en 2 korte zijden ( RODE POTJES als vaste achterlijn, alsook BLAUWE POTJES als tweede vaste achterlijn ). Deze structuur komt iedere training aan bod waardoor ze voor de spelers heel kerkenbaar is. Spelers weten al vrij snel dat iedere oefenvorm start op de rode lijn. Een prima organisatorisch hulpmiddel waardoor ze meteen ook de kleuren beter leren kennen.
Vooraf : Ik kom aan om 17 u 15 om alles vooraf klaar te zetten ( ballen klaar en terreinorganisatie klaarzetten ). Zoals afgesproken met de ouders is er opvang voorzien een kwartier voor de training, dit wordt ook gerespecteerd. Dus komen alle spelertjes aan tegen 17u30 , dan heb ik nog een kwartiertje tijd om alle spelertjes te begroeten met een high-five ( wordt door spelertjes zelf naar gevraagd) en om eventjes te praten met de kids ( over school , over voetbal, over tv , ….), bovendien kan ik ouders nog even aanspreken indien nodig. Dit kwartiertje is ideaal om een band op te bouwen met de kids want je toont belangstelling in hun leefwereld, je toont dat ze belangrijk zijn( vergroting van hun zelfwaarde gevoel). Elk om beurt worden ze naar het toilet gestuurd om een plasje te maken, nooit met 2 ! Vaste afspraak is wel dat iedereen op een rustige manier in de kleedkamer zit. Indien grote drukte steek ik gewoon mijn hand op en fluit ik waarop de gasten moeten reageren. Net voor de training begint, maak ik met hen al een eerste afspraak. “Straks gaan we naar het voetbalveld, …. en wachten we op de rode lijn”. Zij die op de rode lijn staan krijgen van de trainer een bal. Er wordt gevraagd om goed voor hun hondje ( lees : bal ) te zorgen, dwz hondje/bal dicht bij de voet want op het terrein zijn er stoute heren met grote vrachtwagens die het hondje kunnen omver rijden (komt later aan bod in deze training).
Oefenvorm 1 : Piet piratenspel Eenmaal iedereen een bal heeft starten we op de rode lijn spelen met een vast spel , nl Piet Piraat. In dit spel is de trainer eerst Piet Piraat. Op het signaal ( vast signaal = 3.2.1 fluit = start ) lopen alle pluimpjes met hun balletje in de hand weg naar de overkant (blauwe lijn). Al wie niet getikt wordt, mag verder lopen – wie geraakt wordt, moet blijven staan. De punten worden geteld ( = aantal aangetikte spelers ) en iedereen wordt opnieuw startklaar gemaakt. Hulpmiddel van de trainer om iedereen terug op de lijn te krijgen is aftellen van 10 tot 0 ( afhankelijk van het moment wordt er traag of snel afgeteld). Indien het te lang duurt, laat ik hen hun bal wegtrappen, …. En moeten ze binnen de tijd ( van 10 tot 0 ) hun bal oppikken en opnieuw snel op de blauwe lijn positie kiezen. Ik duid twee piet piraten aan waartoe ze elk een pet/piratenmuts aandoen voor de visuele zichtbaarheid. Ik neem beide kids enkele meters achteruit mee en bouw eventjes een rustperiode in van enkele seconden, hou hen klaar en spreek andere kindjes aan met “pas op jongens dit zijn de nieuw piet piraten die voetballen in Club Brugge en Real Madrid” en “ze zijn heel snel , zo snel als een tijger , dus pas op, ….iedereen klaar ?” 3, 2, 1, fluit en iedereen rent terug naar rode lijn. Ik vraag de piet piraten altijd hoeveel piraten ze aangetikt hebben en beloon hen dan met een compliment/high five, …Aangekomen op rood begint nieuwe reeks totdat iedereen aan de beurt geweest is. In deze vorm kunnen de kids overlopen met de bal in de hand, maar er kan ook eens geopteerd worden om dit al leidend met de voet te doen. Evaluatie = deze vaste ingangzetting is wekelijks een succes ! Heel herkenbaar en makkelijk te begrijpen. De nieuwe kinderen die aansluiten worden als het ware meegezogen in het enthousiasme van de wekelijkse pluimpjes. Dit spel is ook dikwijls een “veldslag “, er wordt veel gevallen door een soms te harde duw of door botsing. In principe wordt er heel weinig aangedacht besteed aan de zgn. “gekwetste“ kinderen. Ik zoek de kinderen op, zet ze terug op hun voeten en moedig hen aan om verder te doen en daarmee stopt het dan ook. Geen bemoederende woorden, … wel een kordate en steeds dezelfde korte reactie ( misschien een beetje cru uitgedrukt maar vaak wordt “pijn” bij die kids misbruikt om vorm van aandacht te verkrijgen). Het gevolg is dat kids weer vrij snel aansluiten bij het gebeuren.
Oefenvorm 2 : balbalcircus ( coördinatieoefeningen ) Ik maak een poortje met mijn arm en vraag wie met zijn bal enkele circusnummertjes wil tonen. Uiteraard reageert iedereen enthousiast en passeren ze de poort en komen ze zo de circustent binnen. Wie wordt de beste acrobaat ? -bal omhoog -bal omhoog -bal omhoog vangen -bal omhoog -bal omhoog
gooien met de twee handen en vangen met twee handen gooien met de twee handen en vangen met één hand gooien, zo veel mogelijk keren in de handen klappen en gooien, laten botsen, bal met dij raken en vangen gooien, laten botsen, bal met het hoofd raken en vangen
Let wel : het al dan niet beheersen van de oefening is niet van hoofdbelang, de kleuter voert ze op eigen niveau en kunnen uit en wordt hier graag positief voor beloond. Een ‘ wauw ‘ , schouderklopje, duim omhoog , … kan wonderen doen ! Zeer belangrijk is een goede demonstratie van de trainer.
Oefenvorm 3 : vrachtwagenspel Het volgende spel is het “ vrachtwagenspel”. Kids verzamelen met hun hondje/bal op de rode lijn. Ze mogen op de parking (= de afgebakende ruimte) gaan wandelen/lopen met hun hondje ( leiden en dribbelen ). Ze moeten echter oppassen van de grote vrachtwagens die er rondrijden. De vrachtwagens proberen de hondjes van de parking te rijden ( bal wordt buiten de afgebakende ruimte getrapt ). Wie zijn bal/hondje verliest, loopt als de bliksem naar zijn bal/hondje om hem te redden. De speler mag pas terug op de parking als hij samen met zijn hondje een high five gaat halen bij de trainer ( die net buiten de afgebakende ruimte een vaste plaats heeft ). In de beginfase start de trainer als vrachtwagen en loopt zonder bal op zoek naar losgelopen hondjes. Na één minuut roept trainer alle spelertjes bij zich ( rode lijn ) en duidt hij twee nieuwe vrachtwagens aan. Deze staan enkele seconden aan de kant en wachten op het signaal., na 2 minuten spelen worden er opnieuw 2 nieuwe vrachtwagens aangeduid. Evaluatie : deze spelvorm is vrij makkelijk en duidelijk voor de kids iedereen wil trouwens vrachtwagen zijn. Na iedere beurt wordt er altijd gevraagd hoeveel hondjes de vrachtwagen van de parking konden duwen, … of welke hondjes uit de klauwen van de vrachtwagenchauffeurs konden blijven. Constante bijsturing is wel nodig en vooral een heel stimulerende coaching is noodzakelijk
Oefenvorm 4 : slangenestafette We werken in twee ploegen. Een ploeg staat op de ene gele zijlijn achter mekaar, terwijl de andere ploeg op de andere gele zijlijn staat. De eerste speler van iedere groep heeft een bal. Die speler loopt met de bal in de hand naar de tegenoverliggende gele lijn ( 12 m ) en legt de bal daar neer, … loopt terug naar zijn medespelers om een high five uit te voeren met de tweede speler van zijn groep, die de bal gaat ophalen en de bal aan de derde speler geeft, enz. Wie klaar is gaat zitten, … welke ploeg zit als eerste ? Deze vorm kan ook uitgevoerd worden met de bal aan de schoen, … al leidend waarbij de bal op de tegenoverliggende lijn moet stilgelegd worden.
Oefenvorm 5 : 1-2-3 balbal Alle spelertjes starten op de rode lijn. De trainer duidt één kapitein aan (heb hier ook eens aandacht voor de “mindere” spelers). De kapitein stelt zich op op de blauwe zijde. Telkens hij met zijn rug naar de groep staat mogen de speler vooruit dribbelen in de richting van de kapitein. De kapitein roept dan “1-2-3 balbal” en draait zich om. Vanaf dit moment moeten alle kids zo snel mogelijk “standbeeld spelen”. Als de kapitein nog iemand ziet bewegen mag hij desbetreffende speler roepen bij naam, … waarna de speler 5 stappen terug moet. De kapitein draait zich weer om, … Wie als eerste de blauwe lijn haalt, wordt kapitein ! Oefenvorm 6 : champions league De trainer duidt twee ploegjes aan d.m.v. hesjes (meestal Club Brugge, Barcelona, Real Madrid, … of de Rode Duivels). Op beide korte zijdes staat een doel. Een ploeg staat naast het doel op de blauwe lijn en een ploeg staat naast het andere doel op de rode lijn. Iedere speler van de ploeg krijgt een nummer ( van 1 tot 4 ). De trainer staat op de lange gele zijde met een aantal ballen bij zich. Hij roept een nummer en plaatst een bal in het midden van de speelruimte. De desbetreffende spelers spelen 1 tegen 1 en proberen te scoren in het doel van de tegenpartij. Als de bal buiten is, is het 1 tegen 1 duel afgelopen. Zorg voor veel beleving, … stimuleer en zalf waar nodig. Afsluiting Alle (resterende) pionnen ( vliegende schotels ) , alle overgooiers ( marsmannetjeskleren ), alle ballen ( vliegende sterren ) worden door de trainer in het vierkantje gegooid. De spelers moeten binnen de 10 seconden alle materiaal hebben opgeruimd. Lukt dit dan mogen ze nog elk een balletje nemen en vanop een bepaalde afstand proberen om de paal te raken ( ze mogen gooien, rollen, trappen, … ). Wie de paal kan raken, krijgt een daverend applaus van zijn medespelers.
6.WEDSTRIJDBEGELEIDING VOOR F PUPILLEN Creëer een toffe, speelse en ontspannen sfeer onder de spelers en ouders. “Voetbal moet een feest zijn !”. Onderschat de rol van de ouders niet. Probeer bij de aanvang van het seizoen de ouders in te lichten a.d.h.v. een ‘gespreksavond’, een brochure, een afsprakennota, … waarin enkele afspraken worden gemaakt. Goeie afspraken maken immers goeie vrienden. Stimuleer en hamer vooral op de positieve ingesteldheid van de ouders. Aanmoedigen en stimuleren mag maar het is uiteindelijk de jeugdtrainer die de richtlijnen geeft. Zadel de spelers niet op met “het-moeten-winnen-gevoel”, hecht geen belang aan resultaten, winnen of verliezen. Dit wil niet zeggen dat er bij een overwinning niet eventjes uitbundig mag gedaan worden. Bij een verlieswedstrijd probeer je de sfeer van “de volgende keer beter” of “goed gewerkt jongens, … ik ben trots op jullie” te creëren. Zadel de spelers voor en tijdens de wedstrijd niet op met ingewikkelde theorieën en tactische richtlijnen. Hou het kort, duidelijk en herkenbaar. “Een training is prestatie, een wedstrijd is presentatie” ( citaat : W. Loose, keepertrainer jeugd Club Brugge ). Probeer daarom enkel een aantal eenvoudige, algemene en herkenbare zaken die al op training aan bod zijn gekomen aan te halen. Voor de wedstrijd kunnen bijv. een drietal eenvoudige richtlijnen adhv een los ‘vraag-en-antwoordgesprek’ aan bod komen. Hierna enkele mogelijke richtlijnen : “-iedereen doet mee om te bal snel terug te winnen” -“laat ze niet op doel trappen” -“als we de bal willen hebben, laten we ons horen : “geef” -“zorg ervoor dat je de bal kunt krijgen ( sta niet te dicht bij je tegenstander )” -“we spelen geen flippervoetbal – als we kunnen leggen we de bal stil” -“we dribbelen niet voor ons eigen doel” -“wie kan op de helft van de tegenstander de mooiste actie maken ?” -“als wij de bal hebben staan we ver uit mekaar” -“speel de bal over de grond als het kan” -…
Nog enkele losse tips ivm coaching van jeugdvoetballers : -Coach altijd positief en technisch. -Laat jeugdvoetballers fouten maken, roep niet altijd wat ze wel en niet mogen doen. -Laat de spelers zelf dingen ontdekken en laat ze zelf beslissingen nemen, … zeg niet alles voor en verbeter eventueel achteraf heel gericht. -Stimuleer de creativiteit en gebruik daarom veel het woordje “actie” waarmee je de speler aangeeft dat hij “iets” mag proberen. -Gebruik af en toe de intonatie van je stem om iets duidelijk te maken, sta dus niet altijd te roepen, speel en varieer met je stem om de aandacht te krijgen. -Spreek de jeugdvoetballer ook soms een keer aan op ooghoogte -Coach zinvol, spelers hebben niet veel aan : “kom op”, “vooruit”, “doe maar”, … wees concreet, kort en duidelijk Uiteraard worden vooraf de startposities op het veld meegegeven. Bij duiveltjes kunnen we spreken van het vormen van het zgn. vliegtuigje.
K 4 staartje
7
11
vleugeltje
vleugeltje
10 kopje
Bij de duiveltjes zijn we voorstander van het roteren. Tijdens een wedstrijd laten we iedereen eens op de verschillende posities spelen. We kiezen ook niet meteen voor een vaste doelman. We beschouwen iedere speler uiteraard als evenwaardig en we geven IEDEREEN evenveel speelgelegenheid.
Veel jeugdtrainers hebben last van het gevaarlijk virus “Championitis”. Kampioen willen spelen en altijd ten koste van alles willen winnen mag de hoofddoelstelling niet zijn. We zien de doelstelling van het jeugdvoetballeerproces eerder in het creëren van een toffe, speelse en ontspannen sfeer en kinderen op verschillende vlakken ( mentaal, technisch, tactisch, sociaal, persoonlijke ontwikkeling, … ) beter maken in iets wat ze graag doen. In dit plaatje past uiteraard de stelling dat jeugdtrainers er op moeten toezien dat iedereen evenveel aan bod komt en iedereen voldoende en evenveel speelminuten krijgt. De spelers die niet of minder getraind hebben, kunnen eventueel op de bank starten. Wedstrijdopwarming Net als bij de ingangzetting bij het trainingsgebeuren, is het ook hier de bedoeling dat jeugdvoetballers niet opgezadeld worden met zgn. “hondenschooloefeningen”. Dus geen breedtes lopen, armen zwaaien, knieën heffen, … en stretchen. Ik ben eerder voorstander om voor de wedstrijd gewoon een halfuurtje training te geven volgens het reeds aangehaalde stramien in dit werkdocument. Er wordt al zo weinig getraind en de tijd voor de wedstrijd is pure winst, … reken op 24 wedstrijden per seizoen, … en je komt aan 12 uur extra training. De enige inspanning die je als jeugdtrainer moet doen, is zorgen dat iedereen een bal heeft en het stramien van spelvorm, ball mastery, wedstrijdvorm en technische tussenvorm volgen. Een inspanning die zeker de moeite loont ! Na de wedstrijd Zoals al eerder gesteld : “iedere wedstrijd ( winst of verlies ) moet een feest zijn !” Probeer daarom na de wedstrijd steeds een extraatje te voorzien. De gekende strafschoppenreeks is zeker een onderdeel dat nooit mag ontbreken. In afspraak met de “tegenpartij” kan je eens variëren met een shoot out ( dribbelen naar het doel met aansluitend een 1/1 situatie met de doelman ). Dit alles sluiten we af met een high five voor de tegenstanders !