Overzicht en definitie van indicatoren voor COPD in de huisartsenzorg
Versie 1.3
3 oktober 2012
Pagina 1 van 22
Overzicht en definitie van indicatoren voor COPD in de huisartsenzorg
Versie 1.3
TR. van Althuis, M. Bouma, EHC. Bastiaanssen NHG
Pagina 2 van 22
Inhoudsopgave Wijzigingen in versie 1.1 ........................................................................................................... 4 Wijzigingen in versie 1.2 ........................................................................................................... 4 Wijzigingen in versie 1.3 ........................................................................................................... 4 Inleiding ..................................................................................................................................... 5 Leeswijzer .............................................................................................................................. 5 Achtergrond ............................................................................................................................ 6 Werkwijze .............................................................................................................................. 6 Indicatoren, waarde en beperkingen ....................................................................................... 7 Beheer..................................................................................................................................... 8 Beschrijving van indicatoren COPD .......................................................................................... 9 Literatuur .................................................................................................................................. 12 Bijlage 1, Beschrijving van benodigde data per indicator ....................................................... 13 Bijlage 2, Rapportages ............................................................................................................. 16 Bijlage 3, Registratie aanwijzing voor de huisarts ................................................................... 17 Bijlage 4, Specificaties voor export gegevens mbt indicatoren ............................................... 19 Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1 ............................................................ 19 Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2 ............................................................ 20
Pagina 3 van 22
Wijzigingen in versie 1.1
Bijlage 4: registratie instructie toegevoegd Bijlage 5: uitspoelformaat, verwijst naar generieke tekst
Wijzigingen in versie 1.2
Unieke identificatie nummers toegevoegd uit tabel diagnostische bepalingen Indicator 4, % patiënten waarvan rookgedrag bekend is, kende twee varianten in de specificaties voor de berekening. Dit is nu beperkt tot één uniforme berekening. Indicator 4: in de formule ‘en’ vervangen door ‘of’ Bepaalde tekst en opmerkingen verwijderd die niet meer relevant of actueel waren.
Wijzigingen in versie 1.3 3 oktober 2012
Generiek en vanaf indicator 1: de populatie waar deze indicatoren betrekking op hebben is beperkt tot ingeschreven patiënten met een leeftijd < 80 jaar Indicator 2: gewijzigd zodat het selectiecriterium hoofdbehandelaar nu is: huisarts is 12 maanden of meer de hoofdbehandelaar. Dit selectiecriterium werkt door in navolgende indicatoren. ind 12, registratie lichaamsbeweging: hierin de nieuwe diagnostische bepaling 3239, NNGB AQ toegevoegd Nieuwe indicator toegevoegd, nummer 13: % patiënten met de diagnose COPD waarbij de ernst van de aandoening volgens de GOLD-classificatie is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar (2209, COER RQ) Nieuwe indicator toegevoegd, nummer 14: % patiënten met de diagnose COPD waarbij zich in de afgelopen 12 maanden 2 of meer (nieuwe) exacerbaties hebben voorgedaan (3014, COEX RQ)
Pagina 4 van 22
Inleiding Dit document beschrijft de indicatoren voor COPD in de huisartsenzorg zoals vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Landelijke Huisartsen Vereniging op 29 mei 2008. NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met COPD voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor rapportage aan derden over de zorg in de huisartsenpraktijk. Leeswijzer
Achtereenvolgens komen kort aan de orde de achtergrond voor het samenstellen van deze indicatorenset en de gevolgde werkwijze. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde en beperkingen van indicatoren. Hierna wordt het verdere beheer van de set indicatoren aangestipt. Het document besluit met het overzicht van de indicatoren voor COPD in de huisartsenzorg. Het overzicht geeft een beschrijving van de indicatoren, geeft het type indicator aan en duidt per indicator aan uit welke bron deze indicator afkomstig is dan wel overeenkomt met indicatoren zoals voorkomen in deze bronnen. In een aantal bijlagen vindt u de volgende informatie. Bijlage 1 Beschrijving van benodigde data per indicator Bijlage 2 Rapportages Bijlage 3 Registratie aanwijzing voor de huisarts Bijlage 4 Specificatie uitspoelformaat
Pagina 5 van 22
Achtergrond
Deze set van indicatoren is een uitwerking van het Project Uniforme Rapportage. In dit project worden indicatoren die door verschillende partijen zijn ontwikkeld geharmoniseerd en nader geoperationaliseerd. Het gaat hierbij alleen om díe indicatoren waarvoor de gegevens om deze indicatoren samen te stellen afkomstig zijn uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) zoals de huisarts dat bijhoudt en beheert in een huisartsinformatiesysteem (HIS). De indicatoren waarvoor gegevens uit het EPD worden gebruikt hebben veelal betrekking op het medisch handelen of de kwaliteit daarvan. Naast deze indicatoren zijn er echter ook andere indicatoren die kwaliteiten beschrijven van de (huisartsen)zorg, zoals bij voorbeeld patiënttevredenheid en allerlei aspecten van de praktijkvoering. Deze indicatoren worden echter niet nader beschouwd in het kader van het project Uniforme Rapportage. Het project Uniforme Rapportage is een uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen, getekend in december 2005 door NHG, LHV, VWS en IGZ. Eén van de doelen van het Convenant is om te komen tot één landelijke set van indicatoren huisartsenzorg. Dit is met name van belang voor indicatoren waarvan de benodigde gegevens afkomstig zijn uit het EPD, aangezien er een reeks van afhankelijkheden is, voordat een huisarts dergelijke indicatoren kan samenstellen en rapporteren.
Werkwijze
Uit de volgende bronnen is door de NHG werkgroep Uniforme Rapportage een overzicht samengesteld van indicatoren die betrekking hebben op het medisch handelen bij COPD: - IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006 - Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004 - Indicatoren ontwikkeld door de WOK in opdracht van het NHG op basis van de NHG Standaard COPD, juli 2007 In een tweetal bijeenkomsten (november-december 2007) zijn de voorstellen doorgenomen met vertegenwoordigers van Gebruikersverenigingen en de CaHAG, leidend tot overeenstemming over de set van noodzakelijke indicatoren en hun precieze omschrijving. Waar noodzakelijk zijn de betreffende NHG Standaard als ook de bijbehorende NHG Praktijkwijzer geraadpleegd. Vervolgens is de lijst van indicatoren ter commentaar verstuurd naar diverse belanghebbende of geïnteresseerde partijen, waaronder CaHAG, Gebruikersverenigingen, VWS, IGZ, LHV, Nivel, WOK, ZN, NPCF en LVG. Binnengekomen commentaar is beoordeeld en waar mogelijk en relevant verwerkt. Tenslotte is de lijst van indicatoren ter definitieve vaststelling aangeboden aan het NHG management team.
Pagina 6 van 22
Indicatoren, waarde en beperkingen
Indicatoren zijn bedoeld als signalering om een toestand of verandering in beeld te brengen. Veelal wordt een beperkte selectie gemaakt uit alle denkbare en mogelijke meetbare aspecten van het proces of de situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Wanneer de uitslag van een indicator daar aanleiding toe geeft zal altijd nader onderzoek nodig zijn om onderliggende oorzaken van afwijkingen van het gemiddelde of van de norm te verhelderen. Kwaliteit van zorg is een abstract begrip. Men probeert daar grip op te krijgen door meetbare aspecten te benoemen die naar men aanneemt iets zeggen over “kwaliteit” en over “zorg”. Het gaat hierbij deels om procesindicatoren: wat is er gebeurd; en deels om zogenaamde uitkomstindicatoren: wat is het effect. Met name voor de uitkomstindicatoren gelden bij de interpretatie beperkingen. Ten eerste zal het bij bepaalde uitkomstindicatoren gaan om percentages die zijn berekend op kleine aantallen. Dat betekent dat de betrouwbaarheid van zo’n percentage betrekkelijk laag is 1. Ten tweede zijn er verschillen tussen de patiëntenpopulaties van praktijken die niet in de definitie van de indicatoren zijn verdisconteerd, de zogenaamde case mix. Het kan hierbij gaan om aspecten als de leeftijdsopbouw of de sociale samenstelling van de praktijkpopulatie. Om deze twee redenen valt het aan te bevelen om alle indicatoren te interpreteren met een zekere marge. Wat die marge precies moet zijn kan proefondervindelijk vastgesteld worden wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Ten derde wil het NHG opmerken dat er geen rechtstreeks causaal verband kan zijn tussen de uitkomst van een specifieke uitkomstindicator en het handelen van een huisarts of de kwaliteit van de huisartsenzorg in een huisartsenpraktijk. De uitkomst op een specifieke indicator is vrijwel altijd multifactorieel bepaald. Het is dus altijd zaak om per indicator of combinatie van indicatoren te bezien wat er aan de hand is en te bepalen of en hoe de huisarts of de huisartsenpraktijk een bijdrage kan leveren om verbetering te realiseren. Een vierde factor die van belang is bij de interpretatie van indicatoren heeft betrekking op registratieartefacten. Om deze indicatoren te kunnen samenstellen dienen eerst een aantal stappen doorlopen te worden: 1. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden aan praktijkmedewerkers om de onderliggende gegevens op een redelijk eenvoudige wijze te kunnen vastleggen; 2. praktijkmedewerkers dienen deze faciliteiten te gaan gebruiken (scholing en monitoring) 3. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden om uit het totaal aan patiëntengegevens de indicatoren samenstellen en te rapporteren, alsmede instrumenten om te controleren of de resultaten ook kloppen en waar nodig te corrigeren. Het valt te verwachten dat het enige tijd zal duren voordat een huisartsenpraktijk een hele cyclus van registratie en rapportage heeft kunnen doorlopen, waarin kinderziektes in systemen kunnen worden gecorrigeerd en medewerkers en systeem op elkaar ingespeeld raken.
1
Bij een noemer met 60 patiënten varieert, afhankelijk van de uitslag van de indicator, het 95% betrouwbaarheidsinterval van ruim 2 tot ruim 6 procentpunt.
Pagina 7 van 22
Beheer
Het NHG zal deze set van indicatoren beheren als uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen van december 2005. Verzoeken tot verduidelijking, wijziging of aanvulling kunt u richten aan het NHG.
Pagina 8 van 22
Beschrijving van indicatoren COPD Definities COPD: de diagnose COPD wordt gesteld bij patiënten ouder dan 40 jaar met klachten van dyspnoe en/of hoesten, al of niet met slijm opgeven, in combinatie met een relevante rookhistorie (> 20 jaar roken of > 15 pakjaren), én een FEV1/FVC-ratio na bronchusverwijding van < 0,7. Bij alle indicatoren gaat het om de vaste, bij de huisarts ingeschreven patiënten met een leeftijd onder de 80 jaar (< 80 jaar) en deelpopulaties daarbinnen. Bij onderstaande indicatoren (1-3) wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode. Indicator 2 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met COPD onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar) in de praktijkpopulatie. Indicator 3 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend COPD onder behandeling in de eerstelijn (huisarts is hoofdbehandelaar) dat 12 maanden of langer is ingeschreven. Dit is de deelpopulatie waarover in de daaropvolgende indicatoren wordt gerapporteerd.
Indicatoren over de gehele patiëntenpopulatie nr Omschrijving 1
% patiënten bekend met COPD (eerste en tweede lijn) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
type
bron
Opmerking
structuur NPA VWS IGZ
Pagina 9 van 22
2
% patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden of meer) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
structuur NPA
3
% patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden behandeld structuur (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden of meer) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
Bij indicatoren 4 t/m 12 is de noemer van de indicator gelijk aan “alle patiënten bekend COPD van wie de huisarts hoofdbehandelaar is voor 12 maanden of meer en die 12 maanden of meer zijn ingeschreven” (aantal patiënten zoals gedefinieerd in indicator 3), tenzij anders aangegeven (specifieke subgroep). De teller is gelijk aan het aantal patiënten dat voldoet aan één of meer criteria en verder vallende binnen de criteria van de noemer. nr Omschrijving
type
bron
proces
NPA IGZ
Opmerking
4
Roken % patiënten waarvan het rookgedrag bekend is
5
% patiënten die roken in de groep patiënten waarvan het rookgedrag bekend is uitkomst NPA
noemer voor volgende indicator
6
% patiënten met een advies om te stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep patiënten die roken
subgroep
proces
NPA
7
BMI % patiënten bij wie de Body Mass Index berekend is in de afgelopen 12 maanden
proces
8
Behandeling en monitoring % patiënten waarbij inhalatietechniek is gecontroleerd in de afgelopen 12 maanden
proces
NPA
proces
NPA IGZ
9
% patiënten waarbij een spirometrie (FEV1/FVC ratio post BD) gedaan is in de afgelopen 12 maanden
Pagina 10 van 22
nr Omschrijving 10 % patiënten die vaccinatie tegen influenza hebben gehad de voorafgaande 12 maanden
type proces
bron
11 % patiënten waarbij het functioneren van de patiënt volgens een gestructureerde methode is vastgelegd de afgelopen 12 maanden (volgens CCQ of RIQ-MON10 of MRC)
proces
NHGstandaard
12 % patiënten waarbij de mate van beweging is gecontroleerd in de voorafgaande 12 maanden
proces
NHGstandaard
13 % patiënten waarbij de ernst van de aandoening volgens de GOLDclassificatie is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
proces
14 % patiënten waarbij zich in de afgelopen 12 maanden 2 of meer (nieuwe) exacerbaties hebben voorgedaan
uitkomst
Opmerking
Pagina 11 van 22
Literatuur NHG Standaard COPD, juli 2007 NHG, Praktijkwijzer Astma en COPD, mei 2008 Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004 IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006 KPMG, Praktijkplan Eerstelijnszorg, maart 2005 Inview, Adapter ontwikkeling voor Huisarts Informatie Systemen (HIS), december 2006 WHO, Health Programme Evaluation, Guiding Principles, Geneva, 1981 WHO, Development of Indicators for Monitoring Progress, Geneva, 1981
Pagina 12 van 22
Bijlage 1, Beschrijving van benodigde data per indicator Definities COPD: de diagnose COPD wordt gesteld bij patiënten ouder dan 40 jaar met klachten van dyspnoe en/of hoesten, al of niet met slijm opgeven, in combinatie met een relevante rookhistorie (> 20 jaar roken of > 15 pakjaren), én een FEV1/FVC-ratio na bronchusverwijding van < 0,7. Bij alle indicatoren gaat het om de vaste, bij de huisarts ingeschreven patiënten met een leeftijd onder de 80 jaar (< 80 jaar) en deelpopulaties daarbinnen. Bij onderstaande indicatoren (1-3) wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode. Indicator 2 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met COPD onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar) in de praktijkpopulatie. Indicator 3 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend COPD onder behandeling in de eerstelijn (huisarts is hoofdbehandelaar) dat 12 maanden of langer is ingeschreven. Dit is de deelpopulatie waarover in de daaropvolgende indicatoren wordt gerapporteerd.
nr Omschrijving 1
% patiënten bekend met COPD (eerste en tweede lijn) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
Classificatie Code
Toelichting
ICPC
laatste waarde ooit
R95
Pagina 13 van 22
nr Omschrijving
Classificatie Code
Toelichting
2
% patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden ICPC behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 diagn. bep. maanden of meer) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
R95 en 2407, COHB RZ
2407, COHB RZ = 48, ‘huisarts’, laatste waarde ooit
3
% patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden ICPC behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 diagn. bep. maanden of meer) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
R95 en 2407, COHB RZ
2407, COHB RZ = 48, ‘huisarts’, laatste waarde ooit inschrijfdatum < (rapportagedatum – 1 jaar)
Bij volgende indicatoren wordt de selectie uit ‘3’ gebruikt, aangevuld met de gespecificeerde criteria
vast, bij de huisartsenpraktijk ingeschreven patiënten voor 12 maanden of meer huisarts hoofdbehandelaar voor 12 maanden of meer leeftijd > 40 jaar en < 80 jaar diagnose COPD
Roken 4
% patiënten waarvan het rookgedrag bekend is NB. Alleen voor ex-rokers en rokers moet jaarlijks de rookstatus worden geactualiseerd
diagn. bep.
1739, ROOK AQ
3, ”nooit”, laatste bepaling ooit of (4, ”voorheen” of 1, “ja”, laatste waarde in afgelopen 12 maanden)
5
% patiënten die roken in de groep patiënten waarvan het rookgedrag bekend is
diagn. bep.
1739, ROOK AQ
1, ‘ja’; laatste meting in afgelopen 12 maanden NB: subgroep
6
% patiënten met een advies om te stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep patiënten die roken
diagn. bep.
1739, ROOK AQ en 1814, ADMI AQ
1814, ADMI AQ, 1, ‘ja’, laatste meting in afgelopen 12 maanden NB: subgroep
Pagina 14 van 22
nr Omschrijving
Classificatie Code
Toelichting
diagn. bep.
1272, QUET AO
laatste meting in afgelopen 12 maanden
BMI 7
% patiënten bij wie de Body Mass Index berekend is in de afgelopen 12 maanden
Behandeling en monitoring 8
% patiënten waarbij inhalatietechniek is gecontroleerd in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep.
1608, ASIT RQ
laatste meting in afgelopen 12 maanden
9
% patiënten waarbij een spirometrie (FEV1/FVC ratio post BD) gedaan is in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep.
1866, FRNB RL MI
laatste meting in afgelopen 12 maanden
10 % patiënten die vaccinatie tegen influenza hebben gehad in de ICPC voorafgaande 12 maanden
R44
laatste meting in afgelopen 12 maanden
11 % patiënten waarbij de het functioneren van de patiënt volgens diagn. bep. een gestructureerde methode is vastgelegd de afgelopen 12 maanden (volgens CCQ of RIQ-MON10 of MRC)
2402, CCQT RQ of 1606, ASHS RQ of 2210, MRCD RQ
laatste meting in afgelopen 12 maanden
12 % patiënten waarbij de mate van beweging is gecontroleerd de diagn. bep. voorafgaande 12 maanden
1705, LIBW AQ of 3239, NNGB AQ
laatste meting in afgelopen 12 maanden
13 % patiënten waarbij de ernst van de aandoening volgens de GOLD-classificatie is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep.
2209, COER RQ
laatste meting in afgelopen 5 jaar
14 % patiënten waarbij zich in de afgelopen 12 maanden 2 of meer (nieuwe) exacerbaties hebben voorgedaan
diagn. bep.
3014, COEX RQ
3014, COEX RX: meting komt ≥ 2 voor in afgelopen 12 maanden
Pagina 15 van 22
Bijlage 2, Rapportages 1. Als overzicht van indicatoren met teller, noemer en percentage, op beeldscherm en als afdruk. Voorbeeld indicator % patiënten bekend met COPD % patiënten bekend met COPD onder behandeling bij huisarts % patiënten bekend met COPD, onder behandeling bij huisarts en > 12 maanden ingeschreven
teller 35 25 22
noemer percentage 2450 1,4 % 2450 1.0 % 2450 0,9 %
2. Als exportbestand: Voor geautomatiseerde export wordt gebruik gemaakt van het UitspoelFormaat (csv format), Ten behoeve van andere verslaglegging is het ook mogelijk de gegevens in een Excel bestand (xls) uit te voeren, met en zonder opmaak. 3. Voor de huisarts: Als lijst met patiëntnummer, patiëntnaam (achternaam), relevante ICPC codes en relevante diagn. bepalingen (ook ontbrekende gegevens) (evt. meerdere lijsten met 1 of meer relevante bepalingen of ontbrekende bepalingen) en bv. te sorteren; op beeldscherm en als afdruk. Voorbeeld patiënt A B C D
rookgedrag nooit ja
BMI uitslag, datum uitslag, datum
inhalatietechniek datum datum -
spiro < 12 m uitslag, datum uitslag, datum -
Pagina 16 van 22
Bijlage 3, Registratie aanwijzing voor de huisarts De rapportage faciliteit rond COPD levert getalsmatige informatie aan die door de zorggroep kan worden verwerkt tot statistische gegevens en ‘benchmarking’. Om de juiste resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat informatie correct is ingevoerd en dat de huisarts inzicht heeft in hóe deze rapportagemodule telt. De gemakkelijkste manier van invoeren is gebruik te maken van voorzieningen in het HIS zoals een protocollaire invoerhulp of gestandaardiseerd formulier. COPD patiënt Bij systemen met Episode Gewijze Registratie (EGR) maakt u een episodetitel aan met de ICPC-code R95 (Ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt begeleid). Het al of niet toekennen van de probleemstatus aan de episode maakt voor de tellingen niet uit. Gebruik deze code nog niet als u slechts de diagnose overweegt of bij chronisch hoesten zonder aangetoonde luchtwegobstructie. Zie voor diagnostische criteria de NHG Standaard COPD. M26 2e herziening (juli 2007). Wie is hoofdbehandelaar Vastleggen met diagnostische code (COHB RZ). Belangrijk gegeven; dit moet bij elke COPD patiënt ingevuld zijn. De volgende gegevens worden bepaald in een periode van 12 maanden voorafgaand aan de rapportage en dienen derhalve elk jaar (opnieuw) bepaald en vastgelegd te worden. Behalve als de patiënt nooit gerookt heeft, dan kunt u volstaan met het éénmalig vastleggen van de rookstatus. Ook het ‘stop met roken’ advies dient, indien de patiënt rookt, elk jaar weer gegeven en geregistreerd te worden. Rookgedrag, stopadvies: Vastleggen met diagnostische code (resp ROOK QA en ADMI AQ) met datum. BMI/Quetelet index: Vastleggen met diagnostische code (QUET AO) Spirometrie: De waarde waarop gestest wordt is de FEV1/FVC ratio post BD. Vastleggen met diagnostische code (FRNB RL MI). Deze dient dus geregistreerd te worden als onderdeel van de complete set spirometrie uitslagen. controle inhalatie techniek: Vastleggen met ASIT RQ [1]voldoende.......................... 17 [2]onvoldoende...................... 18 [3]onduidelijk ........................ 8 Laatste kolom geeft het unieke antwoordnummer dat moet worden vastgelegd U kunt de inhalatietechniek controleren aan de hand van een checklist inhalatorgebruik. Deze worden o.a. uitgegeven door het Nederlands Astma Fonds Controle van de mate van beweging: Vastleggen met NNGB AQ: lichaamsbeweging vlgs norm gezond bewegn met als antwoordmogelijkheden: Pagina 17 van 22
[1] voldoet aan norm nr 405 [2] minder dan norm nr 406 [3] inactief nr 407 [4] onduidelijk nr 8 Toelichting: De Nederlandse norm voor gezond bewegen (NNGB) houdt in voor volwassenen tenminste 30 minuten en voor kinderen en adolescenten tenminste een uur matig intensief bewegen (fietsen, stevig wandelen, tuinieren, etc) op tenminste 5 dagen per week. Iemand is inactief als op geen enkele dag van de week ten minste een half uur (volwassenen) of een uur (kinderen en adolescenten) matig intensief wordt bewogen. Influenzavaccinatie: Het is raadzaam om de influenza vaccinatie te coderen met ICPC code (datum) R44 of via de HIS-eigen registratie voorziening. Gold-classificatie: met enige regelmaat, maar in ieder geval per 5 jaar dient u de ernst van de COPD vast te leggen conform de Gold-classificatie. Nieuwe exacerbatie: indien zich en nieuwe exacerbatie voordoet dient u dit vast te leggen met een diagnostische bepaling. Onder een exacerbatie wordt verstaan een verergering van de klachten (dyspnoe, hoesten, sputum) waarvoor een orale corticosteroidkuur (al dan niet gecombineerd met antibiotica) wordt gegeven. Hierbij maakt het niet uit of deze exacerbatie wordt behandeld in de huisartsenpraktijk of bij voorbeeld in het ziekenhuis (opname). Voor het registreren van deze en ook andere informatie is in de meeste HIS’en een elektronisch formulier beschikbaar. Vragenlijsten: Het funtioneren van de patiënt wordt bij voorkeur gestructureerd vastgelegd. De mogelijkheden hiervoor zijn de vragenlijsten CCQ of RIQ-MON10 of MRC. De diagnostische bepalingen waarop getest wordt zijn CCQT RQ, ASHS RQ, MRCD RQ. Medicatie: Gegevens over geneesmiddelengebruik zijn voor deze indicatorset niet van belang.
Pagina 18 van 22
Bijlage 4, Specificaties voor export gegevens mbt indicatoren Voor de exportspecificaties wordt verwezen naar het document Generiek Uitspoelspecificaties voor indicatorsets. Deze bijlage beschrijft de technische uitwerking van het aanmaken van de vereiste exportbestanden ten behoeve van de COPD Indicatoren en welke specifieke aandachtspunten en afspraken er zijn rond de te verzamelen gegevens. Selecties De selectie van wélke patiënten er gegevens worden aangeleverd blijkt in de praktijk niet zodanig te definiëren dat deze in alle HIS'en en bij alle huisartsen altijd correcte resultaten oplevert. Dit wordt veroorzaakt door verschillen in registratiewijze (bijv. al dan niet vermelden op probleemlijst), in mogelijkheden van de huidige HIS’en (wel of niet episode georiënteerd werken) en in hoe de huisarts omgaat met het registreren van het vermoeden van COPD. Daarom is gekozen voor een selectieproces in drie stappen: 1. Een geautomatiseerd selectiemechanisme zoekt (breed) naar patiënten met COPD 2. Handmatige controle: de huisarts controleert de lijst en bepaalt of alle patiënten die in stap 1 gevonden zijn daadwerkelijk COPD patiënten zijn. In deze fase zijn bepaalde patiënten alsnog uit te sluiten. 3. De ingesloten patiënten worden voorzien van een episode / probleem COPD met ICPC codering Opmerkingen 1. Bij het aanmaken van de bestanden moet begin- en einddatum van de gewenste periode kunnen worden opgegeven. Omdat in deze set van indicatoren alle indicatoren direkt of indirekt zijn afgeleid van een periode van 12 maanden is het niet zinvol om een periode in te voeren die korter of langer is dan 12 maanden. (Dit in afwijking van andere indicatorsets waar dit wel voor sommige indicatoren zinvolle monitoringsinformatie kan opleveren). Voor het aanleveren van vergelijkbare gegevens tussen praktijken is het echter noodzakelijk om altijd een periode van 12 maanden te beschouwen. 2. Wanneer in het betreffende HIS het geven van een griepvaccinatie routinematig op een andere wijze is vastgelegd dan middels de hier gekozen ICPC R44, dan is het toegestaan om op basis van deze lokale werkwijze dit gegeven toch als ICPC R44 te exporteren. Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1
Tabel 1 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 2 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1
Pagina 19 van 22
Tabel 3A Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC code R95 op episode- of probleemlijst. Tabel 3B Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk én het criterium dat de huisarts hoofdbehandelaar is (2407, COHB RZ = 48) voor 12 maanden of meer. Tabel 4 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie. Tabel 5 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen. NB. Voor de diagnostische bepaling COEX RQ, 3014, geldt dat alle beschikbare waarden moeten worden geëxporteerd. Tabel 6 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Niet van toepassing Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2
Tabel 1 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
1 2 3 4 5 6A 6B 7
Veldnaam PraktijkNo DatSpoel StartDat EndDat Onderwerp VersieIndicatorMajor VersieIndicatorMinor VersieFormaat
Omschrijving AGB nummer van de praktijk Datum aanmaken van de exportbestanden - eejjmmdd Datum begin van de rapportage periode - eejjmmdd Datum einde van de rapportage periode - eejjmmdd COPD 1 hetgeen van toepassing is. Momenteel 2 of 3 hetgeen van toepassing is. Momenteel 2 (in versie 1 van het uitspoelformaat ontbreekt dit veld)
Pagina 20 van 22
Tabel 2 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
1 2
Veldnaam PraktijkNo HuisartsNo
2 3 4
PatNum GebJaar Geslacht
Omschrijving AGB nummer van de praktijk AGB nummer van de huisarts waarbij patiënt is ingeschreven HIS patiëntnummer Geboortejaar in 4 cijfers M of V
Tabel 3A Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC codes R95 op episode- of probleemlijst.
1 2 3 4
Veldnaam PraktijkNo PatNum DiagnType Behandelaar
Omschrijving AGB nummer van de praktijk HIS-Patientnummer ICPC code (op episode- of probleemlijst) resultaat van code 2407, COHB RZ uit tabel diagnotische bepalingen
Tabel 3B Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2 De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk én het criterium dat de huisarts hoofdbehandelaar is (2407, COHB RZ = 48) voor 12 maanden of meer.
1 2 3 4
Veldnaam PraktijkNo PatNum DiagnType Behandelaar
Omschrijving AGB nummer van de praktijk HIS-Patientnummer ICPC code (episode of probleemlijst) resultaat van code 2407, COHB RZ uit tabel diagnotische bepalingen = 48
Tabel 4 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2. Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie. Tabel 5 Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2 Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen. Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 NB. Voor de diagnostische bepaling COEX RQ, 3014, geldt dat alle beschikbare waarden moeten worden geëxporteerd. Pagina 21 van 22
Tabel 6 Niet van toepassing.
Pagina 22 van 22