Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving Honderdduizenden mensen geholpen Het werk gaat door
Samenwerkende Hulporganisaties: Kerkinactie, Mensen in Nood/Cordaid, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Stichting Vluchteling, Tear, Terre des Hommes en SHO: Pakistan en India, 1 jaarUnicef na de aardbeving a Nederland.
www.giro800800.nl
Inhoudsopgave Korte terugblik
2
Voorwoord van de voorzitter
3
Pakistan 1. Hulp algemeen 2. Hulp en resultaten per sector 3. Belemmeringen in de hulpverlening 4. Projectvoorbeelden
4 4 5 8 10
India 1. Inleiding 2. Hulp en resultaten per sector 3. Belemmeringen in de hulpverlening 4. Projectvoorbeelden
12 12 13 13 14
Algemeen 1. Coördinatie hulpverlening 2. Samenwerking met de bevolking 3. Hoe wordt u gift besteed?
15 15 15 16
Adres en contactpersonen
17
Colofon
17
Korte terugblik De aardbeving in Pakistan en India in de vroege ochtend van 8 oktober 2005 was de ergste natuurramp in het gebied in 100 jaar tijd. De beving had een kracht van 7.6 op de schaal van Richter en de energie die vrij kwam was vergelijkbaar met 1.000 atoombommen. Binnen 24 uur werden nog eens 105 naschokken geregistreerd. Ze veroorzaakten grote paniek onder de bevolking. De ramp drong langzaam tot de wereld door. Na de tsunami en de orkaan Katrina in de Verenigde Staten leek het of de wereld een beetje rampenFiguur 1: Cijfers aardbeving
Aantal doden Aantal gewonden Daklozen Ontheemden in kampen
Pakistan 73.338 69.142 3.000.000 155.000 (feb. 2006)
India 1.309 6.000 350.000
Bron: Alertnet
2
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
moe was. Of was de reactie laat omdat er geen westerse toeristen bij de ramp om het leven kwamen, zoals de president van Pakistan beweerde. De SHO startten een dag na de ramp de Nationale Actie: ‘Help de slachtoffers van de aardbeving in Pakistan, India en Afghanistan.’ Giro 800800 werd geopend. De gevolgen vielen in Afghanistan mee en extra noodhulp was daar niet nodig. De meeste aandacht in de hulpverlening ging uit naar Pakistan. Op giro 800800 is meer dan € 42 miljoen binnengekomen, inclusief een bijdrage van € 2 miljoen van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Particulieren, bedrijven, gemeenten en provincies droegen bij aan deze hoge opbrengst. De inkomsten zijn verdeeld onder de acht lidorganisaties van de SHO. In deze rapportage wordt verslag gedaan van 10 maanden hulpverlening, bijna 1 jaar na de aardbeving.
Voorwoord van de voorzitter Een jaar na de aardbeving in Pakistan en India maken de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) in deze rapportage een tussenbalans op. Er is veel gerealiseerd, het werk was niet altijd gemakkelijk en we zijn er nog niet. Gelukkig hebben de meeste mensen direct na de aardbeving en later de hulp ontvangen waar ze recht op hebben. Hulporganisaties stemden elkaars werk af in sectoroverleggen onder aanvoering van de overheid en VN-organisaties. Volgens een lokale hulpverlener lopen de overlevenden over van dankbaarheid. “Veel mensen hebben hun mening over het Westen ook bijgesteld.” De omvang van aardbeving in India en Pakistan verraste iedereen. Overheid, hulporganisaties en leger stonden plotseling voor grote uitdagingen. In de eerste weken waren er te weinig voorraden, tenten en transportmiddelen. Daardoor kwam de hulp soms te laat en werden niet alle slachtoffers bereikt. Hulp was snel ter plaatse maar niet altijd voorbereid op hulpverlening in onherbergzame gebieden met strenge winters.
De Pakistaanse hockeyer Sohail Abbas spreekt overlevenden van de aardbeving.
Er is nog steeds nood in Pakistan en India. Dat zagen ook de hockeyers Geert-Jan Derikx en Sohail Abbas die begin juni op onze uitnodiging een bezoek brachten aan Pakistan. De Pakistaan Abbas was de initiatiefnemer van de hockeybenefietwedstrijd die op 26 oktober als decor diende van de Nationale Actie. “Ik ben verontrust over de toekomst. Hoe zal het hier over vijf tot tien jaar zijn? Wonen ze dan nog steeds in tentjes of hebben ze dan hun huizen gebouwd? Woorden schieten te kort als ik zie wat deze ramp heeft aangericht. Maar ik ben eigenlijk ook trots. De mensen zijn zo sterk en dapper. Ze leven voort en blijven lachen. Om stil van te worden.” De hockeyers kwamen op een moment in Pakistan dat de eerste noodhulpfase was afgesloten en de wederopbouw moest beginnen. Opnieuw – zoals ook na de tsunami – ervaren hulporganisaties dat de overgang van noodhulp naar wederopbouw veel tijd kost. Het is een ingewikkeld proces met veel belangen op alle niveaus. Mensen bouwen zelf aan hun toekomst. Ze hebben hoge verwachtingen en willen een beter leven dan voor de ramp. De overheid coördineert en de bevolking participeert. Dat laatste is essentieel, maar leidt onvermijdelijk tot meer onderzoek en langdurige besluitvorming. En die moet aansluiten bij de behoeften van de getroffen bevolking. Dat is ook precies het punt waarop de SHO alert willen zijn bij de wederopbouw: de bestaanszekerheid van de getroffen bevolking moet minimaal terugkeren op het oude niveau. Bert Boer Voorzitter Samenwerkende Hulporganisaties
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
3
Pakistan 1. Hulp algemeen
Een opvangkamp voor ontheemden dat in april is ontruimd.
De noodhulp is volgens planning uitgevoerd, al liepen organisaties wel vertraging op door het slechte weer. In hooggelegen gebieden zijn distributies van noodhulpartikelen nog noodzakelijk. Verder is de noodhulpfase voorbij en wordt meer en meer ingezet op de wederopbouw die net als bij de tsunami veel tijd kost. Tot en met 15 augustus hebben de SHO € 27 miljoen toegewezen aan projecten voor noodhulp en wederopbouw in de Pakistaanse provincies North West Frontier Province en Azzad Jammu & Kashmir. € 14 miljoen daarvan is volledig besteed en verdeeld over verschillende sectoren (zie taartdiagram hiernaast). De meeste projecten hebben betrekking op de sector ‘onderdak’. Het komt voor dat fondsen anders besteed worden dan waarvoor ze in eerste instantie waren bestemd. De kosten kunnen meevallen of de behoeften van de getroffenen veranderen. In hun rapportages aan de SHO onderbouwen de leden deze verschuivingen.
Figuur 2: Bestedingen in Pakistan per sector per 15 augustus 2006 (N=
€ 14.268.298)
Gezondheidszorg Water en sanitair Voedselzekerheid Levensonderhoud Onderwijs Onderdak Management (rampen en programma)
4
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
Pakistan 2. Hulp en resultaten per sector Gezondheidszorg 180.000 mensen hebben medische zorg gekregen van mobiele teams, noodhulpposten, medische teams en veldhospitalen in ontheemdenkampen en omliggende dorpen. Uit Nederland gingen onder andere een kinderarts, een chirurg, een gezondheidscoördinator, een tropenarts en een verpleegster naar het rampgebied. Organisaties leidden tegelijkertijd ook lokaal medisch personeel op. Veel aandacht was er voor gezondheidsvoorlichting en hygiëne, ook door het verspreiden van folders, posters en radioboodschappen. Aan 11.000 overlevenden die getraumatiseerd zijn, boden de leden van de SHO psychosociale hulp. In zogenaamde ‘child friendly spaces’ kunnen duizenden kinderen met recreatieve bezigheden hun trauma’s een plek geven en terugkeren naar een normaal leven. Een toenemend aantal mensen vraagt om goede medische hulp en het ziekte- en sterftecijfer onder de getroffenen van de aardbeving is gedaald. De Pakistaanse overheid, de WHO (de Wereldgezondheidsorganisatie) en leden van SHO werken samen aan een structurele verbetering van de gezondheidszorg die vanuit gezondheidsposten in de dorpen moet worden aangereikt. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een programma lopen voor basiszorg aan 200.000 mensen, incl. HIV-aids preventie,
zorg en psychosociale hulp. Mensen in Nood/ Cordaid heeft 7 klinieken gebouwd, waar meer dan 17.000 mensen poliklinische behandeld zijn en voorlichting krijgen. Water en sanitaire voorzieningen Direct na de aardbeving hebben organisaties in de ontheemdenkampen, die verspreid liggen in de provincies North West Frontier Province en Aga Jumma & Kashmir (AJK), water- en sanitaire voorzieningen aangelegd. 5.300 latrines in combinatie met douches zijn gebouwd voor gebruik door 50.000 mensen. Tear realiseerde er 5.000. Nog eens 360.000 kinderen en mensen in kampen en omliggende dorpen maakten gebruik van drinkwatervoorzieningen en sanitaire blokken (wasbak, douche en toilet in één gebouwtje). De ontheemden kregen trainingen om de faciliteiten schoon te maken en te onderhouden. Een deel van deze voorzieningen is na het sluiten van de kampen door organisaties gedemonteerd en in de dorpen weer aangesloten. Unicef heeft 150.000 hygiënepakketten uitgedeeld. Ook repareerde deze organisatie de waterzuiveringsinstallatie en het waterleidingnetwerk van de stad Muzafferabad en omliggende dorpen. Toen de ontheemden in het voorjaar teruggekeerden naar hun dorpen zijn de hulporganisaties met hen meegegaan. Ze werken daar nu aan het herstel van waterleidingsystemen en sanitaire voorzieningen voor 200.000 mensen. Terre des Hommes gaat 46 waterleidingsystemen repareren, aan 18 systemen wordt momenteel gewerkt. Waar nodig legt de organisatie drainagesystemen aan en leidt zij lokale mensen op tot waterbeheerders.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
5
Voedselzekerheid De leden van de SHO hebben op beperkte schaal bijgedragen aan de voedselvoorziening in de ontheemdenkampen. Daar zorgden andere organisaties, zoals het WFP (World Food Programme van de VN) voor. Wel kon Terre des Hommes met de opbrengst van de Nationale Actie gedurende 3 maanden dagelijks 8.000 broden bakken voor 4.000 mensen. Een partnerorganisatie van Kerkinactie en ICCO deelde van oktober tot maart aan 20.000 families voedselpakketten uit. Daarmee werden eenmalig 8.400 mensen bereikt.
6
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
Levensonderhoud Mensen verloren door de aardbeving veel eigendommen en moesten in hun dorpen, in de kampen of in omliggende dorpen een nieuw en tijdelijk bestaan opbouwen. De Nederlandse hulporganisaties hebben in tientallen kampen – groot en klein – de ontheemden vanaf oktober, ook met het oog op de winter, van noodhulpgoederen voorzien. 15.000 mensen ontvingen pakketten met dekens, keukengerei, kleding, matrassen en jerrycans. Het Nederlandse Rode Kruis financierde transporten van het Internationaal Rode Kruis met 45.000 hygiënepakketten voor 315.000 personen. Ook kocht zij 11.516 thermische dekens, 200.000 beddenlakens, 10.000 keukensets, 96.000 bedspreien en 2.700 kachels in. Daarmee werden circa 300.000 mensen geholpen. Een partnerorganisatie van Kerkinactie en ICCO deelde aan 12.500 mensen noodhulpgoederen uit en stelde ook gereedschappen beschikbaar, waarmee mensen puin konden ruimen. Voor dit werk ontvingen 8.000 mensen een beloning. Sommige organisaties zijn begonnen met het opzetten van activiteiten waarmee mensen een inkomen kunnen verdienen. In een volgende rapportage kunnen hierover meer resultaten worden gemeld. In een project van Stichting Vluchteling krijgen vrouwen een vakopleiding en leren ze in
groepen beter om te gaan met hun trauma’s. Andere getroffenen van de aardbeving krijgen de kans om een diploma timmeren, lood gieten of lassen te halen, zodat ze kunnen bijdragen aan de wederopbouw. Onderwijs Het onderwijs heeft een enorme klap gekregen. 8.000 scholen werden verwoest of beschadigd en resp. 17.000 leerlingen en 900 leerkrachten kwamen om het leven. Het noodonderwijsprogramma van Unicef stelt zich ten doel het onderwijs voor alle kinderen die voor de aardbeving naar de basisschool gingen te herstellen. Deelname van meisjes wordt bevorderd. Met SHO-geld zijn lesmaterialen (schoolborden, sport- en spelkisten, matten en handleidingen voor leraren) aangeschaft om de tentscholen in te richten en zijn meubilair en apparatuur geplaatst in de lokale kantoren van het Ministerie van Onderwijs. Ook werden de transportkosten van materialen en goederen uit de opbrengst van de Nationale Actie gefinancierd. Unicef richtte 520 noodscholen in, waar zo’n 33.000 kinderen gebruik van maakten. Ze verleende technische assistentie bij de ontwikkeling van een curriculum voor noodonderwijs en trainde onderwijzers in lesgeven en psychosociale ondersteuning van kinderen. Onderwijsmaterialen en schooltenten blijven nodig zolang de infrastructuur niet volledig is hersteld. Leden van de SHO bouwen 28 scholen en voorzien 100 scholen van hygiënische toiletten, veilig drinkwater en schoolbenodigdheden. Onderdak De aardbeving heeft ongeveer 3 miljoen mensen dakloos gemaakt. Na de aardbeving werden ze opgevangen in tentsteden, in dorpen en vonden ze onderdak bij familie in steden. Vanaf 31 maart werden de tentenkampen gesloten; ze worden alleen nog bewoond door kwetsbare mensen die geen
adres hebben om naar terug te gaan. Uit de opbrengst van de Nationale Actie zijn 28.500 merendeels wintertenten aangekocht en getransporteerd. Omdat tenten niet duurzaam zijn en de permanente huizenbouw lang op zich laat wachten, legden de hulporganisaties zich steeds meer toe op het uitdelen van zogenaamde ‘shelter kits’, tot nu toe circa 15.000 in totaal. Deze zelfbouwpakketten bevatten basismaterialen en gereedschap voor de bouw van tijdelijke onderkomens. Het leeuwendeel van de tenten en ‘shelter kits’ is gefinancierd door Oxfam Novib. De Pakistaanse overheid heeft bepaald dat de getroffenen hun eigen huizen moeten bouwen. Daarvoor krijgen ze maximaal 175.000 Rupees voor een volledig ingestort huis. Hulporganisaties zijn betrokken bij de selectie van de huishoudens. Ook stellen ze gereedschappen beschikbaar, waarmee de grond bouwrijp gemaakt kan worden. Mensen in Nood/Cordaid voert sinds december een permanent huizenbouwprogramma uit. 577 aardbevingsbestendige huizen zijn door de lokale gemeenschappen zelf gebouwd. Management Door de grote omvang van de ramp en het beperkte aantal hulporganisaties voor de aardbeving was het nodig om de hulpcapaciteit van de uitvoerende organisaties te vergroten. In projectaanvragen van de uitvoerende organisaties zitten componenten voor het financieren van personeel, logistiek en een kantoor. Te denken valt aan korte missies van medische specialisten en consultants, onderzoek en evaluatie, aanstellen van lokale medewerkers, kantoorbenodigdheden en transportmiddelen. Doel van investeringen in management is dat het project volgens plan wordt uitgevoerd. Bezoek de website www.giro800800.nl voor een overzicht van de hulpverlening van alle organisaties.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
7
Pakistan 3. Belemmeringen in de hulpverlening De leden van de SHO werken wereldwijd aan rampenbestrijding. Ze helpen rampen voorkomen, de gevolgen te verzachten, ze geven noodhulp en zijn betrokken bij de wederopbouw. Ondanks de aanwezige kennis en kunde brengt elke volgende ramp weer nieuwe ervaringen en belemmeringen met zich mee. Ze hebben te maken met het soort ramp, de omvang en de intensiteit van de ramp, de fysische omstandigheden, het ontwikkelingsniveau van het rampgebeid en de politieke situatie. Een aantal belemmeringen bij de hulpverlening in Pakistan op een rij. Menselijk kapitaal verwoest De plaatselijke en districtsbesturen waren door de aardbeving ingestort. Mensen waren overleden of rouwden om nabestaanden. Door de enorme schaal van de ramp, de grote hoeveelheid extra werk en het vertrek van staf naar beter betalende organisaties stonden hulpoperaties onder constant hoge druk. SHO-organisaties investeerden in de capaciteit van partners. Soms werd het personeelsbeleid aangepast, zodat zij goede staf konden behouden. Mensen werden ingehuurd uit nabijgelegen grote steden en hulporganisaties leidden nieuw personeel op. Daarnaast werden op tijdelijke basis deskundigen uit Nederland ingevlogen. Moeilijk terrein Er moest gewerkt worden in hoge (tot 3.000 meter) en afgelegen gebieden met slecht begaanbare wegen als gevolg van frequente landverschuivingen en zware regenval. Alles wat rijden, vliegen en lopen kon, is gebruikt om hulpgoederen te distribueren: vrachtauto’s, helikopters, pakezels en sneeuwscooters. Vervoer door de lucht brengt hoge transportkosten met zich mee, maar die werden soms voor lief genomen. In de tentenkampen liepen de hulporganisaties aan tegen grondschaarste, een tekort aan graafcapaciteit en moeilijke (rots)bodemcondities, waardoor bijvoorbeeld drinkwaterprogramma’s meer tijd kostten dan gepland.
8
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
Hoofdpijn over onderdak Om de daklozen voor de winter onder dak te krijgen, waren honderdduizenden wintertenten nodig. De wereld had na de tsunami echter te weinig tenten op voorraad en kon de enorme vraag op korte termijn niet aan. Organisaties bestelden tenten in Turkije, China en Pakistan. Het was niet genoeg en de tenten waren lang onderweg. Dat bracht andere organisaties er weer toe om zomertenten te sturen, wetende dat die niet geschikt zouden zijn voor de winter, maar beter een tent dan geen tent, was daarbij de gedachte. Het weer, de grootte van de gezinnen en de wens op het eigen erf te wonen, maakten dat een tent geen wenselijke oplossing was. Daarom kozen organisaties steeds vaker voor de distributie van ‘shelter kits’ (gereedschap plus zeil van versterkt plastic en/of golfplaten). Een dergelijk pakket is geschikt voor het wonen in dorpen in afwachting van permanente huizenbouw, maar voor de opvang in kampen is zij niet bruikbaar. De noodzaak van een werkbaar alternatief voor de wintertent is tijdens deze ramp aangetoond. Ondermaatse gezondheidszorg Het gezondheidssysteem liep veel schade op, maar de voorzieningen lieten voor de aardbeving ook al te wensen over, zeker in de afgelegen gebieden. Wat zich vooral wreekte was het tekort aan personeel, psychosociale zorg, basiszorg, voorlichting en goede hygiëne. Het groeiende aantal patiënten is opgevangen door extra staf in te zetten. Gekwalificeerde vrouwelijke gezondheidswerkers waren moeilijk te vinden. In de wederopbouwfase brengt een aantal organisaties in samenwerking met de overheid het gezondheidssysteem op een hoger plan. Gemeenschapsleiders en lokale staf worden getraind. Ook overheidspersoneel krijgt een training gezondheidszorg en wordt meer bewust gemaakt van geestelijke gezondheidszorg.
Wederopbouw te laat op gang De wederopbouw van het getroffen gebied komt laat op gang. De Pakistaanse overheid (ERRA ‘Earthquake Reconstruction and Rehabilitation Agency’), heeft pas deze zomer in samenwerking met de Verenigde Naties handvatten gemaakt voor de hulporganisaties. De voornaamste problemen zijn het gebrek aan duidelijkheid vanuit ERRA en de bureaucratie. Veel beleid moet nog ontwikkeld worden, veel vraagstukken opgelost, en veel informatie dient verstrekt te worden aan de doelgroep. Lokale organisaties waren pas in de zomer in staat om projectvoorstellen voor rehabilitatie in te dienen. Een aantal leden van de SHO probeert ERRA op een positieve en constructieve manier te ondersteunen in het ontwikkelen van haar beleid. Lokale belangen Bij de inrichting van de ontheemdenkampen werden planningen voor de aanleg van water- en sanitaire voorzieningen niet altijd gehaald omdat er een tekort was aan constructiemateriaal. Ook ontmoetten organisaties oppositie van lokale gemeenschappen die hun grond niet wilden ‘afgeven’. Bij de wederopbouw oefenen invloedrijke mensen en politici druk uit om in bepaalde gebieden de watertoevoer te herstellen, zodat hun familie of achterban kan profiteren. Door de werkwijze en het belang van een goed waterdistributiesysteem uit te leggen worden problemen opgelost. Ook vragen organisaties bij lokale conflicten steun van ERRA.
Pakistaanse vrouwen psychotraining
Gender fricties Organisaties hebben vrouwelijke medewerkers in dienst genomen en getraind, vooral in de gezondheidsvoorlichting. Soms ontvangen ze daarop kritiek uit de samenleving. Respect voor de lokale cultuur en dialoog met de autoriteiten en religieuze leiders zorgt voor verbetering van de situatie. De betrokkenheid van vrouwen binnen een project is geleidelijk aan meer geaccepteerd. Het is belangrijk om Pakistaanse vrouwen in dienst te nemen omdat alleen zij de getroffen vrouwen van de aardbeving weten te bereiken.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
9
Pakistan 4. Projectvoorbeelden
2
1
3
4
5
1-Navid’s story Navid en zijn vrienden wonen in de Djesol vallei, een paar kilometer ten oosten van Battagram. Veel huizen en het drinkwatersysteem werden verwoest door de aardbeving. Om toch aan drinkwater te komen, haalden dorpsbewoners water uit de rivier. Maar dat rivierwater was ernstig verontreinigd door de ontlasting van mensen en dieren. Bovendien was de rivier in het diepe dal moeilijk bereikbaar voor de vrouwen en kinderen van Djesol die het water halen. Navid was geregeld ziek van het vieze water. In juli maakte Terre des Hommes een begin met het herstel van het watersysteem van Djesol. De geplette en verroeste leidingen werden vervangen. De beschadigde watertank werd ook gerepareerd en de inlaat van
10
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
de tank vernieuwd. Kristalhelder water gutst weer de tank in. Navid en zijn vrienden zijn opgewonden. Ze hoeven zich geen zorgen meer te maken over het drinkwater, hun eerste levenbehoefte. 2-Huizen bouwen In het Muzaffer en Bahg District in Pakistaans Kashmir heeft Mensen in Nood/Cordaid een huizenbouwprogramma opgezet. Overlevenden van de aardbeving en lokale bouwvakkers bouwen met bruikbaar afvalmateriaal winter- en aardbevingsbestendige huizen van 13 bij 6 meter. Mensen in Nood/Cordaid zorgt voor de tinnen platen voor daken en wanden. Er wordt samengewerkt met twee lokale Pakistaanse organisaties die de huishoudens selecteren die in aanmerking
komen voor een nieuw huis. Er zijn al 577 huizen en 18 basisscholen gebouwd. De bouw van de scholen kwam moeilijk op gang omdat de overheid geen toestemming gaf om overheidsscholen te bouwen. Daarom is met instemming van de gemeenschap besloten privé-scholen te bouwen. Mensen in Nood/Cordaid heeft nog 400 huizen en 60 nieuwe scholen in de planning staan. 3-Medische hulp voor vrouwen Binnen de traditioneel islamitische cultuur is het ongepast wanneer vrouwen door een man gezien worden. Gevolg was dat in en rond de kampen die opgezet werden voor slachtoffers van de aardbevingsramp, alleen mannen hulp kwamen zoeken. Vrouwelijke hulpverleners van IRC, partnerorganisatie van Stichting Vluchteling, zijn daarop de bergen ingetrokken, op zoek naar vrouwelijke slachtoffers in de verwoeste dorpen. Daar troffen zij groepen vrouwen van acht tot tien families aan, zittend in het puin. Velen van hen waren gewond, maar hadden geen medische hulp gezocht. De vrouwen zaten te rouwen om hun kinderen die onder het puin lagen en wachtten op hulp. Nadat het IRC team verschillende van deze groepen vrouwen geïnformeerd had over de aanwezige hulp in de kampen, kwamen steeds meer vrouwen zelf hulp zoeken. 4-Gevraagd: onderwijzeressen Het Maira kamp in het Shangla district bood onderdak aan ongeveer 20.000 ontheemden, waarvan 6.000 kinderen met de lagere schoolleeftijd, 50% jongens en 50% meisjes. In dit deel van Pakistan mag een meisje alleen naar school als zij les krijgt van een vrouw. Maar in Shangla zijn traditioneel vrouwen uitgesloten van activiteiten buitenshuis. Dus zijn er ook geen onderwijzeressen. Daarop besloot Unicef zeven vrouwen uit een ander district, Manshera, aan te stellen. Ze verdienden wel twee keer zo veel als een onderwijzeres die lokaal zou worden aangetrokken. Maar de kosten gingen voor de baten uit. De school slaagde erin duizenden meisjes te interesseren voor onderwijs. De meesten van hen waren nog nooit naar school gegaan. Zeven maanden woonden de onderwijzeressen in een tent in het Maira kamp. Toen de ontheemden in april naar de dorpen terugkeerden, gingen ook zij naar huis. 5-Organisatie van de hulp Het Nederlandse Rode Kruis ging onmiddellijk over tot aankoop en verzending van de meest urgente hulpgoederen. Tegelijk is een gedelegeerde Brouwer uit Tsjaad naar Pakistan afgereisd om deel uit te maken van een zogenaamde FACT-team
(‘Field Assessment and Coordination Team’), dat bij grote natuurrampen wordt ingezet om snel een overzicht te krijgen van de benodigde inzet van personeel en hulpgoederen. De gedelegeerde arriveerde in Islamabad drie dagen na de aardbeving, tegelijk met de eerste vliegtuigen uit Nederland met hulpgoederen. Ook mobiliseerde het Internationale Rode Kruis en de Halve Maan twaalf noodhulpteams bestaande uit buitenlands personeel met speciale kennis over gezondheidszorg, water en sanitair, logistiek, opbouw tijdelijk hoofdkwartier incl. woon-, werk en kookfaciliteiten, ICT en administratie. Verder werden 70 teams samengesteld met vrijwilligers uit de regio. De hulpgoederen van het Nederlandse Rode Kruis waren de eerste die vanuit het buitenland in Islamabad arriveerden. De organisatie heeft na de tsunami en Pakistan besloten een eigen en snel noodhulpteam te installeren.
6
6-Van snackverkoper tot elektricien Voor de aardbeving was Balakot een levendige stad met veel toeristen. Mohammed Shafeeq verdiende geld met de verkoop van snacks. 80% van Balakot werd door de aardbeving met de grond gelijk gemaakt. Ook het huis van Mohammed. Hij vond onderdak bij een oom in een ander dorp en ging in Balakot als sjouwer werken. Zo kon hij wat verdienen voor zijn familie. Maar aan dat werk kwam in het voorjaar een einde. Mohammed heeft zich toen gemeld voor een opleiding tot elektricien: zes weken theorie en twee weken praktijk. CWS, partnerorganisatie van Kerkinactie en ICCO, maakt deze vakopleiding van metselaars, loodgieters, timmerlieden lassers mogelijk in 3 trainingscentra in Manshera, Bissian en Battagram. Meer dan 250 cursisten hebben een door de overheid erkend diploma gehaald. Velen hebben inmiddels werk gevonden of zijn een eigen bedrijfje gestart om mee te helpen aan de wederopbouw.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
11
India 1. Hulp algemeen
In India voltrok de aardbeving zich in de deelstaat Jammu Kashmir. Het gebied lag op vrij grote afstand van het epicentrum in Pakistan en de schade was dan ook minder groot.
Figuur 3: Bestedingen in India per sector per 15 augustus 2006 (N=
€ 1.060.812)
In Jammu Kashmir bevindt zich de zogenaamde ‘Line of Control’, een militaire zone langs de grens met Pakistan. Als gevolg van de natuurlijke gesteldheid en de politieke situatie is de streek moeilijk toegankelijk. De noodhulpfase is afgerond. Vrijwel alle committeringen (€ 1,1 miljoen) aan lokale organisaties zijn besteed en uitgevoerd. In de taartdiagram hiernaast is de verdeling van de bestedingen over de sectoren af te lezen. Sommige organisaties bereiden plannen voor de wederopbouw voor. Vrijwilligers worden getraind, huizenbouw wordt voorbereid. Getrainde vrijwilligers tijdens de noodhulp zullen samen met ingenieurs en andere hulpverleners puin ruimen, huizen opknappen en huizen bouwen.
12
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
Gezondheidszorg Voedselzekerheid Levensonderhoud Onderwijs Onderdak Management (rampen en programma)
India 2. Hulp en resultaten per sector Gezondheidszorg 450 mensen ontvingen drie maanden lang medicijnen. Ook werd een medisch kamp opgezet, van waaruit een bewustwordingscampagne voor hygiëne en sanitaire voorzieningen werd gehouden. In het kamp werden psychosociale hulp geboden en medicijnen verstrekt. 3.746 mensen maakten gebruik van de zorgdiensten. Voedselzekerheid 12.500 mensen kregen voedselpakketten bestaande uit zout, olie, rijst, linzen, meel. Ook melkpoeder en thee gingen als bijvoeding naar 6.000 getroffenen. Levensonderhoud Hulporganisaties voorzagen 10.000 mensen van noodhulppakketten. In een pakket zit kleding, keukengerei, dekens, matrassen en jerrycans. Daarnaast werden nog eens 3.900 dekens, 21.100 omslagdoeken, 1.200 matrassen, 500 lampen, 700 lantaarns en warme kleding uitgedeeld.
Onderwijs Een partnerorganisatie van een SHO-lid zette 5 schoolkampen op om daarmee kinderen te helpen hun traumatische ervaringen te verwerken. Er was theater en werden dagtripjes georganiseerd om angsten en onzekerheid bij de kinderen weg te nemen Onderdak Met geld van de SHO kochten organisaties 2.300 wintervaste tenten. Ook zijn ruim 800 ‘shelter kits’ samengesteld en getransporteerd naar het getroffen gebied. Met de bouwmaterialen en het gereedschap in deze pakketten konden mensen op hun eigen erf tijdelijke woningen bouwen. Ze waren ook vrij om de materialen aan te wenden voor het bouwen van permanente huizen. Bouwtechnici huurden de doe-het-zelvers in bij de lokale organisaties. 3.300 families kregen isolatiemateriaal om de huizen te beschermen tegen de winterse kou. Bezoek de website www.giro800800.nl voor een overzicht van de hulpverlening van alle organisaties.
India 3. Belemmeringen in de hulpverlening De Indiase overheid was niet voorbereid op een aardbevingsramp in Jammu Kashmir. De eerst dagen overheersten chaos en verwarring. Toen Indiase en internationale particuliere organisaties arriveerden voerde de overheid geen regie over de kwaliteit en coördinatie. De lokale hulporganisaties hebben hun projecten afgestemd en er is geen overlap tussen de gebieden waar ze werken.
Het leger speelde een grote rol bij de distributie van goederen. De samenwerking verliep soms moeilijk waar het ging om de toegang tot het gebied. Er was een gebrek aan noodvoorraden in India, waardoor een lidorganisatie van de SHO zich genoodzaakt zag tenten in Turkije te bestellen. Deze kwamen pas anderhalve maand later in India aan. Ze zijn naar een andere groep gegaan dan waarvoor de tenten in eerste instantie bestemd waren. Distributie van noodhulpgoederen werd bemoeilijkt door de winter en sneeuwval.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
13
India 4. Projectvoorbeelden Doe-het-zelvers De meeste SHO-leden werken met lokale particuliere organisaties. Voordeel is dat deze organisaties de lokale taal en cultuur kennen, goed in staat zijn om de mensen die in aanmerking komen voor hulp te selecteren en door hun werk helpen de eigen samenleving op te bouwen. Een voorbeeld is IGSSS (Indo-Global Social Service Society), een partnerorganisatie van Kerkinactie en ICCO. IGSSS heeft ingezet op twee programma’s: noodhulp en gemeenschapsontwikkeling. Aan 483 families in drie dorpen zijn materialen verstrekt voor het bouwen van tijdelijke huizen, van de plint tot aan het dak, inclusief het gereedschap. De mensen bouwden – met technische assistentie – hun eigen huizen. Het leger zorgde voor de veiligheid en vervoerde bouwmaterialen Na afloop van dit project heeft de organisatie een enquête gehouden en daaruit kwam naar voren dat de bevolking hulp wilde bij traumaverwerking en bestaanszekerheid. 43 groepen zijn gevormd die worden getraind om een eigen inkomen te verwerven. In bijeenkomsten wordt aandacht gegeven aan trauma’s.
14
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
Isoleren tegen winter Een klein deel van het geld dat Mensen in Nood/ Cordaid ontving van giro 800800 is ingezet voor noodhulp en wederopbouw in de getroffen dorpen in India. COVA is één van de lokale partnerorganisaties waarmee Mensen in Nood/Cordaid aan de slag ging. Het is een Nationaal Netwerk van 800 lokale organisaties die zich inzetten voor sociale gerechtigheid en vrede in de gemeenschappen. Ruim € 40.000 ging via COVA naar isolatiemateriaal voor de tijdelijke woningen van 1.500 getroffenen in de provincies Jammu en Kashmir. Zoals bekend stond de winter voor de deur en de materialen die de mensen van andere organisaties kregen, boden geen bescherming tegen de enorme koude. Met het isolatiemateriaal hadden de gezinnen in ieder geval één relatief warm vertrek. Daarnaast werden er 2.000 vrijwilligers gerekruteerd – één per tien huishoudens – die actief noodhulpgoederen uitdeelden, maar ook trainingen ontvingen in eerste hulp, puinruimen en het renoveren van huizen. COVA bouwt 200 nieuwe woningen voor de meest kwetsbaren in de samenleving, waaronder alleenstaande vrouwen en ouderen.
Algemeen 1. Coördinatie hulpverlening De hulporganisaties werkten veel samen met de overheid en het leger. In India hadden ze ook geen andere keus, want het is een voorwaarde voor hun aanwezigheid. Sommige particuliere Indiase partnerorganisaties protesteerden tegen de rol van het leger, maar moesten erkennen dat alleen het leger de getroffen bevolking in sommige gebieden in de ‘Line of Control’ weet te bereiken. De hulporganisaties hebben in India het rampgebied geografisch verdeeld, waardoor overlap niet heeft plaatsgevonden.
ties, aangevuld met andere particuliere organisaties met een vestiging in Nederland, hebben een plan ontwikkeld voor de gezamenlijke rehabilitatie van de Allai Valley. De Nederlandse ambassade in Pakistan heeft interesse getoond voor medefinanciering van dit plan. Hulporganisaties en militairen werkten samen in noodhulp.
In Pakistan zijn lessen van de tsunami hulpverlening in de praktijk gebracht. Een voorbeeld daarvan is de coördinatie van hulp. In sectoren, zoals water- en sanitaire voorzieningen en onderdak, vindt afstemming tussen alle betrokken donoren plaats: overheid op verschillende niveaus (gemeente tot Ministeries), VN-organisaties en particuliere organisaties. Informatie wordt uitgewisseld en het aardbevingsgebied is onder de organisaties verdeeld. Een aantal SHO organisa-
Algemeen 2. Participatie bevolking In de crisis na de aardbeving werd de bevolking op beperkte wijze betrokken bij de hulpverlening. Veel mensen verkeerden in een shock en de hulporganisaties brachten zelf zo goed en kwaad als mogelijk was de noden in kaart. De contacten die lokale partnerorganisaties met de getroffenen legden, vormden de basis voor intensieve deelname van de bevolking aan de wederopbouw. Leden van de SHO gebruiken zoveel mogelijk een zogenaamde ‘community based’ benadering. Bewonerscomités zijn opgericht en komen maandelijks bij elkaar. Staf uit de getroffen gebieden wordt aangetrokken, tenzij bepaalde capaciteiten niet aanwezig zijn. Dan worden buitenlandse deskundigen aangesteld. Meestal zijn NoordPakistani de uitvoerders van de projecten. Ze worden getraind, doen werkervaring op en dragen kennis over. De ontvangers van hulp bouwen hun eigen huizen.
Hulpverleners in gesprek met Pakistaanse vrouwen (rechts) uit de bergen.
Een voorbeeld van opbouw van lokale capaciteit: Na afronding van een watertoevoersysteem wordt deze overgedragen aan de lokale gemeenschap die zorg draagt voor het beheer en onderhoud. Een organisatie heeft een speciale afdeling ingericht om de communicatie met de bevolking te reguleren. Er is een medewerker waar mensen met vragen en klachten terecht kunnen.
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
15
Algemeen 3. Hoe wordt uw gift besteed? De opbrengst van de Nationale Actie voor Pakistan en India wordt na aftrek van kosten voor fondsenwerving en administratie verdeeld over de acht leden van de SHO. De verdeling is gebaseerd op een sleutel die is vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst van de SHO. Zij wordt elk jaar herzien op basis van de omvang van de fondsenwerving en de humanitaire hulpverlening van een lid.
Dankzij de belangeloze medewerking van onder andere zendgemachtigden en bedrijven zijn de kosten van de actie laag gebleven. In totaal werd ruim € 42 miljoen opgehaald en daarmee staat de actie na de tsunami en Kosovo qua opbrengst op de derde plaats van Nationale Acties die de SHO sinds 1989 heeft gevoerd. De cijfers in de tabellen en grafieken in deze rapportage geven de stand weer op 15 augustus 2006.
Tabel 1: Ontvangsten en uitgaven van de SHO in duizend € per 15 augustus 2006 Donaties van publiek Subsidie Ministerie van Buitenlandse Zaken Rente1
40.190 2.000 212
Totaal Ontvangsten Voorziening fondsenwerving en administratie2 Voorbereiding en coördinatie3 Totale kosten
42.403 938 2.088 3.026
Beschikbaar voor hulpverlening
39.376
Uitgevoerde projecten4 Projecten in uitvoering Totaal projecten Nog beschikbaar voor hulpverlening
15.330 12.733 28.063 11.314
1 Het interestbedrag is een optelling van de rente op giro 800800 van de SHO en de eventuele rente die de leden hebben ontvangen. 2 Aan fondsenwerving en administratie is € 549.834 uitgegeven. Het restant (€ 388.166) is gereserveerd voor evaluaties en rapportages. Een ongebruikt saldo wordt toegevoegd aan het bedrag dat beschikbaar is voor hulpverlening. 3 Som van de maximale uitvoeringskosten van de acht deelnemende organisaties aan de actie voor Pakistan samengesteld uit 6% van de publieksdonaties en 3% boven de subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. 4 Dit bedrag is in werkelijkheid hoger omdat een deel van de projecten in uitvoering zijn afgerond, maar nog niet gerapporteerd.
De SHO zijn zich ervan bewust dat zij hun werk kunnen doen dankzij giften van particulieren, bedrijven en overheden. Daarom besteden ze aandacht aan een zo effectief en efficiënt mogelijke hulpverlening. Om dat te bereiken moeten aanvragen voor noodhulp en wederopbouw worden beoordeeld, de financiering worden voorbereid en (internationaal) gecoördineerd. Ook worden programma’s financieel en inhoudelijk geëvalueerd aan de hand van rapportages en bezoeken aan het rampgebeid. Deze werkzaamheden kosten geld. De
16
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
SHO hebben afgesproken dat elke organisatie aan het eind van de bestedingstermijn maximaal 6% van de beschikbare middelen heeft uitgegeven aan voorbereiding en coördinatie. Minder mag ook. De uitvoeringskosten van de subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken mogen niet meer zijn dan 3% boven de subsidie van € 2 miljoen. De deelnemende organisaties hebben tien maanden na de aardbeving projecten gecommitteerd voor een totaalbedrag van € 28 miljoen, ofwel 72%
van de beschikbare middelen. Committeringen zijn verplichtingen die de donororganisatie heeft aan de uitvoerende organisatie voor een project dat is ingediend. Committeringen bestaan uit uitgevoerde projecten (= bestedingen) en projecten in uitvoering. Er is nog € 11 miljoen die aangewend kan worden voor wederopbouwprojecten. De uitvoerende (lokale) organisaties leggen periodiek inhoudelijke en financiële verantwoording af over de bestedingen. € 15,3 miljoen van de committeringen zijn besteed en gerapporteerd. Deze projecten, die grotendeels hebben plaatsgevonden in de noodhulpfase, zijn afgerond. In Figuur 4 worden de committeringen en bestedingen uitgesplitst naar financieringskanaal.
Figuur 4: Committeringen en bestedingen (in duizend
€)
28.063 1.979 11.880
646
15.330
7.951
14.204
Tabel 2: Committeringen en bestedingen per land en fase (x duizend €) Land Pakistan Noodhulp Wederopbouw Totaal India Noodhulp Wederopbouw Totaal Totaal
Committering
Besteding
13.510 13.455 26.965
10.098 4.171 14.269
1.098 0 1.098
1.061 0 1.061
28.063
15.330
In tabel 2 en figuur 5 zijn de committeringen en bestedingen per land en fase uitgedrukt. In Pakistan ontplooi(d)en de leden van de SHO de meeste activiteiten. In dat land was de schade van de aardbeving ook het grootst. Van de totale committeringen is 96% aangegaan in Pakistan en 4% in India. Bij de bestedingen liggen de verhoudingen resp. 93.5% en 6.5%. De resterende fondsen zullen vooral worden besteed aan wederopbouwactiviteiten in Pakistan. Wanneer gekeken wordt naar de sectoren, springt ‘onderdak’ er uit, zowel bij de bestedingen als de committeringen. Door de aardbeving raakten 3 miljoen mensen dakloos. Zij zijn met tenten en tijdelijke onderkomens opgevangen in tentenkampen en dorpen.
6.733 Figuur 5: Committeringen en bestedingen per land en fase (in %)
Committeringen
Bestedingen
4%
7%
5
Lokale uitvoerende organisaties
Internationale koepelorganisatie6 Lidorganisatie SHO ter plaatse7
48%
48%
27%
66%
5 Partnerorganisaties van de SHO die in het getroffen gebied hulpprojecten uitvoeren. 6 SHO-organisaties (Unicef Nederland, Rode Kruis en deels Kerkinactie) maken bijdragen over aan de internationale koe-
Committeringen
Bestedingen
pelorganisaties die programma’s uitvoert in het getroffen gebied. 7 SHO-organisaties zijn soms zelf uitvoerder van een project ter
Pakistan noodhulp
plaatse. Het betreft hier vooral directe bestedingen door
Pakistan wederopbouw
Mensen in Nood/Cordaid.
India noodhulp
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
17
Adres en contactpersonen SHO secretariaat p/a Kerkinactie Postbus 456 3500 AL Utrecht Tel.: (030) 80 00 555 E-mail:
[email protected] Website:www.giro800800.nl Voor informatie over de specifieke hulpactiviteiten per SHO-organisatie kunt u contact opnemen met: Kerkinactie Mensen in Nood/Cordaid Oxfam Novib Nederlandse Rode Kruis Stichting Vluchteling TEAR fund Terre des Hommes Unicef
Wim Brouwer Marjolein Hammink Paul van Tongeren Anna Kodde Tirsa Hofstee Suzanne Vermeulen Esther Adam Martin de Beer
(030) 880 17 86 (070) 313 62 70 (070) 342 16 44 (070) 445 58 52 (070) 346 89 46 (0343) 51 48 44 (070) 310 50 00 (070) 333 93 79
06 06 06 06 06 06 06 06
23 53 87 16 22 52 40 28 51 57 36 83 20 95 94 78 25 18 86 34 41 88 92 55 20 49 92 95 14 79 95 99
Colofon Uitgave van de Samenwerkende Hulporganisaties. Utrecht, oktober 2006. Drukwerk en layout: www.libertas.nl Teksten: Samenwerkende Hulporganisaties. Fotografie: Paul Jeffrey/ACT International (voorpagina, 2,4,5,6,7,8,10,11,12 en 15), Terre des Hommes (10), Nederlandse Rode Kruis (10), Marcia de Goede (30,9 en 10), Unicef (5), Tear (7) en Hollandse Hoogte (14). Redactie: Guus Bakker (Unicef). Eindredactie: Jaap ’t Gilde (Kerkinactie en ICCO).
18
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
SHO: Pakistan en India, 1 jaar na de aardbeving
19
Samenwerkende Hulporganisaties
www.giro800800.nl
[email protected]