Pak me beet. Voer me verder. Het is een arena, een strijdtoneel, een jungle, een hel. Het gevecht. Om aandacht. Dé aandacht. Autonome, genereuze, normale, vanzelfsprekende, waarlijk welwillende aandacht bestaat bijna niet meer. Linda Stone rept van: continu verdeelde aandacht en roept, navenant en terecht, e mail uit tot: gevaarlijke aandachtsversnipperaar.
Aida In de achterhoofden van wat oudere reclamemensen woont wellicht nog: aida. Een welluidende, romantische afkorting. Van het Angelsaksische (ja, ja): attention, interest, desire, action. Een wetmatigheid, toen, naar het leek. Nu: een vrijwel vergeten rijtje. Met een kern van werkelijkheid. Onderwijl ver buiten de, omvattende, marketingcommunicatie orde. Van GRP , @, e, i, 06, 2.0, c en retail, distributie. Doch. Toch behulpzaam. Stel: je bent, hebt, schrijft een tekst. Om te worden gelezen, te kúnnen worden gelezen, moet je eerst opvallen, aandacht genereren, aandacht toucheren, aandacht vangen. Attention. Reikt verder, hoor. Aandacht dient niet alleen te worden verworven, maar ook te worden vastgehouden. En te leiden tot belangstelling. Je wilt wel eens weten waarover het gaat. Je krijgt er een, pril, goed gevoel bij, door. Mooi. Maar nu verder. Er moet iets ontstaan van, noem het hebberigheid. Koopbereidheid ontwaakt, groeit, wakkert aan. Of: je wilt wel ergens heen, in beginsel. Of: je wilt wel ergens bijhoren, in principe. Waarna de klap moet komen, de slag moet worden geslagen. Kassa, in welke vorm ook. Droom? Werkelijkheid? Stappenplan, zou ik zeggen. Goed, laten we onze wandeling beginnen. Langs de boorden van de taal.
Het vroege Mauritshuis Anno 1990. Dient zich aan, in mijn praktijk: het Haagse Mauritshuis. Er is geld voor een bescheiden campagne. Advertenties - naast de standaard affiches en folders. Dat is ongewoon ten tijde. Reclame is vies, is vuig, is ordinair, in de ogen van. Van conservatoren, vooral. Mijn ruimte is beperkt. Veel staat al vast. De titel. Van tentoonstelling en catalogus. ’Hollandse Meesters uit Amerika’. En de typografie, de vormgeving. En het formaat, bij benadering. Ik kan hooguit een paar zinnetjes kwijt. Luttele woorden. Die moeten dan wel trefzeker zijn. Het is niet de eerste keer dat ik iets ’doe’ voor een culturele instelling. Pierre Janssen, vriend en leermeester, gunt me de primeur. Een paar keer per jaar praten we over zijn beleid, in Arnhem, in het Gemeentemuseum Arnhem. Soms maak ik een advertentie. Alsook, éénmalig: een folder zonder woorden. In het kielzog volgen het Residentie-Orkest (met marketingcampagnes avant la lettre) en de VPRO (nét zonder puntjes). De jaren zestig vloeien over in die van zeventig. Daarna is het stil. Het Mauritshuis zet me weer aan het denken. Hoe ga je, als reclameman, om met zo’n juweel? Primair behoor je je te verdiepen. In je opdrachtgever. In het Koninklijk Kabinet van Schilderijen. In de fameuze collectie, goeddeels uit de Gouden Eeuw. In het gebouw van Jacob van Campen voor Johan Maurits. En in de mensen die er werken. Die samen gestalte geven, de eigenheid bepalen, de persoonlijkheid zijn.
Statige mensen, hoor. Zeker toen. Je hoeft je niet deemoedig op te stellen, als adviseur, als campagnemaker, maar je moet wel je plaats, je beperkingen weten, léren weten. Je kunt en mag, als Amsterdammertje, niet proberen, niet wíllen proberen, een instituut als het Haagse Mauritshuis naar je hand te zetten, een door jou bedachte identiteit aan te meten, te overgieten met een reclamesaus. Ik leg mijn oor te luisteren. Proef, savoureer. Geniet van de verhalen. Zo kom ik tot mijn adagium.
Achter alles schuilt een verhaal. En verhalen moet je vertellen. Zulks lukt natuurlijk niet, in zes, zeven woorden. Hoe deugdelijk ook. Dus bepalen die eerder gememoreerde zinnetjes zich tot prikkelen, tot een lijntje uitwerpen, tot een haakje uitslaan. In de (gerechtvaardigd gebleken) hoop dat lezers denken, vinden: wist ik niet, nog niet, leuk toch wel, boeiend misschien, zou ik meer over willen weten, zou ik wel naar toe willen. Al doende verschijnen in de dagbladadvertenties (die kolommen met hun vernuftige namen als Kunst en Art) deze kopjes: We proudly present. n Even terug. Van te lang weggeweest. n 53 Schilders, met 68 werken. Uit 32 musea en 6 particuliere collecties. n Aarzel niet. De tijd vliegt. n Die Amerikanen wisten wel wat ze kochten. n Of wilt u liever naar Amerika? n Nog even en ze gaan weer terug. Allemaal. Absoluut. n Wie nu niet komt kijken, ziet ze nooit meer samen. n
In gezelschap van (grrrr) een heuse slagzin: Even thuis, in het Mauritshuis. Of ook wel: Even samen, even thuis, in het Haagse Mauritshuis. In het Tentoonstellingsboekje (we zouden thans zeggen: in de Tentoonstellingsagenda) arriveren drie grotere advertenties. En jawel, jazeker, één ervan begint er op te lijken: Je staat er voor, maar wat schuilt er achter? n
JORIS
Oog in oog met Joris de Caulerij. Niet in San Francisco, maar in Den Haag. Rembrandt schilderde Joris in 1632, maar wie was die man? Een Haagse schutter, een kapitein ter zee onder Tromp en De Ruyter, een goede kennis van Rembrandt, een kleurrijk figuur. n
BRIEFSCHRIJVEND MEISJE
Johannes Vermeer, circa 1666. Normaal hangt het doek in Washington en komt er de deur niet uit. Maar hoe kwam het daar terecht? Na veel omzwervingen, een vermissing en een moord op de Bahama’s. Startend nog. De gegevens worden door conservatoren aangereikt. En het simpele feit dat die zichzelf in druk terugzien haalt veel kou uit de lucht. Ze beginnen te wennen. Ondertussen wordt het Mauritshuis opgebeld door lezers, die melden dat ze de advertenties waarderen! De volgende tijdelijke expositie, ’n driekwart jaar later, is gewijd aan Abraham Bredius, voorheen directeur van het Mauritshuis. Vijf advertentietjes doen kond. Ze hebben de smaak al te pakken. Getuige:
Abraham Bredius was een eigenzinnig heer. Hij tartte de minister en sloeg fel om zich heen. Maar hij geldt nog steeds als een van de grootste Rembrandt-kenners. n Abraham Bredius was een eigenzinnig heer. Als hij woorden te kort kwam schreef hij pinnige uitroeptekens. Maar hij schonk ons wel vier prachtige Rembrandts. n Abraham Bredius was een eigenzinnig heer. Hij hield meer van !!! dan van ?? Maar hij kocht zonder weerga. Door hem hangen er nu zulke mooie Rembrandts in Den Haag (!!!). n
Het aardige is dat de vormgeving nauw aanschuift bij de tekst, de drie !!! staan er prominent in, als een soort icoontje. Sindsdien voer ik voor praktisch elke korterlopende expositie campagne, uiteraard in nauwe samenwerking. Soms bedenk ik ook de titel. Heel leerzaam is Cornelis Troost voor me, in 1993. Je ziet drie figuren, op een pastel. Van links naar rechts: een man, een vrouw, een man. Voor de voeten van de laatste man staat een mand. Met een schaapshoofd. ’Pefroen en het schaapshoofd’ licht het bordje ernaast dienstvaardig toe. De kijker kijkt, denkt: knap gedaan en keert huiswaarts. Het ding begint pas echt te léven als je wat meer weet. Eerste laag: de vrouw in het midden heeft haar man (rechts) naar de slager gestuurd om een schaapskop te kopen. Onderhand is ze met de man links (een neef ) de sponde ingedoken. Nu staat ze op het punt haar onwetende echtgenoot terug te zenden, naar de slager. Omdat ze de schaapskop niet goed genoeg vindt. (Neef lonkt.) Zo zégt het tafereel tenminste iets. Tweede laag: het is een scène uit een klucht. Geliefd bij het volk, in de tijd van Cornelis (1696 – 1750). Derde laag: Troost speelt zelf in dit soort stukken (’Tonelen van de 18e eeuw’), op het podium van de Amsterdamse Stadsschouwburg.
Catharina en Peter De Nieuwe Kerk en het Amsterdams Historisch Museum betrekken me bij een gezamenlijke advertentiecampagne in NRC Handelsblad. Voor gelijktijdige exposities rond Peter de Grote en Catharina de Grote, keizer en keizerin aller Russen. Het contact met de beide conservatoren is (z)innig. Ik lees biografieën en uitkijkend over de rijstvelden, de correspondentie tussen Catharina en Voltaire. Erg boeiend vind ik die niet. Hij smeert haar voortdurend stroop om de welbespraakte mond. Maar daar gaat het nu niet om. Ik constateer een potentieel probleem. Heel wat mensen zouden kunnen gaan denken dat Peter en Catharina een echtpaar vormen. Terwijl de één bijna zeventig jaar eerder is geboren dan de ander. En ze wel degelijk dingen gemeen hebben. En Peter eigenlijk Catharina ten voorbeeld is. De remedie? Sterk kapitaliseren op hun persoonlijkheden. En de taal voor je karretje spannen. Peter de Grote, leerling/leraar, doet me denken aan een jongensboek. Dik Trom in optima forma. Catharina is, voor mij, een soort kruising tussen Elegance, Résidence en Libelle. En nu komt het: ik meet Peter de verleden tijd aan. En Catharina de tegenwoordige. Om Peter niet helemaal ’bij te zetten’ is de kopzin in de tegenwoordige tijd. ’Peter spoedt zich naar de Zaan’, ’Peter bekijkt de bloedsomloop van een aal’, ’Peter loopt door de Kalverstraat’, ’Peter wordt spuitgast’. De factor aandacht (dag, aida) speelt zekerlijk mee. Ik vrees dat als de kopzin óók historiseert er veel/meer mensen afhaken. Catharina wordt ’geïntroduceerd’ door kenmerken. Van karakter, van gemoed. ’Nerveus is ze’, ’Begerig is ze’, ’Woedend is ze’ en ten laatste ’Stil is ze’.
Stil is ze, Catharina II, vorstin-aller-Russen. In de vroege ochtend van 5 november 1796, iets na negen, vindt hoveling Zotov zijn majesteit op de vloer van een klein privé-vertrek. Slechts een zucht ontvliedt de lippen. Zes mannen zijn nodig om het gezette lichaam naar de slaapkamer te torsen. Daar ligt ze, buiten bewustzijn en snakkend naar adem. Et cetera, de afloop moge bekend zijn. En: na Catharina schrijf ik bijkans nooit meer in de verleden tijd. Het heden is zoveel dynamischer. De serie, in achttien afleveringen, tussen 17 december 1996 en 2 april 1997, draagt even zovele nummers. Telkens bellen mensen, naar de krant. ’Ik heb editie zoveel gemist. Kan ik een kopie krijgen?’ In de Kalverstraat, de looproute, tussen museum en kerk, hangen spandoeken: ’Tussen Catharina en Peter ligt 500 meter’. Ik leer nog iets belangrijks. De waarde van een schotzuivere zin. Die met enige regelmaat terugkeert. Bij Catharina, de gulzige: ’En ze koopt en ze koopt en ze koopt’. Bij Vermeer, Johannes, Mauritshuis, 1995/1996, de meest omvangrijke culturele campagne tot nog toe, dunkt me: ’Het licht komt altijd van links’ en dwingender: ’Zelf zag hij ze nooit bij elkaar’. Hetgeen indiceert, bevestigt, dat de 34 getoonde en nu nog bestaande werken niet eerder tezamen werden geëxposeerd, ook niet tijdens het leven van de meester. Dit type zinnen maakt kans door journalisten te worden overgenomen. En daar kan geen advertentie tegenop.
Gelaagdheden De Rabobank, gewaardeerd opdrachtgever, sponsor, cosponsor, vraagt me een aantal teksten te schrijven voor de Museumkaart, dan nog Museum Jaarkaart. Bedoeld voor advertorials. Nu háát ik advertorials. De minne mengvormen, die mensen op het verkeerde been trachten te zetten. Advertenties die doen of ze redactioneel zijn. Misleiding, eigenlijk. Maar. Het bod is onweerstaanbaar. Ik ga naar tien musea, met Carla Keijzer, van de Museumvereniging (middelerwijl een vriendin), we kiezen een werk uit, ik schrijf een tekst en er wordt een pagina gevuld. Van Libelle tot Vrij Nederland. Met Metro sluit de bank een deal. Zoveel stroken van luttele centimeters breed, bij paginahoogte. Of ik daar die teksten ook maar naar toe sluis. Over de theepot Thea, van Edmond Bellefroid. (’Kwelling en harmonie’). Of over het eierleggend vogelbekdier (’Hoogst eigenwijs’). Of over de Moorse spiegel en het droeve leven van koningin Sophie (1818). Kan niet. Het formaat ligt dwars. Ik raak Tajiri, Shinkichi, No 7, niet kwijt, in smalte. En: de tekst is te lang, te zwaar, voor Metro lezers. En: het leesgedrag is anders, vaak totaal anders. In die wiebelende trein. En: velen hebben geen benul van wie Tajiri is. Of van museum Het Valkhof. Niet veel later maak ik er een quiz van. Op welgevalliger formaat.
Wat is dit nou toch? Antwoord A: een ruimtesonde. Antwoord B: een vroege Tajiri. Antwoord C: een formule-1 wagen.
n
Wie zat hier vaak? Antwoord A: Koningin Sophie. Antwoord B: Koningin Emma. Antwoord C: Koningin Juliana.
n
Om het juiste antwoord te kunnen lezen, moet men de Metro op de kop houden. Want pas dan gaat de tekst verder. Hetgeen geschiedt. Schitterend schouwspel…
Het enige juiste antwoord is B, een beeld van Shinkichi Tajiri. Het heet No 7, meet 1 meter 75, is van plexiglas, aluminium en staal, stamt uit 1968 en is een protest tegen oorlog. De kunstenaar (1923) is van origine Japans, werd om zes uur ’s morgens geboren in Los Angeles en woont op een kasteel in Limburg. Het complete beeld (op de foto een detail) staat in Nijmegen: Museum Het Valkhof, bij de Waal. Kelfkensbos 59, 024 - 360 88 05, www.museumhetvalkhof.nl Met de Europas van de Rabobank krijg je 50% korting bij meer dan 450 musea. Ook bij Het Valkhof.
Antwoord A: een ruimtesonde. Antwoord B: een vroege Tajiri. Antwoord C: een formule-1 wagen.
Wat is dít nou toch?
Het juiste antwoord: A, Sophie. Eerste vrouw van Koning Willem Drie. Geboren: Van Wurtemberg. Volle nicht, ongelukkige echt. RVD geeft toe, zelfs ruiterlijk. Per site: www.koninklijkhuis.nl Uiteenlopende karakters, luidt de Haagse term. Driftige koning ook. Tot overmaat sterven alle drie zonen vroegtijdig de dood. De Moorse toiletkamer, met haar grote spiegels, bevindt zich in Paleis Het Loo. Veluwezoom. Bel 055 – 577 24 00. Of wandel langs de webweg: www.paleishetloo.nl Met de Europas van de Rabobank krijg je 50% korting bij meer dan 450 musea. Ook te Apeldoorn.
Antwoord A: Koningin Sophie. Antwoord B: Koningin Emma. Antwoord C: Koningin Juliana.
Wie zat hier vaak?
Segmentatie Ik ben tien jaar juryvoorzitter van de (niet meer bestaande) Bladprijs. Van de VNU . Die legt zich toe op inhoudelijke segmentatie. Vergeef me het woord: ’fine tuning’. Anders gezegd: het toesnijden van de aanpak, de benadering, de toonzetting op het medium, op de titel. Een andere advertentie in Libelle dan in Linda, in Elsevier dan in Quote, in Viva dan in Elegance. Een andere commercial op Classic fm dan op Sky of Arrow. Dit principe huldigen we bij Holbein.
Holbein Holbein in het Mauritshuis. Het is een wonder. Klinkt ietwat banaal. Is de ware waarheid. Wat niemand voor doenlijk houdt lukt directeur Duparc. Zóveel schilderijen en tekeningen in bruikleen. We omarmen de segmentatie. Radiocommercials, op alle regionale zenders, lengte 45 seconden, ingesproken door Carine Crutzen. Zes varianten. Drie vrij feitelijk, drie verhalend. Bij toerbeurt. En de klassieke stroken, natuurlijk. Trouw, de Volkskrant, NRC H . We stellen ons op als bezoekers, toeschouwers. Wat zouden ze zien, denken, voelen, zeggen als ze voor de werken staan? Ik kies significante ’beeldonderdelen’ en beschrijf de virtuele reacties: n n n n
Ach, kijk nou toch, dat handje! Van de jonge Jezus Ach, kijk nou toch, dat takje! Van Mary Wotton Ach, kijk nou toch, dat blosje! Van kroonprinsje Edward Ach, kijk nou toch, die ogen! Van Derich Born
Trouw, de Volkskrant: Ach, kijk nou toch, die ogen! Donkerbruin zijn ze en amandelvormig. Born kijkt er door, in de vroege Renaissance. Hier, in 1533, verblijft de Keulse koopman zelfbewust in Londen. Bij de Steelyard, een Hanze - liga. Een Duitse enclave aan de Thames. Hans Holbein maakte het portret. In opdracht. n
nu Metro: Ogen als amandelen Er was eens: een jonge Keulse koopman. Derich Born. Leeft en werkt in Londen, rond 1533. In een Duitse kolonie, aan de Thames. Hans Holbein, landgenoot, maakt een portret. Reebruine ogen, amandelvormig, volle lippen boven een ragfijne kraag. Kijkt zelfbewust, die meneer, over de rechterschouder. Later wordt hij teruggestuurd. Naar de Rijn. Samen met zijn broer. Ruzie met een hertog. n
En dan, ten laatste, in NRC H . Neemt lyrische, poëtische vormen aan. Hij heeft ogen als amandelen. kijkt ermee over de rechterschouder, leunt losjes op een balustrade en valt in onmin bij een hertog. n
Het is 1533. Hans Holbein, virtuoos portrettist, woont en werkt wederom in Londen. Daar, aan de Thames, krijgt hij een opdracht. Van een jongeling uit Keulen. Derich Born. Koopman, lid van de Duitse zakengemeenschap Stahlhof, oftewel Steelyard. Een enclave in het rijk van de achtste Hendrik. Holbein geeft wéér, op eikenhout. Reebruine ogen, amandelvormig, volle lippen boven een ragfijne kraag. De balustrade, onder de rechterarm, bevat een inscriptie, in het Latijn.
Veelzeggend: ’wanneer u de stem toevoegt, ziet u Derich zelf, op zo’n manier dat u zich afvraagt of de schilder of de Schepper hem heeft gemaakt’. Holbein over Holbein. Beeldvorming, merkenbouw, marketing. Born wordt overigens geroyeerd, in 1541, na een ruzie met de hertog van Suffolk, over de betaling van een lading lood. Enkeltje Rijn. Presentje: twee andere kopzinnen. Ze dient twee vorstinnen, behaagt de koning, treedt in de echt en schenkt hem de langverhoopte kroonprins. Jane Seymour De haren zijn wat strak gekamd, de kin gelijkt een peer, brokaat verenigt zich met goud, een blosje kleurt de koon. zoon Edward Segmentatie is een zoektocht naar dichtbij komen, dichterbij komen. Rekening houdend met het communicatief vermogen van media en uitingen, alsmede met de opnamecapaciteit en de opnamebereidheid van de doelpersonen.
Beeld en tekst, tekst en beeld Vermoedelijk, waarschijnlijk, ben ik één van de laatste generalisten, in mijn vak. Want een vak is het. Waarmee ik bedoel: ik schrijf tekst, maar ben geen tekstschrijver. Die de hele dag niet anders doet. Ook beeld speelt in ál mijn bezige jaren een pregnante rol. In de melkcampagnes, met fotograaf Peter Ruting, in de uitingen voor de Gasunie (met tekeningen van Mariet Numan) en in de campagnes voor het Mauritshuis. Waarin een keur aan beeldend kunstenaars. Van Potter tot Vermeer, van Dou tot Fabritius, van Rembrandt tot Cornelius Gijsbrechts (diens geschilderde illusies bedriegen onze ogen). Het zijn de Hollandse winters (2001/2002) die me, waarom weet ik ook niet, anders doen omgaan met beeld, met de verhouding tussen tekst en beeld. (Voor een goed begrip: de advertenties van het Mauritshuis worden door mij ontworpen. Niet in het eerste begin. Snel wel.) Er ontstaan advertenties waaraan vrijwel geen woord te pas komt. En: beeld en tekst gaan een waarachtig huwelijk aan. Eerst wat zwieren op de Hofvijver. En dan klûnen naar Avercamp. Het waait! Rembrandts hond heeft koude voeten. In de herberg is het warm.
Doorbraak is een advertentie als een stripverhaal. Bij de beelden: Hond steekt brug over. Baas volgt. Paard komt van rechts. Hond zoekt gezelschap. Kind bindt ijzers onder. Steeds leuker, steeds importanter wordt het, voor mij, tolk/vertaler te zijn. Vanuit mijn voorsprong: gesprekken met kenners, lezen, veel lezen. Proberen te denken aan, als, een geïnteresseerd publiek, nou nog veel liever: aan, als, een te interesseren publiek. Is me een vreugd, een feest. Kind bindt ijzers onder.
Albert Eckhout Albert Eckhout is schilder. In 1637 bereikt hij Brazilië, aan boord van de Zutphen. In het gevolg van Johan Maurits, van Nassou-Siegen. Die is de nieuwe baas van een kuststrook ten noordoosten. Gouverneur-generaal, benoemd door de Heren XIX, de WIC. Eckhout schildert vruchten, planten, mensen. Zeven jaar later keert het gezelschap terug. Rijk beladen met curiosa en kunst. Eenmaal thuis, in woonhuis Mauritshuis, dansen naakte Indianen door de vertrekken. Den Haag op achterste benen. Wat me bezig houdt, meestendeels, is de reactie van gasten van de graaf, rond 1645. Ze lopen rond, zien de doeken en dan? Ze moeten zowat zijn omgevallen van verbazing. Als wíj ons rekenschap zouden kunnen geven van de verbazing van destijds verkrijgen de werken van Eckhout een veel diepere dimensie. Neem de stillevens met tropisch fruit. En dan, opeens, zie je een ananas. Voor het eerst. Uit het niets. Een ananas? Papaja Zeg dat nog eens? Papaja Zijn die te eten?
Ver weg, in ons Brazilië, groeit maniok. Wat? Maniok? En, bij de confrontatie met Afro, Mulato, Tapuya, Tupi Bestaan er dan zwárte mensen? Proef de verbazing luidt de ondertitel.
Lading, spanning, sfeer Beetpakken is geen sinecure. Verder voeren is veel lastiger. Een tekst moet relevant blijven. Lading, spanning behouden. Toonzetting, sfeer, zijn instrumenteel. Dat geldt voor geschreven, gedrukte tekst, maar onomwonden ook voor gesproken, beluisterde tekst. Voor radio, voor radiocommercials. Strikt genomen telt daarvoor niet het epitheton: ’Lees mij’. Ik veroorloof me de zijstap omdat radiocommercials naar alle waarschijnlijkheid van een (nog) hogere moeilijkheidsgraad zijn dan advertenties. In de zin van tekst. Omdat het oor snel wordt afgeleid. Of het erbij laat zitten. Omdat er zo veel moet in zo weinig tijd. Omdat het mediumtype radio, in creatief opzicht, zo afschuwelijk schandalig wordt ondergewaardeerd, zo tergend debiel wordt bejegend. Ik houd van radio. Anne Wil Blankers ís Catharina de Grote als ze het woord neemt. Een minuut lang. Eerste uit een reeks van vijf, 1996/1997: Ze borduurt, stoot haar man van de troon en zet haar zoon buitenspel. Ze heeft 21 officiële minnaars en laat zich als eerste inenten tegen de pokken. Ze ontwerpt tuinen en paleizen, ze schrijft wetten en sprookjes. Catharina, de tweede, vorstin-allerRussen. En ze koopt en ze koopt en ze koopt. Een Sèvres-servies voor zestig personen, een overvloed aan edelstenen, antieke beelden uit Rome en Hollandse meesters: Berchem, Hals en de Heilige Familie van Rembrandt. Ik ben gulzig, zegt ze. Catharina de Grote. Tot 14 april in De Nieuwe Kerk in Amsterdam. In vol ornaat.
Tweede voorbeeld: wederom een minuut, eind 2002. Olga Zuiderhoek, in een voorschot op de Stroganoff tentoonstelling. Ja, Stroganoff is vlees. Mals rundvlees, kleine blokjes, mooie saus, zure room. Ooit bedacht door een Franse kok voor de rijkste familie van Rusland. Boeuff Stroganoff. Maar: de Stroganoffs deden méér dan eten, generaties lang. Ze handelden in zout, veroverden Siberië en verloren van Napoleon. Ze bouwden kerken, paleizen en buitenverblijven. Ze hielden van iconen en van borduren. Ze steunden kunstenaars en ze kochten. Meubelen, mineralen, beelden, vazen, zilver, juwelen, schilderijen, Rembrandt, Botticelli, Van Dijck. Uiteindelijk moeten ze vluchten. Voor de revolutie van 1917. Arm en berooid. Naar Parijs. Daar woont nog de laatste telg: Barones Hélène. Stroganoff. Het verhaal van een Russische familie. In De Nieuwe Kerk in Amsterdam. Vanaf vrijdag. Het kan ook korter. Huis Marseille, in een halve minuut. Eén van de vier. Met de prachtige stem van Jaap Spijkers, 2006: Amsterdam, Keizersgracht 401, dicht bij de Leidsestraat. Prachtig pand. Marseille, huis voor de fotografie. En altijd zwaait de deur elegant voor je open. En altijd hangen er foto’s. Van de beste fotografen. En altijd is er koffie, in de mediakeuken. Met een heerlijk uitzicht op de tuin. huismarseille.nl Of nog korter. Mauritshuis. Rembrandt, Hans Croiset, 1999, 20’’. Hij zit voor de spiegel en wij kijken mee. Rembrandt is heel dichtbij. Donkere ogen, roodbruine krullen, grijze krullen, forse neus, volle lippen, snor, geen snor, baard, geen baard, rimpels. Rembrandt Zelf. Nu in het Mauritshuis.
Diaghilev in zeven seconden Tweeëntwintig jaar trek ik op met Gasunie. Aardgas. En kunst. In de zomer van 2004 reikt Ben Warner me het laatste project aan: Diaghilev. Een tentoonstelling in het Groninger Museum en een festival op diverse locaties. Sergej Pavlovitsj Diaghilev. Wie, wat, is die man? Het eerste dat in me opkomt is: balletdanser. Mis. Navraag om me heen levert slechts ??? op. Luisteren, naar conservator Sjeng Scheijen, verheldert. Diaghilev is cultuurgenerator. Een soort Joop van den Ende, avant la lettre, op ***** niveau. Een dynamo, zegt Mariet Numan, spontaan. Exposities, een tijdschrift, een gelauwerde publicatie en een hoogst eigen gezelschap: Les Ballets Russes. Onder meer, onder andere. Probeer dat maar eens te vangen, in zeven seconden zendtijd. Zo’n blokje in Ster en Cultuur. Terwijl veel mensen de náám Diaghilev nog niet eens kennen, laat staan foutloos kunnen schrijven... Gelukkig omringt Diaghilev zich bij leven (1872-1929) met beroemdheden. Als we die nu aan hem koppelen ontstaat er een eerste indruk. Joop Smit geeft vorm. Zonder poespas. Gronings. Zwart vlak, waarop in rood de naam. Die loopt in, groeit, groeit mee. Di - a - ghi - lev. Geen stem, doch muziek. Verscheidene fragmenten uit de Sacre. Du Printemps. Igor Stravinsky, deel van het netwerk. Voorts oersimpele regeltjes: n Stravinsky componeert voor hem. n Picasso ontwerpt voor hem. n Nijinski danst voor hem. Nijinski houdt van hem. En zo voort en zo verder. Later wijdt een zee aan advertenties uit.
www Lees mij. Pak me beet. Voer me verder. De heuse wapens worden gewet op internet. Nu nog grotendeels in handen van de snelle boys, de techneuten. De tijd is nabij dat voor het o, zo interessante, web dezelfde basale regels gelden als voor een folder, een advertentie. Hoe bind ik mensen aan me, hoe houd ik ze vast, hoe beteugel ik de ingeboren, aangeboren zaplust, zapdrift? Eerder dan we denken (verwacht ik, verhoop ik) gaat het om inhoud, om ideeën, om zeggingskracht, verbeeldingskracht. Echte inhoud, ideeën, krachten. Niet om dat bloedeloze, gemakzuchtige, versleten etiketje, pleistertje: ’content’. Achter alles schuilt een verhaal. En verhalen moet je vertellen. Gelaagdheden. Lading, spanning, sfeer. Ze spannen samen, vind ik, in
www.uitdedieptevandezee.nl Elke herfst komen ze aan land. Nieuwe dieren, nieuwe soorten. Aan een verlaten strand. Je moet wél ontvankelijke ogen hebben om ze te zien, om ze te ontdekken. Hun geheim is dat ze niet compleet, niet áf, arriveren. Ze willen, als het ware, opnieuw worden gecomponeerd. Neel Korteweg loopt over het strand, dat verlaten strand. Elke herfst. Ze kijkt, kijkt nog eens, bukt, raapt op, neemt mee. Neel heeft waakzame ogen, kunstenaarsogen. Thuis, in haar atelier, komen de dieren tot leven. Ze ziet ze voor zich, stelt ze samen, assembleert. Ad libitum. Oordeel zelf. www.uitdedieptevandezee.nl
Kort, kort, kort, mag het korter? Een wijle nog. In de geest van de tijd. Somtijds moet alles in één regel, één zin. Op hetzelfde web. Voor Simonis&Buunk, kunsthandel te Ede, schrijf ik elke week een kopzin. Voor de webrubriek Deze week, waarmee de site opent. Dagelijks door meer dan duizend mensen gelezen: n n n n n n n n n n
De lome zomer van Loosdrecht, Ode aan de haring, De fles van de weduwe, Een woud van zeilen, Het straatje van Schelfhout, Zoetreukig roze, De preutsheid voorbij, Met de kippen op hok, Puur azuur, Reinste Romantiek.
Tien uit ruim honderdvijftig. Tot nu toe.
Bent u daar nog? Hier is uw toetje. Het is rustig in Hoorn. De ongekroonde hoofdstad van WestFriesland. Een lome wandelaar loopt langs de Appelhaven. De haringman, in de Wijdebrugsteeg, fileert en marineert. Bouwvakkers bestellen een biertje. Klokken klepelen. Schijn! Schone Schijn! Elders gaat het er anders aan toe. In ons aller Affiche Museum. Daar, aan het Grote Oost, is de hel losgebarsten. Dieren hebben mensenhoofden, mannen wolvenkoppen, vrouwen verdwijnen in krokodillenbekken, slangen omknellen, krijgers bundelen spieren, skeletten leven, losse hoofden schreeuwen, van angst. Ze komen uit Ghana, geschilderd en al. Op het linnen van opengeknipte meelzakken. Killers op canvas, filmaffiches. Warm aanbevolen. Havenstad Hoorn. Aan de brakke Zuiderzee, aan het zoete IJsselmeer. Met de Appelhaven, de Grashaven, de Karperkuilkade, de waakse Hoofdtoren. Schepen, schepen, schepen. Maar nu ook: Luchthaven Hoorn. Met vloten vliegtuigen. Van DC -2 tot Constellation. Op het platform, aan de pieren van ons aller Affiche Museum. Veertiendaagsch de post naar Insulinde. AVIA en ELTA luchtvaartexpo’s, de Vliegende Hollander helpt Indië bevrijden, jonge enthousiaste kerels gevraagd, Homeward by KLM . Ze stralen aan de wanden: affiches, plakkaten, Hoogvliegers. Anoniem en van bekende namen. Wijga, Brian de Kruyff van Dorsser, Mettes, Brand, Van Velsen. Warm aanbevolen.
Paul Mertz, www.paulmertz.nl
Ontwerp: Joop Smit