p r e v e n t i e
preventie aanbod
p r e v e n t i e
Aanbod voor het (speciaal) onderwijs Cardea Jeugdzorg is een jeugdzorgorganisatie in de regio Zuid-Holland Noord. Per jaar helpen ruim 400 professionals ongeveer 2000 kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar met ontwikkelings-, gedrags- en gezinsproblemen. De organisatie biedt ambulante hulp, daghulp, 24 uurshulp of combinaties hiervan. Bij de programma’s van Cardea wordt het gezin betrokken. Cardea werkt nauw samen met onder andere gemeentelijke instellingen, kinder- en jeugdpsychiatrie en (speciaal) onderwijs. Cardea is HKZ gekwalificeerd en werkt met methoden die hun waarde en effectiviteit hebben bewezen.
Als we over ouders praten, bedoelen we ook ouder, verzorger(s) en of opvoeder(s). Ernstige gedragsproblemen bij kinderen en jongeren zoals, agressie, schoolverzuim, schooluitval en problemen in het contact met ouders zijn veel voorkomende situaties. Van scholen wordt in toenemende mate verwacht dat zij hulp organiseren voor leerlingen die extra aandacht nodig hebben. Cardea Jeugdzorg kan hulp bieden bij bovengenoemde problemen. Deze map geeft u een overzicht van het preventieve aanbod van Cardea voor • Hulp bij problematisch gedrag van kinderen op school (thuis); • Trainingen voor kinderen ter verbetering van (sociale) vaardigheden; • Coaching / groepstrainingen aan leerkrachten; • Oudertrainingen of korte individuele hulp. Ons preventieve aanbod kan zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg worden aangeboden. De niet-geïndiceerde zorg die Cardea aanbiedt, is bedoeld voor kinderen van 0 t/m 23 om • Schooluitval te voorkomen; • Instroom in de jeugdzorg terug te dringen; • Een traject in de jeugdzorg te verkorten.
Snelle actie Met het tijdig signaleren van problemen van kinderen (gezin) en snelle deskundige actie kan veel leed worden voorkomen. Leerkrachten zijn vaak de eersten die (psychosociale) problemen bij kinderen signaleren. Zij kennen de kinderen goed en hebben contact met ouders. Zij zijn bij uitstek degenen die kunnen signaleren als er extra hulp wenselijk is. Sinds kort is het voor Cardea mogelijk haar kundigheid op het gebied van de jeugdzorg ook preventief aan te bieden. 2
De kracht van Cardea Cardea voert preventieve, kortdurende, professionele programma’s uit. Dit kan uitgevoerd worden voor centra voor jeugd en gezin en voor (speciaal) onderwijs, maar ook voor justitie of de GGZ. De vraag bepaalt welk programma wordt ingezet en de hulp vindt plaats op locatie. Belangrijk bij het oplossen of goed kunnen hanteren van de gesignaleerde problemen, is de mate van samenwerking. De focus van de hulp is dan ook een goede match van programma en samenwerking met de opdrachtgever. Rol van de ouders Uit ervaring weet Cardea dat ouders een cruciale rol spelen in het realiseren van oplossingen. Daarom betrekt Cardea ouders altijd intensief bij haar programma’s. Problemen op school houden vaak niet op bij de stoep van het schoolgebouw, maar spelen ook thuis een rol. We bespreken of en zo ja, welke problemen zich thuis voordoen en begeleiden de ouders bij het zoeken naar een gepaste oplossing. Ook is het belangrijk om het gedrag en de regels op school thuis voort te zetten. We spreken ouders aan op hun verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Een goede samenwerking tussen de school, de ouders en Cardea biedt uitzicht op gepaste en langdurige oplossingen. Kwaliteit en deskundigheid Hulp bieden aan kinderen en jongeren met ernstige gedragsproblemen en hun gezin is de kernkwaliteit van de jeugdzorg. De medewerkers van Cardea verstaan dit vak. Zij hebben - naast de basisopleiding - veel specifieke opleidingen gevolgd in voor het hanteren van bewezen effectieve methodieken. Met deze deskundigheid kunnen zij leerkrachten bijstaan in de interactie met leerlingen met probleemgedrag. Cardea zet haar ambulante hulpverleners in (denk aan trainers, orthopedagogen en psychologen) om de activiteiten uit te voeren. Flexibel Cardea kan gevraagde inzet snel leveren. De hulp vindt plaats op school of bij het gezin. Ook is het mogelijk om gebruik te maken van één van de locaties van Cardea. Wij spelen flexibel in op de vraag van school; Cardea biedt altijd hulp op maat. Het hulpaanbod in deze map kan dus ook altijd in combinatie worden aangeboden.
Informatie Meer informatie over Cardea is te vinden op onze website www.cardea.nl. Wilt u meer weten over een specifiek product of met ons de mogelijkheden van een aanbod voor uw school bespreken dan ontvangen wij uw vraag graag via
[email protected]
3
p r e v e n t i e
Inhoudsopgave 1. Hulp bij problematisch gedrag of ontwikkelingsachterstand
van kinderen op school/thuis Observatie in de klas Individuele begeleiding op school Kanjertraining Rots en Water Leerlingcoach
(onder- en bovenbouw) (onder- en bovenbouw) (bovenbouw) (bovenbouw) (voortgezet onderwijs)
1.2 1.4 1.6 1.8 1.10
2. Trainingen ter verbetering van sociale vaardigheden
Ik en de ander Samenspelen Ik en de ander Plezier op school Sociale vaardigheden Weerbaarheid voor meiden Omgaan met boosheid Rots en Water Woonvaardigheden Werknemersvaardigheden Basisvaardigheden Financiën Leerwerkprojecten
(onderbouw) (groep 5 t/m 8) (bovenbouw) (groep 8) (voortgezet onderwijs) (12-23 jaar) (12-23 jaar) (jongens van 12-23 jaar) (16-23 jaar) (16-23 jaar) (16-23 jaar) (12-23 jaar)
2.2 2.4 2.6 2.8 2.10 2.12 2.14 2.16 2.18 2.20 2.22 2.24
3. Hulp aan leerkrachten
Omgaan met moeilijk gedrag 3.2 Handelen bij incidenten en crisis 3.4 In contact met ouders 3.6 Advies en Consult (speciaal voor voortgezet onderwijs) 3.8 Informatie- en Themabijeenkomsten 3.10
4. Hulp aan ouders Kortdurende gezinsbegeleiding Oudertraining Triple P Oudertraining Triple P voor tieners (12-16 jaar)
4.2 4.4 4.6
5. Kosten Financiering Kosten
5.2 5.2
6. Aanmeldroute Aanmeldroute
6.2
5
p r e v e n t i e
Hulp bij problematisch individueel gedrag van kinderen op school/thuis
p r e v e n t i e
Observatie in de klas (onder- en bovenbouw) Jochem is een spontane, enthousiaste jongen van 9 jaar. Zijn extroverte karakter heeft positieve effecten, maar meer dan eens verstoort hij daarmee uw les. Corrigeren werkt even, maar onvoldoende. Jochem wordt opstandig als hem iets verboden wordt. Uw corrigerend optreden leidt dan ook regelmatig tot ruzie en heftige woedeaanvallen van Jochem. Hierdoor is de aandacht van de gehele klas verdwenen. U wilt graag weten waar dit gedrag vandaan komt, zodat u hier beter op kunt anticiperen.
Kern van de hulp Een ambulant hulpverlener observeert het kind voor korte tijd in uw klas. Het doel van deze observatie is inzicht krijgen in de problemen in het functioneren van de leerling en een aanpak ontwikkelen voor de begeleiding.
Aanpak De observatie is ”op maat” en verschilt per kind. Het hangt af van de vraag die u heeft en van het doel dat u wilt bereiken. Voorbeelden van vragen en doelen zijn: • Observeren algemeen gedrag van het kind en factoren die daarop van invloed zijn; • Observeren van communicatie en gedrag in verschillende contexten: in spel, in de les, etc; • Observeren van communicatie met de leerkracht en met eeftijdgenootjes. We vragen toestemming aan ouders voordat we de observatie starten. Na de observatie bespreken we samen met u en de ouders de bevindingen. We geven een begeleidingsadvies. Als de observatie nieuwe vragen oproept, kunnen deze in een 2e fase verder worden bekeken.
Resultaat • Het is duidelijk welke factoren een rol spelen bij de gesignaleerde problemen; • Er is zicht op de mogelijkheden en beperkingen van het kind; • Een advies m.b.t. begeleiding op school; • Zonodig een doorverwijzing naar vervolgonderzoek of geïndiceerde hulp; • Ouders en leerkrachten hebben inzicht in de specifieke problematiek en de begeleidingsbehoefte van het kind.
Realisatie 2 tot 4 uur observatie per kind. Dewi zit in dezelfde klas en is een bescheiden, teruggetrokken meisje. U merkt dat ze moeite heeft om mee te komen met het niveau van de rest van de klas. Ze zoekt niet makkelijk contact met andere kinderen om haar te laten helpen. U wilt graag meer tijd aan haar besteden, maar met zo’n volle klas is dat vrijwel onmogelijk.
1.2
1.3
p r e v e n t i e
Individuele begeleiding op school (onder- en bovenbouw) Sylvia een roodharig meisje van 12 jaar, met een opvliegend karakter. Bij onenigheid met medeleerlingen kan ze ‘uit haar slof’ schieten door fysiek geweld te gebruiken. Dit uit zich in haren trekken, bijten, schreeuwen en schoppen. Ingrijpen door u heeft weinig effect: u loopt zelf het risico op een klap en het maakt haar alleen maar bozer. Als de spanning te hoog oploopt, loopt Sylvia weg. Letterlijk. Ze rent de school uit en is uit uw zicht.
Kern van de hulp Een ambulant medewerker verleent extra ondersteuning aan leerlingen met emotionele of gedragsproblemen op school. Het doel is om het functioneren van de leerling op school te ondersteunen en het vergroten van zijn vaardigheden, zelfvertrouwen en zelfsturing.
Aanpak De begeleiding is ”op maat” en zal per kind, hulpvraag en doel van de inzet verschillen. Er wordt uitgegaan van vragen die u en de ouders hebben. De coach werkt direct met het kind, sluit aan bij de aanwezige vaardigheden, de leerstijl en het niveau van het kind en helpt het kind om zijn gedrag te veranderen. Het kind oefent het nieuwe gedrag in de klas, op het schoolplein en thuis. Een meer intensieve inzet is mogelijk bij dreigende schooluitval van leerlingen. U wordt - samen met de ouders - actief betrokken en ondersteund in het omgaan met het gedrag en de problematiek van de leerling. Er kunnen gezinsgesprekken worden gevoerd, gericht op het verbeteren van het schoolgaan van het kind. U wordt ondersteund in het werken aan specifieke doelen voor het functioneren van het kind in de klas.
Resultaat • • • • • • • • •
De leerling functioneert beter in de klas; Het kind heeft vaardigheden geleerd om het eigen gedrag te sturen; Het kind heeft meer gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen; Het kind is beter in staat een vertrouwensrelatie op te bouwen met volwassenen; Het specifieke probleemgedrag is teruggebracht naar een hanteerbaar niveau voor kind, ouders en school; Schooluitval is voorkomen; De ouders zijn succesvol in het begeleiden van het kind bij het schoolgaan; U heeft meer inzicht in het gedrag van de leerling en heeft een positievere band met het kind; Uw aanpak en die van de ouders zijn beter op elkaar afgestemd.
Realisatie 5 weken begeleiding. Het aantal uren per week wordt in overleg en afhankelijk van de vraag bepaald.
1.4
1.5
p r e v e n t i e
Kanjertraining (bovenbouw) Denise is lichamelijk al ver ontwikkeld voor een meisje van 11 jaar. Ze voelt zich onzeker in haar eigen lichaam, trekt zich daardoor meer terug. Door haar houding is een vicieuze cirkel ontstaan: ze voelt zich onzeker, trekt zich meer terug, sluit zich af voor contacten met leeftijdsgenootjes en raak geïsoleerd in de klas. Door die positie wordt ze bevestigd in haar gevoel dat ze weinig waard is. U ziet dat haar leerprestaties achteruit gaan doordat ze niet goed in haar vel zit.
Kern van de hulp De Kanjertraining is een intensieve training voor kinderen die niet lekker in hun vel zitten of ernstige problemen hebben in het contact met andere kinderen en volwassenen. Dit uit zich vaak in psychosociale problemen. Dit resulteert in kinderen die teruggetrokken of verlegen zijn of juist agressief zijn en hun angst overschreeuwen. Kinderen die zichzelf moeilijk kunnen beheersen en daardoor woedeaanvallen hebben. Het doel van deze training is het vergroten van de sociale competentie van het kind, groei van het zelfvertrouwen en het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. Hiermee groeit ook de eigen verantwoordelijkheid, het respect en de waardering voor anderen en de betrokkenheid tussen ouders en kinderen.
Aanpak De Kanjertraining richt zich op het weerbaar maken van het kind. Op basis van de vraag van de ouders en van u worden individuele leerpunten opgesteld. Er wordt gewerkt aan het verwerven van effectief gedrag in verschillende sociale situaties aan de hand van 4 prototypen van gedrag. Aan bod komen thema’s als jezelf voorstellen, iets aardigs zeggen, weet jij hoe je voelt, kun je nee zeggen, etc. Er wordt gewerkt met oefeningen en rollenspelen. De kinderen krijgen huiswerkopdrachten mee. U wordt – net als de ouders - intensief bij de training van het kind betrokken.
Resultaat Het kind beschikt na de training over de volgende sociale competenties: • Zichzelf presenteren; • Complimenten geven en ontvangen; • Contact leggen en een gesprekje voeren; • Anderen helpen en samenwerken; • Kritiek geven en ontvangen; • Constructief reageren op stressvolle situaties; • Gevoelens uiten en mening geven; • Bewust kiezen voor vriendschappen. De leerkracht en de ouders zijn na de training in staat om sociaal vaardig gedrag bij het kind te stimuleren.
Realisatie 7 à 10 wekelijkse bijeenkomsten en een terugkombijeenkomst. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De uitvoering van deze training vindt dan plaats bij Cardea. Groepstrainingen voor meerdere kinderen gebeurt op school. De groepen bestaan uit 6 of 12 kinderen (1 of 2 trainers). Leerkrachten kunnen deelnemen aan de training om zich op te leiden tot co-trainer.
1.6
1.7
p r e v e n t i e
Rots en Water training (jongens, bovenbouw) Danny drijft u tot wanhoop. Hij vindt leren stom en heeft geen zin om zich daar ook maar een beetje voor in te spannen. In plaats daarvan veroorzaakt hij overlast in de lessen: hij praat overal tussendoor en haalt de overige kinderen uit hun concentratie. U heeft hem er meermalen op aangesproken, maar dan klapt Danny dicht. Hij sluit zich af en u heeft het gevoel tegen een muur te praten. Toch moet er iets veranderen aan zijn gedrag in de klas. Maar hoe?
Kern van de hulp Een training voor jongens die zich meer aangesproken voelen door een lichamelijke, sportieve training dan door praten. De training is bedoeld voor jongens die onbeheerst, impulsief en onacceptabel gedrag vertonen en moeite hebben zichzelf te verdedigen tegen geweld. Het doel is dan ook dat ze meer zelfvertrouwen krijgen en lichamelijk en geestelijk sterker en flexibeler worden.
Aanpak In de Rots en Water training staan actie, uitdaging, spel en beweging centraal. Door fysieke, mentale en sociale oefeningen wordt het kind ervan bewust gemaakt dat hij een keuze kan maken tussen een harde “rots” opstelling of een zachte “water” opstelling, of een mengeling hiervan. De bouwstenen van de training zijn zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfkennis, uiteindelijk resulterend in zelfvertrouwen. Thema’s zijn: veiligheid, assertiviteit, communicatie, solidariteit en het vinden van de eigen houding. De training wordt volgens een vast protocol uitgevoerd. Er is een duidelijke structuur en er zijn afspraken over regels, waarden en omgangsvormen. De les begint en eindigt met een kringgesprek en het ritueel van de Rots en Watergroet. Belangrijk in de fysieke oefeningen zijn het gronden, centreren en focussen. Het programma biedt veel plezier en wordt ondersteund met korte groepsgesprekken waarin ruimte is voor zelfreflectie en een relatie wordt gelegd met voorvallen uit het dagelijks leven.
Resultaat • Het kind leert vaardigheden om met lastige situaties om te gaan; • Het kind leert zich te verdedigen tegen verschillende vormen van agressie; • Het kind leert aan te voelen wanneer hij zelf te ver gaat in zijn gedrag; • Het kind ontwikkelt zelfrespect en respect voor anderen; • Het kind ontwikkelt zelfbeheersing; • Een positieve invloed op onderlinge relaties in de klas.
Realisatie 5 à 6 wekelijkse bijeenkomsten en een terugkombijeenkomst. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De uitvoering van deze training vindt dan plaats bij Cardea. Groepstrainingen voor meerdere kinderen gebeurt op school. De groepen bestaan uit 4 tot 6 of 10 tot 12 kinderen (1 of 2 trainers). Leerkrachten kunnen deelnemen aan de training om zich op te leiden tot co-trainer.
1.8
1.9
p r e v e n t i e
Leerlingcoach (voortgezet onderwijs) Pascal (15) zit in de 3e klas atheneum als hij voor het eerst bij de leerlingcoach komt. Hij presteert onvoldoende op school. Daarnaast gaat hij met iedereen de discussie aan en heeft een negatieve houding. Zijn moeder denkt dat hij faalangst heeft. In een aantal gesprekken wordt duidelijk dat Pascal in zijn hele schoolcarrière nog nooit huiswerk gemaakt heeft. Daardoor komt hij nu in de problemen. Pascal is niet van plan aan het werk te gaan als anderen dat zeggen. Samen met de coach gaat hij op zoek naar zijn eigen motivatie en oplossingen. Ook heeft Pascal in de coaching geleerd hoe hij met volwassenen uit de strijd kan blijven. Het gaat nu een stuk beter met Pascal op school.
Kern van de hulp De leerlingcoach is een individuele, outreachende vorm van coaching. In wekelijkse gesprekken en/of activiteiten wordt samen met de jongere gewerkt aan het afnemen van gedragsproblemen en het toenemen van de motivatie en betrokkenheid bij het volgen van onderwijs. De hulp is in de school waardoor het mogelijk is ook de leerkracht (mentor) actief bij de hulpverlening te betrekken. De ambulante hulpverlener begeleidt de jongere individueel terwijl de leerkracht aandacht heeft voor het functioneren van de jongere in groeps/klasverband.
Doelgroep Jongeren van 12 tot 23 jaar, die deelnemen aan het voortgezet onderwijs en kampen met dreigende schooluitval. Het betreft jongeren met psychosociale en/of gedragsproblemen, die moeite hebben zich te handhaven in een schoolsysteem. Voorbeelden van vragen zijn problemen met het hanteren van ADHD, gebrek aan sociale vaardigheden, waardoor de jongere problemen ondervindt met medeleerlingen, problemen met autoriteit of problemen met het aanbrengen van structuur in het eigen leven. De problemen komen vooral op school tot uiting.
Aanpak De begeleiding bestaat uit wekelijkse gesprekken met de jongere op school, soms met de leerkracht erbij. Het contact met de leerkracht is belangrijk om gezamenlijk met de jongere het plan van aanpak te bepalen en te bespreken. Daarnaast oefent de jongere bij de leerlingcoach bepaalde vaardigheden, die hij in de klas gaat toepassen. De leerkracht kan de jongere hierbij helpen en ondersteunen.
Resultaat De psychosociale- en gedragsproblemen zijn voor zowel de jongere als school hanteerbaar en schooluitval is voorkomen. Voorbeelden van eindresultaten zijn: - De sociale en communicatieve vaardigheden van de jongere zijn versterkt; - De gedragsproblemen in de klas zijn verminderd; - De relatie leerkracht-leerling is verbeterd; - Motivatie van de jongere voor het volgen van onderwijs is toegenomen; - De leraar heeft meer inzicht in het gedrag en de problematiek van de jongere en kan adequater reageren.
Realisatie De leerlingcoaching duurt gemiddeld 3 maanden. Het aantal uur per jongere wordt op maat aangeboden. Gemiddeld wordt er 3 uur per week per jongere berekend; dit komt neer op 1 of 2 afspraken per week. Gedurende het traject kan dit meer of minder intensief zijn. 1.10
1.11
p r e v e n t i e
Trainingen voor kinderen ter bevordering van sociale vaardigheden
p r e v e n t i e
Ik en de ander (onderbouw)
Kern van de hulp
Damir zit in groep 4 en kan goed leren. De tafels kan hij al helemaal opzeggen en aan netjes schrijven besteedt hij veel aandacht. Alleen is hij heel verlegen. Tijdens de gymles zit hij het liefste dichtbij u en bij groepsopdrachten in de klas stelt Damir zich afwachtend op.
Een training voor jonge kinderen, die sociaal minder vaardig zijn. Het doel van training is het stimuleren van de sociale ontwikkeling van jonge kinderen en hen de mogelijkheid bieden op een prettige manier met leeftijdgenootjes om te gaan. Het programma is er op gericht dat kinderen plezier krijgen in het onderlinge contact.
Aanpak Voorafgaand aan de training ik en de ander wordt een voorlichtingsbijeenkomst voor u en de ouders gehouden. Per kind wordt een individueel plan gemaakt. De rups is de mascotte van de training. De trainers zijn sterk gericht op wat de kinderen goed doen en ondersteunen de eigen initiatieven van het kind. Er wordt gewerkt met thema’s: blij, verdrietig, boos, bang. Er is veel ruimte voor spel, creatieve opdrachten, verhalen en liedjes. Er is veel aandacht voor het leren herkennen en benoemen van gevoelens. De kinderen krijgen een huiswerkschriftje mee, hierin wordt aan de ouders en aan u verslag gedaan de ontwikkeling van hun kind. Het is belangrijk dat u - samen met de ouders - het geleerde verder oefenen met het kind.
Resultaat Het kind beschikt na de training over de volgende sociale competenties: • Luisteren; • Delen en samenwerken; • Voor zichzelf op komen; • Zich aanpassen in de groep; • Rekening houden met een ander.
Realisatie 5 à 6 wekelijkse bijeenkomsten. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De uitvoering van deze training vindt dan plaats bij Cardea. Groepstrainingen voor meerdere kinderen gebeurt op school. De groepen bestaan uit 4 tot 6 of 10 tot 12 kinderen (1 of 2 trainers). Leerkrachten kunnen deelnemen aan de training om zich op te leiden tot co-trainer. Eva is een vrolijk meisje dat in de klas haar eigen gang gaat. Ze is een echte spring-in-het-veld en is altijd aan het huppelen en rennen. Ze is altijd erg aanwezig en verstoort hiermee uw les. Als ze samenspeelt met andere kinderen is ze erg luidruchtig en eindigt dit bijna altijd in huilen, doordat ze moeite heeft met het delen van speelgoed.
2.2
2.3
p r e v e n t i e
Samenspelen (groep 5 t/m 8) Tijdens het speelkwartier spelen de kinderen uit uw klas buiten op het speelplein: basketballen, tikkertje, voetballen of gewoon lekker met elkaar kletsen. Twee kinderen trekken uw aandacht tijdens het speelkwartier: Katja en Jonas. Katja doet nooit mee aan spelletjes. Zij zit liever met haar poppen op een bankje te spelen. Voor een keer is daar niks mis mee, maar het valt u op dat zij eigenlijk nooit samen speelt met leeftijdsgenootjes. Jonas – daarentegen – doet altijd mee, maar kan niet goed tegen zijn verlies.
Kern van de hulp Een sociale vaardigheidstraining voor kinderen, die moeite hebben met contact met andere kinderen. Het doel van de training Samenspelen is het vergroten van de basisvaardigheden om op een goede manier samen te spelen met andere kinderen.
Aanpak In deze training oefenen de kinderen om op een goede manier met zichzelf en met anderen om te gaan. De kinderen vertellen wat hen goed af gaat in het samen spelen en wat zij moeilijk vinden. Tijdens de bijeenkomsten wordt aan individuele doelen gewerkt. De kinderen helpen elkaar hierbij. Er wordt gewerkt met een beloningssysteem. Er wordt ook gewerkt aan het oefenen van (non)verbale vaardigheden als lichaamshouding, aankijken, luisteren en stemgebruik. Middelen zijn spel, knutselen, oefeningen en rollenspelen. De kinderen krijgen huiswerkopdrachten mee. Bij afsluiting worden de resultaten aan de ouders en de leerkracht gepresenteerd. De trainers vertellen in het kort iets over het kind: wat was opmerkelijk, wat ging goed, wat vond het kind moeilijk, wat heeft het kind meegemaakt in de groep.
Resultaat Het kind beschikt na de training over de volgende sociale competenties: • Contact leggen en een ander uitnodigen om te spelen; • Delen met anderen; • Anderen helpen en samenwerken; • Omgaan met afwijzing; • Nee kunnen zeggen; • Onderhandelen; • Samen spelen.
Realisatie
Als hij dreigt te verliezen, pakt hij de bal af of plaagt de andere kinderen waar hij mee aan het spelen is. U heeft hem aangesproken op dit gedrag, maar dat heeft niet het gewenste effect.
2.4
5 à 6 wekelijkse bijeenkomsten. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De uitvoering van deze training vindt dan plaats bij Cardea. Groepstrainingen voor meerdere kinderen gebeurt op school. De groepen bestaan uit 4 tot 6 of 10 tot 12 kinderen (1 of 2 trainers). Leerkrachten kunnen deelnemen aan de training om zich op te leiden tot co-trainer.
2.5
p r e v e n t i e
Ik en de ander (bovenbouw) Jeroen (10 jaar) is een buitenbeentje in de klas. Hij heeft een apart soort humor, die niet goed wordt begrepen door zijn leeftijdsgenootjes. Ook kan hij in de lach schieten als iemand anders pijn heeft. Hierdoor heeft hij weinig vriendjes en u ziet dat hij zich daar niet lekker bij voelt. Ook ziet u de onmacht van Jeroen om zijn gedrag te veranderen.
Kern van de hulp Een sociale vaardigheidstraining voor kinderen die het moeilijk vinden om goed te reageren in sociale situaties en die de reacties van anderen moeilijk kunnen inschatten. Het doel van deze training is het versterken van dit sociale competent.
Aanpak Het thema “ik en de ander, de ander en ik” staat centraal. Voor de start wordt een ouderavond gehouden. Er wordt uitgegaan van de vraag van het kind en zijn/haar ouders en er wordt nadrukkelijk aangesloten bij wat het kind kan. Er wordt gewerkt met verschillende kleuren petjes. Elke kleur petje staat voor de manier van reageren die het kind het beste past. Deze eigen manier wordt bewust gemaakt en nog verder uitgebreid. Daarnaast wordt geoefend met andere mogelijkheden van reageren om het handelingsrepertoire van het kind uit te breiden. Er wordt geoefend met luister- spreek– voel- en durfvaardigheden. Er wordt gewerkt met fysieke oefeningen, gesprekken, rollenspel en schrijfopdrachten. Kinderen kunnen in de training vrij experimenteren. Het nieuwe gedrag wordt huis en op school verder geoefend aan de hand van huiswerkopdrachten. U wordt – samen met de ouders - actief betrokken.
Resultaat Het kind beschikt na de training over de volgende sociale competenties: • Bewust zijn van de eigen gevoelens, wensen en meningen; • Het kind kan positieve en negatieve gevoelens beter uiten; • Het kind heeft de beschikking over verschillende manieren om te reageren en te handelen; • Meer inzicht in de reacties van anderen; • Beter omgaan met positieve en negatieve kritiek; • Het kind kan zichzelf beter beschermen tegen pesten en ongewenste aanraking.
Realisatie 5 à 6 wekelijkse bijeenkomsten. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De uitvoering van deze training vindt dan plaats bij Cardea. Groepstrainingen voor meerdere kinderen gebeurt op school. De groepen bestaan uit 4 tot 6 of 10 tot 12 kinderen (1 of 2 trainers). Leerkrachten kunnen deelnemen aan de training om zich op te leiden tot co-trainer.
2.6
2.7
p r e v e n t i e
Plezier op School (groep 8) NIEUW vanaf zomer 2010! Het einde van het schooljaar nadert. Groep 8 heeft de CITO-toets achter de rug en kijkt uit naar de spannende tijd die gaat komen; een nieuwe school. Naomi niet. Zij ziet er een beetje tegenop. Ze had op de basisschool al wat meer moeite met het leggen van contact met leeftijdsgenootjes en werd gepest. Door de jaren heen heeft ze wat vriendinnetjes gekregen, maar zij gaan allemaal naar een andere school. Ze zal zich dus alleen moeten gaan redden in op de nieuwe school. U merkt dat ze onzeker is over die periode en u wilt haar helpen om wat meer zelfvertrouwen te krijgen.
Kern van de hulp Het doel van de training is om kinderen met beperkte sociale vaardigheden met plezier en zelfvertrouwen naar een nieuwe middelbare school te laten gaan.
Aanpak De training wordt gegeven in de laatste week van de zomervakantie, vlak voor de start op het voortgezet onderwijs. De kinderen leren hoe ze contact moeten leggen met anderen, op te komen voor zichzelf en omgaan met plagen en pesten. Er is aandacht voor non-verbaal gedrag als houding, oogcontact en stemgebruik, omgaan met spanning, de invloed van gevoelens en gedachten. De nadruk ligt op het oefenen van vaardigheden in de vorm van rollenspelen. Voorafgaand aan de training vindt een ouderavond plaats. Ouders krijgen praktische informatie en advies over de manier waarop zij hun kind kunnen ondersteunen. Na 2-3 maanden is er een terugkombijeenkomst waarin kinderen kunnen delen hoe het gaat op school en ze nogmaals vaardigheden kunnen oefenen.
Resultaat • • • •
Het kind is weerbaarder en sociaal vaardiger; Het kind heeft een positiever zelfbeeld; Kinderen krijgen meer inzicht in hun eigen gedrag; Uit onderzoek van de universiteit Utrecht blijkt dat na het volgen van de training het pesten met 60% vermindert.
Realisatie Een aantal bijeenkomsten in een week. Scholen kunnen een individueel kind aanmelden voor de training. De groepstrainingen zijn voor 10 tot 12 kinderen (1 of 2 trainers).
2.8
2.9
p r e v e n t i e
Sociale vaardigheden (voortgezet onderwijs) Dennis (14 jaar) is een stille, teruggetrokken jongen op school. Hij heeft niet veel vriendjes en trekt zijn eigen plan. Leerkrachten merken op dat hij twijfelt aan zijn eigen kunnen. Hij durft nooit zijn vinger op te steken als er een vraag wordt gesteld. Als hij wordt aangewezen door de docent, weet hij altijd het goede antwoord. Zijn gebrek aan zelfvertrouwen is (nog) geen groot probleem, maar zowel de leerkrachten als zijn ouders willen hier graag iets aan doen, voordat het wél een belemmering in zijn leven wordt.
Kern van de hulp De training Sociale Vaardigheden is bedoeld voor jongeren, die moeite hebben met het omgaan met zichzelf en andere mensen in verschillende situaties. Jongeren, die regelmatig in problemen komen met anderen in woon/werk, school en vrijetijdssituaties hebben baat bij deze training. De trainingen vinden plaats in kleine groepjes van ongeveer 8 tot 10 jongeren.
Aanpak Afhankelijk van de jongere wordt er een keuze gemaakt uit trainings- en inzichtgevende onderwerpen. Bijvoorbeeld het werken aan zelfvertrouwen, opkomen voor jezelf en omgaan met pesten, afspraken nakomen, alcohol en andere drugs. Situaties, die jongeren zelf hebben meegemaakt, worden nagespeeld. Nieuwe vaardigheden worden geoefend in rollenspellen. Ook krijgt de jongere tips en adviezen mee. Er wordt gewerkt met huiswerkopdrachten. De jongere houdt zelf een werkboek bij en de trainer vult wekelijks een evaluatieformulier in. Per training wordt er ook een ouderavond georganiseerd waarin ouders informatie krijgen over de inhoud van de training en de manieren waarop ze hun kind hierin kunnen ondersteunen. Aan het eind wordt bij voldoende deelname een certificaat uitgereikt en volgt een eindgesprek.
Resultaat • De jongere kan (beter) omgaan met zichzelf en andere mensen in verschillende situaties: thuis, op school, op het werk, op straat, in vrije tijd, clubs en sportverenigingen.
Realisatie De training Sociale Vaardigheden bestaat uit een aantal bijeenkomsten en een ouderavond.
2.10
2.11
p r e v e n t i e
Weerbaarheid voor meiden (12-23 jaar) Sabrina is een meisje van 13 jaar. Zij zit in de brugklas van VMBO T en wordt gepest. Zij krijgt opmerking over haar gewicht van andere meiden uit haar klas. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: “Hé, daar heb je miss Piggy weer.” Deze opmerkingen doen pijn, maar ze durft niets terug te zeggen. Haar frustratie uit zich thuis: als haar jongere zusje van acht iets doet dat niet naar haar zin is, is het huis te klein. Sabrina begint te schelden en geeft haar zusje soms een duw. Zowel Sabrina als haar ouders denken dat het goed zou zijn als ze leert om op een goede manier voor zichzelf op te komen.
Kern van de hulp De weerbaarheidtraining is geschikt voor meiden, die problemen hebben zoals weinig zelfvertrouwen, moeite met opkomen voor zichzelf, geen ‘nee’ kunnen of durven zeggen op een goede manier waardoor ze ruzie krijgen, iets moeten doen wat ze niet willen of moeilijke situaties ontlopen in plaats van oplossen. De training is niet geschikt voor meiden die verslaafd zijn. De trainingen vinden plaats in kleine groepjes van ongeveer 8 tot 10 jongeren.
Aanpak De training bestaat uit twee onderdelen: - ‘Opkomen voor jezelf’, waarin geleerd wordt hoe het meisje op een goede manier voor zichzelf kan opkomen. Basisvaardigheden als zelfvertrouwen, opkomen voor jezelf, omgaan met kritiek en leren nee zeggen komen aan bod. - ‘Zelfverdediging’, waarin het meisje leert hoe ze met het gebruik van haar lichaam voor zichzelf op kan komen. Bij deze training wordt geoefend in het gebruik van houding en stem, valbreken, stoottechnieken, traptechnieken en loskomen uit verschillende grepen.
Resultaat • • •
Het meisje kan voor zichzelf opkomen in verschillende situaties en weet nee te zeggen in verschillende situaties; Het zelfvertrouwen is toegenomen; Het meisje kan door gebruik te maken van eigen houding, stem en kracht zich fysiek en mentaal verdedigen.
Realisatie De trainingen Weerbaarheid bestaat uit een aantal bijeenkomsten en een ouderavond
2.12
2.13
p r e v e n t i e
Omgaan met boosheid (12-23 jaar) Amrita (17 jaar) is een leuke meid met veel vriendinnen. In het weekend hangen ze altijd in het winkelcentrum. Onder het genot van wat alcohol kan de stemming dan nog wel eens omslaan. Amrita voert dan het hoogste woord. Ze scheldt langslopend publiek uit als ze vindt dat ze net iets te lang naar haar of haar vriendinnen kijkt. Een aantal keren is dit al uitgelopen op een vechtpartij.
Kern van de hulp De training is bedoeld voor jongeren, die moeite hebben met het omgaan met boosheid en agressieregulatie. Door middel van gesprekken, groepsopdrachten en oefeningen leert de jongere alternatieven om zijn boosheid te uiten of om niet boos te worden. Er zit veel variatie in de training om de aandacht van de jongeren vast te houden. Tijdens de training wisselen praktijkopdrachten en theorie elkaar af.
Aanpak De training bestaat uit twee fasen. De eerste fase richt zich voornamelijk op de achtergronden van de boosheid. In oefeningen leert de jongere bijvoorbeeld zijn positieve eigenschappen herkennen en benoemen. Het gebruik maken van ademhaling komt hierin aan bod. De tweede fase richt zich meer op het herkennen van boosheid bij de jongere zelf. De jongere leert omgaan met grenzen, leert alarmsignalen herkennen en helpende gedachten en acties te ontwikkelen.
Resultaat • De jongere kan omgaan met boosheid en agressie van zichzelf; • De jongeren heeft meer zelf vertrouwen en meer kennis over achter- gronden van boosheid.
Realisatie De training Omgaan met boosheid bestaat uit een aantal bijeenkomsten en een ouderavond.
2.14
2.15
p r e v e n t i e
Rots en Water (jongens van 12-23 jaar) Ahmed (16) en Ilias (14) zijn broertjes en zitten op dezelfde school. Ilias wordt wel eens gepest op school; klasgenootjes duwen en trekken aan hem om een ruzietje uit te lokken. Ilias probeert zich wel te verdedigen, maar hij is niet sterk genoeg. Als Ahmed dit ziet gebeuren, wordt het zwart voor zijn ogen en komt hij zijn broertje te hulp. Hij slaat en schopt de pestkoppen en weet niet van ophouden. Een leerkracht moet tussenbeide komen om hem te laten stoppen. Ilias staat te huilen van de zenuwen en Ahmed staat te briesen van de adrenaline. Beide broers worden aangemeld voor de training Rots en Water.
Kern van de hulp Rots en water is bedoeld voor jongens, die problemen ondervinden bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling en zich uiten in onbeheerst en grensoverschrijdend gedrag. De training is ook geschikt voor jongeren, die zich slecht tegen geweld kunnen verdedigen. Bij deze training wordt er fysiek gewerkt aan de problemen en minder ‘gepraat’. De Waterhouding staat voor luisteren, argumenteren en flexibel reageren op de ander. De Rotshouding staat voor onverzettelijkheid.
Aanpak De training bestaat uit drie stappen: zelfbeheersing, zelfreflectie en evaluatie, zelfkennis en zelfvertrouwen. Belangrijke zaken bij de fysieke oefeningen zijn ‘gronden’, ‘centreren’ en ‘focussen’. De niet fysieke onderdelen bestaan in de eerste plaats uit kringgesprekken. Hierin wordt de essentie van de oefening naar voren gehaald of wordt de relatie gelegd met voorvallen uit het dagelijkse leven. De training wordt volgens een vast protocol uitgevoerd: elke les begint en eindigt met een kringgesprek. De ‘Rots- en Watergroet’ is daarbij een vast ritueel. Er worden vaste afspraken gemaakt over regels, waarden en omgangsvormen.
Resultaat • • •
De jongere is in staat zich te verdedigen tegen verschillende vormen van geweld; De jongere heeft oog en gevoel voor eigen grensoverschrijdend gedrag; De jongere kan kiezen tussen een harde ‘rotsopstelling’ of een zachte ‘wateropstelling’ of een mengeling hiervan.
Jongeren over wat ze bij de training Rots en Water hebben geleerd: • Ik heb er meer zelfvertrouwen door gekregen; • Ik heb geleerd te blijven doorzetten; • Ik kom beter voor mezelf op; • Ik word minder snel boos, sla niet iedereen meer.
Realisatie De training Rots en Water bestaat uit een aantal bijeenkomsten en een ouderavond.
2.16
2.17
p r e v e n t i e
Woonvaardigheden (16-23 jaar) Yvette (17 jaar) zit al van jongs af in diverse opvanghuizen en pleeggezinnen. Ze wil niets liever dan op zichzelf wonen, maar weet niet goed wat daar allemaal bij komt kijken. Ze weet bijvoorbeeld niet wat de regels zijn voor huursubsidie en andere gemeentelijke regels. Ook weet ze niet goed hoe ze moet wassen en hoe vaak ze nou eigenlijk moet stofzuigen. Voor Yvette kan deze training net dat steuntje in de rug geven om de stap te wagen.
Aanpak De training woonvaardigheden is bedoeld voor jongeren die nog niet voldoende in staat zijn zelfstandig te wonen en niet goed weten hoe zij gebruik kunnen maken van huisvestingsvoorzieningen. Met gesprekken, rollenspelen, gastsprekers en het uitvoeren van praktijkopdrachten oefenen de jongeren. De vaardigheden, die nodig zijn om een bij hun mogelijkheden passende woonsituatie te verwerven en te behouden. In de training komen aan de orde: - Algemene vaardigheden (inschrijven woningbouw verenigingen, lezen huurcontracten, begrijpen plattegronden e.d.); - Vaardigheden in huis (omgaan met huishoudelijke apparaten, kunnen verrichten van schoonmaakwerkzaamheden, om kunnen gaan met thermostaat, stoppenkast e.d.); - Vaardigheden m.b.t. contacten in en rondom het huis (hoe wil je iemand iets vragen, hoe ga je met medebewoners en buren om e.d.); - Vaardigheden inkoop (wat heb je echt nodig, wat is je budget, hoe maak je een boodschappenlijst e.d.).
Resultaat • • • •
De jongere is in staat om een huishouden te runnen; De jongere is in staat zijn huisvesting te behouden; De jongere is zich bewust van zijn eigen mogelijkheden en beperkingen op woongebied en is in staat om de eigen problemen, zo nodig met behulp van anderen, op te lossen; De jongere heeft zicht op het eigen (woon) netwerk.
Realisatie De training Woonvaardigheden bestaat uit vijf wekelijkse sessies van twee uur.
2.18
2.19
p r e v e n t i e
Werknemersvaardigheden (16-23 jaar) Mike (21 jaar) is al een tijdje klaar met zijn opleiding VMBO Autotechniek en heeft al bij veel garages gewerkt. Alleen houdt hij het nergens echt lang vol. Naar eigen zeggen omdat die bazen ‘achterlijke eisen’ stellen. Hij heeft moeite met het omgaan met opdrachten en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Jammer, want hij vindt het werk wel heel leuk.
Aanpak De training werknemersvaardigheden is bedoeld voor jongeren, die nog niet in staat zijn werk te verwerven dan wel te behouden. De training is bedoeld voor jongeren, die moeite hebben met het omgaan met autoriteit, het nemen van eigen verantwoordelijkheden, het nakomen van afspraken en verplichtingen, het omgaan met collega’s. Met gesprekken, rollenspelen, gastsprekers en het uitvoeren van praktijkopdrachten worden diverse werknemersvaardigheden geoefend. Er wordt gebruik gemaakt van voor jongeren aansprekende kennisverwervende middelen zoals het internet, video, foto’s en voorbeeldbrieven. In de training komende de volgende onderwerpen aan de orde: - Bewustwording van noodzakelijke werkattitude (op tijd komen, aan afspraken houden etc.); - Persoonlijk functioneren in werksituaties (gedrag, houding en uiterlijk); - Oefenen van algemene werknemersvaardigheden (feedback geven en ontvangen, overleggen etc.); - Rechten en plichten van de werknemer - Arbozaken als ziekmelden, discriminatie, pesten op de werkvloer etc.
Resultaat • De jongere weet zich te handhaven in een stage en/of werksituatie.
Realisatie De training Werknemersvaardigheden bestaat uit zes wekelijkse sessies van twee uur.
2.20
2.21
p r e v e n t i e
Basisvaardigheden Financiën (16-23 jaar) Bas (22) en Daniëlle (20) wonen sinds kort samen. Ze hebben allebei een baantje. Bas werkt naast zijn studie bij de Albert Hein en Daniëlle werkt fulltime als secretaresse bij een bank. Ze hebben hiervoor nooit op zichzelf gewoond en schrikken van hun maandelijkse uitgaven. Ze houden altijd een stuk maand over. Ze hebben geen idee hoeveel ze maandelijks uitgeven aan boodschappen, elektriciteit, verzekeringen en huur. Meer inzicht in de uitgaven en inkomsten kan hen helpen bij het nemen van betere beslissingen op financieel gebied.
Aanpak Deze training richt zich op jongeren met vaardigheidstekorten in het budgetteren en het beheren van hun financiële huishouding. De jongere leert diverse financiële vaardigheden, die hij nodig heeft om zelfstandig te kunnen functioneren. Er wordt gewerkt met een kasboek en een werkmap. In de training komen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: - Budgetteren (w.o. maken van begrotingen, leren werken met een kasboek, betalen van rekeningen); - Voorkomen en aanpakken van schulden; - Omgaan met instanties, financiële regelingen; - Noodzakelijke verzekeringen; - Invullen van formulieren (belastingen e.d.).
Resultaat • De jongere heeft zich de basisvaardigheden financiën eigen gemaakt.
Realisatie De training Basisvaardigheden Financiën bestaat uit vijf wekelijkse bijeenkomsten van twee uur.
2.22
2.23
p r e v e n t i e
Leerwerkprojecten (12-23 jaar) Sandra is een meisje van 17 jaar. Ze heeft haar VMBO diploma gehaald, maar weet niet wat ze nu moet gaan doen. Ze vindt het leuk om mensen te helpen en is dienstverlenend ingesteld. Sinds kort loopt ze een paar dagen mee in de keuken van het leerwerktraject horeca en zo ontdekt zij dat het klaarmaken van lunches een leuke bezigheid is. Op deze manier komt ze in contact met mensen. Haar zelfvertrouwen groeit nu zij in een team werkt en complimenten krijgt als ze lekkere broodjes maakt. Via het leerwerkstageboekje werkt Sandra haar lijst van vaardigheden af en wordt zo steeds bekwamer. Na een paar maanden is ze klaar om in te stromen op het ROC of te starten als assistent-kok in een echt bedrijf.
Doelgroep Jongeren van 16 – 23 jaar zonder dagbesteding, die door een combinatie van factoren belemmerd worden in het vinden en vasthouden van werk of scholing. De training is geschikt voor jongeren die enigszins zelfstandig zijn (ze moeten met instructie van een werkmeester redelijk zelfstandig kunnen functioneren) en de jongeren moeten betrouwbaar zijn in hun gedrag (en dus geen drugs gebruiken).
Aanpak Leerwerkprojecten hebben een gefaseerde opbouw. Afhankelijk van de individuele situatie van een jongere start hij/zij in fase 1 of 2. Fase 1 bestaat uit interne leerwerktrajecten, waarin jongeren door een werkmeester in een veilige omgeving worden getraind in dagstructuur en basisvaardigheden, die nodig zijn om te kunnen functioneren in een werksituatie. Jongeren kunnen deelnemen aan leerwerkprojecten die gericht zijn op: - Horeca, catering, kantine; - Hovenierswerkzaamheden; - Kleinmetaal, werktuigbouw, fietsenreparatie; - Technische/facilitaire diensten (klussendienst, bouwen, renoveren); - Schilderen van binnen en buiten werk, renovatie en onderhoud; - Administratie. Fase 2 bestaat uit externe leerwerkprojecten waarbij het accent ligt op het in de praktijk oefenen van werknemers- en vaktechnische vaardigheden. De jongere beheerst de basiswerknemersvaardigheden en krijgt hier de kans om zich te oriënteren op het beroepsveld en gericht te werken aan toeleiding naar werk of studie. Er wordt in deze fase actief bemiddeld tussen lokale ondernemers, onderwijsinstellingen of gezocht naar passende stageplekken.
Resultaat
Kern van de hulp Jongeren oriënteren zich op hun mogelijkheden en interesses op werkgebied. Zij bekwamen zich in vaardigheden die nodig zijn om de gekozen richting in te zetten. Deze vaardigheden zijn van voorbereidende en vaktechnische aard. Door het hebben van een dagbesteding komt er weer structuur in het leven van de jongere.
Resultaten oriënterend deel: • De jongere heeft basisvaardigheden aangeleerd, die nodig zijn om zich in een werksituatie te handhaven (op tijd komen, volhouden bij tegenslag, instructies kunnen aannemen, met autoriteit kunnen omgaan); • De jongere heeft zicht op zijn persoonlijke kwaliteiten, ambities en interesses; • De jongere beschikt over vaktechnische en werknemersvaardigheden; • De jongere is toegeleid naar (bij zijn/haar mogelijkheden) passend werk/ beroepsopleiding of heeft daar perspectief op.
Realisatie De leerwerktrajecten worden aangeboden in periodes van zes weken. De jongere kan opeenvolgend aan verschillende leerwerktrajecten deelnemen. Gemiddeld werken jongeren 6 dagdelen per week in een leerwerktraject. 2.24
2.25
p r e v e n t i e
Hulp aan leerkrachten
p r e v e n t i e
Omgaan met moeilijk gedrag (individuele coaching leerkracht) U ervaart agressie in uw klas. Uit ervaring kunt u goed inschatten hoe u op bepaalde situaties moet reageren, maar toch gebeurt het wel eens dat uw aanpak averechts werkt en de situatie escaleert. U vraagt zich af hoe u het beste kunt omgaan met gedragsproblemen om daarmee te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt.
Kern van de hulp U wordt begeleid door een persoonlijke coach, die u praktische handvatten aanreikt om met conflict en agressie in uw klas om te gaan. Het doel is dat u in de toekomst beter kunt inspelen om (dreigende) escalerende situaties voortkomend uit agressief gedrag. Daarnaast ondersteunen we u bij het verbeteren van de interactie met kinderen met gedragsproblemen.
Aanpak De coach observeert u in de klas en bekijkt uw reacties op diverse situaties en uw interactie met de klas. Op basis hiervan wordt een analyse van de probleemsituatie gemaakt en met u besproken. Daarna oefent u met diverse vaardigheden en andere manieren van aanpak. Uw bevindingen bespreekt u daarna weer met de coach.
Resultaat • U heeft de vaardigheid en het zelfvertrouwen om conflictsituaties te laten de-escaleren; • U heeft de vaardigheid om de eigen reacties op agressie te hanteren; • U heeft een positiever contact met de leerling; • Versterking van uw communicatieve vaardigheden om stil te staan bij en recht te doen aan de beleving en waarneming van de crisissituatie door het kind; • De vaardigheid om een vertrouwensrelatie op te bouwen en het kind te ondersteunen en te stimuleren om nieuw gedrag te ontwikkelen; • Afname van het aantal incidenten; • Minder gebruik van time-out, straf of schorsing van leerlingen.
Realisatie 5 individuele bijeenkomsten.
3.2
3.3
p r e v e n t i e
Handelen bij incidenten en crisis (groepstraining voor leerkrachten) Meerdere leerkrachten uit uw team ervaren agressie en gedragsproblemen in hun klas. De vraag van deze leerkrachten is: hoe kunnen we deze gedragsproblemen het beste worden aangepakt? Hoe kan escalatie worden voorkomen?
Kern van de hulp Preventie en aanpak van incidenten in de klas. Het bevorderen van het zelfvertrouwen en de vaardigheden van leerkrachten om met incidenten en crisissituaties om te gaan. Het verbeteren van de interactie tussen de leerkracht en de kinderen met gedragsproblemen.
Aanpak Bij deze training wordt uitgegaan van het kader dat wordt geboden door het schoolbeleid en protocollen m.b.t. agressie en veiligheid. De eerste stappen bestaan uit het oefenen van algemene communicatievaardigheden. Er wordt ingegaan op theorieën over het ontstaan van crises, de do’s (spanning verlagend) en don’ts (spanning vergrotend) in het handelen bij incidenten en het gebruik van competentiegerichte technieken om crises op te lossen. Ook komt de persoonlijke strategie van de leerkracht in het omgaan met conflicten en het omgaan met de eigen reacties op agressie aan bod. Er wordt gewerkt met oefeningen en rollenspelen die de vaardigheden van de leerkracht versterken.
Resultaat • • • • • •
De leerkrachten hebben de vaardigheid en het zelfvertrouwen om conflictsituaties te laten de-escaleren; De leerkrachten zijn zich bewust van de eigen kwaliteiten en valkuilen in het omgaan met conflicten; De leerkrachten hebben de vaardigheid om de eigen reacties op agressie te hanteren; De leerkrachten hebben een positiever contact met de klas Afname van het aantal incidenten; Minder gebruik van time-out, straf of schorsing van leerlingen.
Realisatie 3 bijeenkomsten met het team van leerkrachten.
3.4
3.5
p r e v e n t i e
In contact met ouders (groepstraining leerkrachten) Leerkrachten hebben veel contact met ouders. Ouders worden steeds mondiger, wat vraagt om meer vaardigheid van de leerkrachten. De boodschap is niet altijd in overeenstemming met wat ouders willen horen. U wilt dat uw team op een goede manier met de ouders kan omgaan en zorgen dat het team hier vaardiger in wordt.
Kern van de hulp Door deze training vergroten leerkrachten hun kennis en vaardigheden om gesprekken te voeren met ouders met als doel de dialoog met ouders te verbeteren. Ook lastige onderwerpen als gedragsproblemen, schoolproblematiek en ontwikkelingsproblemen bij kinderen worden beter bespreekbaar.
Aanpak In deze training wordt uitgegaan van de vragen van (de individuele) leerkrachten. Eigen inbreng en discussiepunten zijn het uitgangspunt. De inhoud moet te maken hebben met: • Algemene theorie over communicatie; • Het oefenen van gespreksvaardigheden: gesprekken voorbereiden, contact leggen, leiding geven, luisteren, aansluiting vinden, doelgericht communiceren; • Het samenwerken met ouders vanuit een vraaggerichte en oplossingsgerichte visie; het opbouwen van een vertrouwensrelatie; • In gesprek gaan met ouders m.b.t. zorgen over hun kind; het in contact blijven bij onvrede en boosheid van ouders. Er wordt gewerkt met oefeningen en rollenspelen die de vaardigheden van de leerkrachten versterken.
Resultaat • • • • • •
De leerkrachten hebben een positiever contact met ouders; De leerkrachten weten met de ouder in gesprek te gaan over de opvoeding; De aanpak van leerkrachten en ouders zijn beter op elkaar afgestemd De leerkrachten kunnen een “”slecht nieuws”” of motiverend gesprek met de ouder voeren; De leerkrachten weten op een positieve manier grenzen te stellen; Afname van het aantal incidenten met kinderen en ouders.
Realisatie 3 bijeenkomsten met het team van leerkrachten.
3.6
3.7
p r e v e n t i e
Advies en consult (speciaal voor voortgezet onderwijs) Lisa is veertien jaar en zit sinds de zomervakantie op het vmbo. Volgens de overdracht van de basisschool is Lisa een stil, kwetsbaar en teruggetrokken meisje. Maar of en toe kan zij onverklaarbare driftbuien hebben. Lisa is ingebracht in het zorgoverleg van school, omdat haar gedrag de mentor zorgen baart. Ze legt moeilijk contact en het lukt haar niet om vrienden te maken. Laatst heeft zij ruzie gehad met een klasgenoot, waarbij de plukken haar in het rond vlogen. Zij was daarna niet aanspreekbaar op haar gedrag. Het valt een andere leerkracht op dat Lisa na schooltijd lang in de omgeving van school blijft hangen.
Kern van de hulp Individuele gesprekken waarbij de vragen en problemen van de leerkracht of school centraal staan. De vragen en of problemen kunnen te maken hebben met alle leefgebieden waar de jongeren mee te maken hebben: school, werk, omgang met anderen, situatie thuis, etc.
Aanpak In een eerste gesprek wordt de vraag verhelderd en wordt een plan van aanpak besproken. Het aantal gesprekken wordt in overleg vastgesteld en kan variëren van een tot meerdere contacten. Gesprekken kunnen plaatsvinden op elke gewenste locatie.
Resultaat De leerkracht of school heeft zicht op de achterliggende oorzaken van de (hulp)vraag. De leerkracht kan zelfstandig verder met het oplossen van de (hulp)vraag of weet welke vervolghulp ingezet kan worden. Hij weet waar deze vervolghulp uit bestaat en weet waar hij voor een vervolgtraject terecht kan.
Realisatie Een of meerder gesprekken. Eventueel gevolgd door een vervolgadvies.
Twee keer heeft hij gezien dat ze door jongens in een dure sportauto werd opgehaald. Een andere leerkracht meldt dat Lisa erg uitdagend gedrag naar hem vertoonde, terwijl zij over het algemeen juist erg verlegen is. Het team is bezorgd over Lisa, gaat zij na schooltijd met de goede jongens om, zijn er signalen die zij over het hoofd zien? Hoe komen ze met de ouders in gesprek en kunnen zij de zorgen met de ouders delen?
3.8
3.9
p r e v e n t i e
Informatie/themabijeenkomsten Op school wordt gesignaleerd dat het alcoholgebruik van jongeren sterk is toegenomen. Dit is de reden dat op de schoolfeesten van de laagste klassen geen alcohol geschonken wordt. Ouders zijn het hier erg mee eens. Het komt echter voor dat jongeren, voordat zij naar het feest, gaan ‘voordrinken’. Laatst liep de situatie zo uit de hand dat een jongen met spoed naar het ziekenhuis moest, omdat een alcoholvergiftiging dreigde. Op school leeft het vermoeden dat ook de jongeren uit de laagste klassen thuis en in het weekend redelijk veel drinken. De school wil de ouders graag helpen dit onderwerp bespreekbaar te maken. Zij vraagt Cardea de avonden voor de ouders en jongeren te organiseren.
Kern van de hulp Het organiseren van informatie of themabijeenkomsten over diverse onderwerpen, die te maken hebben met (de leefwereld van) de jongere en hun ouders. Onderwerpen die aan de orde kunnen komen zijn talrijk, voorbeelden zijn: Voor ouders: communicatie, onderhandelen, conflicten oplossen, grenzen stellen. Voor jongeren: vragen op de verschillende levensgebieden zoals: sociale contacten, seksualiteit, drugs en drank, het aangeven van grenzen, zelfvertrouwen, agressie etc.
Aanpak In een eerste gesprek wordt de vraag verhelderd en wordt een plan van aanpak besproken. Afhankelijk van de vraag kunnen een of meerdere thema-avonden, informatie-avonden, scholingen of oudercursussen verzorgd worden. Eventueel wordt het aanbod verzorgd in samenwerking met een van de samenwerkingspartners van Cardea.
Resultaat Door een passend aanbod is de vraag beantwoord. De aanvrager kan zelfstandig verder met het oplossen van het vraagstuk of weet welke vervolgstappen er gezet kunnen worden. De aanvrager weet waar hij terecht kan voor een eventueel vervolg.
Realisatie Een of meerdere bijeenkomsten voor verschillende doelgroepen.
3.10
3.11
p r e v e n t i e
Hulp aan ouders
p r e v e n t i e
Kortdurende gezinsbegeleiding (focus op gezinsondersteuning in combinatie met begeleiding op school) Natasja en Remco hebben drie kinderen: Jeffrey van 9 jaar, Yoeri van 7 jaar en Femke van 2,5 jaar oud. Yoeri heeft veel moeite gehad met de komst van Femke. Hij was altijd de jongste en kreeg veel aandacht. Nu moet hij de aandacht van zijn ouders delen. Dit uit zich thuis in ondraaglijk gedrag, waarmee hij de (negatieve) aandacht naar zich toetrekt. De leraar op school herkent hetzelfde gedrag: door onacceptabel gedrag krijgt hij aandacht van
Kern van de hulp Kortdurende gezinsbegeleiding is bedoeld voor ouders van kinderen met gedragsproblemen op school en thuis. De ouders zelf ervaren een tekort in hun vaardigheden om met dit gedrag om te gaan. Zij krijgen hulp bij het oplossen van opvoed- en opgroeiproblemen. Er vindt veel afstemming plaats tussen de opvoeding thuis en school. Het doel van deze training is: • Het versterken van de zelfsturing van het gezin; • Het ontwikkelen van opvoedingsvaardigheden; • Het ontwikkelen van een ”schoolondersteunende” aanpak door de ouders; • Het verminderen van problemen op school.
Aanpak De Kortdurende gezinsbegeleiding is ”op maat”. Er wordt gericht gewerkt aan het vergroten van de opvoedingscompetenties van de ouders, het omgaan met lastig gedrag en het verbeteren van de interactie tussen ouders en kinderen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de samenhang tussen de opvoeding thuis en op school en de afstemming tussen u en de ouders in de dagelijkse omgang met het kind. Startpunt zijn de hulpvragen van de ouders en van u. Gezamenlijk wordt een plan voor de begeleiding van het kind op school opgesteld. Met de ouders wordt een plan voor de gezinsbegeleiding opgesteld. Ouders en kinderen oefenen nieuw gedrag onder begeleiding thuis, op het schoolplein en in de klas. Thema’s zijn: communicatie, leiding geven, het verbeteren van het schoolgaan van het kind b.v. het op tijd naar bed gaan en opstaan, het maken van huiswerk. Ouders worden gecoacht in hun afstemming met u. De resultaten m.b.t. het gedrag van het kind op school worden gezamenlijk geëvalueerd.
Resultaat • Het specifieke probleemgedrag is teruggebracht naar een hanteerbaar niveau voor kind, ouders en school; • Een verbetering van de afstemming en samenwerking tussen school en ouders. de leraar. Natasja voelt zich onmachtig om goed op te treden tegen dit gedrag. Remco is veel van huis en kan weinig zorg uit handen nemen. Yoeri krijgt op dit moment alleen maar negatieve aandacht, terwijl Natasja aanvoelt dat hij eigenlijk schreeuwt om haar liefde. Ze weet niet hoe ze deze spiraal moet doorbreken.
4.2
Realisatie De gemiddelde duur van de ondersteuning is 5 bijeenkomsten, met de mogelijkheid om de hulp met 1 x 5 bijeenkomsten te verlengen.
4.3
p r e v e n t i e
Oudertraining Triple P David (7 jaar) is opstandig, heeft moeite met het aannemen van opdrachten en is snel afgeleid. In de klas heeft u inmiddels een ‘formule’ gevonden om met dit gedrag om te gaan. U merkt – tijdens oudergesprekken – dat dit thuis niet het geval is. Zijn moeder heeft thuis grote moeite met hem en David heeft geen respect voor haar. Ze vindt het vreselijk, maar weet niet hoe ze dit kan veranderen.
Kern van de hulp Triple P is een intensieve groepstraining en opvoedingsondersteuning voor ouders van kinderen met ernstige gedragsproblemen. De ouders ervaren zelf een tekort in hun vaardigheden om met dit gedrag om te gaan. Het doel van de training is het bevorderen van het zelfvertrouwen en de tevredenheid van de ouders over de opvoeding. Het uiteindelijke doel is dat ouders beter kunnen omgaan met het gedrag van hun kind.
Aanpak Ouders krijgen opvoedingsstrategieën aangereikt waarmee ze de ontwikkeling van hun kind op een positieve manier kunnen beïnvloeden. Ze leren gebruik te maken van de dagelijkse communicatie in het gezin om het kind emotioneel te ondersteunen en hun sociale competentie en probleemoplossend vermogen te stimuleren. Er wordt gewerkt vanuit vijf basisprincipes: • Kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden; • Kinderen laten leren door positieve ondersteuning; • Een aansprekende discipline hanteren; • Realistische verwachtingen hebben van het kind; • Als ouders goed voor jezelf zorg. In de wekelijkse bijeenkomsten in groepsverband komen de oorzaken van gedragsproblemen aan de orde en leren ouders vaardigheden in het omgaan met gedragsproblemen. Daarna gaan de ouders met behulp van een werkboek en telefonisch consult in de eigen opvoedsituatie aan de slag met het toepassen van de vaardigheden. De training wordt afgesloten met een groepsbijeenkomst.
Resultaat • • • • • •
Ouders beschikken over opvoedingsvaardigheden gericht op het omgaan met de gedragsproblemen van hun kind; Ouders zijn in staat om gewenst gedrag van hun kind te bevorderen; Gedragsproblemen nemen in hevigheid af; De communicatie tussen de ouders onderling over opvoedkwesties is verbeterd; De communicatie tussen kind en ouders is verbeterd; Opvoedingsstress is afgenomen.
Realisatie Voor 8 tot 12 deelnemende ouders. De training bestaat uit 5 groepssessies van 2 uur en individuele consulten. Scholen kunnen een individuele ouder of ouderpaar aanmelden voor de training, maar de training ook voor een groep ouders inkopen.
4.4
4.5
p r e v e n t i e
Oudertraining Triple P voor Tieners (12-16 jaar) Robbert (48 jaar) heeft veel strijd met zijn zoon. Martijn van 13 jaar liegt veel en Robbert kan weinig positiefs meer in hem zien. Hij vindt het moeilijk om aan te sluiten bij de interesses van Martijn. De Triple P training heeft Robbert geholpen het volgende te bereiken: hij krijgt les van zijn zoon op de computer. Op deze manier brengen ze wekelijks tijd met elkaar door op een positieve manier. Daarnaast heeft hij in de training handvaten gekregen om direct, concreet en duidelijk zijn zoon aan te spreken en lukt het hem om samen met zijn zoon problemen op te lossen. Robbert zegt dat de sfeer in huis hierdoor sterk verbeterd is en er veel minder conflicten zijn.
Doelgroep Ouders van kinderen van 12-16 jaar met gedrags- en opvoedproblemen. De jongere heeft (meerdere) gedragsproblemen in één of een variatie van settings (thuis, school, clubs, vrienden) en ouders willen hun opvoedvaardigheden vergroten.
Aanpak De groepstraining aan ouders wordt uitgevoerd volgens de Triple P methodiek. Door het geven van informatie en het oefenen van praktische vaardigheden door middel van rollenspel, gedragsoefeningen etc. worden ouders nieuwe opvoedvaardigheden aangeleerd. De eerste vier bijeenkomsten vinden wekelijks en in groepsverband plaats en hebben de volgende onderwerpen: - Positief opvoeden: uitgangspunten, oorzaken van gedragsproblemen, bijhouden van het gedrag van hun kind; - Stimuleren van de ontwikkeling van het kind: ontwikkelen van positieve relaties met jongeren, aanmoedigen van gewenst gedrag; - Omgaan met gedragsproblemen: zoals heldere regels stellen, negeren van ongewenst gedrag; - Vooruit plannen: hoe te handelen in risicovolle situaties (bijvoorbeeld uitgaan, vrienden, alcohol en drugs, etc.). Vervolgens gaan de ouders met behulp van een werkboek thuis, in hun eigen opvoedsituatie, verder aan de slag met het toepassen van de vaardigheden. In de daarop volgende drie weken vindt er per week een individueel telefonisch consult van 15 à 30 minuten plaats. In dat telefonische gesprek worden de ervaringen doorgesproken en is er gelegenheid om vragen te stellen. De training wordt afgesloten met een gezamenlijke groepsbijeenkomst. In deze bijeenkomst wordt teruggeblikt op het gevolgde traject, worden adviezen gegeven bij eventuele problemen, die ouders ervaren in het volhouden van een bepaalde aanpak en krijgen zij positieve feedback en aanmoediging om door te gaan.
Resultaat
Kern van de hulp Als groepstraining voor ouders gebruikt Cardea de methodiek van Triple P. Cardea biedt Triple P niveau 4 samen met GGZ Rivierduinen Kinderen en Jeugd aan. Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma, een van herkomst Australisch programma voor opvoedingsondersteuning aan ouders. Het is een laagdrempelig en integraal programma met als doel het voorkomen van emotionele- en gedragsproblemen bij jongeren door het versterken van kennis, vaardigheden en zelfvertrouwen van ouders.
4.6
• • • •
ouders beschikken over opvoedingsvaardigheden gericht op het omgaan met gedrags- en emotionele problemen; ouders zijn in staat gewenst gedrag van hun kind te bevorderen; de communicatie over opvoedingskwesties tussen ouders onderling en tussen ouders en de jongere is verbeterd; de opvoedingsstress bij ouders is verminderd.
Realisatie Triple P bestaat uit vijf groepsbijeenkomsten van twee en half uur. Daarna volgt nog drie weken telefonische ondersteuning en een terugkombijeenkomst.
4.7
p r e v e n t i e
kosten
p r e v e n t i e
Financiering Cardea heeft vanuit de gemeente een budget toegewezen gekregen voor de inzet van preventie. Als de inzet van ons aanbod ‘toetreding tot de jeugdzorg’ voorkomt, wordt het aanbod vanuit dit gemeentelijk budget gefinancierd. Daarnaast kunt u ook aanbod bij ons inkopen. Bijvoorbeeld als u graag voor een periode extra ondersteuning wenst van uw leerkrachten. In dat geval maken wij een offerte die aansluit bij uw vraag. Dit kan worden bekostigd uit uw budget voor ‘zorgaanvullende programma’s’. Het preventie aanbod heeft een vaste prijs van € 65,- per uur. Is structurele inzet van Cardea gewenst gedurende het hele schooljaar? Dan gelden andere prijzen: • 1 uur inzet per week, gedurende 40 weken (een schooljaar) kost € 2.500,-; • 2 uur inzet per week, gedurende 40 weken (een schooljaar) kost € 5.000,-; • etc. Als de situatie erom vraagt, kunnen deze uren ook intensiever (meer uren per week, in een kortere periode) worden ingezet. Dit gebeurt in overleg met de projectleider Preventie. Voor de trainingen geldt een vast tarief: • Bij inzet van 1 trainer (max. 7 kinderen) bedragen de kosten € 5.000,-; • Bij inzet van 2 trainers (max. 12 kinderen) bedragen de kosten € 7.500,-.
5.2
aanmeldroute
Aanmeldroute Bent u geïnteresseerd in één van onze producten en wilt u zich aanmelden? Hieronder staat de aanmeldroute in stappen omschreven.
1
2
3
4 5
1. Neem telefonisch contact op met de Cliëntenservice van Cardea via telefoonnummer 071 - 579 50 50. U kunt ook een mail sturen naar clië
[email protected] 2. De cliëntenservice noteert uw gegevens en stuurt u een aanmeldings formulier toe. Uw gegevens worden in ons Care4 registratiesysteem gezet. 3. U vult het aanmeldingsformulier in en stuurt deze terug naar de projectleider Preventie. Deze gegevens staan op het formulier. De projectleider beoordeelt samen met de orthopedagoog uw aanmelding. 4. Na beoordeling van uw aanmelding volgt een intakegesprek met de projectleider. Hierin komen jullie tot een duidelijke vraag waaraan gewerkt kan worden. 5. De projectleider bekijkt welke preventiemedewerker goed ‘matched’ met uw organisatie en de hulpvraag. 6. Deze medewerker neemt contact op met u. De hulp start in overleg met u zo snel mogelijk. Voor vragen over ons preventie aanbod of over de aanmeldroute kunt u telefonisch contact opnemen met de projectleider Preventie via telefoonnummer 071 - 579 50 50.
6 6.2