No. 17 jan 2002
Pannenbakkerij 'Tuileries du Littoral', Kortrijk
De keramische nijverheid heeft op de rijke kleilagen West-Vlaanderen een lange geschiedenis. Vanaf het einde van vorige eeuw zou de zware kleiverwerkende nijverheid zich omwille van de kwaliteit van de kleilagen concentreren in het Kortrijkse, en in de streek van Nieuwpoort (met de specifieke 'gele' baksteen). De kleilagen van het Kortrijkse leverden, door hun samenstelling, bijzonder harde pannen op. Alhoewel omstreeks 1910 in Kortrijk nog een twintigtal niet-gemechaniseerde veldovens aktief waren, blijkt uit technische publicaties dat de Kortrijkse steen- en pannenbakkerijen, toen reeds aan de top van de mechanisatie stonden. Het gebruik van strengpersen voor de vervaardiging van bakstenen, van revolverpersen (die 450 tot 500 pannen per uur vervaardigden) voor platte daktegels, en van ronddraaiende vormpersen met 13 tot 22 vormen voor dakpannen, was er blijkbaar reeds grotendeels veralgemeend. Daarnaast werd in het Kortrijkse ook reeds voor de eerste wereldoorlog gebruik gemaakt van kunstmatige droogruimten. Dat was toen een revolutionair procédé. Het Kortrijkse was op dit vlak één van de (zelfs 'de') voorloper in Europa, en leverde inspiratie voor buitenlandse bedrijven. In de technische publicaties van rond de eeuwwisseling en van vlak na de eerste wereldoorlog werd heelwat aandacht besteed aan deze droogkamers ! Het vroege gebruik van kunstmatige droogruimten is mede te verklaren door het feit dat de Kortrijkse pannen en tegels een grotere toegevoegde waarde bezaten dan de
gewone bakstenen die in andere regio's (bv. het Boomse) vervaardigd werden: de zware investeringen in de indrukwekkende drogerijen die we thans (voorlopig ?) nog kunnen bewonderen konden hier renderen ! De droogruimten werden meestal kunstmatig verwarmd, soms door recuperatie van afvalwarmte van de ovens, soms door afzonderlijk verwarmingseenheden. Een van de systemen die omstreeks 1905/1907 het meest ophef maakten was de 'aerocondensor', waarbij een ventilator lucht joeg over buizen waardoor de afgewerkte stoom van de stoommachine afgevoerd werd: hierdoor werd de lucht opgewarmd, en door de betere condensatie van de stoom (en dus de werking van onderdruk in de machine) kon men brandstof voor de stoommachine sparen Bepalend bij deze ontwikkeling was de oprichting van de pannenbakkerij van de Pottelberg (ca. 1880). Het was ook de eerste steenbakkerij in West-Vlaanderen die een industriële structuur kreeg. Pottelberg was een voorbeeld voor anderen. In 1899 werd de n.v. 'Dakpannenfabrieken van Marke' opgericht. Voor de eerste wereldoorlog waren er buiten deze reeds gelijkaardige moderne pannenbakkerijen in werking in Aalbeke (Sterreberg - gesloopt en door nieuw bedrijf vervangen), in Lauwe (n.v. 'Dakpannenfabrieken Lauwberg - gesloopt) en Zwevegem-Knokke (n.v. 'Briqueteries Modernes' - gesloopt). In totaal telden deze bedrijven toen ca. 400 werknemers. De grote opbloei kwam echter na de eerste wereldoorlog. Door de nabijheid van de frontstreek vonden de steenen
pannenbakkerijen van de Leievallei een grote afzet bij de wederopbouw. De Kortrijkse steen- en pannenbakkerijen vormde in grote mate de basis voor het herstel van en de nieuwbouw in de getroffen gebieden. Hun geschiedenis dient dus eveneens gekoppeld te worden aan deze van de Eerste Wereldoorlog. Hun (commercieel) succes trok verschillende andere bedrijven aan, o.m. deze die tijdens de eerste wereldoorlog vernietigd werden - zodat het Kortrijkse vanaf de jaren twintig uitgroeide tot hét Europese centrum voor de moderne dakpannenfabricage. Tal van vernieuwingen en verbeteringen, die nadien ook elders toegepast werden, vonden hier hun oorsprong. De n.v. 'Céramiques et Briqueteries Mécaniques du Littoral' bracht in 1923 zijn fabriek van Ramskapelle (dat tijdens de oorlog vernietigd was) naar Kortrijk over. Het is thans alleen deze site die nog alle kenmerken van de Zuid-West-Vlaamse steenen pannenbakkerijen bezit: de ovens, de vormzalen, de droogruimten, de schouw, de machinezaal met twee stoommachines, de ketelruimte, de opslagplaatsen, de burelen, de woningen van de directie en enkele personeelswoningen. Gelegen tussen de spoorlijn en het kanaal Bossuit-Kortrijk (de ideale vestiging voor een dergelijk bedrijf) bezit de site onmiskenbaar monumentale waarde. Dit werd reeds in verschillende publicaties benadrukt. Een vroegere survey toonde aan dat de gebouwen zich uitstekend tot vernieuwbouw en herbestemming lenen. Het is dan ook duidelijk dat deze site, als laatste volledige vertegenwoordiger van deze unieke steen- en pannennijverheid, dringend dient beschermd te worden.
Ondanks het belang van de site blijkt dat het Kortrijks stadsbestuur onlangs gunstig advies gaf op een slopingsvergunning. Deze werd echter betwist door een aantal inwoners van de stad, met de steun van enkele plaatselijke mandatarissen. Er werd ook een beschermingsaanvraag ingediend voor de monumentale site. Voorlopig is de verlening van een slopingsvergunning vertraagd - doch er bestaat zware druk om het complex toch te mogen afbreken. Vandaar dat wij iedereen oproepen om voor behoud van de site te pleiten bij : • De eigenaar : nv KORAMIC TERCA, Kapel ter Bede 86, B-8500 Kortrijk • Het stadsbestuur : aan de gemeenteraad van de Stad Kortrijk, Grote Markt 54, B-8500 Kortrijk • De Provinciale Commmissie voor Monumenten en Landschappen: aan de heer Gouverneur, voorzitter van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen, Burg 4, 8000 Brugge • De minister bevoegd voor monumentenzorg (U dient hier aan te dringen op wettelijke bescherming van de site): Minister Johan Sauwens, Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Kreupelenstraat 2,1000 Brussel, fax 02/553 23 05 Kunt U dan ook een kopietje van Uw brieven zenden aan: Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw, Postbus 30 Gent XII, B-9000 Gent-12 . Met dank voor Uw steun ! Afkomstig van internetsite (aug.2001)
Steenoven de Plasserwaard in Wageningen In de uiterwaarden van de Nederrijn bij Wageningen hebben vele steenfabrieken gestaan. Een van deze steenfabrieken, de 'Plasserwaard' is gelegen aan de Grebbedijk aan de noordzijde van de Nederrijn op een verhoogd plateau in de uiterwaard. Ter plaatse is oorspronkelijk in 1897 door J.A. Leccius de Ridder een steenfabriek
opgericht, die in korte tijd uitgroeide tot de grootste steenfabriek van Wageningen, maar waarvan de productie door economische teruggang reeds in de twintiger jaren van de vorige eeuw werd stilgelegd. In 1930 wordt de huidige steenoven gebouwd door de zoon van de oorspronkelijke fabrikant, Mr. D.L. Leccius de Ridder. De exploitatie is met wisselend succes voortgezet tot 1980. De oven, die werd ontworpen door A. van de Koppel te Zeist, heeft een afmeting van circa 57 x 3I meter is van het type klinkerkamerringoven met twee rijen van ieder dertien kamers, afgedekt met vuurstenen tongewelven. Oorspronkelijk was de buitenzijde geheel met kalkzandsteen bekleed, wat later rond de vergrote kruipoorten is
vervangen door zelfgebakken klinkers in keiformaat. De circa 6o meter hoge schoorsteen is van harde klinkers opgetrokken. Het op de schoorsteen aangesloten ovenkanaal bevindt zich in de lengterichting in het midden tussen en boven de ovens en is nog geheel intact inclusief alle handbedienbare schuiven en poorten; ook de gietijzeren cilindervormige stookgaten met deksels zijn nog op de stookzolder aanwezig. Naast het ovengebouw bevinden zich op het terrein nog een bazenwoning, een pompgebouwtje en een smederij.
Productie Gebakken werden aanvankelijk straatklinkers, meest in keiformaat, waarvoor de klei gewonnen werd uit de in de uiterwaard gelegen kleigaten. In een latere periode werd ook metselsteen geproduceerd, waarvoor de klei van elders werd aangevoerd per schip en over de weg. Aan de rivier bevond zich een eenvoudige loskade, waar ook de aanvoer van kolen en vermoedelijk de afvoer van stenen plaatsvond.
Huidige toestand Het ovengebouw en de schoorsteen zijn nog geheel gaaf en compleet in de oorspronkelijke toestand aanwezig, behoudens de stalen ovendeuren, die door houten draaideuren zijn vervangen, waarachter de voormalige ovenkamers als bergingen in gebruik zijn. In de Tweede Wereldoorlog zijn het
ovengebouw en de schoorsteen door granaatvuur getroffen. Behoudens enkele kamergewelven en de omringende dakgoten, die restauratie behoeven verkeert het gehele complex nog in een redelijke staat van onderhoud met een ongeschonden authenticiteit, wat niet in de laatste plaats te danken is aan de jarenlange niet aflatende inspanningen van de huidige eigenaar, die het tot een erezaak heeft gemaakt het monumentale complex in zijn oorspronkelijke staat te behouden en voor verval te behoeden. Zo is in september j.l. nog belangrijk onderhoud uitgevoerd aan de forse schoorsteen, waarbij nieuwe roestvrijstalen spanbanden en klimijzers zijn aangebracht, los en slecht metselwerk en de bliksemafleiders zijn gerepareerd. Het ovencomplex met bijgebouwen wordt nu aan drie zijden omsloten door terreinen die in eigendom zijn van de stichting 'het Utrechts Landschap' en waarvan ook de voormalige kleigaten onderdeel uitmaken. Naarmate de jaren verstrijken stijgen de instandhoudingskosten. Thans dienen o.a. het ovenmetselwerk, de onderste 40 meter van de schoorsteen en de dakgoten aangepakt te worden, hetgeen zonder een sluitende exploitatie niet meer op te brengen is. De garantie dat het ovengebouw in zijn oorspronkelijke vorm voor het nageslacht behouden blijft als monument van onze baksteenindustrie in het rivierengebied, kan alleen gewaarborgd worden door het complex een officiële monumentale status te verlenen. De rijksdienst voor de Monumentenzorg overweegt momenteel een aanwijzing als rijksmonument maar bovendien dreigt tegelijkertijd een hindernis opgeworpen te worden door Rijkswaterstaat in de vorm van de beleidslijn 'Ruimte voor Rijntakken'. Dit beleidsplan behelst het gebruik van uiterwaarden als opslagbekken voor overtollig rivierwater. De tot nu toe enige passende herbestemming die het ovencomplex in zijn waarde kan laten en een aansluitende exploitatie mogelijk maakt lijkt om de grote ruimten onder de daken boven het ovendek een woonfunctie te geven. Inmiddels heeft het Haagse Architectenbureau Braaksma en Roos een visie neergelegd, waarbij geen enkele uiterlijke toevoeging aan de gave contouren van het ovengebouw wordt gedaan. Als de overheid bereid is mee te werken aan het totstandkomen van een bestemming die een rendabele exploitatie mogelijk maakt gloort er hoop voor behoud van de Plasserwaard in de verdere toekomst. Bron: Industria 2001 no. 4
De Friedrich Hoffmann-ringoven afgebeeld op een tegel In het Nederlands Tegelmuseum te Otterlo is in een grote vitrinekast (zaal 6 links) een samengesteld tegelveld van 4 verschillende tegels met het formaat 12,8 x 12,8 cm te zien.
cirkel. Deze zijn te vinden boven een deuropening en elders in een geheel betegelde woonkamer met paarse terptegels in een boerderij in de StallaertOostvogelpolder. In tegenstelling tot deze Rotterdamse tegels zijn de drie Utrechtse landschaptegels met cement aangebracht.(2) “de afbeelding op de tegels stelt een Hoffmannringoven met zeker 12 poortopeningen of stookmonden voor. Tevens vallen de 6 “ rookpluimen”(*) weer duidelijk op.” Ook zag ik genoemde afbeelding op een cirkeltegel tijdens de in 2001 gehouden tentoonstelling in het museum De Koperen Knop te Hardinxveld-Giessendam. Vergelijk ik nu de afgebeelde Hoffmannringovens op de tegels met nog bestaande afbeeldingen en in het bijzonder die met de afbeelding van een Hoffmann-ringoven op een vaandel uit 1905 van de “Gewerkverein der Siegler in Lippe Gut Brand Verzirksverein Lage”,(zie afbeelding 2) en als de fraaie “vogelvlucht” afgebeeld op een prent van het tentoonstellingsterrein van de Internationale tentoonstelling te Amsterdam in 1883 (nr.30 is dan de ringoven.) (3), dan zijn er duidelijke vele overeenkomsten te zien.
Afb. 1 (zie afbeelding 1) 2 speciale tegels hiervan zijn door mij nader bekeken en nu blijkt dat deze een afbeelding hebben van de ná 1859 snel in gebruik geraakte Hoffmann-ringoven voor het fabriceren van bakstenen nadat deze voor het eerst in Scholwin bij Stettin(Szczecin) (toen Duitsland en na 1945 Polen) door Friedrich Eduard Hoffmann(1) werd gebouwd. Deze ringovens hadden een groot succes in Duitsland, want 10 jaar later waren daar 423(!) in gebruik. Al snel werden in andere Europese landen deze ovens gebouwd, waaronder ook Nederland in 1868. Op 9 juli 1864 patent werd eerder verkregen.(1) De afgebeelde Hoffmann-ringoven op de twee genoemde tegels ziet er als volgt uit: “Een in het midden van een cirkel geplaatste afbeelding voorstellende een ronde Hoffmann-ringoven voorzien met zeker 10 stookmonden, een schuin omhooglopend dak met zes z.g. ”rookpluimen” (zie afb.) en in het midden een rookafvoerpijp. Verder een woning en een gezicht op water waarop enkele zeilboten varen waarbij gesuggereerd wordt dat de oven aan het vaarwater staat .” De Hoffmann-ringoven wordt ook afgebeeld tussen een rij “Rotterdamse terptegels” uit 1831. Het zijn dan wel z.g. “hiaat”tegels van latere “Utrechtse makelij” en geplaatst in een dubbele
Afb.2 De bovengenoemde afgebeelde ringovens op de tegels voldoen aan de beschrijving die een Hoffmann ringoven moet hebben en ook beschreven wordt in het artikel “Over den ringvormigen steenbakkersoven met voortdurende werking van Fried(rich) Hoffmann en A. Licht: “De oven bestaat in plan uit een ringvormig kanaal, in doorsnede uit een ovenkanaal, dat men naar goeddunken inrigt, welk kanaal aan verscheidene punten van buiten toegankelijk en beschikbaar en aan even zoo veel punten tegenover een in het centrum staanden schoorsteen sluitbaar is; voor het overige is hij geheel vrij.” Vervolgens: “Het ovenkanaal is met twaalf deuren van alle zijden toegankelijk en bereikbaar” en “ De bevuringsgaten (zie afb.) zijn in het dak van den oven op korte afstanden van
elkaar geplaatst, en kunnen gezamenlijk hermetisch gesloten worden door met glas voorziene deksels”. (4) De Hoffmann-ringoven was toen een grote doorbraak op het gebied van het fabriceren van de toen al veel gevraagde bakstenen.(5) Het was namelijk de Duitse ingenieur Friedrich Hoffmann (1818-1900) die op zijn ontwerp in 1858 een patent kreeg en al heel snel werd zijn oven in Duitsland maar ook in het buitenland gebouwd.(6). Ook in Nederland verschenen de Hoffmann-ringovens omdat er zowel naar het product, maar ook naar de veel goedkopere werkwijze werd gevraagd. In Nederland aan de grote en kleine rivieren waren vele ovens te vinden(7) die aan de behoefte aan bakstenen probeerden te voldoen. De vraag naar metsel- straatstenen nam in die tijd erg toe en zou ook steeds groter worden.(8) De “eerste” Hoffmann-ringoven in Nederland werd in 1868 door de steenfabrikant Louis Desiré Borel te Linschoten bij Montfoort gebouwd en in 1869 in gebruik genomen(9). In dat zelfde jaar doet het Utrechtsch Provinciaal Verslag van Utrecht over het jaar 1868 een verslag en komt de melding van de oprichting voor. Op 16 november 1869 wordt er dan ook melding gemaakt in het “Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad”. Wel verscheen er eerder op 27 april 1869 in die zelfde krant een advertentie van L.D. Borel dat hij; “minzaam in de gunst van het publiek wil aan bevelen “ een ringoven genaamd “ De Eersteling” tot het vervaardigen en afleveren van metselsteen (Rhijn, Utrechtsche- en Waalvorm) met 1e mei e.k. in werking treedt”. Zo’n zeven jaar later in 1876 wordt door notaris W. de Gelder een machinale steenfabriek te Heeswijk (een gehucht in de gemeente Linschoten en gelegen aan de Hollandse IJssel en begrensd door de Heeswijkerweg) toebehorende aan L.D. Borel te koop aangeboden en genaamd “De Eersteling” De “tweede” Hoffmann-ringoven werd eveneens gebouwd in 1868 maar dan te Heukelum op de Korenwaard(10). Ook dit was weer een ringvormige oven. En hierbij zou het qua model blijven want de volgende ovens waren niet meer ringvormig maar langwerpig met halfronde einden. Dit ter besparing van plaatsruimte en kosten.(11) Dit deed overigens niets af van het productieproces. Tot op heden heb ik geen tegeltjes gezien met deze afbeelding. Dit soort ovens heeft de rest van 19e eeuw het beeld mede bepaald van de steenbakkerijen langs de rivieren. Na 1900 en zeker na 1915 komen er andere en nog betere steenovens die dan ontworpen zijn naar het idee van de IJsselsteinse steenfabrikant Adriaan van de Koppel en Utrechtse steenfabrikant Joost J. Wentink(1873-1932) (die als
electro-ingenieur afstudeerde in Duitse Mittweida) uit Utrecht. Beiden heren zochten en vonden in 1915 een nog betere manier om de dan veel gevraagde metselstenen en straatklinkers te kunnen produceren.(12) Het werd dan de Kamerringoven met Overslaande vlam en kortweg genoemd De Vlamoven (13) In 1918 waren hiervan reeds 18 in bedrijf. Ook hiervan heb ik nooit een afbeelding op tegel gevonden. Mogelijk is dat weggelegd voor iemand anders! F.H.Landzaat
Noten: (1.)
(2.) (3.) (4.) (5.) (6.) (7.) (8.) (9.)
(10.) (11.) (12.)
(13.)
Janssen, G.B. Baksteenfabricage in Nederland 1850 – 1 920 (De Walburg Pers 1987) blz. 81,119,123124,126,128,132,134,136,143,506, en 525 en Schyvia, L. “Gut Brand” Der Siegezug des Ringofens Friedrich Eduard Hoffmann 1818 – 1900 – Nestor der Ziegelindustrie Edition:anderweit Verlag GmbH(2000) ISBN 3-931824-13-6 Berge, v.d. J.H. Dr, Wandtegels in land van Hulst, blz. 146 en 163. zie overdruk uit Jaarboek 1997/1998 van de Oudheidkundige Kring “ De Vier Ambachten”, Hulst. Montijn, l. Kermis van Koophandel, De Amsterdamse Wereldtentoonstelling van 1883. W.K.J.S., Over den ringvormigen steenbakkersoven met voortdurende Werking; van Fried.Hoffmann en A. Licht. Afgedrukt in het Tijdschrift Nijverheid 1869. Janssen, G.B, Baksteenfabricage in Nederland 1850 – 1920. blz. 190 en 250 Idem en Schyvia, L, “Gut Brand” enz. Jonge de, J.A. Dr. De Industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914, 1976. blz. 206 - 212. Idem. Idem en F.H.Landzaat, “De Eersteling”, de eerste ringoven in Nederland te Heeswijk(gemeente Linschoten) in 1868-1869 gebouwd) afgedrukt in; Industriële Archeologie nr.12 (1984) Mededeling in het Tijdschrift Nijverheid 1869 Van der Kloes, J.A. Onze Bouwmaterialen blz. 189 J. J. Wentink, “Waarom het Ringovenbedrijf bij ons niet voldoet”. In Orgaan der vereenging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten KLEI 1910 blz. 180, 181 en 1882 Janssen, G.B. Baksteenfabricage in Nederland 1850 – 1920, blz. 48 enz.
De herbouw van de "Scheve" toren van Pijnacker Het gebied rondom het huidige Pijnacker was in het grijze verleden een getijdengebied. Kreken doorsneden een uitgestrekt veenmoeras achter de strandwallen van de Noordzeekust. In deze kreken zette zich jonge zeeklei af Na de latere ontwatering van het gebied klonk het veen in en bleef de in de kreken afgezette klei als verhoging in het landschap achter. Rond en op de hoogste kleirug in het Pijnackerse gebied is het "Oude Dorp" ontstaan, aan het huidige Koningshof
Het zal rond het begin van de 13' eeuw zijn geweest dat daar een aanvang is gemaakt met de bouw van een toren. Deze toren zou later worden uitgebreid en bekend worden als de "Scheve toren" van Pijnacker.Over het aanvangsjaar van de bouw lopen de meningen sterk uiteen. Op basis van in de in de fundering aangetroffen geel roze kloostermoppen worden de jaartallen genoemd tussen 1180 en 1275. Zeker is dat in de aangetroffen funderingsresten van de oude kerk (bouw omstreeks 1500) twee afmetingen kloostermoppen zijn aangetroffen. De grootste maat + 310x140x80 mm werd, doorgaans in brokstukken verwerkt, aangetroffen tussen de tweede kleinere maat van + 270x125x65 mm. Dit kan een sterke aanwijzing zijn van hergebruik van materiaal uit een eerder gebouwde constructie. Er zijn zelfs enige tufstenen aangetroffen. Mogelijk heeft er op de locatie zelfs eerst een houten
kerkje gestaan. Verder maakt de geschiedschrijving omstreeks 1250 melding van en schenking van Willem II, Graaf van Holland " de kerk en het patronaatsrecht" van het dorp Pijnacker. Het gaat dan om de kerk aan het Koningshof. Wat ook zeker is, is dat beide formaten kloostermoppen zijn vervaardigd uit een geelbakkende zeeklei. Doorgezaagde exemplaren vertonen een overwegend gele kleur met rode pitten en geaderde lagen. Verder werden er resten van schelpen en resten van organisch materiaal (takjes of riet) aangetroffen. Inmiddels wijzen de eerste bakproeven op de lokaal aangeboorde klei erop dat de steen mogelijk ter plaatse is vervaardigd. Aanvankelijk werd verondersteld dat de steen mogelijk uit Friesland afkomstig was. Nadere proeven op klei uit het in het gebied zullen deze stelling nog verder moeten staven. De mortel waarmee de moppen waren gemetseld bestond uit een schelpkalkmortel. De toegepaste schelpkalk was zeer grof gebrand en bevatte verontreinigingen van ongebrande schelpen ca. 4mm. Er is een groot plat stuk hout aangetroffen wat toebedeeld werd aan de fundering. Nader onderzoek zal moeten aantonen of deze conclusie juist is. Er is reeds veel gepubliceerd om en over de geschiedenis van de "Scheve toren" van Pijnacker. Soms spreekt het feitenmateriaal in de ene publicatie die van een andere tegen. Er moet nog een rapport van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig bodemonderzoek uit komen. Mogelijk zal dat wat meer helderheid gaan verschaffen. De onderste helft van de toren (tot 15,5 m) was gebouwd als stompe toren in Romaanse stijl. De toren heeft in vroeger tijden ongetwijfeld dienst gedaan als vluchttoren in tijden van overstroming en ander gevaar.. Het ontbreken van een trap naar het eerste vloerniveau op zes meter hoogte wijst in die richting. Omstreeks 1500 is de toren verhoogd en van een spits voorzien.
De eveneens in die tijd vernieuwde kerk is tegen de toren aangebouwd. De verhoging van de toren in een meer Gotische stijl werd uitgevoerd 'm een wat meer rood bronze steen in Dorts formaat (190x90x45 mm).
De onderste helft van de toren moet in die tijd al een scheefstand hebben gekend. Metingen in 1938 hebben aangetoond dat het verschil in scheefstand van de onder- en bovenbouw bestond. Deze bedroegen respectievelijk 58 en 32 mm per meter in westelijke richting. In noordelijke richting was de afwijking van de onderbouw 16 mm per meter, waar de bovenbouw loodrecht op stond. Bovendien waren de muren van de opbouw aan de oostelijke zijde dikker dan aan de westzijde. Men heeft toen al getracht de zaak te corrigeren. In 1939 was men ervan overtuigd dat de toren zonder een bouwkundig reddingsplan uiteindelijk zou bezwijken. Ze stond inmiddels 132 cm uit het lood over een hoogte van 26,40 meter. In samenwerking met de Dienst Monumentenzorg is in begin 1940 nog getracht dit te voorkomen. Wekenlang is men bezig geweest met versterkingswerken aan de fundering. Verkeerde interpretaties en uitvoeringsfouten tijdens deze operatie versnelde echter dat wat velen vreesden. In de nacht van 17 op 18 april 1940 zakte de toren als een kaartenhuis ineen. Over de schuldvraag is nog jarenlang getwist. Men dacht........ de toren wordt wel herbouwd. De nog bruikbare kloostermoppen werden bij een tuinder opgeslagen. Er werd veel gepraat maar elke keer stranden de herbouwplannen. Na 25 jaar werden de overgebleven kloostermoppen uiteindelijk voor een bedrag van ƒ 8417,60 verkocht aan L. Woudenberg uit Ameijde. Deze verwerkte een groot deel van de Pijnackerse kloostermoppen in de restauratie van het Radboudkasteel te Medemblik. Het zou uiteindelijk 60 jaar duren voor de toren werd herbouwd. In 1993 werd er een werkcomité gevormd dat zich serieus ging bezighouden met de herbouwplannen. Omstreeks 1996 ging
architect A. Bakker, uit het werkcomité, met een authentieke geel roze kloostermop in de maat 300x130x68 mm op zoek naar een fabriek. Waren er daar nog 26.000 van deze moppen te maken? Wat zouden die dan moeten gaan kosten? De gelden voor de herbouw moesten voor het grootse gedeelte nog worden verworven. De stichting Klank en Beeld, de initiatiefnemers voor de herbouwplannen probeerde op allerlei manieren fondsen te werven. In een actie stond ook de kloostermop centraal. Een leder kon voor ƒ 25,00 een kloostermop adopteren. Men ontving dan een genummerd certificaat van de geadopteerde steen. In samenwerking met Steenbakkerij Bato's Gilde werden een aantal proeven gemaakt op een natuurlijk geelbakkende klei. Na enige besturingen kon het werkcomité zich met de kleur, structuur en de bezanding van de nieuwe kloostermop verenigen. Echter............ toen de stichting de benodigde 1,5 miljoen gulden bij elkaar had om de bouwplannen te kunnen realiseren, sloot Bato's Gilde haar poorten. Men was weer terug bij af, De sluiting van de fabriek was voor de restauratiewereld een ware ramp. Zij waren als een van de weinigen in staat om in groten getale gele kloostermoppen te maken. Naarstig is gezocht naar andere oplossingen De tijd drong. Uiteindelijk was het steenbakkerij Randwijk die deze verloren markt op durfde te pakken. Er moest echter veel gebeuren, want er was nog bijna niets. De oude handvormers van Bato's Gilde werden benaderd voor een dienstverband. Er moest een handvormstraat worden ingericht, droogtechnieken worden herontwikkeld etc. En als laatste moest de haalbaarheid van de kleur nog worden getest.
Bij het Technisch Centrum in De Steeg werd de samenstelling van een oude kloostermop geanalyseerd. Op basis van de uitkomsten werd een kleireceptuur gemaakt. De eerste bakproef leverde echter een bronsrode steen op. De kleine, periodieke gasgestookte, oven
haalde niet de vereiste temperatuur. Daarna zijn toen de proeven genomen in de kolengestookte zigzag oven. Elke proef koste drie weken tijd gezien de omlooptijd in dit type oven. Op het allerlaatste moment was een proefstook van 800 kloostermoppen klaar. Tot een ieders opluchting was de kleur perfect en hoefde alleen nog een kleine maatcorrectie te worden doorgevoerd. Waar bij Bato's Gilde twee jaar ontwikkeling aan voorafging, lukte dit bij Randwijk binnen een halfjaar. Voorwaar een prestatie van formaat! In totaal zijn er 68.000 stenen voor dit project gebakken, 24.000 kloostermoppen van 295x140x65 mm en 44.000 Dorts formaat van 190x90x45mm. Nu 60 jaar later staat eer een trotse replica van de toren. Resultaat van veel
ambachtelijk vakwerk en beslist een bezoekje waard.
Rob Vermeulen
Literatuursignalering
Versteende tichelwerken – Tichelwerken in beeld gebracht door Jan Hijlkema Delfzijl
Tijdens de Open Bedrijvendagen begin oktober 2001 heeft Jan Hijlkema een groot aantal belangstellenden kunnen verwelkomen in zijn fraaie fabriek. Een goed moment om zijn nieuw boekwerkje met daarin vele luchtfoto’s van (voormalige) steenfabrieken te presenteren. Hij plaatst daarbij steeds de historische foto – veelal uit het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw - naast het beeld van vandaag waarbij hij korte beschrijvingen toevoegt. Van de vele steenfabrieken die Groningen kende zijn slechts twee bedrijven nog operationeel t.w. de fa. Strating in Oude Pekela en Hijlkema in Delfzijl. Alle andere fabrieken hebben een andere functie gekregen of zijn tot een ruïne vervallen.
Erfgoed
In ons vorige nummer maakten wij melding van diverse relevante tijdschriften die (zijdelings) verband houden met de grofkeramische historie. Daarbij is een
bijzonder periodiek niet genoemd. Het gaat hier om de publicaties van de Stichting Erfgoed genaamd: Erfgoed van Industrie en Techniek - Industriële archeologie. De opeenvolgende industriële revoluties die de laatste twee eeuwen vanaf ongeveer 1800 hebben plaatsgevonden betekenen waarschijnlijk de grootste verandering in de geschiedenis van het menselijk bestaan. Het energie- en grondstoffenaanbod, de wijze van produceren, aandrijven en verplaatsen én de organisatie van het dagelijks leven en werken veranderden in korte tijd sneller en grondiger dan ooit sinds het ontstaan van de mensheid. De industriële ontwikkelingen lieten tal van sporen na: industriële landschappen, gebouwen, machines, werktuigen, producten en archieven. Of we deze relicten nu mooi of afschrikwekkend vinden is, achteraf bekeken, niet belangrijk. Wél van belang is het feit dat ze getuigen van de weg die in het verleden is afgelegd, en hoe die weg naar vandaag en morgen leidt. De studie van ons industrieel verleden in al zijn aspecten levert een wezenlijke bijdrage tot de kennis van onze geschiedenis en een beter inzicht in onze toekomst. Het tijdschrift Erfgoed van Industrie en Techniek – aanvankelijk in de jaren 80 Industriële archeologie geheten bestaat in zijn huidige vorm sinds 1992. Vanaf 2000 verschijnt het tijdschrift in actieve samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie en is sindsdien uitgegroeid tot het toonaangevend blad over de geschiedenis van de industriële, wetenschappelijke en technische ontwikkelingen van de laatste eeuwen voor het Nederlandse taalgebied.
Berichten SHG enquête
In ons vorige nummer van de Nieuwsbrief hadden wij een enquêteformulie r bijgevoegd. We wilden graag weten wat er onder onze donateurs en vriendenleden leeft. Het bestuur verwachtte daarbij dat ca. tien procent van de huidige begunstigers dit formulier zouden terug sturen. Welnu, dit is bewaarheid. Over het geheel gen omen bleek wel dat men ingenomen is met de werkwijze en de doelstellingen van het bestuur. In vrijwel alle categorieën werd gesteld dat de ingeslagen weg de goede was. Opvallend was wel dat men ondanks de geringe deelname aan het internationale symposium in Zevenaar, een lans wilde breken voor meer lezingen. We zullen als bestuur trachten om een vorm hiervoor te ontwikkelen, waarbij gedacht wordt aan een middagprogramma. Een en ander zou dan in de tweede helft van het jaar plaats moeten vinden. Ook de vele suggesties voor excursiedoelen en artikelen voor de Nieuwsbrief werden hier aangegeven. In deze uitgave kunt u reeds een aantal van deze artikelen aantreffen. We zien graag de deelname van onze vriendenleden in deze tegemoet. Er zijn voldoende onderwerpen die een plaats kunnen krijgen in onze publicaties. Tot slot danken we alle inzenders voor de genomen moeite. We doen er ons voordeel mee.
complex inclusief kleigaten aangekocht. Dat betekent dat de steenfabriek aan de Oldenzaalsestraat niet meer als zodanig in bedrijf zal komen.
Losser I
De fabriek lag overigens al sinds september stil. Eigenaar Henk Damer kon niet met de gemeente tot overeenstemming komen over een milieuvergunning. ‘Het is doodzonde dat de fabriek niet meer werkt, want De Werklust is een unieke steenfabriek in Europa’, zegt burgemeester Netty van den Nieuwboer die zich persoonlijk heeft ingespannen voor het behoud van de fabriek. Volgens haar heeft het complex grote mogelijkheden om als museum en educatief centrum dienst te doen. ‘We kunnen daar bijvoorbeeld laten zien hoe stenen vroeger gebakken werden. Maar het is zeker niet de bedoeling dat het alleen een kijkmuseum wordt. We willen dat bezoekers ook zelf de handen uit de mouwen kunnen steken in het educatief centrum.’ Over de invulling van het complex heeft Losser reeds de nodige contacten gelegd. ‘We hebben overheden benaderd, maar ook instanties die te maken hebben met toerisme. En iedereen is enthousiast, vandaar ook dat we besloten hebben alles door te laten gaan’, aldus Van den Nieuwboer.
De Losserse steenfabriek De Werklust wordt een museum met educatief centrum. De opening van het museum is gepland in 2003, als de Landesgartenschau in Losser en Gronau begint. De gemeente Losser heeft het
Losser wordt niet alleen eigenaar van de fabriek zelf, ook het spoorlijntje en de kleigaten aan de Honingloweg maken deel uit van de ‘deal’. ‘We hebben het plan om het
treintje weer te laten rijden voor toeristen. En ook de kleigaten zijn erg interessant. Er is nu al veel belangstelling vanuit de wetenschappelijke wereld om daar onderzoek te doen. De natuurkundige waarden van die gaten zijn erg interessant. De kleigaten passen dus ook in de educatieve ideeën die wij hebben voor het complex’, aldus de burgemeester. Het is de bedoeling dat de gemeente het complex aankoopt. De exploitatie wordt daarna in handen gegeven van een nog op te richten stichting. Voor de financiering, Losser wil niet bekend maken hoeveel de aankoop kost, rekent de gemeente op diverse subsidies van overheden. Overigens moet de gemeenteraad nog instemmen met de aankoop. De verwachting is dat het voor september op de rol komt te staan. Eigenaar Henk Damer is tevreden met de gevonden oplossing. ‘Wij zijn blij dat de steenfabriek behouden blijft.’ Hij heeft zelfs aangegeven mee te willen werken aan het project. ‘Bij het productieproces kunnen ze teruggrijpen op mijn kennis.’ Ook voor de eigenaar van het complex kwam het aanbod van Losser onverwacht. De onderhandelingen tussen de gemeente en Damer zaten al enige tijd in een impasse. ‘Dankzij de burgemeester zijn wij er uit gekomen’, aldus Damer. De Losserse steenfabriek is al sinds 1928 in bedrijf. De Werklust bakt de beroemde Ossestenen. Dat gebeurt in een voor Europa unieke ringoven waar de stenen nog met de hand gevormd worden. Uit De Twentsche Courant Tubantia van 12-07-2001
Losser II
De ringoven toegankelijk maken voor publiek, in de lange droogloodsen kunnen ateliers voor kunstenaars komen en het treintje dat tussen de fabriek en de kleigaten rijdt, kan passagiers meenemen die dan via vlonders tot in de kleigaten kunnen kijken.
Losserse politiek presenteerde voor de steenfabriek De Werklust aan de Oldenzaalsestraat. Zoals bekend heeft de gemeente Losser overeenstemming bereikt met de familie Damer over de aankoop van het unieke steenfabriekcomplex inclusief de kleigaten aan de Honingloweg. Losser wil de fabriek gaan gebruiken als een soort educatief museum. Een functie waarvoor De Werklust zeer geschikt is, liet architect Tak gisteren weten. Hij toonde zich zeer enthousiast over de fabriek. ‘De steenfabriek is een uniek complex. Vooral de simpelheid en de functionaliteit van de fabriek zijn zeer bijzonder.’Tak wil de ringoven waarin de bakstenen gebakken worden voor een deel toegankelijk maken voor het publiek. In een deel kunnen dan nog de originele Ossestenen worden gebakken, in het andere deel kan dat proces worden getoond aan het publiek. De lange loodsen achter de ringoven waarin de stenen werden gedroogd, kunnen prima worden gebruikt voor ateliers voor kunstenaars die met stenen werken, zoals pottenbakkers en beeldhouwers. De schuren in het midden van het complex moeten verdwijnen voor een nieuw gebouw waarin zowel een bezoekerscentrum als een soort museum kan worden opgenomen met daarin de oude machines. Het spoorlijntje tenslotte kan gecombineerd gebruikt worden voor het vervoeren van klei en bezoekers. Hoewel het slechts om voorstellen en suggesties gaat, is de kans groot dat de ideeën van Tak voor een belangrijk deel uitgevoerd gaan worden. De politiek toonde zich gisteravond in elk geval enthousiast over de plannen. Overigens is de financiering van het project, naar verluidt is er ruim zes miljoen gulden mee gemoeid, nog niet rond. Maar, zo liet burgemeester Van den Nieuwboer gisteravond weten, daarover hoeft niemand zich zorgen te maken. ‘Een groot deel krijgen we terug via subsidies. Welke subsidies dat zijn is nog niet helemaal bekend, maar we kunnen er van uit gaan dat we die krijgen.’En mocht dat helemaal niet lukken ‘en daar ga ik niet van uit’, aldus de burgemeester, dan kan een beroep gedaan worden op het gemeentelijk grondbedrijf. Uit De Twentsche Courant Tubantia van 21-09-2001
Schijf
Dat zijn de belangrijkste voorstellen die architect Kees Tak van het gelijknamige architectenbureau uit Delft gisteravond aan de
Aannemersbedrijf Aan de Stegge uit Roosendaal wil op de plek van de voormalige steenfabriek in Schijf een 'landgoedachtig' gebouw neerzetten. Daarin moeten appartementen komen.De plannen zijn grotendeels afhankelijk van de medewerking van de gemeente Rucphen en vooral de
provincie Noord-Brabant. Het gemeentebestuur zegt nog niet op de hoogte te zijn van wat voor plan dan ook. Aan de Stegge kocht het pand enige tijd geleden van de in Italië woonachtige Nederlander T. Veen. Hij wilde aanvankelijk in de voormalige steenfabriek 24 zogenoemde kunstenaarswoningen realiseren. Maar dat plannetje stuitte op bezwaren bij de gemeente en gemeenteraad, waarna het bijna een jaar duurde voordat Veen de pijp aan Maarten gaf en het terrein met opstallen verkocht. Het aannemersconcern Aan de Stegge kocht de steenfabriek aan het begin van vorig jaar. Directeur C. Neijdt stelde destijds bezig te zijn met plannen voor het gebied, maar daar bleef het tot nu toe bij. Dit tot ontevredenheid van omwonenden die bang zijn dat de omgeving wordt vervuild met asbest. Het dak van de voormalige fabriek, die al sinds eind tachtiger jaren leeg staat, bestaat uit asbestplaten. Aan de Stegge is niet van plan al te veel te doen aan het pand, voordat het bedrijf aan de slag kan met de gebouwen. Directeur C. Neijdt stelt uit contacten met gedeputeerde Van Geel begrepen te hebben dat er op het provinciehuis niet onwelwillend wordt gekeken naar de plannen van Aan de Stegge. Maar het is volgens hem te vroeg om de plannen al groots te presenteren. Op het Rucphense gemeentehuis stelt een woordvoerder dat daar tot nog toe geen enkel concreet plan is ingediend door de eigenaar van de steenfabriek. Wel zijn er op ambtelijk niveau eens verkennende gesprekken geweest. Daar is het tot nu toe bij gebleven.
Artikel uit BN/DeStem van 0509-2001 Internetsite:
Intussen is het bestuur bezig met het bouwen van een website. We willen ook de nieuwe media gebruiken om onze doelstelling – het onder een breed publiek brengen van de grofkeramische historie van Nederland – te bereiken. In de eerste helft van dit jaar zal deze site onder de naam www.grofkeramiek.nl operationeel worden. Graag zien we hiertoe enthousiaste lezers, die een dergelijke site voor ons zou kunnen onderhouden. Indien u iets hiervoor zou voelen, kunt u contact opnemen met het secretariaat.
Oude Pekela/Nieuweschans
Presentatie van een archeologische reisgids over Industrieel Erfgoed Oost-Groningen Oost-Groningen is rijk aan industrieel erfgoed. Sommige monumenten staan er
haveloos bij (De Toekomst in Scheemda en houtzagerij Nooitgedacht in Nieuwe Pekela), anderen zijn op schitterende wijze opgeknapt en hebben een nieuwe bestemming gekregen. Om alle monumentale panden in deze regio voor het nageslacht te bewaren is er een industrieel-archeologisch reisgids op de markt verschenen onder de titel: ‘van Nooit-Gedacht tot De Toekomst’, het gaat daarbij om sporen van industrieel erfgoed in Oost-Groningen. Aan de hand van het uiterst plezierig te lezen boekwerk kunnen liefhebbers van geschiedenis, monumentale panden en mensen met cultuur-historisch besef terug in de tijd langs oude panden. Het boek neemt de geïnteresseerde via drie verschillende routes door Oost-Groningen mee in drie verschillende periodes: De Inpoldering, de Oude Vervening en de Nieuwe Vervening. Het prachtig boekwerk is sinds zaterdag te koop bij onder meer alle VVV’s en diverse boekenzaken. De presentatie van de reisgids, voorzien van prachtige foto’s en teksten, vond zaterdag plaats in de fabriekshal van steenfabriek Strating in Oude Pekela. Een betere locatie had de organiserende stichting Regionaal Cultuurplan Oost-Groningen niet kunnen uitkiezen. Steenfabriek Strating mag immers met recht een industrieel erfgoed genoemd worden. Weliswaar is de fabriek de laatste jaren enorm gemoderniseerd, maar er zijn ook nog restanten van vervlogen tijden. Zo zijn er de oude steenovens. In dit gedeelte van de fabriek vond dan ook de uitreiking van het eerste exemplaar plaats. Peter Nijhof, landelijk coördinator Industrieel Erfgoed Rijksdienst voor de Monumentenzorg, was er speciaal voor naar Pekela gekomen. Hij zegt dat sinds 1996, het jaar van het Industrieel Erfgoed, steeds meer Nederlanders beseffen dat monumentale panden en gebouwen bewaard moeten blijven en opgeknapt. ,,Een schoorsteen werd vroeger opgeblazen, nu is het een troetelkind. Blij zegt hij ook te zijn dat tegenwoordig veel oude panden een nieuwe bestemming krijgen. ,,We hebben al te veel nodeloos gesloopt.’ Met de presentatie van de archeologische reisgids gaat het Regionaal Cultuurplan Oost-Groningen in feite op herhaling. Precies vijf jaar geleden werd een eerste aanzet gegeven door diverse activiteiten en evenementen te organiseren op het gebied van Industrieel Erfgoed. Er werd destijds ook een route gepresenteerd, maar die telde liefst 180 kilometer. De stichting besefte dat een dergelijk groot traject te veelomvattend was. Vijf jaar later is de route verfijnd en opgesplitst en drie routes. Zaterdag meldden zich al honderd nieuwsgierigen die in oude bussen van het
Winschoter Busmuseum het Industrieel Erfgoed van Oost-Groningen ontdekten. Groninger Dagblad maandag 8 oktober 2001
Lage (D)
Reeds in de eerste helft van 2001 is het Ziegeleimuseum Sylbach in Lage gereed gekomen. In het najaar is het complex officieel geopend. Op zaterdag 13 oktober kon een internationaal gezelschap kennis nemen van de inspanningen die het Westfälisches Industriemuseum zich heeft getroost om de oude steenbakkerij van Sylbach bij Lage te behouden en er een volwaardig museaal- en educatief centrum van te maken. Een delegatie van het SHG bestuur was hiervan getuige.
en kan met een originele loc met personen wagons het terrein verkennen en langs de kleiafgraving rijden. Hoewel dit een buitengewoon interessant museum is, doet de perfectie wel enig afbreuk aan de sfeer die doorgaans in steenbakkerijen van weleer te vinden is. Men kan zich nauwelijks voorstellen dat steenarbeiders in een dergelijke ‘gelikte’ omgeving hebben kunnen werken. Desalniettemin is dit museum een must voor de grofkeramisch geïnteresseerden. Lage vindt u tussen Bielefeld en Detmold.
Zwolle
Zwolle heeft een prachtige (fiets)omgeving; de mogelijkheden zijn bijkans onbeperkt. Een route van het IVN - met boekje! - voegt een extra dimensie aan zo'n tocht toe. Het landschap komt door de beschrijving als het ware tot leven. De kolken langs de IJssel zijn stille getuigen van ellende en rampspoed, omdat ze zijn ontstaan door dijkdoorbraken.
Men trof een museum aan als een miljoenenproject, waarbij werkelijk alles tot in perfectie was geregeld, opgebouwd en georganiseerd. Men heeft hierbij grotendeels de ondersteuning gekregen door overheidsinstellingen zoals o.a. het Landschaftsverband Westfalen-Lippe. Men heeft als doel gehad om de productiemethoden uit verschillende tijden te laten zien. (handvormen, halfmachinaal etc.)
Naast de oude steenfabriek met authentieke ringoven, die geheel is ‘gerestaureerd’ treft men ook arbeiderswoningen aan en een groots opgezet museumgebouw, waarin naast de vaste opstelling, wisseltentoonstellingen mogelijk zijn. Daarnaast is er een uitgebreide accommodatie voor congresruimte en bijbehorend restaurant met groot terras. In de ontvangsthal treft men een grote receptiebalie waarachter zich een uitgebreide shop bevindt Het terrein omvat verder een smalspoortraject
De tichelgaten bij Windesheim herinneren aan de vele steenfabrieken die hier vroeger hebben gestaan en het monumentale hek bij de Windesheimerweg aan de havezate, die eeuwenlang het gebied hier heeft beheerst. Vanaf de Schellerdijk en het Beekmanpad heb je niet alleen een prachtig uitzicht op de IJssel, maar ook op Zwolle-Zuid. Wat een voorrecht voor de stadsbewoners daar om zo dicht bij de natuur te zitten. Na de passage van de IJsselcentrale, die niet meer in gebruik is, ben je meteen in het buitengebied. Verkeer is er nauwelijks en de vele skeeleraars die me in hoog tempo passeren, zijn daar maar wat blij mee. Soms haal ik ze trouwens ook weer in, want dat hoge tempo houden de meesten niet lang vol. Van de laatste steenfabriek die bij Windesheim heeft gestaan, zijn in de uiterwaarden nog enkele restanten van de ovens te zien. Er hebben langs de IJssel veel meer steenfabrieken gestaan, want de grondstof, rivierklei, was in ruime mate beschikbaar. Toen de voorraad op begon te raken, is binnendijks naar nieuwe vindplaatsen gezocht. Uiteindelijk zijn daar de tichelgaten uit ontstaan. Op de smalle stroken grond langs het water is een weelderige plantengroei ontstaan van onder
andere riet, lisdodde, watereppe en mierikswortel. Tal van vogels hebben hier hun broedplaats, zoals de kleine karekiet, ijsvogel en nachtegaal. Vlakbij de tichelgaten van Windesheim, een natuurreservaat van Staatsbosbeheer, ligt trouwens de wat mij betreft mooiste weg van Zwolle en wijde omgeving. Voor het traject tussen Windesheim en Herxen schieten alle superlatieven te kort, een stukje paradijs zou ik willen zeggen. De route kan hier worden bekort door richting Lierderholthuis, naar de Soestwetering te fietsen. De weg terug naar Zwolle gaat dan door een heel stil gebied, dat door weilanden wordt beheerst. Én door schapen, want die lopen in groten getale op de dijk langs de Soestwetering te grazen. Op sommige stukken hebben ze het fietspad zo druk als toilet gebruikt, dat de keutels je langs de broekspijpen spatten als je eroverheen rijdt. De schapen zelf maken zich daar niet druk om, ze kijken je een beetje dom schaapachtig aan.
Bron: Steven van Veen Apeldoornse Courant van 3108-2001 Rome Een hartenwens van de tachtigjarige Loadewyk Damsma uit Joure gaat in vervulling. Jarenlang verzamelde hij Friese kloostermoppen voor gebruik in de kapel van de Kerk der Friezen in Rome. Vorig jaar nog liet het Vaticaan weten geen belang te hebben bij de ongeveer 2700 oude stenen. Maar
deze week is het er toch van gekomen. Ruim 250 van de kloostermoppen, die Damsma zelf zorgvuldig selecteert, worden in een muur in de kapel gemetseld door Kor Dekenga uit Snakkerburen (foto). Roel Jager uit Burgum (links) en Tjeerd Willemsma uit Noardburgum (rechts) hebben de materialen onlangs per auto naar Rome gebracht.
Op een lekke band tijdens het transport na, verloopt het project verder vlekkeloos, aldus
Willemsma. ‘Wy ha net te kleien oer belangstelling. Der komme hûnderten pylgers en de ambassadeur hat hjir ek al eefkes sjoen.'' Op de herdenkingsmuur ,,foar it alde Fryske folk en it âlde Fryslân', wordt de herkomst van de stenen uit kerken en kloosters vermeld.
De Kerk der Friezen is sinds begin jaren negentig weer officieel in Nederlandse handen en wordt gebruikt door de Nederlandse gemeenschap in Rome. De kerk, oorspronkelijk gebouwd in de twaalfde eeuw is vlak bij de Sint Pieter te vinden en is opgetrokken op de plek van een kerkje dat al in de zevende eeuw door Friezen werd gebruikt die in Rome verbleven. Bron: Leeuwarder Courant 18 oktober 2001
Zevenaar
Stichting de Panoven is te vinden op www.panoven.nl Het is het eerste Nederlandse museum op het gebied van dakpannen en bakstenen en bestaat al vanaf 1985. De ronde zigzagoven is uniek in West Europa en is samen met de daarachterliggende droogloods Rijksmonument. Het industrieel erfgoed van de Panoven in Zevenaar is mede zo bijzonder doordat op particulier initiatief het gehele erfgoed in zeer goede staat is en alle machines op het gebied van dakpanen baksteenfabricage vanaf 1800 tot de sluiting van de fabriek bewaard zijn gebleven. Stichting de Panoven en recreatieoord de Panoven zijn daarom trots op het feit dat de Europese commissie heeft besloten dat dit erfgoed naast 11 andere bijzondere locaties in Nederland een officieel ankerpunt (=informatiecentrum) zal worden, hetgeen betekent dat dit erfgoed een punt is waar de bezoeker een beleving aan kan gaan en tevens een souvenir kan kopen, iets kan eten en drinken en eventueel kan overnachten,
voordat hij of zij weer verder reist (zie plattegrond). De ankerpunten worden tevens middels een route aan elkaar verbonden en in een mooie kaart uitgebracht. In het Ruhrgebied van Duitsland is dit al gerealiseerd en op uitnodiging van Brussel zijn alle andere ankerpunten in België, Engeland, Nederland en Duitsland begin december vorig jaar op bezoek in het Ruhrgebied geweest 3 dagen lang en hebben daar al kunnen waarnemen hoe dat in de praktijk zal werken.
BOOM
Een jaar geleden verscheen een uitgebreide publicatie in het tijdschrift "Het Wiel" (51 pagina's jaargang 9-11, nummer 1, 2001) door onze medebegunstiger de heer Paul de Niel, over de Oegstgeesterdakpan, Hierin wordt de oorsprong verteld van de Jossonpan te Niel in de Rupelstreek (België) wat later voor Nederland de Oegstgeesterdakpan werd. Een interessante beschrijving met zwart/wit foto's en afbeeldingen van deze toch opvallende dakpan. Het periodiek is te bestellen door te schrijven aan: Het Wiel, Dorpsstraat 33, B2845 te Niel, België met vermelding jaargang en nr. betaling op rek. nr. 068-2119426-03. prijs: €5,-- porto buiten België €2,--.
SHG excursie 2002
De organisatie die deze route voor Nederland zal gaan realiseren in samenwerking met de Nederlandse ankerpunten en Brussel, is ERIH (European Route of Industrial Heritage). De coördinator is Matthias Benjamins. De Panoven heeft het bezoek aan Duitsland als zeer positief ervaren en zal haar taak in dit samenwerkingsverband naar haar beste weten vervullen. Natuurlijk zijn bezoekers aan de Panoven altijd welkom op woensdag, vrijdag, zaterdag of zondag van 10.00 – 17.00 uur. Voor meer informatie kunt u ons op www.panoven.nl bezoeken. Erna Kruitwagen-Hajenius voorzitter stichting de Panoven en manager recreatieoord de Panoven
In 2001 hebben we een bijzonder interessante excursie gehouden in de provincie Groningen. Helaas bleek voor een aantal vaste deelnemers dat dit deel van Nederland gevoelsmatig ver weg ligt. Dit jaar willen we een bezoek brengen aan de grofkeramische bedrijven in Thorn (Limburg) en Schouterden bij Maaseik in België. We hopen dat onze noordelijke begunstigers hier wel vertegenwoordigd zullen zijn. De datum waarop dit te gebeuren staat is: vrijdag 14 juni 2002. Noteer dus alvast de datum! Uiteraard ontvangt u hierover – zoals gebruikelijk - nog nader bericht.
COLOFON Nieuwsbrief Stichting Historie Grofkeramiek. Verschijnt twee maal per jaar. Eindredaktie: R.P. Stoffels, Trasmolen 19, 8754 GL Makkum, tel: 0515-232281. (secretariaat) E-mail:
[email protected] Abonnement te verkrijgen door aanmelding als vriendenlid middels overmaking van min. € 15,- voor particulieren en € 50,- voor bedrijven en instellingen, op ABN/AMRO bankrekening nr.: 43.76.44.480 t.n.v. Stichting Historie Grofkeramiek te Makkum o.v.v. 'nieuwe donateur'.
INVENTARISATIE DAKPANNENFABRIEKEN NEDERLAND. In verband met een inventarisatie en overzicht van de Nederlandse dakpanindustrie wil ik graag onze leden/donateurs vragen hier aan mee te helpen, een globale inventarisatie komt al tussen de 100 en 120 fabrieken. Het eerste deel betreft de provincies Friesland, Groningen, Overijssel, Gelderland en Utrecht. In de volgende Nieuwsbrief komen de overige provincies aan bod. Om tot een volledig overzicht te komen alle namen van fabrikanten, fabrieken en vestigingsplaatsen die bij u bekend zijn waar dakpannen vervaardigd zijn. Aanvullingen, correcties, voornamen voluit, oprichtingsdata, opheffing- of sloopdata, fabrieksnamen, productoverzicht etc.etc. Elk detail is
welkom. Ook van belang is, indien een fabriek op dezelfde plaats onder een andere fabrieks- of eigenaarnaam voortgezet werd dit te vermelden. De bedoeling is dat hier een publicatie met topografischoverzicht van verschijnt uitgebracht door de Stichting Historie Grofkeramiek. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Huub Mombers, Korte Akker 101, 6651 WL DRUTEN, tel: 0487-516094. DAKPANNENFABRIEKEN- OVERZICHT IN NEDERLAND (1) samengesteld door H. Mombers, versie 01-2002
nr.
0. 1 0. 2 0. 3 0. 4 0. 5 0. 6 0. 7 0. 8 0. 9
vestigingsplaats
Leeuwarden Achlum Franeker Dokkum Harlingen (Makkum) Makkum Makkum Makkum Sneek
fabrikant / ‘fabrieksnaam’
FRIESLAND 0. R. Vermeulen (‘Achlum’) Draisma & De Vries erven L.R. Fontein Pieter Helder J. van Hulst (De Vries) L.J. de Vries & Co. ‘Tichelaars Kleiwaren NV’ Lucas IJsbrandsz Britzel 1880-1920 (J.) ‘Dijkstra Kleiwaren b.v.’
GRONINGEN 1. 1. 1 Veendam J.Duintjer Azn. 1. 2 Zuidwolde ‘Eureka’ 1. 3 Feerwerd Ezinga 1. 4 Groningen H.K.Onnes & Co. 1. 5 Winneweer ‘de Onderneming’ 1. 6 Muntendam Prins 1861, Giezen ca.1880 Toelichting: 1. 6 Muntendam. Opgericht door Prins in 1861. ca. 1880 overgenomen door S.H. Giezen. De productie van deze fabriek is in 1961 gestopt en in 1963 gesloopt. Productie-modellen; holle dakpannen export naar Duitsland, gegolfde dakpannen ( Friese-golf ?) Nederlandse en Friese markt. 2. 1
Deventer
OVERIJSSEL 2. ‘de Vooruitgang’
GELDERLAND 3. 3. 1 Wageningen v.h. van Beek, de Vries 3. 2 Wageningen ‘Phoenix’ 3. 3 Kisveld (bij Neede) wed. S.ten Bokkel & Huinink 3. 4 Neede erven W. ten Cate 3. 5 Deest ‘DePaFa’ 1921, ‘Narvik’, ‘Koramic’ 3. 6 Druten Dericks & Geldens (D & G) 3. 7 Giesbeek (gem. Angerloo) G.J. Dibbets 3. 8 Groesbeek (bij Nijmegen) G.J. Hamer 1886, Hamer & Co. 3. 9 Bemmel G. Hermson ‘de Huyck’ 3.10 Berg en Dal (op Holdeurn) v.d. Wedden & de Kruyff 1880, 3.11 Meddo (bij Winterswijk) Overkamp 3.12 Tiel / Eck en Wiel A.J.van der Veen 3.13 Rekken (bij Eibergen) Wantia 3.14 Etten (bij Doetichem) I–H 3.15 Ingen R. en A.P. Gaasbeek Toelichting; 3.10 Berg en Dal. De fabrieksgebouwen zijn in 1931 gesloopt. Nijmegen. ‘Hussenburg’, M.J. van Löben Sels ca.1911 W. Hammacher 1902 stoomdakpannen- fabriek Berg & Dal 4. 1 4. 2 4. 3 4. 4 4. 5 4. 6 4. 7 4. 8 4. 9 4.10
Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Woerden Woerden Woerden
UTRECHT 4. W.Weener & Zn. E. J. van Arkel (Arkel & Co.) G.van den Broeke J.C.van der Schroeff en Zn. L.A.Snoek A.J.Staatsen gebrs. van Wijngaarden gebrs. de Koning ‘De Rijn”, “Rijnstreek”, “Woerdense” B.van Wijk en Zn.
4.11 4.12 4.13
Zuilen Zuilen Vianen
J.W.Plomp & Zn. Weener W.Weener en Zn.
De Pegonpan Heel lang was de Pegonpan voor mij een onbekende. De naam, nooit van gehoord en in geen enkel bouwkundeboek of catalogus ooit tegengekomen. 1990 Aan die onbekendheid kwam in 1990 verandering. In dat jaar kreeg ik een catalogus ter inzage van een f'abriek (') die onder andere ook dakpanpersen en gietijzeren dakpanmodellen had gemaakt. De Pegonpan is er in afgebeeld met daarbij de volgende tekst: “De Pegon pan komt met het dekken overeen met de holle pan en wordt in Indonesië meer gebruikt dan in Holland. De schaft loopt in schuine richting. Het aflopende regenwater wordt daardoor steeds naar het midden der pan geleid."
aantal exemplaren uitzoeken. Voorwaarde was wel dat er een bedrag in de 'missiepot' werd gedaan. Zo kwam ik in het bezit van de Pegonpan. De missie blij en ik blij. Zowel de exemplaren van de heer Huijgen als die uit Gelsenaar zijn handvormpannen. 1992 Volgens een oud gezegde bestaan alle goede dingen in drieën. Geen wonder dus dat het in 1992 weer raak was. Hetzelfde bevriende echtpaar waar wij mee fietsten in de Achterhoek maakte in 1992 een reis door Indonesië. Zij bezochten tijdens die reis ook een dakpannenfabriekje. Dat fabriekje was nogal primitief en maakte nog pannen met een handpers. Bij de foto's die zij mee brachten was er tot mijn genoegen ook een met daarop een Pegonpan.
Bij informatie bij de heer Huijgen bleek dat hij wel op de hoogte was, hij kende zelfs de naam en had ook enkele exemplaren van die pan in zijn verzameling. Overigens kon hij zich niet herinneren hoe hij aan de pannen en achter de naam ervan gekomen was. Andere dakpanliefhebbers en ook fabrikanten bleken nooit van een Pegonpan te hebben gehoord. 1991 In Indonesië meer gebruikt dan in ons land, staat er in de catalogus. De kans hem op een dak aan te treffen was dus niet groot. Maar, er gebeuren zelfs in deze tijd nog wonderen. Tijdens een fietstocht
2001 Onlangs, tijdens een gesprek met een vriend veronderstelde deze dat 'Pegon' wel eens een eigen naam zou kunnen zijn. "In Frankrijk" zo vertelde hij "komt deze naam als familienaam regelmatig voor". Hij vervolgde met: "Probeer er eens achter te komen of er in de tijd van de Hugenoten niet iemand met die naam naar Holland of Vlaanderen is gekomen en het beroep van pannenbakker uitoefende". Deze vraag leg ik hierbij aan de lezers van de 'Nieuwsbrief ' voor in de hoop op een positieve reactie.
Enkeldekkers
met een bevriend echtpaar in de Achterhoek was hij er ineens. Recht voor ons op een dak in het kerkdorp Gelsenaar. Daar volgde natuurlijk een gesprek op met de bewoners. Deze vertelden dat wij geluk hadden. De volgende dag(!) zouden de pannen worden vervangen, ze waren te slecht geworden. Als ik belangstelling had mocht ik een
Zou de Pegonpan zo'n experimentele enkeldekker kunnen zijn waar de heer D.J. de Vries over schrijft in zijn boek ‘Bouwen in de late Middeleeuwen’? Op pagina 91 van zijn boek staat: "Duidelijk is wel dat in de eerste helft van de zestiende eeuw overal in Nederland werd geëxperimenteerd met enkeldekkende systemen. Er deden zich ingrijpende vernieuwingen voor, resulterend in de volledige acceptatie van de golfpan omstreeks 1550 en het daarmee verwerpen van de middeleeuwse systemen met dubbele dekking en de experimentele enkeldekkers." Arie Schellingerhout, Benthuizen (1) over deze machinefabriek, machinehandel Van de Rotte, meer informatie in een volgende nieuwsbrief